Pieter HA Witvliet
.
DRIEKONINGENSPEL IN JIP-EN-JANNEKETAAL
.
Nee, dit is ABSOLUUT GEEN PLEIDOOI om voortaan een andere taal in het Driekoningenspel uit Oberufer te gaan gebruiken.
Iedere vorm van aanpassing – hoe mooi verder van taal – haalt het niet bij wat Sanne Bruinier destijds maakte van het Oberuferer dialect.
Zij was onnavolgbaar – onnavolgbaar! in staat het klankrijke, sappige, boerse, van het dialect over te brengen in een bepaalde vorm Nederlands waarin ze allerlei elementen uit de taal van vervlogen jaren gebruikte.
Het is dus geen bestaand (oud) dialect, noch Middeleeuws, noch Middelnederlands.
Het Driekoningenspel – maar dat geldt ook voor het Paradijsspel en het Kerstspel– is qua taal niet te verbeteren zonder dat de diepe gemoedsbeleving van de dialectklanken verloren gaat.
Altijd zal – ook al is de taal nog zo bloemrijk vervangen – er meer intellect, dus minder leven, het spel binnendringen.
(Een interessante ervaring van een groep spelers)
Ook onze bestaande dialecten willen ‘vertalen’ naar het Nederlands zou aan de zeggingskracht van die dialecten veel afbreuk doen. Uitdrukkingswijze, intonatie, beleving gaan bij de dialectsprekende mens dieper dan bij de mens die de grootste gemene deler van de taal: het ABN spreekt.
Als spreker van beide kom ik (ook) uit ervaring tot die conclusie.
Mijn jip-en-janneketaal verhoudt zich tot de taal van de Kerstspelen als een grijsgrauwe regenboog tot de werkelijke pracht van de regenboogkleuren.
Waarom ‘vertaal’ ik de woorden dan naar begrijpelijk Nederlands?
Omdat er telkens maar weer opmerkingen zijn over ‘hoe moeilijk die teksten te begrijpen zijn’.
Dat tekent onze huidige situatie: we willen weten, kennen; we leven tenslotte in een intellectualistische tijd. En natuurlijk: als de woorden je niets zeggen, moet je het hebben van het beeld. Ook dat heeft het vermogen om tot je te spreken: beeldentaal!
Dat geldt vooral bij kinderen; zij hebben een veel mindere behoefte bij deze spelen ‘alles’ te begrijpen, omdat ze ook een groot deel langs een andere weg verstaan.
Maar goed, voor de mensen dus die de tekst moeilijk vinden, hier een huis-tuin-en keukenversie.
Maak er een folder van, zet die tekst in de schoolkrant, kortom verspreid die onder de mensen die er behoefte aan hebben, zodat ze van tevoren – thuis! – zich kunnen voorbereiden op de inhoud.
Daarmee zouden de klachten over ‘het begrijpen’ tot het verleden moeten gaan behoren.
En wie dat heeft begrepen, slaat niet de tot veruiterlijking leidende weg van de meer intellectualistische hertaling in!
DRIEKONINGENSPEL
Engel
‘k Treet voor uluyden sonder spot,
Zonder te spotten sta ik voor u!
goên avond saamen gheve u god,
God geve u hier samen een goede avond,
een goên avond ende geseghende tyt,
een goede avond en een gezegende tijd
mooch ons van daarboven syn toegeseyt.
mag ons van daarboven toegezegd zijn.
Agtbaere, seer vroede, goetgunstige heeren,
Geachte, zeer wijze, welgezinde heren
oock deugtsaame vrouwen
ook deugdzame vrouwen
ende jonckvrouwen in alle eere,
en jongedames met alle eer,
wilt altegaer niet euvel duyden
neem allen het ons niet kwalijk
dat wy ons spel vertoonen voor uluyden,
dat wij ons spel voor jullie opvoeren,
Tgeen dat ghy voor u ooch sult sien
Wat u hier gaat bekijken
is niet versintsel van onsliên,
hebben wij niet bedacht,
noch oock van heidens uytgedocht
en ook niet door ongelovigen
maer deur de heylige scrift gebrocht:
maar door de Bijbel gebracht:
van hoe Christus quam, ons menschen ten troost,
over hoe Christus kwam, als troost voor de mensen,
oock van d’albekende wysen van oost –
ook over de bekende wijzen uit het Oosten
Sy synder gecomen een varre toght-
Ze hebben een lange reis gemaakt
so als elck reysersman wel kennen moght –
zoals iedere reiziger dat wel weet –
Sy synder nae Hierusalem geteghen
ze zijn op weg gegaan naar Jeruzalem
en vraegden naet kindeken alder weghen.
en vroegen overal naar het Kind.
Herodes heytet mit droefnis vernomen
Herodes vernam het en werd bedroefd
en liet de geleerde priesters comen;
en hij liet de geleerde priesters komen;
die sullen hem segghen sonder verlaet
die moeten hem dadelijk zeggen
wat inder heylighen scrifte staet.
wat erover in de Bijbel staat.
So ghy bereyt syt en het aen wilt hooren,
Dus als u bereid bent om ernaar te luisteren
swyght stil en opent wyt u ooren.
wees dan stil en luister goed.
Melchior
Myn gattercompas end instrumenten goet
Page, breng mij eens snel mijn
haestelyc, pagie, hende bringhen doet,
sterrenkundige instrumenten,
der heemlen gloria, reickt boven dien
en geef ook – de naam van een ander instrument – voor meer info zie dit artikel
gins blinckt een star so noyt en wiert gesien:
daarginder straalt een ster die nog nooit gezien is:
daor Venus mit Sonne doet consamaneren
nu Venus met de zon samengaat
staet iet veurt oogh als nimmer te veuren:
gaat er iets gebeuren dat nog nooit gebeurd is:
een overschone helle schyn !
wat een prachtig helder schijnsel!
van waer mach dit gestarnt wel syn?
waar komt dit gesternte vandaan?
’t en is niet byster veer geleghen,
het staat niet eens zover weg,
dit is certeyn een heyligh teken,
dit is zeker een heilig teken,
te middenst sienick eene maagt,
in het midden zie ik een jonkvrouw
die claorelyc een kindeken draegt,
die overduidelijk een kind draagt
de helle glans van heur gelaet,
de heldere glans van haar gezicht
het ligt der starre te boven gaet;
is sterker dan het licht van de ster;
oock doet sy nieuwers stille staon
het staat nergens stil
doch sneller ende sneller rontsomme gaon.
maar draait steeds sneller rond.
Het kind dwelc de joncvrou draegt
Het kind dat de jonkvrouw draagt
ick schou’t beweeght hem telken staeg.
Ik zie dat het zich ook steeds beweegt.
Te duyden wat wonder verschynt aldus,
Om erachter komen wat voor wonder daar verschijnt
roept, pagie den mathematicus
haal page, de wiskundige eens.
of hy mogt verclaeren wattet bediet
misschien kan hij uitleggen wat het betekent
dat men de maegt met een kindeken siet.
dat we de jonkvrouw met een kind zien.
Page
Ghenadighe coninck, u woort ic wel verstae;
genadige koning, ik begrijp u wel
ic bringh u schielken Viligratia.
ik haal meteen Viligratia (de wiskundige)
Melchior
Myn Viligratia., duydt ghy my ginse sterre ?
Viligratia wat betekent die ster daar, leg eens uit?
Viligratia
Ghenadighe coninck, dit sy van my verre,
Genadige koning, hier weet ik niets vanaf,
doch willic de profeten consamaneren
maar ik wil er wel de profeten op naslaan
oftic uyt haor welligt iet deducere.
misschien kan ik daaruit iets afleiden.
Jesaia den profeet spreeckt inderdaat
Jesaja de profeet spreekt inderdaad over
van dat in Betlem te geschieden staet:
wat er in Bethlehem te gebeuren staat:
Een coninck daer alras geboren worden sal,
Daar zal weldra een koning geboren worden.
Messias van der aert ent gants heelal.
Verlosser van de aarde en het hele heelal.
Melchior
’t Coomt my te veur oft woort van den profeet
Mij lijkt het of het woord van de profeet
alree in Betlem sich vervullen deet,
al in Bethlehem in vervulling is gegaan.
dies willic naerstelyc bedencken
nu wil ik snel bedenken
wattic het kindeken sal schencken ?
wat ik het kind zal schenken
een somme gouts houdic bereyt,
een som goud neem ik ervoor
gout voegt eens coninghs majesteyt,
goud hoort bij een koninklijke majesteit
den coningh oock der aert ent gants heelal,
en het is ook de koning van de aarde en het hele heelal.
ic hope hy my des ghenadich wesen sal.
ik hoop dat hij mij daarom genadig zal zijn.
Gaet hene ende sorght mit vlyt, myn pagie,
ga page en zorg snel
dat al bereyt wort veur de pelgrimagie;
dat alles voor de pelgrimstocht in orde wordt gemaakt.
en voert ghy, Viligratia ’t regiment
en jij, Viligratia, neem het bestuur op je
tottic die reyse heb gebrogt ten end.
tot de reis ten einde zal zijn.
Viligratia:
Ghenadighe coninck, nae u content
Genadige koning ik zal tot uw tevredenheid
willic hier voeren het regiment.
hier het bestuur op me nemen.
Balthasar:
Huy morghen bragt myn hofstoet my de konde
Vanmorgen bracht men mij vanuit het hof de boodschap
hoe dat sich deuse nagt een wonder toonde.
hoe er vannacht een wonder zichtbaar was
Een vreemt gestarnt van selsaem claeren schyn
Een vreemde ster met een zeldzaam helder schijnsel
daor in een joncvrou deet verschenen syn,
en daar verscheen een jonkvrouw in,
mit haor een coninck vander aert ent gants heelal;
bij haar een koning van de aarde en het hele heelal;
het voeght dat men hem wieroock offren sal;
het past dat we hem wierook aanbieden;
een kindelingh so lieflyc teer,
een kindje, zo liefelijk en teer,
voorwaar sulck dingh en sach men nemmermeer.
echt waar, zoiets is nog nooit vertoond.
Doet op de weghen ende straeten gaen
Ga de wegen en de straten op
en deuse star ent wonder gaode slaen
om deze ster en het wonder te aanschouwen
so speurt ghy alte wel dattet waorlyc leyt
en dan merk je snel genoeg dat het echt zo is
gelyck myn hofstoet my heeft an geseyt.
als ze mij aan het hof hebben gezegd.
O nimmer en hoordic, veur ofte nae
O, nog nooit heb ik gehoord
dat bewaerheyt wierd sulcke historia:
dat een dergelijke boodschap waarheid wordt.
een joncvrou reyn, moeder te selfder tyt,
een jonkvrouw die maagd is en tegelijkertijd moeder,
heur kindelingh coninck arm ende ryc !
haar kind koning, arm en rijk tegelijk!
Nae Betlehem doet het gestarnt ons wysen
De ster wijst ons naar Bethlehem
als souden wy algaoder daor henen reysen.
alsof we daar allen naar toe moeten reizen.
Niet en deurgront ic sulck geheimenis
Zo’n geheim doorgrond ik niet
dwelc bij den scriftgeleerden claer te vinden is:
dat bij de schriftgeleerden wel duidelijk te vinden is:
sonder man geboren een kindekyn,
zonder man is er een kind geboren,
een coninck der joetsen sal hy syn.
een koning van de Joden zal hij zijn.
Dies willic op staon morghen mitten dach
Dus zal ik morgen vroeg opstaan
ende sien offic het kindeken vinden mach,
en zien of ik het kind kan vinden.
Kaspar
O wonder groot, hoochste verheuchenis,
O groot wonder, intens verheugen
diewyl eenmael de tyt gecomen is
omdat nu de tijd gekomen is
en den messias, langh begeert, nu is geboren
en de messias, waar men lang naar verlangde, nu is geboren
van eener maegde uytvercoren.
bij een uitverkoren maagd.
Aldus doet een gestarnt ons leren,
Zo leert een ster ons,
welc teken men sal respecteren
en dat teken moet men respecteren
mids de historie hier deur wiert vervult
omdat de boodschap hierdoor waarheid wordt
die by den joetsen als verdightsel geldt
die de Joden als een verzinsel beschouwen.
Sy soeken alder weghen mit groot misbaer
Zij zoeken overal met veel ophef
offet oock ieuwerinc te vinden waer.
of het ook wel ergens gevonden kan worden.
Wat efter salt geschenck end offer syn
Maar wat moet het geschenk en offer zijn
daor met het kinde wel te vre mogt syn?
waarmee het kind wel tevreden kan zijn?
wyl hy een coninck is der aert ent gants heelal
omdat hij koning is van de aarde en het ganse heelal
is mir de gave so men brenghen sal.
moet ik als gave de mirre brengen.
Mit alsulck offer willic tot hem gaen
Met zo’n offer wil ik naar hem toe gaan
en hope voor het kind daor met bestaen.
en hopen dat ik daarmee in de ogen van het kind mag bestaan.
Lied 1
Der wysen starre blinckt ons claer,
De ster van de wijzen straalt helder voor ons
den hoochsten coninck moet voorwaer
de hoogste koning moet – dat is duidelijk –
op aertryc syn gecomen.
op aarde gekomen zijn
Och wysen, goede, wysen, seght
O wijzen, goede wijzen zeg het,
de waerheyt ons voor oghen leght
openbaar ons de wijsheid
vanwaer hebt ghy vernomen ?
waar heeft u dit vernomen?
ylt nu, ylt
haast u, haast u
van hende en verre
van heinde en verre
mitter sterre
met de ster
tottet kinde,
naar het kind
ylt den coninck der ere* vinden.
haast u om de erekoning te vinden.
*de oorspronkelijke dialecttekst uit Oberufer heeft hier
het woord ‘erdn’ = aarde?
Page:
Ghenadigste coningh, vreemt volleck sonder tal,
Genadige koning, heel veel vreemd volk
welcs doelwit onbekent, u dra gemoeten sal,
waarvan we niet weten waar ze naar op weg zijn
zal u weldra ontmoeten,
het schynt daor sy een coninck mit haorlieden
het lijkt een koning met zijn gevolg
als over ons doet heerschen ende gebieden.
alsof die over ons heersen en gebieden kan.
Melchior:
So willic toeven een cort termyn
Dan blijf ik hier even
tot sy alhier sullen gecomen syn.
tot ze hier aangekomen zijn.
Myn eedle heren, weest gegroet,
Edele heren, ik groet u,
waor hene staet u sin, hert ende moet?
waar wilt u zo graag heen gaan?
Balthasar:
Weest gegroet myn here, end u hofstoet daor neven,
Ik groet u, mijn heer en uw gevolg eveneens.
waor dogt u caravaen haor henen begheven?
waar dacht uw stoet heen te gaan?
Melchior:
Myn eedle here, heuschelyck danck
Mijn edele heer, oprecht dank.
tot Hierusalem gaet onsen ganck
wij zijn op weg naar Jeruzalem
Kaspar:
Soot u ghelieve, seght my aen
Als u zo vriendelijk wil zijn, zeg me dan
Wat doet u nae Hierusalem op gaen ?
Waarom gaat u naar Jeruzalem?
Melchior:
In Jesaia men claerlyc gescreven vint
In Jesaja staat duidelijk geschreven
hoe dat een schoon ende arrom kint
hoe een mooi en arm kind
in Bethlehem geboren worden sal,
in Bethlehem zal worden geboren,
een coninck seffens vander aert ent gants heelal
een aardse koning, maar ook van het gans heelal
Nu wiertet deur de sterre openbaer,
nu wordt het door de ster geopenbaard
hoe oft geschiet is wonderbaer,
hoe dat wonder is gebeurd,
naedien geringhe tyt te voren
nadat een korte tijd daarvoor
bereyts dit kinde is geboren.
dit kind al is geboren.
Balthasar:
Mit waorheyt magh ic segghen ist al gelyck
Ik spreek de waarheid als ik zeg
toe gegaon in myn coninckryck.
dat het in mijn koninkrijk net zo gegaan is.
Een star is ons aldaor verschenen
Er verscheen een ster
daor in een joncvrou stond, een kint mit eenen
waar een jonkvrouw in stond, samen met een kind
hier deur coomt aen den lighten dach
hiermee wordt duidelijk
tgeen onder den heydens verborghen lagh.
wat bij de heidenen nog onzichtbaar was.
Kaspar
Dit selve heeft my op de baen gebragt,
Dit heeft mij ook op reis doen gaan,
dat hoochelyc een wonder wort geagt,
dat moeten we als een groot wonder beschouwen
hier omme wy van herten seere –
daarom moeten we – mocht het zo zijn
mogtet so syn – het vinden begeren.
het echt willen vinden.
Melchior:
Doch, nu de starre schier verdween
Maar nu de ster bijna verdwenen is
dwelc ons ten teken blonck voorheen
die eerst nog als een teken voor ons blonk
en wy in deusen weghen ende straeten
en wij op deze wegen en straten
op geen middelen ons en dorren verlaeten,
geen verdere hulpmiddelen hebben
oock niet en weten nae wellecken kant
ook niet weten welke kant we op moeten
in dit gants onbekende lant,
in dit totaal onbekende land,
so en willenme de reyse niet beënden
zo willen we de reis niet beëindigen
en nae Hierusalem ons heen wenden,
en naar Jeruzalem gaan,
of wy in gintser stede welligt
misschien kunnen we in die stad
niet en vernamen een naeder berigt.
nader bericht vernemen.
Lied 2
Drie coninghen tyen, de starre veur an,
Drie koningen trekken verder, de ster voorop
tot Bctlehem isser de starre gegaen
tot Bethlehem is de ster gegaan
en heytse beduyt
en die heeft hen laten zien
waer ’t kindeken leyt,
waar het kindje ligt,
daer bleve de starre stil staen.
daar bleef de ster stilstaan.
Lied 3
Ter tyt Herodis regiment
In de tijd van het bestuur van Herodes
syn wysen uyten orient
zijn wijzen uit het Oosten
gecomen veur Hierusalem an
in Jeruzalem aangekomen
toen Christus reets op aerden quam,
toen Christus al op aarde was gekomen
en vraegden alder weghen snel
en overal vroegen ze gehaast
waer geboren sy die in Israël
waar in Israël geboren zou zijn
nae de joetse profety’n
die volgens de Joodse voorspelling
de nieuw coninck soude syn.
de nieuwe koning zou zijn.
Herodes:
Bin ick eerst regt op een verbolghen
Als ik eenmaal boos ben op iemand,
hy wagte hem veur de gevolghen!
dan moet hij oppassen voor de gevolgen!
aerts ende gheestlyc hoochste hant
de hoogste wereldlijke en geestelijke machthebbers
heeft myn hier in der joetsen lant
hebben mij hier in het land van de Joden
gemaakt tot coninck al temet
bijgeval tot koning benoemd
ende op de hoochste plaets geset.
en de hoogste plaats gegeven.
Wy willen huyden regtspraak houden,
Nu willen we rechtspraak houden
spreecken mit jonghen ende mit ouden,
spreken met jongeren en ouderen
die sullen treden al te mael
die zullen hier allemaal in mijn
tot myn in myne conincks sael
koninklijke zaal bij mij komen
waorc nae se wagt.
waar ik op ze wacht.
Het klopt lackey,
Er wordt geklopt, lakei
gaot sien wie daor gecomen syn.
ga kijken wie er gekomen zijn.
Lakei:
Gehenadighste coninck, vreemt volc schier sonder tal
Genadige koning, heel veel vreemd volk
welcs doelwit onbekent, comt hende tot u sael,
met een onbekend doel, komt hierheen naar uw zaal,
veul heren ende coninghen doense bringhen,
er zijn veel koningen en heren bij
sy moghten ons wel gants omringhen.
ze zouden ons wel helemaal kunnen omringen
Mit costlycke kleedingh synse an gedaon,
Ze hebben kostbare kleding aan
vol stacie doense daor henen gaon.
en ze bewegen zich vol statie.
Herodes:
Vraegt opterstont van waor sy comen
Vraag onmiddellijk waar ze vandaan komen
ende wat sy haor hebben veur genomen
en wat hun bedoeling is.
Lakei:
Ghy heren, conincklyc majesteyt
Heren, koninklijke hoogheid
mogt weten waor veur ghy gecomen syt
zou graag willen weten waarom u gekomen bent
in deuse stadt, alsoock het oort,
naar deze stad, en ook de plaats
lant end geslaght daor toe ghy behoort.
het land en het geslacht waartoe u behoort.
Melchior:
Wy syn al tsaam van conincklycken standt,
Wij zijn allemaal van koninklijke stand
twee onser uyt Scheba, eenen uyt morenlandt;
twee van ons uit Scheba, een uit het land der Moren.
isset coningh Herodi nae den sin,
als het koning Herodes schikt
so quamen wy gheern tot syn edelheyt in.
zouden wij graag naar de vorst toegaan.
Lakei:
Sy syn al tsaem van coninclyken standt,
Zij zijn allemaal van koninklijke stand
twee hunner uyt Scheba, eenen uyt morenlandt
twee van hen uit Scheba, een uit het land der Moren.
isset coningh Herodi nae den sin
als het koning Herodes schikt
so quamen sy gheern tot syn’ edelheyt in
zouden zij graag naar de vorst toegaan.
Herodes:
Laotse in myn losament sonder verdrach
Laat hen zonder meer binnen
dattic haorlie an heuren mach
zodat ik naar hen kan luisteren.
Lakei:
Myn ghenadigst heer coninck begeert u precencie
Mijn genadige koning stelt uw aanwezigheid op prijs
en dat ghy hem bloot leght u saek end intencie.
en dat u uw zaak en bedoelingen duidelijk maakt.
Herodes:
Weest willecom heren, hoe dientet verstaon
Welkom Heren, hoe moet ik begrijpen
dat ghy van veer tot mynwaerts coomt gegaon ?
dat u van zo ver naar mij gekomen bent?
Kaspar:
U edelheyt meughe ons verschonen
Edele heer, neem ons niet kwalijk
so wilc de oorsaek cortlyc ane toonen:
ik zal de oorzaak in het kort aangeven
In Scheba onsen landen var
In Scheba, onze verre landen
verscheen een sonderlycke star,
verscheen een wonderlijke ster
daor in eene maegt een kind doet draeghen,
waarin een maagd een kind draagt
merckt wel waor van wy u gewaghen.
let wel wat wij u vertellen
Hier deur wier ’t eerst ons openbaer
Hierdoor werd het ons pas duidelijk
hoe dat den messias gecomen waer,
hoe de Messias was gekomen
een coninck geboren over al
geboren een koning over iedereen
soot heir der joetsen dienen sal;
die het leger van de Joden zal dienen.
hem soecken wy vlytigh uyt alle magt,
hem zoeken we zo goed we kunnen
dit heeft ons op de reyse gebragt
dat heeft ons op reis doen gaan.
Herodes:
Hoe, hier te lande heyt sulx geschiet,
Hoe is dit in dit land gebeurd?
vreemden bekent, myn egter niet?
Vreemdelingen weten het, maar ik niet?
so tyt nae Betlem te deuser stonde,
ga dit uur nog naar Bethlehem
so danich kint en wort hier niet gevonden.
hier is zo’n kind niet te vinden
Reyst henen ’t soecken. En daor ghy sult
Ga op pad om het te zoeken. En als u
hebben anbeden end seffens bedeelt,
het hebt aanbeden en geschenken gegeven
bootschapt het myn, op dattic het weet,
laat het mij dan weten
dattic als eersten mach syn bereet,
dat ik de eerste mag zijn
dattic oock tottet kint mogt reysen
dat ik ook op reis mag gaan naar het kind
hetzelve aanbidden gelycker wysen
en het ook zo mag aanbidden.
Doet sulx ghy heren te mynen gerief,
Doe dat voor mij, heren
’t kint met vereren waor’ my lief.
ik zou het heel fijn vinden het kind ook te eren.
Kaspar:
U edelheyt, soo wyt mogten vinden,
Hoogheid, als we het kind mogen vinden
brenghemme u kondschap van het kinde
laten we u dat weten.
Melchior:
Nu wel aan
wy tyen van Hierusalem van daen.
Kom, dan verlaten we Jeruzalem.
Balthasar:
Siet an, de sterre gaot veur ons uyt
Kijk, de ster gaat voor ons uit
dwelc ons reets heeft geleyt
die ons al heeft geleid
int ryc van orient
in het rijk van de Oriënt
daor wy ’t kindeken hebben erkent.
omdat wij het kind herkend hebben.
Herodes:
Die maor en ontroert my niet weinigh den sin
die boodschap brengt me danig in de war
wylc slechts een vreemden coningh bin
omdat ik maar een vreemde koning ben
en geenen regten. Gaot lakey
en geen echte. Vooruit lakei,
roept ras de schriftgeleerden tot my
roep snel de schriftgeleerden bij mij
end overpriesters, op dattic hore
en de overpriesters, zodat ik kan horen
waor den nieuen coninck sal worden geboren,
waar de nieuwe koning geboren zal worden
soot heir der joetsen dienen sal.
die het leger van de Joden zal dienen.
Lakei:
Ghenadighe coningh, ‘k verstae u wél,
Genadige koning, ik begrijp u goed,
wil sonder dralen end also snel
ik zal zonder gedraal en dus snel
uytet gantse lant van hende en varre
uit het hele land, van heinde en verre
de overpriesters byeen vergaeren.
de overpriesters samenbrengen.
Kaifas:
Heer, ic Kaifas, myn eygenste lief,
Heer, ik, Kaifas, ik houd van mijzelf,
heer, ic en doen u geen ongerief,
heer, ik doe niets tot uw nadeel
ic wilt al segghen op een haor,
ik zal het op een haar na precies zeggen
wen coninghlycke majesteyt
als u, koninklijke hoogheid
het geenderley wyse niet euvel en duydt.
het mij op geen enkele manier kwalijk neemt.
Herodes:
Spreeckt heer, doet ongestraft gewagh
Spreek, heer, zeg het ongestraft
schoonet my grootlyc mishaegen mach
hoewel het mij zeer onwelkom is
ic en hout u niet ten quade
dan neem ik het u niet kwalijk
mids ic my gheern van u liet raeden,
omdat ik mij toch graag door u raad laat geven
wesweghen toch ic om u sont.
daarom liet ik u toch halen
So seght my aen wat ghy bevont
dus zeg mij wat u ervan weet,
De schriftgeleerden:
Ghenadighe coningh, tleyt claor veurder hant,
Genadige koning, het is overduidelijk
in de stadt Betlem int joetse lant,
in de stad Bethlehem in het joodse land
so as de scriften wysenet uyt,
zoals de Schriften het vermelden
so asset veers vanden psalmmeester luyt:
zoals het vers van de psalmmeester luidt:
de soon sal boven syne vianden gaan,
de zoon zal boven zijn vijanden staan
boven allen so teughen hem op sellen staon,
boven allen die tegen hem in opstand komen,
veul vollecke hem volghen sal op aarde!
veel mensen zullen hem volgen op aarde
sy sullen in hem geseghend worden!
en zullen zijn zegen ontvangen.
Syn naom sal hieten Immanuel!
Hij zal Immanuel heten
doet claorlyc vermelden Ezechiel:
dat zegt Ezechiël overduidelijk
want boter ende honingh sal hy eten
want hij zal boter en honing eten
ent goeje verkiesen, het quaaje vergeten
het goede verkiezen en het kwade vergeten.
Herodes:
Hoe cost ende mogt dit efter syn:
Hoe kan dat in ’s hemels naam
uyt de maegde geboren een kindekyn ?
dat de maagd een kind baart?
Kaifas:
Het saat der vroue sal der slanghe den kop vermorselen.
Het zaad van de vrouw zal de slang de kop vermorzelen.
en alt verlorene sal hy weeromme bringhen.
en alles wat verloren is gegaan zal hij weer terug brengen.
Herodes:
Een maghtich coningh sprack tot my
Een machtige koning sprak tot mij
en sonder schroom vermonde hy:
en zonder aarzeling zei hij
in Betlehem wiert van haor vernomen
dat hij vernomen had dat in Bethlehem
sy ons tot solaes een verlosser gecomen,
tot onze troost een verlosser is gekomen,
geregten heerscher en herder goet
een rechtvaardig heerser en een goede herder
welc ons algaeder regeren moet.
die over ons allemaal zal regeren.
Nu mogtic seker syn ende gewis
nu zou ik er zeker van willen zijn
oft hiermet eene waorheyt is:
of het hier de waarheid betreft
Myn ryck staet hier in groot gevaor
Mijn rijk is hier in groot gevaar
wattic u segghe dat is waor
wat ik tegen u zeg is waar!
Kaifas:
Heer, so en dorfment niet verstaen
Heer, zo mag je dat niet opvatten
als soude u ryck te gronde gaen:
als zou uw rijk te gronde gaan:
een coninck sal hy worden geagt
hij wordt geacht als koning
maor niet en heerschen mit conincklycke magt,
maar niet heersen met koninklijke macht,
verwesen sal hy syn ter doot,
hij wordt tot de dood veroordeeld,
syn eygenst volleck tot een spot.
zijn eigen volk zal hem bespotten.
Herodes:
Twaor beter sulx te veure comen
’t Is beter dat maar te voorkomen
dat jonck hem tleven wier benomen
beter dat hij jong vermoord wordt.
eert volck hem schaerde an syne syde
voordat het volk zaan zijn kant gaat staan
ent ghaf ten lest een bloedigh stryden
dat zou op ’t laatst een bloedige strijd betekenen
so altemets een coningh quam tot myn.
toevallig kwam er dus een koning bij mi.
Pilatus:
Conincklyck majesteyt, wilt nog verduldich syn
Koninklijke hoogheid, wees toch geduldig
en blyft in uwen moet getroost
en vertrouw erop
tot dat de coninghen van oost
tot de koningen uit de Oriënt
weder keeren en brenghen u konde
terugkeren en u berichten
of syt aldus hebben bevonden
dat ze dit zo hebben gezien.
Herodes:
Int joetse lant – so staet te vresen –
In het land van de Joden – is te vrezen –
mogtet te veuren ruchtbaor wesen.
zou het eerder bekend kunnen worden.
Nog gisterdaegs wiert ons gemeld
Gisteren nog werd ons gemeld
hoe een engel quam totten schaepers opt veldt
hoe er een engel kwam bij de herders op het veld
en bootschapte haor dat geboren was
en die bracht hen de boodschap
een nieucn coningh, Heer Kaifas,
dat er een nieuwe koning was geboren. Heer Kaifas,
seght waer geboren wort mit al
zeg waar geboren wordt
wient heir der joetsen dienen sal
die het leger van de Joden zal dienen.
wat segghen hier van U profeten ?
wat zeggen uw profeten hiervan?
Jonas:
Sy doene allen een parighlyc weten:
zonder uitzondering laten ze allen weten
Christus den coninck is uytvercoren
Christus de koning is uitverkoren
in Betlem sal hy worden geboren,
hij zal in Bethlehem worden geboren,
de stadt dwelc in Judea leyt.
de stad die in Judea lig.t
Soo ist van profeten ane geseyt
Zo hebben de profeten het verkondigd.
Herodes:
Algoet
Al goed
laet af en swyght alsnu
houd op en zwijg nu
ick heurde alree genogh van u;
ik hoorde van u al genoeg;
maekt u van hier.
verdwijn.
ic will te deghen
ik wil die zaak
en regts die saeke overweghen
terdege overwegen
en rigt myn sin en mynen moet
met hart en ziel denk ik eraan
op dattic vergiete het kint syn bloet;
het bloed van het kind te vergieten.
des lacht den duyvel inder hel,
nu lacht de duivel in de hel
past het hem wel, den qua ghesel ?
heeft hij daar schik in, die slechte vriend?
o mostic geraeken in sullicke noot
als ik toch in zo’n ellende terecht kom
het waor my liever ic lagh er reets doot.
dan had ik liever dat ik al dood lag.
Wat staet te doen in deusen daghen
wat is er deze dagen te doen,
te spreken? laes, ic moet vertsaeghen
te zeggen? helaas, ik zal de moed verliezen
ende versincken in sulck ellend
en in zo’n ellende zinken
al eer ick eone an myn end.
voor ik aan m’n end kom.
Hoe loonics als daor van myn hooft
hoe wreek ik het als van mijn hoofd
de coninghscrone wort gerooft?
de koningskroon wordt geroofd?
Is geen die my de hant wil reyken?
Is er niemand die een helpende hand wil bieden
oft geesten syn of myns ghelycken
of het geesten zijn of mensen zoals ik
ic had my gheerne haor verkocht
ik zou me graag aan hen uitleveren
ofc se veur immer volghen mogt
of ze voor altijd volgen
0 wee, is nyemant soot vermogt?
ach, is er dan niemand die dat kan
is geen daor so my by wilt staon?
is er niemand die mij wil helpen?
Duivel:
Wie daor, wie hier? wat schort er an?
Wie daar, wie hier, wat is er aan de hand
ic en laet van u te ghener tyt!
ik laat je nooit in de steek
seght aen, wat is u swaericheyt
zeg op, wat zijn de problemen
dat ghe u noot so fel doet claeghen?
dat je zo heftig je nood zit te klagen?
Herodes:
Van anghsten soudic vast vertsaeghen,
van angst verlies ik zeker de moed,
wyl een nieuen coninck geboren is
omdat er een nieuwe koning is geboren
over ’t lant der joetsen vercoren is:
uitverkoren in het land van de Joden:
waor heen ic armen duyvel, ach!
waar moet ik, arme duivel, heen?
Duivel:
Swyght stil, ic bin vant selfden slagh!
Zwijg, ik ben net zo!
geen duyvel en laet oyt syns gelycken,
geen duivel laat zijns gelijken in de steek,
ic hellep u oogmerck flucx bereycken,
ik help je je doel snel te bereiken
op stel ende spronck isset gedaon:
op stel en sprong is ’t voor elkaar:
den nieuen coninck sal ons niet ontgaon:
de nieuwe koning zal ons niet ontkomen
’ck bin hem so wel gesint als ghy,
ik ben hem net zo goed gezind als jij.
volgeeren schaffic raet hier by!
hier geef ik heel graag raad bij
dies maekt u op, geen uur gewagt.
dus kom op, geen uur meer gewacht.
Herodes:
Ghesel, op iet bin ‘ck noch bedacht;
Vriend, ik zit nog met één ding
so ic se alle ylinc doe deursteken,
als ik ze nou allemaal vlug dood laat steken
men mogtet op my selven wreken;
zou men zich op mij kunnen wreken
sulck quat en wort wis niet verschoont
zoiets kwaads wordt echt niet vergeven
doch mit gelycker daet beloont
maar met gelijke munt betaalt
Hoe mogtic my daor teughen keeren
Hoe voorkom ik dat?
Duivel:
Een oghenslach – en ‘ck salt u leren;
In een oogwenk zal ik het je leren
wilt ghy oock duyvel syn, so merckts, so merckts;
wil je ook duivel zijn, let op dan, let dan op:
in toren ende gramschap onvervaert
moedig met woede en haat
de ongeborenen selfs niet en spaert,
de ongeborenen zelfs niet sparend
noch wyf noch kints u niet ontferm,
geen medelijden met vrouw en kind,
sy meughen syn ryck, sy meughen syn erm
of ze nu rijk zijn of arm
ghy sult ombringhen alle knegtjes kleyn
je moet alle kleine jongens ombrengen
so tweujaorigh en daor onder syn;
die twee jaar of jonger zijn.
dan doenic laghen in myne vuyst
dan lach ik in mijn vuist
kreck of den vos een gansjen muyst.
net of de vos een gans rooft.
Dies maekt u op, geen uer gewagt;
Kom op, geen uur gewacht
ic vaor in naeme Bix Bax
ik ga in de naam van Bix Bax (oude toverspreuk)
tot mynen ghesellen roek ende rat.
naar mijn vrienden, roek en rat.
Lied 4:
Mit God so willenme ons liedeken vrolyck doen klincken:
Met God willen we ons lied vrolijk laten klinken:
deet nu Herodes dit woort vernemen,
toen Herodes deze woorden had vernomen,
gedrieën synse gegaen,
zijn ze met z’n drieën weggegaan
de star blonck veurse henen,
de ster scheen voor hen uit,
in Betlehem bleve de star stil staen.
in Bethlehem bleef de ster stilstaan.
Lied 5:
Geboren is in Bethlehem
Geboren is in Bethlehem
al in den stal
in de stal
een kind dwelcs ryk niet en eynden sal.
een kind aan wiens rijk geen einde zal komen.
Dies juight van ‘t jaer Hierusalem,
Daarom juicht dit jaar Jeruzalem,
ja, Christus de heer wy singen hem
ja, Christus de heer bezingen wij
lof syner moeder reyn
lof aan zijn reine moeder
al met haer kindekyn.
ook aan haar kindje.
Christus de heer wy prysen hem
Christus de heer hem prijzen wij
met onsen vreuchdensanck,
met ons vreugdegezang,
met onsen vreuchdensanck,
met ons vreugdegezang.
2
Het lyt van ‘t jaer in Bethlehem
In dit jaar ligt het in Bethlehem
in krebbe kleyn,
in een klein kribje,
syns rycks en sal geen eynde syn.
aan zijn rijk zal geen einde komen.
Dies juight van ‘t jaer Hierusalem,
Daarom juicht dit jaar Jeruzalem,
ja, Christus de heer wy singen hem
ja, Christus de heer bezingen wij
lof syner moeder reyn
lof aan zijn reine moeder
al met haer kindekyn.
met haar kindje.
Christus de heer wy prysen hem
Christus de heer hem prijzen wij
met onsen vreuchdensanck,
met ons vreugdegezang,
met onsen vreuchdensanck,
met ons vreugdegezang.
Kaspar:
Verlaet o heer
Verlaat o heer
ons nemmermeer !
ons nooit meer
verlight onse oghen inder noot
verlicht onze ogen in onze nood
dat wy niet en eynden in de doot,
dat we niet in de dood eindigen
geley ons, heer op regte baen
begeleid ons heer, op de juiste weg
dat wy alhier niet en dwaligh gaen
dat we hier niet verdwalen
en leert ons de gheboden dyn.
en leer ons uw geboden.
Melchior:
Welc deuser twee paden macht regte syn ?
Wat van deze twee wegen is nu de juiste?
Balthasar:
Siet, hier de star doet stille staen,
Kijk, hier staat de ster stil,
laet ons inden stal tottet kinde gaen
laten we tot het kindje in de stal gaan.
Got moet u groeten, lief maegdelyn,
God moet u groeten, lieve maagd
is hier dien wy soecken, het kindekyn?
ligt hier die wij zoeken, het kindje?
Lied 6:
Maria:
Hier leyt dien ghy soeckt, goe heren myn,
hier ligt die u zoekt, mijn goede heren,
in doecken gewonnen het kindekyn.
in doeken gewikkeld, het kindje.
Melchior:
Nu welaen!
Welnu dan
opgedaan ons geschenck ende offer
gegeven ons geschenk en offer
wieroock, mirre endet rode gout
wierook, mirre en het rode goud.
Melchior:
Psallite unigenito
Prijs de eengeborene
Christo, dei fillio
Christus, de zoon van god
psallite redemptori,
Prijs de Heer,
domino puerulo,
de verlosser, het kindje
jacenti in praesepio.
geboren in een stal.
Koningen:
Wie onser sal den eersten syn ?
Wie van ons gaat als eerste?
Kaspar:
Als oudsten sy aan U die ere;
Als oudste komt u die eer toe;
treet toe wy volleghen u gheren
treed binnen, wij volgen u graag.
Balthasar:
U coomt sy toe, gae ghy te veuren.
U komt die eer toe, gaat u eerst
Melchior:
An ere en is my niet geleghen;
ik geef niet om eer,
ic gae mit Got, niet langh gewagt
ik ga in naam van God, niet lang gewacht
en ’t kinde nieue jaer gebragt.
en het kind een geboortegroet gebracht.
Melchior:
Gegroet syt ghy o heiligh kint,
Wees gegroet, o heilig kind
gelooft sy Got dattic u vindt,
geloofd zij god, dat ik u vind.
van verre reyse comen wy
we hebben een verre reis gemaakt
u ane treffen te regter ty,
om u op het juiste ogenblik te vinden.
Ic wil u offeren ’t rode gout,
Ik wil u het rode goud schenken
ic bid my in genae behout.
Ik bid u, bewaar mij in genade.
Brenght troulyck groot het kinde teer
Breng het tere kind met trouw, groot
en hebt het oudren hooch in eer.
en geef het, ouders, veel eer.
Voorwaer, gh’en sultet niet beclaghen
Echt, daar zal u geen spijt van hebben
en neemt voor lief myn luttel gave
en neem mijn kleine gave voor lief.
Kaspar:
O edel coningh, o edel heldt,
O, edele koning, o edele held
hoe is u woningh so arrem bestelt,
waarom is uw woning zo armelijk
wie mogt u soecken in den stal,
wie zou u in de stal zoeken
is dit u conincklycke sael ?
Is dit uw koninklijke zaal?
een star heeft my tot u geleyt
een ster heeft me tot u geleid
dien lof en ere moet syn geseyt.
u, die moet ik loven en prijzen.
Veel edel coningh t’aller stond
Grote edele koning, elk uur
sallic u prysen mit mijnen mond
zal ik u met mijn mond prijzen
en roemen wyt ende breit u name;
en wijd en zijd uw naam roemen.
so wilt veel edel heldt ontvaen
alzo, edele held, wil ontvangen
de vrugt myns lands, de mirre goet
de vrucht uit mijn land, de goede mirre.
nu bidde ic dat ghy my behoet
nu vraag ik u of u mij wil beschermen
bewaert int regte Betlem my,
behoed mij in het ware Bethlehem,
in uwen naeme ic henen ty.
in uw naam vertrek ik.
Balthasar:
O coningh teer aensiet oock my,
O, liefelijke koning, zie ook op mij
daor en is geen hoghe heldt als ghy,
er is geen hogere held als u
u begere ic uyt ’s herten gront,
uit de grond van mijn hart verlang ik naar u
een star ginck veur tottic u vont;
een ster ging voorop tot ik u vond
neemt aan het offer, de wieroock goet,
neem het offer aan, de goede wierook
daormot men coninghen eren moet,
daarmee moet men koningen eren.
heer, wen ic dickmaels coma na deusen
heer, wanneer ik hierna nog dikwijls kom
wilt myns oock immer ghenadich wesen.
wil mij dan ook steeds genadig zijn.
Jozef:
Myn goede heren, vergelde Got
Mijn goede heren, dat God u zal belonen
dat ghy tot ons quaamt in onse noot
omdat u in onze nood bij ons kwam
en mit u giften hebt bedaght,
en ons uw gaven hebt geschonken
Got hebbe u in syne wagt,
Dat god over u waakt
ons kindeken van gaven ryc
ons kind, met zulke rijke gaven
sallet u lonen mildelyck
zal u er rijk voor belonen.
Lied 7
Maria:
Goe heren, van herten danck geseyt
Goede here, hartelijk dank
van gaven end offerveerdicheyt,
voor de gaven en de offerbereidheid.
spoet ende jonst moogh’t u verlenen
voorspoed en geluk mag het u geven
op uwen verd’ren wegh van henen.
op uw verdere weg van hier.
Kaspar:
Nu welaan, goe Josef myn
Nu, mijn goede Jozef
bevolen sy u het kindekyn,
het kindje is aan u toevertrouwd
geen vlyt noch sorghen niet en schoont,
spaar vlijt noch zorg
van Got de heer worde u gheloont.
God de heer zal u belonen.
Balthasar:
Nu bewaere u den almaghtigen Got
Dat de almachtige God u zal beschermen
van kommer, anghst end aller noot,
voor leed, angst en alle ellende,
u eeuwighen vader doe u bewaeren
uw eeuwige vader beschermt u.
mit Got so moetenme henen vaeren
met God moeten we vertrekken
Melchior:
Nu willenme weerom tot Herodes reysen
Nu zullen we weer naar Herodes gaan
ende plaats van het kinde ane wysen,
en de plaats van het kind bekendmaken
doch willenne hier wylen over nagt
maar laten we hier vannacht blijven
want alree heyt den avent het duyster gebragt
want de avond heeft de duisternis al gebracht
Koningen:
Ic laghe in eene nagt en sliep.
Ik lag in een nacht te slapen.
Engel:
Ghy heylghe coninghen van orient,
U, heilige koningen uit het Oosten
Got den almaghtighen my tot u sent,
God de almachtige stuurt mij naar u
dat u door myn wiert openbaer
zodat u door mij te weten komt
dat ghy vermyden mooght alsulck gevaer,
dat u dat gevaar moet vermijden
dat ghy niet en wederkeert de baen
niet terug te keren op de weg
tot coningh Herodes den tyran.
naar koning Herodes, de tiran
Want Herodes toornt heimelick sonder maeten,
Want Herodes is in zijn paleis grenzeloos boos
Got leyde u huyswaert op anderen straeten.
God leidt u naar huis langs andere wegen.
Melchior:
Een sonderlicken droom ic horen waende,
Ik dacht dat ik een wonderlijke droom meende te horen
als of een inghel my vermaende
alsof een engel mij waarschuwde
dat wy souden myden Herodes huys
om het huis van Herodes te mijden
en deur andere weghen volbrenghen de reys;
en de reis langs andere wegen af te leggen
want Herodes draegt in synen moet
want Herodes is vast van plan
hoe hy soude vergieten het kinde syn bloet.
om het bloed van het kind te vergieten
Baltahsar:
Desgelyek heb oock ic vernomen
Dat heb ik ook zo gehoord
van den inghel, in onse slaepstee gecomen,
van de engel die naar onze slaapplaats is gekomen
dat Herodes gerigt heeft synen sin ende moet
Herodes heeft zich met hart en ziel erop gericht
op dat hy vergiete het kinde syn bloet.
het bloed van het kindje te vergieten.
Herodes, is sulcx u beus begeren
Herodes wil je zoiets kwaadaardigs,
so wagten wy ons tot u weder keeren.
dan passen wij er wel voor op naar je terug te keren.
Lied 9
Koningen zingen:
Balthasar, coninck, daelt van den berrigh neder
Balthasar, koning, daalt de berg af
daer hy dat kindeken vinden dede,
omdat hij het kindje had gevonden,
ja also vinden dede, ja dede, ja dede.
ja, hij vond het dus, hij vond het.
Engel:
Josef, Josef, gotvruchtig man
Jozef, Jozef, gelovige man
merckt wattic u wil segghen aen
Let op wat ik u ga zeggen
van Gode die my tuwaert sont:
namens God die mij naar u toestuurde
Maria neemt tot u terstont
Neem dadelijk Maria mee en ook het kind
metgaoder ’t kinde hooch van naem,
dat hoog in aanzien staat
vliedt naet Egyptelant te saem
en vlucht samen naar Egypte
en weest aldaor tot op de tyt
en blijf daar tot die tijd
dat ic ’t sal hebben aen geseyt.
die ik zal aangeven.
Jozef:
O waor sullenme henen inder nagt
O, waar moeten we in de nacht naartoe
wie hadde oyt sulck ellend gedagt,
wie had er nu aan deze ellende gedacht
wy en kennen nae dit ofgeleghen
wij kennen naar dit afgelegen
Egyptenland geen straet noch weghen,
Egypteland geen enkele weg
daor ons belaghen boven dien
bovendien worden we door wilde dieren
gedierte wildt ende roverslien
en rovers belaagd
’t Is vol perycklen, oock maghtigh veer.
’t Is vol gevaar en ook heel ver.
Lied 10
Maria:
Ons sal geleyden Got den heer
God de Heer zal ons leiden
voert de synen veylighe straeten,
brengt de zijnen over veilige wegen,
salse nimmermeer verlaeten,
zal hen nooit min steek laten,
sal syn enghel mit ons senden,
zal zijn engel met ons meesturen
ons regeren sonder ende.
ons voor altijd leiden.
Hier om staet op, syt wel gemeyt
Sta daarom op en heb goede moed
en maektet eselken bereyt.
en maak het ezeltje klaar.
Jozef:
O heemstee goet, dat Got u hoet
O goed huis, dat God u behoedt
nu het eenmaal so wesen moet;
nu het eenmaal zo is;
in Godes wil sallic my gheven
ik geef mij aan de wil van God over
om nae syn eerst ghebot te leven.
om naar zijn eerste gebod te leven.
Lied 11
Maria:
Ade, ade, nu leyt ons Godes hant
Vaarwel, vaarwel, nu leidt Gods hand ons
van hier en tot het veer Egyptenlant.
van hier tot het verre land van Egypte.
Herodes:
Schoon ic met sorghen deet bedencken
Hoewel ik met zorg heb bedacht
hoe dat ic rycklic sou beschencken
hoe ik de wijzen uit het Oosten
de wysen uytet oostenlant
listig en voortvarend rijkelijk beloon
mit sluwheyt en mit rapper hant
als oock den nieuen coninck goet,
en ook de nieuwe koning,
so speur ic doch in mynen moet
heb ik toch het gevoel
dattic van haorlie ben bedroghen
dat ik door hen ben bedrogen
en sy my hebben veur geloghen.
en dat ze me hebben voorgelogen.
In anghsten leef ic gruwbaorlyck
Ik leef met gruwelijke angst
dat also dra myn coninckryck
dat dus weldra mijn koninkrijk
gering wort en heyt ofgedaan.
klein wordt en verdwijnt.
Nu ist van node ras beraen
Nu moet ik snel nadenken
hoe offic deuse saeken wend
hoe ik dit afwend
dat ic behouden magh myn regiment,
dat ik mijn heerschappij kan behouden.
ick sin het eene en voort het aer,
dan denk ik aan dit, dan aan da,t
’ck wick ende weegh hoe ic dien coninck daer
ik wik en weeg hoe ik die koning daar
mogt vatten, en gestaegh bedenck
te pakken kan krijgen en langzaam maar zeker bedenk
wat ic hem bieden sal veur een geschenck.
wat voor geschenk ik hem zal geven.
’ck wilt soetjens an ende oock mit loosheyt doen
ik wil het voorzichtig en ook slim doen
gelyck de vos besluypt een malsch kapoen,
net als een vos die een mals haantje besluipt
dan dryft hy listighlic syn spel
dan speelt hij listig zijn spelletje
en doet het vanghen alte wel;
en dan grijpt hij hem;
gelyck de kat do muys verslindt,
net zoals de kat de muis verslindt
soo willic om gaon mittet kint.
wil ik met het kind doen.
Seer plotslyc staot my nu veurt oogh
Nu zie ik ineens duidelijk
hoe of ict kinde vatten moogh:
hoe ik het kind te pakken kan krijgen
met myn krygsvolck willick gezwind
met mijn soldaten wil ik snel
om brenghen so menich cleyne kint,
menig klein kind ombrengen,
in gantse Judea brengh ic voorwaer
in heel Judea breng ik zeker
de knegtkens om ’t leven alle te gaor;
de jongentjes allemaal om het leven;
wat deert my of int gantse lant
wat kan mij het schelen of in het hele land
de moeders kryten moord ende brand,
de moeders moord en brand huilen,
soo ick myn ryck slechts cost beerven
als ik mijn rijk maar kan behouden
niet en geraecke int verderven.
en het niet slecht met mij afloopt.
Lied 11:
Maria:
Maghtighe coningh, gedenckt aan barmherticheyt,
Machtige koning, denk aan barmhartigheid,
dat ghyt eenmaal niet rouigh en syt
dat u er ooit spijt van heeft
so ghy vergiet der onschuldighen bloet,
als u het bloed van onschuldigen vergiet
bedenkt, maghtighe coninck, wat ghy doet.
bedenk, machtige koning, wat u doet.
Packt u gezwind van hier, dwazin!
Verdwijn meteen, dwazin!
wat laot ghe u mit mynen saeken in?
waar bemoei je je mee?
benomen wort my ’t regiment
het regeren wordt van mij afgenomen
sooc niet en spoede dit onheyl wend.
als ik dit onheil niet meteen afwend.
Wout ghy my dan verordineren?
wil je mij dan bevelen?
een coninck en salmen niet regeren!
een koning moet men niet willen regeren.
siet hier het conincklyc mandaat
hier is het koninklijke bevel
soo’ck opterstont uytveerdighen laet;
dat ik onmiddellijk laat uitgaan
tot alle landpaelen condighet af,
kondig het aan tot alle landsgrenzen
elk hem er nae righte op swaerste straf.
Ieder moet zich eraan houden, anders volgt de zwaarste straf
Hoofdman:
Haor conincklycke majesteyt
Zijne koninklijke majesteit
deur een gestrengh mandaat bevolen heyt
heeft door een streng bevel bevolen
dat men om brenghe alle knegtkens cleyn
dat men ombrengt alle kleine jongetjes
so twoujaerigh en daor onder syn.
die twee jaar of jonger zijn
Hier en sal niet baeten goet noch geldt,
geld en goederen zullen hier niet helpen
also heytet onsen heer coninck bestelt.
zo heeft onze koning beslist
Een yeder die het ghebot sal weerstreven
Ieder die tegen het gebod is
salt boeten mit haaf, goet ende leven.
zal boeten met zijn bezit, goederen en leven.
Judas:
O, wee o, wee het felle mandaat!
Owee, o wee, het strenge bevel
des coninghs magt over ons leven gaet,
de macht van de koning gaat over ons leven
onse kinderkens moetens worren gedoot?
moeten onze kinderen worden gedood?
ach, wat salt gheven smert, pyn ende noot!
ach, wat zal dat een verdriet, pijn en ellende geven!
Herodes:
Dit woort sy aenstonts mitter doot bekocht
Dit woord moet hij meteen met de dood bekopen
grypt hem, hy worde int prisoen gebrogt
grijp hem, hij wordt naar de gevangenis gebracht.
Hoofdman:
Ghy booswicht, wildy den coningh weerstreven,
Jij, boef, wil jij de koning tegenwerken
tsal u costen haaf goet ende leven,
dat kost je je bezit, goederen en leven,
ist niet beter de kinderkens sturven alleene,
is het niet beter dat alleen de kinderen sterven
als dat wy algaeder verdurven mit eenen?
dan dat wij nu helemaal in het verderf raken?
Herodes:
Loopt lackey, bringht my opt termyn
Ga lakei, breng straks
den also getrouen hooftman myn.
mijn trouwe hoofdman bij me.
Herodes:
Siet hier, hooftman, neemter dit sweert
Kijk eens hier, hoofdman, neem dit zwaard
ende vier dusend manschap mit haor best gheweer
en vier duizend man met hun beste wapens
ende gaot heen overt geberregt mit spoet
en trek snel de bergen over
end’ alle knegtkens cleyn ombringhen doet!
en doodt alle jongentjes!
Neemt, segghic u, geenderlei steeckpenninck an,
Ik zeg je, neem geen steekpenningen aan,
want op straffe des levens comtet u staen:
dat kost je je leven;
doodt ghy de kinderkens alle ghelyck,
dood de kinderen allemaal tegelijk,
meughense erm syn, jonc ofte ryck;
of ze nu arm, jong of rijk zijn;
soldye schenck ic u tweevoud,
ik geef je een dubbel soldij
lonen salc u mittet rode gout.
ik zal je belonen met het rode goud.
Hoofdman:
Dat conincklycke majesteyt
Wat koninklijke majesteit
te deuser uer bevolen heyt
dit uur heeft bevolen
hebbic mit vreuchden ane geheurt,
heb ik met plezier aangehoord,
oock wel vernomen weurt veur weurt:
en ook woord voor woord begrepen
Ic doent u sweren by hoochste trou,
ik zweer het u bij mijn hoogste trouw
volgaeren sulcx volbrenghen sou
dat ik heel graag zoiets wil volbrengen
want myn gantse sin ende moet
want al mijn zinnen en mijn hart
rigtig hier nae haeken doet.
verlangen hier echt naar.
Ic wilde ic hadse veur my staen.
ik wou dat ik ze voor me had.
‘ck en soude wis niet ledich staen
ik zou zeker niet werkeloos toekijken,
doch met dit sweert soudic gezwind
maar met dit zwaard zou ik bliksemsnel
ombrenghen so menigh cleyne kint!
menig klein kind ombrengen!
het hert int lyf my lagchen doet
mijn hart lacht in mijn lijf
als ic sien druypen ’t rode bloet;
als ik het rode bloed zie druipen;
dan lykentet een brulochte
dan lijkt het wel een bruiloft
daorse veul kalvers en koebeesten slogten.
waar ze veel kalveren en koeien slachten.
Wel an, mit haesten ic my bereyt
Wel aan, ik ben snel bereid
te doen dat my conincklycke majesteyt
om te gaan doen wat de koninklijke majesteit
ernstlyc gheboden hcyt. Lackey, ccomt ras,
ernstig heeft bevolen. Lakei kom snel mee,
slaot ghy mit myn er oock op los:
sla jij er met mij ook op los:
Lakei:
Ja heer, van stond aen willic houen ende steken
Ja heer, vanaf ’t begin wil ik slaan en steken
so veul ic can; ‘ck laot my niet besteken.
zoveel als ik kan; ik neem geen steekpenningen aan.
Hoofdman:
Ic sien een drom knegten ende trawant,
Ik zie een troep helpers en handlangers,
Ic meen tsy een colfjen nae haorlie hant:
ik denk dat het een kolfje naar hun hand is:
wel nu, heer coninck, hebt goeden moet,
wel, heer koning, heb goede moed
wy sellen vergieten het kinde syn bloet.
we zullen het kind zijn bloed vergieten.
Hoofdman:
Conincklyc majesteyt, nu gheeft wel agt;
Koninklijke majesteit, luister goed
een maol hondert dusend vier en veertigh en acht
in één keer 144.000 en let op
heb ic mit eyger hand omt lyf gebrogt,
die heb ik met eigen hand om het leven gebracht,
wel nu, heer coninck hebt goeden moet,
wel nu heer, koning, heb goede moed,
wy deden vergieten het kinde syn bloet
we hebben het bloed van het kind vergoten.
Soldaat:
Tagentig dusend is myn getal
Tachtig duizend is mijn aantal
die ic bragt om tleven over al,
die ik overal om het leven bracht,
den deusen deet ic ’t lesten packen
deze pakte ik het laatst
en deet hem wip! synen kop af hacken.
en hakte hem, wip! zijn kop af.
Lakei:
conincklyc majesteyt, merckt an dit wigt
Koninklijke majesteit, aan dit kind kan u zien
hoe ic desselfs mandaat hebt uyt gerigt:
hoe ik uw bevel opgevolgd heb:
twee dusend heb ic er gebragt omt leven
twee duizend heb ik er om het leven gebracht
en deusen an syns moeders borst gegrepen.
en deze aan zijn moeders borst gegrepen.
Herodes:
Hebt danck ghy knegten al drieën ghelyck,
Bedankt, knechten, alle drie,
ic wil u schencken myn halleve ryck!
ik wil jullie mijn halve rijk schenken!
Duivel:
Ghenadighe coninck, bin oock weerom gecomen
Genadige koning, ik ben ook weer gekomen
en heb myn kinders oock mit genomen,
en ik heb mijn kinderen ook meegenomen,
die hebben haorselfs dorren vermeten
die zijn zo brutaal geweest
uut minen sack de braetworst te eten;
uit mijn zak de braadworst op te eten;
eer dat ics gonne een bete brood,
voor dat ik ze een korst brood gun
eer slanic ’t neer en ’t leyt morsdood.
sla ik het liever neer en het ligt morsdood.
Hoofdman:
Coninclyc majesteit, ic bid om verschoningh:
Koninklijke majesteit, ik vraag vergiffenis:
wy en vonden niet den nieu geboren coningh,
we vonden de pas geboren nieuwe koning niet,
of wy oock sochten naer ende veur,
of we nu in alle uithoeken zochten,
van den coninck en hebben me niet geheurt;
over de koning hebben we niets gehoord;
alevel alle knegtkens cleyn
niettemin hebben we alle kleine jongens
so tweujaorigh en daor onder syn
van twee jaar en jonger
bragtenme om nae ’s heren woorden;
omgebracht volgens de woorden van onze heer
ic meene ’t is volbragt geworden.
ik denk dat we eraan voldaan hebben.
Herodes:
Daor ghy hem niet en hebt gedood
Als je hem niet hebt gedood
staet vast dat hy uytet ryck ontvlood.
is het duidelijk dat hij uit het rijk is gevlucht.
Nu is myn leven schier verloren
Nu is mijn leven bijna verloren
mids dat een nieuen Got hier is geboren!
omdat hier een nieuwe God is geboren!
selfs willic sien waorc hem can vinden,
zelf wil ik zien waar ik hem kan vinden
ay, costic hem in Bethlem in den stalle vinden!
ach, kon ik hem maar in Bethlehem in de stal vinden!
0 smart, o bittere smart
o smart, o bittere smart
hoe is my bangh omt hart.
wat ben ik bang.
Lakei:
Een appel end een mes bringht haestiglyc
breng gauw een appel en een mes
dattic myn here laefenis reick.
zodat ik mijn heer een versterking kan geven.
Lied 12:
Engel:
Herodes, Herodes, ghy snoode tyran,
Herodes, Herodes, jij kwaadaardige tiran,
wat deden d’onnoosle kindjens u an,
wat hebben de onschuldige kinderen je aangedaan,
dat ghy so deet verderven ?
dat je ze zo in het verderf hebt gestort?
wagt, nu coomt ghy de doot te sterven
wacht maar, nu zal je sterven.
Herodes:
Wat helle glans heeft my omvaen,
Wat voor lichte glans is er om mij heen
ach, ach, myn leven heyt gedaen,
ach, ach, mijn leven is voorbij,
loopt, lackey, bringht my opt termyn
ga, lakei, haal zo dadelijk
den also getrouen hooftman myn.
mijn trouwe hoofdman.
Siet aan hooftman, neemt dit present
Kijk hoofdman, neem dit geschenk
wilt u vereren al veur myn end
dat ik je nog wil geven voor mijn einde
het tydlic goet hebbic te seer geagt
ik was te veel gehecht aan de tijdelijke dingen
dies heeft den duyvel my ten val gebragt:
daarom heeft de duivel me ten val gebracht:
nu vaer ic henen in abrahams hof.
nu ga ik naar Abrahams hof
Engel:
Ghy hellegheesten wagt hem of,
Jullie, geesten van de hel, wacht op hem
en voert hem ’t uwaert, tot u nest,
en breng hem naar jullie nest,
die staeg u diener is gheweest
die steeds jullie knecht is geweest
en kleedt hem als een coninck schoon
en kleed hem aan als een mooie koning
en set hem op de hellecroon.
en zet hem de hellekroon op.
Hoofdman, lakei, soldaat:
Wat baet de hoghe troon
Wat voor nut heeft de hoge troon
wat schepter ende croon
wat de scepter en de kroon
schepter en regiment
scepter en regeren
tgaet alles ras ten end.
alles gaat snel voorbij.
Duivel:
Buckt u Joostjen, buckt u,
Buk je, Joostje, buk je,
Doet u an suere melleck versaeden
Doe je je tegoed aan zure melk
en hebtet vet in de kan gelaten.
en heb je vet in de kan laten zitten.
Herodes:
O duyvel, laet my langher leven,
O, duivel, laat mij langer leven,
een juck swart ossen sallic u gheven!
ik zal u een paar zwarte ossen geven!
Duivel:
Neen ic, neen u wilc alleen
Nee, nee, ik wil alleen jou.
Herodes:
0 duyvel, laet my langher leven,
o duivel, laat mij langer leven,
een span swart rossen sallic u gheven!
ik zal u een span zwarte rossen geven!
Duivel:
Neen ic, neen u wilc alleen
Nee, nee, ik wil alleen jou.
Herodes:
0 duyvel, laet my langher leven,
o duivel, laat mij langer leven,
myn halve coninckryck sallic u gheven!
mijn halve koninkrijk zal ik u geven!
Duivel:
Ei, wat sullemne stryen gins en weer,
Ach, wat zullen we ruziën over en weer
onser syt ghe maor alte seer!
je bent helemaal van ons!
daor comen er meerdere nogh by myn in de hellepyn,
er komen er nog meer bij mij in de pijn van de hel
ghy en sultet alleenlich niet syn!
je bent niet de enige!
Wagt, efkens sien of ghe oock swaor syt.
Wacht, eens even kijken of je ook zwaar bent.
Span ic an een paor katten
Ik span een paar katten aan
Span ic an een paor ratten
ik span een paar ratten aan
Span ic an een muysenpaar
ik span een paar muizen aan
rits, rats, mit hem ter helle vaor.
rits, rats, naar de hel met hem.
Hoofdman:
Ach, wat heeft myn heer coninck bedreven,
Ach, wat heeft mijn heer koning gedaan
dat hy de kinderkens stond nae ’t leven,
dat hij de kinderen naar het leven stond,
hadde ic het, lacie, eer bedacht,
helaas, had ik het maar eerder bedacht
ic en hadde se wis niet om gebragt,
dan had ik ze zeker niet omgebracht,
ach cost icx nogh erlanghen,
ach, kon ik nog terug,
an den hoochsten boom mogt ic wel hanghen!
dan zou ik wel aan de hoogste boom willen hangen!
ach cost icx nogh bedencken,
ach, kon ik me nog bedenken,
in de diepste see mogt ic wel sincken!
dan zou ik wil in de diepste zee willen verdrinken!
Doch wil ict op myn heer coninck wreken
maar ik wil het op mijn heer koning wreken
en met dit sweert my selven deursteken.
en met dit zwaard mezelf doodsteken.
Lied 13
Kompanij:
Wilt singhen end jubileren
Wil zingen en jubelen
Jesu den messiae,
Jezus, de Messias
die de wereldt doet regeren,
die de wereld regeert
is een soon Mariae
is een zoon van Maria
en leyt in het krebbeken
en ligt in het kribbetje
by ’t osjen end eselken.
bij de os en het ezeltje.
Suja, suja, suja, suja, kindekyn,
suja, suja, suja, suja, kindje klein,
ick ben u, ghy syt myn.
ik ben van u, u bent van mij.
Jubelt springhend, jubelt singhend
Jubelt springend, jubelt zingend
hodie, hodie, hodie
vandaag, vandaag, vandaag
is geboorn Christus sone Mariae, Mariae
vandaag is Christus geboren, de zoon van Maria, Maria
en heeft van ons of genomen alle leed, alle leed, alle wee.
en heeft van ons weggenomen al het leed, al het leed, al de pijn.
Helpt ons spoede tot u comen
Help ons dat wij gauw bij u komen
Helpt ons spoede tot u comen
Help ons dat wij gauw bij u komen
O Christe
O Christus
O Christe.
O Christus.
Engel:
Agtbaere, seer vroede, goetgunstige heeren,
Geachte, wijze, welgezinde heren,
oock deugtsaame vrouwen
ook deugdzame vrouwen
ende jonckvrouwen in alle eere,
en jongedames met alle eer,
wilt altegaer niet euvel duyden
neem ons alles bij elkaar niet kwalijk
dat wy ons spel vertoonden voor uluyden,
dat wij ons spel voor jullie opvoerden,
‘k Bid so wy quaamen veuls te cort
Ik vraag als we veel tekortschoten
tons niet en aengerekend wort,
het ons niet kwalijk te nemen,
maer alles dat wy schuldich bleven
maar alles wat we niet hebben kunnen doen
onse onkunde mach syn toegescreven.
door onze onkunde komt.
Hiermet elckeen het alderbest betracht,
iedereen heeft het allerbeste willen doen,
so wenschenme van God almagtig een goede nagt.
daarom wensen wij u in naam van de almachtige God een goede nacht.
.
Hier is ook een poging gedaan tot een begrijpelijke tekst.
De aanvankelijk bestaande speeltekst is in de loop van de tijd opnieuw getypt en gedrukt. Daarin zijn typefouten gemaakt. Die zijn dan ook weer terecht gekomen in de tekst bij de tekst hier.
Bv. gelyck de vos besluyt een malsch kapoen,
Precies zoals de vos een malse vetgemestte haan insluit
besluyt moet echter besluypt zijn.
en het kan zijn dat er in de hierboven door mij gebruikte tekst ook nog (kleine) typverschillen zitten.
In ieder geval: voor elke verbetering: mail vspedagogie@gmail.com
.
Driekoningenspel: alle artikelen
Driekoningen: alle artikelen
Kerstspelen: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: kerstspelen alle beelden
.
2998
.