WAT VIND JE OP DEZE BLOG?

.

Via onderstaande rubrieken vind je de weg naar meer dan 2600 artikelen.

In het zoekblokje (op deze pagina rechtsboven) een trefwoord ingeven, leidt ook vaak tot artikelen waar het betreffende woord in voorkomt.
Wanneer er meerdere koppen van artikelen worden getoond, is het raadzaam ieder artikel open te maken en onder aan het artikel bij de tag-woorden te kijken of het gezochte woord daar staat.
Wanneer het artikel is geopend, kan je Ctr + F klikken. Er verschijnt dan een zoekvenstertje waarin je het gezochte woord kan intikken. Als dit woord in het artikel aanwezig is, kleurt het op.
.

Ondanks regelmatige controle komt het voor dat bepaalde links niet werken. Waarschuw me s.v.p.     vspedagogie voeg toe apenstaartje gmail punt com
.

RUDOLF STEINER
alle artikelen
wat zegt hij over——
waar vind je Steiner over pedagogie(k) en vrijeschool–
een verkenning van zijn ‘Algemene menskunde’


AARDRIJKSKUNDE
alle artikelen

BESPREKING VAN KINDERBOEKEN
alle auteurs
alle boeken
leeftijden
over illustraties

BORDTEKENEN zie TEKENEN

DIERKUNDE
alle artikelen

GESCHIEDENIS
alle artikelen

GETUIGSCHRIFT
alle artikelen

GEZONDHEID – die van de leerkracht
Alle artikelen

GODSDIENST zie RELIGIE

GYMNASTIEK
alle artikelen

HANDVAARDIGHEIDSONDERWIJS
a
lle artikelen

HEEMKUNDE
alle artikelen

JAARFEESTEN
alle artikelen

KERSTSPELEN
Alle artikelen

KINDERBESPREKING
alle artikelen

KLASSEN alle artikelen:
peuters/kleutersklas 1; klas 2; klas 3; klas 4; klas 5; klas 6; klas 7; klas 8; klas 9: klas 10; klas 11; klas 12

LEERPLAN
alle artikelen

LEERPROBLEMEN
alle artikelen

LEZEN-SCHRIJVEN
alle artikelen

LINKS
Naar andere websites en blogs met vrijeschoolachtergronden; vakken; lesvoorbeelden enz

MEETKUNDE
alle artikelen

MENSKUNDE EN PEDAGOGIE
Alle artikelen

MINERALOGIE
alle artikelen

MUZIEK
Alle artikelen

NATUURKUNDE
alle artikelen

NEDERLANDSE TAAL
alle artikelen

NIET-NEDERLANDSE TALEN
alle artikelen

ONTWIKKELINGSFASEN
alle artikelen

OPSPATTEND GRIND
alle artikelen

OPVOEDINGSVRAGEN
alle artikelen

PLANTKUNDE
alle artikelen

REKENEN
alle artikelen

RELIGIE
Religieus onderwijs
vensteruur

REMEDIAL TEACHING
[1]  [2]

SCHEIKUNDE
kAlle artikelen

SCHRIJVEN – LEZEN
alle artikelen

SOCIALE DRIEGELEDING
alle artikelen
hierbij ook: vrijeschool en vrijheid van onderwijs

SPEL
alle artikelen

SPRAAK
spraakoefeningen
spraak/spreektherapie [1]    [2

STERRENKUNDE
Alle artikelen

TEKENEN
zwart/wit [2-1]
over arceren
[2-2]
over arceren met kleur; verschil met zwart/wit
voorbeelden
In klas 6
In klas 7
Bordtekenen [1]
Bordtekenen [2]

VERTELSTOF
alle artikelen

VOEDINGSLEER
7e klas: alle artikelen

VORMTEKENEN
alle artikelen

VRIJESCHOOL
Niet elders gerubriceerd: alle artikelen
Ahriman en/in het onderwijs;
Grafische vormgeving bij Steiner
Naamgeving en schrijfwijze vrijeschool;
Ochtendspreuk;
Organische architectuur;
uitgangspunten vrijeschool;
vrijeschool en antroposofie;
vrijheid van onderwijs;  

bewegen in de klas
In de vrijeschool Den Haag wordt op een bijzondere manier bewogen.

bewegen in de klas
L.L.. Oosterom over: beweging tussen persoon en wereld; kind leert bewegend de wereld kennen; sport

.
EN VERDER:

geschiedenis van het Nederlandse onderwijs, een kleine schets

karakteriseren i.p.v. definiëren

lichaamsoriëntatie

(school)gebouw
organische bouw [1]     [2-1]    [2-2]

In de trein
onderwijzer Wilkeshuis over een paar ‘vrijeschoolkinderen’ in de trein
.

VRIJESCHOOL in beeld: bordtekeningen; schilderingen, tekeningen, transparanten enz.
voor klas 1 t/m 7; jaarfeesten; jaartafels

Deze blog wordt/werd bekeken in:

Afghanistan; Albanië; Algerije; Amerikaans-Samoa; Andorra; Angola; Argentinië; Armenië; Aruba; Australië; Azerbeidzjan; Bahama’s; Bahrein; Bangladesh; Belarus; België; Benin; Bolivia; Bosnië en Herzegovina; Brazilië; Brunei; Bulgarije; Burkina Faso; Burundi; Cambodja; Canada; Caribisch Nederland; Chili; China, Congo Kinshasa; Costa Rica; Cuba; Curaçao; Cyprus; Denemarken; Dominicaanse Republiek; Duitsland; Ecuador; Egypte; Estland; Ethiopië; Europese Unie; Finland; Filipijnen; Frankrijk; Frans-Guyana; Gambia; Georgië; Gibraltar; Griekenland; Ghana; Guadeloupe; Guatemala; Guyana; Haïti; Honduras; Hongarije; Hongkong; Ierland; IJsland; India: Indonesië; Isle of Man; Israël; Italië; Ivoorkust; Jamaica; Japan; Jemen; Jordanië; Kaapverdië; Kameroen; Kazachstan; Kenia; Kirgizië; Koeweit; Kroatië; Laos; Letland; Libanon; Liberia;  Libië; Liechtenstein; Litouwen; Luxemburg; Macedonië; Madagaskar; Maldiven; Maleisië; Mali; Malta; Marokko; Martinique; Mauritius; Mexico; Moldavië; Monaco; Mongolië; Montenegro; Myanmar; Namibië; Nederland; Nepal; Nicaragua; Nieuw-Zeeland; Nigeria; Noorwegen; Oeganda; Oekraïne; Oman; Oostenrijk; Pakistan; Panama; Paraguay; Peru; Polen; Portugal; Puerto Rico; Qatar; Réunion; Roemenië; Rusland; Saoedi-Arabië; Senegal; Servië; Sierra Leone; Singapore; Sint-Maarten; Slovenië; Slowakije; Soedan; Somalië; Spanje; Sri Lanka; Suriname; Syrië; Taiwan; Tanzania; Thailand; Togo; Tsjechië; Trinidad en Tobago; Tunesië; Turkije; Uruguay; Vanuatu; Venezuela; Verenigde Arabische Emiraten; Verenigde Staten; Verenigd Koninkrijk; Vietnam; Zambia; Zuid-Afrika; Zuid-Korea; Zweden; Zwitserland’ (156)

..

VRIJESCHOOL – Lezen (12-8)

.

Bij de regelmatig terugkerende berichten dat het met het Nederlandse onderwijs niet goed gaat, was er een tijdje geleden één, speciaal over het slechte leesniveau.
Ook al betrof het hier een onderzoek onder 15-16jarigen, wat er van het bericht bleef hangen, was toch vooral dat ook het primair onderwijs het resultaat van het onderzoek zich aanrekende.

Op 17 april 2024 verscheen in het NOS-journaal de hoofdinspectrice van het onderwijs, die – vooral ook gebaseerd op het hier genoemde en van kanttekeningen voorziene onderzoek over het ‘slechte leesresultaat’ – haar mening gaf, ook met de opmerking dat ‘het niet overal slecht gaat’ en ‘dat we van elkaar kunnen leren’.

‘Van elkaar leren’: hier volgt een artikel met bepaalde gezichtspunten over:
hoe zinvol is voor het lezen ‘digitaal leren’.
.

Uit Trouw, 11-01-2024
.

Digitaal leren

.

Zweden besloot onlangs laptops in de klaslokalen af te schaffen, de schriften komen terug. De reden is het dalende leesniveau. Hoewel Nederlandse basisscholen nog volop gebruikmaken van digitale leerprogramma’s zoals Snappet, worden ze wel kritischer.

Basisschool ruilt app in voor taalschrift

Leerkracht Priscilla van Paasen van de Paschalisschool in Den Haag zag dat de leerlingen niet goed genoeg kon­den lezen, de resulta­ten bleven achter toen ze het taalonderwijs gingen verbeteren. De school stapte zes jaar geleden over op digitaal onderwijs, maar heeft besloten daar deels mee te stoppen. “Er waren te veel kinderen met leesproble­men”, zegt Van Paasen die ook leesspecialist is. Ze zag dat zwakke spellers minder goed spelden als ze op hun laptop werkten. “Als de leerlingen woorden typen, doen ze vaak maar wat. Ze komen dan bij mij aan het bu­reau: ‘Juf, ik heb het al vijf keer ingetikt en nu is het weer niet goed’.”

Vooral voor kinderen die al niet goed zijn in lezen, werken de digitale lessen eerder averechts. Van Paasen vraagt de kinderen nu alles op te schrijven, en dat werkt. “Spel­len gaat beter als ze in hun schriften schrij­ven. Ik zie dat ze enorme stappen maken.” Tot 2023 werden in Nederlandse klas­lokalen lesmethodes gebruikt die vooral uit boeken bestonden. Maar in dat jaar kwam er een app op de markt die dit helemaal veran­derde.

“De opkomst van Snappet heeft de markt echt opgeschud en de digitalisering in het onderwijs aangezwengeld” zegt Niels Kerssens, onderzoeker naar de digita­lisering van onderwijs aan de Universiteit Utrecht. De app Snappet kwam de basis­scholen oorspronkelijk binnen als hulpmid­del voor leerlingen, om bijvoorbeeld extra rekenoefeningen te maken, maar groeide uit tot een volwaardige digitale lesmethode voor rekenen, taal en spelling. Inmiddels gebruikt ongeveer een derde van alle basis­scholen de app, volgens cijfers van Snappet zelf. Elke opgave wordt afgestemd op het niveau van de leerling, het zogenoemde gepersonaliseerd leren. Ook andere digitale leerprogramma’s op scholen werken op deze manier.

Toen begin 2020 de scholen hun deuren moesten sluiten vanwege de covid-pandemie, werden digitale middelen ineens extra aantrekkelijk voor scholen. Leerlingen konden makkelijk thuis hun werk doen en de resultaten kwamen automatisch binnen. Naast Snappet, nog steeds een van de grootste aanbieders, kwamen er steeds meer apps op de markt. Inmiddels gebruiken duizenden scholen soortgelijke programma’s, zoals Gynzy, Taalzee, Rekentuin, Bingel en Squla.

Gefrustreerd of verveeld

Digitale lesmethodes hebben invloed op het ‘menselijk contact’ tussen de leerkracht en de leerling, zegt Remco Pijpers, strategisch adviseur digitale geletterdheid van Kennisnet. “Leerkrachten kijken soms alleen naar de grafieken over het kind en dan pas naar het kind zelf. Zo kun je belangrijke signalen missen.” Bijvoorbeeld of een leerling gefrustreerd of verveeld raakt en daarom fouten begint te maken. Je kunt digitale lesmethodes volgens Pijpers zeker inzetten in het klaslokaal, maar ze moeten niet leidend worden.

Waar in Nederland de meeste basisscholen nog flink gebruikmaken van digitale leerprogramma’s sloeg Zweden een radicaal andere weg in. De overheid besloot daar onlangs dat scholen moeten stoppen met digitale lesmethodes. Volgens minister Lotta Edholm is de ‘leescrisis’ in het land veroorzaakt doordat Zweden ‘te ver is gegaan’. De oplossing is teruggaan naar boeken en schriften.

De leesresultaten van Nederlandse kinderen zijn aanzienlijk slechter dan die in de Zweedse klassen. Volgens het meest recente internationale Pisa-onderzoek loopt een op de drie vijftienjarigen het risico laaggeletterd van school af te komen. Nederland doet het in dit onderzoek op de Grieken na het slechtst.

Inmiddels lijken Nederlandse scholen, onder druk van deze resultaten, ook kritischer te worden op lesmethodes in het algemeen en op hoe ze apps en digitale platforms inzetten, blijkt uit gesprekken die Investico voerde. “In het begin zijn scholen weinig doordacht begonnen met digitale leermiddelen”, zegt Kerssens van de Universiteit Utrecht. “Nu uit onderzoek blijkt dat de resultaten niet beter worden, is het logisch dat scholen heroverwegen hoe ze dit soort middelen inzetten en gaan kijken of papier toch beter werkt voor sommige kinderen.” Dat ziet ook Pijpers van Kennisnet. “Scholen beginnen altijd nieuwsgierig en enthousiast, maar misschien moeten ze meer tijd nemen om te onderzoeken hoe ze een digitaal leerproduct het beste kunnen inzetten.”

Helemaal stoppen met digitale lesmethodes wil de Haagse Paschalisschool ook niet. De leerkrachten kunnen de voordelen van digitaal onderwijs zo opsommen. Zo kan de juf of meester de leerlingen beter monitoren tijdens de les, in plaats van erna. Gepersonaliseerde apps zoals Snappet verzamelen namelijk data over de leerling tijdens het maken van opdrachten en analyseren die meteen. “De leerkracht kan dan makkelijk zien waar kinderen tegenaan lopen en sneller en beter hulp bieden. De kinderen kunnen zelf ook hun groei zien”, vertelt kwaliteitscoördinator Brenda Pehlig. En doordat ieder kind op zijn of haar eigen niveau werkt, kan het doorwerken wanneer het klassikale doel is behaald, in plaats van dat het zich gaat vervelen.

Toch stapt de Haagse school gedeeltelijk af van de digitale leesmethodes voor lezen en spelling, en keert terug naar het taalschrift, want door de digitale lessen heeft leerkracht Van Paasen bijvoorbeeld niet altijd door of kinderen meedoen met de les. “Hoe mooi zo’n programma er ook uitziet, kinderen gingen naar het digitale bord staren en deden niet actief mee.” Nu de leerlingen papier gebruiken, ziet ze dat ze veel meer op de klanken letten. “Ik zie hun vingertje bij de juiste klank en op het tempo meebewegen over het papier.” In de hogere klassen kan het belang van papier ook in kleine dingen zitten, vertelt ze. “Zwakke lezers hebben er baat bij als ze delen van de tekst kunnen arceren. En we zien ook dat kinderen met papier veel meer tot lezen komen dan digitaal.”

Toch zweert leerkracht van de Paschalisschool Martijn Groen bij een combinatie van papier en digitaal. Het programma Snappet zal daarom nog wel worden gebruikt, vertelt hij. “Maar tijdens de digitale rekenles moeten de leerlingen ook op papier blijven werken. De manier van berekenen moeten ze stapsgewijs opschrijven, want die laat zien of de leerling de stof begrijpt. Dat kan niet op een laptop.”

Rode streep

Over het algemeen vinden zijn leerlingen het fijn in Snappet te werken, maar het zorgt soms ook voor frustraties. Ze zijn teleurgesteld door de scores, zegt Groen. Als een leerling een antwoord heeft ingevuld, verschijnt er een kleine ballon met confetti onder in het beeld bij een goed antwoord, of een grote rode streep over het gehele beeldscherm bij een fout. “En het komt soms voor dat leerlingen bij een goed antwoord maar weinig pluspunten krijgen, terwijl een fout antwoord meteen veel minpunten geeft. Dat leidt bij sommige leerlingen tot minder motivatie.”

De school schakelt dit soort feedback daarom voor leerlingen met bijvoorbeeld faalangst uit. “Hen ga je niet helpen met een rode streep”, zegt kwaliteitscoördinator Pehlig.

Ook in gesprekken die Investico voerde met leerkrachten en ouders worden de harde feedback en de generieke inzet van Snappet als problemen genoemd. “Ik heb het er heel vaak met de school over gehad. Snappet werkt niet voor alle kinderen”, vertelt Esther Sentjens-Theelen. Haar beide kinderen hebben ervaring met het programma, maar met heel verschillende resultaten. “Mijn jongste leert makkelijker, dus dat gaat goed. Maar voor mijn oudste was het systeem verschrikkelijk. Voor kinderen is het ook heel frustrerend dat ze minpunten krijgen als ze iets fout doen, dat motiveert natuurlijk helemaal niet.”

Dat ervaarde ook Haitske Speelman, leerkracht op de Montessorischool Capelle. Een van de redenen dat ze vertrok op haar vorige school is een verschil in visie op het gebruik van Snappet. Ze vindt het geen slechte app, maar het gaat erom hoe leerkrachten die gebruiken. “Snappet ziet dat een leerling een fout maakt, maar weet niet waarom”, zegt ze. De leerkracht moet nog steeds beoordelen of een kind de stof begrijpt, of dat het kind een trucje begrijpt. Veel scholen gebruiken Snappet echter als doel, ziet Speelman. “Leerkrachten hoeven geen les meer voor te bereiden, de kinderen komen ’s ochtends binnen en kunnen meteen aan de slag.”

Oprichter Martijn Allessie zegt verschillende vormen van feedback te hebben onderzocht, waar uitkwam dat de vorm met een rood kruis of een rode streep het meest effectief is. Ook zegt hij dat kinderen die met het programma werken niet standaard evenveel min- of pluspunten krijgen. Dit wordt telkens aangepast aan het niveau van het kind op dat moment en de moeilijkheid van de opgave. Dit zou ‘veel meer leerresultaat’ opleveren.

Kritische blik

Zover als de Zweedse scholen zullen de Nederlandse basisscholen waarschijnlijk dus niet gaan. Kerssens van de Universiteit Utrecht ziet ook juist dat scholen nog steeds heel sterk bezig zijn met digitalisering. “De Chromebooks zijn niet aan te slepen.” Van een omslag is volgens hem geen sprake. Maar nu de leerresultaten niet verbeteren, zie je wel dat scholen vragen krijgen over hoe ze digitale platforms, maar ook lesmethodes in het algemeen, het beste kunnen inzetten.

Zo ook de Paschalisschool in Den Haag. Directeur Arjan van der Haar vindt een kritische blik op lesmethodes heel belangrijk. “Je moet streng door zo’n methode heen en je telkens afvragen: wat is nou het beste voor de kinderen? De leerkrachten weten zelf heel goed wat onze leerlingen moeten leren.”

En niet alleen scholen gaan deels terug naar papier, ook Snappet zelf ziet inmiddels de voordelen ervan in. Bij een gedeelte van de rekenopgaven levert het bedrijf nu schriften van ruitjespapier waarop leerlingen onder elkaar sommen kunnen schrijven, om zo aftrekken en optellen te leren.

Snappet was een van de eerste digitale lesmethodes die door onafhankelijke wetenschappers  werd onderzocht en adverteert dan ook kwistig met de resultaten van die onderzoeken. Ook scholen die met de app werken, pronken met de positieve effecten van de app. Zo schreef basisschool De Bosrand in Oostvoorne op haar website: ‘Snappet geeft een sterk verbeterd leerresultaat voor alle leerlingen binnen een halfjaar’. Nadat Investico contact zocht met de school, is de webpagina offline gehaald.

De wetenschappelijke studies sluiten aan op de steeds luidere roep vanuit de overheid om in te zetten op ‘meer wetenschappelijk bewezen methodes’.

Toch blijkt het bewijzen van de effectiviteit van een methode niet zo makkelijk als het lijkt, zegt hoogleraar Adrie Visscher van de Universiteit Twente die onderzoek deed naar Snappet. Maar de complexiteit van wetenschappelijke onderzoeken komt niet altijd aan bij scholen en bedrijven. “Waar scholen en Snappet mee adverteren, blijkt helemaal niet uit mijn studies”, zegt Visscher. “We testten alleen groep vijf, niet alle leerlingen”, zegt hij over het eerste onderzoek waar Snappet en basisscholen mee adverteren. Het latere onderzoek dat hij naar Snappet deed liet geen effect zien. “En bovendien zeggen een of twee studies niks. Er moet veel uitgebreider onderzoek worden gedaan om echt te kunnen bepalen of de app effectief is.”

Snappet-oprichter Martijn Allessie zegt in een reactie dat hij had verwacht dat het wetenschappelijke onderzoek naar Snappet “meer zou helpen zijn programma aan scholen te verkopen”. Hij is verrast dat de Twentse onderzoeker Visscher zegt dat zijn studie niks zegt en verwijst naar de samenvatting waarin staat dat ‘een halfjaar Snappet in groep vijf een positief effect heeft op de Cito-scores rekenen-wiskunde’. Allessie benadrukt dat het bedrijf zelf “continu wetenschappelijk onderzoek doet naar de leerresultaten onder alle groepen met consequent positieve effecten”.     

.

Schrijven en lezenalle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

 

VRIJESCHOOL- actueel: Hemelvaart en Pinksteren – alle artikelen

,

Hemelvaart en Pinksteren: alle artikelen Hemelvaart en Hemelvaartsdag worden met een hoofdletter geschreven. Pinksteren ook. Samenstellingen met een kleine letter: pinksterdagen; pinksterzondag enz.

.

De pinksterbruid- en bruidegom vertegenwoordigen geen aards huwelijk. Het gaat om de kosmos en de aarde; traditioneel uitgedrukt in wit-zwart, zoals bv. in yin-yang.
(Dat een huwelijk ook kan bestaan uit een andere partnercombinatie is hier dus niet aan de orde)

Meer afbeeldingen op vrijeschool in beeld

.

VRIJESCHOOL- actueel – St.-Jan – alle artikelen

.

Sint-Jansfeest: alle artikelen

Tussen Sint (met hoofdletter) en Jan hoort een koppelteken. Ook bij de afkorting St.- Jan.
In samenstellingen vervallen de hoofdletters: sint-jansvlinder; sint-janskruid. Samenstellingen die direct met het feest verband houden zie je weer wel met de hoofdletters: St.-Jansnacht; hoewel Van Dale sint-jansvuur heeft.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – actueel – getuigschriften

.

Getuigschriften: alle artikelen

Is het alles goud wat er blinkt….?

..

VRIJESCHOOL – actueel – schoolrijpheid

.

over schoolrijpheid

zie ook een interessant gezichtspunt van Ewald Vervaet i.v.m. het leesvaardigheidsvermogen van kleuters.

.

Breinbreker (nieuw)

.

Het is altijd handig om een map te hebben liggen met een voorraad opgaven die kinderen kunnen maken in ‘verloren ogenblikken’: wanneer ze met alles (snel) klaar zijn of wanneer ze graag extra werk doen, enz.

WELKE TWEE ZIJN GELIJK?

Oplossing later

 

Alle breinbrekers

Alle rekenraadsels

Alle taalraadsels

Alle ‘gewone’ raadsels

VRIJESCHOOL – Lezen (12-7)

.

Bij de regelmatig terugkerende berichten dat het met het Nederlandse onderwijs niet goed gaat, was er een tijdje geleden één, speciaal over het slechte leesniveau.
Ook al betrof het hier een onderzoek onder 15-16jarigen, wat er van het bericht bleef hangen, was toch vooral dat ook het primair onderwijs het resultaat van het onderzoek zich aanrekende.

Op 17 april 2024 verscheen in het NOS-journaal de hoofdinspectrice van het onderwijs, die – vooral ook gebaseerd op het hier genoemde en van kanttekeningen voorziene onderzoek over het ‘slechte leesresultaat’ – haar mening gaf, ook met de opmerking dat ‘het niet overal slecht gaat’ en ‘dat we van elkaar kunnen leren’.

‘Van elkaar leren’: hier volgt een artikel met bepaalde gezichtspunten over:
hoe wordt lezen levend, hoe blijft de belangstelling.

Hoewel het voor mijn beleving een wat abstracter verhaal is, worden er toch een aantal dingen gezegd die de moeite van het overdenken waard zijn.
Ik heb die gecursiveerd.

.

In Trouw, 23-01-2024

.

Lezen als work-out in empathie:
.

 ‘Het is een spier die je moet blijven trainen’

Leesvaardigheidinterview ‘Lezen verbetert sociale vaardigheden zoals empathie.’

Dat was al bekend. Maar nu blijkt uit onderzoek dat dit effect alleen werkt als je de ‘leesspier’ langdurig traint.

Een kind dat zich buigt over een verhaal over Jip en Janneke, of een volwassene die zich verdiept in Tolstoj-literatuur: het lezen van een verhaal verbetert de sociaal-cognitieve vaardigheden. Dat zijn vaardigheden die helpen om de gevoelens en gedachten van anderen te begrijpen.

Door te lezen over de ideeën van een hoofdpersonage, groeit deze capaciteit. Tijdens het lezen worden dezelfde hersengebieden geactiveerd als tijdens de sociale interactie tussen mensen van vlees en bloed. Het deel waar onder andere empathie wordt aangewakkerd.

Maar wie dacht dat je deze vaardigheden al verbetert na het lezen van één verhaal, heeft het mis. Alleen als je langdurig verhalen leest, heeft dit een positief effect. In eerste instantie raakt een lezer zelfs ‘sociaal-cognitief uitgeput’. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van Lynn Eekhof, die vorige week op het thema promoveerde aan de Radboud Universiteit.

Welke verhalen kunnen deze vaardigheden verbeteren? Is dit verbonden aan een genre?

“Daar zijn de meningen over verdeeld. Binnen de literatuurwetenschap wordt natuurlijk veel waarde gehecht aan literaire verhalen, maar in mijn onderzoek zie ik een verhaal als een stuk tekst waarin de menselijke ervaring centraal staat. Het is belangrijk dat het verhaal verteld wordt vanuit een mens, met gedachten en emoties. Om het verhaal te begrijpen, móét je je wel verplaatsen in het personage.
“Iedere keer als je een verhaal leest, zet je je sociaal-cognitieve vaardigheden aan het werk. Daarom kun je lezen zien als een sociaal-cognitieve work-out, je kunt je bijvoorbeeld steeds beter inleven in een ander.”

Waarom is het belangrijk dat je voor een langere periode leest?

“Je moet het eigenlijk zo zien: stel dat je fysiek sterker wil worden, dan lukt dat ook niet na eenmalig tien keer opdrukken. Net als bij sporten, gaat het er ook bij lezen om dat je er een gewoonte van maakt het te trainen.
“Ik vond dat, in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, mensen na het lezen van een verhaal vaak minder sociaal nieuwsgierig worden. Dat komt doordat het best uitputtend is om je in een personage te verplaatsen, je bent als lezer even sociaal verzadigd.
“Die sociaal-cognitieve spieren moeten getraind worden, pas daarna wordt lezen minder uitputtend én levert het sociaal-cognitief wat op. En wordt lezen voor veel mensen dus ook leuker.”

Wanneer is er een positief effect te zien, hoe lang duurt dat?

“Dat is bijna niet te onderzoeken, zeker bij volwassenen is dat lastig. Zij lezen de hele dag door allerlei teksten. Tellen brochures bij de huisarts met een verhaal over een patiënt dan ook mee? Dat maakt het ingewikkeld.
 “Bovendien hebben volwassenen al een flinke basis aan sociaal-cognitieve vaardigheden, dus moeten zij veel meer lezen voor er een effect ontstaat.
 “Ik heb zelf ook geen langdurig onderzoek gedaan naar dit effect bij volwassenen. Ik heb eerder onderzoek geanalyseerd, zowel langdurige studies bij kinderen als onderzoek dat werd afgenomen op één moment bij volwassenen. Bij kinderen blijkt dat de hoeveelheid verhalen die ze voorgeschoteld krijgen, een goede voorspeller is voor de mate van empathie één jaar later. Hetzelfde geldt voor volwassenen, alleen dan zonder deze tijdsindicatie.
“Vervolgens ben ik ook het heersende idee dat het lezen van één verhaal de sociaal-cognitieve vaardigheden al verbetert, gaan testen. Samen met een Canadese professor, Raymond Mar, splitste ik 349 proefpersonen in twee groepen. De ene groep las een hoofdstuk uit een roman, de andere groep een informatieve tekst.
“Daarna onderzochten we hoe nieuwsgierig beide groepen waren naar de binnenwereld van andere mensen. We toonden foto’s van verschillende mensen en vroegen of ze meer van hen wilden weten. De groep die de informatieve tekst las, was nieuwsgieriger dan de andere groep. Zo ontwikkelden we de theorie van de ‘leesspier’ die je moet trainen.”

Je zei dat lezen leuker wordt wanneer de leesspier getraind is, omdat het dan minder vermoeiend is. Kunnen scholen iets met die bevinding?

“Ik denk het wel. Op bassischolen merkte ik dat lezen best een besmet thema is. Het ging al snel over AVI-niveaus (verschillende niveaus van lezen, red.) en wie dyslexie had en wie niet. Ik denk dat scholen de leesbeleving centraler moeten stellen. En lezen minder moeten presenteren als technische vaardigheid. Om de positieve effecten te creëren die ik beschreef, is het belangrijk dat lezen een duurzame gewoonte wordt.

“Als je kinderen vraagt hoe ze een verhaal lezen en discussies voert over hun ervaring, voelen in mijn ervaring zelfs de kinderen met dyslexie zich betrokken bij het thema. Eén kind voelde zich tijdens het lezen als een ‘cameraman’ die inzoomt op een verhaal, een ander vóélt zich de hoofdpersoon. Dat kan de verwondering prikkelen en dan gaan ze het soms weer leuk vinden. En dat helpt om van lezen een gewoonte te maken.”

.

Schrijven en lezenalle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

 

 

VRIJESCHOOL – Uit LEO KLEINs aantekeningen

.

Leo Klein stelde mij een groot aantal aantekeningen ter hand die hij maakte tijdens zijn vrijeschoolleraarschap. <1>   <2>

Ik geef ze op deze blog door, zodat ook anderen er wat aan kunnen hebben.

Leo, die ook in de bovenbouw lesgaf, bewaarde een aantal artikelen waaronder:

.

Walther Cloos, bron van het artikel niet bekend
.

De alchemie van de jaargetijden

In de beschouwingen die wij vroeger aan de jaargetijden wijdden, was een poging gedaan om vanuit de beelden van het uiterlijke gebeuren door te dringen tot het innerlijke wezen. Dit innerlijke wezen, dat in het proces der jaargetijden verborgen ligt, is niets anders dan de levensuiting van de aarde, zoals die in de reidans van de planetenwereld en de wereld van de vaste sterren zich voortdurend verandert en verwerkelijkt.

Uit de aard van onze beschouwingen — er zijn natuurlijk nog vele andere ook mogelijk — toonden zich aan ons vier „principes”, die wij als vuur, as, water en zout beschreven. Daarmee zijn niet bepaalde stoffen bedoeld, maar processen. Deze processen waren eenmaal in de antieke en middeleeuwse alchemie veelvuldig het onderwerp van studie. Men zocht niet zozeer naar stoffen, als wel naar de processen die leidden tot bepaalde stoffen.

Men heeft deze processen, die fundamenteel waren voor het ontstaan van alle stoffen, zowel in het levende als in het dode, nu juist beschreven met deze vier principes. Er waren echter ook nog beschrijvingen, die meer nadruk leggen op het wezenlijke, op de innerlijke krachten van deze principes. Men sprak dan over:

de alles behoudende kracht van het zout, Leo schreef daar voorjaar bij
de alles louterende kracht van het vuur, zomer
de alles vernieuwende kracht van de as, herfst
de alles levenschenkende kracht van het water, winter

Rudolf Steiner heeft in zijn voordrachten over het leven van de aarde, over de jaargetijden en de vier grote jaarfeesten: het Paasfeest, het Johannesfeest, het Michaëlsfeest en het Kerstfeest vaak gewezen op het wezenlijke van deze vier principes. Wij hebben daardoor de mogelijkheid gekregen, de oude voorstellingen, begrippen en beelden uit de alchemie vanuit ons huidige bewustzijn opnieuw te verstaan en vooral uit te breiden. Het gaat er dus niet om, bepaalde oude dingen op te warmen, maar om vanuit ons huidige bewustzijn, vanuit onze huidige manier van denken opnieuw door te dringen in dat gebied, dat ook de alchimisten vanuit een dof wordend, oud geestesbewustzijn bekend was.

Het belangrijke voor ons tegenwoordig inzicht bestaat juist daarin, dat wij leren zien hoe deze vier principes als processen van de jaargetijden in elkaar grijpen en in een reidans van het zomer-vuur tot het voorjaars-zout van het volgende jaar iets nieuws en iets meer scheppend tot stand brengen nl. het behoud van de stroom des levens. Deze stroom des levens is echter niets anders dan wat de oude alchimisten de „Quinta Essentia”, het „vijfde wezen” noemden. Als men van het een of ander deze „Quinta Essentia” wilde vervaardigen, dan moest men deze vier principes toepassen op de betreffende stof waarvan wordt uitgegaan. Men behandelde deze met warmte (vuur) en verkreeg iets „vluchtigs” dat opgevangen werd. Wat achterbleef was de as. Deze as werd bij een matige warmte met water behandeld, dan verkreeg men het „zout” en iets „waterachtigs” dat overbleef. Dan had men dus iets „vluchtigs”, iets „waterigs” en iets „zoutachtigs”. Dat noemde men sulfuur (vuur), merkuur (water) en sal (zout).

Door het toepassen van de vier principes had men een indeling in „drieën” verkregen. Dan werd het „zout” in het vuur gebracht en gelouterd en verkreeg men weer een „as”. Daaraan werd dan het waterachtige (merkuur) gevoegd, dat zich bij een gematigde warmte met de „as” verbond, En tenslotte kwam het vluchtige, het „sulfuur” erbij, dat zich bij lichaamstemperatuur (37°) met het andere verbond. Wanneer deze processen kundig en voorzichtig voltrokken werden, dan verkreeg men de „Quinta Essentia” van de betreffende stof waarvan is uitgegaan. Zo’n Quintessens kon merkwaardige eigenschappen hebben, wanneer ze op de juiste manier was vervaardigd. Er waren er die zich vermeerderden, of „groeiden” in de z.in van een vergroting door zichzelf van de oorspronkelijke hoeveelheid. Om dit tot stand te brengen moest men echter al een zeer vrome alchimist zijn.

Aan deze mogelijkheid van het „groeien van de Quintessens” ziet men reeds, dat het zeer kunstmatige stofvormingen waren, waarvan de eigenschappen die van de levende substantie nabij kwamen.

Wij willen echter met dit uitstapje in het verleden niet beweren, dat tegenwoordig dergelijke processen nog zonder meer mogelijk zijn. Wij wilden er veel meer op wijzen, dat men destijds wel iets wist omtrent het innerlijke wezen van de krachten der jaargetijden, ja dat men zelfs kon hanteren wanneer men „vroom” genoeg was. Men koesterde in de alchemie een laatste kwijnende hoop om in de levensstroom van de natuur te kunnen binnendringen. Wanneer dit dan al aan een paar grote en verborgen persoonlijkheden is gelukt, dan lag dat daaraan, dat iets ouds ten einde liep.

Tegenwoordig heeft men de natuur hoofdzakelijk van de doodskant aangepakt: nl. in de atoomenergie. De kwintessensen van de atoomchemie en -fysica worden vervaardigd, maar die groeien niet en vermeerderen zich niet, maar zij doden.

Rudolf Steiner heeft aangetoond, hoe deze vier principes van de krachten die de jaargetijden doorstromen samenklinken en hoe daardoor een levensstroom ontstaat, nl. de levensstroom in de natuur en in de mens.

Wat door de kracht van het louterende vuur in de zomer ontstaat, wordt voedsel voor de mens. Niet alleen granen en vruchten, maar ook het licht en de warmte. In de mens wordt datgene wat de zomer tevoorschijn brengt, het voedende, door de spijsvertering en de adem op een hoger niveau gebracht en veranderd tot iets nieuws en genezends. Daardoor voltrekt de mens in zichzelf het herfstproces. Wanneer hij in de herfst leeft, bereiken hem de vernieuwende en genezende krachten van binnen en van buiten. Dit vernieuwende en genezende wordt in de mens weer op een hogere trap gebracht en veranderd, het wordt tot gedachtekracht. In de uiterlijke natuur is dat de winter, waarin de kracht van het water de zaden en de aarde weer opnieuw leven schenkt. De mens doet zijn gedachtekrachten weer opleven, dat is zijn inwendige winter.

Datgene wat als gedachtekrachten die nieuw leven in zich hebben opgenomen in de mens ontstaat, kan omlaag stromen in de scheppende wil. De kracht van de scheppende wil is zowel innerlijk als uiterlijk een kracht die opbouwt en in stand houdt.

Op deze wijze heeft de mens de krachten van de jaargetijden in zich. Maar hij voltrekt de processen niet in de afzonderlijke jaargetijden, maar dagelijks, ja elk uur, waar hij het voedende in iets genezends, het genezende in gedachtekrachten en de gedachtekrachten weer in wil omzet.

Wat zich op deze wijze in het innerlijk van de mens als een lichamelijk-geestelijke levensstroom onophoudelijk en meer of minder onbewust voltrekt, kan in de afzonderlijke jaargetijden buiten beleefd en ondergaan worden. Maar niet alleen als een natuurproces, maar ook in het eigen innerlijk. Wie enigszins bewust zijn levensjaar doormaakt kan bespeuren hoe de zomer hem voedt, de herfst hem geneest, de winter aan zijn gedachten nieuw leven schenkt, zodat tegen de lente een nieuwe wil weer in hem kan binnenstromen.

.

Jaarfeesten, waaronder jaargetijden: alle artikelen

Natuurkunde: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: Jaarfeesten

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over het kind rond het 9e levensjaar (Algemene menskunde voordracht 9 [9-1-2-4/10]

.

Onderdeel van ‘Algemene menskunde’ voordracht 9, artikel [9-1-2-4/9]

Wanneer Steiner over het 9 à 10-jarige kind spreekt, gebeurt dat heel vaak in samenhang met de leeftijd net ervoor of nog verder terug.
Uiteraard is dat heel logisch, want eigenlijk kan je niet ‘; zomaar’ ergens beginnen, we hebben met een doorlopende ontwikkeling te maken met markante punten.
Een van die punten is het 9e à 10e levensjaar.

GA 305

Die geistig-seelischen Grundkräfte der Erziehungskunst

Onderwijs en opvoeding

Vertaald

 

 

 

Voordracht 1,   Oxford, 16 augustus 1922 

Blz. 21  vert. 24-25


Die spirituelle Grundlage der Erziehung (I) 

De spirituele grondslag van de pedagogie (1)

Es gibt zum Beispiel für jedes Kind während des schulpflich­tigen Alters, so zwischen dem 9. und 11. Jahre, einen kritischen Punkt, einen Punkt, der nicht übersehen werden darf von dem Erzieher. In diesem Alter zwischen dem 9. und 11. Jahre kommt für jedes Kind, wenn es nicht unternormal ist, der Punkt, wo vor seiner Seele die Frage auftaucht: Wie finde ich mich in die Welt hinein? – Man darf nicht denken, daß diese Frage so gestellt wird, wie ich es eben jetzt besprochen habe. Die Frage tritt auf in unbestimmtem Fühlen, in unbefriedigtem Fühlen; die Frage tritt so auf, daß das Kind ein größeres Anlehnungs­bedürfnis an einen Erwachsenen fühlt, die Frage tritt auf vielleicht so, daß sie sogar in einem starken Liebeshange zu einem Erwachsenen sich hervortut. Aber wir müssen in der richtigen Weise zu beobachten ver­stehen, was in diesem kritischen Punkt in dem Kinde vorgeht. Es fühlt sich plötzlich vereinsamt. Es sucht plötzlich Anschluß. Bisher hat es die Autorität als selbstverständlich hingenommen. Jetzt beginnt es zu fragen: Was ist es denn mit dieser Autorität? – Ob man in diesem Augenblicke das rechte Wort findet oder nicht findet, davon hängt ungeheuer viel ab für das ganze spätere Leben des Menschen.

Voor elk kind in de basisschoolleeftijd, zo tussen het negende en het elfde jaar is er bijvoorbeeld een kritisch moment,° een moment dat door de opvoeder niet mag worden gemist. Voor elk kind op die leeftijd tussen het negende en het elfde jaar dat zich normaal ontwikkelt, breekt het moment aan dat
voor zijn ziel de vraag verschijnt: hoe vind ik mijn weg in de wereld? Men moet niet denken dat die vraag zo gesteld wordt zoals ik het net onder woorden heb gebracht. Die vraag manifesteert zich in een onbestemd gevoel, in een onbevredigd gevoel. Die vraag uit zich in een grotere behoefte van het kind om te kunnen steunen op een volwassene. Die vraag uit zich misschien
zelfs in een sterke liefdevolle hang tot een bepaalde volwassene. Maar wij moeten op de juiste manier kunnen zien wat er op dat kritieke moment in het kind omgaat. Het voelt zich plotseling
eenzaam. Het zoekt opeens aansluiting. Tot dan toe heeft het de autoriteit als vanzelfsprekend geaccepteerd. Nu begint het zich af te vragen: hoe zit het eigenlijk met die autoriteit? Of men op dat moment het juiste woord vindt of niet, daarvan hangt ongelooflijk veel af voor heel het verdere leven van de mens.
GA 305/21  
Vertaald/24-25

 

Voordracht 5, Oxford 21 augustus 1922


Die Erziehung der jüngeren Kinder
Der Lehrer als Erziehungskünstler (I)

De opvoeding van jongere kinderen
De leraar als opvoedkunstenaar 1

Blz. 101-102    vert. 

Wir müssen berücksichtigen, daß das Kind in der ersten Zeit seiner Lebensepoche zwischen dem Zahnwechsel und der Geschlechtsreife vor allen Dingen noch nicht unterscheiden kann zwischen dem, was inner­lich Mensch ist und demjenigen, was äußerlich Umgebung, Natur ist. Beides wächst noch für das Kind bis zum 9./10. Jahre in eines zusam­men. Das Kind fühlt innerlich dieses oder jenes. Es schaut äußerlich, sagen wir, einen Vorgang, die Sonne aufgehen oder dergleichen. Die­selben Kräfte, die es in sich vermutet, wenn ihm Unlust, Schmerz bereitet wird, vermutet es auch in Sonne und Mond, in Baum und Pflanze. Wir sollen dem Kinde das nicht ausreden. Wir sollen uns hineinver­setzen in das kindliche Lebensalter, und ebenso in de Erziehung vor dem 9. Jahre alles behandeln, wie wenn eine Grenze  noch nicht gezogen wäre zwischen dem Menschen-Inneren und dem  Natur-Außen. Das können wir nur, wenn wir den Unterricht möglichst bildhaft gestalten, wenn wir die Pflanzen menschlich handeln lassen, sie mit der anderen Pflanze menschlich sprechen lassen, wenn wir die Sonne mit dem Mond sprechen lassen, wenn wir überall hinein das Menschliche ver­setzen. Man hat heute eine wahre Scheu vor dem sogenannten Anthro­pomorphismus. Aber dasjenige Kind, das den Anthropomorphismus in seinem Verhältnis zu der Umwelt nicht erlebt hat, dem fehlt ein Teil vom Menschsein im späteren Alter, und der Lehrer muß eine Neigung haben, sich nun auch so in die ganze Umgebung lebendig geistig-see­lisch hineinzuversetzen, daß das Kind durchaus mitgehen kann ver­möge dessen, was in ihm vorhanden ist.

Wij moeten er rekening mee houden dat het kind in het begin van de levensfase tussen tandwisseling en geslachtsrijpheid vooral nog geen onderscheid kan maken tussen wat er innerlijk tot hem als mens, en wat er uiterlijk tot zijn omgeving, tot de natuur behoort. Die twee lopen voor het kind tot het negende, tiende jaar nog in elkaar over. Het kind voelt van binnen het een of ander, en het ziet buiten zich iets gebeuren zoals het opgaan van de zon of iets dergelijks. Dezelfde krachten die het kind bij zichzelf veronderstelt als het verdriet of pijn wordt aangedaan, veronderstelt het ook bij de zon en de maan, bij bomen en planten. Dat moeten wij het kind niet uit het hoofd praten. Wij moeten ons verplaatsen in de levensfase van het kind en eveneens bij de opvoeding tot aan het negende jaar zo met de dingen omgaan alsof er nog geen grens getrokken zou zijn tussen de mens van binnen en de natuur daarbuiten. Dat lukt ons alleen als we het onderwijs zo beeldend mogelijk vorm geven, als we de planten laten optreden als mensen, met andere planten laten praten alsof het mensen zijn, als we de zon een gesprek laten voeren met de maan, als we in alles het menselijke een plaats geven. Men is tegenwoordig erg huiverig voor het zogenaamde antropomorfisme. Maar het kind dat in zijn verhouding tot de buitenwereld het antropomorfisme niet heeft beleefd, mist in zijn latere leven een
deel van zijn menszijn. De leraar moet er dan ook plezier in hebben in alles om zich heen zich zo levendig spiritueel te verplaatsen dat het kind hem op grond van wat in hem aanwezig is
daarin helemaal kan volgen.
GA 305/101-102  
Vertaald/87-88

Blz. 104-105

Dieser wichtige Punkt im Leben des Kindes offenbart sich ja auch im Äußeren des Menschen. Da tritt ein merkwürdiger Unterschied, eine merkwürdige Differenzierung zwischen Knaben und Mädchen ein. Ich werde noch davon zu sprechen haben, was das für eine Bedeu­tung hat in einer Schule, die Knaben und Mädchen untereinander hat, wie das die Waldorfschule hat. Man muß wissen, daß eine wichtige Differenzierung zwischen Knaben und Mädchen eintritt. So gegen das 10. Jahr hin fangen die Mädchen an, verhältnismäßig schneller zu wachsen als die Knaben. Die Knaben bleiben im Wachstum zurück. Die Mädchen überholen die Knaben im Wachstum. Wenn dann die Mädchen und die Knaben geschlechtsreif geworden sind, dann beginnen die Knaben wiederum die Mädchen zu überwachsen. Sie wachsen dann schneller sozusagen gerade in diesem Lebensalter.
Zwischen dem 9. und 10. Lebensjahr ist schon in der äußeren Dif­ferenzierung zwischen Knaben und Mädchen gezeigt, daß man da an einem wichtigen Lebensabschnitt ankommt. Der drückt sich darinnen aus, daß das Kind überhaupt unterscheiden lernt zwischen sich und der Natur. Vorher gibt es eigentlich gar keine Pflanze, sondern ein Wesen, das grün ist und rote Blumen hat, und in dem ein kleiner Geist drinnen ist, wie in ihm selber ein kleiner Geist drinnen ist. Pflanze, dieses Wesen, bekommt erst einen Sinn für das Kind gegen das 10. Jahr hin. Das muß man ihm nur nachfühlen können. Daher darf man den Unterricht erst gegen dieses Jahr hin so gestalten, daß man wie von einer äußeren Welt von der Umgebung spricht.

Dat belangrijke moment in het leven van het kind wordt ook zichtbaar in het uiterlijk van de mens. Er treedt dan een merkwaardig onderscheid op, een merkwaardige differentiatie tussen jongens en meisjes. Ik zal er nog over te spreken komen welke betekenis het heeft als een school jongens en meisjes door elkaar heeft, zoals de Waldorfschool. Men moet bekend zijn met de belangrijke differentiatie tussen jongens en meisjes die dan optreedt. Zo tegen het tiende jaar beginnen de meisjes naar verhouding sneller te groeien dan de jongens. De jongens blijven wat achter in hun groei. De meisjes streven de jongens in de groei voorbij. Als zowel de meisjes als de jongens geslachtsrijp zijn geworden, beginnen de jongens weer boven de meisjes uit te groeien. Zij groeien dan om zo te zeggen juist op die leeftijd weer
sneller.
Tussen het negende en het tiende levensjaar wijst de uiterlijke differentiatie tussen jongens en meisjes er al op dat er dan een belangrijke fase in het leven is bereikt. Dat komt tot uitdrukking in het feit dat het kind alleen al onderscheid leert maken tussen zichzelf en de natuur. Vóór dat moment bestaat er voor
het kind eigenlijk helemaal geen plant, maar een wezen dat groen is met rode bloemen, en waarin een kleine geest huist, net zoals er in hemzelf ook een kleine geest huist. Het wezen ‘plant’ gaat zo tegen het tiende jaar pas iets betekenen voor het kind. Dat moet men met het kind kunnen meevoelen. Daarom mag men pas tegen deze leeftijd het onderwijs zo vormgeven, dat men over wat er om ons heen is spreekt als over een uiterlijke wereld.
GA 305/104-105
Vertaald/91

 

Rudolf Steiner over ontwikkelingsfasenalle artikelen

Ontwikkelingsfasenalle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

 

VRIJESCHOOL – Rekenraadsel (nieuw)

.

Het is altijd handig om een map te hebben liggen met een voorraad opgaven die kinderen kunnen maken in ‘verloren ogenblikken’: wanneer ze met alles (snel) klaar zijn of wanneer ze graag extra werk doen, enz.

Oplossing later

Alle breinbrekers

Alle rekenraadsels

Alle taalraadsels

Alle ‘gewone’ raadsels

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pinksteren (36)

.
Tineke Croese, Antroposofisch Magazine juni 2018 nr. 10

.

De verbindende kracht van Pinksteren

.

Samen bruiloft vieren

.

Op 20 mei [2018] was het Pinksteren, een feest dat meestal tussen half mei en half juni valt. Waar Pinksteren over gaat, is voor veel mensen vervaagd, maar toch lijkt er rond de pinksterdagen altijd wel iets feestelijks in de lucht te hangen.
In sommige regio’s bestaat de traditie om een pinksterbruid te kiezen en op vrijescholen kiezen de kinderen een bruid én bruidegom.

Waar komt de bruidsstemming vandaan die zo laat in de lente over de natuur komt?

In de prille lente, zo rond Pasen, wordt de natuur voorzichtig groen.
Zeven weken later is het Pinksteren en staat alles volop in bloei. Als fijn kantwerk omzoomt het fluitekruid de zilverglinsterende sloten, de fruitbomen dragen prachtige sluiers van tere, zacht gekleurde bloesem. Wakker gekust door haar bruidegom de lentezon tooit de natuur zich als bruid. En ja, vroeger kwamen na de bruiloft de kinderen. Als hemel en aarde bruiloft vieren, als de aarde zich in bloesems opent voor de stralen van de zon, dan leidt dat, heel prozaïsch, tot bevruchting en vruchtzetting. Elk jaar belooft de bruiloft tussen hemel en aarde een nieuwe oogst.

De fiere pinksterblom

Omdat een goede oogst vroeger heel belangrijk was, was de bruiloft tussen hemel en aarde een heilig ritueel. Elk dorp koos een pinksterbruid- of blom. Zij symboliseerde de ziel van de dorpsgemeenschap die zich opende voor hemelse krachten: in milde regen en zachte zonneschijn daalde de bruidegom af naar de aardebruid. Het hele dorp was bij dit vruchtbaarheidsritueel betrokken. Daarom werd de pinksterbruid in de vroege ochtend van Pinksteren van huis tot huis gedragen en stond elk gezin [tijdelijk) een sieraad aan haar af. Want hoe rijker de bruidstooi was, hoe rijker de oogst zou zijn.

Op het eerste gezicht lijkt het christelijke pinksterfeest ver af te staan van wat er in de natuur gebeurt en van vruchtbaarheidsrituelen.
Met Pinksteren herdenken we dat Christus na de opstanding niet van de aarde verdween, maar een andere gedaante aannam. De twaalf leerlingen laten plaatsvervangend zien dat alle mensen Christus kunnen gaan ervaren als een troostende of inspirerende innerlijke kracht. Die kracht, die als de Heilige Geest uit hemelse hoogten op de leerlingen neerdaalt, wordt vaak verbeeld als een duif. Maar als de Heilige Geest wordt opgevat als inspiratie door hemelse wijsheid, dan wordt ze voorgesteld als de hemelse jonkvrouw Sophia die van bovenaf haar licht op de leerlingen laat schijnen. Er is dus toch een parallel met het natuurgebeuren: als het Pinksteren is, stellen we ons open voor een uit de hemel neerdalende kracht die inspireert en op die manier ‘bevruchtend’ werkt.

In voorchristelijke culturen zagen de mensen de hele natuur als een openbaring van goddelijke wijsheid. Die goddelijke wijsheid openbaarde zich ook aan de mens, en wel in de vorm van recht en wet: die moesten de harmonie en vrede tussen mensen waarborgen. In de pinkstertijd kon iedereen, en vooral de sociaal zwakke, zich over geleden onrecht beklagen. Ten overstaan van het hele dorp werd dan recht gesproken onder de boom op het dorpsplein (vaak een es of een linde) die hemel en aarde met elkaar verbond. De ‘bruiloft’ tussen hemelse wijsheid en aardse rechtvaardigheid leidt tot harmonie in de mensengemeenschap.

Uit vele richtingen zijn wij gekomen …

In het pinksterverhaal uit de Bijbel speelt bij de vereniging, de bruiloft tussen aardse en hemelse krachten de wisselwerking een rol tussen de individuele mens en de gemeenschap die hij met andere mensen vormt. Het pinkstergebeuren leidt tot het ontstaan van nieuwe gemeenschappen. Geïnspireerd door de Heilige Geest waren de leerlingen in staat zo te spreken, dat iedereen hen verstond. Iedereen hoorde hun woorden in zijn eigen taal.
In het oudtestamentische verhaal over de Toren van Babel raakten de mensen van elkaar vervreemd doordat ze verschillende talen gingen spreken. In het pinksterverhaal is het andersom: daar komen mensen tot elkaar, omdat ze geen taalverschil meer ervaren. Later trekken de leerlingen in alle richtingen weg om overal gemeenschappen te stichten waar mensen vanuit de verbindende kracht van Christus konden leven.

Een ander aspect van Pinksteren is dus het vormen van nieuwe gemeenschappen. Dat maakt Pinksteren een feest voor deze tijd en voor de samenleving in Europa. Alleen is de beweging omgekeerd: de leerlingen trokken vanuit een centrum – Jeruzalem – in alle richtingen de wereld in, terwijl nu mensen uit alle richtingen naar een centrum – naar Europa – komen. Bovendien hebben veel mensen, van binnen of buiten Europa, zo hun eigen manier van leven. Onze samenleving is een lapjesdeken van allerlei culturen en individuele levensopvattingen aan het worden. Al die lapjes hebben een eigen schoonheid. Het is een uitdaging om te zorgen voor een deken die warm genoeg is voor iedereen, terwijl de schoonheid van de afzonderlijke lapjes toch behouden blijft.

Het is een uitdaging om ons te laten inspireren door een kracht die mensen met elkaar verbindt. Alleen die geeft zicht op een toekomst vol vrede en harmonie.

.

Pinksteren (en Hemelvaart): alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: Pinksteren

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Taalraadsel (nieuw)

.

Per KOLOM  van drie woorden ontbreekt in ieder woord dezelfde combinatie van drie letters.

De ontbrekende combinaties van de 3 kolommen vormen achter elkaar gelezen een woord. Welk woord is dat?

TANT                                                          …LIE                                    … SIN

BA…                                                              …PEZE                              KALE…

…SUL                                                         MA…S                                …TA

Oplossing later

.

Alle breinbrekers

Alle rekenraadsels

Alle taalraadsels

Alle ‘gewone’ raadsels

VRIJESCHOOL – Lezen (12-6)

.

Bij de regelmatig terugkerende berichten dat het met het Nederlandse onderwijs niet goed gaat, was er een tijdje geleden één, speciaal over het slechte leesniveau.
Ook al betrof het hier een onderzoek onder 15-16jarigen, wat er van het bericht bleef hangen, was toch vooral dat ook het primair onderwijs het resultaat van het onderzoek zich aanrekende.

Op 17 april 2024 verscheen in het NOS-journaal de hoofdinspectrice van het onderwijs, die – vooral ook gebaseerd op het hier genoemde en van kanttekeningen voorziene onderzoek over het ‘slechte leesresultaat’ – haar mening gaf, ook met de opmerking dat ‘het niet overal slecht gaat’ en ‘dat we van elkaar kunnen leren’.

‘Van elkaar leren’: hier volgt een artikel met bepaalde gezichtspunten over ‘lezen en smartphone’:

Rosanne Hertzberger, NRC 03-04-2023

.

Ik herinner me de eerste rondleidingen op basisscholen. Ouders vroegen er bezorgd hoeveel uur hun kind per dag op schermen zou doorbrengen en werden gerust gesteld wanneer de  chromebooks het grootste gedeelte van de dag in de kast bleven. Na de rondleiding vertrokken wij naar ons werk, waar we vervolgens uiteraard de hele dag achter een scherm zouden doorbrengen. 

Eén ding wilden we niet. Dat onze kinderen net zulke levens gingen leiden als wij. We willen dat onze kinderen fruit en groente eten, buiten spelen (met kinderen uit allerlei verschillende achtergronden), een stressvrij leven, heerlijk lezen, tekenen, knutselen en vooral, vooral zonder dat diepe afhankelijksprobleem met dat rot-scherm. 

Het lukt hooguit tien jaar. Daarna blijken onze pogingen een betere wereld voor hen te creëren zinloos en worden ze net als wij. Gemiddeld meer dan drie uur per dag starend naar onze telefoon, switchend en snackend tussen WhatsApp, e-mail en socials boordevol korte lekkere impulsjes. 

Gek genoeg lijkt men op scholen zelf ook ervan overtuigd dat er tegen de grote boze buitenwereld niet op te doceren valt. Dat je kinderen op school weer kan leren om boeken te lezen en ervan te houden. Vraag de experts waar dat slechte lezen van onze jeugd vandaan komt en ze wijzen allereerst naar zichzelf. Het onderwijs moet anders: minder oppervlakkig begrijpend lezen, maar een tekst echt leren doorgronden. Meer erover schrijven, erover praten, minder dom toetsen en trucjes leren. Andere boeken, betere boeken, meer eigen keuze, desnoods via influencers op BoekTok, waar kinderen elkaar boeken aanraden. 

Eensgezind klinkt het: het onderwijs moet het probleem oplossen. En onderwijsminister [toen] Dennis Wiersma smijt er nog eens 108 miljoen euro tegenaan om die dalende leesvaardigheid om te keren. Ik denk heus dat er wel wat valt recht te trekken op school. Net zoals je kinderen in armoede een boterham kan geven, en in de strijd tegen overgewicht alleen water kan toestaan op school. 

Maar het gaat een enorme inspanning vergen. We moeten accepteren dat we net als bij armoede en overgewicht op school slechts de gevolgen, de reflectie zien van het probleem, maar niet de oorzaak. Die oorzaak ligt niet in Nederland en niet bij onze kinderen. Die zit in ons allemaal. 

Onze kinderen lezen niet, omdat wij niet lezen. En wij lezen niet omdat we het niet meer leuk vinden. En we vinden het niet leuk omdat we het niet meer kunnen. We ontberen domweg het vermogen om onze aandacht bij een tekst te houden. In 2004 concentreerden we ons tijdens werk op de computer gemiddeld 150 seconden. Dat was in 2016 gedaald naar 45 seconden. Een tekst lezen gaat langzaam, en ons hyper diffuse, razendsnelle 21ste- eeuwse brein zoekt tijdens het lezen van de tekst naar nieuwe dingen om op te concentreren. Zo zijn we de afgelopen jaren nu eenmaal geprogrammeerd, door onze computer, door onze telefoon. 

De optimist in mij constateert dat onze breinen nu gewoon goed zijn geworden in andere dingen. Maar eerlijk gezegd haat ik dat ding in mijn hand uit de grond van mijn hart. Ik kijk naar mijn kinderen, die zich nog in die paar jaar van een mensenleven bevinden waarin ze relatief telefoonvrij leven. Die korte levensfase zonder sociale media, met alleen wat Netflix die de speeltijd verstoort.
De juf schreef in hun rapporten dat ze zich goed kunnen concentreren op één taak. Wat jammer, dacht ik, dat dat over een paar jaar voorbij is. Dan worden ze net als wij, goudvissen. 

Ik betrap mezelf erop dat ik jaloers word op scholieren die mogelijk straks te maken krijgen met een smartphoneverbod op scholen. Ik wou dat ik zelf een telefoonvrije dag kreeg opgelegd door een of andere autoriteit. Door een Europese overheid die besluit dat al de Samsungs, Googles, Apples en Facebooks je te veel volgen. Ik hunker naar een werkgever die sociale media-apps verbiedt omdat China anders data zou stelen of zoiets. Desnoods God die ingrijpt. Het vrome leven van de orthodoxe jood begint er steeds aanlokkelijker uit te zien, alleen maar om die ene schermloze sabbat. 

Het onderwijs is het probleem niet. De kinderen zijn het probleem niet. Ons neurologisch functioneren is het probleem. En er is meer dan alleen onderwijs nodig om dat op te lossen.

.

Schrijven en lezenalle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

3094

VRIJESCHOOL – Niet-Nederlandse talen – Engels

.

Wanneer vanaf klas 4 een begin wordt gemaakt met schrijven en lezen, kom je uiteraard ook een keer bij het alfabet, b.v. ‘ergens in klas 5 of zelfs 6’.

Eerst uit het hoofd leren – het is een flink rijm – geeft later steun aan de uitspraak.

.

Roy Wilkenson, 1978

.

THE ALPHABET

.

The Alphabet
Begins with A
But it’s often pronounced
Another wav.
It’s ah in father,
It’s ay in cake;
In a word like apple
A short a you make.

B is a sound
To shut something in,
Like bottle or boot.
Basket or bin;
Bag, box or body, —
Now do you see
How being shut in
Belongs to B.

C is in cellar,
In centre and cell,
In certain and cease,
In city as well.
Before a, o and u
The sound is hard.
As in coat and colour,
Cuddle and card.

D is a letter
You will know at once.
It’s for door and day.
And also for dunce.
It’s for dragon and donkey,
Din, dinner and dew,
For dormouse and deer
And dog and duck too.

E is for Eel, —
A sort of fish.
It’s supposed to be
A tasty dish.
E is also in bell,
But short you see.
In Elephant too
Is the letter E.

F is for fire,
Flight and fly.
F shoots and sparkles
And rushes by.
F is in fear,
In fight and in fish,
In flow and in flower
And it goes with a swish.

G is for garden,
Gale and gate.
Gap and gabble.
Golf and great.
Sometimes it’s soft —
Before i and e,
Like giant and ginger
George and gee-gee.

H is a strange sound
And it needs some puff.
It’s in hurricane and heaven,
In howling and huff.
It’s in hop and happy,
With s in shell,
To sound the H properly
You need to breathe well.

I is a vowel.
Long as in ride.
Short as in insect,
Or you have both in inside.
I is also a word
Which you use when you say
“This person is me.
I’m here today”.

J is for jam
To spread on your bread,
But sometimes it gets
On your jaw instead.
Two children there were
Who went up a hill.
Both names start with J
You know — Jack and Jill.

K goes off bang.
It’s in kiss and kick,
Kitchen and keeper.
It’s at the end of quick.
K is in kettle.
Kipper and kite,
But sometimes it’s modest.
As in know and knight.

L is a lovely
Opening out sound.
It spreads itself out
To the world around.
It’s in leaf and in life,
In laughter and love,
In light and in lark,
Singing high above.

M is a meeting.
It’s a mixture you’ll find.
It’s in muddle and mud,
Madness and mind.
It’s in making and man,
Mountain and mere.
And needs to be spoken
Firmly and clear.

N is a sound
Which quietly glides.
Wherever it is,
It simply slides.
“No” is the thing
Which N wants to say.
It’s in never and not,
Nothing and nay.

If there’s something you want,
O is the sound.
It is short or long,
But written, quite round.
It’s in own and got,
Though sometimes blurred
As in story and love,
To say nothing of word.

P is for pilgrim,
Peacock and pry,
Poodle and pippin,
Plum pudding and pie,
It’s in paddle and pumpkin,
aper and pay,
Parrot and peewit.
Ponder and pray.

Q is in quiet,
Question and queer.
It’s also in quarrel
But we don’t like that here.
Q has a friend,
The letter U.
WYou’ll find the u too.

R is a rollicking
Roisterous sound.
You find it rolling
And racing around.
But strange to relate,
It’s name rhymes with car,
No rolling nor rrrrrring.
It’s just called Ah.

S has some magic.
It’s in still and sly,
In sun and in storm,
In snake gliding by.
It’s in sizzle and soft,
In slipper and smoked,
In sniffing and sneezing,
Through getting soaked.

T is for tree,
For top and for try.
Attaining high standards
Means aiming high.
T is for teacher,
Standing there, —
Too often talking
To the empty air.

U is a sound
Which is all squeezed in.
It’s pronounced like you
And it looks very thin.
It’s in ugly and under,
Upright and dull,
Lugubrious, useful,
Butter and buil.

V is a valley.
Vale or view.
It’s in village and voice
And in velvet too.
It’s in verb and in verse,
Vanish and vat.
It’s an upside-down
Dunce’s hat.

W is in water,
Wave and why,
In walk and in walrus.
Ducks waddle by.
It’s in wobble and wiggle,
n weather and woo.
The name is not W:
It is called double u.

This cross is an X.
Eks it says.
You write it in Xmas
And in X-rays.
Not many words
Begin with an X
But they end with it often,
Like fox, fix and flex.

There is also a letter
Which rhymes with eye,
Spoken y or short i,
But it’s called a wye.
It’s in yellow and you,
At the end of hairy,
In young and in year,
And also in fairy.

One more to learn,
Zed is it’s name.
You find it in Zebra,
Who’s not very tame.
Z is for Zulu,
Zany and zoo.
It’s the last of the letters,
A happy thought too.

.

Niet-Nederlandse talen: alle artikelen.
.
Algemene menskunde: alle artikelen

Opvoedingsvragen: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3093