Categorie archief: kerstspelen

WAT VIND JE OP DEZE BLOG?

.

Via onderstaande rubrieken vind je de weg naar meer dan 2600 artikelen.

In het zoekblokje (op deze pagina rechtsboven) een trefwoord ingeven, leidt ook vaak tot artikelen waar het betreffende woord in voorkomt.
Wanneer er meerdere koppen van artikelen worden getoond, is het raadzaam ieder artikel open te maken en onder aan het artikel bij de tag-woorden te kijken of het gezochte woord daar staat.
Wanneer het artikel is geopend, kan je Ctr + F klikken. Er verschijnt dan een zoekvenstertje waarin je het gezochte woord kan intikken. Als dit woord in het artikel aanwezig is, kleurt het op.
.

Ondanks regelmatige controle komt het voor dat bepaalde links niet werken. Waarschuw me s.v.p.     vspedagogie voeg toe apenstaartje gmail punt com
.

RUDOLF STEINER
alle artikelen
wat zegt hij over——
waar vind je Steiner over pedagogie(k) en vrijeschool–
een verkenning van zijn ‘Algemene menskunde’


AARDRIJKSKUNDE
alle artikelen

BESPREKING VAN KINDERBOEKEN
alle auteurs
alle boeken
leeftijden
over illustraties

BORDTEKENEN zie TEKENEN

DIERKUNDE
alle artikelen

GESCHIEDENIS
alle artikelen

GETUIGSCHRIFT
alle artikelen

GEZONDHEID – die van de leerkracht
Alle artikelen

GODSDIENST zie RELIGIE

GYMNASTIEK
alle artikelen

HANDVAARDIGHEIDSONDERWIJS
a
lle artikelen

HEEMKUNDE
alle artikelen

JAARFEESTEN
alle artikelen

KERSTSPELEN
Alle artikelen

KINDERBESPREKING
alle artikelen

KLASSEN alle artikelen:
peuters/kleutersklas 1; klas 2; klas 3; klas 4; klas 5; klas 6; klas 7; klas 8; klas 9: klas 10; klas 11; klas 12

LEERPLAN
alle artikelen

LEERPROBLEMEN
alle artikelen

LEZEN-SCHRIJVEN
alle artikelen

LINKS
Naar andere websites en blogs met vrijeschoolachtergronden; vakken; lesvoorbeelden enz

MEETKUNDE
alle artikelen

MENSKUNDE EN PEDAGOGIE
Alle artikelen

MINERALOGIE
alle artikelen

MUZIEK
Alle artikelen

NATUURKUNDE
alle artikelen

NEDERLANDSE TAAL
alle artikelen

NIET-NEDERLANDSE TALEN
alle artikelen

ONTWIKKELINGSFASEN
alle artikelen

OPSPATTEND GRIND
alle artikelen

OPVOEDINGSVRAGEN
alle artikelen

PLANTKUNDE
alle artikelen

REKENEN
alle artikelen

RELIGIE
Religieus onderwijs
vensteruur

REMEDIAL TEACHING
[1]  [2]

SCHEIKUNDE
kAlle artikelen

SCHRIJVEN – LEZEN
alle artikelen

SOCIALE DRIEGELEDING
alle artikelen
hierbij ook: vrijeschool en vrijheid van onderwijs

SPEL
alle artikelen

SPRAAK
spraakoefeningen
spraak/spreektherapie [1]    [2

STERRENKUNDE
Alle artikelen

TEKENEN
zwart/wit [2-1]
over arceren
[2-2]
over arceren met kleur; verschil met zwart/wit
voorbeelden
In klas 6
In klas 7
Bordtekenen [1]
Bordtekenen [2]

VERTELSTOF
alle artikelen

VOEDINGSLEER
7e klas: alle artikelen

VORMTEKENEN
alle artikelen

VRIJESCHOOL
Niet elders gerubriceerd: alle artikelen
Ahriman en/in het onderwijs;
Grafische vormgeving bij Steiner
Naamgeving en schrijfwijze vrijeschool;
Ochtendspreuk;
Organische architectuur;
uitgangspunten vrijeschool;
vrijeschool en antroposofie;
vrijheid van onderwijs;  

bewegen in de klas
In de vrijeschool Den Haag wordt op een bijzondere manier bewogen.

bewegen in de klas
L.L.. Oosterom over: beweging tussen persoon en wereld; kind leert bewegend de wereld kennen; sport

.
EN VERDER:

geschiedenis van het Nederlandse onderwijs, een kleine schets

karakteriseren i.p.v. definiëren

lichaamsoriëntatie

(school)gebouw
organische bouw [1]     [2-1]    [2-2]

In de trein
onderwijzer Wilkeshuis over een paar ‘vrijeschoolkinderen’ in de trein
.

VRIJESCHOOL in beeld: bordtekeningen; schilderingen, tekeningen, transparanten enz.
voor klas 1 t/m 7; jaarfeesten; jaartafels

Deze blog wordt/werd bekeken in:

Afghanistan; Albanië; Algerije; Amerikaans-Samoa; Andorra; Angola; Argentinië; Armenië; Aruba; Australië; Azerbeidzjan; Bahama’s; Bahrein; Bangladesh; Belarus; België; Benin; Bolivia; Bosnië en Herzegovina; Brazilië; Brunei; Bulgarije; Burkina Faso; Burundi; Cambodja; Canada; Caribisch Nederland; Chili; China, Congo Kinshasa; Costa Rica; Cuba; Curaçao; Cyprus; Denemarken; Dominicaanse Republiek; Duitsland; Ecuador; Egypte; Estland; Ethiopië; Europese Unie; Finland; Filipijnen; Frankrijk; Frans-Guyana; Gambia; Georgië; Gibraltar; Griekenland; Ghana; Guadeloupe; Guatemala; Guyana; Haïti; Honduras; Hongarije; Hongkong; Ierland; IJsland; India: Indonesië; Isle of Man; Israël; Italië; Ivoorkust; Jamaica; Japan; Jemen; Jordanië; Kaapverdië; Kameroen; Kazachstan; Kenia; Kirgizië; Koeweit; Kroatië; Laos; Letland; Libanon; Liberia;  Libië; Liechtenstein; Litouwen; Luxemburg; Macedonië; Madagaskar; Maldiven; Maleisië; Mali; Malta; Marokko; Martinique; Mauritius; Mexico; Moldavië; Monaco; Mongolië; Montenegro; Myanmar; Namibië; Nederland; Nepal; Nicaragua; Nieuw-Zeeland; Nigeria; Noorwegen; Oeganda; Oekraïne; Oman; Oostenrijk; Pakistan; Panama; Paraguay; Peru; Polen; Portugal; Puerto Rico; Qatar; Réunion; Roemenië; Rusland; Saoedi-Arabië; Senegal; Servië; Sierra Leone; Singapore; Sint-Maarten; Slovenië; Slowakije; Soedan; Somalië; Spanje; Sri Lanka; Suriname; Syrië; Taiwan; Tanzania; Thailand; Togo; Tsjechië; Trinidad en Tobago; Tunesië; Turkije; Uruguay; Vanuatu; Venezuela; Verenigde Arabische Emiraten; Verenigde Staten; Verenigd Koninkrijk; Vietnam; Zambia; Zuid-Afrika; Zuid-Korea; Zweden; Zwitserland’ (156)

..

VRIJESCHOOL – Driekoningenspel in jip-en-janneketaal

 

Pieter HA Witvliet
.

DRIEKONINGENSPEL IN JIP-EN-JANNEKETAAL
.

Nee, dit is ABSOLUUT GEEN PLEIDOOI om voortaan een andere taal in het Driekoningenspel uit Oberufer te gaan gebruiken.

Iedere vorm van aanpassing – hoe mooi verder van taal – haalt het niet bij wat Sanne Bruinier destijds maakte van het Oberuferer dialect.
Zij was onnavolgbaar – onnavolgbaar! in staat het klankrijke, sappige, boerse, van het dialect over te brengen in een bepaalde vorm Nederlands waarin ze allerlei elementen uit de taal van vervlogen jaren gebruikte.
Het is dus geen bestaand (oud) dialect, noch Middeleeuws, noch Middelnederlands.

Het Driekoningenspel – maar dat geldt ook voor het Paradijsspel en het Kerstspel– is qua taal niet te verbeteren zonder dat de diepe gemoedsbeleving van de dialectklanken verloren gaat.
Altijd zal – ook al is de taal nog zo bloemrijk vervangen – er meer intellect, dus minder leven, het spel binnendringen.
(Een interessante ervaring van een groep spelers)

Ook onze bestaande dialecten willen ‘vertalen’ naar het Nederlands zou aan de zeggingskracht van die dialecten veel afbreuk doen. Uitdrukkingswijze, intonatie, beleving gaan bij de dialectsprekende mens dieper dan bij de mens die de grootste gemene deler van de taal: het ABN spreekt.
Als spreker van beide kom ik (ook) uit ervaring tot die conclusie.

Mijn jip-en-janneketaal verhoudt zich tot de taal van de Kerstspelen als een grijsgrauwe regenboog tot de werkelijke pracht van de regenboogkleuren.

Waarom ‘vertaal’ ik de woorden dan naar begrijpelijk Nederlands?
Omdat er telkens maar weer opmerkingen zijn over ‘hoe moeilijk die teksten te begrijpen zijn’.
Dat tekent onze huidige situatie: we willen weten, kennen; we leven tenslotte in een intellectualistische tijd. En natuurlijk: als de woorden je niets zeggen, moet je het hebben van het beeld. Ook dat heeft het vermogen om tot je te spreken: beeldentaal!
Dat geldt vooral bij kinderen; zij hebben een veel mindere behoefte bij deze spelen ‘alles’ te begrijpen, omdat ze ook een groot deel langs een andere weg verstaan.

Maar goed, voor de mensen dus die de tekst moeilijk vinden, hier een huis-tuin-en keukenversie.
Maak er een folder van, zet die tekst in de schoolkrant, kortom verspreid die onder de mensen die er behoefte aan hebben, zodat ze van tevoren – thuis! – zich kunnen voorbereiden op de inhoud.

Daarmee zouden de klachten over ‘het begrijpen’ tot het verleden moeten gaan behoren.

En wie dat heeft begrepen, slaat niet de tot veruiterlijking leidende weg van de meer intellectualistische hertaling in!

DRIEKONINGENSPEL

Engel

‘k Treet voor uluyden sonder spot,
Zonder te spotten sta ik voor u!
goên avond saamen gheve u god,
God geve u hier samen een goede avond,
een goên avond ende geseghende tyt,
een goede avond en een gezegende tijd
mooch ons van daarboven syn toegeseyt.
mag ons van daarboven toegezegd zijn.
Agtbaere, seer vroede, goetgunstige heeren,
Geachte, zeer wijze, welgezinde heren
oock deugtsaame vrouwen
ook deugdzame vrouwen
ende jonckvrouwen in alle eere,
en jongedames met alle eer,
wilt altegaer niet euvel duyden
neem allen het ons niet kwalijk
dat wy ons spel vertoonen voor uluyden,
dat wij ons spel voor jullie opvoeren,
Tgeen dat ghy voor u ooch sult sien
Wat u hier gaat bekijken
is niet versintsel van onsliên,
hebben wij niet bedacht,
noch oock van heidens uytgedocht
en ook niet door ongelovigen
maer deur de heylige scrift gebrocht:
maar door de Bijbel gebracht:
van hoe Christus quam, ons menschen ten troost,
over hoe Christus kwam, als troost voor de mensen,

oock van d’albekende wysen van oost –
ook over de bekende wijzen uit het Oosten
Sy synder gecomen een varre toght-
Ze hebben een lange reis gemaakt
so als elck reysersman wel kennen moght –
zoals iedere reiziger dat wel weet –
Sy synder nae Hierusalem geteghen
ze zijn op weg gegaan naar Jeruzalem
en vraegden naet kindeken alder weghen.
en vroegen overal naar het Kind.
Herodes heytet mit droefnis vernomen
Herodes vernam het en werd bedroefd
en liet de geleerde priesters comen;
en hij liet de geleerde priesters komen;
die sullen hem segghen sonder verlaet
die moeten hem dadelijk zeggen
wat inder heylighen scrifte staet.
wat erover in de Bijbel staat.
So ghy bereyt syt en het aen wilt hooren,
Dus als u bereid bent om ernaar te luisteren
swyght stil en opent wyt u ooren.
wees dan stil en luister goed.

Melchior

Myn gattercompas end instrumenten goet
Page, breng mij eens snel mijn 
haestelyc, pagie, hende bringhen doet,
sterrenkundige instrumenten,
der heemlen gloria, reickt boven dien
en geef ook – de naam van een ander instrument –    voor meer info zie dit artikel
gins blinckt een star so noyt en wiert gesien:
daarginder straalt een ster die nog nooit gezien is:
daor Venus mit Sonne doet consamaneren
nu Venus met de zon samengaat
staet iet veurt oogh als nimmer te veuren:
gaat er iets gebeuren dat nog nooit gebeurd is:
een overschone helle schyn !
wat een prachtig helder schijnsel!
van waer mach dit gestarnt wel syn?
waar komt dit gesternte vandaan?
’t en is niet byster veer geleghen,
het staat niet eens zover weg,
dit is certeyn een heyligh teken,
dit is zeker een heilig teken,
te middenst sienick eene maagt,
in het midden zie ik een jonkvrouw
die claorelyc een kindeken draegt,
die overduidelijk een kind draagt
de helle glans van heur gelaet,
de heldere glans van haar gezicht
het ligt der starre te boven gaet;
is sterker dan het licht van de ster;
oock doet sy nieuwers stille staon
het staat nergens stil
doch sneller ende sneller rontsomme gaon.
maar draait steeds sneller rond.
Het kind dwelc de joncvrou draegt
Het kind dat de jonkvrouw draagt
ick schou’t beweeght hem telken staeg.
Ik zie dat het zich ook steeds beweegt.
Te duyden wat wonder verschynt aldus,
Om erachter komen wat voor wonder daar verschijnt
roept, pagie den mathematicus
haal page, de wiskundige eens.
of hy mogt verclaeren wattet bediet
misschien kan hij uitleggen wat het betekent
dat men de maegt met een kindeken siet.
dat we de jonkvrouw met een kind zien.

Page

Ghenadighe coninck, u woort ic wel verstae;
genadige koning, ik begrijp u wel
ic bringh u schielken Viligratia.
ik haal meteen Viligratia (de wiskundige)

Melchior

Myn Viligratia., duydt ghy my ginse sterre ?
Viligratia wat betekent die ster daar, leg eens uit?

Viligratia

Ghenadighe coninck, dit sy van my verre,
Genadige koning, hier weet ik niets vanaf,
doch willic de profeten consamaneren
maar ik wil er wel de profeten op naslaan
oftic uyt haor welligt iet deducere.
misschien kan ik daaruit iets afleiden.
Jesaia den profeet spreeckt inderdaat
Jesaja  de profeet spreekt inderdaad over
van dat in Betlem te geschieden staet:
wat er in Bethlehem te gebeuren staat:
Een coninck daer alras geboren worden sal,
Daar zal weldra een koning geboren worden.
Messias van der aert ent gants heelal.
Verlosser van de aarde en het hele heelal.

Melchior

’t Coomt my te veur oft woort van den profeet
Mij lijkt het of het woord van de profeet
alree in Betlem sich vervullen deet,
al in Bethlehem in vervulling is gegaan.
dies willic naerstelyc bedencken
nu wil ik snel bedenken
wattic het kindeken sal schencken ?
wat ik het kind zal schenken
een somme gouts houdic bereyt,
een som goud neem ik ervoor
gout voegt eens coninghs majesteyt,
goud hoort bij een koninklijke majesteit
den coningh oock der aert ent gants heelal,
en het is ook de koning van de aarde en het hele heelal.
ic hope hy my des ghenadich wesen sal.
ik hoop dat hij mij daarom genadig zal zijn.
Gaet hene ende sorght mit vlyt, myn pagie,
ga page en zorg snel
dat al bereyt wort veur de pelgrimagie;
dat alles voor de pelgrimstocht in orde wordt gemaakt.
en voert ghy, Viligratia ’t regiment
en jij, Viligratia, neem het bestuur op je
tottic die reyse heb gebrogt ten end.
tot de reis ten einde zal zijn.

Viligratia:

Ghenadighe coninck, nae u content
Genadige koning ik zal tot uw tevredenheid
willic hier voeren het regiment.
hier het bestuur op me nemen.

Balthasar:

Huy morghen bragt myn hofstoet my de konde
Vanmorgen bracht men mij vanuit het hof de boodschap
hoe dat sich deuse nagt een wonder toonde.
hoe er vannacht een wonder zichtbaar was
Een vreemt gestarnt van selsaem claeren schyn
Een vreemde ster met een zeldzaam helder schijnsel
daor in een joncvrou deet verschenen syn,
en daar verscheen een jonkvrouw in,
mit haor een coninck vander aert ent gants heelal;
bij haar een koning van de aarde en het hele heelal;
het voeght dat men hem wieroock offren sal;
het past dat we hem wierook aanbieden;
een kindelingh so lieflyc teer,
een kindje, zo liefelijk en teer,
voorwaar sulck dingh en sach men nemmermeer.
echt waar, zoiets is nog nooit vertoond.
Doet op de weghen ende straeten gaen
Ga de wegen en de straten op
en deuse star ent wonder gaode slaen
om deze ster en het wonder te aanschouwen
so speurt ghy alte wel dattet waorlyc leyt
en dan merk je snel genoeg dat het echt zo is
gelyck myn hofstoet my heeft an geseyt.
als ze mij aan het hof hebben gezegd.
O nimmer en hoordic, veur ofte nae
O, nog nooit heb ik gehoord
dat bewaerheyt wierd sulcke historia:
dat een dergelijke boodschap waarheid wordt.
een joncvrou reyn, moeder te selfder tyt,
een jonkvrouw die maagd is en tegelijkertijd moeder,
heur kindelingh coninck arm ende ryc !
haar kind koning, arm en rijk tegelijk!
Nae Betlehem doet het gestarnt ons wysen
De ster wijst ons naar Bethlehem
als souden wy algaoder daor henen reysen.
alsof we daar allen naar toe moeten reizen.
Niet en deurgront ic sulck geheimenis
Zo’n geheim doorgrond ik niet
dwelc bij den scriftgeleerden claer te vinden is:
dat bij de schriftgeleerden wel duidelijk te vinden is:
sonder man geboren een kindekyn,
zonder man is er een kind geboren,
een coninck der joetsen sal hy syn.
een koning van de Joden zal hij zijn.
Dies willic op staon morghen mitten dach
Dus zal ik morgen vroeg opstaan
ende sien offic het kindeken vinden mach,
en zien of ik het kind kan vinden.

Kaspar

O wonder groot, hoochste verheuchenis,
O groot wonder, intens verheugen
diewyl eenmael de tyt gecomen is
omdat nu de tijd gekomen is
en den messias, langh begeert, nu is geboren
en de messias, waar men lang naar verlangde, nu is geboren
van eener maegde uytvercoren.
bij een uitverkoren maagd.
Aldus doet een gestarnt ons leren,
Zo leert een ster ons,
welc teken men sal respecteren
en dat teken moet men respecteren
mids de historie hier deur wiert vervult
omdat de boodschap hierdoor waarheid wordt

die by den joetsen als verdightsel geldt
die de Joden als een verzinsel beschouwen.
Sy soeken alder weghen mit groot misbaer
Zij zoeken overal met veel ophef
offet oock ieuwerinc te vinden waer.
of het ook wel ergens gevonden kan worden.
Wat efter salt geschenck end offer syn
Maar wat moet het geschenk en offer zijn
daor met het kinde wel te vre mogt syn?
waarmee het kind wel tevreden kan zijn?
wyl hy een coninck is der aert ent gants heelal
omdat hij koning is van de aarde en het ganse heelal
is mir de gave so men brenghen sal.
moet ik als gave de mirre brengen.
Mit alsulck offer willic tot hem gaen
Met zo’n offer wil ik naar hem toe gaan
en hope voor het kind daor met bestaen.
en hopen dat ik daarmee in de ogen van het kind mag bestaan.

Lied 1

Der wysen starre blinckt ons claer,
De ster van de wijzen straalt helder voor ons
den hoochsten coninck moet voorwaer
de hoogste koning moet – dat is duidelijk –
op aertryc syn gecomen.
op aarde gekomen zijn
Och wysen, goede, wysen, seght
O wijzen, goede wijzen zeg het,
de waerheyt ons voor oghen leght
openbaar ons de wijsheid
vanwaer hebt ghy vernomen ?
waar heeft u dit vernomen?
ylt nu, ylt
haast u, haast u
van hende en verre
van heinde en verre
mitter sterre
met de ster
tottet kinde,
naar het kind
ylt den coninck der ere* vinden.
haast u om de erekoning te vinden.
*de oorspronkelijke dialecttekst uit Oberufer heeft hier 
het woord ‘erdn’ = aarde?

Page:

Ghenadigste coningh, vreemt volleck sonder tal,
Genadige koning, heel veel vreemd volk
welcs doelwit onbekent, u dra gemoeten sal,
waarvan we niet weten waar ze naar op weg zijn
zal u weldra ontmoeten,
het schynt daor sy een coninck mit haorlieden
het lijkt een koning met zijn gevolg
als over ons doet heerschen ende gebieden.
alsof die over ons heersen en gebieden kan.

Melchior:

So willic toeven een cort termyn
Dan blijf ik hier even
tot sy alhier sullen gecomen syn.
tot ze hier aangekomen zijn.

Myn eedle heren, weest gegroet,
Edele heren, ik groet u,
waor hene staet u sin, hert ende moet?
waar wilt u zo graag heen gaan?

Balthasar:

Weest gegroet myn here, end u hofstoet daor neven, 
Ik groet u, mijn heer en uw gevolg eveneens.
waor dogt u caravaen haor henen begheven?
waar dacht uw stoet heen te gaan?

Melchior:

Myn eedle here, heuschelyck danck
Mijn edele heer, oprecht dank.   
tot Hierusalem gaet onsen ganck
wij zijn op weg naar Jeruzalem

Kaspar:

Soot u ghelieve, seght my aen
Als u zo vriendelijk wil zijn, zeg me dan
Wat doet u nae Hierusalem op gaen ?
Waarom gaat u naar Jeruzalem?

Melchior:

In Jesaia men claerlyc gescreven vint
In Jesaja staat duidelijk geschreven
hoe dat een schoon ende arrom kint
hoe een mooi en arm kind
in Bethlehem geboren worden sal,
in Bethlehem zal worden geboren,
een coninck seffens vander aert ent gants heelal
een aardse koning, maar ook van het gans heelal
Nu wiertet deur de sterre openbaer,
nu wordt het door de ster geopenbaard
hoe oft geschiet is wonderbaer,
hoe dat wonder is gebeurd,
naedien geringhe tyt te voren
nadat een korte tijd daarvoor
bereyts dit kinde is geboren.
dit kind al is geboren.

Balthasar:

Mit waorheyt magh ic segghen ist al gelyck
Ik spreek de waarheid als ik zeg
toe gegaon in myn coninckryck.
dat het in mijn koninkrijk net zo gegaan is.
Een star is ons aldaor verschenen
Er verscheen een ster
daor in een joncvrou stond, een kint mit eenen
waar een  jonkvrouw in stond, samen met een kind
hier deur coomt aen den lighten dach
hiermee wordt duidelijk
tgeen onder den heydens verborghen lagh.
wat bij de heidenen nog onzichtbaar was.

Kaspar

Dit selve heeft my op de baen gebragt,
Dit heeft mij ook op reis doen gaan,
dat hoochelyc een wonder wort geagt,
dat moeten we als een groot wonder beschouwen
hier omme wy van herten seere –
daarom moeten we – mocht het zo zijn
mogtet so syn – het vinden begeren.
het echt willen vinden.

Melchior:

Doch, nu de starre schier verdween
Maar nu de ster bijna verdwenen is
dwelc ons ten teken blonck voorheen
die eerst nog als een teken voor ons blonk
en wy in deusen weghen ende straeten
en wij op deze wegen en straten
op geen middelen ons en dorren verlaeten,
geen verdere hulpmiddelen hebben
oock niet en weten nae wellecken kant
ook niet weten welke kant we op moeten
in dit gants onbekende lant,
in dit totaal onbekende land,
so en willenme de reyse niet beënden
zo willen we de reis niet beëindigen
en nae Hierusalem ons heen wenden,
en naar Jeruzalem gaan,
of wy in gintser stede welligt
misschien kunnen we in die stad
niet en vernamen een naeder berigt.
nader bericht vernemen.

Lied 2

Drie coninghen tyen, de starre veur an,
Drie koningen trekken verder, de ster voorop
tot Bctlehem isser de starre gegaen
tot Bethlehem is de ster gegaan
en heytse beduyt
en die heeft hen laten zien
waer ’t kindeken leyt,
waar het kindje ligt,
daer bleve de starre stil staen.
daar bleef de ster stilstaan.

Lied 3

Ter tyt Herodis regiment
In de tijd van het bestuur van Herodes 
syn wysen uyten orient
zijn wijzen uit het Oosten
gecomen veur Hierusalem an
in Jeruzalem aangekomen
toen Christus reets op aerden quam,
toen Christus al op aarde was gekomen
en vraegden alder weghen snel
en overal vroegen ze gehaast
waer geboren sy die in Israël
waar in Israël geboren zou zijn
nae de joetse profety’n
die volgens de Joodse voorspelling
de nieuw coninck soude syn.

de nieuwe koning zou zijn.

Herodes:

Bin ick eerst regt op een verbolghen
Als ik eenmaal boos ben op iemand,
hy wagte hem veur de gevolghen!
dan moet hij oppassen voor de gevolgen!
aerts ende gheestlyc hoochste hant
de hoogste wereldlijke en geestelijke machthebbers
heeft myn hier in der joetsen lant
hebben mij hier in het land van de Joden
gemaakt tot coninck al temet
bijgeval tot koning benoemd
ende op de hoochste plaets geset.
en de hoogste plaats gegeven.
Wy willen huyden regtspraak houden,
Nu willen we rechtspraak houden
spreecken mit jonghen ende mit ouden,
spreken met jongeren en ouderen
die sullen treden al te mael
die zullen hier allemaal in mijn
tot myn in myne conincks sael
koninklijke zaal bij mij komen
waorc nae se wagt.
waar ik op ze wacht.
Het klopt lackey,
Er wordt geklopt, lakei
gaot sien wie daor gecomen syn.
ga kijken wie er gekomen zijn.

Lakei:

Gehenadighste coninck, vreemt volc schier sonder tal 
Genadige koning, heel veel vreemd volk
welcs doelwit onbekent, comt hende tot u sael,
met een onbekend doel, komt hierheen naar uw zaal,
veul heren ende coninghen doense bringhen,
er zijn veel koningen en heren bij
sy moghten ons wel gants omringhen.
ze zouden ons wel helemaal kunnen omringen
Mit costlycke kleedingh synse an gedaon,
Ze hebben kostbare kleding aan
vol stacie doense daor henen gaon.
en ze bewegen zich vol statie.

Herodes:

Vraegt opterstont van waor sy comen
Vraag onmiddellijk waar ze vandaan komen
ende wat sy haor hebben veur genomen 
en wat hun bedoeling is.

Lakei:

Ghy heren, conincklyc majesteyt
Heren, koninklijke hoogheid
mogt weten waor veur ghy gecomen syt
zou graag willen weten waarom u gekomen bent
in deuse stadt, alsoock het oort,
naar deze stad, en ook de plaats
lant end geslaght daor toe ghy behoort.
het land en het geslacht waartoe u behoort.

Melchior:

Wy syn al tsaam van conincklycken standt,
Wij zijn allemaal van koninklijke stand
twee onser uyt Scheba, eenen uyt morenlandt;
twee van ons uit Scheba, een uit het land der Moren.
isset coningh Herodi nae den sin,
als het koning Herodes schikt
so quamen wy gheern tot syn edelheyt in.
zouden wij graag naar de vorst toegaan.

Lakei:

Sy syn al tsaem van coninclyken standt,
Zij zijn allemaal van koninklijke stand
twee hunner uyt Scheba, eenen uyt morenlandt
twee van hen uit Scheba, een uit het land der Moren.
isset coningh Herodi nae den sin
als het koning Herodes schikt
so quamen sy gheern tot syn’ edelheyt in
zouden zij graag naar de vorst toegaan.

Herodes:

Laotse in myn losament sonder verdrach
Laat hen zonder meer binnen
dattic haorlie an heuren mach
zodat ik naar hen kan luisteren.

Lakei:

Myn ghenadigst heer coninck begeert u precencie
Mijn genadige koning stelt uw aanwezigheid op prijs
en dat ghy hem bloot leght u saek end intencie.
en dat u uw zaak en bedoelingen duidelijk maakt.

Herodes:

Weest willecom heren, hoe dientet verstaon
Welkom Heren, hoe moet ik begrijpen
dat ghy van veer tot mynwaerts coomt gegaon ?
dat u van zo ver naar mij gekomen bent?

Kaspar:

U edelheyt meughe ons verschonen
Edele heer, neem ons niet kwalijk
so wilc de oorsaek cortlyc ane toonen:
ik zal de oorzaak in het kort aangeven
In Scheba onsen landen var
In Scheba, onze verre landen
verscheen een sonderlycke star,
verscheen een wonderlijke ster
daor in eene maegt een kind doet draeghen,
waarin een maagd een kind draagt
merckt wel waor van wy u gewaghen.
let wel wat wij u vertellen
Hier deur wier ’t eerst ons openbaer
Hierdoor werd het ons pas duidelijk
hoe dat den messias gecomen waer,
hoe de Messias was gekomen
een coninck geboren over al
geboren een koning over iedereen
soot heir der joetsen dienen sal;
die het leger van de Joden zal dienen.
hem soecken wy vlytigh uyt alle magt,
hem zoeken we zo goed we kunnen
dit heeft ons op de reyse gebragt
dat heeft ons op reis doen gaan.

Herodes:

Hoe, hier te lande heyt sulx geschiet,
Hoe is dit in dit land gebeurd?
vreemden bekent, myn egter niet?
Vreemdelingen weten het, maar ik niet?
so tyt nae Betlem te deuser stonde,
ga dit uur nog naar Bethlehem
so danich kint en wort hier niet gevonden.
hier is zo’n kind niet te vinden
Reyst henen ’t soecken. En daor ghy sult
Ga op pad om het te zoeken. En als u 
hebben anbeden end seffens bedeelt,
het hebt aanbeden en geschenken gegeven
bootschapt het myn, op dattic het weet,
laat het mij dan weten
dattic als eersten mach syn bereet,
dat ik de eerste mag zijn
dattic oock tottet kint mogt reysen
dat ik ook op reis mag gaan naar het kind
hetzelve aanbidden gelycker wysen
en het ook zo mag aanbidden.
Doet sulx ghy heren te mynen gerief,
Doe dat voor mij, heren
’t kint met vereren waor’  my lief.
ik zou het heel fijn vinden het kind ook te eren.

Kaspar:

U edelheyt, soo wyt mogten vinden,
Hoogheid, als we het kind mogen vinden
brenghemme u kondschap van het kinde
laten we u dat weten.

Melchior:

Nu wel aan
wy tyen van Hierusalem van daen.
Kom, dan verlaten we Jeruzalem.

Balthasar:

Siet an, de sterre gaot veur ons uyt
Kijk, de ster gaat voor ons uit
dwelc ons reets heeft geleyt
die ons al heeft geleid 
int ryc van orient
in het rijk van de Oriënt
daor wy ’t kindeken hebben erkent.
omdat wij het kind herkend hebben.

Herodes:

Die maor en ontroert my niet weinigh den sin
die boodschap brengt me danig in de war
wylc slechts een vreemden coningh bin
omdat ik maar een vreemde koning ben
en geenen regten. Gaot lakey
en geen echte. Vooruit lakei,
roept ras de schriftgeleerden tot my
roep snel de schriftgeleerden bij mij
end overpriesters, op dattic hore
en de overpriesters, zodat ik kan horen
waor den nieuen coninck sal worden geboren,
waar de nieuwe koning geboren zal worden
soot heir der joetsen dienen sal.
die het leger van de Joden zal dienen.

Lakei:

Ghenadighe coningh, ‘k verstae u wél,
Genadige koning, ik begrijp u goed,
wil sonder dralen end also snel
ik zal zonder gedraal en dus snel
uytet gantse lant van hende en varre
uit het hele land, van heinde en verre
de overpriesters byeen vergaeren.
de overpriesters samenbrengen.

Kaifas:

Heer, ic Kaifas, myn eygenste lief,
Heer, ik, Kaifas, ik houd van mijzelf,
heer, ic en doen u geen ongerief,
heer, ik doe niets tot uw nadeel
ic wilt al segghen op een haor,
ik zal het op een haar na precies zeggen
wen coninghlycke majesteyt
als u, koninklijke hoogheid
het geenderley wyse niet euvel en duydt.
het mij op geen enkele manier kwalijk neemt.

Herodes:

Spreeckt heer, doet ongestraft gewagh
Spreek, heer, zeg het ongestraft
schoonet my grootlyc mishaegen mach
hoewel het mij zeer onwelkom is
ic en hout u niet ten quade
dan neem ik het u niet kwalijk
mids ic my gheern van u liet raeden,
omdat ik mij toch graag door u raad laat geven
wesweghen toch ic om u sont.
daarom liet ik u toch halen
So seght my aen wat ghy bevont
dus zeg mij wat u ervan weet,

De schriftgeleerden:

Ghenadighe coningh, tleyt claor veurder hant,
Genadige koning, het is overduidelijk
in de stadt Betlem int joetse lant,
in de stad Bethlehem in het joodse land
so as de scriften wysenet uyt,
zoals de Schriften het vermelden
so asset veers vanden psalmmeester luyt:
zoals het vers van de psalmmeester luidt:
de soon sal boven syne vianden gaan,
de zoon zal boven zijn vijanden staan
boven allen so teughen hem op sellen staon,
boven allen die tegen hem in opstand komen,
veul vollecke hem volghen sal op aarde!
veel mensen zullen hem volgen op aarde
sy sullen in hem geseghend worden!
en zullen zijn zegen ontvangen.
Syn naom sal hieten Immanuel! 
Hij zal Immanuel heten
doet claorlyc vermelden Ezechiel:
dat zegt Ezechiël overduidelijk
want boter ende honingh sal hy eten
want hij zal boter en honing eten
ent goeje verkiesen, het quaaje vergeten
het goede verkiezen en het kwade vergeten.

Herodes:

Hoe cost ende mogt dit efter syn:
Hoe kan dat in ’s hemels naam
uyt de maegde geboren een kindekyn ?
dat de maagd een kind baart?

Kaifas:

Het saat der vroue sal der slanghe den kop vermorselen.
Het zaad van de vrouw zal de slang de kop vermorzelen.
en alt verlorene sal hy weeromme bringhen.
en alles wat verloren is gegaan zal hij weer terug brengen.

Herodes:

Een maghtich coningh sprack tot my
Een machtige koning sprak tot mij
en sonder schroom vermonde hy:
en zonder aarzeling zei hij
in Betlehem wiert van haor vernomen
dat hij vernomen had dat in Bethlehem
sy ons tot solaes een verlosser gecomen,
tot onze troost een verlosser is gekomen,
geregten heerscher en herder goet
een rechtvaardig heerser en een goede herder
welc ons algaeder regeren moet.
die over ons allemaal zal regeren.
Nu mogtic seker syn ende gewis 
nu zou ik er zeker van willen zijn
oft hiermet eene waorheyt is:
of het hier de waarheid betreft
Myn ryck staet hier in groot gevaor
Mijn rijk is hier in groot gevaar
wattic u segghe dat is waor
wat ik tegen u zeg is waar!

Kaifas:

Heer, so en dorfment niet verstaen
Heer, zo mag je dat niet opvatten
als soude u ryck te gronde gaen:
als zou uw rijk te gronde gaan:
een coninck sal hy worden geagt
hij wordt geacht als koning
maor niet en heerschen mit conincklycke magt,
maar niet heersen met koninklijke macht,
verwesen sal hy syn ter doot,
hij wordt tot de dood veroordeeld,
syn eygenst volleck tot een spot.
zijn eigen volk zal hem bespotten.

Herodes:

Twaor beter sulx te veure comen
’t Is beter dat maar te voorkomen
dat jonck hem tleven wier benomen
beter dat hij jong vermoord wordt.
eert volck hem schaerde an syne syde
voordat het volk zaan zijn kant gaat staan
ent ghaf ten lest een bloedigh stryden
dat zou op ’t laatst een bloedige strijd betekenen
so altemets een coningh quam tot myn.
toevallig kwam er dus een koning bij mi.

Pilatus:

Conincklyck majesteyt, wilt nog verduldich syn
Koninklijke hoogheid, wees toch geduldig
en blyft in uwen moet getroost
en vertrouw erop
tot dat de coninghen van oost
tot de koningen uit de Oriënt
weder keeren en brenghen u konde
terugkeren en u berichten
of syt aldus hebben bevonden
dat ze dit zo hebben gezien.

Herodes:

Int joetse lant – so staet te vresen
In het land van de Joden – is te vrezen –
mogtet te veuren ruchtbaor wesen.
zou het eerder bekend kunnen worden.
Nog gisterdaegs wiert ons gemeld
Gisteren nog werd ons gemeld
hoe een engel quam totten schaepers opt veldt
hoe er een engel kwam bij de herders op het veld
en bootschapte haor dat geboren was
en die bracht hen de boodschap
een nieucn coningh, Heer Kaifas,   
dat er een nieuwe koning was geboren. Heer Kaifas, 
seght waer geboren wort mit al
zeg waar geboren wordt 
wient heir der joetsen dienen sal
die het leger van de Joden zal dienen.
wat segghen hier van U profeten ?
wat zeggen uw profeten hiervan?

Jonas:

Sy doene allen een parighlyc weten:
zonder uitzondering laten ze allen weten
Christus den coninck is uytvercoren
Christus de koning is uitverkoren
in Betlem sal hy worden geboren,
hij zal in Bethlehem worden geboren,
de stadt dwelc in Judea leyt.
de stad die in Judea lig.t
Soo ist van profeten ane geseyt
Zo hebben de profeten het verkondigd.

Herodes:

Algoet
Al goed
laet af en swyght alsnu
houd op en zwijg nu
ick heurde alree genogh van u;
ik hoorde van u al genoeg;
maekt u van hier.
verdwijn.
ic will te deghen
ik wil die zaak
en regts die saeke overweghen
terdege overwegen
en rigt myn sin en mynen moet
met hart en ziel denk ik eraan
op dattic vergiete het kint syn bloet;
het bloed van het kind te vergieten.
des lacht den duyvel inder hel,
nu lacht de duivel in de hel
past het hem wel, den qua ghesel ? 
heeft hij daar schik in, die slechte vriend?
o mostic geraeken in sullicke noot
als ik toch in zo’n ellende terecht kom
het waor my liever ic lagh er reets doot.
dan had ik liever dat ik al dood lag.
Wat staet te doen in deusen daghen
wat is er deze dagen te doen,
te spreken? laes, ic moet vertsaeghen
te zeggen? helaas, ik zal de moed verliezen
ende versincken in sulck ellend
en in zo’n ellende zinken
al eer ick eone an myn end.
voor ik aan m’n end kom.
Hoe loonics als daor van myn hooft  
hoe wreek ik het als van mijn hoofd
de coninghscrone wort gerooft?
de koningskroon wordt geroofd?
Is geen die my de hant wil reyken?
Is er niemand die een helpende hand wil bieden
oft geesten syn of myns ghelycken
of het geesten zijn of mensen zoals ik
ic had my gheerne haor verkocht
ik zou me graag aan hen uitleveren
ofc se veur immer volghen mogt
of ze voor altijd volgen
0 wee, is nyemant soot vermogt?
ach, is er dan niemand die dat kan
is geen daor so my by wilt staon?
is er niemand die mij wil helpen?

Duivel:

Wie daor, wie hier? wat schort er an?
Wie daar, wie hier, wat is er aan de hand
ic en laet van u te ghener tyt!
ik laat je nooit in de steek
seght aen, wat is u swaericheyt
zeg op, wat zijn de problemen
dat ghe u noot so fel doet claeghen?
dat je zo heftig je nood zit te klagen?

Herodes:

Van anghsten soudic vast vertsaeghen,
van angst verlies ik zeker de moed,
wyl een nieuen coninck geboren is
omdat er een nieuwe koning is geboren
over ’t lant der joetsen vercoren is: 
uitverkoren in het land van de Joden:
waor heen ic armen duyvel, ach!  
waar moet ik, arme duivel, heen?

Duivel:

Swyght stil, ic bin vant selfden slagh!
Zwijg, ik ben net zo!
geen duyvel en laet oyt syns gelycken,
geen duivel laat zijns gelijken in de steek,
ic hellep u oogmerck flucx bereycken,
ik help je je doel snel te bereiken
op stel ende spronck isset gedaon:
op stel en sprong is ’t voor elkaar:
den nieuen coninck sal ons niet ontgaon:
de nieuwe koning zal ons niet ontkomen
’ck bin hem so wel gesint als ghy,
ik ben hem net zo goed gezind als jij.
volgeeren schaffic raet hier by!
hier geef ik heel graag raad bij
dies maekt u op, geen uur gewagt.
dus kom op, geen uur meer gewacht.

Herodes:

Ghesel, op iet bin ‘ck noch bedacht;
Vriend, ik zit nog met één ding
so ic se alle ylinc doe deursteken,
als ik ze nou allemaal vlug dood laat steken
men mogtet op my selven wreken;
zou men zich op mij kunnen wreken
sulck quat en wort wis niet verschoont
zoiets kwaads wordt echt niet vergeven
doch mit gelycker daet beloont
maar met gelijke munt betaalt
Hoe mogtic my daor teughen keeren
Hoe voorkom ik dat?

Duivel:

Een oghenslach – en ‘ck salt u leren;
In een oogwenk zal ik het je leren
wilt ghy oock duyvel syn, so merckts, so merckts;
wil je ook duivel zijn, let op dan, let dan op:
in toren ende gramschap onvervaert
moedig met woede en haat
de ongeborenen selfs niet en spaert,
de ongeborenen zelfs niet sparend
noch wyf noch kints u niet ontferm,
geen medelijden met vrouw en kind,
sy meughen syn ryck, sy meughen syn erm
of ze nu rijk zijn of arm
ghy sult ombringhen alle knegtjes kleyn
je moet alle kleine jongens ombrengen
so tweujaorigh en daor onder syn;
die twee jaar of jonger zijn.
dan doenic laghen in myne vuyst
dan lach ik in mijn vuist
kreck of den vos een gansjen muyst.
net of de vos een gans rooft.
Dies maekt u op, geen uer gewagt;
Kom op, geen uur gewacht
ic vaor in naeme Bix Bax
ik ga in de naam van Bix Bax  (oude toverspreuk)
tot mynen ghesellen roek ende rat.
naar mijn vrienden, roek en rat.

Lied 4:

Mit God so willenme ons liedeken vrolyck doen klincken:
Met God willen we ons lied vrolijk laten klinken:
deet nu Herodes dit woort vernemen,
toen Herodes deze woorden had vernomen,
gedrieën synse gegaen,
zijn ze met z’n drieën weggegaan
de star blonck veurse henen,
de ster scheen voor hen uit,
in Betlehem bleve de star stil staen.
in Bethlehem bleef de ster stilstaan.

Lied 5:

Geboren is in Bethlehem
Geboren is in Bethlehem
al in den stal
in de stal
een kind dwelcs ryk niet en eynden sal.
een kind aan wiens rijk geen einde zal komen.
Dies juight van ‘t jaer Hierusalem,
Daarom juicht dit jaar Jeruzalem,
ja, Christus de heer wy singen hem
ja, Christus de heer bezingen wij
lof syner moeder reyn
lof aan zijn reine moeder
al met haer kindekyn.
ook aan haar kindje.
Christus de heer wy prysen hem
Christus de heer hem prijzen wij
met onsen vreuchdensanck,
met ons vreugdegezang,
met onsen vreuchdensanck,
met ons vreugdegezang.

2

Het lyt van ‘t jaer in Bethlehem
In dit jaar ligt het in Bethlehem
in krebbe kleyn,
in een klein kribje,
syns rycks en sal geen eynde syn.
aan zijn rijk zal geen einde komen.
Dies juight van ‘t jaer Hierusalem,
Daarom juicht dit jaar Jeruzalem,
ja, Christus de heer wy singen hem
ja, Christus de heer bezingen wij
lof syner moeder reyn
lof aan zijn reine moeder
al met haer kindekyn.
met haar kindje.
Christus de heer wy prysen hem
Christus de heer hem prijzen wij
met onsen vreuchdensanck,
met ons vreugdegezang,
met onsen vreuchdensanck,
met ons vreugdegezang.

Kaspar:

Verlaet o heer
Verlaat o heer
ons nemmermeer !
ons nooit meer
verlight onse oghen inder noot
verlicht onze ogen in onze nood
dat wy niet en eynden in de doot,
dat we niet in de dood eindigen
geley ons, heer op regte baen
begeleid ons heer, op de juiste weg
dat wy alhier niet en dwaligh gaen
dat we hier niet verdwalen
en leert ons de gheboden dyn. 
en leer ons uw geboden.

Melchior:

Welc deuser twee paden macht regte syn ?
Wat van deze twee wegen is nu de juiste?

Balthasar:

Siet, hier de star doet stille staen,
Kijk, hier staat de ster stil,
laet ons inden stal tottet kinde gaen
laten we tot het kindje in de stal gaan.
Got moet u groeten, lief maegdelyn,
God moet u groeten, lieve maagd
is hier dien wy soecken, het kindekyn?
ligt hier die wij zoeken, het kindje?

Lied 6:

Maria:

Hier leyt dien ghy soeckt, goe heren myn,
hier ligt die u zoekt, mijn goede heren,
in doecken gewonnen het kindekyn.
in doeken gewikkeld, het kindje.

Melchior:

Nu welaen!
Welnu dan
opgedaan ons geschenck ende offer
gegeven ons geschenk en offer
wieroock, mirre endet rode gout
wierook, mirre en het rode goud.

Melchior:

Psallite unigenito
Prijs de eengeborene
Christo, dei fillio
Christus, de zoon van god
psallite redemptori,
Prijs de Heer,
domino puerulo,
de verlosser, het kindje
jacenti in praesepio.
geboren in een stal.

Koningen:

Wie onser sal den eersten syn ?
Wie van ons gaat als eerste?

Kaspar:

Als oudsten sy aan U die ere;
Als oudste komt u die eer toe;
treet toe wy volleghen u gheren
treed binnen, wij volgen u graag.

Balthasar:

U coomt sy toe, gae ghy te veuren.
U komt die eer toe, gaat u eerst

Melchior:

An ere en is my niet geleghen;
ik geef niet om eer,
ic gae mit Got, niet langh gewagt
ik ga in naam van God, niet lang gewacht
en ’t kinde nieue jaer gebragt.
en het kind een geboortegroet gebracht.

Melchior:

Gegroet syt ghy o heiligh kint,
Wees gegroet, o heilig kind
gelooft sy Got dattic u vindt,
geloofd zij god, dat ik u vind.
van verre reyse comen wy
we hebben een verre reis gemaakt
u ane treffen te regter ty,
om u op het juiste ogenblik te vinden.
Ic wil u offeren ’t rode gout,  
Ik wil u het rode goud schenken
ic bid my in genae behout. 
Ik bid u, bewaar mij in genade.
Brenght troulyck groot het kinde teer
Breng het tere kind met trouw, groot
en hebt het oudren hooch in eer.
en geef het, ouders, veel eer.
Voorwaer, gh’en sultet niet beclaghen
Echt, daar zal u geen spijt van hebben
en neemt voor lief myn luttel gave
en neem mijn kleine gave voor lief.

Kaspar:

O edel coningh, o edel heldt,
O, edele koning, o edele held
hoe is u woningh so arrem bestelt,
waarom is uw woning zo armelijk
wie mogt u soecken in den stal,
wie zou u in de stal zoeken
is dit u conincklycke sael ?
Is dit uw koninklijke zaal?
een star heeft my tot u geleyt
een ster heeft me tot u geleid
dien lof en ere moet syn geseyt.
u, die moet ik loven en prijzen.
Veel edel coningh t’aller stond
Grote edele koning, elk uur
sallic u prysen mit mijnen mond
zal ik u met mijn mond prijzen
en roemen wyt ende breit u name;
en wijd en zijd uw naam roemen.
so wilt veel edel heldt ontvaen
alzo, edele held, wil ontvangen
de vrugt myns lands, de mirre goet
de vrucht uit mijn land, de goede mirre.
nu bidde ic dat ghy my behoet
nu vraag ik u of u mij wil beschermen
bewaert int regte Betlem my,
behoed mij in het ware Bethlehem,
in uwen naeme ic henen ty.
in uw naam vertrek ik.

Balthasar:

O coningh teer aensiet oock my,
O, liefelijke koning, zie ook op mij
daor en is geen hoghe heldt als ghy,
er is geen hogere held als u
u begere ic uyt ’s herten gront,
uit de grond van mijn hart verlang ik naar u
een star ginck veur tottic u vont;
een ster ging voorop tot ik u vond
neemt aan het offer, de wieroock goet,
neem het offer aan, de goede wierook
daormot men coninghen eren moet,
daarmee moet men koningen eren.
heer, wen ic dickmaels coma na deusen
heer, wanneer ik hierna nog dikwijls kom
wilt myns oock immer ghenadich wesen.
wil mij dan ook steeds genadig zijn.

Jozef:

Myn goede heren, vergelde Got
Mijn goede heren, dat God u zal belonen
dat ghy tot ons quaamt in onse noot
omdat u in onze nood bij ons kwam
en mit u giften hebt bedaght,
en ons uw gaven hebt geschonken
Got hebbe u in syne wagt,
Dat god over u waakt
ons kindeken van gaven ryc
ons kind, met zulke rijke gaven
sallet u lonen mildelyck
zal u er rijk voor belonen.

Lied 7

Maria:

Goe heren, van herten danck geseyt
Goede here, hartelijk dank
van gaven end offerveerdicheyt,
voor de gaven en de offerbereidheid.
spoet ende jonst moogh’t u verlenen
voorspoed en geluk mag het u geven
op uwen verd’ren wegh van henen.
op uw verdere weg van hier.

Kaspar:

Nu welaan, goe Josef myn
Nu, mijn goede Jozef
bevolen sy u het kindekyn,
het kindje is aan u toevertrouwd
geen vlyt noch sorghen niet en schoont,
spaar vlijt noch zorg
van Got de heer worde u gheloont.
God de heer zal u belonen.

Balthasar:

Nu bewaere u den almaghtigen Got
Dat de almachtige God u zal beschermen
van kommer, anghst end aller noot,
voor leed, angst en alle ellende,
u eeuwighen vader doe u bewaeren
uw eeuwige vader beschermt u.
mit Got so moetenme henen vaeren
met God moeten we vertrekken

Melchior:

Nu willenme weerom tot Herodes reysen
Nu zullen we weer naar Herodes gaan
ende plaats van het kinde ane wysen,
en de plaats van het kind bekendmaken
doch willenne hier wylen over nagt
maar laten we hier vannacht blijven
want alree heyt den avent het duyster gebragt
want de avond heeft de duisternis al gebracht

Koningen:

Ic laghe in eene nagt en sliep.
Ik lag in een nacht te slapen.

Engel:

Ghy heylghe coninghen van orient,
U, heilige koningen uit het Oosten
Got den almaghtighen my tot u sent,
God de almachtige stuurt mij naar u
dat u door myn wiert openbaer
zodat u door mij te weten komt
dat ghy vermyden mooght alsulck gevaer,
dat u dat gevaar moet vermijden
dat ghy niet en wederkeert de baen
niet terug te keren op de weg 
tot coningh Herodes den tyran.
naar koning Herodes, de tiran
Want Herodes toornt heimelick sonder maeten,
Want Herodes is in zijn paleis grenzeloos boos
Got leyde u huyswaert op anderen straeten.
God leidt u naar huis langs andere wegen.

Melchior:

Een sonderlicken droom ic horen waende,
Ik dacht dat ik een wonderlijke droom meende te horen
als of een inghel my vermaende
alsof een engel mij waarschuwde
dat wy souden myden Herodes huys
om het huis van Herodes te mijden
en deur andere weghen volbrenghen de reys;
en de reis langs andere wegen af te leggen
want Herodes draegt in synen moet
want Herodes is vast van plan
hoe hy soude vergieten het kinde syn bloet.
om het bloed van het kind te vergieten

Baltahsar:

Desgelyek heb oock ic vernomen
Dat heb ik ook zo gehoord
van den inghel, in onse slaepstee gecomen,
van de engel die naar onze slaapplaats is gekomen
dat Herodes gerigt heeft synen sin ende moet
Herodes heeft zich met hart en ziel erop gericht
op dat hy vergiete het kinde syn bloet.
het bloed van het kindje te vergieten.
Herodes, is sulcx u beus begeren
Herodes wil je zoiets kwaadaardigs,
so wagten wy ons tot u weder keeren.
dan passen wij er wel voor op naar je terug te keren.

Lied 9

Koningen zingen:

Balthasar, coninck, daelt van den berrigh neder
Balthasar, koning, daalt de berg af
daer hy dat kindeken vinden dede,
omdat hij het kindje had gevonden,
ja also vinden dede, ja dede, ja dede.
ja, hij vond het dus, hij vond het.

Engel:

Josef, Josef, gotvruchtig man
Jozef, Jozef, gelovige man
merckt wattic u wil segghen aen
Let op wat ik u ga zeggen
van Gode die my tuwaert sont:
namens God die mij naar u toestuurde
Maria neemt tot u terstont
Neem dadelijk Maria mee en ook het kind
metgaoder ’t kinde hooch van naem,
dat hoog in aanzien staat
vliedt naet Egyptelant te saem
en vlucht samen naar Egypte
en weest aldaor tot op de tyt
en blijf daar tot die tijd
dat ic ’t sal hebben aen geseyt.
die ik zal aangeven.

Jozef:

O waor sullenme henen inder nagt
O, waar moeten we in de nacht naartoe
wie hadde oyt sulck ellend gedagt,
wie had er nu aan deze ellende gedacht
wy en kennen nae dit ofgeleghen
wij kennen naar dit afgelegen
Egyptenland geen straet noch weghen,
Egypteland geen enkele weg
daor ons belaghen boven dien
bovendien worden we door wilde dieren 
gedierte wildt ende roverslien
en rovers belaagd
’t Is vol perycklen, oock maghtigh veer.
’t Is vol gevaar en ook heel ver.

Lied 10

Maria:

Ons sal geleyden Got den heer
God de Heer zal ons leiden
voert de synen veylighe straeten,
brengt de zijnen over veilige wegen,
salse nimmermeer verlaeten,
zal hen nooit min steek laten,
sal syn enghel mit ons senden,
zal zijn engel met ons meesturen
ons regeren sonder ende.     
ons voor altijd leiden. 
Hier om staet op, syt wel gemeyt
Sta daarom op en heb goede moed
en maektet eselken bereyt.
en maak het ezeltje klaar.

Jozef:

O heemstee goet, dat Got u hoet
O goed huis, dat God u behoedt
nu het eenmaal so wesen moet;
nu het eenmaal zo is;
in Godes wil sallic my gheven
ik geef mij aan de wil van God over
om nae syn eerst ghebot te leven.
om naar zijn eerste gebod te leven.

Lied 11

Maria:

Ade, ade, nu leyt ons Godes hant
Vaarwel, vaarwel, nu leidt Gods hand ons
van hier en tot het veer Egyptenlant.
van hier tot het verre land van Egypte.

Herodes:

Schoon ic met sorghen deet bedencken
Hoewel ik met zorg heb bedacht
hoe dat ic rycklic sou beschencken
hoe ik de wijzen uit het Oosten
de wysen uytet oostenlant
listig en voortvarend rijkelijk  beloon
mit sluwheyt en mit rapper hant
als oock den nieuen coninck goet,
en ook de nieuwe koning,
so speur ic doch in mynen moet
heb ik toch het gevoel
dattic van haorlie ben bedroghen
dat ik door hen ben bedrogen
en sy my hebben veur geloghen.
en dat ze me hebben voorgelogen.
In anghsten leef ic gruwbaorlyck
Ik leef met gruwelijke angst
dat also dra myn coninckryck
dat dus weldra mijn koninkrijk
gering wort en heyt ofgedaan.
klein wordt en verdwijnt.
Nu ist van node ras beraen
Nu moet ik snel nadenken
hoe offic deuse saeken wend
hoe ik dit afwend
dat ic behouden magh myn regiment,
dat ik mijn heerschappij kan behouden.
ick sin het eene en voort het aer,
dan denk ik aan dit, dan aan da,t
’ck wick ende weegh hoe ic dien coninck daer
ik wik en weeg hoe ik die koning daar
mogt vatten, en gestaegh bedenck
te pakken kan krijgen en langzaam maar zeker bedenk
wat ic hem bieden sal veur een geschenck.
wat voor geschenk ik hem zal geven.
’ck wilt soetjens an ende oock mit loosheyt doen
ik wil het voorzichtig en ook slim doen
gelyck de vos besluypt een malsch kapoen,
net als een vos die een mals haantje besluipt
dan dryft hy listighlic syn spel
dan speelt hij listig zijn spelletje
en doet het vanghen alte wel;
en dan grijpt hij hem;
gelyck de kat do muys verslindt,
net zoals de kat de muis verslindt
soo willic om gaon mittet kint.
wil ik met het kind doen.
Seer plotslyc staot my nu veurt oogh
Nu zie ik ineens duidelijk
hoe of ict kinde vatten moogh:
hoe ik het kind te pakken kan krijgen
met myn krygsvolck willick gezwind
met mijn soldaten wil ik snel
om brenghen so menich cleyne kint,
menig klein kind ombrengen,
in gantse Judea brengh ic voorwaer
in heel Judea breng ik zeker
de knegtkens om ’t leven alle te gaor;
de jongentjes allemaal om het leven;
wat deert my of int gantse lant
wat kan mij het schelen of in het hele land
de moeders kryten moord ende brand,
de moeders moord en brand huilen,
soo ick myn ryck slechts cost beerven
als ik mijn rijk maar kan behouden
niet en geraecke int verderven.
en het niet slecht met mij afloopt.

Lied 11:

Maria:

Maghtighe coningh, gedenckt aan barmherticheyt,
Machtige koning, denk aan barmhartigheid,
dat ghyt eenmaal niet rouigh en syt
dat u er ooit spijt van heeft
so ghy vergiet der onschuldighen bloet,
als u het bloed van onschuldigen vergiet
bedenkt, maghtighe coninck, wat ghy doet.
bedenk, machtige koning, wat u doet.

Packt u gezwind van hier, dwazin!
Verdwijn meteen, dwazin!
wat laot ghe u mit mynen saeken in?
waar bemoei je je mee?
benomen wort my ’t regiment
het regeren wordt van mij afgenomen
sooc niet en spoede dit onheyl wend.
als ik dit onheil niet meteen afwend.
Wout ghy my dan verordineren?
wil je mij dan bevelen?
een coninck en salmen niet regeren!
een koning moet men niet willen regeren.
siet hier het conincklyc mandaat
hier is het koninklijke bevel
soo’ck opterstont uytveerdighen laet;
dat ik onmiddellijk laat uitgaan
tot alle landpaelen condighet af,
kondig het aan tot alle landsgrenzen
elk hem er nae righte op swaerste straf.
Ieder moet zich eraan houden, anders volgt de zwaarste straf

Hoofdman:

Haor conincklycke majesteyt
Zijne koninklijke majesteit
deur een gestrengh mandaat bevolen heyt
heeft door een streng bevel bevolen
dat men om brenghe alle knegtkens cleyn
dat men ombrengt alle kleine jongetjes
so twoujaerigh en daor onder syn.
die twee jaar of jonger zijn
Hier en sal niet baeten goet noch geldt,
geld en goederen zullen hier niet helpen
also heytet onsen heer coninck bestelt.
zo heeft onze koning beslist
Een yeder die het ghebot sal weerstreven
Ieder die tegen het gebod is
salt boeten mit haaf, goet ende leven.
zal boeten met zijn bezit, goederen en leven.

Judas:

O, wee o, wee het felle mandaat!
Owee, o wee, het strenge bevel
des coninghs magt over ons leven gaet,
de macht van de koning gaat over ons leven
onse kinderkens moetens worren gedoot?
moeten onze kinderen worden gedood?
ach, wat salt gheven smert, pyn ende noot!
ach, wat zal dat een verdriet, pijn en ellende geven!

Herodes:

Dit woort sy aenstonts mitter doot bekocht
Dit woord moet hij meteen met de dood bekopen
grypt hem, hy worde int prisoen gebrogt
grijp hem, hij wordt naar de gevangenis gebracht.

Hoofdman:

Ghy booswicht, wildy den coningh weerstreven,
Jij, boef, wil jij de koning tegenwerken
tsal u costen haaf goet ende leven,
dat kost je je bezit, goederen en leven,
ist niet beter de kinderkens sturven alleene,
is het niet beter dat alleen de kinderen sterven
als dat wy algaeder verdurven mit eenen?
dan dat wij nu helemaal in het verderf raken?

Herodes:

Loopt lackey, bringht my opt termyn
Ga lakei, breng straks
den also getrouen hooftman myn.
mijn trouwe hoofdman bij me.

Herodes:

Siet hier, hooftman, neemter dit sweert
Kijk eens hier,  hoofdman, neem dit zwaard
ende vier dusend manschap mit haor best gheweer
en vier duizend man met hun beste wapens
ende gaot heen overt geberregt mit spoet
en trek snel de bergen over
end’ alle knegtkens cleyn ombringhen doet!
en doodt alle jongentjes!
Neemt, segghic u, geenderlei steeckpenninck an,
Ik zeg je, neem geen steekpenningen aan,
want op straffe des levens comtet u staen:
dat kost je je leven;
doodt ghy de kinderkens alle ghelyck,
dood de kinderen allemaal tegelijk,
meughense erm syn, jonc ofte ryck;
of ze nu arm, jong of rijk zijn;
soldye schenck ic u tweevoud,
ik geef je een dubbel soldij
lonen salc u mittet rode gout.
ik zal je belonen met het rode goud.

Hoofdman:

Dat conincklycke majesteyt
Wat koninklijke majesteit
te deuser uer bevolen heyt
dit uur heeft bevolen
hebbic mit vreuchden ane geheurt,
heb ik met plezier aangehoord,
oock wel vernomen weurt veur weurt:
en ook woord voor woord begrepen
Ic doent u sweren by hoochste trou,
ik zweer het u bij mijn hoogste trouw
volgaeren sulcx volbrenghen sou
dat ik heel graag zoiets wil volbrengen
want myn gantse sin ende moet
want al mijn zinnen en mijn hart
rigtig hier nae haeken doet.
verlangen hier echt naar.
Ic wilde ic hadse veur my staen.
ik wou dat ik ze voor me had.
‘ck en soude wis niet ledich staen
ik zou zeker niet werkeloos toekijken,
doch met dit sweert soudic gezwind
maar met dit zwaard zou ik bliksemsnel
ombrenghen so menigh cleyne kint!
menig klein kind ombrengen!
het hert int lyf my lagchen doet
mijn hart lacht in mijn lijf
als ic sien druypen ’t rode bloet;
als ik het rode bloed zie druipen;
dan lykentet een brulochte
dan lijkt het wel een bruiloft
daorse veul kalvers en koebeesten slogten.
waar ze veel kalveren en koeien slachten.
Wel an, mit haesten ic my bereyt
Wel aan, ik ben snel bereid 
te doen dat my conincklycke majesteyt
om te gaan doen wat de koninklijke majesteit
ernstlyc gheboden hcyt. Lackey, ccomt ras,
ernstig heeft bevolen. Lakei kom snel mee,
slaot ghy mit myn er oock op los:
sla jij er met mij ook op los:

Lakei:

Ja heer, van stond aen willic houen ende steken
Ja heer, vanaf ’t begin wil ik slaan en steken
so veul ic can; ‘ck laot my niet besteken.
zoveel als ik kan; ik neem geen steekpenningen aan.

Hoofdman:

Ic sien een drom knegten ende trawant,
Ik zie een troep helpers en handlangers, 
Ic meen tsy een colfjen nae haorlie hant:
ik denk dat het een kolfje naar hun hand is:
wel nu, heer coninck, hebt goeden moet,
wel, heer koning, heb goede moed
wy sellen vergieten het kinde syn bloet.
we zullen het kind zijn bloed vergieten.

Hoofdman:

Conincklyc majesteyt, nu gheeft wel agt;
Koninklijke majesteit, luister goed
een maol hondert dusend vier en veertigh en acht
in één keer 144.000 en let op
heb ic mit eyger hand omt lyf gebrogt,
die heb ik met eigen hand om het leven gebracht,
wel nu, heer coninck hebt goeden moet,
wel nu heer, koning, heb goede moed,
wy deden vergieten het kinde syn bloet
we hebben het bloed van het kind vergoten.

Soldaat:

Tagentig dusend is myn getal
Tachtig duizend is mijn aantal
die ic bragt om tleven over al,
die ik overal om het leven bracht,
den deusen deet ic ’t lesten packen
deze pakte ik het laatst
en deet hem wip! synen kop af hacken.
en hakte hem, wip! zijn kop af.

Lakei:

conincklyc majesteyt, merckt an dit wigt
Koninklijke majesteit, aan dit kind kan u zien
hoe ic desselfs mandaat hebt uyt gerigt:
hoe ik uw bevel opgevolgd heb:
twee dusend heb ic er gebragt omt leven
twee duizend heb ik er om het leven gebracht
en deusen an syns moeders borst gegrepen.
en deze aan zijn moeders borst gegrepen.

Herodes:

Hebt danck ghy knegten al drieën ghelyck,
Bedankt, knechten, alle drie,
ic wil u schencken myn halleve ryck!
ik wil jullie mijn halve rijk schenken!

Duivel:

Ghenadighe coninck, bin oock weerom gecomen
Genadige koning, ik ben ook weer gekomen
en heb myn kinders oock mit genomen,
en ik heb mijn kinderen ook meegenomen,
die hebben haorselfs dorren vermeten
die zijn zo brutaal geweest
uut minen sack de braetworst te eten;
uit mijn zak de braadworst op te eten;
eer dat ics gonne een bete brood,
voor dat ik ze een korst brood gun
eer slanic ’t neer en ’t leyt morsdood.
sla ik het liever neer en het ligt morsdood.

Hoofdman:

Coninclyc majesteit, ic bid om verschoningh:
Koninklijke majesteit, ik vraag vergiffenis:
wy en vonden niet den nieu geboren coningh,
we vonden de pas geboren nieuwe koning niet,
of wy oock sochten naer ende veur,
of we nu in alle uithoeken zochten,
van den coninck en hebben me niet geheurt;
over de koning hebben we niets gehoord;
alevel alle knegtkens cleyn
niettemin hebben we alle kleine jongens
so tweujaorigh en daor onder syn
van twee jaar en jonger
bragtenme om nae ’s heren woorden;
omgebracht volgens de woorden van onze heer
ic meene ’t is volbragt geworden.
ik denk dat we eraan voldaan hebben.

Herodes:

Daor ghy hem niet en hebt gedood
Als je hem niet hebt gedood
staet vast dat hy uytet ryck ontvlood.
is het duidelijk dat hij uit het rijk is gevlucht.
Nu is myn leven schier verloren   
Nu is mijn leven bijna verloren   
mids dat een nieuen Got hier is geboren!
omdat hier een nieuwe God is geboren!
selfs willic sien waorc hem can vinden,
zelf wil ik zien waar ik hem kan vinden
ay, costic hem in Bethlem in den stalle vinden!
ach, kon ik hem maar in Bethlehem in de stal vinden!
0 smart, o bittere smart
o smart, o bittere smart
hoe is my bangh omt hart.
wat ben ik bang.

Lakei:

Een appel end een mes bringht haestiglyc
breng gauw een appel en een mes
dattic myn here laefenis reick.
zodat ik mijn heer een versterking kan geven.

Lied 12:

Engel:

Herodes, Herodes, ghy snoode tyran,
Herodes, Herodes, jij kwaadaardige tiran,
wat deden d’onnoosle kindjens u an,
wat hebben de onschuldige kinderen je aangedaan,
dat ghy so deet verderven ?
dat je ze zo in het verderf hebt gestort?
wagt, nu coomt ghy de doot te sterven
wacht maar, nu zal je sterven.

Herodes:

Wat helle glans heeft my omvaen,
Wat voor lichte glans is er om mij heen
ach, ach, myn leven heyt gedaen,
ach, ach, mijn leven is voorbij,
loopt, lackey, bringht my opt termyn
ga, lakei, haal zo dadelijk
den also getrouen hooftman myn.
mijn trouwe hoofdman.
Siet aan hooftman, neemt dit present
Kijk hoofdman, neem dit geschenk
wilt u vereren al veur myn end
dat ik je nog wil geven voor mijn einde
het tydlic goet hebbic te seer geagt
ik was te veel gehecht aan de tijdelijke dingen
dies heeft den duyvel my ten val gebragt:
daarom heeft de duivel me ten val gebracht:
nu vaer ic henen in abrahams hof.
nu ga ik naar Abrahams hof

Engel:

Ghy hellegheesten wagt hem of,
Jullie, geesten van de hel, wacht op hem
en voert hem ’t uwaert, tot u nest,
en breng hem naar jullie nest,
die staeg u diener is gheweest
die steeds jullie knecht is geweest
en kleedt hem als een coninck schoon
en kleed hem aan als een mooie koning
en set hem op de hellecroon.
en zet hem de hellekroon op.

Hoofdman, lakei, soldaat:

Wat baet de hoghe troon
Wat voor nut heeft de hoge troon
wat schepter ende croon
wat de scepter en de kroon
schepter en regiment
scepter en regeren
tgaet alles ras ten end.
alles gaat snel voorbij.

Duivel:

Buckt u Joostjen, buckt u,
Buk je, Joostje, buk je,
Doet u an suere melleck versaeden
Doe je je tegoed aan zure melk
en hebtet vet in de kan gelaten.
en heb je vet in de kan laten zitten.

Herodes:

O duyvel, laet my langher leven,
O, duivel, laat mij langer leven,
een juck swart ossen sallic u gheven!
ik zal u een paar zwarte ossen geven!

Duivel:

Neen ic, neen u wilc alleen
Nee, nee, ik wil alleen jou.

Herodes:

0 duyvel, laet my langher leven, 
o duivel, laat mij langer leven,
een span swart rossen sallic u gheven!
ik zal u een span zwarte rossen geven!

Duivel:

Neen ic, neen u wilc alleen
Nee, nee, ik wil alleen jou.

Herodes:

0 duyvel, laet my langher leven,
o duivel, laat mij langer leven,
myn halve coninckryck sallic u gheven!
mijn halve koninkrijk zal ik u geven!

Duivel:

Ei, wat sullemne stryen gins en weer,
Ach, wat zullen we ruziën over en weer
onser syt ghe maor alte seer!
je bent helemaal van ons!
daor comen er meerdere nogh by myn in de hellepyn,
er komen er nog meer bij mij in de pijn van de hel
ghy en sultet alleenlich niet syn!
je bent niet de enige!
Wagt, efkens sien of ghe oock swaor syt.
Wacht, eens even kijken of je ook zwaar bent.
Span ic an een paor katten
Ik span een paar katten aan
Span ic an een paor ratten
ik span een paar ratten aan
Span ic an een muysenpaar
ik span een paar muizen aan
rits, rats, mit hem ter helle vaor.
rits, rats, naar de hel met hem.

Hoofdman:

Ach, wat heeft myn heer coninck bedreven,
Ach, wat heeft mijn heer koning gedaan
dat hy de kinderkens stond nae ’t leven,
dat hij de kinderen naar het leven stond,
hadde ic het, lacie, eer bedacht,
helaas, had ik het maar eerder bedacht
ic en hadde se wis niet om gebragt,
dan had ik ze zeker niet omgebracht,
ach cost icx nogh erlanghen,
ach, kon ik nog terug,
an den hoochsten boom mogt ic wel hanghen!
dan zou ik wel aan de hoogste boom willen hangen!
ach cost icx nogh bedencken,
ach, kon ik me nog bedenken,
in de diepste see mogt ic wel sincken!
dan zou ik wil in de diepste zee willen verdrinken!
Doch wil ict op myn heer coninck wreken
maar ik wil het op mijn heer koning wreken
en met dit sweert my selven deursteken.
en met dit zwaard mezelf doodsteken.

Lied 13

Kompanij:

Wilt singhen end jubileren
Wil zingen en jubelen
Jesu den messiae,
Jezus, de Messias
die de wereldt doet regeren,
die de wereld regeert
is een soon Mariae
is een zoon van Maria
en leyt in het krebbeken
en ligt in het kribbetje
by ’t osjen end eselken.
bij de os en het ezeltje.
Suja, suja, suja, suja, kindekyn,
suja, suja, suja, suja, kindje klein,
ick ben u, ghy syt myn.
ik ben van u, u bent van mij.
Jubelt springhend, jubelt singhend
Jubelt springend, jubelt zingend
hodie, hodie, hodie
vandaag, vandaag, vandaag 
is geboorn Christus sone Mariae, Mariae
vandaag is Christus geboren, de zoon van Maria, Maria
en heeft van ons of genomen alle leed, alle leed, alle wee.
en heeft van ons weggenomen al het leed, al het leed, al de pijn.
Helpt ons spoede tot u comen
Help ons dat wij gauw bij u komen
Helpt ons spoede tot u comen
Help ons dat wij gauw bij u komen

O Christe
O Christus
O Christe.
O Christus.

Engel:

Agtbaere, seer vroede, goetgunstige heeren,
Geachte, wijze, welgezinde heren,
oock deugtsaame vrouwen
ook deugdzame vrouwen
ende jonckvrouwen in alle eere,
en jongedames met alle eer,
wilt altegaer niet euvel duyden
neem ons alles bij elkaar niet kwalijk
dat wy ons spel vertoonden voor uluyden,
dat wij ons spel voor jullie opvoerden,
‘k Bid so wy quaamen veuls te cort
Ik vraag als we veel tekortschoten
tons niet en aengerekend wort,
het ons niet kwalijk te nemen,
maer alles dat wy schuldich bleven
maar alles wat we niet hebben kunnen doen
onse onkunde mach syn toegescreven.
door onze onkunde komt.
Hiermet elckeen het alderbest betracht,
iedereen heeft het allerbeste willen doen,
so wenschenme van God almagtig een goede nagt.
daarom wensen wij u in naam van de almachtige God een goede nacht.

.
Hier is ook een poging gedaan tot een begrijpelijke tekst.
De aanvankelijk bestaande speeltekst is in de loop van de tijd opnieuw getypt en gedrukt. Daarin zijn typefouten gemaakt. Die zijn dan ook weer terecht gekomen in de tekst bij de tekst hier.
Bv. gelyck de vos besluyt een malsch kapoen,
Precies zoals de vos een malse vetgemestte haan insluit
besluyt moet echter besluypt zijn.

en het kan zijn dat er in de hierboven door mij gebruikte tekst ook nog (kleine) typverschillen zitten.
In ieder geval: voor elke verbetering: mail   vspedagogie@gmail.com
.

Driekoningenspel: alle artikelen

Driekoningen: alle artikelen

Kerstspelen: alle artikelen

Vrijeschool in beeldkerstspelen alle beelden

.

2998

.

VRIJESCHOOL – Kerstspelen uit Oberufer – Herdersspel – alle artikelen

 

Rudolf Steiner over de kerstspelen:
GA 274: Ansprachen zu den Weihnachtspielen aus altem Volkstum 
De toespraken zijn op deze blog vertaald.

.

Inleiding
Pieter HA Witvliet over: hoe allerlei aanwijzingen hier terecht zijn gekomen.

Algemene aanwijzingen  regisseursbijeenkomst 08-09-1979
over de spelen; uit Steiners ‘dramatische cursus’; uit Müller “Spuren auf dem Weg”; over het ‘dialect’, muziek, op het toneel: links/rechts; voor/achter; achtergrond van bepaalde scènes uit alle 3 de spelen; belichting’/schmink

Die over het Herdersspel gaan, zijn paars gekleurd; (Paradijsspel bruin, Driekoningenspel: rood)

Algemene aanwijzingen  regisseursbijeenkomst 08-11-1979
Waarschijnlijk Willem Veltman over: mysteriespel; plaats boom; bank schriftgeleerden; plaats Eva in de company; dramatische gebaren en bijbehorende spraak; episch, lyrisch, dramatisch; voorbeelden bij figuren uit de 3 spelen.
Die over het Herdersspel gaan, zijn paars gekleurd; (Paradijsspel bruin, Driekoningenspel: rood)

[2] Regie-aanwijzingen hele spel
Veel regieaanwijzingen van Willem Veltman m.n. voor Maria en Jozef en de 3 herders. ‘hun’ driehoek, de geschenken. (Het is niet duidelijk uit welke kerstspelbijeenkomst deze aanstekingen stammen).

[3] Op welk ogenblik vindt de verkondiging plaats?
L.Gerretsen en E.Knottenbelt over: wanneer de verkondiging van de engel aan Maria in het herdersspel plaatsvindt; over afwijkende opvattingen.
Een opmerking over de zgn. ‘oude muziek’.

[4] Regie-aanwijzingen voor het Herdersspel

Regie-aanwijzingen uit ‘Weihnachtspiele aus altem Volkstum’
Vergeleken met regie-aanwijzingen van de vrijeschool Den Haag uit de jaren 1970.

[4-1] Deel 1
Vanaf het begin – lied 1: Seegnen wilt ons;  sterrenzanger; lied 2: Toen het woort;  engel: verkondiging, Maria; lied 3: Als Maria joncfrou; engel: begroeting; lied 4: Keyser Augustus.

[4-2] Deel 2
Vanaf Jozef: ‘Keyser Augustus heeft; op weg met Maria naar Behtlehem; de 3 waarden; in de stal: de geboorte; Jozef en Maria: lied 5, 6 en 7; lied 8: ‘Geboren is in Bethlehem’.

[4-3] Deel 3:
Herders vanaf het begin t/m hun lied nr. 14 ‘Vrolycke herders’ .

[4-4] Deel 4:
Herders vanaf lied nr. 14; aanbidding; komst Crispijn; lied 15; lied 16; engel afscheidsgroet; einde spel

[4-5] Deel 5:
Aanwijzingen voor de belichting uit genoemde boek.

Het Herdersspel in jip-en-janneketaal
Pieter HA Witvliet over: de tekst in ‘gewone’ taal voor wie de oorspronkelijke tekst niet begrijpt. 

ACHTERGRONDEN:

Achtergronden van de kerstspelen
Carel Eckhart 
over: wat zijn het voor spelen; wat vragen ze van je instelling; de oerbeelden; het epische karakter; 

De kerstspelen uit Oberufer
Marijke van Hall 
over: raak je erop uitgekeken?; de vondst van Schroër; tradities; paradijsspel: episch, stukje is bruin; over Geboortespel en Driekoningenspel: zie aldaar.

Crispijn
Opvattingen over deze figuur.

Baas Titus – vrouw Titia; over de ‘waarden’.
Carel Eckhart over: waarom kan de ‘3e’ waard ook een vrouw zijn; de waarden;
Michiel ter Horst over hetzelfde

Achtergronden
Carel Eckhart over: de voorbereidende stemming; oorsprong van de spelen; korte karakteristiek van paradijsspel – Vadermotief, episch; kerstspel – Zoonmotief, lyrisch, driekoningenspel – Geestmotief, dramatisch; het getal 3 en 4.

Over de kerstspelen
P.C.Veltman over: hoe werd in Oberufer gespeeld; korte karakteristiek van de 3 spelen en veel rollen; wie of wat is de duivel; het kwaad;

Kerstspelen en kerstmis
Ontstaan van lekespelen en van het spel uit Oberufer

De kerstspelen (1)
Marijke van Hall over: raak je erop uitgekeken?; paradijsspel: episch, geboortespel: lyrisch, driekoningenspel: dramatisch;

De kerstspelen (2)
Korte achtergrondschets.

De kerstspelen (3)
P.C.Veltman over: geschiedenis van het kerstspel in ’t algemeen; over dat uit Oberufer.

De kerstspelen (4)
Korte achtergrondschets.

Onze kerstspelen
C.R. Klinkenberg over: Thornton Wilder en ‘het toeval’; de ‘toevallige’ ontdekking van de spelen door Schöer; de waarde en de kracht van het beeld.

Hoe ver is het wel: tot je er bent!
Peter v.d.Bijl over: opvoering in een gevangenis; in een psychiatrische afdeling; in een jeugdinrichting; op school; de soms onbegrijpelijke tekst; hoe verbonden ben je/moet je zijn met je rol.

Herders en koningen
Tegenstellingen – overeenkomsten; hun geschenken; de koningen in het sprookje van Goethe

Leopold van der Pals
C.Rens-Portielje over Van der Pals die de muziek schreef bij de kerstspelen.
Van der Pals zelf aan het woord.

Op Tineke’s doehoek o.a. te beluisteren liederen van het Herdersspel, tekst, achtergronden, waaronder de belangrijke studie van Anand Blank

Kerstspelenalle artikelen

Vrijeschool in beeld: de kerstspelen

posters herdersspel

.

2264

VRIJESCHOOL – Kerstspelen – Herdersspel regie-aanwijzingen (5)

HET KERSTSPEL UIT OBERUFER

In 1991 verscheen bij Rudolf Steiner Verlag in Dornach, Zwitserland,

WEIHNACHTSPIELE AUS ALTEM VOLKSTUM
DIE OBERUFERER SPIELE

Meegedeeld door Karl Julius Schröer
Toneelscènes van Rudolf Steiner

Uitgave met daarbij regie-aanwijzingen volgens de enscenering in D0rnach.

AANWIJZINGEN VOOR DE BELICHTING

Voetlicht, 1. en 2. bovenlicht: wit en blauw/ 2. bovenlicht ook rood

[1] Begin: alles blauw, ¼ wit

[2] Engel: ‘k treet voor uluyden      1. bovenlicht vol wit

[3] Engel af na Maria’s woorden: my geschiede nae u woort. 
1. bovenlicht wit naar ¼ terug

[4] Als baas Titus komt bij ‘myn goede vrou waer toe dit claegen: alles blauw, .  1/wit

[5] De engel verschijnt bij Maria: naby is de gheboorte tyt: 2. bovenlicht rood erbij en weer weg
De engel achter Maria: 2. bovenlicht rood en weer weg

[6] Geboren is in Bethlehem: bij het einde, overgang naar herders: blauw en ¼ wit

[7] De herders gaan slapen: al het wit weg

[8] De engel komt naar de herders: 2. bovenlicht rood erbij
De engel gaat weg: rood weg

[9] De herders worden wakker: blauw en ¼ wit

[10] Wanneer de herders vertrekken: Nu welaan: wit weg

[11] Jozef pakt de lantaarn om naar de herders te gaan: voetlamp ¼ wit erbij

[12] Wanneer de herders zingen na Witok: en segghen het oock den stadthouwer an.: blauw en ¼ wit

[13] De engel: aghtbaere, seer vroede, goetgunstige heeren: 1. bovenlicht vol wit erbij

.

Deel 1: Vanaf het begin t/m lied nr. 4 ‘Keizer Augustus’.
Deel 2: Van Jozef: ‘Keyser Augustus heeft een gebod gegheven’ t/m het lied 8: ‘Geboren is in Bethlehem’.
Deel 3: Vanaf de herders t/m het lied ‘Vrolycke herders’ (14)
Deel 4Vanaf lied nr. 14 tot einde.

.
Kerstspel: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: kerstspel

.

2257

.

VRIJESCHOOL – Kerstspelen uit Oberufer – Paradijsspel – alle artikelen

.
Rudolf Steiner over de kerstspelen:
GA 274: Ansprachen zu den Weihnachtspielen aus altem Volkstum 
De toespraken zijn op deze blog vertaald.

Hier vind je regie-aanwijzingen en artikelen over het Paradijsspel uit Oberufer.

Inleiding
Pieter HA Witvliet over: hoe allerlei aanwijzingen hier terecht zijn gekomen

Algemene aanwijzingen  regisseursbijeenkomst 08-09-1979
over de spelen; uit Steiners ‘dramatische cursus’; uit Müller “Spuren auf dem Weg”; over het ‘dialect’, muziek, op het toneel: links/rechts; voor/achter; achtergrond van bepaalde scènes uit alle 3 de spelen; belichting’/schmink
Die over het Paradijsspel gaan, zijn bruin gekleurd. (Herdersspel: paars, Driekoningenspel: rood)

Algemene aanwijzingen  regisseursbijeenkomst 08-11-1979
Waarschijnlijk Willem Veltman over: mysteriespel; plaats boom; bank schriftgeleerden; plaats Eva in de company; dramatische gebaren en bijbehorende spraak; episch, lyrisch, dramatisch; voorbeelden bij figuren uit de 3 spelen.
Die over het Paradijsspel gaan, zijn bruin gekleurd. (Herdersspel: paars, Driekoningenspel: rood)

In bovenstaande bijeenkomst werden ook deze aantekeningen over het Paradijsspel gemaakt

[2] Regie-aanwijzingen voor het Paradijsspel
Th.Onnes van Nyenrode-Smitsover: de imaginaties in het paradijsverhaal; Adam en Eva, het schuldeloos schuldig worden; tekst van Eva en Adam tijdens het plukken en eten van de appel, samen met aanwijzingen van Steiner; volgens de schrijfster is er in de vertaling van ‘de verleidingsscéne’ een vertalingsnuance geslopen, waardoor het geheel iets te verstandelijk wordt, wat nog wordt versterkt door de keuze van de medeklinkers. In de oorspronkelijke tekst rijmen het op vier plaatsen niet: het zijn cruciale punten ‘om wakker te worden’, het Nederlands heeft dat niet.

[3] Regie-aanwijzingen voor het Paradijsspel:



De regie-aanwijzingen uit dit boek worden vergeleken met mijn aantekeningen die ik maakte op de vrijeschool Den Haag, veelal onder de regisseurs Veltman en/of Gerretsen.

[3-1] Deel 1
Vanaf het begin: lied nr. 1; boompjesdrager; engel; t/m lied 2.

[3-2] Deel 2: na couplet 8 van lied nr.2 (Adam formeert hij): godvader schept Adam; lied nr.3 Adam erkent; schepping Eva; in het paradijs; lied 4: ‘Nu leefden se’.

[3-3] Deel 3: Na lied nr 4: Al nae der slanghe wijze: duivel; lied nr. 5; Eva verleidt Adam; lied nr. 6: ‘Sy gaf oock’.

[3-4] Deel 4: de spot van de duivel over de verleiding; Adam en Eva worden door Godvader ter verantwoording geroepen; lied 7 ‘Toen joegh’; de engel Gabriël krijgt de opdracht ze uit het Paradijs te verdrijven. Lied 8 ‘Soo joech’, tot de duivel opkomt.

[3-5] Deel 5: duivel met ketting, bestraffing door Godvader; nawoord engel. en beëindiging van het spel.

[3-6] Deel 6: aanwijzingen voor de belichting.

Het Paradijsspel in jip-en-janneketaal
Pieter HA Witvliet
over: voor degenen die moeite hebben met enkele passages in dit spel.

ACHTERGRONDEN:

In deze artikelen gaat het in algemenere zin over de spelen, met daarin vernoemd het Paradijsspel. De opmerkingen daarover staan in bruin.

Achtergronden van de kerstspelen
Carel Eckhart
over: wat zijn het voor spelen; wat vragen ze van je instelling; de oerbeelden; het epische karakter; 
over het kerspel en driekoningenspel: zie daar.

Over de kerstspelen
Paul Veltman over: de spelen, de tradities in Oberufer: karakteristieken over Paradijsspel (aan het eind van het artikel) het Geboortespel en het Driekoningenspel.

De kerstspelen uit Oberufer
Marijke van Hall
over: raak je erop uitgekeken?; de vondst van Schroër; tradities; paradijsspel: episch, stukje is bruin; over Geboortespel en Driekoningenspel: zie aldaar.

OPINIE-ARTIKELEN

Het Oberuferer Paradijsspel: een pleidooi voor liefde?
Harrie Vens over: dit Genesisverhaal is vertroebeld door de verstikkende last van zonde, schuld, enz.; de duivel: meer rood/geel dan zwart; Adam blijft Eva trouw, hij gehoorzaamt daarmee aan Gods opdracht: ‘heb haar lief’.

Het Paradijsspel, een spiegel van de mens
Gerben van der Heide over: rolbevestiging in het Paradijsspel?; het mysterie van de spelen; paradijsspel als ontwikkelingsweg

LITERATUUR:

Kerstspelen: alle artikelen
.

Tinekes Doehoek

.

2256

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Kerstspelen – Herdersspel regie-aanwijzingen (4)

HET KERSTSPEL UIT OBERUFER

In 1991 verscheen bij Rudolf Steiner Verlag in Dornach, Zwitserland,

WEIHNACHTSPIELE AUS ALTEM VOLKSTUM
DIE OBERUFERER SPIELE

Meegedeeld door Karl Julius Schröer
Toneelscènes van Rudolf Steiner

Uitgave met daarbij regie-aanwijzingen volgens de enscenering in D0rnach.

Toen ik met dit spel in de jaren 1970 op de Haagse vrijeschool meespeelde, heb ik gedurende een aantal jaren allerlei aantekeningen gemaakt.
Vaak werd het spel geregisseerd door Noor Gerretsen. Haar ouders hadden het spel in het prille begin ook in Dornach gezien en vanuit een zekere herinnering volgde Noor allerlei  ‘oorspronkelijke’ regie-aanwijzingen. Een menigsverschil over het een of ander werd vaak beslecht met: ‘Ja, maar het is Angabe.’ Deze Angabe=aanwijzing=zou dan van Steiner zelf afkomstig zijn.

Nu de spelen ook al weer zo’n 100 jaar opgevoerd worden (vanaf 1915) – over de hele wereld – kan het niet anders of er doen zich veranderingen voor. Meestal geen grote, maar toch, die afwijken van wat hier gezegd wordt. Zolang deze het beeld niet verstoren of het juist ten goede komen, lijkt me dat geen probleem. 

Het kan bijna niet anders dan dat in zo’n lange tijd ‘toevallige vondsten’ een eigen leven zijn gaan leiden en ook in de ‘Angabesfeer’ terecht zijn gekomen.

De verklarende tekst in groen is die van het boek, in blauw van mij. De spreektekst is de gangbare tekst zoals die in Den Haag werd gebruikt. Wanneer nodig, afgekort met GT. De afkoring DH betekent: zo zag ik dat in Den Haag in de jaren 1970. Wanneer er sprake is van ‘rechts of links’ is dat steeds vanuit de zaal gezien.

HET KERSTSPEL UIT OBERUFER

Deel 4

Vanaf lied nr. 14 tot einde

Gallus:

Wel an, laet ons tot Betlem gaen
twonder sien dwelc ons is kondt gedaen.
D. Denkt even na.
DH. Stiechel – de wil-mens, loopt al weg, Gallus houdt hem tegen:

Wat veur gaven willenme offreeren?
Wat voor present aen dat kinde vereeren?

Stiechel:

Tkryght van myn een kruycksken mellek soet
dat syne moeder hem rycklyc gevoedt.

Witok:

Daor is by myn kudde een schoon jonck lam,
het kind is wel weert dattic ’t tot hem nam;
salt schielycken mit myn staf omvaen
en over myn bey schouders laën.
DH. ze helpen hem.

Gallus:

Ick neem een pluck wol voort kinde, me dogt
dat syn moeder het warrem daor inlegghen mogt.

D. De herders gaan achter het toneel om hun geschenken te halen. Even later komen ze met hun geschenken terug; het toneel is heel donker.
DH. heeft geen tastbare geschenken. Ook hier toneel donker. Ze stommelen wat luidruchtig. Soms gaan ze van het toneel af, een stukje de zaal in.

Stiechel:

Tis hardstickkedoncker, ick tast nae den wegh,
ick en weet sowaor geen hegh ofte stegh.
Gaewe qualic of regt nae stadt by abuys?
D. ze tasten wat onhandig rond over het toneel.

Gallus spreeckt:

D. DH. hij kijkt in de verte:
Stiechel, ick sien alree een strooy huys;
we willen naet godskind vragen een reize
en ofse daorgunter ons mogten wysen
hoe datme moeten gaen
omdra comen by dat kinde an.

D. DH. Gallus stampt met zijn stok op de vloer
Heydai Heyda! en isser agter geen
die const ons segghen alwaor heen?

D. DH Jozef kijkt op, gaat staan, DH. pakt het lantaarntje en D. DH. loopt in de richting van het geluid, het is nog steeds donker.
Josef spreeckt:

Wien soeckt ghy vrient te deser stee?
Yemant so u den wegh wysen dee?
Wilt my segghen waor na u de sinnen staen,
waer gh’u beneerstigt henen gaen?

Stiechel:

Oudevaer, wy soeckent godskindekyn
soude ons alhier geboren syn,
wy mogtent weten ende des syn gewis
naedient ons dus verkondight is.
D. de anderen knikken heftig.

Josef spreeckt:

Soo ghe dit wenscht syt ghy te regt. –
Hier leyt het kind daer van ghy seght. 
DH. blijde verbazing.

D. DH. de herders nemen hun muts af, leggen hun stok neer en gaan naar de kribbe. Daar blijven ze staan.

                                                           Jozef/Maria
                                                                 kribje
                                                        G                       St
                                                                     W
Als ze daarna bij het sporeken knielen, kunnen ze op twee knieën knielen, maar ook op een, als Gallus en/of Stiechel dat doen: de ‘staande knie achter. Witok niet helemaal met zijn rug naar de zaal, maar schuin.

GT  (De drie herders plaetsen haerselven voor Josef en Maria en singhen: (lied 15)

Neemt agt myn hert en siet opt wigt
so gunder in de krebbe light;
dat isset kindjen wel gemint
het overschone Jesuskind.

GT (Gallus knielt neder en spreeckt by de offeringhe):

Syt gegroet ghy kindeken teer!
Hoe leyt ghe daor soberlyc neer.
Een bedde van strooy, geen vederken sacht,
alleenich wat stoppelen hoys so hardt.
Niet op somersdach geboren en syt
maor inder bittren winterstyt.
Voort lelyenblanck ende rosenroodt
kiest ghe snippende vorst en coude groot.
U bleke koontjes, u neuzeken fyn
hoe datse schier vervrosen syn,
dat u schone guld’oochjens synder vol
van bittere traenen. Siet hier een pluck wol,
die hebbic u Jesuken metgebrogt
dat u moeder u warrem daor inlegghen mogt,
oock hebbic noch een hantvol meel
dat u moeder een papjen kookt» Tisser niet veul,
maor soot u ghelieft ick coom ereis weer,
bringh ick u Jesuken veul en veul meer.

D. DH. Gallus blijft geknield. D. maakt een beetje plaats voor Stiechel.
D. DH. Stiechel knielt.

GT Stiechel spreeckt by de offeringhe:

Syt gegroet ghy kindeken teer,
hoe leyt ghe daor gantsch vercleumt ter neer!
gins hebtghe u hemelsaele groot
en coomt opter aert nakend, arm ende bloot;
een kruycksken mellek moghtic u schencken,
nu biddic u, wilt myns gedencken.

D. DH. Witok knielt, de anderen blijven geknield.

GT Witok spreeckt by de offeringhe:

God gheef u goên dach lief kindeken,
syter gegroet lief Jesuken!
Ghy die syt coninck boven al
geboren, gelaeft in een schaemelen stal;
ick bringh u, cooninck, een wolligh lam,
verschoont dattic niet mit meerders en quam. –

Josef spreeckt:

Ghy herders, van herten danck geseyt
van gaven end’ offerveerdicheyt.

Maria singht: (lied 16)

D. Maria gaat staan en opent haar handen vriendelijk dankend. Bij de laatste regel, maakt ze een zegenend gebaar.
DH. Maria blijft zitten.

Ghy herders, van herten danck geseyt
van gaven end’ offerveerdicheyt.
God wil u neerinck doen gedy’n
en laete u schaepkens tierigh syn.

GT De herders singhen, noch immer geknield: (lied 17)

Buyght by het krebbeken neder,
wieght twichtjen heen en weeder,
dat wilder ons al genesen dat kindeken sy gepresen.
O Jesuken soet, o Jesuken soet!

D. De herders gaan staan, nemen hun stok en muts en verwijderen zich langzaam van de kribbe, naar de voorgrond, nog steeds omkijkend naar de kribbe met een peinzende uitdrukking. Er ontstaat een kleine pauze. Jozef kijkt hen na.
DH. De herders gaan staan, pakken hun stok en buigen ten afscheid naar de kribbe en Maria. Jozef pakt het lantaarntje en wijst ze de weg. Ze blijven omkijken en zetten tenslotte hun mutsen op. Ze lopen terug naar hun plaats links op het toneel. De stemming is ernstig, maar ook blij. Wat ze gaan zeggen is eigenlijk onbegrijpelijk voor hen. Af en toe onderbroken door kinderlijke vreugde of verwondering. 
Om de afstand vanaf de kribbe naar de plaatsen van de herders niet te lang te laten duren, kan Gallus onder het lopen met zijn tekst beginnen. 

Gallus spreeckt:

Tis wonder hoe ment keert of wendt
dat hy geboren is so onbekend,
gebrek en coude deerlic lydt
en toch regeert de waereldt wydt

Witok spreeckt:

Hy quam hier opter aarden erm
op dat hy onser hem ontferm
en maek’ ons in synen hemel ryck
even selfs d’enghelen gelyck.
Sulcx doet hy dat den mensch moght leeren
van hoverdy hem of te keeren,
dat hy niet leve in stacie ende pragt
maor regt deemoedigheyt betraght.

Stiechel spreeckt:

Tcan ons getroosten in onsen moet
deur dien hy is van coninclyc bloet.
Coningh David was oock een herdersman
ent is meraeckel wat hy heeft gedaen:
het staet te lesen inder schrift als dat
hy versmoorde de maghtige Goliat.

Gallus spreeckt:

Als we efter totten ghesellen gewaghen
van tgeenme alhier mit ooghen saghen,
veur den sot sullens’ons houwen,
’t noyt niet gelooven,
want deuse saeck gaetet verstant te boven.

Witok spreeckt:

Myn moetet vant hert offic wil of niet,
voort segh ick den lantheer wat hier is geschiedt
en sal morgen den dagh nae Hierusalem gaen
en segghen het oock den stadthouwer an.

D. De herders zetten hun muts goed recht en zingen het 1e couplet van lied 14. Dh. idem.

Stiechel spreeckt:

DH. Crispijn zit op de plaats voor het toneel en beklimt dat moeizaam.

Siet Crispyn coomt tonswaert, had niet gedocht
ons aentreffen, heyt wis opter heyden gesogt.

DH. Stiechel ‘haalt’ hem naar de anderen, klopt wat op zijn schouder, de anderen maken vriendelijk groetende gebaren.
God moet u groeten, myn goe Crispyn!

Crispyn spreeckt:

God moets u lonen, oû Stiechel myn.

D. Crtispijn is wel oud, ietwat dommig en langzaam, met de situatie verloren. DH. Crispijn is ‘doof’ en ‘blind’, maar wel helderziend.
Hij herhaalt een aantal woorden voor zich heen. 

Galllus spreeckt:

Hoe macht wel mit onsen kudden syn?

Crispyn spreeckt:

D. Bedachtzaam. Hij toont met zijn hand de grootte aan.
Werentlich de schaepkens weyde alle te gaor,
groot’ende clene, so d’eene als d’aor.
Hebt ghy bygeval oock heuren verluyden
wat of die geruchten int volc beduyden?

Gallus spreeckt:

D. Hij slaat hem op , werentlich’ krachtig op de schouders

Werentlich! in Betlem leytet kindeken
al in een krebbeken, tusschen os end’ eselken
DH. Crispijn herhaalt ‘kindeken’  ‘ezelken’ ietwat verbaasd.
D. hij schudt steeds het hoofd alsof hij het niet begrijpt, ook later bij het zingen.

Schout ghe selver gheerne twonder aen,
moetghe morghen inder vroegt opstaen
en mit onslie nae Betlem gaen.

Crispyn spreeckt:

Hoe veer ist wel?

GT Gallus spreeckt:
DH. alle drie, als hielden ze hem een beetje voor de gek.
Tot gh’er bent!

Crispyn spreeckt:
D. brengt zijn wijsvinger naar zijn voorhoofd alsof hem een lichtje opgaat.
DH. Enige aarzeling tot hij het snapt.

Jao, jao, ick sallereis bedencken
ent kind een slip van myn pelsvagt schencken.
DH. de slip wordt bewonderd door de anderen.

GT De herders, agter malkaer in een kringhe gaende, singhen: (lied 18)

D. de herders zingen, achter elkaar in een kring rondlopend.
DH. Hier is een groot verschil, evenals bij lied nr. 14. Ik hoor Veltman nog uiteenzetten, dat de 3 herders de drieledige mens verbeelden, in de driehoek, die kosmischer is en dat Crispijn als het jonge Ik, de 4 compleet maakt die als vorm ook het vierkant heeft. Daarom moet dit lied duidelijk in een vierkant worden gelopen, met strakke 90º hoeken. 
Elke zin of 2 zinnen een zijde van het vierkant.

Herdersluyden vro en bly
waren by den schaepen,
opten velde waekten sy
en leyden haer slaepen
Toen voer een enghel tot haer neer
vol heerlyckheyt so datse seer
in schrik en vreesen waren
De enghel sprack: vreest niet met al,
veel vreucht den volcke wesen sal,
‘k bringh u blyde maeren

Nu is het afhankelijk van de grootte van de speelruimte, of er op een toneel gespeeld is of niet, waar de spelers zaten enz. hoe de kompany zo harmonisch mogelijk weer een geheel wordt. In ieder geval moeten Jozef en Maria ‘opgehaald’ worden, waarbij Maria en Jozef met uitgespreide mantel het kindje uit de kribbe halen dat Maria dan op haar arm draagt. 
Uiteindelijk loopt de engel voorop, gevolgd door Jozef, Maria, sterrenzanger (geen uitgeklapte schaar: het kind is geboren!), de 4 herders en de 3 waarden. 
Er kan een ommegang door de zaal volgen. Soms gaan aan het eind de spelers voor de banken staan, soms gaan ze allemaal het toneel op en vormen een halve boog. (Klaar op het einde van het lied – soms extra pianospel nodig.) Dan gaat de engel weer het podium op of komt vanaf zijn rechterplaats naar midden voor.
D. spelers gaan na de ommegang weer op hun banken zitten. De engel gaat het toneel op en maakt 3 buigingen.

GT De kompany singht: (lied 19)

1.
Juyght nu juyght, soo arm als ryck!
Ons is op deusen dach
een kind geboren heuchelyc
dwelc aller dinc vermagh,
oock heyligh is daer by,
tis Jesus Christus, hy
die quam om ’s menschen sond voorwaer
uyt synen hemel claer.
2.
Bedenckt hoe hy is ofgedaelt
in noot en nederheyt,
in Betlem so de scrift verhaelt —
al in een schuere leyt.
Een krib syn woninck is
die toch een coninck is,
den hoochsten coninck wyd ende zyd
op d’aert in eeuwicheyt.

GT (kompany af)

De enghel spreeckt:

D.Bij groeten: soms 3x, soms 1.
DH. 1x.

Aghtbaere, seer vroede, goetgunstige heeren,  D. 3x op het eind, of 1x na achtbare, vroede, goedgunstige.
oock deugtsaame vrouwen ende joncvrouwen in alle eere, D. 3x of 1x als boven
wilt altegaer niet euvel duyden
dat wy ons spel vertoonden voor uluyden.
‘k Bid so wy quamen veuls te cort
tons niet en aengerekend wort
maer alles dat wy schuldich bleven
onse onkunde mach syn toegescreven:
Hiermet elckeen het alderbest betracht,
so wenschenme van God almagtigh een goede nagt.

GT(af)

D. De engel haalt de anderen op, leidt ze allemaal over het toneel. Ze gaan in een rij staan naast elkaar en maken een buiging voor het publiek. Dan gaan ze op de achtergrond, engel voorop, van het toneel.
DH. of andere situatie. Als je al op het toneel staat, wordt het ‘een goede nagt’ met een buiging, door de spelers herhaald. Dan gaan ze bijv. door de zaal naar de gang onder het zingen van het tweede couplet. van lied 19.
.

Deel 1: Vanaf het begin t/m lied nr. 4 ‘Keizer Augustus’.
Deel 2Van Jozef: ‘Keyser Augustus heeft een gebod gegheven’ t/m het lied 8: ‘Geboren is in Bethlehem’.
Deel 3: Vanaf de herders t/m het lied ‘Vrolycke herders’ (14)

Kerstspelenalle artikelen

2255

VRIJESCHOOL – Kerstspelen – Herdersspel regie-aanwijzingen (3)

HET KERSTSPEL UIT OBERUFER

In 1991 verscheen bij Rudolf Steiner Verlag in Dornach, Zwitserland,

WEIHNACHTSPIELE AUS ALTEM VOLKSTUM
DIE OBERUFERER SPIELE

Meegedeeld door Karl Julius Schröer
Toneelscènes van Rudolf Steiner

Uitgave met daarbij regie-aanwijzingen volgens de enscenering in D0rnach.

Toen ik met dit spel in de jaren 1970 op de Haagse vrijeschool meespeelde, heb ik gedurende een aantal jaren allerlei aantekeningen gemaakt.
Vaak werd het spel geregisseerd door Noor Gerretsen. Haar ouders hadden het spel in het prille begin ook in Dornach gezien en vanuit een zekere herinnering volgde Noor allerlei  ‘oorspronkelijke’ regie-aanwijzingen. Een menigsverschil over het een of ander werd vaak beslecht met: ‘Ja, maar het is Angabe.’ Deze Angabe=aanwijzing=zou dan van Steiner zelf afkomstig zijn.

Nu de spelen ook al weer zo’n 100 jaar opgevoerd worden (vanaf 1915) – over de hele wereld – kan het niet anders of er doen zich veranderingen voor. Meestal geen grote, maar toch, die afwijken van wat hier gezegd wordt. Zolang deze het beeld niet verstoren of het juist ten goede komen, lijkt me dat geen probleem. 

Het kan bijna niet anders dan dat in zo’n lange tijd ‘toevallige vondsten’ een eigen leven zijn gaan leiden en ook in de ‘Angabesfeer’ terecht zijn gekomen.

De verklarende tekst in groen is die van het boek, in blauw van mij. De spreektekst is de gangbare tekst zoals die in Den Haag werd gebruikt. Wanneer nodig, afgekort met GT. De afkoring DH betekent: zo zag ik dat in Den Haag in de jaren 1970. Wanneer er sprake is van ‘rechts of links’ is dat steeds vanuit de zaal gezien.

HET KERSTSPEL UIT OBERUFER

Deel 3 

Vanaf de herders t/m het lied ‘Vrolycke herders’ (14)

Van de herders wordt wel gezegd dat ze ‘denken – voelen – willen vertegenwoordigen’. Je kan bij Stiechel wel iets zien van een ‘wil’, bij Witok ‘het gevoel’ en Gallus heeft regelmatig wat ‘hoofd’zaken. In het spelen kan er (iets) rekening mee worden gehouden.

Gallus begint te spreken. Hij kan van linksachter op het toneel naar voren komen, maar hij kan ook vanuit de zaal het toneel op ‘rennen’.
D. Gallus verschijnt op de achtergrond.

Gallus treet op en spreeckt:

Heyda ho hee!
lck had gedocht ick sou de leste syn
en waorlyck synder haôrluy noch naer myn.
Ooy, ooy, wat isset bitter coudj
De vorst nypt vinnigh int gelaet
dattic niet weet waor myn neus staet.
D. wrijft en blaast in zijn handen, wrijft over zijn neus, schudt.
DH. zoekt zijn neus.

Myn wollen wanten heyt Stiechel geborregt:!
hy borregtse als maôr, keer op keer.
Waor blyft nouw myn broeder Stiechel weer?
Ick kyck ‘reis efkens rond en te omme:
daor sienck sowaor myn broeder Stiechel kommen.
D. komt van achter.
DH. uit de zaal.

Stiechel:

Heyda ho hee!
Ick had gedocht ick coom te eersten aen
en waorlyck sien ick broeder Gallus daor al staen.

DH. Gallus staat links, Stiechel rechts van hem, maar niet voorbij de boom.

Gallus:

Stiechel hoe ist mitten kudden en schaepen gestelt?

Stiechel:

Ei Gallus, ‘k bender by-naest styf bevroren.

Gallus:

Ei Stiechel, bentghe by-naest styf bevroren?
Siet er eens myn bei handen aan
DH. Gallus laat zijn handen zien.

Stiechel:

Ei hebtgh’ er maor tweu kwansys?
DH. Stiechel pakt ze even beet en op dat ogenblik trekt Gallus de handschoenen van Stiechel uit en doet ze zelf aan.
alle hondert en dusent wat maecktghe me wys!

Stiechel:

Ei waor blyft broeder Witok so lanck?
Ick kyck ‘reis efkes rond en te omme,
daor sienk sowaor myn broeder Witok kommen!

D. Witok van achter; DH. Witok komt vanuit de zaal.

Witok:

Heyda ho hee!
ick had gedocht teerst by de schaepkens syn
en waorlyck synder haorluy noch voor myn!

Stiechel:

Gy komter oock alle hondert en dusentmael te spa.

Witok:

Myn wyf en lietme niet gaen voor dat
‘k de oü schoenen hadde benayt en gelapt.-
D. de andere twee draaien zich een beetje weg om hun lachen te verbergen.
DH. hij wil de zolen laten zien, maar kan zijn voet niet zo hoog krijgen; Stiechel duet het dan omhoog, waardoor Witok bijna valt en door Gallus wordt opgevangen. Dit is een van de vele ‘grappen’ die er in zo’n stuk kunnen voorkomen. Daar kun je in variëren. Als het maar niet te veel wordt en te overdreven.

Trouwen! wen de vorst niet en luwen doet
gaen wylie een coude waeke temoet.
D. de andere twee grijpen naar hun neus.

Gallus:

Stiechel ‘kmogt weten oft u ter oore quam
dat skeysers stadthouwer, Cyrenius by naem,
int lant een groote beschryvinck laet houden,
daor van alle man hemslefs loscoopen soude,
op straffe vant verlies al synder have en goets:
Wie can daor wesen vrooen moets?
D. draait zich een beetje weg, krabt op zijn hoofd.

Stiechel:

Ei vrund Gallus wat seghtghe daor?
Is dat gebaesel of ist waor?
Tvolc verwagt dat de qua tyen verkeeren,
en moeten de sorghen noch vermeeren?

Witok:

Och gaet de verwagtinck noyt niet ten endt?
o wee onse jammer en onse ellend!
datter de sorgh noch vermeeren most!
we comen al swaer genog an de kost.
tis ongeluck op ongeluck
daor onder yeder gaet gebuckt.

Gallus:

D. Gallus klopt Witok op de schouder.
DH. hij doet beledigd.

Loopt Witok, ghy hebt toch niet claeghen?
Wilt liever nae myn armoe vraeghen.
Ick erme slocker geen ruste noyt sagh!
Ick worde geplaeght by nagt en by dagh.
Voor en naor bennic met de schaepen,
noyt van syn leven geen tyt om te slaepen.

Stiechel vooral, en Witok maken een gebaar van ‘wat duurt dat lang’.

Gister noch, toen ick was oppet veldt,
neerstlyc myn schaepkens hadde geteldt,
DH. hij doet het uitvoerig voor.

ten synder te mael niet bystern veul,
daorck u cort de oorsaeck van segghen wil.
D. Hij neemt Witok apart.

Stiechel:

Seght dan op, ghy ouwe wouwelaer!

Gallus:

D. en DH. Het woord wolf was gevreesd. Gallus aarzelt even voor hij het uitspreekt.
Een goê deel heyt de… wollef levend verscheurdt.

D. De herders kijken bij ‘wolf’ elke keer geschrokken om en zakken door de knieën – hurkhouding.
DH. ze springen dan op.

Stiechel:

Tcan altemet deur den slogtershond syn gebeurd;
dan synser by ongeval dootgebeten;
moet als subiet oock wollef heeten?

Gallus:

Myn trou, Stiechel, houdt uwen mond,
byt niet de wolf kreck so hart als de hond?

Stiechel:

Ja noch veul harder.

Gallus:

Segt myn maor hoet is toegegaen
als hadtgh’er sellef by gestaen! –
D. ze krijgen handtastelijk ruzie. DH idem.
 
Witok:

Myn wyf die heyt ons grutten gebacken!
In D. heeft hij een grote knapzak aan zijn arm, zwaait ermee en gaat zitten en begint hem uit te pakken. De twee andere herders gaan ieder aan een kant naast hem zitten en kijken geïnteresseerd toe.
Witok laat bezwerend tussen G en S in, langzaam zijn stok dalen waarin bovenaan een zakje hangt. G en St houden verbaasd op en kijken nieuwsgierig mee.

Die laetenm’ ons te nagt wel smaecken.

Stiechel:

Is ter oock speck by altemet?

Witok:

Drie sulcke hompen, louter vet!

D.Witok verdeelt. DH idem.

(Sy setten haer neder en eten)

DH. Als ze uitgegeten zijn gaat Witok onder het spreken langzaam staan, de anderen volgen zijn voorbeeld.

Lestent wierdtme inder brêe vertelt
twaor van God in eeuwicheyt bestelt
dat tonsent den begeerden messias sou comen
tot solaes en verlossingh van allen vromen.
Alsdan sullen wuylie hier beneden
bevryt syn van druck en benauentheden

Gallus:

D. Gallus gaat staan; Stiechel iets later. Dan komen ze in een driehoek te staan punt naar achter. 

Och waor’ den messias digt byder hant
dan soudenme setten al sorghen aen kant,
van louter iolyt soudenme springhen,
met vrolicheyt gode het gracie singhen.
(sprong)

DH. ook driehoek en
GT (sy staen op haeren herdersstaf geleunt in een driehoeck tegenover malkandren en springhen tegelycker tyt omhoogh ten teeken haerer blydschap)

In D. pakken ze dan samen de knapzak en leggen die opzij.

Stiechel:

Twelcker tyt ende plaetse moetet geschien
datme der armen solaes mogten sien?

Witok:

De tyt is niet en aen gegheven,
doch van de plaetse staet geschreven,
in Betlehem wort hy geboren
van eener maagde uytvercooren. –

D. Gallus bezinnend. DH. begint luidruchtig te gapen, de anderen even later ook.

Gallus:

Nu hoort ‘reis hier goê broeders myn
daorme mit syn drieën by malkanderen syn
meughenme wel efkens d’ooghen sluyten
end’een cortewyl slaepen hierbuyten.

GT (De herders legghen haer neder en slaepen in.)

Bij het liggen moet je er rekening mee houden dat de engel nog een boog kan maken om de herders heen. Het ‘ommerollen’ moet niet zoveel aandacht krijgen dat de engel ‘weggespeeld’ wordt. DH. De engel komt midden achter uit de coulissen.
D. er staat zoiets als ze staan naast elkaar en vallen met hun hoofd in de richting van de kribbe, richting Jozef en Maria en slapen in. Kleine pauze. Op de achtergrond verschijnt de engel, op een verhoging, zo mogelijk springt hij van een nog hogere stelling op dit podium.

DH. engel staat stil staf in rechterhand.

De enghel comt en singht: (lied 9)

Gloria, gloria, in exelsis
Ick bringh uliën een maere blydt
en allen volcken op aerde wydt.
O Christen maekt
u op en waeckt;
gezwind tot de kribbe, gezwind tottet kind –
gezwind, gezwind!
Wackere hersluyd, flucx op de been
spoeter nae Betlehem alle met een;
groeter met fluytekens ende schalmei’n
gins indien stalle het kindeken kleyn,
het kindekeyn, het Jesulyn!
Ghy herders, ghy herders, en syt niet bevaen,
siet, groote blydschap segh ick u aen

D. Tijdens dit lied draaien de herders zich onrustig om. DH idem.

D. Gallus spreekt in zijn droom.
DH. herders spreken in visioen, droomachtige stem.

Gallus spreeckt in den droom:

Stiechel, wat moet dat kwinkeleeren ende selsaem gedruis
me dunckt, het is niet heelendal pluys,
of isset een gespoock quansuys?

Stiechel spreeckt:

Sowaor, tis wonder boven wonder,
also dra sienic iet van onder
myn hoet vandaen, ofc speur so felle ligt,
wat schynt gins voor een droomgesigt?

Witok spreeckt:

Een stemme hoor ick hel en klaor
het lykent wel een enghlenschaor.

D. flinke pauze.

De enghel singht: (lied 10)

DH. Vanuit de zaal gezien: hij loopt rechts om Stiechel heen naar links, langs Gallus en dan naar achteren weg.

Van hemelsrycken coom ick neer,
een hemelsbode van also veer;
veul goede maeren bringh ick u,
die segh ick en die singh ick u

D. De engel staat stil op dat podium en blijft nog even staan, dan daalt hij dat podium af en verdwijnt in een mooi boog links naar de achtergrond, terwijl hij de ster nog een keer in de richting van de herders hoog houdt.
Na een kort ogenblik gaat Gallus ‘omslachtig’ staan, slaat zijn kleren af en glijdt een beetje weg.

GT (Gallus ryst en spreeckt tot Witok):

Past erop, so gladt als een spieghel.

Witok:

D. Witok gaat ook staan, langzaam, glijdt ook weg.

Als ’t is: en deuvenkatersgladt;
theyt mot gereghent:
gants vol ysel is myn baerdt!
D. hij slaat de druppels van zijn armen, voelt in zijn gezicht.
Gallus kijkt ernaar en richt zich dan tot de slapende Stiechel.


Gallus:

Stiechel, staet op, de hemel kraekt alree!

Stiechel:

D. Stiechel heel slaperig. DH idem.

Ei laotmaor kraecken, hy is waorlyc oud genog daorveur.

Gallus:

Stiechel, staet op, de veughelkens tuytren al!

Stiechel:

Ei laotmaor tuytren!
In haorlie clene heufd’ en steeckt geen groote vaeck.

Gallus:

Stiechel, staet op, de voerluy zwiepen al langs de weghen.

Stiechel:

Ei laotmaor zwiepen, se hebben noch ’n geseghent endt ryen.

Gallus:

Ei ghe mot doch op staen!

D. tijdens deze dialoog zijn Gallus en Witok steeds dichter naar Stiechel toegekomen. Ze stoten hem met hun stok aan en Stiechel staat langzaam en omslachtig op. De anderen kijken gespannen afwachtend naar hem en als hij staat, glijdt hij ook uit en valt pardoes plat op zijn buik. De anderen lachen achter hun hand.
DH. Bij ‘ghe mot toch opstaen’ pakken ze hem onder de armen en trekken hem overeind; ze laten hem los en Stiechel valt op zijn buik. Dan zeg Gallus schijnheilig:

Past erop Stiechel, so gladt als een spieghel.

Stiechel:

D. Hij gaat met moeite staan.

Ei alle hondert en dusent!
Costgh’ oock niet waerschouwen
voor dat ‘k myn pens hebbe bont ende blau gestooten?
DH. Nadruk op ‘voor’

D. Hij klopt zich nog wat af.

GT (tot Gallus):

DH. Het ligt voor de hand de klemtoon hier op gedroomd te leggen.

Ha myn Gallus! wat hebt ghy wel gedroomt,
Wat hebt ghy wel gedroomt?

Gallus:

Wat ick gedroomt hebbe?
dat can ick u vry segghen.

GT (Alle drie keeren in eenen driehoeck staende malkaer de rugghe toe en leunen op haeren herdersstaf)

D. De herders staan in een driehoek met het gezicht naar elkaar toe, leunen op hun stok en springen daar omheen. zodat ze nu met hun rug naar elkaar staan.
DH. Idem. Ze wiegen bij het zingen langzaam heen en weer. Te vlug maakt een te wakkere indruk!.

Gallus singht: (lied 11)

Ick docht in eenen stal te gaen,
Sach daer een os end’ esel staen
die uyt een krebken vraten;
beneven haer een joncvrou teer,
een edel grysbaert saten.

Nu is de slaepenstyt voorby!
quam elcke naght dien droom tot my
ksou gheern tot zeuvenen slaepen. –

GT (sy keeren haer weder naer malkaer toe)

D. Ze draaien zich weer met een sprong naar elkaar toe.
DH. Idem.

DH. De situatie was zo:

De herders schuiven op, zodat Witok achter staat.

Stiechel:

D. Nu de nadruk op ‘ghy’ en ‘myn’.
DH. Idem.

Ha myn Witok, wat hebt ghy wel gedroomt,
dat ghy neffens myn so ornmerollen en ommetollen deet?
wat hebt ghy wel gedroomt?

Witok:

Wat ick gedroomt hebbe?
Dat can ick u vry segghen

D. Met de ‘stoksprong’ keren ze elkaar weer de rug toe. DH. idem en wiegen.

GT (sy keeren malkaer de rugghe toe)

Witok singht: (lied 12)

In stille kersnagt opten lant
deur diepe slaep wierck overmant,
myn hert deet overvloeyen
van soete vreucht en honigh goet
en rosen deden bloeyen.

GT (sy keeren haer malkaer weer toe)
Met de ‘stoksprong’. DH. Ze schuiven op.

Gallus spreeckt:

D. De klemtoon op ‘ghy’ en ‘myn’. DH. idem.

Ha myn Stiechel, wat hebt ghy wel gedroomt,
dat gh’u neffens myn so ommerollen en ommetollen deet?
wat hebt ghy wel gedroomt?

GT (sy keeren malkaer de rugghe toe)
D. DH. Met de stoksprong.

Stiechel singht: (lied 13)

Ick droomd’ als dat een enghel quam
en ons nae Betlem met hem nam
in varre joodsche oorden:
een wonderdinck was daer geschiet,
twas wonder watme hoorden.

D. De herders maken een sprong naar elkaar toe, staan rechtop, slaan hun kleren af, pakken hun muts en zingen in een kring achter elkaar aan.

GT (De herders singhen, in eenen kringhe agter malkaer gaende: (lied l4)

Hoewel ook hier wordt aangegeven in een kring te lopen, was er in DH. toch meer sprake van de driehoek, juist om te benadrukken, dat wanneer Crispijn straks meedanst, het vierkant de vorm is. Op elk couplet werd weer van richting veranderd. 

1.
Vrolycke herders, olycke knapen
die singhen alse niet en slaepen:
heisa ho hee! laet lustigh ons singhen,
welgemeyt int ronde springhen.
David een kloecken herder was,
droegh oock een staf ende herderstasch.
2.
Pypend een liedeken, sat van te slaepen,
so hoeden wy ons kuddeken schaepen,
bly singhen wy, God heere ter eere,
wie salt weren, d’ruggh’ er toe keeren?
Ddaer isser geen soot euvel diet,
deet te mael David het selver niet?
3.
Toen hy de viant hadde verslaghen
wierdt hy coninck al syne daghen,
cieraet der joden, schepter in handen,
potentaet vans heeren landen.
Alleman mach op David sien:
synder die herders geen wackre liên?

.

Deel 1: vanaf het begin t/m lied nr. 4 ‘Keizer Augustus’.
Deel 2: Van Jozef: ‘Keyser Augustus heeft een gebod gegheven’ t/m het lied 8: ‘Geboren is in Bethlehem’
Deel 4: Vanaf lied nr. 14 tot einde.

Kerstspelenalle artikelen

 

2254

 

 

VRIJESCHOOL – – Kerstspelen – Herdersspel regie-aanwijzingen (2)

In 1991 verscheen bij Rudolf Steiner Verlag in Dornach, Zwitserland,

WEIHNACHTSPIELE AUS ALTEM VOLKSTUM
DIE OBERUFERER SPIELE

Meegedeeld door Karl Julius Schröer
Toneelscènes van Rudolf Steiner

Uitgave met daarbij regie-aanwijzingen volgens de enscenering in D0rnach.

Toen ik met dit spel in de jaren 1970 op de Haagse vrijeschool meespeelde, heb ik gedurende een aantal jaren allerlei aantekeningen gemaakt.
Vaak werd het spel geregisseerd door Noor Gerretsen. Haar ouders hadden het spel in het prille begin ook in Dornach gezien en vanuit een zekere herinnering volgde Noor allerlei  ‘oorspronkelijke’ regie-aanwijzingen. Een menigsverschil over het een of ander werd vaak beslecht met: ‘Ja, maar het is Angabe.’ Deze Angabe=aanwijzing=zou dan van Steiner zelf afkomstig zijn.

Nu de spelen ook al weer zo’n 100 jaar opgevoerd worden (vanaf 1915) – over de hele wereld – kan het niet anders of er doen zich veranderingen voor. Meestal geen grote, maar toch, die afwijken van wat hier gezegd wordt. Zolang deze het beeld niet verstoren of het juist ten goede komen, lijkt me dat geen probleem. 

Het kan bijna niet anders dan dat in zo’n lange tijd ‘toevallige vondsten’ een eigen leven zijn gaan leiden en ook in de ‘Angabesfeer’ terecht zijn gekomen.

De verklarende tekst in groen is die van het boek, in blauw van mij. De spreektekst is de gangbare tekst zoals die in Den Haag werd gebruikt. Wanneer nodig, afgekort met GT. De afkoring DH betekent: zo zag ik dat in Den Haag in de jaren 1970. Wanneer er sprake is van ‘rechts of links’ is dat steeds vanuit de zaal gezien.

HET KERSTSPEL UIT OBERUFER

Na lied nr. 4 zit Maria op een krukje, Jozef staat naast haar.

Josef spreeckt:

Jozef pessimistisch, Maria optimistisch; Jozef oud, zeurderig, Maria jong, onbevangen.

Keyser Augustus heeft een gebod gegheven
dat allet volck te saem sal syn bescreven
end elck van stonden aen sonder respyt
tot brenghen van tribuut hemself bereyt.
Wyl nu voor onse nootdruft wierdt besteet
het geldt so ick terzyde legghen deet,
rest ons temet geen duyt noch penninc meer;
alsulck ellend geclaegt sy god de heer
verslagenheid

‘k En weet oock geen middel hoe geldt becomen,
myn kragten hebben of genomen,
het hantwerck wierdtme alree te swaer –
dat wil my bedroeven voor ende naer.
Alevel willic sonder draelen
Augustus dit tribuut betaelen
na skeysers wille en gebod.

Maria spreeckt:

D. Maria bescheiden de handen strekkend, vriendelijk, troostend, rustgevend, hartelijk

0 Josef en laetet u niet verdrieten,
die som salmen wel veur willen schieten;
ick spreecker een vrund aen te morghen,
syt hier om sonder sorghen.

Jozef spreeckt:

Maria wie isser so wel gestelt
om ons verstrecken so veul geldt?
de schaerschte heerscht aen alle kant.
(even stil)

Wy willent legghen in gods hant.

Maria spreeckt:

D. hoofdschuddend

Als geenderlei midd’len te vinden en syn
dan bindenme ‘tosjen an de lyn
en leydent nae Bethehem met spoet
alwaer Augustus ons heentyen doet,
laet ons ‘tgins om een luttel vercoopen
so macht noch goet afloopen.

Jozef spreeckt:

Eerst bijna beledigd, maar hij wordt nu steeds optimistischer.

Soome veur de beschrvvinck het osjen geven
hoe onderhouwemme verder ons leven?
daer op ick al hope ende heul had gebout
om een kleynicheyt het vercoopen soud?
Edoch, waert geldt van noode is
het minste quaat geboden is.
Maria het eselken bringt ereis aen,
ick sal mettet osjen nevens u gaen.

D. Ze lopen naar het kripje en nemen os en ezel mee en lopen daarmee over het toneel. Wanneer ze achter de boom zijn, gaat de engel staan en leidt de kompany het toneel op. Ze lopen over het toneel en zingen lied 5 twee keer.
Tijdens deze gang gaan de waarden en de engel achter het toneel, terwijl de anderen weer terug gaan naar hun plaatsen.
DH De engel en de waarden zijn al achter de coulissen gebleven. Jozef en Maria lopen naar links, terwijl de spelers de melodie van 5 (=3) neuriën.

Maria spreeckt:

Langzaam verliet Maria de moed, Jozef wordt krachtiger

Comen wy nu ter stadt so meteenen
waer brignhenme os ende eselken henen?

Jozef spreeckt:

Een man is my aldaer bekent.
Rufinus, houdt een losament;
daer sullenme ondercomen vinden;
os end’ eselke in den stalle binden.

Maria spreeckt:

So efter vreemden waren gecomen
en al de plaetse waar’ in genomen? 
wyl dat veul volos van alderhant wys,
slagh ende soort alsnu nae Betlem reyst.
Jozef vertwijfeld de handen omhoog: onzekerheid

Josef spreeckt:

Jozef tuurt met hand boven ogen

Maria ick sien de stadt op daegen,
wy willent vee een weinigh jaegen
dat niet de poorte quam te sluyten
enm’ overnagten mosten daer buyten.

Jozef is wat harder gaan lopen, Maria blijft enkele passen achter; hij drijft ook het vee naar voren; Maria blijft dan staan.

Maria spreeckt:

0 Josef en haest so ras niet voort,
het gaen my swaerder en swaerder wort,
de baen is ach so gladt van ys,
ick vreze te vallen telken reis,
van coude syn my de leden bevaen
ick vreze het mogt my qualich vergaen.

Jozef houdt in; luistert, draait zich om en keert terug; legt een arm om Maria; ze lopen weer langzaam verder.

Josef spreeckt:

tavond wenme ons wit bereycken
sullenme soetjens de leden bestrycken
met doecken so heet,
(kleine Pauze) optimistisch

Maria siet aen,
alreets wy voor die herberghe staen.

Ze zijn nu op de plaats waar Rufinus achter de coulissen links staat. Jozef stampt met zijn stok op de vloer

(de waert comt)

Kijkt meer naar publiek dan naar J en M

God gheef u genavend myn goe Rufyn,
meughenme te nagt in u herberghe syn?
wy comen moey van langhe togt,
so als elck reysersman wel kennen moght.
De nypende cou heyt ons bitter gequelt,
de snerpende windt het gesight schier ontvelt.
D ze wrijven over arm en wang

De waert spreeckt:

Maakt gebaren vanuit de ellebogen, kijkt Jozef nauwelijks aan

Vriendt, wilt u gaôdingh elder soecken, 
hier ist beset in alle hoecken
van kelder tot solder vroegh ende spâ
het is sowaer als ick hier stae
Myn losament omt seersten is gesogt,
een waert van myn postuur coomt immer plaets te cort –

D. tijdens de laatste zinnen richt de waard zich trots op en slaat met de hand op zijn borst.
Nu lopen J en M achter de boom langs naar de overkant van het toneel.

Jozef spreeckt

Nu en ken ick lacie geen ander man
so ons behulpigh wesen can,
doch laet ons hierom niet versaghen
en voort op nieus een poginck wagen,
den gebuere bidden met heuschen groet
of hy bygeval ons beherbergen doet.

Jozef stampt weer 3x op de vloer; DH idem
(een andere waert, Servilus komt)

Myn vrient wilt ons een schuylplaets gonnen
datm’ een wyltydts gerusten connen!

De waert spreeckt:

Laatdunkend kijkend, vijandig. Als hij ze wegstuurt en zijn arm strekt, dan de rechterarm (de linker maakt a.h.w. een afsluiting naar het publiek)
Jozef wat onderdanig voor het contrast. De waard spreekt fel, consonantisch

Wat moetghe hier ghy mit u wyf
blyft bedelvolleck my vant lyf!
Van andren hebbic meer gewin,
landloopers laetmen hier niet in.
Wech van myb deyr en packt u voort
dat ghy my langer niet en stoort (af)
J en M deinzen terug; waard keert zich om en kijkt niet meer om

Maria een paar passen naar voren, naar publiek:

Maria spreeckt:

Ze heft haar handen

Erbarmen mooch hem den rycken god|
datmehenen gaenemet sulcken spot
van coude end’ anghst ‘et besterven,
geen toevlugt en meugen verwerven

Intussen is waard Titus, met lantaarntje, verschenen en komt langzaam naar Maria toe.

De waert spreeckt:

Myn goede vrou waer toe dit claegen,
wat sytghe alsoseer verslaegen?
ghy siet daer is geen plaets hierbinnen,
’t huys tot de nok vol vreemdelingen.
Doch coomic u gheerene temoet:
gaet in den stal, daôr sit ghy goet.

Maria spreeckt:

Jozef staat links, Titus in’t midden Maria rechts

Ach baeslief, ons ist eenerley
oft beddeken hart ofte sagte sy
solanckme voor sneeujagten blyven bewaert,
ons geen moordende windt deur de leden en vaert.

De waert spreeckt:

Treet dan getroost in elck geval
tot myn huys leegh is, in den stal.

Titus voorop, J + M volgen naar krukjes. Waard zet lantaarntje neer; Jozef helpt Maria te gaan zitten en moet dan ook haar mantel die straks bij de geboorte omhoog moet kunnen, vrij laten hangen (zodat M er niet op gaat zitten)

Josef singht (No.6)

(sy setten haer op een krucksken)
Een verwarrend regeltje: dit ‘zsy’ kan betekenen: Jozef en de waard; maar zowel in D als DH is de waard al vertrokken; dan zou ‘sy’ meervoud kunnen zijn van ‘zich’, dat veronderstelt dat ze beiden gaan zitten, maar zowel in D als DH: Jozef blijft staan.

Maria singht (No.6)|

D. Jozef gaat zitten

Josef spreeckt:

Hij is nu veel optimistischer

Mettet kriecken van den uchtend gae
ick totten slagter in Kana;
ons osjen sallic hem offreeren,
sien wat hy hiervoor uyt wilt keeren
daermet ick meughe sonder draelen
Augustus dat tribuut betaelen
na skeysers wille en gebod.

Maria blijft wat aan de sombere kant

Maria spreeckt;

Bringht wel het dierken so veul op
dattet geldt ons langht?

Josef spreeckt:

Hier op betrout,
tcan syn alsdat ick iet overhoudt.
(even rust)

Maria spreeckt:

Maria spreekt met groot wonder in haar stem, a.h.w. een visioen

Ach Josef ’t uur is reets op handen
dattic verlost worde van myn banden,
naby is de gheboorte tyt
daer van Gabriël my heeft aangeseyt

D. Jozef zit naast Maria. DH Het wonder is a.h.w. te groots voor Jozef, te onaards; hij maakt het niet mee; hij wendt zich af. Hij kan ook een paar passen richting coulissen gaan staan, maar dan is het wel handig dat hij al die tijd al rechts (vanuit de zaal gezien) heeft gestaan; dat is ook handiger voor de engel die nu uit het midden van de coulissen aankomt.
Op het lied ‘Een roze fris ontloken’ gaat de ster naar beneden en tegelijkertijd de armen van Maria omhoog, als een euritmische A overgaand in O, dan is het kind ontvangen. De ster gaat omhoog, de engel schrijdt achterwaarts weg en Maria kijkt liefdevol in haar armen

Maria spreeckt:

Hieromrne bid den kasteleyn
oft wy in syn losament mogten syn.
Het is alsof Jozef wakker wordt en hij kijkt alsof hij het kind nog niet heeft gezien en antwoordt eerst:

Josef spreeckt:

Maria hoe sou hy die gonst verleenen
naedienme te veul begeeren mit eenen?
Maar dan realiseert hij zich de situatie: hij ziet het kind:
D heeft dat iets anders: Jozef staat op, kijkt eerst naar het kind en spreekt:

doch wilic totten waert gaen opterstond
en sien in syne woninck rond
oft niet een hoecksken over en waere.

Jozef pakt het lantaarntje en stampt 3x met zijn stok. Titus komt

(de waert comt)

Josef spreeckt:

Baes Titus daer wierdt ons een kind geboren
D. de waard maakt duidelijk verbluft te zijn en slaat op zijn bovenbeen
DH Titus schrikt. Zegt wel dat hij het wel zou willen doen, maar…er moet dus ook wat onverschilligheid klinken.

‘tister van nagt bykans bevroren,
dies biddic u wilt ons toestaen
in u losament binnen te gaen.

De waert spreeckt:

Waerlic vriendt, sulcx gond’ ick u gaaren
als niet kreck tweu dousyn gecomen en waren,
houden alle hoecken en gaeten beset,
siet selfs hoeghe u mit dat kinde redt.
Myn losament omt seersten is gesogt,
een waert van myn postuur comt immer plaets te cort.
D. bij de laatste regels slaat de waard trots op zijn borst

Josef spreeckt:

Jozef komt terug en zet het lantaarntje alvast zo dat het het kribje niet in de weg staat

Maria ons bidden is al verloren,
we blyven in den stal gelyck te voren
maer dattet kind niet koud en hebbe
legh ’t tusschen os en eselke in de krebbe.

Jozef legt zijn stok neer, haalt de kribbe achter de krukjes en zet deze vóór Maria. Dan pakt hij zijn mantel en maakt deze breed, Maria legt het kindje in de kribbe. Jozef pakt zijn stok weer en gaat naast Maria staan.

Maria singht: (No.7)

Wanneer ze om ‘een handeken hooys’ vraagt, geeft Jozef haar dat aan en zij legt het in de kribbe.

Josef singht: (No.7)

Maria singht: (No.7)

Als ze zingt ‘wiegt er met mij’ knielt Josef en zingt zittend:
D. Josef knielt al bij “Myn hert en wil’

Josef singt (No.7)

Einde lied staat Jozef op.

Maria singht (No.7)

De engel komt met de ster en staat achter Maria met een breed gebaar van beide armen
Einde lied: engel gaat naar achter – achter de boom.
De akkoorden van lied N0.8 klinken.
De kompany gaat staan en gaat het toneel op. De volgorde is dan: stz. de 4 herders; op het toneel komt de engel achter de boom vandaan en loopt voor de stz. Ook de waarden hebben zich ‘logisch’ aangesloten achter de herders. Ze trekken langs de Heilige familie D. J en M wiegen het kind en groeten met armgebaren.
D. de engel gaat na het lied van Maria het toneel af en haalt de kompany op. Die loopt eerst door de zaal en dan het toneel op langs de kribbe. Jozef is gaan zitten. DH ook. Opvallend is dat de sterrenzanger hier de ster uitgeschaard heeft. DH niet.
Wanneer in D de kompany weer op het toneel is, blijft de engel even voor de kribbe staan en laat de ster dalen, dat doet ook de sterrenzanger met zijn ster. Dan lopen ze verder, gaan naast elkaar staan en zingen het lied uit. De ster van de sterrenzanger wordt ingeklapt. De engel leidt ieder van het toneel af. De waarden gaan op de banken zitten, de engel en de 4 herders gaan het toneel op naar achteren. Er is een kleine pauze, terwijl Jozef en Maria op het toneel zijn. Dan verschijnt op de achtergrond Gallus.
DH het 2e couplet is een ommegang door de zaal. Daar blijven de 4 herders achter. De waarden en de stz., soms ook Crispijn gaan op de banken zitten, de engel gaat het toneel op en gaat achter de coulissen midden weg. (Of ze staat achter de boom).

Deel 1: vanaf het begin t/m lied nr. 4 ‘Keizer Augustus’.
Deel 3: Herders vanaf het begin t/m hun lied nr. 14 ‘Vrolycke herders’ 
Deel 4: Vanaf lied nr. 14 tot einde.

Kerstspelenalle artikelen

2252

VRIJESCHOOL – – Kerstspelen – Herdersspel regie-aanwijzingen (1)

In 1991 verscheen bij Rudolf Steiner Verlag in Dornach, Zwitserland,

WEIHNACHTSPIELE AUS ALTEM VOLKSTUM
DIE OBERUFERER SPIELE

Meegedeeld door Karl Julius Schröer
Toneelscènes van Rudolf Steiner

Uitgave met daarbij regie-aanwijzingen volgens de enscenering in D0rnach.

Toen ik met dit spel in de jaren 1970 op de Haagse vrijeschool meespeelde, heb ik gedurende een aantal jaren allerlei aantekeningen gemaakt.
Vaak werd het spel geregisseerd door Noor Gerretsen. Haar ouders hadden het spel in het prille begin ook in Dornach gezien en vanuit een zekere herinnering volgde Noor allerlei  ‘oorspronkelijke’ regie-aanwijzingen. Een menigsverschil over het een of ander werd vaak beslecht met: ‘Ja, maar het is Angabe.’ Deze Angabe=aanwijzing=zou dan van Steiner zelf afkomstig zijn.

Nu de spelen ook al weer zo’n 100 jaar opgevoerd worden (vanaf 1915) – over de hele wereld – kan het niet anders of er doen zich veranderingen voor. Meestal geen grote, maar toch, die afwijken van wat hier gezegd wordt. Zolang deze het beeld niet verstoren of het juist ten goede komen, lijkt me dat geen probleem. 

Het kan bijna niet anders dan dat in zo’n lange tijd ‘toevallige vondsten’ een eigen leven zijn gaan leiden en ook in de ‘Angabesfeer’ terecht zijn gekomen.

De verklarende tekst in groen is die van het boek, in blauw van mij. De spreektekst is de gangbare tekst zoals die in Den Haag werd gebruikt. Wanneer nodig, afgekort met GT. De afkoring DH betekent: zo zag ik dat in Den Haag in de jaren 1970. Wanneer er sprake is van ‘rechts of links’ is dat steeds vanuit de zaal gezien.

HET KERSTSPEL UIT OBERUFER

De spelersgroep:

Engel met staf, Maria, Jozef, sterrenzanger met de ster ( hij houdt de ster boven het hoofd van Maria. Sterrenzanger loopt steeds één pas voor op de anderen, Gallus, Stiechel, Witok, Crispijn, 1e waard, 2e waard, 3e waard.

DH. Engel, Jozef, Maria, sterrenzanger, Gallus, Stiechel, Witok, Crispijn, 1e waard, 2e waard, 3e waard. De sterrenzanger heeft de ster niet boven Maria, pas na de verkondiging!)

In het boek staat dan, wanneer de kompanij gaat zingen: de sterrenzanger voor het eerst voorop, gevolgd door engel, Maria, Jozef, de 3 waarden, de 4 herders.
Dat veronderstelt dat de kompanij niet zingend binnenkomt.

DH begint met – de spelers zijn nog niet in de zaal, maar staan voor de deur – driemaal hard op de deur te slaan. De muziek begint te spelen en de spelers gaan zingen:

De kompany singht by het binnengaen

Lied 1

Seegnen wilt ons binnengaen,
onsen uytganck, heer, daerneven –
Seegnen wilt ons gaen ende staen
’t daeglycx broot end’ allet leven.
Seeghent ons mit salich sterven
laet u hemel ons beërven.

(Let op: 2x seegnen, de 3e keer seeghent)

Al naar gelang van de grootte van de zaal, is de kompanij vóór het toneel aangekomen. Dornach oppert om in bepaalde gevallen het eerste couplet 2x te zingen om uit te komen.
Het kan zijn dat er geen of nauwelijks ruimte vóór het toneel is, in dit geval gaan de spelers allemaal het toneel op, waarbij ze de volgorde ‘verliezen en zomaar ergens staan’.
Is er wél ruimte, dan staan de spelers nog in volgorde en springt de sterrenzanger het toneel op.
In Dornach draaien de spelers hun gezicht naar de sterrenzanger op het toneel – dus met de rug naar het publiek. Hier begeleidt de engel Jozef en maria het toneel op en deze gaan op hun krukjes zitten.

DH doet dit niet en laat alle spelers het toneel opgaan, nog in de volgorde waarin ze staan, maar op het toneel verliezen ze dus die volgorde. En op de woorden van de sterrenzanger: ‘kreck als de spieringh in de pan’ gaan ze heel dicht bij elkaar staan.
Bij ‘posteert u in den kringhe’ gaan de spelers in een halve boog achter hem staan, verdeeld over het hele toneel van links naar rechts. Maria gaat op het krukje zitten.

Dan is de situatie zo:

image-4

 

Het Sterregesanck:

Goe sanghersluyden myn
versaemelt man aen man
kreck als de spieringh in de pan.

D. Gaan dicht bij elkaar staan; DH idem.
Goe sangersluyden myn posteert u in den kringhe,
Dan: zie situatietek. hierboven.

Wij willen ons de wyle corten mit singhen.
Goe sanghersluyden myn laet u oock dapper horen,
bringhenm’ efter ons complement van te voren.
Groetenme god vader in synen troon

Groeten van vader, zoon en Heilige Geest:
D. telkens 3x t.w. midden, rechts, links; DH vader: 3x recht naar voren; zoon: 3x links, H.G. 3x rechts; alle 3 samen: 1x naar voren, 1x links, 1x rechts.

en groetenme synen eenighsten soon.
Groetenme den eenighen geest mit naome
en groetenmens al gedrie te saomen,

In D vindt dit alles vóór het toneel plaats en nu brengt de engel J en M op het toneel, waar deze gaan zitten.

Groetenme Josef en Maria reyn
D. 3x als boven; DH de verschillende spelers maken verschillende groetgebaren.

en groetenme dat clene kindekeyn.
D.3x als boven; DH groetgebaren naar ‘ergens achter J en M.

Groetenme oock os end’ eselken
die daor staene by het krebbeken.
D. 3x als boven; DH groetgebaren en de bekende dierengeluiden, meestal door de herders

Groetenmens deur son- ende maoneschyn
Dit ‘mens’ betekent: groeten me se: laten we hun = vooral de drievuldigheid, hierbij kan ook de heilige familie worden gerekend, (ook) groeten door de zon enz. te begroeten.
D. 3x als boven; DH groot hemels gebaar

dwelc lighten al over see en over den Rvn.
D. 3x als boven; DH als boven

Groetenmens deur kruydeken ende bladt,
d’heylighe regen maekt so u als myn algaôre nat.
U = in D het publiek; DH de spelers maken wat afwerende gebaren naar de regen of slaan druppels van hun kleding;

Groetenme de keyser die gebiedt over veulen,
D. 3x in dezelfde richting; DH idem, streng

groetenme de meester diet klaôr can speulen.
D. 3x in dezelfde richting; DH zwaait wat uitbundig naar de pianist

Groetenme onse geestelicke heeren
wyl datme ‘tspul mit haor permissie dorften leeren.
D. 3x hand op de borst; DH groet, ook bij wat nu volgt overeenkomstig de waardigheid

Groetenme de schepenen mitten schout
want yederse in eere houdt.
D. 3x. DH en elders: een van de herders verschuilt zich een beetje achter de anderen, die hem naar voren duwen bij ‘yederse in ere houdt.

En groetenme de gantsche agtbaor gemeent
D. beide handen op de borst
so mit malkanderen hier syn vereent.
D. 3x midden, rechts, links. DH. lopen, m.n. de herders naar voren en groeten her en der.

Groetenme de vroetschap agtbaôre en geêert

daor toe god se heyt verordineert.

Groetenmens deur wortelkens so inder eerde staon
DH: het groeten is wat mat en onverschillig, vandaar:
sonder één wortelken over te slaon.
D.’slimme inval’. Ze  groeten alle worteltjes, 3x. Dansen vrolijk. Muts ophouden.  Het wordt een beetje rommelig vandaar:

Goe sanghersluyden myn laewet anders beginnen,
de star willenme toe gaôn singhen.
D. ‘feestelijk’. DH. een soort verrassingselement, de aandacht wordt getrokken naar de ster van de engel.

Groetenme de star heur stanghe
D. op de ster wijzen, 3x, de zinsbouw is hier anders, vandaar DH. pas groeten na ‘hanghen’
daor onse starre an doet hanghen.

Groetenme de star heur scheer
D laat naar rechts en links de ster van de sterrenzanger zien. DH de schaar is nog niet ‘open’.
daor de starre an reysen doet op ende neer.
DH bij ‘op’ gaat deze uit, tot ieders gespeelde verrassing; ook D: een paar keer op en neer

Groetenm’ oock de houtjens een voor een
die houwen onse starre byeen.-
D. 3x. Opgewekt springend. Ster weer in. DH ieder wil de houtjes van dichtbij begroeten, bij het dichtklappen wordt vaak gesuggereerd dat er een vinger van iemand – meestal een herder (Stiechel) bijna tussen komt.

Goe sanghersluyden myn hebt heuren connen
datme de star hebben anegesonghen.
D. hij spreekt wat langzamer. DH haalt doek tevoorschijn en wist zich het voorhoofd

Groetenme onsen meester sangher goet
D. wijst hier naar de pianist en naar zijn hoed die op de piano staat. 3x
DH. ziet de sterrenzanger als meesterzanger en deze vraagt dus om begroet te worden, wat niet gebeurt, ieder draait zich een beetje weg.
en groetenme den meester sangher syn hoet.
DH Sterrenzanger neemt hoed van hoofd en houdt die hoog; een van de herders pikt die met zijn stok weg en de hoed wordt daarvan weer gepakt en gaat even van deze naar gene; de sterrenzanger kan hem dan weer pakken en zet hem op.
Groetenme eveleens onse meester weert
naedien hy mit gods hulpe ons heyt geleert.
D. er wordt 3x gegroet, maar naar wie? DH ‘de meester’ wordt hier gezien als de regisseur. In Steiners toespraken is degene die de rollen in zijn bezit heeft, ook degene die de spelers kiest en met hen repeteert.

Goe sanghersluyden myn hebt heuren connen
hoe datme dit als hebben ânegesonghen
D. buigen en meteen naar de bank. DH. hier kan weer of voor de eerste keer de doek gepakt worden om het voorhoofd te wissen.

In Dornach wordt dit allemaal vóór het toneel gedaan. De spelers gaan dus (aan weerszijden) op de bank zitten en nu gaat de engel het toneel op.

Het boek met de liederen heeft aanwijzingen voor de pianist wanneer na welke woorden, het volgende lied komt. Op de laatste woorden van de sterrenzanger, (onder lied 1) volgt hier lied 2.
Dat werd ook zo uitgevoerd in Den Haag. Er bestaat wel verschil van mening over. Zie het artikel  verkondiging.

Dus D laat de engel nu spreken, DH zingt lied 2.

(niet te veel op de maat ‘stampen‘)

De kompany houdt haeren ommeganck en singht: No.2)

Toen het woort wierdt vervult
so god verkondight hadt
quam daer een enghel snel
van name Gabrlël
tot Nazaret die Stadt
int land Galileea;
teener maecht, Maria
god hem henen sendt,
Was met Josef ondertroud,
geen man en heeft bekend.

Zie tussen de markering    0-0-0   hoe het hier in Dornach verdergaat

DH zingend dit lied lopen over het toneel om zo uit te komen dat op het laatst ieder vóór het toneel op de banken zijwaarts komt te zitten, De engel gaat achter de coulissen. Maria blijft achter op het toneel, Maria iets naar voren.

(De kompany treckt af, Maria blijft alleen.)

De Engel komt midden uit de coulissen, schuin links achter Maria. Inspirerend, verkondigend. Van ver sprekend, licht, gedragen, niet menselijk.

De Engel Gabriël treet tot de joncfrou en spreeckt:

Maria maakt kleine, innige gebaren

Weest gegroet ghy begenadigde!
God den heer is met u!
ghy syt geseghend onder de vrouwen!
want ghy sult bevrugt worden
en eenen soon baeren
en sult synen naem heeten Jesus!
en hy sal over syn volck coninck syn in der eeuwicheyt.

Maria spreeckt

In A-stemming, wat angstig, verwonderend, ingehouden, heeft eigenlijk meditatieve ervaring

Hoe sal dat wesen 
dewyl ick geenen man en bekenne? 

De Engel Gabriël spreeckt:

Siet ick ben den enghel Gabriël Soot u verkondight:
de kragt des allerhoochsten sal u overschaduwen,
daerom oock dit heylige dat uyt u geboren wort          Maria neigt het hoofd
sal gods sone genaemt worden.                                
En siet, Elisabet uwe nigte                                                  Kijkt weer iets op
is oock selve bevrugt mit eenen sone in haeren ouderdom
en dese maend is haer,
die onvrugtbaer genaemt was, de zesde.
Want geen dingh en sal by god onmoogelyck syn,

Maria spreeckt:

(Wat angstig, maar vol vertrouwen)

Siet de dienstmaecht des heeren
my geschiede nae u woort.                         E-gebaar voor de borst

De Engel af. De kompany houdt haeren ommeganck.

kerstspel 2

DH: Kompaniy gaat staan en begint zingend te lopen, lied 3. Het toneel op, de engel komt weer tevoorschijn en loopt naar zijn plaats rechts voor, terwijl de spelers a.h.w. Maria opnemen in de rij, de engel loopt voorop. Gevolgd door Jozef, Maria, sterrenzanger, die de ster boven Maria’s hoofd houdt.
Omdat de schaar meestal lang is, komt in deze volgorde de ster boven Jozef, of de sterrenzanger moet ruimte laten tussen zichzelf en Maria. Mooier is toch dat Maria (in haar positie!) dichter bij de engel is, Jozef daarachter, dan de sterrenzanger met geschaarde ster die nu prachtig boven Maria blijft in een aaneengesloten kompany.

Maria sluyt haerselven aen. Allen singhen. (No.3)

Als Maria joncfrou reyn
swanger wierdt bevonden
nae het woort der profecy’n
dwelc god deet vermonden,
liet Augustus naerstelyc
tvolc bescryven in syn ryck.
Geen en dorft bestryen.
Daer gonck yeder nae de stadt
alwaer hy oorspronck hadt
moestet willigh lyen .

Ze gaan het toneel op en er weer af. Ze gaan zitten, de engel bleef even staan en gaat het toneel weer op. Ster in rechterhand. Oppassen voor te zalvend spreken.

Het groeten van de engel: 3x (of 1x voor de kinderen) recht vooruit of (af)wisselend links/rechts.

De kompany treckt af. De Engel Gabriël comt weerom.

De Engel spreeckt

‘k Treet voor uluyden sonder spot;
goên avend saamen gheve u god, een goên avend ende geseghende tyt mooch ons van daerboven syn toegeseyt.
Agtbaare, seer vroede, goetgunstige heeren,
D. 3x m r l

oock deugtsaame vrouwen ende joncvrouwen in alle eere;
D. 3x m r l

wilt altegaer niet euvel duyden
dat wy ons spel vertoonen voor uluyden.
Tgeen dat ghy voor u ooch sult sien
is niet versintsel van onsliën,
noch oock van heidens uytgedocht,
maer deur de heylige scrift gebrogt:
van hoe Jesus Christus ter waerelt quam,
twelc grote quaaden van ons nam.
So ghy bereyt syt en het aen wilt hooren,
swyght stil en opent wydt u ooren.
D. rechtervinger hoog (dat betekent dat de engel de ster links vast heeft)
D. 3x m r l

D. de engel gaat naar de kompanij; DH idem, de volgorde ontstaat en er wordt een ommegang gemaakt.

De kompany singht (no.4)

Keyser Augustus teersten liet
beschryven elck in syn gebied,
dies Josef, synd uyt Davids stam,
is opgegaen nae Judeam.

Maria joncfrou toogh mit hem
tot syne stadt, hiet Betlehem
en als sy quamen tsaem daer by
Maria’s soon dien baerde sy.

(allen af buyten Maria en Jozef)

De waarden zijn tijdens de ommegang over het toneel achter de coulissen op hun plaats gaan staan.

0-0-0

 

Na lied nr. 3 gaat de kompany af, alleen Maria blijft achter.
Tijdens de ommegang heeft de engel op de achtergrond het toneel verlaten. Maria blijft bij de boom staan. De anderen gaan van het toneel en gaan op de banken zitten. De sterrenzanger achter Jozef, met de ster ingeklapt.
Maria met de handen voor de borst gekruist.

De engel komt van achteruit en gaat voor Maria staan en spreekt:
Zie tekst hierboven.
Na ‘geen man en bekenne’, neemt Maria deze houding aan:

Bij: zie de dienstmaecht:

Nu zingt de kompany: ‘Als Maria joncfrou reyn’.
Na een paar overgangsakkoorden begint lied nr. 4:
Er is een ommegang over het toneel waar Jozef en Maria achterblijven; de andere spelers gaan naar de banken.

0-0-0

.

Deel 2: Van Jozef: ‘Keyser Augustus heeft een gebod gegheven’ t/m het lied 8: ‘Geboren is in Bethlehem’.
Deel 3: Herders vanaf het begin t/m hun lied nr. 14 ‘Vrolycke herders’ .
Deel 4: Vanaf lied nr. 14 tot einde.

Kerstspelen: alle artikelen

.

2251

 

.

 

 

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – toespraken bij de Kerstspelen uit Oberufer (18)

.

In de voordrachtenreeks (GA=Gesamt Ausgabe) zijn de toespraken die Steiner hield naar aanleiding van opvoeringen van de kerstspelen, gebundeld in nr. 274 [1]:

.

TOESPRAKEN BIJ DE OUDE VOLKSE KERSTSPELEN

ANSPRACHEN ZU DEN WEIHNACHTSPIELEN AUS ALTEM VOLKSTUM

ANSPRACHE DORNACH 06-01-1924  [2]

blz. 101

Wir werden uns erlauben, Ihnen auch dieses Jahr hier eines der Weih­nachtspiele vorzuführen, die aus altem deutschen Volkstume stam­men. Ich darf vielleicht von etwas Persönlichem ausgehen. Ich selber lernte diese Weihnachtspiele – die dieses Jahr nicht öffentlich zur Dar­stellung kommenden, das Paradeis-Spiel und das Christ-Geburt-Spiel und auch dieses heute aufzuführende Dreikönig-Spiel – kennen vor etwa, ich kann sagen, vierzig Jahren. Dazumal lernte ich diese Spiele bei meinem alten Freund und Lehrer, Karl Julius Schröer, kennen. Karl Julius Schröer, der dazumal, als er mir diese Spiele nannte, in Wien Hochschulprofessor war, war aber um die Mitte des 19. Jahrhunderts, in den vierziger, fünfziger Jahren des 19. Jahrhunderts, Professor in Preßburg, das heute zur Tschechoslowakei gehört, dazumal in einer deutschen Kolonie Ungarns, Westungarns, war. Wenn man die Donau, an der Preßburg liegt, nur ein wenig weiter ostwärts gegen Budapest zu geht, dann kommt man in die sogenannte Oberuferer Gegend. In die­ser Oberuferer Gegend war eine deutsche Kolonie. Sie war urdeutsch in meiner eigenen Jugend, wie ja überhaupt in Ungarn vor der Magya­risierung wirklich recht ausgebreitete deutsche Kolonien waren: in der Zipsergegend, die Siebenbürgener Sachsen, im Banat und so weiter. Nun, als Schröer Professor in Preßburg war, hörte er einmal, daß in­teressante, volkstümliche Weihnachtspiele draußen in Oberufer von den Nachkommen jener deutschen Kolonisten gespielt würden, welche vom Westen gegen Ungarn hin gezogen waren, um sich dort niederzulassen,

TOESPRAAK 6 JANUARI 1924

Wij nemen ook dit jaar de vrijheid om voor u een van de kerstspelen op te voeren die uit het oude volkse leven afkomstig zijn. Ik mag misschien van iets persoonlijks uitgaan. Ik zelf leerde deze kerstspelen, het Paradijsspel en het Geboortespel die we dit jaar niet in het openbaar opvoeren,  en ook dit Driekoningenspel dat we vandaag wél opvoeren – zo ongeveer veertig jaar geleden kennen bij mijn oude vriend en leraar Karl Julius Schröer die, toen hij  eens met mij over deze spelen sprak, in Wenen universiteitsprofessor was, maar in het midden van de 19e eeuw, in de jaren veertig en vijftig, professor in Pressburg, dat tegenwoordig [1924] bij Tsjecho-Slowakije hoort, [2020 Bratislava geheten en de hoofdstad van Slowakije], toen lag het in een Duitse kolonie in West-Hongarije. Wanneer je bij de Donau waaraan Pressburg ligt, een beetje naar het oosten, richting Boedapest gaat, kom je in de omgeving van Oberufer. In deze streek lag een Duitse kolonie. In mijn eigen jeugd was die oer-Duits, zoals die kolonies toen, vóór het allemaal Hongaars werd, werkelijk heel uitgestrekte Duitse kolonies waren: in de omgeving van Zipsen, Siebenburgse Saksen, in de Banaat enz.
Wel, toen Schröer professor was in Pressburg, hoorde hij eens dat er interessante volkse kerstspelen werden gespeeld rondom Oberufer, door nakomelingen van die Duitse kolonisten die vanuit het westen naar Hongarije getrokken waren om zich daar te vestigen,

blz. 102

aus Gegenden, die wahrscheinlich nördlich vom Rhein in Süddeutschland gelegen waren, unmittelbar an die Schweiz angren­zend, nördlich vom Rhein und bis nach dem Elsaß hinein. Und von daher scheinen diese Weihnachtspiele eigentlich zu stammen.
Es ist so – man kann das heute noch verfolgen -, daß wirklich im
13., 14. Jahrhundert diese Weihnachtspiele da jenseits des Rheins, vielleicht später in der Nordschweiz, höchstens in Brienz noch ge­spielt worden sind. Die Leute sind dann ostwärts gezogen, haben diese Weihnachtspiele als ein teures geistiges Erbstück mit einer innigen Frömmigkeit genommen und hielten es dann außerordentlich wert. Und durch das ganze 16., 17., 18. Jahrhundert wurden sie dann um die Weihnachtszeit und Dreikönigszeit in diesen Dörfern bei den soge­nannten Haidbauern gespielt.
Es war dieses ein jährliches großes Erlebnis christlicher Frömmig­keit in diesen deutschen Gegenden Ungarns. Dadurch, daß diese Weih­nachtspiele gerade dieses Schicksal gehabt haben, sind sie, ich möchte sagen, bis in die neueste Zeit herein ganz unverfälscht geblieben. Denn, sehen Sie, Weihnachtspiele sind in älteren Zeiten vor und nach der Reformation überall entstanden, sind gern gespielt worden, aber sie sind dann in späteren Zeiten von den sogenannten intelligenten Leu­ten verbessert worden, was man so verbessern nennt, das heißt, es ist ihnen ihre Volkstümlichkeit von Grund aus ausgetrieben worden. 

vanuit streken die waarschijnlijk ten noorden van de Rijn in Zuid-Duitsland lagen, direct aangrenzend aan Zwitserland, ten noorden van de Rijn en tot in de Elzas. En daar lijken de kerstspelen eigenlijk vandaan te komen.
Het is zo – dat is nu nog na te gaan – dat daadwerkelijk in de 13e, 14e eeuw deze kerstspelen aan de andere kant van de Rijn, misschien later in Noord-Zwitserland, hoogstens nog in Brienz, gespeeld werden. De mensen zijn daarna naar het oosten getrokken en hebben deze kerstspelen als een kostbaar cultureel erfstuk in grote devotie meegenomen en hielden dat in hoge mate in ere. En gedurende de hele 16e, 17e, 18e eeuw werden ze dan tegen de kerst- en driekoningentijd in deze dorpen bij de zgn. heide (Haid)boeren gespeeld.
In deze Duitse gebieden in Hongarije was dit jaarlijks een grote gebeurtenis van christelijke vroomheid. Omdat deze kerstspelen in zekere zin een gunstig lot hadden, zijn ze tot in onze tijd heel oorspronkelijk gebleven. Want kerstspelen zijn in vroegere tijd voor en na de reformatie overal ontstaan en ze werden graag gespeeld, maar later zijn ze door zogenaamde intellectuele mensen verbeterd, wat je verbeteren noemt, want het wil zeggen dat het volkse ervan er totaal uitgebonjourd werd.

Und die Verbesserung, welche die Intelligenz hat anbringen wollen, ist eine gründliche Verschlimmerung geworden, so daß diese Volksspiele dann in den westlicheren Gegenden wirklich in einem schlechten Zustande eigentlich nur gefunden werden konnten.
Da unten aber galten diese Weihnachtspiele der Intelligenz nichts. Als Karl Julius Schröer eben so in dem Anfang der fünfziger Jahre auf die Dörfer hinauskam, da haben die Schullehrer und der Dorfnotar gefunden: das ist etwas, um das man sich nicht kümmert. Die «intelli­genten Leute» haben das als nichtsnutziges Zeug angesehen. Und so sind diese Weihnachtspiele ganz unverfälscht geblieben, weil sie nie­mand verbessert, das heißt, verschlechtert hat in Wirklichkeit. So sind sie geblieben die ganzen Jahrhunderte hindurch, und so hat sie Karl Julius Schröer noch in der Mitte des 19. Jahrhunderts gefunden.

En de verbetering die de intelligentsia aan wilde brengen, is een ernstige verslechtering geworden, zodat deze volksspelen dan in de westelijke streken echt in een slechtere toestand aangetroffen werden.
Maar deze kerstspelen vallen niet onder die van de intelligentsia.
Toen Karl Julius Schröer zo begin jaren vijftig in die dorpen kwam, waren de onderwijzer en de dorpsnotaris van mening dat men niets om die spelen gaf. ‘De  intelligente mensen’ hebben dat voor nietsnuttige rommel gehouden. En daarom zijn deze spelen zo origineel gebleven, omdat niemand ze echt verbeterd, d.w.z. verslechterd heeft. Eeuwen zijn ze zo bewaard gebleven en zo vond Karl Julius Schröer ze nog in het midden van de 19e eeuw.

blz. 103

Da wurden sie nicht mehr jedes Jahr gespielt, sondern nur, wenn man glaubte, daß man das nötige Personal habe. Wenn die Weinlese vor­über war im Oktober, dann kamen die Honoratioren des Ortes zu­sammen bei ihrem Stammtisch und sagten: Dieses Jahr haben wir wie­derum Burschen – denn nur Burschen durften da mitspielen -, um diese Weihnachtspiele aufführen zu können, und es tut unseren Leuten ganz gut, wenn sie wieder ein bißchen Frömmigkeit in die Adern kriegen. Jetzt wollen wir es wiederum einmal in diesem Jahr machen.
Da war dann auch derjenige darunter – es war immer eine ange­sehene Familie unter den Bauern des Dorfes -, welcher der Besitzer des «Manuskriptes» war. Gedruckt waren sie ja nicht, diese Weih­nachtspiele. Der hatte es von seinem Vater und der wieder von seinem Vater und so weiter erhalten. So waren sie durch die Jahrhunderte be­wahrt. Und wenn nun die Zeit da war nach der Weinlese, sollte der­jenige, welcher im Besitz des Manuskriptes war, nun die Burschen um sich versammeln und ihr Lehrmeister sein und um die Advents- und Weihnachtszeit, um die Dreikönigszeit, die Aufführungen vorbereiten. 

Daar werden ze niet meer ieder jaar gespeeld, maar alleen, wanneer men geloofde dat er genoeg mensen waren die mee konden doen. Wanneer in oktober de druivenpluk voorbij was, kwamen de aanzienlijken van de streek bij elkaar aan hun stamtafel en zeiden: er zijn dit jaar weer jongemannen – want alleen jongens mochten meespelen – om de kerstspelen mee op te voeren en het is goed voor ze dat ze weer een beetje vroom bloed in hun aderen krijgen. Dit jaar zullen we het weer eens doen.
Daar zat ook degene bij – het was altijd een belangrijke familie uit de boeren van het dorp – die het ‘manuscript’ in zijn bezit had. Ze waren niet gedrukt. Die had het van zijn vader gekregen en die weer van zijn vader, enz. Zo waren ze door de eeuwen heen bewaard. En als dan de tijd na de druivenpluk aangebroken was, moest degene die in het bezit was van het manuscript, de jongens verzamelen en hun leermeester zijn en rond advent en de kersttijd, rond Driekoningen, de opvoeringen voorbereiden.

Und diese Aufführungen wurden wirklich mit größtem Ernst betrie­ben. Es gab strenge Vorschriften für diejenigen Burschen, die da mit­wirken sollten. Zum Beispiel durften diese Burschen die ganze Zeit über, während der sie diese Spiele vorbereiten sollten, sich nicht be­trinken.Wer diese Gegenden kennt – ich habe lange dort in diesen Gegenden gelebt -, weiß, daß das eine große, eine außerordentlich große Entbehrung für diese jungen Burschen war, wenn sie nun von der Weinlese bis zum Dreikönigstag sich nicht betrinken durften; auch nicht raufen zum Beispiel. Wer kennt, was da alles sich noch in jener Zeit abgespielt hat, wenn zum Beispiel eine Bürgermeister- oder gar eine Vizinalratswahl war – das war einer der Vertrauensbeamten des Komitats -, was das alles in diesen Gegenden hieß: die Burschen durf­ten nicht raufen an den Sonntagen! Also sie mußten ein ganz frommes Leben führen. Es war wirklich echte Frömmigkeit, volkstümliche Frömmigkeit. Außerdem war vorgeschrieben, die ganze Zeit nicht zum Dirndl zu gehen. Und es durfte auch keine weltliche Musik in den ganzen Wochen in den Dörfern, wo sie überall herumzogen, auf­geführt werden. Alle die Vorschriften, die wir hier bei unseren Spielern

En deze opvoeringen werden met grote ernst uitgevoerd. Er waren strenge voorschriften voor de jongens die eraan meewerkten. De hele tijd waarin de spelen werden voorbereid, mochten ze niet dronken worden. Wie deze streken kent – ik heb er lang gewoond – weet, dat dit een grote, een buitengewoon grote onthouding is voor deze jonge knapen, als ze vanaf de druivenpluk tot aan driekoningendag zich niet mochten bedrinken; ook geen ruzie maken, bv. Wie weet wat zich daar allemaal nog afspeelde; wanneer er bv. een burgemeester of een vertrouwensambtenaar van een bestuurlijk gebied verkozen moest worden – betekende dit in deze streken: de jongens mochten op de zondagen geen ruzie maken. Ze moesten dus een heel vroom leven leiden. Het was echte vroomheid, volkse vroomheid. Bovendien was er voor de hele tijd voorgeschreven dat je niet naar de meisjes mocht gaan. En er mocht al die weken in de dorpen waar ze overal naartoe trokken ook geen wereldse muziek ten gehore worden gebracht. Al die voorschriften kunnen wij hier bij onze spelers.

blz. 104

natürlich durchaus nicht durchführen können, das heißt, die bis­her genannten können wir durchführen; die anderen aber nicht. Wenn zum Beispiel jemand etwas vergessen hatte, was er gelernt hatte, hatte er eine Strafe zu bezahlen. Das könnten wir bei uns nicht tun. Eben­sowenig könnten wir das nicht durchführen, daß niemand zu spät kommen könnte und so weiter. Also alle diese Dinge wurden im streng­sten Sinne dort gehandhabt. Es war wirklich etwas außerordentlich Disziplinierendes für die Burschen des Ortes.
Die Weihnachtspiele selber – als die Zeit herangekommen war -wurden in der Weise gefeiert, daß man sagen kann: es mischte sich da zusammen wirkliche, echte volkstümliche christliche Frömmigkeit, verbunden mit dem, was als Volksbräuche, nicht Sentimentalität da war. Es war wirkliche Volkstümlichkeit da drinnen: ehrliches Fromm-sein, nicht irgendwie scheinheiliges Frommsein, sondern ehrliches Frommsein, das schon vermischt ist auch mit einer gewissen Derbheit. Das war ja grade die aufrichtige Frommheit in alten Zeiten. Es hatte sich bis ins 19. Jahrhundert erhalten.
Dann, wenn die Aufführungen herannahten, kamen auch einige Sachen, die wir nicht ebenso nachmachen können, denn ich weiß doch nicht, wie man das auffassen würde, wenn wir das zum Beispiel nach­machen würden.

echt niet doorvoeren, d.w.z. de nu genoemde wel; de andere echter niet. Wanneer bv. iemand wat vergeten was wat hij geleerd had, moest hij een boete betalen. Dat kunnen we bij ons niet doen. Net zo min kunnen we doorvoeren dat niemand te laat komt, enz. Daar werden al die dingen streng gehandhaafd. Het was echt iets waar voor de jongens veel discipline vanuit ging.
De Kerstspelen zelf – als de tijd was aangebroken – werden op een manier gevierd waarvan je kan zeggen: werkelijk, echte volkse, christelijke vroomheid, vermengde zich met wat er bestond aan volksgebruiken, geen sentimentaliteit. Er zat echt iets volks in: eerlijke vroomheid, niet een of ander schijnheilig vroom-zijn, maar christelijk vroom-zijn, dat toch wel vermengd was met een bepaalde onbehouwenheid. Dat was toch de oprechte vroomheid in de oude tijd. Dat bleef tot in de 19e eeuw bewaard.
Dan, wanneer de opvoeringen naderden, waren er ook nog wat dingen, die we ook niet kunnen overnemen, want ik weet niet hoe men het zou opvatten, wanneer wij bv. dit zouden overnemen:

Der Teufel, der mußte, wenn die Aufführung her­ankam, im ganzen Dorf mit seinem langen Schwanz herumgehen und überall hineintuten und den Leuten sagen, sie müßten jetzt zum Weih­nachtspiel kommen. – Ich weiß nicht, wie man das auffassen würde; es könnte vielleicht gut sein, daß es gefiele! Und wir können auch das nicht nachmachen hier, daß der Teufel zum Beispiel auf jedes Fuhr-werk springt und dort seinen Schabernack treibt, wenn die Auffüh­rung herannaht und so weiter. Wenn dann die Leute zusammengekom­men waren im Wirtshause, ringsherum saßen auf den Bänken, dann wurde in der Mitte des Wirtshaussaales diese Aufführung gegeben. Etwas, was wir hier auch nicht nachmachen können, das war, daß man zwei Kreuzer bloß, das sind vier Rappen, Eintrittsgeld bezahlte. Das war für damals ein außerordentlich hohes Eintrittsgeld; Kinder zahlten die Hälfte. Die Dinge waren eben alle noch in der Mitte des 19. Jahr­hunderts, als Karl Julius Schröer diese Spiele fand, durchaus so erhalten,

De duivel moest, wanneer de opvoering bijna begon, in het hele dorp met z’n lange staart rondlopen en overal naar binnen toeteren en de mensen aanzeggen, dat ze nu naar het kerstspel moesten komen. Ik weet niet hoe men dat zou opvatten, het zou goed kunnen voelen. En hier kunnen we ook niet overnemen dat de duivel op ieder voertuig zou springen en daarop zijn kattenkwaad zou uithalen als het spel opgevoerd zou gaan worden, enz. Als dan de mensen in de herberg gekomen waren en op banken rondom zaten, werd er midden in de gelagkamer gespeeld.
Iets wat we hier ook niet kunnen doen, is entreegeld laten betalen: twee Kreuzer slechts, dat is vier Rappen. Voor toen was dat een buitengewoon hoog entreegeld; kinderen betaalden de helft. In het midden van de 19e eeuw toen Karl Julius Schröer deze spelen vond, was dat nog precies zo,

blz. 105

auch die Gebräuche wie im 16. Jahrhundert, wo das Volk da hingezogen ist und diese Weihnachtspiele sich mitgebracht hat.
Und dazumal, vor vierzig Jahren, habe ich diese unendliche Liebe zu diesen wunderbaren Weihnachtspielen gefaßt, und ich glaube tat­sächlich, daß etwas Schönes erhalten werden kann, wenn man sie da, wo man Gelegenheit hat, wieder spielt. Denn dort, in den ehemaligen deutschen Gegenden Ungarns, werden sie längst nicht mehr gespielt. Die letzte Familie, die sie gehabt hat, ist ja wohl ausgestorben, und erneuert sind sie nicht mehr worden, sodaß eigentlich dasjenige, was wir nun schon in der Vorkriegszeit für diese Spiele getan haben, eine wirk­liche Erneuerung der Sache ist. Es steckt ein Stück deutschen Volks­tums in diesen Spielen. Es ist wirklich etwas erhalten, was früher sehr geehrt und geschätzt worden ist im Volke.

ook de gebruiken zoals die van de 16e eeuw, toen het volk wegtrok en deze Kerstspelen met zich meenamen.
En toen, veertig jaar geleden, heb ik voor deze wonderbaarlijke spelen een grote genegenheid opgevat en ik geloof werkelijk dat iets moois bewaard kan blijven, wanneer ze weer, als de gelegenheid zich voordoet, worden gespeeld. Want daar, in die vroegere Duitse streken in H0ngarije, worden ze allang niet meer gespeeld. De laatste familie die ze in haar bezit had, is wellicht uitgestorven en ze zijn niet meer vernieuwd, zodat eigenlijk wat wij in de tijd vóór de oorlog voor de spelen hebben gedaan, een echte vernieuwing is. In deze spelen zit een stuk echt Duits volksleven. Er is daadwerkelijk iets bewaard gebleven van wat vroeger in het volk zeer hoog gewaardeerd werd.
En ik geloof dat dit voor hier ook nog een bijzondere waarde heeft, wanneer de Zwitsers zich herinneren, misschien alleen nog in Noord-Zwitserland, maar heel zeker is het dat wanneer je de blik richt over de Rijn heen, dat deze spelen in de 14e, 15e, 16e eeuw daar overal werden gespeeld. Juist hier kun je er heel goede herinneringen aan verbinden en daarom geloven wij dat het ook heel goed is, deze spelen hier voor het voetlicht te brengen. In dit opzicht vragen wij uw belangstelling voor deze spelen.
Wij moeten natuurlijk met heel andere middelen te werk gaan, met de middelen die het moderne toneel ten dienste staan, voor zover wij daar hierover beschikken, maar daarbinnen proberen wij het zo vorm te geven, met het dialect en met alles zoals het in het volk werd opgevoerd. We mogen ze dus zo noemen: kerstspelen uit de oude v0lkscultuur.

Dit is de laatste toespraak bij een opvoering van de Kerstspelen uit Oberufer, die Rudolf Steiner hield. In de herfst van hetzelfde jaar werd hij ernstig ziek en stierf op 30 maart 1925.

.

[1] GA 274
[2] GA 274
.

Rudolf Steinertoespraken bij de kerstspelen

Kerstspelenalle artikelen

Kerstmisalle artikelen

.

1994

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – toespraken bij de Kerstspelen uit Oberufer (17)

.

In de voordrachtenreeks (GA=Gesamt Ausgabe) zijn de toespraken die Steiner hield naar aanleiding van opvoeringen van de kerstspelen, gebundeld in nr. 274 [1]:
.

TOESPRAKEN BIJ DE OUDE VOLKSE KERSTSPELEN

ANSPRACHEN ZU DEN WEIHNACHTSPIELEN AUS ALTEM VOLKSTUM

ANSPRACHE DORNACH 31-12-1923  [2]
während der Weihnachtstagung

blz. 97

Wir werden uns nun erlauben, Ihnen das Dreikönig- oder Herodes­Spiel vorzuführen. Wir haben in den vergangenen Tagen uns gestat­tet, das Paradeis-Spiel und das Christ-Geburt-Spiel vor Sie hinzu-tragen, und heute bringen wir Ihnen das Dreikönig-Spiel. Über die Geschichte, das heißt über den Ursprung der Spiele, habe ich bereits gesprochen, ebenso über die Art der Einstudierung. Ich will heute nur noch bemerken, daß das Paradeis-Spiel in der Regel in der Art gespielt wurde, wie ich Ihnen das beschrieben habe, in der Advents­zeit, das Christ-Geburt-Spiel in der eigentlichen Weihnachtszeit und dieses Dreikönig-Spiel um die Zeit des Dreikönigfestes, am 6. Januar, um diesen Tag herum. Man kann deutlich wahrnehmen, wie der Stil der beiden Spiele, des Weihnacht-Spiels und auch des Paradeis-Spiels und dieses Dreikönig-Spiels voneinander verschieden sind. Bei dem Weihnacht-Spiel sieht man ganz genau, daß man es mit etwas zu tun hat, das aus dem unmittelbaren Volksgemüt ist. Man muß sich etwa das Folgende vorstellen.

TOESPRAAK 31 DECEMBER 1923
tijdens de kerstconferentie

We nemen nu de vrijheid om voor u het Driekoningenspel of Herodesspel op te voeren. We hebben dat ook de afgelopen dagen gedaan met het Paradijsspel en het Geboortespel en vandaag brengen we voor u het Driekoningenspel. Over de historie, d.w.z. over de oorprong van de spelen heb ik u al verteld, evenals over de manier van het instuderen.
Ik zou nu willen opmerken dat het Paradijsspel als regel zo gespeeld werd als ik heb beschreven, in de adventstijd, het Geboortespel in de eigenlijke kersttijd en dit Driekoningenspel rond de tijd van Driekoningen, op 6 januari, rond deze dag. Je kan duidelijk zien hoe de stijl van beide spelen, het Kerstspel en ook het Paradijsspel en dit Driekoningenspel van elkaar verschillen. Bij het kerstspel zie je heel duidelijk dat je met iets hebt te maken wat direct uit het gemoed van het volk komt. Je moet je ongeveer het volgende voorstellen.

Es gab ja, namentlich vor der Reformation auch in Mitteleuropa, nach der Reformation aber in den verschiedenen deutschen Kolonien, von denen eine diejenige von Oberufer ist, aus der diese Spiele stam­men, überall die Brüdergemeinde, welche ein christliches Gemein­schaftsleben zu ihrer Aufgabe hatte, die fortleben wollte die religiöse Stimmung, die im Lukas-Evangelium gegeben ist. Und solche Brüder-gemeinden waren sehr ausgedehnt. Es war eine Art von Gemeinschafts­leben, welches die religiöse Erbauung in den gemeinsamen Empfin­dungen derjenigen suchte, die sich zu einer solchen Brüdergemeinde zusammenfanden. In diesen Kreisen sind dann Spiele entstanden wie dieses Weihnacht-Spiel, das Christ-Geburt-Spiel. Dagegen ist dieses Spiel, welches wir heute sehen werden, nur, wie ich glaube, durch ein unbegreifliches Mißverständnis meines alten Freundes und Lehrers,

Vóór de reformatie, ook in Midden-Europa, na de reformatie ook in de verschillende Duitse kolonies, o.a. die van Oberufer waar deze spelen vandaan komen, waren er overal broedergemeenten die zich als opdracht hadden gesteld een christelijk gemeenschapsleven te leiden, waarin de religieuze stemming die in het Lucasevangelie geschetst wordt, wordt voortgezet. En zulke broedergemeenschappen waren zeer uitgestrekt. Het was een soort gemeenschapsleven waarin de mensen die elkaar in zulke broedergemeenschappen vonden, hun gemeenschappelijke gevoel van religieus- zijn wilden versterken. In deze kringen zijn de spelen ontstaan, zoals het Kerstspel, het Geboortespel.
Maar het spel dat we vandaag zien, is daarentegen alleen maar door een onbegrijpelijk misverstand van mijn oude vriend en leraar,

blz. 98

Karl Julius Schröer, zusammengekoppelt mit dem Weihnacht-Spiel, mit dem es dem Stil nach gar nicht stimmt. Es ist dieses Dreikönig-Spiel aus dem Klerus hervorgegangen, der sich die Aufgabe gestellt hat, dem Volke etwas zu geben. Man kann es überall dem Spiel an­sehen, daß das aus der Inspiration des Klerus stammt, allerdings solcher Kleriker, welche sich intim mit dem Volkstum befaßt haben, welche sich ganz in das Volkstum eingelebt hatten, und welche die Interessen der Kirche durch solche Spiele im Volkstum haben vertreten wollen.
Daher ist eine gewisse primitive Art in dem Christ-Geburt-Spiel zu bemerken, echte Frömmigkeit mit bäuerlicher Derbheit in Ehrlich­keit zu einem religiös-volkstümlichen Stil verbunden. Dagegen finden wir in diesem Spiel, welches heute vor unsere Seele tritt, Feierlichkeit. Feierlichkeit hervorgegangen aus dem Interesse der Kirche. Eine gründ­lich suggestive Gewalt ist gerade in diesem Dreikönig-Spiel sowohl in bezug auf die Komposition, die außerordentlich dramatisch geführt ist, wie auch in bezug auf das einzelne, das wir darinnen bemerken.
Das Paradeis-Spiel, das Christ-Geburt-Spiel traten immer vor mich hin im Gespräche mit Karl Julius Schröer, am Ausgang der achtziger Jahre. 

Karl Julius Schröer, gekoppeld aan het Kerstspel, waarmee het qua stijl helemaal niet overeenkomt. Dit Driekoningenspel is van de geestelijken gekomen die zich ten doel hadden gesteld, het volk iets mee te geven. Je kan overal aan het spel zien, dat het vanuit de inspiraties van de geestelijken komt, in ieder geval van die geestelijken die zich intensief in het volkse inleefden en die de belangstelling van de kerk d.m.v. die spelen onder het volk, wilden vertegenwoordigen.
Vandaar dat er een bepaalde primitieve manier van doen te bemerken valt in het Geboortespel, echte vrome ernst met boerse onbehouwenheid, met elkaar verbonden in een eerlijke religieus-volkse stijl . Daarentegen vinden we in het spel dat we nu gaan zien waardige ernst, die de kerkelijke belangstelling meebracht. Er zit een zorgvuldig gesuggereerde strengheid in dit Driekoningenspel zowel wat de compositie betreft, die buitengewoon dramatisch is, als ook met betrekking tot de details die we zien.

Het Paradijsspel, het Geboortespel zag ik altijd voor me in de gesprekken met Karl Julius Schröer, aan het begin van de jaren tachtig (negentiende eeuw).

Er hatte die Dinge selber bei den Bauern aufführen sehen, wußte außerordentlich anschaulich von ihnen zu erzählen, und es konnte damals schon in mir eine deutliche Vorstellung von dem ent­stehen, was an altem Volkstum gerade in diesen Spielen enthalten ist. Von diesem Dreikönig-Spiel habe ich aber während meiner Knaben-zeit selber noch den Grundstock gesehen. Überall in katholisch christ­lichen Gegenden sah man von Neujahr gegen den Dreikönigstag hin diese Gruppen überall herumziehen, deren Mittelpunkt gerade die drei Magier, die drei Könige bildeten mit dem Stern. Sie zogen in den Dör­fern von Haus zu Haus und führten zusammen die Sache auf; nicht dramatisch. Aber dasjenige, was Sie hier bei uns als Chorgesänge ha­ben, dieses mit einigen dramatischen Dingen, führten sie manchmal vor den Türen auf und in den Häusern, welche sie da besuchten, wenn dazu Platz war. Doch konnte man sehen, daß in diesem Herumziehen der Magier etwas war, was aus der Kirche heraus kam. Und so ist das ganze Dreikönig-Spiel eigentlich aus der Kirche heraus gekommen, und daher hat es in den einzelnen Teilen seine besondere suggestive

Hij had ze zelf bij de boeren opgevoerd zien worden, wist er buitengewoon aanschouwelijk over te vertellen en toen kon er in mij al een duidelijke voorstelling ontstaan van wat er aan oude volkse inhoud in deze spelen bewaard werd.
Van dit Driekoningenspel heb ik echter gedurende mijn jonge jaren zelf nog het basisspel gezien. Overal zag je in een katholiek-christelijke omgeving vanaf nieuwjaar tegen de driekoningendag overal deze groepen rondtrekken waarvan  met name de drie magiërs, de drie koningen met de ster het middelpunt vormden. Ze gingen in de dorpen van huis tot huis en voerden samen het spel op; niet dramatisch. Maar wat u hier bij ons als koorzang hebt, met een paar dramatische dingen, voerden zij vaak op voor de deuren en in de huizen, die ze aandeden, wanneer er plaats voor was. Maar je k0n zien dat in het rondtrekken van de magiërs iets zat, wat uit de kerk stamde. En op deze manier komt het hele driekoningenspel eigenlijk uit de kerk en daarom heeft het in de afzonderlijke scènes die bijzonder suggestieve

blz. 99

Gewalt. Es ist daher ganz unrichtig, diese zwei Spiele mit dem ganz verschiedenen Stil in eins zusammenzuwerfen und sie als zusammen­gehörig etwa hintereinander aufzuführen. Das kann nur dadurch ge­schehen sein, daß vielleicht schon vorher einmal diese Spiele zusam­mengeworfen worden waren, und Karl Julius Schröer sie dann bei dem Malatitsch so zusammengeworfen gefunden hat. Wer aber die ganze Entwickelung der Spiele verfolgen kann, der weiß, daß diese beiden Dinge durchaus nicht zusammengehören, sondern sogar ganz verschiedenen Ursprung haben.
Man sieht aber wiederum, wenn man den ganzen Komplex dieser Weihnachtspielerei ins Auge faßt, welcher große Wert gelegt worden ist sowohl von der mährischen Brüdergemeinde, die von der heutigen Tschechoslowakei hinübergezogen war nach dem Osten – sie waren ja lange Zeit hindurch die vorzüglichsten Pfleger des Christ-Geburt-Spiels – man kann sehen, was mit dem ganzen Komplex gemeint ist, auf der einen Seite im Volkstum ehrliche echte Frömmigkeit zu pfle­gen; Prokura, möchte ich sagen, der Kirche von der anderen Seite mit dem Dreikönig-Spiel. Man hat auf diese Weise gesucht, sich die Wege zu bahnen zu den Herzen der Menschen; man hat sie auch gefun­den. 

gestrengheid. Het is daarom helemaal niet juist om deze twee spelen met die heel verschillende stijlen op een hoop te gooien en na elkaar op te voeren alsof ze bij elkaar horen. Het kan gekomen zijn doordat deze spelen misschien al wel eerder samen genomen zijn en dat Karl Julius Schröer ze als bij elkaar horend bij Malatitsch heeft aangetroffen. Wie echter de hele ontwikkeling van de spelen kan volgen, weet dat ze helemaal niet bij elkaar horen, maar een heel verschillende oorsprong hebben.
Je ziet echter wel, wanneer je dit hele gebied van kerstpelopvoeringen in ogenschouw neemt, welke grote waarde men hechtte, zowel van de kant van de Moravische broedergemeenschappen die vanuit het huidige Tsjechië en Slowakië naar het oosten waren getrokken – zij waren lang de meest voortreffelijke behoeders van het Geboortespel – je kan zien wat met dit hele gebied van spelen bedoeld wordt, enerzijds in het volk eerlijke, echte vroomheid te koesteren; aan de andere kant, van de kerk, procura, het Driekoningenspel. Op deze manier werd er gezocht een weg te vinden naar het mensenhart; en men vond die ook.

Und es ist schon so, daß man in recht interessante Gebiete des re­ligiösen Lebens hineinkommt, wenn man das mannigfaltige religiöse Leben vor der Reformation ins Auge faßt. Gewiß, nachher ist dazuge­kommen, was vielleicht schon von der Reformation beeinflußt ist, aber man sollte historisch wenigstens sich wieder vergegenwärtigen, wie eine ehrliche innerliche Grundstimmung vorhanden war in der Zeit, in der es gegen die Reformation zu ging. Der Klerus mußte da solche Mittel ergreifen, um zu der Volkseele seine Zuflucht zu gewinnen.
Manches von dem, was in der Geschichte heute dargestellt wird, beruht durchaus auf Mißverständnis. Es ist zum Beispiel außerordent­lich interessant, Bibelübersetzungen, wenn auch nicht der ganzen Bi­bel, so doch großer Teile des Alten oder des Neuen Testaments in jener älteren, vorlutherischen Zeit kennenzulernen. Die Sprache ist eine viel ursprünglichere, viel innigere, als diejenige, die dann durch Luther angeblich für die Bibel geschaffen worden ist. Und es ist eigentlich bloß eine historische Legende, wenn immer wieder und wiederum erzählt

En nu is het zo dat je op een heel interessant gebied van het religieuze leven komt, wanneer je naar het rijke religieuze leven van vóór de reformatie kijkt. Zeker, daar is later wel bijgekomen wat misschien al door de reformatie werd beïnvloed, maar je moet je op z’n minst toch realiseren wat er historisch aan eerlijke, innerlijke grondstemming aanwezig was in de tijd toen de reformatie naderde. De geestelijken moesten wel naar zulke middelen grijpen om hun toevlucht te zoeken bij de volksziel.
Veel van wat tegenwoordig in de geschiedenis naar voren komt, berust echt op misverstanden. Het is bv. buitengewoon interessant om Bijbelvertalingen, wel niet de hele bijbel, maar toch wel grote delen van het Oude of het Nieuwe Testament in die oudere, voor-lutherse tijd te leren kennen. De taal is veel oorspronkelijker, veel intiemer dan die van Luther, die naar men aanneemt, voor de Bijbel is ontworpen. En eigenlijk is het een historische legende wanneer steeds maar weer wordt verteld

blz. 100

wird, Luther hätte zuerst die Bibel ins Deutsche übersetzt. Es ist so­gar nicht einmal die beste Übersetzungskunst durch ihn geübt wor-den, sondern dasjenige, was früher vorhanden war, ist eigentlich bes­ser. Und aus derselben Stimmung, aus der in religiösen Gemeinschaften in der vorreformatorischen Zeit solche Bibelübersetzungen hervorge­gangen sind, sind auch solche Spiele hervorgegangen. Wir werden also lebendig in ein Stück alten Volkstums durch diese Spiele versetzt.
Wir müssen das mit modernen Mitteln tun, aber wir versuchen sie in der Art aufzuführen, wie sie damals aufgeführt worden sind. Ich sagte schon einmal: gewisse Dinge können wir nicht wiederholen. Wohl könnte vielleicht einmal der Versuch damit gemacht werden, den Teufel mit dem Kuhhorn in Arlesheim und Dornach herumzuschicken. Zu jedem Fenster würde er hineinzututen haben, müßte den Leuten klarmachen – das ist so gebräuchlich -, daß sie heute zum Weihnacht-spiel kommen sollen! Aber ich weiß nicht, ob wir dadurch beliebter oder noch unbeliebter werden würden.
Manche andere Dinge können wir auch nicht nachmachen. Zum Beispiel wurden diese Spiele ganz nur von Burschen gespielt.

dat Luther voor het eerst de Bijbel in het Duits heeft vertaald. En het is zelfs niet eens de beste vertaalkunst die hij aan de dag legt; wat er eerder was, is eigenlijk beter. En vanuit dezelfde stemming waaruit in religieuze gemeenschappen in de voor-reformatorische tijd dergelijke bijvelvertalingen zijn gekomen, stammen ook zulke kerstspelen. Door deze spelen worden we op een levendige manier teruggebracht naar dit oude volkse.
Wij moeten het met moderne middelen doen, maar wij proberen ze voor u op te voeren, zoals ze toen opgevoerd zijn. Ik zei eens: bepaalde dingen kunnen we niet ook doen. We zouden eens kunnen proberen de duivel met een koeienhoorn naar Arlesheim en Dornach te sturen. Dan zou hij door elk raam naar binnen moeten blazen, de mensen duidelijk maken – dat is gebruikelijk – dat ze nu naar de kerstspelen moeten komen! Maar ik weet niet of wij daardoor nu meer geliefd zouden worden of minder.
Veel dingen kunnen we niet net zo doen. Bv. deze spelen werden helemaal door jongemannen gespeeld.

Das würde auch bei uns nicht gehen, sie nur von Burschen spielen zu lassen. Dann können wir namentlich dieses nicht wiederholen, daß Strafen bezahlt werden müssen, wenn jemand irgend etwas, das der Lehrmeister ein­studiert hatte, sich nicht in richtiger Weise merkte. Ja, da käme eine ganze Revolution unter den Spielern. Dann können wir weiter auch das nicht einführen, daß wir zwei Rappen als Eintritt nehmen würden, oder es wurden vier Rappen als Eintritt gegeben und genommen da­mals. Kinder bezahlten die Hälfte. Das können wir auch nicht nach­ahmen. Ich weiß es nicht, aber es wird berichtet, daß von dem, was auf diese Weise einkommt, defekte Kleider und so weiter für die näch­ste Aufführung wieder hergestellt wurden. Nun, dabei war das Publi­kum gewöhnlich gar nicht so zahlreich wie dieses hier. Also wir sehen dabei auch in Zeiten hinein, wo die Dinge noch wesentlicher billiger waren.
Aber abgesehen von all dem, möchten wir versuchen, ein richtiges Stück altes Volkstum vor Ihre Seele hinzustellen auch mit diesem Stück, diesem Dreikönig- oder Herodes-Spiel, trotzdem wir das nur

Dan zou bij ons ook niet gaan. We kunnen ook niet zo doen dat er een boete betaald moest worden, wanneer iemand iets wat de leermeester ingestudeerd had, niet op de juiste manier uitvoert. Dan zou er een hele opstand onder de spelers uitbreken. We kunnen ook geen entree vragen van twee munten (Rappen) of vier, toen. Kinderen betaalden de helft. Dat gaat niet. Ik weet het niet, maar er wordt gezegd dat van wat er op deze manier binnenkomt, kapotte kleding werd gemaakt enz., die voor de volgende opvoering weer heel moet zijn. En, het er was gewoonlijk ook niet zoveel publiek als nu hier. Dus wij kijken ook naar een tijd waarin de dingen nog wezenlijk goedkoper waren.
Maar afgezien daarvan, wij willen graag een echt stuk oude volksculuur voor u opvoeren, ook met dit stuk, dit Driekoningenspel of Herodesspel, ondanks dat wij dat

blz. 101

dadurch können, daß wir sozusagen in moderne Verhältnisse trans­ponieren, aber diese modernen Verhältnisse so gestalten, daß der alte Stil dabei erhalten bleibt. Und so möchten wir Ihnen auch gerade dieses Dreikönig-Spiel vor die Seele führen.

alleen kunnen doordat wij het zogezegd overzetten naar de moderne omstandigheden, maar dan zo dat de oude stijl bewaard blijft. En op die manier willen wij ook dit Driekoningenspel voor u opvoeren.

.

[1] GA 274
[2] GA 274
.

Rudolf Steinertoespraken bij de kerstspelen

Kerstspelenalle artikelen

Kerstmisalle artikelen

.

1991

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – toespraken bij de Kerstspelen uit Oberufer (16)

.

In de voordrachtenreeks (GA=Gesamt Ausgabe) zijn de toespraken die Steiner hield naar aanleiding van opvoeringen van de kerstspelen, gebundeld in nr. 274 [1]:
.

TOESPRAKEN BIJ DE OUDE VOLKSE KERSTSPELEN

ANSPRACHEN ZU DEN WEIHNACHTSPIELEN AUS ALTEM VOLKSTUM

ANSPRACHE DORNACH 29-12-1923  [2]
während der Weihnachtstagung

blz. 93

Ich habe Ihnen gewissermaßen die Geschichte dieser Weihnachtspiele geschildert gelegentlich der Aufführung des Paradeis-Spieles, so daß ich heute nur von der Art sprechen möchte, wie in jenen deutsch-ungarischen Kolonien, in denen Karl Julius Schröer diese Stücke gefun­den hat, eigentlich diese Aufführung ins Werk gesetzt worden ist. Ich wiederhole also nur kurz, daß diese Weihnachtspiele, schon Ende des 15., Anfang des 16. Jahrhunderts aus ihrer mitteleuropäischen Heimat nach dem Osten gewanderten Stücke, bis ins 19. Jahrhundert herein in den verschiedensten Gegenden Ungarns aufgeführt worden sind. Karl Julius Schröer hat sie später in der Nähe von Preßburg, in der Oberuferer Gegend in der Familie Malatitsch gefunden. Die Auffüh­rung dieser, als ein teures Erbgut angesehenen Stücke, welche sich in einer Familie immer fortsetzten, wurde gewöhnlich schon nach der Weinlese, also Mitte, Ende Oktober, beraten, ob die Spiele aufgeführt werden sollen. 

Toespraak Dornach 29-12-1923 [2]
tijdens de kerstconferentie

Ik heb u in zekere zin over deze kerstspelen verteld bij de gelegenheid van de opvoering van het Paradijsspel, zodat ik vandaag alleen maar over de manier zou willen spreken hoe men in die Hongaars-Duitse kolonies waarin Karl Julius Schröer deze stukken gevonden heeft, eigenlijk met de opvoering te werk ging. Ik herhaal dus alleen in het kort dat deze kerstspelen, al aan het einde van de 15e, begin 16e eeuw uit hun Middeneuropees thuisland naar het oosten verplaatste stukken, tot in de 19e eeuw in de meest verschillende streken van Hongarije opgevoerd werden.
Karl Julius Schröer heeft ze later in de omgeving van Pressburg, in de omgeving van Oberufer, bij de familie Malatitsch gevonden. Over de opvoering van deze als een kostbaar erfgoed beschouwde stukken, die steeds in een familie bleven, werd gewoonlijk al na de druivenoogst, dus midden, eind oktober, beraadslaagd of ze zouden worden opgevoerd.

Schon aus dem Grunde war dies nötig, weil nicht jedes Jahr die nötige Stimmung bei den Leuten da war, durch das oder je­nes, auch besonders weil nicht immer die nötigen Aufführer da waren. Aber zu gewissen Zeiten, nach der Weinlese, fanden sich doch die Leute zusammen an ihrem Stammtisch und sagten: Jetzt hätten unsere Burschen doch wieder einen gewissen neuen Aufputz für ihre Fröm­migkeit nötig, und wir könnten dieses Jahr wiederum diese Spiele auf­führen. – Und wenn sich der, welcher in der Familie diese Spiele be­wahrte, dazu bereit erklärte, sah man sich um, welche Burschen im Dorf geeignet wären, um in dem betreffenden Jahre die Aufführun­gen zu machen.
Diese Spiele wurden nun in einer recht strengen Weise einstudiert. Denn, sehen Sie, die ganze Aufführung wurde als etwas angesehen, das mit dem innigsten religiösen Leben, mit der innigsten Frömmigkeit der Leute in jenen Gegenden zusammenhing. Und so gab es für diejenigen,

Dat was wel nodig omdat er bij de mensen niet ieder jaar de vereiste stemming was, door het een of ander, ook vooral omdat er niet altijd de nodige spelers waren.
Maar op gezette tijden, na de druivenpluk, troffen de mensen elkaar toch rond de stamtafel en zeiden: nu hebben onze jongemannen toch weer eens een zetje nodig in de richting van hun vrome beleving en we zouden dit jaar deze spelen wel weer op kunnen voeren. En wanneer degene in wiens familie de spelen werden bewaard het ermee eens was, keek men welke jongens uit het dorp geschikt waren om in dat betreffende jaar de opvoeringen te verzorgen.
Deze spelen werden op een behoorlijk strenge manier ingestudeerd.
Want, ziet u, de hele opvoering werd als iets beschouwd dat met het diepste religieuze leven, met de diepste vroomheid van de mensen in die streek samenhing. En zo waren er voor 

blz. 94

die mitspielen sollten, während der Vorbereitungszeit strenge Verordnungen. Sie durften zum Beispiel in dieser Zeit sich nicht be­trinken, was sehr viel heißen will in diesen Gegenden; sie durften nicht zum Dirndl gehen; sie durften viele andere Dinge nicht machen, welche sie sonst gerne machten. Das Ganze wurde überhaupt als etwas angesehen, was einer feierlichen Zeit angehört, und als etwas, dem man feierliche Stimmung entgegenbringen muß. Es verging zum Beispiel in gewissen Jahreszeiten kein Sonntag, ohne daß in diesen Dörfern der Haidbauern, oder wo die Dinge aufgeführt wurden, nicht Musik in den Wirtshäusern gewesen wäre. Nun kamen einmal diese Leute, welche die Volksspiele spielten, in ein Dorf, wo am Advent ihnen zu Ehren, als sie kamen, eine nicht schlimme Musik aufgeführt wurde. Da sagten sie, ob man glaube, daß sie Komödianten seien, daß man ihnen zu Ehren Musik mache! Also alle Lustbarkeit mußte über­haupt schweigen zu dieser Zeit, während der gespielt wurde. Es waren auch noch andere strenge Vorschriften, die wir durchaus nicht nachmachen können. Zum Beispiel derjenige, welcher mitspielte, mußte strengen Gehorsam dem Lehrmeister leisten. Das können wir natür­lich nicht nachmachen. 

degenen die zouden meespelen tijdens de voorbereidingen strenge regels. Ze mochten bv. in deze tijd niet dronken zijn, wat voor deze streken zeer veel wil zeggen; ze mochten niet naar de meisjes gaan; ze mochten veel dingen niet, die ze normaal graag deden. Het geheel werd eigenlijk als iets beschouwd wat bij een feestelijke tijd behoort en als iets waarvoor je een feestelijke stemming opbracht. Er was bv. in een bepaalde tijd van het jaar geen zondag zonder dat er in deze dorpen van boeren of waar ze werden opgevoerd, in de herbergen geen muziek was. Nu kwamen op een keer die mensen die de volksspelen opvoerden, in een dorp waar met advent te hunner ere niet eens zulke vreselijke muziek gespeeld werd. Toen zeiden ze of ze van mening waren dat zij komedianten waren om voor hen dergelijke muziek te spelen! Dus alle goedkope vrolijkheid moest deze tijd waarin er werd gespeeld, eigenlijk niet. Er waren ook nog andere strenge voorschriften die wij zeer zeker niet kunnen overnemen. Bv. dat degene die meespeelde onvoorwaardelijk naar de leermeester moest luisteren. Dat kunnen wij natuurlijk niet overnemen.

Außerdem, wenn irgend etwas, eine Attitüde, die einstudiert war, vergessen wurde, mußte man Strafe bezahlen. Auch das können wir natürlich hier nicht nachmachen. Das Entrée war zwei Kreuzer, Kinder zahlten die Hälfte. Zwei Kreuzer, das sind vier Cen­times. Das konnen wir auch nicht nachmachen. Wir können auch nicht nachmachen, daß zu den Spielen in der Form eingeladen wurde, daß der Teufel eine halbe Stunde oder eine Stunde vorher, bevor die Auf­führung begann, im Dorf herumlief mit seinem Schwanz – denken Sie! – und mit einem Kuhhorn nun überall da in die Fenster hinein-tutete und den Leuten erklärte, sie müßten kommen, das gehörte sich so. Dann sprang er auch auf Fuhrwerke hinauf und trieb so seinen Unfug. Wir könnten es ja einmal probieren, vielleicht könnten sich die Sympathien für uns nicht vermindern, sondern sogar etwas ver­größern. Aber bis jetzt haben wir immer noch geglaubt, solche Dinge müßten wir eigentlich weglassen.
So wurde also dieses einstudiert. Und wenn dann die Adventszeit herankam, wurde das Paradeis-Spiel gegeben, wie wir es hier vor einigen

Bovendien moest je wanneer je iets, een gebaar dat ingestudeerd was, niet meer wist, een boete betalen. Ook dat kunnen we hier natuurlijk niet overnemen. De entree bedroeg twee Kreuzer, kinderen betaalden de helft. Twee Kreuzer zijn vier centimes. Dat kunnen we ook niet overnemen. En ook niet, dat om de mensen uit te nodigen de duivel een half uur of een uur van tevoren, voor de opvoering begon, door het dorp liep met z’n staart – en stel je voor – met een koeienhoorn dat hij overal door de ramen toeterde en tegen de mensen zei dat ze moesten komen, dat hoorde! Dan sprong hij op de karren en haalde kattekwaad uit. We zouden het eens kunnen proberen, misschien zou het de sympathie voor ons niet doen afnemen, maar juist misschien wel wat groter doen worden. Maar tot nog toe hebben we gedacht dat we zulke dingen maar achterwege moeten laten.
Zo werd dit dus ingestudeerd. En als het dan advent werd, werd het Paradijsspel gespeeld, zoals wij een

blz. 95

Tagen gegeben haben, zur Zeit der Weihnacht das Christ-Ge­burt-Spiel und zur Zeit des Heiligen Dreikönig-Festes das Herodes­oder Dreikönig-Spiel, welches Sie noch sehen werden oder schon ge­sehen haben.
Wir können es diesen Stücken in der äußerlichen Struktur anse­hen, wie geartet diese besondere bäuerliche Frömmigkeit war, die sich da so wundersam noch erhalten hat. Diese Frömmigkeit trägt ihre ehrliche, ihre innere Wahrheit dadurch zur Schau, daß sie alle Sen­timentalität vermeidet und dafür eine ganze selbstverständliche Derb­heit hat. Dieses derbe Wesen, dieses Sich-Ergehen in derben Späßen, ist etwas, was überhaupt den Volksspielen, trotzdem diese Leute volle, ehrliche Frömmigkeit hatten, durchaus eignete. Das ist das besonders Charakteristische. Sie werden daher auch hier Szenen von großer Feierlichkeit sehen und solche Szenen, welche massive Derbheit des Bauerntums, des Volkstums zur Schau bringen.
An solch einer Bemerkung, wie sie der Vorsinger, der Anführer der Singer, macht, wo hingewiesen wird, daß der Rhein da in der Nähe ist, sehen Sie eben, daß die Dinge aus der Gegend nördlich vom Rhein hier nach dem Osten hinübergewandert sind, und sie haben wirklich durchaus auch sich die Sprache erhalten.

een paar dagen geleden hebben gedaan; tegen kersttijd het spel van de geboorte van Christus en tegen de tijd van het heilige driekoningenfeestr het Herodesspel of het Driekoningenspel dat u nog gaat zsien of al gezien hebt.
We kunnen aan de uiterlijke opzet van deze stukken zien, hoe het stond met deze boerse vroomheid, die nog zo prachtig bewaard gebleven is. Deze vroomheid brengt de eerlijke, de innerlijke waarheid naar buiten en daarmee wordt alle sentimentaliteit vermeden en daarvoor in de plaats komt een heel vanzelfsprekende houding van ruwe bolster, blanke pit. Dit wat ruwe, ook in de grappen, was iets wat bij de volksspelen hoorde, ondanks dat deze mensen eerlijk vroom waren. Dat is het bijzonder karakteristieke. U zal hier ook scènes zien vol grote plechtigheid, maar ook die het wat stevig ruwe van het boerenleven, van het volkse laten zien.
Aan zo’n opmerking als de voorzanger, de leider van de zangers maakt, waarbij erop gewezen wordt dat de Rijn in de buurt ligt, kan je zien dat deze dingen vanuit de omgeving noordelijk van de Rijn naar het oosten gekomen zijn en zeer zeker is ook de taal bewaard gebleven.

Es hat Karl Julius Schröer die Dinge nach dem Gehör aufgezeichnet, von seiten derjenigen, welche diese Stücke dazumal in den vierziger, fünfziger Jahren des vorigen Jahrhunderts auswendig gekannt haben und sie öfter aufgeführt hat­ten. Dabei sind mancherlei Fehler unterlaufen. Und diese Fehler, die da in dem Schröerschen Druck unterlaufen sind, haben es mir unmög­lich gemacht, daß ich der Anforderung nachgekommen wäre, einen Text dieser Spiele neu drucken zu lassen, denn man müßte sich wahr­haftig viele Wochen damit beschäftigen, die ursprüngliche Fassung, die echte, ehrliche Fassung wieder herzustellen. Man kann natürlich nicht sein Einverständnis damit geben, einen schlampigen Text her­zustellen. Sehen Sie, man kommt auf manches erst nach sehr, sehr lan­ger Zeit. Der gedruckte Text war durchaus korrumpiert, zum Beispiel muß er an dieser Stelle heißen:
                                              Adam, nimm an den lebendigen atem,
                                              Den du empfangest mit dem datem…

Ksrl Julius Schröer heeft wat hij hoorde opgetekend, van mensen die deze stukken toen in de jaren veertig en vijftig van de negentiende eeuw uit hun hoofd kenden en ze vaker hadden opgevoerd. Daarbij zijn er wel fouten ingeslopen. En deze fouten die ook in wat Schröer heeft laten drukken, terecht zijn gekomen, hebben het voor mij onmogelijk gemaakt dat ik aan de vraag had kunnen voldoen om een tekst van de spelen opnieuw te laten drukken, want dan moet je je toch weken bezighouden met de oorsrponkelijke vorm, het herstellen van de echte, eerlijke vorm. Je kan het natuurlijk niet maken om een slordige tekst samen te stellen. Je komt pas op veel dingen na een zeer, zeer lange tijd. De gedrukte tekst klopt beslist niet op een plaats als deze bv.

Adam, nimm an den lebendige atem
Den du empfangest mit dem datem

(In de tekst van Sanne Bruinier:
Adam, nu neemt den adem des levens,
dien ghy ontfaet mit deuzen dach
blz. 96

nämlich: mit diesem Datum. Das ist: von diesem Tage an bekommst du den lebendigen Atem.
Man muß, wenn man diese Dinge heute auf die Bühne bringen will, die Gewissenhaftigkeit haben, sich solche Texte herzustellen. Und so werden wir uns bemühen, meine lieben Freunde, Ihnen, trotzdem wir uns moderner Mittel bedienen müssen, ein Bild von der Art und Weise zu geben, wie solche Dinge ursprünglich gespielt worden sind, wie im Volkstum gesucht worden ist echte Frömmigkeit. Ich werde man­ches noch ausführen bei der nächsten Aufführung des Herodes-Spiels. Es ist hervorgegangen auch wiederum aus einem künstlerischen Ele­mente, das sich gerade in Mitteleuropa ergeben hat wie eine volks­tümliche Vorführung uralter dramatischer Kunst.

nl. ‘mit diesem Datum’. Dat betekent: vanaf deze dag krijg je de levende adem.
Je moet, wanneer je deze dingen op het toneel wil doen, zeer nauwkeurig zijn bij het samenstellen van dit soort teksten. En op deze manier, beste vrienden, doen wij moeite, u ondanks dat we moderne middelen moeten gebruiken, een beeld te geven van de manier waarop deze dingen oorspronkelijk werden gespeeld, hoe in het volkse werd gezocht naar echte devotie. Bij de volgende opvoering van het Herodesspel zal ik nog veel meer aan de orde stellen. 
Dat stamt ook weer uit iets kunstzinnigs, dat juist vanuit Midden-Europa gekomen is als een volkse uitbeelding van oeroude dramatische kunst.

Sie werden sehen, wie da Chöre sind, und aus den Chören der Dia­log und das andere Dramatische herauswächst in einer wunderschö­nen Weise. Es ist wirklich so, wenn man dieses Primitive mit den griechischen Tragödien vergleicht, so sieht man, wie da in diesen volks­tümlichen Gegenden eine sehr schöne Fortsetzung ist. Und der Kon­takt, der da ist mit dem ganzen Publikum, daß man eigentlich sich als Mitspielender mit dem Publikum als eins fühlt, tritt insbeson­dere in dieser Begrüßung von allem zutage, was in dem Saal und außer dem Saale ist, was auf der Erde und außer der Erde ist. Das brachte etwas zutage, etwas zu fühlen von Heimischsein. Das ist dasjenige, was diesen Spielen den besonderen künstlerischen Reiz gibt.
Wir möchten uns damit eben bemühen, Ihnen in lebendiger Art ein Stückchen Geschichte, das im Grunde genommen draußen, außer un­seren Kreisen schon zum größten Teil verlorengegangen ist, vorzu­führen.

U zal zien dat er koren zijn en hoe vanuit de koren de dialoog ontstaat en andere dramatiek op een wonderschone manier. Het is werkelijk zo dat wanneer je dit primitieve met de Griekse tragedies vergelijkt, je ziet hoe dat in deze volkse streken wordt voortgezet. En het contact dat er met het hele publiek is, dat je je als speler één voelt met het publiek, komt heel bijzonder naar voren in de begroeting van alles wat er in de zaal en buiten de zaal is, wat op aarde is en wat daarbuiten. Dat liet iets zien, deed iets voelen van ‘thuis-zijn’. Dat geeft deze spelen zo’n bijzondere kunstzinnige glans.
We proberen graag u op een levendige manier een stukje geschiedenis te laten zien dat in wezen in de wereld, buiten onze kringen al voor het grootste deel verloren is gegaan.

.

[1] GA 274
[2] GA 274
.

Rudolf Steinertoespraken bij de kerstspelen

Kerstspelenalle artikelen

Kerstmisalle artikelen

.

1988

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – toespraken bij de Kerstspelen uit Oberufer (11)

.

In de voordrachtenreeks (GA=Gesamt Ausgabe) zijn de toespraken die Steiner hield naar aanleiding van opvoeringen van de kerstspelen, gebundeld in nr. 274 [1]:
.

TOESPRAKEN BIJ DE OUDE VOLKSE KERSTSPELEN

ANSPRACHEN ZU DEN WEIHNACHTSPIELEN AUS ALTEM VOLKSTUM

ANSPRACHE DORNACH 01-01-1923  [2]
nach dem Brand des Goetheanum in der Silvesternacht 1922I23,

vor dem Dreikönig-Spiel

blz. 75

Meine lieben Freunde! Der große Schmerz versteht zu schweigen über dasjenige, was er fühlt. Und deshalb werden Sie mich auch verstehen, wenn ich ganz wenige Worte nur, bevor wir das Dreikönig-Spiel beginnen, zu Ihnen spreche.
Das Werk, welches durch die aufopfernde Liebe und Hingabe zahlreicher für unsere Bewegung begeisterter Freunde innerhalb von zehn Jahren geschaffen worden ist, ist in einer Nacht vernichtet worden. Es muß selbstverständlich gerade heute der schweigende Schmerz aber empfinden, wie unendliche Liebe und Sorgfalt unserer Freunde

Toespraak Dornach 01-01-1923 [2]
na de brand  van het Goetheanum in de oudejaarsnacht 1922/23 voor het Driekoningenspel

Beste vrienden! Het grote verdriet weet te zwijgern over wat het voelt. 
En daarom zal u mij begrijpen wanneer ik heel weinig woorden slechts, voor we met het Driekonigenspel beginnen, tot u spreek.
Het werk dat in tien jaar is verricht door de opofferende liefde en toewijding van de talloze vrienden die zoveel enthousiasme hebben voor onze beweging, is in één nacht vernietigd. Het stille verdriet moet vanzelfsprekend vandaag ervaren wat voor grenzeloze liefde en zorg onze vrienden

blz. 76

in dieses Werk hineingetan war. Und dabei möchte ich es zunächst, meine lieben Freunde, eigentlich bewenden lassen.
Ich möchte nur sagen, daß nun auch für das Werk, das allerdings eine allzu kurze Zeit noch schien, als ob es ein Werk der Rettung werden könnte, und für welches wiederum die hingebungsvollste aufopferungsvollste Arbeit, sogar zuweilen recht gefährliche Arbeit von manchem unserer Freunde geleistet worden ist, der allerinnigste Dank gebührt, der ausgesprochen werden kann aus dem Geiste unserer Bewegung.
Da wir von dem Gefühl ausgehen, daß alles dasjenige, was wir in- nerhalb unserer Bewegung tun, eine Notwendigkeit innerhalb der gegenwärtigen Menschheitszivilisation ist, so wollen wir das, was beabsichtigt ist, in dem Rahmen, der uns noch gelassen worden ist, möglichst fortführen, und deshalb auch in dieser Stunde, wo sogar noch die uns so sehr zum Schmerze steigenden Flammen draußen brennen, jenes Spiel aufführen, das im Anschluß an diesen Kurs versprochen war, und auf das unsere Kursteilnehmer rechnen.
Ebenso werde ich heute abend um acht Uhr hier in der Schreinerei den angesetzten Vortrag halten. Gerade dadurch rollen wir zum Ausdruck bringen, daß selbst das eigentlich wirklich nicht in Worten, mit Worten zu schildernde Unglück, das uns getroffen hat, uns nicht niederschmettern soll, sondern daß uns der Schmerz gerade dazu auf- fordern soll, dasjenige, was wir als unsere Pflicht ansehen, weiter, so- weit uns dazu die Kraft verliehen ist, zu vollbringen.

aan dit werk gegeven hebben. En daarbij zou ik het nu, beste vrienden, eigenlijk willen laten.
Even leek het erop dat het reddingswerk zou slagen waarvoor aan veel van onze vrienden die opnieuw zo op het werk betrokken waren, zo opofferingsgezind, zelfs af en toe echt gevaarlijk wel zeer gemeende dank verschuldigd is die uitgesproken kan worden vanuit de geest van onze beweging. 
Omdat we van het gevoel uitgaan dat alles wat we in onze beweging doen, noodzakelijk is in onze huidige mensheidscultuur, willen we wat we voor ogen hebben, binnen de mogelijkheden die we nog hebben, zo veel mogelijk doorzetten en daarom ook op dit tijdstip, zelfs nu de vlammen die ons zoveel verdriet geven buiten nog branden, dat spel opvoeren dat aansluitend aan deze conferentie beloofd was en waarop de deelnemers rekenen. 
Eveneens zal ik vanavond om acht uur in de ‘Schreinerei’ de aangekondigde voordracht houden.
Met name daardoor willen we tot uitdrukking brengen dat eigenlijk zelfs niet echt in woorden, met woorden weer te geven ongeluk dat ons heeft getroffen, ons er niet onder krijgt, maar dat het verdriet ons er juist toe oproept om dat wat we als onze plicht zien, verder, voor zover we daarvoor de kracht krijgen, te volbrengen. 

Von diesem Gesichtspunkte aus, meine lieben Freunde, nehmen Sie zu den beiden anderen Weihnachtspielen, die aus wirklichem Volkstum herausgeschöpft sind, auch dieses Dreikönig-Spiel hin, das wir aufführen, trotzdem wir natürlich heute nicht in der Lage waren, die rechten Proben zu halten. Sie werden das berücksichtigen müssen, aber ganz gewiß auch in dieser schmerzlichen Zeit zu berücksichtigen die Neigung haben.
Nur diese wenigen Worte wollte ich, bevor wir mit unserer Aufführung beginnen, zu Ihnen sprechen. Es soll ja nicht ein Schaustück sein, das wir vorführen, sondern es soll dasjenige sein, durch das nun – als in seiner Kunst – sich einstmals das Volk zu seinem Heiligsten

Vanuit dit gezichtspunt, beste vrienden, neem naast de twee andere Kerstspelen die uit het echte volkse zijn ontstaan, ook dit Driekoningenspel ter harte, dat we opvoeren, ondanks dat we vandaag niet in staat waren de juiste voorbereidingen te treffen. Daar moet u rekening mee houden, maar dat zal u in deze smartelijke tijd ook zeker doen.
Alleen deze paar woorden wilde ik, voor we met de opvoering beginnen, tot u spreken. Het wil geen toneelstuk zijn, dat we nu opvoeren, maar juist zijn als iets wat in zijn kunst het volk van toen verheven heeft tot wat het heiligst is.

erhoben hat. Und wenn man gerade das berücksichtigt, so wird es durchaus nicht unangemessen befunden werden können, gerade auch aus dem tiefsten Schmerz heraus diesen heiligen Ernst vor unsere Seelen treten zu lassen.

En als u dat voor ogen houdt, zal u het zeker niet ongepast vinden om juist vanuit het diepste verdriet deze heilige ernst met ons hart te aanschouwen.

Von der Aufführung des Dreikönig-Spieles am 6. Januar 1923 ist keine Nachschrift einer Ansprache von Rudolf Steiner vorhanden.\
Van een toespraak van Rudolf Steiner bij de opvoering van het Driekoningenspel op 6 januari 1923 zijn geen notities .

.

[1] GA 274
[2] GA 274
.

Rudolf Steinertoespraken bij de kerstspelen

Kerstspelenalle artikelen

Kerstmisalle artikelen

.

1983

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – toespraken bij de Kerstspelen uit Oberufer (15)

.

In de voordrachtenreeks (GA=Gesamt Ausgabe) zijn de toespraken die Steiner hield naar aanleiding van opvoeringen van de kerstspelen, gebundeld in nr. 274 [1]:
.

TOESPRAKEN BIJ DE OUDE VOLKSE KERSTSPELEN

ANSPRACHEN ZU DEN WEIHNACHTSPIELEN AUS ALTEM VOLKSTUM

ANSPRACHE DORNACH 27-12-1923  [2]
während der Weihnachtstagung

blz. 89

Heute werden wir uns erlauben, Ihnen das dritte der volkstümlichen Spiele vorzuführen, die um die Weihnachtszeit im älteren Volkstum in den Gegenden, von denen ich schon gesprochen habe> überall aufgeführt wurden.
Das erste Spiel war das Paradeis-Spiel, das immer begonnen wurde zu spielen am ersten Adventssonntag, dann durch die Adventszeit hin- durch gespielt worden ist. Das zweite war dann das eigentliche Weihnacht-Spiel, das ungefähr vom letzten Adventssonntag bis Ende Januar gespielt wurde. Dann um die Zeit des Heiligen Dreikönigs-Festes wurde dieses dritte Spiel aufgeführt. Über die Geschichte dieser Spiele habe ich ja schon gesprochen. Ebenso habe ich mir erlaubt, einiges anzuführen über die Art und Weise, wie gespielt wurde. Aus welchem

Toespraak Dornach 27-12-1923 [2]
tijdens de kerstconferentie

Vandaag zijn we zo vrij om voor u het derde van de volkse spelen op te voeren die rond de kersttijd in oudere volkse streken waarover ik u heb verteld, overal werden opgevoerd. 
Het eerste spel was het Paradijsspel waarmee altijd werd begonnen op de eerste adventszondag, en dat werd gedurende de adventstijd gespeeld. Het tweede was dan het eigenlijke Kerstspel dat ongeveer vanaf de laatste adventszondag tot eind januari werd gespeeld. Dan werd rond de tijd van het feest van de heilige Drie Koningen dit derde spel opgevoerd. Over de historie van deze spelen heb ik het al gehad. En evenzo heb ik de vrijheid genomen iets op te merken over hoe er werd gespeeld. Ik wil nu

blz. 90

Geiste heraus dies geschehen möchte, will ich nur in wenigen Worten noch darstellen, gerade mit Bezug auf dieses Dreikönig- oder HerodesSpiel.
Auch bei ihm wird man sehen, wie beschauliche Frömmigkeit, in diesem Falle sogar außerordentlich feierliche Frömmigkeit, vereinbar ist mit einer gewissen Derbheit. Das ist überhaupt der Grundcharakter dieser Spiele und das ist um so interessanter, als eigentlich ein radikaler Unterschied ist zwischen dem Weihnacht-Spiel, das wir vorgestern auch vorgeführt haben, und diesem Dreikönig-Spiel Es ist auf eine unbegreifliche Weise geschehen, daß mein lieber alter Freund und Lehrer,
Karl Julius Schröer> diese zwei Spiele – das Weihnacht-Spiel und das Dreikönig-Spiel – durcheinander gedruckt hat. Ich gebe zu, daß vielleicht schon durch eine ungenaue Überlieferung manches Ineinander- schieben der beiden Stücke irgendwie sich vollzogen hat. Aber ursprünglich sind die beiden Spiele – das eigentliche Weihnacht-Spiel und das Dreikönig-Spiel – durchaus auch ihrem Ursprunge nach ganz voneinander verschieden.

met een paar woorden schetsen uit welke stemming dit moest gebeuren, juist wat betreft dit Driekoningen- of Herodesspel.
Ook hierin zie je, hoe contemplatieve vroomheid, in dit geval zelfs buitengewoon stemmige vroomheid, samenging met een bepaalde grofheid. Dat is eigenlijk wel de grondhouding in deze spelen en dat is nog interessanter dan dat er een uitgesproken verschil is tussen het Kerstspel dat we eergisteren ook opgevoerd hebben en dit Driekoningenspel. Onbegrijpelijkerwijs heeft mijn beste vriend en leraar Karl Julius Schröer deze twee spelen – het Kerstspel en het Driekoningenspel door elkaar gedrukt. Ik voeg eraan toe dat misschien wel door een niet precieze overlevering bepaalde dingen van de twee stukken op de een of andere manier in elkaar geschoven zijn. Maar van oorsprong zijn de beide spelen – het eigenlijke Kerstspel en Driekoningenspel – heel verschillend van elkaar.

Von diesem Dreikönig-Spiel habe ich selbst noch einiges, was auf die Art und Weise hinweist, wie es aufgenommen wurde da, wo es sich zeigte, gesehen. Die anderen Spiele, sie habe ich viel besprochen mit dem Auffinder derselben, mit Karl Julius Schröer, im Anfange der achtziger Jahre, und sie sind mir dadurch ganz gegenwärtig geworden. Immer mehr und mehr hat sich das dann ergeben, wie es mit diesen Spielen war. Aber von diesem Herodes-Spiel konnte man eigentlich in allen Gegenden Deutsch-Usterreichs um die Neujahrszeit bis zur Dreikönig-Zeit und darüber hinaus einfach die Leute sehen, wie sie als Drei Könige – auf die war die Sache reduziert -, Kaspar, Melchior und Balthasar, wie sie als diese Drei Könige mit dem Stern herumzogen und ganz ähnliche Lieder sangen, wie sie hier vorkommen.
Nun mache ich Sie darauf aufmerksam, daß die Struktur dieser Spiele eigentlich an allerälteste Dramatik erinnert. Wir haben überall darinnen die gemeinsamen Chöre, wie man sie im Volkstümlichen nannte: die Kumpaneigesänge, die eigentlich dasselbe darstellen – nur eben in spätvolkstümlicher Weise -, was der griechische Chor darstellt. Und dann haben wir herausgewachsen aus diesen Gesängen, die auch

Van dit Driekoningenspel heb ik zelf nog iets gezien wat teruggaat op hoe het opgevat werd toen het vertoond werd. Over de andere spelen heb ik begin van de jaren 1880 veel met Karl Julius Schröer, die ze ontdekte, gesproken en zo zijn ze voor mij heel erg gaan leven. Steeds duidelijker werd dan hoe het met deze spelen zat. Maar van dit Herodesspel kon je eigenlijk in alle Duits-Oostenrijkse streken rond de jaarwisseling tot aan de driekoningentijd en later de mensen zien die eenvoudig als de Drie Koningen – tot hen was de zaak teruggebracht – Kaspar, Melchior en Balthasar, hoe zij als deze drie koningen met de ster rondtrokken en net zulke liederen zongen die we hier hebben.
Nu wijs ik u erop dat de structuur van deze spelen eigenlijk doet denken aan de alleroudste drama’s. Overal zitten er gezamenlijke koren in, die in het volk het zingen van de kompanij genoemd werden, die eigenlijk hetzelfde betekenen – alleen op een manier die laat-volks is – als de Griekse koren. 
En uit deze gezangen die op zichzelf staand

blz. 91

für sich durchaus aufgeführt würden, das eigentlich Dramatisch-Dialogische und so weiter.
Nun, wenn ich von einem radikalen Unterschied der beiden Stücke sprach, so ist dieser nicht nur im Grundcharakter zu erkennen, sondern auch im Ursprung. Alles dasjenige, was Stil des Weihnacht-Spieles, des Christ-Geburt-Spieles ist, weist überall darauf hin, daß die eigentliche Pflege dieser Christ-Geburt-Spiele und wohl auch des Paradeis-Spieles von den Brüdergemeinden ausging und vor dem 16. Jahrhundert viel zahlreicher in Europa lebte, als man heute denkt. Überall waren solch christliche Brüdergemeinschaften, die insbesondere dasjenige auch in diesen dramatischen Darstellungen gepflegt hatten, was sich an den Grundstil des Lukas-Evangeliums anlehnt. Sie werden sozusagen den Grundton des Lukas-Evangeliums im Weihnacht-Spiel finden. Dagegen dieses Dreikönig-Spiel, welche Sie heute sehen, ist von den Kirchen ausgegangen, von den Kirchenleuten, allerdings von solchen Kirchenleuten, die mit ihrer Seele ganz im Volkstum darinnensteckten. Und gerade dieses Dreikönig-Spiel ist urkatholisch, währenddem das Christ-Geburt-Spiel herrührt von, ich möchte sagen, den Vorläufern des Protestantismus.

uitgevoerd werden, ontstond dan weer de eigenlijke dramatische dialoog enz.
Nu, toen ik van een uitgesproken verschil tussen deze stukken sprak, is dit niet alleen te zien aan het grondkarakter, maar ook aan de oorsprong. Alles van de stijl van het Kerstspel, het Christusgeboortespel, wijst erop dat het eigenlijke verzorgen van deze Christusgeboortespelen en ook wel van het Paradijsspel uitging van de broedergemeenschappen en vóór de 16e eeuw veel meer voorkwam in Europa dan men tegenwoordig aanneemt.
Overal waren er van die christelijke broedergemeenschappen die met name ook deze toneelvoorstellingen verzorgden die teruggaan op het Lukasevangelie als basis. U zal, om het zo te zeggen, het grondkarakter van het Lukasevangelie in het Kerstspel terugvinden. Dit Driekoningenspel wat u vandaag gaat zien, is daarentegen uitgegaan van de kerken, van de kerkmensen, in ieder geval van hen die met hun ziel helemaal in dit volkse leefden. En met name dit Driekoningenspel is oer-katholiek, terwijl het Christusgeboortespel afkomstig is uit wat ik zou willen noemen, de voorlopers van het protestantisme.

Da, wo diese Spiele in Deutsch-Ungarn aufgeführt worden sind, waren Katholiken, Protestanten und alles durcheinander; da nahm man sie ganz interkonfessionell. Aber dem Ursprunge nach sind die eigentlichen Weihnachtspiele aus den Brüdergemeinschaften hervorgegangen, in denen es auch wunderschöne Bibelübersetzungen in einem ganz prachtvollen Deutsch gegeben hat. Es würde mir einmal Freude machen, sogar einige Stücke dieser älteren deutschen, wirklich wunderschönen Bibelübersetzungen vorzuführen, denn sie zeigen ganz deutlich, was es für eine Geschichtslegende ist, für eine unglaubliche Geschichtslegende, wenn überall tradiert ist, Luther habe zum ersten Mal die Bibel ins Deutsche übersetzt und die Sprache dazu erfunden, was gar nicht wahr ist, weil die älteren Übersetzungen, die man nur nicht kennt, viel schöner und viel eindringlicher sind, sogar den ursprünglichen Text viel besser treffen als die lutherische Übersetzung. Aus diesen Brüdergemeinden sind also ursprünglich auch diese Spiele hervorgegangen. Dagegen dieses Dreikönig-Spiel trägt deutlich den katholischen

Waar deze spelen werden opgevoerd in Duits-Hongarije, leefden katholieken en protestanten door elkaar; heel interconfessioneel. Maar wat de oorsprong betreft zijn de eigenlijke kerstspelen uit de broedergemeenschappen voortgekomen waarin ook prachtige Bijbelvertalingen in een heel mooi Duits ontstonden. Ik zou het wel heel fijn vinden om eens een paar van deze oudere Duitse, werkelijk prachtig vertaalde Bijbelstukken op te voeren, want die laten heel duidelijk zien wat voor een geschiedenisverdichtsel het is, wat voor een ongelofelijk geschiedenisverdichtsel, wanneer overal doorverteld wordt dat Luther de eerste was die de Bijbel in het Duits heeft vertaald en de taal ervoor gevonden, wat helemaal niet klopt, omdat de oudere vertalingen die men alleen niet kent, veel mooier en veel sprekender zijn, zelfs de oorspronkelijke taal veel dichter naderen dan de vertaling van Luther. Uit deze broedergemeenschappen dus, zijn oorspronkelijk deze spelen gekomen. Dit Driekoningenspel echter heeft duidelijk een katholiek 

blz. 92

Charakter an sich, ist von Klerikern des Mittelalters herstammend, welche sich im Volkstum eingelebt hatten, und die durchaus auch das Interesse der Kirche mit fördern wollten.
Es trägt dagegen das Weihnacht-Spiel vor allem den Charakter des Anmutigen, während dieses Herodes-Spiel zum Teil den Charakter des Suggestiven trägt. Ich möchte sagen, es würde beim WeihnachtSpiel ganz entschieden stören, wenn man Weihrauch dabei hätte; das würde nicht volkstümlich sein. Dagegen würde es bei diesem Dreikönig-Spiel, das durch die Kleriker dargestellt wurde – Sie werden es verspüren -, gar nichts machen, wenn irgendwie auch Weihrauchgeruch bemerkbar würde, denn es ist außerordentlich viel Suggestives darin, das bei der Darstellung herausgeholt werden soll. Aber natürlich wußte die Kirche der früheren Zeit auch sehr, wi`e sie volkstümlich wirken kann. Daher ist auch da durchaus echtes Volkstum, schöne, wahre, volle Feierlichkeit verbunden mit volkstümlich Derbem, und vor allen Dingen etwas außerordentlich Tiefes, dem Volke zum Herzen Sprechendes.

karakter, is van de clerus van de Middeleeuwen die zich in het volksleven verdiepte en die zeer zeker ook de interesse van de kerk mede wilde doen toenemen.
Het Kerstspel daarentegen heeft veel meer het karakter van het liefelijke, terwijl dit Herodesspel voor een deel een suggestief karakter heeft. Ik zou zeggen dat het bij het Kerstspel zeer beslist storend zou zijn, wanneer men daar wierook bij zou gebruiken; dat zou niet volks zijn. Maar bij het Driekoningenspel daarentegen, dat door de geestelijken opgevoerd werd – dat zal u merken – zou het helemaal niet uitmaken wanneer je op de een of andere manier ook wierook zou ruiken, want er zit buitengewoon veel suggestie in, dat er bij een opvoering uit moet komen. Maar natuurlijk wist de kerk vroeger ook heel goed hoe ze volks zou kunnen werken. Vandaar dat beslist ook echte volksheid, mooie, echte, volle stemmigheid samengaat met volkse lompheid en bovenal met iets buitengewoon dieps wat tot het hart van het volk sprak.

Man darf daher auch dieses Dreikönig-Spiel, Herodes-Spiel schon als ein schönes Stück mittelalterlicher Geschichte ansehen, welches heraufgekommen ist bis ins 19. Jahrhundert herein am reinsten und unverfälschtesten in jenen Gegenden, wo die deutschen Kolonisten unter fremden Völkerschaften waren, wo sich nichts von der sogenannten Intelligenz und neueren Verbesserung von seiten des Klerus hineingemischt hat, so daß man also im Weihnacht-Spiel wie im Herodes-Spiel etwas hat, was im volkstümlich-künstlerischen dramatischen Stil, wie auch in dem Stil der volkstümlichen Frömmigkeit durchaus aus der vorreformatorischen Zeit stammt und die Geschichte des Christentums in Mitteleuropa, die Geschichte aus der vorreformatorischen Zeit, sehr schön vor uns wiedererstehen läßt.
Und damit das geschehen könne, was im Grunde ein Interesse vieler Menschenherzen sein muß, möchten wir diese Weihnachtspiele vor Ihnen aufführen.

Vandaar dat je ook dit Driekoningenspel, Herdesspel wel als een mooi stuk middeleeuwse geschiedenis kan beschouwen dat opbloeide tot in de 19e eeuw, op de meest pure en onvervalste manier in die streken waar de Duitse kolonisten onder vreemde volken leefden waar niets van zgn. intelligentie en modernere verbeteringen van de kant van de clerus zich mee vermengde, zodat je dus zowel in het Kerstpel als in het Herodesspel iets hebt wat in een volks-kunstzinnig dramatische stijl, als ook in de stijl van de volkse vroomheid zeker afkomstig is uit de voor-reformatorische tijd en de geschiedenis van het christendom in Midden-Europa, de geschiedenis van de voor-reformatorische tijd, heel mooi voor ons weer laat ontstaan.
En opdat het mogelijk wordt wat eigenlijk de interesse van de harten van de mensen zou moeten hebben, willen wij deze Kerstspelen graag voor u opvoeren. 

.

[1] GA 274
[2] GA 274
.

Rudolf Steinertoespraken bij de kerstspelen

Kerstspelenalle artikelen

Kerstmisalle artikelen

.

1981

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – toespraken bij de Kerstspelen uit Oberufer (9)

.

In de voordrachtenreeks (GA=Gesamt Ausgabe) zijn de toespraken die Steiner hield naar aanleiding van opvoeringen van de kerstspelen, gebundeld in nr. 274 [1]:
.

TOESPRAKEN BIJ DE OUDE VOLKSE KERSTSPELEN

ANSPRACHEN ZU DEN WEIHNACHTSPIELEN AUS ALTEM VOLKSTUM

ANSPRACHE DORNACH 08-01-1922  [2]

blz. 66

Toespraak Dornach 08-01-1922 [2]

Dieses Dreikönig-Spiel* gehört in die Reihe derjenigen christlichen Festspiele, welche vor jetzt etwa siebzig Jahren mein alter Lehrer und Freund Karl Julius Schröer in der Oberuferer Gegend gefunden hat, im westlichen Ungarn, in der Nähe von Preßburg. In dieser Oberuferer Gegend befinden sich in Ungarn eingestreut deutsche Dörfer, namentlich in slawischen Gebieten; Dörfer, welche in einem ausgiebigen Maße
die deutsche Sprache noch um die Mitte des 19. Jahrhunderts hatten. Die deutschen Stämme, welche dort saßen, gehörten den sächsischen Stämmen an, den gleichen Stämmen, denen auch diejenigen Deutschen angehören, die am Südrande der Karpaten, in der Zipser Gegend wohnen, die dann auch in Siebenbürgen wohnen. Andere deutsche
*    Die einleitenden Worte zu der Aufführung des Paradeis-Spieles und des Christ-Geburt-Spieles am 4. Januar 1922 liegen nicht in einer Nachschrift vor.

Dit driekoningenspel* hoort bij de serie van die christelijke feestspelen die mijn oude leraar en vriend Karl Julius Schröer zo ongeveer zeventig jaar geleden [vanaf 1922!] in de omgeving van Oberufer heeft gevonden, in het westelijke deel van Hongarije, in de buurt van Pressburg. In deze streek van Oberufer liggen in Hongarije vertrooid Duitse dorpen, met name in Slavisch gebied; dorpen waarin rond het midden van de 19e eeuw voornamelijk nog Duits werd gesproken.
Die Duitse stammen die daar zaten, behoorden tot de Saksische stammen, dezelfde stammen waartoe ook die Duitse stammen hoorden die aan de zuidrand van de Karpaten, in de omgeving van Zipsen wonen, ook in Siebenbürgen. Andere Duitse 

*Van de inleidende woorden bij de opvoeringen van het Paradijsspel en het Herdersspel op 4 januari 1922, bestaat geen dictaat.

blz. 67

Stämme sind die schwäbischen Stämme, die mehr im Banat wohnen. Es sind das diejenigen deutschen Stämme, welche im Verlauf des 15., 16. Jahrhunderts wahrscheinlich von westlichen Gegeiiden Mitteleuropas, sogar von Gegenden am Rhein, vom Siebengebirge noch Osten gezogen sind und sich als Kolonisten in den ungarischen Gebieten nie- dergelassen haben. Allerdings gerade in der zweiten Hälfte des 19. Jahrhunderts wurden ja diese Gebiete sehr gewaltsam magyarisiert, und das deutsche Eletnent ging zum größten Teil verloren und damit auch solche Volkstümer, wie diese Weihnachtspiele, das DreikönigSpiel und so weiter es sind.
Diese Spiele weisen uns in diejenigen Zeiten zurück, in denen sich über das ganze West- und Süddeutschland, auch über einen großen Teil der Schweiz, christliche Festspiele ausgebreitet haben. Wir können diese Festspiele bis in das 11., sogar bis in das 10. Jahrhundert zurück verfolgen. Als älteste Formen finden wir sie in den Kirchen aufgeführt, zum Weihnachtsfeste, wo die Krippe aufgestellt worden ist, und wo die Geistlichen selbst – zuerst in lateinischer Sprache – diese Festspiele aufgeführt haben. 

stammen zijn de Zwabische die meer in de Banaat wonen. 
Het zijn de Duitse stammen die in de loop van de 15e, 16e eeuw waarschijnlijk uit westelijke streken van Midden-Europa, zelfs uit de Rijnstreken, vanuit het Zevengebergte naar het oosten zijn getrokken en zich als kolonisten in de Hongaarse streken vestigden. Met name in de tweede helft van de 19e eeuw kwamen deze gebieden met geweld onder Hongaars gezag en ging het Duitse element voor het grootste deel verloren en daarmee ook het volksbezit zoals deze kerstspelen, het driekoningenspel enz.
Deze spelen wijzen ons terug naar tijden waarin zich over heel West- en Zuid-Duitsland, ook over een groot deel van Zwitserland, christelijke feestspelen verspreidden. We kunnen deze feestspelen tot in de 11e, zelfs in de 10e eeuw terug vervolgen. Als oudste vorm vinden we ze opgevoerd in de kerken, met Kerstmis, wanneer er een kribbe neergezet werd en waarbij de geestelijken zelf – eerst in het Latijn – deze feestspelen opvoerden. 

Für die damaligen Begriffe war dieses Aufführen in lateinischer Sprache ebensowenig störend, wie ja heute noch im Katholizismus das lateinische Messelesen nicht störend ist. Später trifft man solche Festspiele an, welche die Heilige Geschichte, die Geburt Christi, das Erscheinen der Hirten, der Heiligen Drei Könige und so weiter zum Gegenstande haben, allerdings dann in der Landessprache und zwar im Dialekt, nur noch mit lateinischen Ausdrücken durchsetzt. Sie werden dann später auch von Laien aufgeführt, nicht mehr von Geistlichen, wandern aus der Kirche an andere, öffentliche Orte, namentlich in Gasthöfe, wo sie dann von Laien dargestellt werden. Solche Festspiele hatten die von Westen nach dem Osten wandernden Stämme, diese Kolonisten, mitgenommen, und sie hatten sie wirklich wie ein Heiligtum verehrt.
Wenn im Herbste die Weinlese zu Ende war, sammelte derjenige, der die Manuskripte dieser Spiele hatte – das war in der Regel der An- gehörige einer wohlangesehenen Dorffamilie -, die jungen Burschen des Ortes. Frauen durften nicht mitspielen, nicht Mitdarsteller sein. Er sammelte die Burschen des Ortes, die er für geeignet hielt, und 

Voor het toenmalige begrip was het opvoeren in het Latijn net zo min storend als nu het lezen van de mis in het Latijn in het katholicisme dat is. Later tref je die spelen aan die het heilige verhaal, de geboorte van Christus, de komst van de herders, de heilige drie koningen enz. tot onderwerp hebben, uiteraard in de landstaal en dat dan in het dialect, alleen met wat Latijnse uitdrukkingen. Later werden ze dan ook door leken opgevoerd, niet meer door geestelijken, en niet meer in de kerk, maar op publieke plaatsen zoals herbergen, daar werden ze door leken opgevoerd. 
Dergelijke spelen waren door de stammen die van het westen naar het oosten trokken, deze kolonisten, meegenomen en zij hebben ze werkelijk als een heilig iets vereerd.
Wanneer in de herfst de druivenpluk voorbij was, riep degene die de mansucripten van deze spelen in zijn bezit had – dat was als regel een lid van een aanzienlijke dorpsfamilie – de jonge knapen van de streek bij elkaar. Vrouwen mochten niet meespelen, er geen deel vanuit maken.
Hij riep de jongens van de streek bijeen die hij geschikt vond en studeerde

blz. 68

studierte durch Monate hindurch bis zur Weihnachtszeit hin diese Fest- spiele mit ihnen ein. Die ganze Inszenierung dieser Sache war eine außerordentlich feierliche. Es gab von dem Lehriheister verfaßte und den Burschen in die Hand gegebene strenge Vorschriftsmaßregeln, denen sich jeder zu fügen hatte. Sie mußten zum Beispiel – so wird betont in diesen Vorschriften – während der ganzen Zeit sich des Trunkes enthalten; sie mußten ein moralisches Leben führen; und ähnliche Vorschriften hatten sie zu erfüllen, die wirklich etwas Außer- ordentliches bedeuteten gerade innerhalb der Dorfgemeinde. Man sah also dem Herannahen dieser Festspiele wirklich in feierlicher Stimmung entgegen. Und wenn die Aufführungen kamen zu Weihnachten, am Dreikönigstag, da versammelte sich dann die Bewohnerschaft des Ortes in den entsprechenden Gasthöfen. Es wurden die Bänke an die Wand gestellt und in der Mitte des Saales wurde dann die Sache aufgeführt.
Wir haben versucht, soweit es bei unseren Verhältnissen geht, die Art und Weise nachzuahmen, wie die Aufführung gerade innerhalb des Volkstums stattgefunden hat. 

maanden lang tot aan Kerstmis deze spelen met hen in. Alles rondom de organisatie was iets buitengewoon feestelijks. De leermeester had strenge voorschriften opgesteld en die werden aan de jongens gegeven en zij moesten zich aan alles houden. Ze mochten bv. – dat werd in die voorschriften benadrukt – geen alcohol drinken; ze moesten een moreel leven leiden; aan dergelijke voorschriften moesten zij zich dus houden en die betekenden werkelijk iets buitengewoons binnen deze dorpsgemeenschappen. Men leefde daadwerkelijk in een feestelijke stemming naar deze feestspelen toe. En wanneer de opvoeringen met Kerstmis, op driekoningendag plaatsvonden, dan kwamen de bewoners van die streken in de herberg bij elkaar. Er werden banken tegen de muren gezet
en in het midden van de zaal werd er opgevoerd. 
Wij hebben geprobeerd, in zoverre dat onder onze omstandigheden gaat, de manier waarop de opvoeringen binnen de volksgemeenschap plaatsvonden, na te doen.

Alles läßt sich natürlich nicht nachahmen, vor allen Dingen nicht die Anordnung, wie sie im Gasthof war; wir wählen die bühnenmäßige Anordnung. Aber in allem übrigen sind wir, soweit es möglich ist auf die Überlieferung einzugehen, der Forderung nachgekommen, die Spiele so vor das Publikum der Gegenwart hinzustellen, daß man schon einmal eine Vorstellung von der Art und Weise bekommen kann, wie solche Festspiele aufgeführt worden sind.
Ein anderes, das ich besonders betonen möchte, ist dieses, daß sich in diesen Spielen beobachten läßt, wie eine wirklich fromme Stimmung, eine an die Heilige Geschichte hingegebene, feierliche Stimmung, sich überall mit Humor vereinigt, der hineinspielt. Der Teufel zum Beispiel ist überall der böse Feind der Menschen, aber zugleich eine lustige Person. Und in ähnlicher Weise spielt der gesunde Humor, ein gesunder Volkshumor in die feierliche, religiöse Stimmung hinein. Das ist dasjenige, was besonders betont werden muß aus dem Grunde, weil gerade diese Seite in der Volksfrömmigkeit in diesen Gegenden vorhanden war, und -sie sich bei den deutschen Kolonisten Ungarns bis ins 19. Jahrhundert hinein so erhalten hat, daß in dieser religiösen

Alles kan natuurlijk niet, vooral niet zoals het in de herberg toeging; wij kiezen voor een toneel. Maar bij al het andere zijn wij, voor zover dat mogelijk is, met de overlevering meegegaan, om aan de eis te voldoen de spelen voor het publiek van nu, dat dit een voorstelling kan krijgen van hoe dergelijke feestspelen opgevoerd werden.
Iets anders waar ik in het bijzonder de nadruk op wil leggen, is dat je in deze spelen kan waarnemen, hoe een echte vrome stemming, een die toegewijd was aan het heilige verhaal, een feestelijke stemming, overal samengaat met humor die er ook inzit. De duivel bv. is overal de boze vijand van de mensen, tegelijkertijd een vrolijk personage. En op eenzelfde manier speelt de gezonde humor, een gezonde volkshumor een rol in de feestelijke, religieuze stemming.
Dat moet in het bijzonder benadrukt worden omdat deze kant van de volkse vroomheid in deze streken leefde en bij de Duitse kolonisten in Hongarije tot in de 19e eeuw zo aanwezig bleef, dat in deze religieuze

blz. 69

Volksstimmung keine Sentimentalität vorhanden war, sondern eine naive Ursprünglichkeit, die selbst das Erhabenste mit dem Humor durcheinanderspielen läßt.
Wir haben in diesen Festspielen etwas, was in einer viel anschaulicheren Weise, in einer viel lebendigeren Weise als sonst irgendwie, Zeiten, die nun schon seit Jahrhunderten vergangen sind, wieder auferstehen läßt vor uns. Das 15., 16. Jahrhundert steht wieder vor uns auf. So daß wir versuchen müssen, auch den Dialekt in entsprechender Weise festzuhalten, und, so gut es geht, versuchen müssen, diese Stücke auch in demjenigen Dialekt wiederzugeben, in dem sie dann im 19. Jahrhundert in den deutschen Gegenden Ungarns gespielt worden sind. Gerade aus dem Grunde, weil da ein Stück Geistesleben aus früherer Zeit vor die gegenwärtig Lebenden wieder hintreten kann, machen wir es uns innerhalb der Anthroposophischen Gesellschaft zur besonderen Aufgabe, diese Spiele vor die Oöffentlichkeit zu bringen.
Es sind dann später viele solche Weihnachtspiele auch aus anderen Gegenden gesammelt worden. Man sammelte sie dann zum Beispiel in Schlesien, wo Weinhold außerordentlich viel dafür getan hat; dann aber wurden sie auch bis in die Pfälzischen Gegenden hin gesammelt. 

volksbeleving geen sentiment zat, maar een naïeve oorspronkelijkheid die zelfs het meest verhevene met humor samen liet gaan.
In deze feestspelen hebben we iets wat op een veel aanschouwelijkere manier, op een veel levendigere manier dan iets anders, wat dan ook, weer tijden voor ons doet herleven van eeuwen geleden. De 15e, 16e eeuw herleeft weer voor ons. Zodat we moeten proberen ook het dialect op de manier die erbij hoort, vast te houden en zo goed als gaat, moeten proberen deze stukken ook in dat dialect op te voeren waarin ze dan in de 19e eeuw in de Duitse streken in Hongarije werden gespeeld. Juist omdat hier een stukje geestesleven uit vroegere tijden dichterbij kan komen voor wie nu leeft, stellen wij ons binnen de Antroposofische Vereniging het bijzondere doel deze spelen in de openbaarheid te brengen.
Later zijn er nog veel van dergelijke spelen, ook uit andere streken, verzameld. In Silezië bv., waar Weinhold* buitengewoon veel in deze richting heeft gedaan; ze werden dan ook verzameld tot in de streken van de Palts.

*Weinhold: Karl Weinhold, 1823-1901, Germanist. ‘Weihachts-Spiele und Lieder aus Süd-deutschland und Schlesien’, mit Einleitungen und Erläuterungen. 1875, Wenen, uitgeverij Wilhelm Braumüller.

Und es war so merkwürdig, daß der Grundcharakter und Grundinhalt im wesentlichen bei allen diesen Spielen derselbe ist; sie sind nur durch den Dialekt verschieden, so daß man also sieht: das ist gemeinsames Geistesgut von der zweiten Hälfte des Mittelalters, welches in unsere heutige Zeit heraufragt. Und es darf vielleicht gerechtfertigt sein, gerade in einer solchen Weise, wie wir es tun, vor die gegenwärtige Menschheit hinzutreten, weil dieses Volksgut verschwindet. Innerhalb der Dorfgemeinde ist natürlich nicht mehr die Stimmung vorhanden, in der gleichen Weise wie früher dieses Volksgut zu pflegen. Aber der von mir genannte Karl Julius Schröer, der in den vierziger, fünfziger Jahren diese Sachen gesammelt hat, hat mir oftmals erzählt, welchen tiefgehenden Eindruck diese Auferstehung alten Volkstums, dargestellt von den Bauern, die im Besitze dieser Stücke waren, auf ihn machte. Das ist dasjenige, was mich bewog, schon vor Jahren die An- regung zu geben, diese Spiele gerade innerhalb unserer Gesellschaft für ein weiteres Publikum aufzuführen. Und aus dieser Anregung

En het was zo opvallend dat het basale karakter en de basale inhoud in wezen bij al deze spelen dezelfde is; ze verschillen alleen door het dialect, zodat je dus ziet: het is een gemeenschappelijk geestesgoed uit de tweede helft van de Middeleeuwen, dat in onze tijd zichtbaar wordt. En het kan misschien gerechtvaardigd zijn, juist op de manier waarop wij het doen, voor de mens van nu op te treden, omdat dit volksgoed verdwijnt. Binnen de dorpsgemeenschap bestaat die stemming natuurlijk niet meer om dit volksgoed net zo te behandelen als vroeger.
Maar Karl Julius Schröer, die ik net noemde, die ze in de jaren veertig en vijftig [19e eeuw] verzamelde, vertelde mij vaak, wat een diepe indruk dit herleven van het oude volkse, vertoond door de boeren die in het bezit waren van deze stukken, op hem maakte. 
Dat bewoog mij ertoe, al jaren geleden, de stimulans te geven om deze spelen juist binnen onze vereniging voor een groter publiek op te voeren. En uit deze stimulans

blz,.70

heraus haben wir in den verflossenen Tagen das Weihnacht-Spiel und das Paradeis-Spiel aufgeführt, und werden uns erlauben, heute das Dreikönig-Spiel oder Herodes-Spiel so, wie es in den fünfziger Jahren in den Gegenden von Preßburg bei den deutschen Kolonisten aufgeführt worden ist, vor Sie hinzustellen.

hebben wij de afgelopen dagen het Kerstspel en het Paradijsspel opgevoerd en nu nemen we de vrijheid om het Driekoningenspel of Herodesspel voor u op te voeren, zoals het in de jaren vijftig in de streken rond Pressburg bij de Duitse kolonisten opgevoerd werd. 

[1] GA 274
[2] GA 274
.

Rudolf Steinertoespraken bij de kerstspelen

Kerstspelenalle artikelen

Kerstmisalle artikelen

.

1979

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.