.
Bij dit artikel noemde ik het woord ‘vensteruur’. Het werd, dacht ik, voor het eerst gebruikt op de Geert Grooteschool eind jaren ’70 van de vorige eeuw.
Hier volgt een stukje uit een schoolkrant van die tijd.
.
vensteruur
We leven in een tijd, waarin we twee grote stromingen in de mensheid zien optreden:
Het materialistische denken, wat in de vorige eeuw met kracht door grote denkers op aarde werd vertegenwoordigd, heeft zich vooral in de westerse wereld verbreid. Kant toonde aan, dat er grenzen waren aan het menselijke denken – we moeten ons noodgedwongen beperken tot het hier en nu. Darwin bracht de afstammingsleer: de mens als nakomeling van de aap.
Als reactie hierop zien we nu een ander verschijnsel optreden: een vlucht in hoger sferen in talloze sekten en in veelal met het Oosten verwante religieuze stromingen.
Ook de verdovende en verslavende middelen zijn in eerste instantie een hulp, je van de aarde, van dit donkere tranendal af te wenden.
In de Vrije Scholen wordt getracht om tussen deze twee klippen door te zeilen door de kinderen het beleven mee te geven burger van beide werelden te zijn:
Op aarde ligt je werk, op aarde maak je als mens een ontwikkeling door, maar je put krachten uit de verbinding met een andere wereld opdat in de aardeduisternis geestlicht kan stralen. Gebeurt dit, dan kan je als mens zelfs in de diepste duisternis leven. Dat hebben velen getoond in de verschrikkingen van oorlog en onderdrukking.
Kijken we nu concreet naar de inhoud van de vensteruren, dan zie je, dat in de eerste jaren sterk wordt uitgegaan van de door God geschapen wereld om ons heen. De liefde tot de aarde wordt in verhalen en kleine legenden in de kinderziel gewekt. Sprookjes en mythologieën geven in beeldvorm te zien hoe de mens als geestelijk zielewezen in de loop van een lange ontwikkelingstijd zich steeds meer met de aarde verbond. Eerbied voor het leven op aarde en vertrouwen in de leiding en de overwinning van goede machten spelen in alle verhalen een rol en vormen een bron van kracht in latere levenssituaties.
Na het tiende jaar, als een nieuwe verhouding tot de omringende wereld wordt gevonden, beginnen we over het leven van Christus te spreken. Op deze leeftijd worden de gelijkenissen en genezingen nog als vanzelfsprekend opgenomen. Als de kinderen ouder zijn, rijzen er vele vragen en wordt het nodig de Evangeliën ook voor de denkende mens zinvol te bespreken.
Naast verhalen uit het Nieuwe Testament wordt nog steeds geput uit de rijke sagen- en legendenstof uit vele landen. Er wordt een begin gemaakt met biografische vertellingen, waarin tastend gezocht wordt naar de lijnen van het lot, een mogelijke leiding die een mens vanuit een hogere wereld in zijn leven kan ervaren. Of het licht valt op de kracht van de eigen persoonlijkheid, die vorm geeft aan zijn leven.
In de bovenbouw* maken de verhalen veelal plaats voor gezamenlijke gesprekken over tijdsfenomenen, over de plaats van de jaarfeesten, de vele geestelijke stromingen in de mensheid. Niet alleen aan de dromende ziel, maar ook aan de denkende geest wordt nu geappelleerd.
In de huidige cultuur valt het niet gemakkelijk om de wereld van de geest in het nuchtere aardebestaan een plaats te geven. Het geweld van televisie en radio, van het jachtige, luidruchtige leven verdooft ons een beetj. Daardoor is er veel kracht, maar ook veel warme belangstelling en begeleiding nodig, om dit facet van het vrijeschoolonderwijs te kunnen blijven verzorgen.
Claartje Wijnbergh, Geert Grooteschool, april 1979
*de middelbare schoolafdeling (klassen 7 t/m 12)
.
1285
.