Categorie archief: sterrenkunde

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (3-5)

.

Sterrenkunde is ook ‘beschrijven’. Maar hoe doe je dat. Hieronder zie je hoe van Mansvelt een prachtige fenomenologische beschrijving geeft van wat er waar te nemen valt. Bepaalde verschijnselen zouden de leerlingen zelf kunnen geven als je met hen de waarnemingen kan doen om die later wellicht iets te interpreteren.
In de beschouwing van van Mansvelt zitten ook vele elementen die je nog niet met een 7e klas kan bespreken, maar voor de leerkracht kunnen ze een mooie ontwikkeling in gang zetten.
.

Jan Diek van Mansvelt, Motief nr. 229, o2-2019
.

Bewegingen van de zon en de maan
.

Zicht op hun loop, van ons uit bezien
.

Uit de ochtendschemering duikt de zon aan de oostelijke hemel rozerood op. Het nachtelijke donker is dan al naar de westelijke hemel aan het wegtrekken, waar het vervolgens vrijwel ongemerkt verdwijnt: zozeer trekt die opgaande zon onze aandacht. Bij zijn opkomst kunnen we hem met eigen ogen aankijken. Naarmate de zon zich omhoog beweegt wordt hij oranje, geel en dan al snel oogverblindend licht.

De zon

Met het oplichten van de zon lichten ook de kleuren van de wereld om ons heen op, uit het donker waarin ze in de vroege schemering en de nacht daarvoor gehuld waren. Eerst kleurt de wereld dichtbij ons. Die gekleurde wereld breidt zich vervolgens steeds verder uit, tot aan de door de zon beschenen horizon. Kijken we tegen de zon in, dan zien we de horizon donker, net als de bomen en gebouwen dichter bij ons. Het zijn de schaduwzijden van alle objecten die aan hun zonzijde belicht worden.

De zonnestralen brengen eerst de kleuren aan het licht en vervolgens brengen ze ons ook de zonnewarmte. Die warmte kan verschroeiend heet voor ons worden, net zoals het zonlicht onze ogen kan verblinden. Zo sterk is de zon dat we hem overdag alleen als lichtkracht kunnen ervaren, die vanuit het onzichtbare de stoffelijke wereld voor ons zichtbaar, en in kleuren, geuren en warmte ervaarbaar maakt. Hij maakt ons warm voor de wereld als we ons tegenover hem staande weten te houden. Daarbij moeten we ons zelf dikwijls met zonnebrillen, jaloezieën en parasols tegen zijn overmacht beschermen.

Nadat hij op het midden van de dag door zijn zuidelijke hoogtepunt heen is, neigt hij zich naar de westelijke horizon, waar hij ten slotte, eerst nog vurig rood en dan zachter violetrood, ondergaat. In de late namiddag is hij dan al milder geworden, en staat ons vervolgens toe om zijn ondergang met onze eigen ogen waar te nemen. In de daaropvolgende schemering zien we hoe de kleuren allengs verdwijnen, eerst ver van ons weg en dan steeds dichterbij. De geuren en de warmte blijven nog een tijdlang om ons heen hangen, ook als de kleuren al weg zijn. Uit het oosten nadert intussen het donker van de nacht, dat ons mee en meer omhult, terwijl we de sterren aan de hemel zien verschijnen. Die lichten op uit het donker.

Seizoenen van de zon

In de zomer ervaren we het licht en de warmte van de zon het sterkst: hij straalt vanuit zijn hoogste baan met alle kracht op ons neer. In de winter is hij milder. Dan beweegt hij zich in zijn laagste baan dichter bij de horizon. Hij is langer bezig met op en onder gaan, en voor ons langer aan te zien. Maar daartegenover staat dat de daglengte dan het kortst is en zijn verwarmende kracht het geringst.

In het voorjaar spreekt ons het steeds vroeger opgaan van de zon het makkelijkst aan. Het uitlopen van de relatief onzichtbare knoppen en zaden, het tevoorschijn komen en oplichten van de natuur: dat alles trekt dan onze aandacht.

In het najaar is het de steeds vroeger ondergaande zon die ons het makkelijkst raakt, samen met het verwelken van de bloemen en het verkleuren en afvallen van de boombladeren. Net als in de avondschemering blijft in de herfst de zonnewarmte nog lang bij ons, terwijl het licht al weg is.

In het voorjaar komt de natuur aan het licht, in de herfst trekt zij zich terug in het onzichtbare, omhuld door de warmte.

Het zal duidelijk zijn dat ik in deze beschouwing voor een Midden-Europees standpunt heb gekozen, voor wat wij in ons land kunnen beleven. Voor de tropen en poolgebieden is een heel eigen, aangepaste beschouwing op zijn plaats.

De maan

Aan de westelijke hemel kunnen we zien hoe de jonge maan in de vroege avond uit de ondergaande zon geboren wordt. Haar nageldunne sikkel wijst naar de zon die al onder is, haar beide spitse punten wijzen naar het donkere oosten, waarheen zij zich de daaropvolgende avonden steeds verder gaat bewegen: haar toekomst. Soms kun je tussen die punten, oostelijk van de maansikkel, de volle rondte van de gehele maan zien. Donkergrauw oplichtend in het strooilicht van de zon, veel belovend. Je voelt of weet immers dat die hele donkere, haast onzichtbare kant, allengs aan het licht zal komen.

Die nieuwe maansikkel staat maar kort aan de hemel, en volgt al snel de zon waaruit ze tevoorschijn kwam. Elke volgende avond beweegt zij zich verder van de ondergaande zon af, komt later op en wordt daarbij elke avond groter. Wij zien haar ook elke avond hoger aan de hemel. Via de halve maanfase in de late avond wordt zij dan, nog hoger daarboven, in al haar volheid zichtbaar: midden in de nacht. De opkomende maan heeft zich dan stap voor stap van de westelijke avondhemel naar de oostelijke hemel bewogen, waar zij als volle maan opkomt als de zon ondergaat.

Prachtig om de kleurverschillen van beide, zo groot verschijnende, hemellichamen aan de tegenoverliggende horizonten te zien. Ook de maan kleurt immers een vleugje oranjerood, een vage afspiegeling van de felrood ondergaande zon. Bij zonsopgang in het oosten kun je de volle maan in het westen zien ondergaan. Opnieuw elk in de eigen kleurschakering. De volle maan belicht de aardse wereld met een fel bleek-wit licht, een verlichting die harde contouren tevoorschijn roept. De wereld verschijnt aan ons als een zwart-wit foto. Op een nachtwandeling zie je dan je eigen schaduw met je mee wandelen.

In de zomer doorloopt de volle maan een lage baan aan de hemel, schijnt oranje-geel, en dat slechts korte tijd, zoals de zon dat ’s winters doet. Die zomer vollemaan doet romantisch aan in de warme late avonden en mistige vroege ochtenden. In de winter is de volle maan in haar hoge baan lang zichtbar in de lange nachten. Zij schijnt dan klein en fel-wit in de koude omlaag, de wereld ijzig verhelderend.

Licht vanuit de toekomst

De volle maan wordt door de middernachtzon, van midden onder de aarde, diametraal tegenover haar, beschenen. In die periode verandert zij van ‘door de avondzon belicht’ naar ‘door de ochtendzon belicht’. Dan krijgt zij haar licht niet meer uit het verleden, maar vanuit de toekomst. Een transitie die iedereen aan kan spreken.

De afnemende maan wordt vanuit het oosten door de ochtendzon belicht. Die trekt haar als het ware stap voor stap naar zich toe, al kun je evengoed zeggen dat de maan, sinds haar geboorte uit de avondzon, op weg is naar de ochtendzon.

Terwijl we de wassende maan, vanuit het westen beschenen, in de namiddag en avond zagen, zie we de afnemende maan, vanuit het oosten beschenen, nu in de late nacht en ochtend. Elke volgende dag komt ze dichter bij de ochtendzon op, als steeds dunner wordende sikkel, met de spitse punten nu naar het westen. Ten slotte gaat ze in de oostelijke ochtendzon op. Daar heeft ze haar doel bereikt. Daarheen was ze haar hele leven, een maanmaand lang, op weg: sinds haar geboorte uit de westelijke avondzon. Daarmee eindigt, voorlopig, haar maanmaand-verhaal van circa achtentwintig dagen. Dat is dus iets anders dan ons kalendermaand-verhaal van dertig à eenendertig dagen. Ongeveer drie nachten na haar opgaan in de ochtendzon, waarbij zij voor ons onzichtbaar werd, wordt zij uit de avondzon opnieuw geboren en daarmee zichtbaar voor ons. Het maanmaand-verhaal betreft haar uiterlijk zichtbare verschijningsvormen. Het héle maan-verhaal betreft haar onsterfelijke wezen, dat zich door de maanmaanden en het jaarverloop heen, steeds op heel verschillende wijzen aan ons toont.

Zon en maan

Terugkijkend op deze levensloop kun je de volle maan zien als een zintuiglijk waarneembaar ontwikkelingsproces, waarin de aanvankelijke belichting vanuit haar oorsprong, de avondzon, overgaat in de uiteindelijke belichting door haar toekomst: de ochtendzon. We zagen al dat de hoog staande volle maan door de voor ons onzichtbare middernachtzon wordt beschenen. Omgekeerd zagen we dat de nieuwe maan zich heroriënteert in het voor ons onzichtbare, achter de zichtbare zon: op weg naar een nieuwe geboorte. De transitie van de volle maan, van avondlicht naar ochtendlicht, doet zich uiterlijk zichtbaar voor. Die van de nieuwe maan, van ochtendlicht naar avondlicht, voltrekt zich onzichtbaar, meer innerlijk.

Zo gezien wordt het kleiner worden van de afnemende maansikkel anders beleefbaar dan het groter worden van de wassende maan. Het is meer dan een simpele symmetrie. De groeiende maan, van sikkel via halfvol tot vol, voelt jeugdig aan als een zich uitbreiden in de ruimte en aan macht toenemen. Na volle maan kan het afnemen enerzijds als verzwakkende veroudering beleefd worden, maar ook als een rijpende beweging van kwantiteit naar kwaliteit. Een intensivering, een ont-materialiseren, waarbij de ultieme essentie van de maan als ochtendsikkel in de opgaande zon opgaat.

Als we ons de maanontwikkeling als een bewegend beeld voor ogen stellen, kan het ontroeren dat de zon, als grote verlichter, onderaards en dus buiten ons gezichtsveld, de maan tegemoet gaat: van avondzon tot ochtendzon. Tegelijk is de maan, binnen ons gezichtsveld, altijd op weg naar de ochtendzon, die dan klaar staat om haar op te vangen. Beide bewegingen, de onzichtbare innerlijke van de zon en de uiterlijk zichtbare van de maan, bezien we hier vanuit het noorden. Het oosten is dan aan onze linkerkant, het westen aan onze rechter.

Hemelbaan

We zagen al dat de maan in het winterdonker langdurig klein en fel wit in haar hoge hemelbaan verschijnt. In de zomer verschijnt zij juist voor korte tijd groot en ietwat sluierachtig gekleurd in haar lage hemelbaan. In het voorjaar daalt de maanbaan, terwijl de baan van de zon juist stijgt. In het najaar daalt die van de zon, terwijl de maanbaan dan oprijst. Daarbij verschijnt de jonge, vanuit het westen belichte maansikkel in het voorjaar al snel vrij hoog aan de hemel. In de herfst verschijnt juist de afnemende, ‘rijpende’ maansikkel het duidelijkst aan de vroege ochtendhemel.

Waar de zon van ons uit gezien al snel heel ver van ons en oogverblindend naar hemelse hoogten opstijgt, lijkt de maan, hoog of laag, altijd bijna grijpbaar te blijven. Zeker voor het kinderlijke oog is dat zo, getuige het vanzelfsprekende pak-gebaar van hun handen als ze haar zien. Als we ons toestaan met de kinderen mee te kijken zien en beleven we het ook weer even onbevangen als vroeger.

De maan beweegt zich voor de sterren langs, die daar oneindig ver en majestueus boven verheven zijn. Sterrenkenners kunnen elke avond, nacht of vroege ochtend zien voor welk sterrenbeeld de maan zich beweegt. De maan gaat daarbij tegen de klok in, in enkele dagen door dat dierenriemteken, terwijl de zon er een maanmaand over doet. Die dierenriem toont zich ons als brede band waar voorlangs alle planeten zich bewegen: elk op zijn of haar geheel eigen wijze. De maan doet dat, van ons uit gezien, vooral in hoogte van haar hemelbaan, en haar belichting door de zon. De andere planeten variëren minder in zogenaamde schijngestalte (hun door de zon beschenen deel). Zij variëren onderling vooral in omloopsnelheid en omlooprichting: nu eens met de zon mee, dan weer er tegenin.

Onze levenslopen

Je kunt je afvragen of je vanuit deze beschouwing van de maan-bewegingen ten opzichte van de zon iets meer kunt zeggen dan alleen maar tsjonge-jonge of wel-wel. Om te beleven wat deze schouw zou kunnen zeggen, doe ik een voorzet. Of die doel treft, is aan een ieder. Voorzetten van anderen kunnen doeltreffender blijken. Vang vooral je eigen beleving op.

Ik vraag me af: zou dat schouwspel ons iets kunnen zeggen over onze levenslopen? Wat gebeurt er bijvoorbeeld als je de regelmatige zon en haar kleurrijke en verwarmende lichtwereld als beeld neemt voor ons bewuste ik? Ons ik dat overdag wakker is en ’s nachts slaapt (heel simpel gezegd), ’s Ochtends op aarde ontwakend en ’s avonds daaruit vertrekkend naar onzichtbare hemelse gebieden?

Is er iets biografisch te herkennen in de uitbottende voorjaars-groei, in zomervolheid en de samentrekkende herfstrijping?

Is er iets te herkennen in de zoveel beweeglijker maanbewegingen ten opzichte van de bewegingen van de zon? Zou de maan-beweging beeld kunnen zijn van ons onbewuste leven, dat ons de wereld gemakkelijk in zwart-wit termen voorschotelt? Om de maanbewegingen te leren kennen is veel extra inspanning vereist, in donkere, niet volbewuste tijden. De lichte wereld van de dag-zon ligt daarentegen open en bloot voor ons, maar is soms oogverblindend.

Zouden zon en maan onze zielen, door de heel verschillende ritmen en kwaliteiten waarin ze aan ons verschijnen, kunnen helpen helen? Als wij de moeite nemen ze heel goed te beschouwen, zouden zij dan hun helende kwaliteiten aan ons mededelen, met ons delen?

Ik word heel blij als ik op deze manier ineens voor me kan zien hoe zon en maan met elkaar om de aarde heen spelen, en daarbij licht, kleur, vorm en beweging als een samenhangend verschijnsel tot verschijning brengen. Het geeft me een gevoel van thuiskomen en erbij horen. Van zich verloren voelende buitenstaander ben ik tot betrokken deelnemer geworden. Ik maak dat ze zich in mij kunnen vertonen, als ik hun de ruimte en de aandacht geef om zich zo levendig zichtbaar te maken.

Daarmee is een beschouwing als deze voor mij geen eindproduct, maar een begin. Het begin van een lange weg om natuurbeelden steeds beter en wezenlijker te verstaan. ||

 .

7e klas sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

Vrijeschool in beeld7e klas

.

3090

 

VRIJESCHOOL – Ontwikkeling door oefening

.
M,n, ook in zijn pedagogische voordrachten wijst Steiner erop dat de mens niet te begrijpen valt, zonder de kosmos te begrijpen:

Onderwijsmethodiek moet opbloeien uit de levensvoorwaarden voor de opvoeding. En die onderwijsmethodiek kán opbloeien uit de levensvoorwaarden voor de opvoeding als ze ontstaat uit een levendig zich-invoelen van de leerkracht, de opvoeder in de hele kosmos.

Methodik des Lehrens muß erblühen aus den Lebensbedingungen des Erziehens. Und sie kann erblühen aus den Lebensbedingungen des Erziehens, wenn sie erwächst aus einem lebendigen Sich-Erfühlen des Lehrenden, des Erziehenden im ganzen Weltenall.
GA 308/69
Vertaald/104

Maar het is niet eenvoudig door te dringen tot dergelijke inhouden;

De mens is een openbaring van de hele kosmos

Der Mensch ist ein Ausdruck des ganzen Kosmos
GA 202/23

In ‘Wegwijzers’ staan nog veel meer gezichtspunten uit de voordrachten:

6893435100108196213 240241242246248251262264295311319.

Hoe kan je nu een toegang vinden tot de genoemde kosmische wereld?

In onderstaand artikelen worden aanwijzingen en gezichtspunten gegeven om je daarbij te helpen.
.

Oefenen in actieve verwondering
.

 

Hoe kijkt een antroposoof naar de sterren?
.

Als de dagen korter worden, zijn de sterrenbeelden steeds beter zichtbaar aan de hemel. Als je ernaar kijkt kun je je zomaar ineens heel klein voelen, onderdeel van een indrukwekkend geheel. Aan de sterrenhemel is bovendien veel wijsheid te ontlenen. Maar waar begin je en hoe weet je waar je op moet letten? “Regelmatig’ kijken en volhouden is het belangrijkst,” zegt Silvia Rigters van het Elisabeth Vreede-instituut. 

De antroposofie zit vol met kennis over de werking van de sterren en planeten op ons dagelijks leven. Denk aan de biologisch-dynamische landbouw, waar de dag om bepaalde planten te zaaien of te oogsten mede afhankelijk is van de stand van de planeten.
Maar ook op de mens heeft de stand van de sterren invloed. We kennen allemaal de horoscoop uit de krant: ‘Ben je een Ram, dan ligt er deze week een nieuwe uitdaging op je te wachten. Ben je Weegschaal? Kijk dan deze week goed uit in het verkeer!’

“Zo simpel ligt het niet”, stelt Silvia Rigters ‘ van het Elisabeth Vreede-instituut, een organisatie die zich inzet voor de verspreiding van het werk van de antroposofisch georiënteerde astronome Elisabeth Vreede. Ze geeft workshops en verdiept zich al dertig jaar in de ‘astrosofie’: een vernieuwde vorm van de traditionele astrologie, op basis van de antroposofie. “Als je als mens op aarde komt, gebeurt er ook kosmisch gezien iets. Daarvan wordt een afdruk in de mens gemaakt. Vanuit dat startpunt ga je je ontwikkelen. Als je in die ontwikkeling stapt, wordt de horoscoop gaandeweg minder waar: het is niet meer waar je mee begon, want je leert.

Iemand kan ver van zijn eigen horoscoop verder zijn ontwikkeld op het moment dat je ernaar gaat kijken.. Daarom moet je erg oppassen met interpreteren. De reguliere astrologie maakt er een soort receptenboek van: heb je dit sterrenbeeld, dan heb je dat karakter.

Daar zitten wel kernen van waarheid in, maar je kunt het niet zo generaliseren.”

Silvia legt uit dat. dit moeilijk is om in kaart te krijgen, omdat alles met alles samenwerkt in de kosmos.. Bovendien hebben mensen een vrije wil, en daardoor is de werking van de sterren minder ‘dwingend’ dan dat bijvoorbeeld bij planten het geval is.
“Alle sterren en planeten werken door elkaar heen en dat werkt op ieder mens anders, omdat ieder mens z’n eigen geschiedenis meeneemt. Daardoor kan het effect van een bepaalde planeet op de een veel groter zijn dan op de ander.”
Pas door in gesprek te gaan, kun je er volgens Silvia echt achter komen wat iemands horoscoop betekent. “Maar ook dan moet je antennes kweken voor wat belangrijk is.”

Regelmaat

Hierbij kunnen de sterren echter ook behulpzaam zijn. Als je regelmatig naar de sterrenhemel kijkt, ontwikkel je een soort innerlijke stabiliteit en alertheid.
“Als je dat een periode doet, in de herfst of de winter, zijn er vaak periodes met regen en bewolking waarin je helemaal niets ziet. Dan kan het lastig zijn om vol te houden en raak je snel de draad kwijt,” weet Silvia. “In mijn workshops ‘Sterrendans’ probeer ik mensen toch een bewustzijn te laten krijgen van waar de planeten staan, ook als het donker of bewolkt is. Zodat je weet en voelt: “Oh ja, Mercurius en Mars staan vandaag bij elkaar. Weten waar de zon staat en al die planeten, en dat het beweegt en onderdeel is van onszelf, ook dat is onderdeel van ons dagelijks leven. Daar kun je heel veel mee doen en aan beleven, maar dat bewustzijn moet langzaam groeien.”

De regelmaat vasthouden en het überthaupt volhouden om telkens naar de sterrenhemel te kijken is het belangrijkst. Als je het een keer vergeet, is dat niet erg:- het is een oefening, bij oefenen hoort dat je ‘fouten’ maakt. Dus dan pak je de draad daarna gewoon weer op. “Als je dan buiten komt, en voelt hoe rustig en blij je dan wordt van het kijken naar de sterrenhemel, dat is fantastisch,” zegt-Silvia. “Dat komt vanuit de sterrenhemel naar je toe, maar je hebt er eerst in geïnvesteerd. Je kunt heef simpel beginnen: ’s avonds voordat je naar bed gaat, ga je even naar buiten om te kijken. Ook al is er maar één ster te zien tussen de wolkjes door. Je hoeft niet te weten welke ster het is. Gewoon kijken en het op je laten inwerken. Niets erbij verzinnen, maar leren ervaren dat die rust van de sterrenhemel er altijd is.”

Durven loslaten

Voorkennis is dus niet nodig om vertrouwd te raken met de sterrenhemel. Al kan het helpen om te weten welke planeten of sterrenbeelden goed zichtbaar zijn in welke periode van het jaar. Silvia: “Je kunt beginnen met je op de maan te richten. Het fijne daaraan is, dat je die ook overdag kunt zien. Natuurlijk kun je een sterrenkalender, planetengids of allerlei websites raadplegen, maar op het moment dat je gaat kijken, moet je al je kennis loslaten. Als je erg geoefend bent, kun je een sterrenkijker gebruiken. Je kunt ook een programmaatje op de i-Pad erbij pakken. Maar je zult merken dat dat een heel andere ervaring is dan kijken met het blote oog. Er zit dan toch iets tussen.

Ook het leren voelen van dat verschil is van groot belang. Het gaat erom dat je vanuit die actieve verwondering kijkt. Dan kun je je op een praktische manier verbinden met de sterren: durven loslaten, maar tegelijk actief en wakker zijn voor wat er vanbinnen gebeurt.”

Astrosofie
.
Steiner: De sterrenwereld en de mens

Oefenen van de wil

‘Over de zgn. ‘Nebenübungen‘’

7e klas: sterrenkunde

.

2920

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/24)

.

slangendrager met slang

In de slangendrager zagen de oude Grieken vooral de god van de geneeskunst, Asklepios die zijn in tempels en andere heiligdommen vereerden.
Aaklepios was een zoon van de lichtgod Apollo. Toen deze op een keer de knappe prinses Coronis, de dochter van de Tessalische koning Phlegyas aan de oever van de zee zich baden, werd hij verliefd op haar. Coronis beantwoordde de liefde van de god en gaf zich geheel aan hem.
Spoedig daarna moest Apollo zijn geliefde verlaten om naar Delphi terug te keren. Hij liet bij de prinses echter zijn boodschapper achter, een witte raaf die op haar moest passen. Coronis vond niet de kracht de god die ver van haar vandaan verbleef, trouw te blijven. Ze werd verliefd op een sterfelijk mens, op Ischys, een vreemdeling. Dat bleef voor de raaf niet verborgen. In de hoop rijkelijk beloond te worden, vloog hij naar Delphi, naar zijn meester en vertelde hem over de ontrouw van zijn geliefde.
Apollo werd meteen boos op de raaf als overbrenger van het slechte bericht, omdat hij bij de vreemdeling niet diens ogen had uitgepikt. En in plaats van een beloning waarop de raaf zo gehoopt had, veranderde Apollo zijn witte veren in zwarte. Sinds die tijd hebben alle raven zwarte veren en ze staan bekend als onheilsboden. 
Daarna richtte de woede van de god zich tegen de ontrouwe Coronis. Hij liet de straf over aan zijn zuster Artemis die afgunstig de eer van haar broer bewaakte en ze doodde Coronis met een pijl omdat ze in gebreke was gebleven.
Het lichaam van de prinses lag op een brandstapel en de vlammen laaiden al omhoog toen Apollo aan het kind dacht dat zij van hem ontvangen had en in haar schoot droeg. Hij haastte zich daarheen en trok het uit de vlammen waarin het geboren was. Dat zou in Epidauros zijn gebeurd, waar later het beroemde heiligdom van Asklepios gebouwd werd.
Apollo bracht het kind dat hij Asklepios noemde, naar Chiron, de wijze kentaur die in het bosgebergte van Pelikon huisde,  (→ sterrenbeeld Kentaur) zodat deze hem zou kunnen opvoeden. Chiron voedde de godenzoon op alsof het zijn eigen kind was. Hij ontmoette in hem een leergierige leerling aan wie hij alle kennis die hij in zijn  lange leven vergaard had, kon bijbrengen. Voor alles was dat de kennis over de verschillende geneeskruiden en hoe die bij ziekten konden helpen, wat de jonge Asklepios bijzonder interesseerde. De aanleg daarvoor had hij van zijn vader Apollo en spoedig was hij zo ver dat hij van zijn leermeester niets meer kon leren en hem zelfs in de kunst van het genezen overtrof.
Door zijn genezingen werd Asklepios in Griekenland spoedig bekend en beroemd, zodat men hem als vader van de geneeskunst beschouwde. Maar hij kon niet alleen zieken genezen, maar zelfs gestorven mensen weer in het leven terughalen. Van de godin Athena had hij twee glazen bloed van de Gorgo Medusa gekregen. Met het bloed uit haar linker zijde dat in het ene glas zat, werden de doden weer tot leven gewekt en met het bloed uit haar rechter zijde dat in het andere glas zat, kon een leven onmiddellijk worden gedoofd. Onder andere zou hij koning Tyndareos, Glaukus en Hippolytos, een zoon van Theseus weer tot leven hebben gewekt.
Deze macht over leven en dood werd Asklepios tot noodlot, want de goden konden niet lijdzaam toezien hoe iemand ingreep in wat op hun terrein hoorde. Hades, de heerser van het dodenrijk, klaagde Asklepios aan bij godenvader Zeus, dat hij de zielen uit zijn rijk wilde ontvoeren. Als behoeder van de kosmische harmonie moest Zeus wel ingrijpen. Met een dodelijke bliksemstraal deed hij Asklepios als straf voor zijn vermetelheid ter aarde storten. Tegelijkertijd plaatste hij hem aan de sterrenhemel als slangendrager om Apollo te verzoenen. 
De Grieken bouwden op de plaatsen waar hij werkzaam was geweest, heiligdommen waarvan de belangrijkste Epidauros, Kos, Knidos en Pergamon werden. Elk van de heiligdommen werd tegelijkertijd een therapeuticum waar zieken werden genezen. Iedere zieke moest zich eerst reinigen, baden en zalvingen ondergaan, mocht drie dagen geen wijn drinken en moest vasten. Daarna brachten de priesters hem in slaap in een daarvoor bestemde ruimte in de tempel, de tempelslaap, een genezende slaap. Plutarchus heeft ons meegedeeld dat de god geworden Asklepios zich in deze genezingsslaap aan de zieke vertoonde. Dat gebeurde vaak in de vorm van een slang die dan in een jongeling veranderde, zoals dat in beelden later tot uitdrukking is gebracht. Ook hoorde de zieke in die slaap vaak de naam van zijn ziekte die hij aan de priesters doorgaf zodat die een therapie konden vaststellen of hij ervoer in beelden onmiddellijk het geneesmiddel dat hem weer gezond zou kunnen maken.
In de heiligdommen van Asklepios, vooral dat in Epidauros, werden slangen gehouden die als heilig beschouwd werden. Op antieke beeldwerken draagt Asklepios soms een staf die door een slang omslingerd wordt. Deze staf staat bekend als ‘esculaap’, als symbool voor het beroep van arts.
Aesculapius is de naam die de Romeinen aan Asklepios hebben gegeven die ook door hen als god van de geneeskunst werd vereerd.

.

          Zo                                                           z                                                        zw
juni 1    1°°u*                                      juli 1  1°°u*                                  aug. 1  1°°u*
       15  24°°u*                                         15 22°°u*                                        15 20°°u*
*zomertijd

Het sterrenbeeld Slangendrager met slang komtt in juni tussen oost en zuidoost op, bereikt in juli in het zuiden het hoogste punt boven de horizon -beeld boven- en daalt in augustus naar het zuidwesten af, dan om 22°°u* 

Namen van de sterren:

Ras Alhague (Arabisch) = afgeleid van ‘hoofd van de slangendrager’.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2681

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/23)

.

CENTAUR EN WOLF

Centaur komt van de Griekse naam Kentaurus, het mythologisch dubbelwezen. (→ Boogschutter). In het sterrenbeeld van de Centaur zagen de  oude Grieken een centaur die van goddelijke oorsprong was, van Chiron die ook als de heerser over de centaurs wordt gezien.
Uit de Griekse mythologie komen we te weten hoe Chiron geboren werd. 
Toen Chronos, die zijn kinderen opslokte, Zeus zocht die door zijn moeder in het geheim op het eiland Kreta het levenslicht aanschouwde en daar door haar verborgen werd gehouden (→  Kleine Beer), zocht hij in de gestalte van een paard, koortsachtig over de hele wereld. In een bos vond hij de Oceanide Philyra en vol liefde bleef hij bij haar haar. Toen de vrucht van hun verbinding ter wereld kwam, was het een wezen, voor de helft nog dier, en voor de helft al mens, een centaur. 
Alleen was deze, in tegenstelling tot alle andere, van goddelijke aard, want hij droeg de oerwijsheid van de Titanen met zich mee. Door de Grieken werd hij Cheiron genoemd (van Cheir = de hand), waarmee gewezen wordt op zijn vaardigheid die hem tot een gezochte leermeester maakte. Later heette hij Chiron.
Chiron groeide op in de ondoordringbare bossen van het Pelikongebergte [1]. Hij woonde in een ruime grot, wist alle geheimen van de aarde en de hemel, kende alle geneeskruiden en dodelijke giffen, maar ook zang en kunst en de sterren aan de hemel.
De mensen kwamen naar hem toe om raad te krijgen of om van hem te leren en zo werd Chiron de opvoeder van de meeste grote helden. 
Jason, de leider van de Argonauten, Peleus en Achilles waren zijn leerlingen.
Chiron voedde ze op tot dapperheid, wapenkunde en in de jacht, maar ook tot waardige moraliteit en ridderlijke beschaving. Maar zijn leerlingen leerden ook op de lier spelen en zingen en ze kregen een geneeskundige opleiding, want Chiron kende alle kruiden die in het Pelikongebergte groeiden, waar het zijn bekendheid aan dankte. Achilles leerde de geneeskunst bij hem zo goed, dat hij in de Trojaanse Oorlog veel wonden kon genezen en verbinden.
De later zo beroemde leerling van hem Asclepius, was de god van de
geneeskunst (→ Slangendrager).
Ook Heracles, de grote held van de Grieken, werd al heel jong onder de hoede van Chiron gesteld. Deze leerling was door het lot aangewezen om zijn leermeester groot leed te bezorgen en voor zijn dood te zorgen. Toen Heracles de slang van Lerna gedood had (→ Hydra) ging hij bij zijn vroegere leermeester Chiron in de bossen van Helicon op bezoek. Vol bewondering luisterde deze naar de grote daden van zijn leerling, hoe hij de leeuw van Nemea had overwonnen (→ Leeuw) en naar zijn laatste avontuur met de slang.
Heracles, liet hem ook de pijlen zien die hij in het bloed van de Hydra had gedoopt. Ongelukkigerwijs liet hij daarbij een pijl vallen die op de voet van Chiron viel en doorboorde.
Chiron die goed wist dat het bloed van de Hydra een ongeneselijke wond veroorzaakte, probeerde toch nog met al zijn geneeskundige kennis zichzelf te helpen, maar tevergeefs! Als de ziekte de pest vrat het gif zich door zijn lichaam en veroorzaakte ondraaglijke pijn. Zo zakte hij doodziek in elkaar, zonder te kunnen sterven, want zijn goddelijke afkomst van Chronos had hem onsterfelijk gemaakt.
Herakles was hierover zeer bedroefd. Toen hij een paar dagen later Prometheus van zijn ketenen had bevrijd (→ Adelaar) en hoorde dat deze alleen maar van zijn straf verlost zou kunnen worden, wanneer een onsterfelijk wezen bereid zou zijn in zijn plaats te sterven, dacht hij aan Chiron die zo leed. En Chiron was bereid zijn onsterfelijkheid aan Prometheus te schenken. Zeus aanvaardde dit offer en gaf de wijze centaur als eeuwig sterrenbeeld een plaats aan de hemel.

In deze legende wordt niets over de wolf en over de staf verteld waarmee Chiron de wolf in toom hield. Er lijkt geen legende van te zijn. Toch is het bekend dat de Babyloniërs op deze plaats aan de hemel een wolf of een wilde hond zagen. Later werd dit eenvoudigweg ‘het dier’ genoemd.
Een sleutel voor wat de Grieken ermee tot uitdrukking wilde brengen toen ze de wijze Chiron samen met een wolf noemden, is wellicht de staf die Ptolemaeus nadrukkelijk de naam ‘Thyrsusstaf’ gaf. Dit was een staf, met klimopbladeren omrankt, het teken van de ingewijden. Misschien wil het beeld van Chiron met de Thyrsusstaf ons zeggen: wie de dierlijke krachten in zichzelf door wijsheid leert te beheersen, krijgt ook het wapen om de wolf die van buiten komt in toom te houden en wanneer het nodig is, deze te doden.
Daar zouden we aan kunnen denken wanneer de sterrenbeelden Centaur en Wolf zien.

[1] Voor ‘Pelikon’ verschijnt bij zoeken de naam Pilion

             Zo                                                        z                                                                zw
mei    1     1°°u*                                     juni   1   23°°u*                          juli  1   21°°u*
15  24°°u*                                             15   22°°u*                                15  20°°u*
*zomertijd

Centaur en wolf zijn bij ons en verder naar het noorden alleen onder gunstige voorwaarden en dan nog maar gedeeltelijk bij de zuidelijke horizon te zien waar ze hun hoogste positie bereiken. (hierboven), In zuidelijke landen, bijv. in Griekenland, zie je al veel meer van hen. Wie ze helemaal wil zien, zoals op ons voorbeeld, moet nog verder naar het zuiden afreizen, bijv. naar Afrika. De viert sterren bij de rechterpoot van de centaur vormen het ‘Zuiderkruis’ waar voor de zeelieden uit de zuidelijke landen verheugd naar opkeken, omdat de sterren ervan zo helder oplichten.

.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2663

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/36)

.

tweelingen

.

Castor en Pollux waren tweelingbroers. Pollux heette eigenlijk Polydeukes; de Romeinen noemden hem voor het eerst Pollux. Deze naam draagt het sterrenbeeld nu nog en wij noemen hem ook zo.
De geboorte van de broers is door een wolk van geheimzinnigheid omgeven. Want Pollux ws een zoon van de vader der goden, Zeus. Daarom was hij onsterfelijk, Castor was de zoon van koning Tyndareos van Lakedemonië (Laconië). De vrouw van Tyndareos, Leda, schonk tegelijkertijd het leven aan beide zonen.
Castor en Pollux groeiden aan het hof van de koning als onafscheidelijke broers op. Beiden waren ze dapper en heldhaftig en bij alle lichaamsoefeningen waren ze zeer vaardig. Castor vooral bij het berijden en temmen van paarden, Pollux bij het worstelen. Beiden namen ze deel aan de tocht van de Argonauten, toen Jason met de vijftig beste helden van Griekenland met het schip Argo naar Kolchis voer om het Gulden Vlies naar Griekenland terug te halen. (Ram, schip Argo)
Omdat de helden wisten dat de tweelingbroers beschermd werden door Zeus, noemden men ze de dioscuren, dat betekent: de zonen van Zeus of van god.

De tweelingen verrichtten vele daden waardoor ze bekend en beroemd werden. Het ongeluk kwam naderbij toen ze verliefd werden op twee zusters, Phöbe en Ilaira. Hun vader, een priester van de god Apollo, gaf zijn dochters gaarne als vrouw aan de zonen van de koning. Maar bij de bruiloft in het paleis bleek tot ontzetting van iedereen, dat hij zijn dochters vroeger al eens beloofd had aan vrienden van de tweeling, aan Idas en Lynceus. Dus moesten de vrienden om hun bruid strijden en het onheil nam zo zijn loop.

Castor en Pollux verstopten zich in een holle boom. Lynceus, die met zijn scherpe ogen ook door boomstammen heen kon kijken, ontdekte ze echter. Zijn broer Idas wierp een speer door de stam en trof de nietsvermoedende Castor midden in zijn hart. Zonder een woord zakte hij in de armen van zijn broer in elkaar.
Toen kwam Pollux vol woede uit zijn verstopplaats te voorschijn en zocht de laffe speerwerper. Die werd door grote schrik overmand, net als zijn broer, toen ze Pollux in zijn razende woede aanschouwden en ze vluchtten weg. Maar Pollux haalde hen in en hij stak de wegvluchtende Lynceus van achter neer. Idas werd door een bliksemflits van Zeus terneergeslagen.

Vol treurnis stond Pollux bij de lichamen van de ontzielde vrienden, Zijn goddelijke toorn was over, nu zag hij slechts het gruwelijke noodlot. Met lood in zijn schoenen ging hij de weg terug. Toen hij naast zijn dode broer knielde, voelde het of hijzelf dood was. Er kwamen geen tranen en zijn gedachten waren nergens. De hemel, de aarde en zijn eigen hart, alles voelde leeg.

Pas ’s morgens, toen de duisternis van de nacht weer veranderde in licht, kwam hij weer tot zichzelf. Maar dat gaf weer opnieuw die pijn. Sterven wilde hij en het licht van de wereld verlaten om de ziel van zijn broer in de Hades te zoeken.
Toen dacht hij aan zijn vader en hij sprak: ‘Grote Zeus, machtige heerser, ze zeggen dat u mijn vader bent. Die ik moeder noemde, beloofde mij een eeuwig leven, net zo als de zalige goden in de hemel. Maar dat geldt voor mij nu niet meer. Hoe zou ik kunnen leven nu mijn broeder dood is. Wij zijn één. Wat moet ik zonder mijn broer tussen de schare goden. Ik zou wegkwijnen en ziek worden, bleek als mijn broer.
Daarom, wanneer u het kan, bevrijd Castor van de dood en schenk hem ook het eeuwig leven. Wanneer u er niet toe in staat bent, neem dan ook mijn goddelijk wezen, dat ik net als een mens, zoals hij, sterven kan en bij hem kan blijven.’
De hemelse Zeus die deze woorden van zijn geliefde zoon vernam, werd door medelijden gegrepen. Want nooit tevoren had een broer zo’n diep verdriet gevoeld voor de andere. Maar hij kon zijn zoon niet de onsterfelijkheid afnemen, maar ook niet laten sterven. En toen liet hij hem door Hermes in een droom een boodschap geven dat hij afwisselend met zijn broer een dag in de hemel en een dag in het rijk van de schaduw mocht zijn, voor eeuwig samen.
Vol geluk hoorde Pollux in zijn droom dit bericht aan en hij werd nooit meer wakker. Want nog in zijn slaap verhief zijn ziel zich op vleugels weg van zijn aardse lichaam naar de Hades toe om daar zijn broer te zoeken en hem te verkondigen wat de goden hun hadden toegestaan.
Sindsdien kunnen wij het sterrenbeeld van de Tweelingen zien, hoe het afwisselend aan de nachtelijke hemel oplicht en dan in de Hades, d.w.z. onder de horizon, in het rijk van de schaduw afdaalt. Op deze manier zijn de broers door de grote liefde van hem die de goddelijke kracht in zich droeg en afzag van zijn eigen zielenheil, voor eeuwig broederlijk verenigd.

No                                                                    o                                                                 Zo
dec.   1  24°°u                                        jan.  1  22°°u                                   febr. 1  20°°u
15 23°°u                                                15 21°°u                                            15 19°°u

De Tweelingenklimmen in de avonduren in december in het oosten omhoog. Ze staan in januari in het zuidoosten en in februari in het zuiden waar je ze dichtbij het zenit moet zoeken.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2654

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/22)

.

de zwaan

.

Met deze hemelse zwaan die in heldere zomernachten een van de mooiste sterrenbeelden is, hebben de oude Grieken verschillende legenden verbonden.
In een ervan is het de vader van de goden, Zeus zelf, die de gedaante van de zwaan aannam en tot het einde van de wereld vloog om zich daar met Nemesis, dochter van de godin van de Nacht, te verbinden.
Want Zeus was boos geworden op het hoogmoedige geslacht van de Griekse Helden en hij had besloten ze door een grote strijd te vernietigen. Aanleiding tot deze strijd zou een beeldschone vrouw moeten zijn en Zeus wilde haar zelf in het leven roepen. Daarbij zou alleen Nemesis hem kunnen helpen, de godin van de wraak, die in de donkere diepte van Okeanos bij haar moeder, de godin van de Nacht, woonde.
Daarheen begaf de almachtige Zeus zich, aan wie de zee, de aarde en de hemel toebehoren. Alleen hij mocht het gebied van de Nacht en haar dochter betreden. Zo kwam hij aan bij Nix, de godin van de Nacht en eiste Nemesis, haar dochter, voor zich op. ‘Hoed je voor mij, Nacht en denk eraan hoe ik je broers, dat Titanengebroed, met mijn bliksems gegeseld heb en in de Tartaros geworpen. Daar zie je hen die voor eeuwig vastgeklonken zijn, jammeren. Ook jij stamt uit de Chaos die ik verfoei. Wanneer mijn brandende stralen tot in jouw duisternis doordringen, is dat om jou. Ik zou je aan de hemel vast willen klinken waar die het helderst is, zodat je door het licht verteerd wordt. Geef me je dochter, geef me Nemesis uit je duistere onderkomen! Anders moet ik je paleis in stukken breken. Wanneer je dochter echter aan mijn wil gehoorzaamt, dan beloof ik haar een gouden zetel in de kring van de goden. Want wie eens aan mijn zijde gerust heeft, wordt de hoogste eer deelachtig.’
Bevend zweeg de Nacht, hoewel ze heel boos was en haat voelde. Rillingen van afschuw trokken door haar heen, toen ze aan het lot van haar broeders dacht. De onschuldige Nemesis had de twist over haar gehoord en ze sprong van haar troon op en haastig vluchtte ze onder de dekmantel van de nacht. Om te maken dat niemand haar zou herkennen, had ze zich door zwarte toverkunst in een wilde gans met grauwe veren veranderd. Zo vloog ze gehaast door de luchten tot aan het einde van de aarde waar de stromen van de Hades ijzig in het dodenrijk stortten. Geen mens herkende haar, alleen Zeus met zijn alles doordringende ogen ontdekte de vluchtende vogel. Hij doorzag de listige misleiding, veranderde zijn sterke ledematen snel in een zwaan en spreidde zijn vleugels wijd uit. Met machtige vleugelslagen vloog hij achter de vluchtende Nemesis aan en doorkliefde in vliegende vaart de luchten, tot zij hem aan het einde van de aarde niet meer ontlopen kon. Toen liet Zeus zich op het bange wezen vallen en de verblindende zwaan werd één met haar. 

De zwaan verhief zich hoog in de lucht en riep: ‘Je gemaal, o Nemesis, was Zeus, de heerser van de hemel. Het ei dat je schoot zal verlaten, moet je bij Leda brengen, de gemalin van koning Tyndareos. Daar zullen Helena en Polydeukes als jouw kinderen uit het ei kruipen en Leda zal ze met Castor en Klytaimnestra die op hetzelfde uur als jouw kinderen geboren worden, samen opvoeden.’

Toen hij dit gezegd had, verhief de zwaan zich hoog in het nachtelijk duister en verdween., 
Alles gebeurde zoals Zeus het eerder had gezegd. Nemenis bracht het ei bij Leda, toen zij sliep. Toen verscheen ze aan de koningin in de gedaante van de oude min en ze herinnerde zich de zwaan die haar maanden eerder liefkozend had verblind. Toen Leda wakker werd, vond ze vol verbazing het grote ei naast zich. Het was juist de tijd van haar bevalling. Terwijl ze een zoon en een dochter, Castor en Klytaimnestra ter wereld bracht, brak de schaal van het zwanenei. Daarin lagen de goddelijke kinderen Polydeukes en Helena. Leda voedde alle vier de kinderen als waren die van haar, op. Castor en Polydeukes werden grote vrienden (sterrenbeeld Tweelingen) en om de knappe Helena ontbrandde de Trojaanse oorlog, zoals Zeus het gewild had.
De prachte Zwaan aan de hemel herinnert ons tot vandaag aan deze legende over Zeus.

No                                                                    o                                                          zo
juni   1    1°°u*                                       juli   1  23°°u*                            aug.   1  21°°u*
15  24°°u*                                             15  22°°u*                                    15  20°°u**zomertijd

Het sterrenbeeld Zwaan vinden we makkelijk, wanneer we de zgn. ‘zomerdriehoek’ zoeken dat in de zomermaanden door de sterren Vega (in de Lier), Altair (in de Adelaar) en Deneb (in de Zwaan) gevormd wordt. In juni vinden we de Zwaan meer in het noordoosten, in juli zoals hierboven en in aug. hoog in het oosten, bijna in het zenit, en dat aan de avondhemel om 22u, zomertijd.

De namen van de sterren betekenen:

Deneb (Arabisch) = staart, afgeleid van danab
Gienah (arabisch) = vleugel, afgeleid van ganah
Sadir (arabbisch) = borst, afgeleid van sadr

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2652

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/35)

.

stier

De stier is het sterrenbeeld dat tegen de morgen aansluiting zoekt bij de ram. Hij is eveneens het tweede sterrenbeeld van de dierenriem. Zijn helderste ster, het oog van de stier, Aldebaran, licht aan de nachtelijke sterrenhemel rood op. Dit fonkelende, lichtende hemellichaam heeft bij de aardbewoners te allen tijde een gevoel van eerbied en ingetogenheid opgeroepen. 
De oude culturen van Babylon, Egypte en Kreta zagen in de stier een goddelijk wezen, dat moed, uithoudingsvermogen en kracht belichaamde. Dat komt ook in de volgende legende tot uitdrukking.

Europa was de knappe dochter van koning Agenor van Fenicië. Op een dag zag Zeus, die al lang verliefd op haar was, hoe ze met haar vriendinnen bij het strand van de zee bloemen plukte. Toen nam hij de gedaante van een witte stier aan en sloot zich aan bij een kudde van de koning die in de buurt weidde. 
Europa zag de prachtige stier meteen, want hij overtrof alle andere in pracht en kracht. Zijn kleur was zo wit als vers gevallen sneeuw. Zijn nekspieren verraadden een grote kracht, zijn horens zagen eruit als edelstenen en zijn ogen stonden open en vriendelijk. De dochter van Agenor verbaasde zich erover hoe trots hij daar rond liep en de meisjes vol vertrouwen naderde. Hoewel hij zich tam voordeed, aarzelde ze toch hem te aaien. Maar weldra was ze toch dicht bij hem en hield hem bloemen voor, waarvoor de verliefde haar teder de handen aanraakte. Speels maakte hij danssprongen op het groene gras en ging toen met zijn sneeuwwitte lijf op het goudgele zand liggen. Toen ebde bij de jonkvrouw de angst weg. Ze mocht hem rustig op de borst kloppen en in zijn horens verse kransen vlechten. Toen durfde ze zelfs op zijn rug te gaan zitten.
Rustig ging de stier nu staan en liep langzaam naar de zee. De jonkvrouw vond het leuk dat hij haar zo het kalme water in droeg.
Maar hij ging steeds dieper en verder weg van de oever. Europa zag het angstig aan en riep haar vriendinnen om hulp, maar de stier zwom al verder het diepe water in.
Voorzichtig droeg hij zijn kostbare buit op zijn gewelfde rug door het water, zonder dat haar voeten nat werden. Met haar rechterhand greep ze een horen vast, haar linker rustte op de rug van het dier. Haar jurk fladderde in de wind en stond bol als een zeil. Bevend van angst gleed het meisje zo door het water, ver van iedere kust vandaan. 
Pas op het einde van de tweede dag bereikten ze een verafgelegen oever. Op een ondiepe plaats ging de stier aan land, liet de jonkvrouw zacht van zijn rug glijden en verdween voor haar aanblik. 
In zijn plaats verscheen er een prachte jongeling, een god gelijk en hij sprak: ‘Ik ben de heer van dit eiland dat Kreta heet. Wanneer je mij gelukkig maakt, zal ik je voor elk gevaar behoeden.’ Wat moest Europa in deze toestand doen? In haar gevoel van troosteloze eenzaamheid reikte ze hem haar hand als teken van toestemming en Zeus had zijn doel bereikt.
Maar toen verliet hij Europa en verhief zich in de hemel als stralend sterrenbeeld, naast de enkels van de voerman. Daar zien we hem nu hoe hij half zichtbaar door het water van de zee zwemt, met zijn voorpoten de golven klievend.
Europa echter, schonk het leven aan een zoon die zij Minos noemde. Als koning van Kreta werd hij de stichter van de Minoïsche cultuur, de eerste in Europa, dat de naam van zijn moeder kreeg.

Het sterrenbeeld omvat nog twee kleinere: de Plejaden en de Hyaden. De Plejaden vinden we op de rug van de stier en de Hyaden vormen zijn voorhoofd, een liggende grote Latijnse V. Deze twee sterrenbeelden kenden naar het schijnt, de mensen al in heel vroege tijden en er zijn veel legenden mee verbonden.

De Pleiaden waren zeven nimfen, dochters van de titaan Atlas en de dochter van Okeanos, Pleione, van wie ze hun naam hebben. Met hen verbonden zich goden en zo werden zij de stammoeders van het Griekse heldengeslacht. 
De mooiste van hen was Maia met wie de godenvader Zeus trouwde en Hermes, de bode van de goden verwekte. Alleen een van de zusters, Merope, vond geen godenliefde en moest met een sterveling trouwen, Sisyphos, de stichter van Korinthe. Uit schaamde verborg zij zich voor haar zusters en daarom zien we met het blote oog slechts zes sterren, hoewel men de Pleiaden van oudsher een zevengesternte noemt.

De Hyaden waren riviernimfen. Aan hen bracht Hermes de jonge Dionysos die later de dionysische mysteriën stichtte, kort na zijn geboorte. Omdat de Hyaden zijn zoon melk gaven en hem verzorgden, kregen ze van Zeus een plaats aan de sterrenhemel.

Zo                                                                    z                                                               zw      dec.    1    24°°u                                      jan    1  22°°u                            febr  1   20°°u
15   23°°u                                              15  21°°u                                    15  19°°u

In december staat de Stier aan de avondhemel hoog in het zuidoosten, in januari in het zuiden en daalt dan in februari naar het zuidwesten.

De namen van de sterren betekenen:

Aldebaran (Arabisch) = die na de Pleiaden volgt
Nath (Arabisch) = de stoot

.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2644

 

 

 

 

.

 

 

 

 

.

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/34)

 

 

RAM en driehoek
.

Deze ram redde eens het leven van een koningszoon en dat ging zo:
Phrixos was de zoon van koning Athamas van Boeotië in Griekenland. Hij en zijn zuster Helle hadden zeer te lijden onder hun stiefmoeder, want hun echte moeder, Nephele (de wolk), had zich in de hemel teruggetrokken, toen koning Athamas haar ontrouw werd en Ino, de dochter van koning Kadmos, tot vrouw nam. Toen zij met Athamas een eigen kind kregen, begon haar haat tegen de stiefkinderen die zij niet wenste en die haar doel in de weg stonden, steeds verder te groeien. Zo erg werd het dat ze ze wilde laten ombrengen.
Om zelf buiten schot te blijven, bedacht ze een duivels plan. Ze praatte alle vrouwen om, het koren, voordat het ingezaaid werd, te laten verdrogen. Toen het koren niet opkwam en er een hongersnood dreigde, raadde ze de koning aan om het orakel van Delphi om raad te vragen. De boden waren echter door Ino omgekocht en kwamen met een vreselijke uitspraak terug: om de aarde te verzoenen moesten Phrixos en Helle geofferd worden.
Koning Athamas die veel van zijn eerst geboren kinderen hield, weigerde de verschrikkelijke orakelspreuk ten uitvoer te brengen. Toen begon het volk, door Ino opgehitst, zo bij hem aan te dringen, en de hongersnood scheen onafwendbaar, dat hij met diepe pijn in het hart, moest toestemmen.
Geblinddoekt werden Phrixos en Helle naar het altaar geleid waarop ze zouden moeten sterven. In hun nood dachten ze aan hun moeder Nephele. Op dat ogenblik zag Nephele, terwijl ze door het luchtruim zweefde, het grote gevaar waarin haar kinderen zich bevonden. Verbitterd door de hartenpijn stortte ze zich uit de hemel naar beneden, vergezeld door regenbuien. Gehuld in nevelsluiers kon zij de kinderen voor het altaar wegslepen en zette ze op een ram die een puur gouden vel had, die kon vliegen en met een menselijke stem spreken. Dit wonderbaarlijke dier was een geschenk van Hermes, de boodschapper van de goden en de god van de kudden. 
Nauwelijks zaten de kinderen op de ram of deze steeg op, en verhief zich vliegend boven stad en land. Helle die voorop zat, hield zich met beide handen aan de horens van de ram vast. Toen ze echter over zee vlogen, werd Helle bang. ‘Kijk eens hoe diep het grote water is!’, riep ze naar haar broer en wees met haar rechterhand naar beneden. Daarbij verloor ze haar evenwicht, kon zich met haar zwakke linkerhand niet meer vasthouden en stortte in zee.
Phrixos die helpend zijn handen naar haar uitstrekte, viel bijna met haar naar beneden. Toen begon de ram echter met zijn mensenstem te spreken en sprak hem moed in. Huilend betreurde Phrixos het treurige lot van zijn zuster, maar hij wist toen nog niet dat zij voor het huwelijk aan de zeegod was beloofd. De Grieken vermoedden daar wel iets van, want ze noemden een deel van de zee waarin Helle terecht was gekomen, als een herinnering aan haar, de ‘Hellespont’. Zo heet het daar nog altijd.
De ram vloog met Phrixos verder, de morgen tegemoet, over de hele Zwarte Zee tot aan Kolchis bij de Kaukasus, bij de monding van de rivier de Phasis. Daar heerste koning Aietes, een zoon van de zonnegod Helios. Van hem werd verteld dat hij in een gouden kamer de stralen van de zon bewaarde. De ram met het gouden vel vloog naar deze koning. Phrixos werd door koning Aietes gastvrij opgenomen.
Als dank voor de wonderbaarlijke redding offerde Phrixos de ram aan Zeus. Maar van tevoren verliet deze zijn gouden vel en hij werd door Zeus, voor alles wat hij had gedaan, aan de hemel geplaatst. Daar zien we hem vandaag ook nog. Sommigen zeggen dat zijn sterren zo zwak oplichten, omdat hij zijn gouden vel in Kolchis achterliet. 
Dit gouden vel schonk Phrixos aan koning Aietes die het in een hoge eik hing op de heilige helling Ares, een heiligdom dat bewaakt werd door een reusachtige draak die nooit sliep. Hoe dit gouden vel dat overal in de wereld bekend was als het gulden vlies, door de Argonauten naar Griekenland teruggebracht werd, staat in het verhaal over het sterrenbeeld van het Schip Argos.

DRIEHOEK

De driehoek staat boven de ram en laat zien waar met de ram als eerste sterrenbeeld de bekende reeks van de dierenriem begint. Daarom heeft, aldus de oude Grieken, Zeus ook de beginletter van zijn naam ‘Dios’ – god – de grote Griekse delta Δ juist hier aan de hemel geplaatst om het begin van de kosmische orde aan te geven.

Het beste is om de volgorde van de reeks zo weer te geven:

Ram                                        Stier                      Tweelingen
Kreeft                                     Leeuw                   Maagd
Weegschaal                          Schorpioen           Boogschutter
Steenbok                               Waterman            Vissen

Zw                                                                   w                                                                 nw 
Jan.    1.  24°°u                                         febr.   1  22°°u                          mrt.  1  20°°u 
          15  23°°u                                                   15  21°°u                                  15  19°°u

De namen van de sterren betekenen: 

Hamal (Arabisch) = de ram
Mesarthien (Hebreeuws) = de knecht van de ram

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2633

 

 

 

 

 

.

 

 

 

.

 

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/33)

.

vissen

Deze vissen aan de hemel, door Ovidius ook ‘de paarden van Aether’ genoemd, hangen op een geheimzinnige manier samen met de Griekse scheppingsmythe over de strijd van het licht met de duisternis.
Zeus, de verheven en machtige heerser van de Olympus, besloot om zich te verbinden met de nimf Pluto en hij verwekte bij haar Tantalos.
Voor hij naar haar toeging, verstopt hij in een hoek van een grot de wapenuitrusting van Aether en zijn eigen bliksem. Dat merkte Gaia, moeder aarde, en zij gaf haar zoon Tyfoon een teken. Hij was een verschrikkelijk monster met voeten als slangen. Vanuit zijn schouders groeiden honderd drakenkoppen en elk van deze koppen kon brullen als een dier: als stieren en leeuwen, ze huilden als wolven, blaften als de hellehond en ze bliezen als wilde katten.
Op bevel van zijn moeder stal Tyfoon de godenwapenen uit de hoek van de grot. Toen hij ze meenam voelde hij meteen de kracht ervan en hij raakte in trance: hij wilde de hemel vernietigen en een eigen rijk stichten.
Daartoe greep hij de randen van de Olympus en deed het hemelgewelf beven, zodat het dreigde open te springen. De onverstoorbare sterren dreef hij uit hun baan en achtervolgde ze met heftige stoten van zijn slangachtige voeten. Met zijn lange handen greep hij de Voerman, sloeg met een zweep op de rug van de Steenbok die voor hagel zorgde en sleepte de Vissen van Aether naar zee.
Tyfoon woedde zo lang voort, tot zijn krachten afnamen. Was voor Zeus het slingeren van de bliksem en het laten rollen van de donder iets eenvoudigs, voor Tyfoon was het heel zwaar.
Kadmos, de broer van Europa, was in deze tijd op zoek naar zijn zuster die Zeus in de gedaante van een stier naar Kreta had ontvoerd (→ Stier). Toen hij zo ronddwaalde ontmoette hij Zeus en samen met hem bedacht hij een plan om Tyfoon te bedwingen en daardoor de hemel te redden.
Kadmos werd door Zeus in een herder veranderd en hij kreeg van hem een herdersfluit waaraan hij de liefelijkste klanken ontlokte. Tyfoon, de reus die blij werd van gezang, hoorde die fluitmuziek, liet de vlammende wapens van Zeus in de grot bij zijn moeder Gaia en probeerde de betoverende klanken te vinden. Toen hij Kadmos had gevonden, was hij zo verrukt dat hij wenste dat Kadmos altijd voor hem zou spelen. Hij beloofde hem in ruil alle geneugten van de hemel, want hij zag zichzelf al op de troon van de Olympus, de goden als zijn slaven. Kadmos moest zijn vriend zijn en altijd op zijn fluit spelen.
Terwijl het ondier zo op Kadmos insprak, sloop Zeus de grot in en haalde zijn eigendommen terug. Nu was hij uitgerust voor een strijd met het monster. Die vermoedde iets ergs toen de fluittonen wegstierven en Kadmos ophield met spelen. Hij haastte zich naar zijn grot terug, maar die was leeg. Te laat merkte hij dat Kadmos en Zeus hem te slim af waren geweest.
In niet voor te stellen woede begon het ondier te razen. Uit zijn muil spuugde het ver weggeslingerd, giftig slijm. Vanuit de slangenharen van de bergtoppen hoge reus regende het giftige waterstromen, zodat het water door de bergkloven kolkte en hij smeet bergen als speren naar de hemel.
Op zijn zoektocht naar zijn vijanden achtervolgde Tyfoon niet alleen de nimfen en de dryaden, maar ook de goden en godinnen die voor hem vluchtten. Zo ook de godin Dione, de oorspronkelijke gemalin van Zeus, samen met haar zoontje, de kleine Eros. Ze kwamen bij de Eufraat en zetten zich neer aan de oevers van de Palestijnse wateren om uit te rusten. Populieren en riet bedekten de oever en onder de wilgenstruiken hoopten ze een schuilplaats te vinden.
Toen ze zo verborgen zaten, ritselden de struiken plotseling door de wind. Van schrik verbleekte Dione, want ze geloofde dat de achtervolger eraan kwam. Haar kind vast tegen zich aan gedrukt, riep ze: ‘Help ons, nimfen en red mijn kind en mij uit dit gevaar!’ Zonder te aarzelen wierp ze zich in de stroom. Maar ze verdronken niet, want de nimfen hadden haar hulpkreten gehoord en een paar tweelingvissen waren bereid ze naar de andere oever te brengen.

En dat zijn nu de vissen die we in het sterrenbeeld Vissen zien, verenigd door een glanzende band. Toen Tyfoon door de bliksems van Zeus werd getroffen en in het vuur van de hemel verbrandde, was de strijd van het licht met de duisternis beslecht. De vissen werden voor hun goede daad als beloning aan de hemel geplaatst.

Het sterrenbeeld Vissen wordt in onze tijd gekenmerkt doordat het lentepunt erbinnen ligt. Dit is het punt aan de sterrenhemel waar de baan van de zon (de ecliptica) de hemelequator snijdt en de zon op 21 maart staat. Ieder jaar schuift dit punt een heel klein beetje in de richting van de Waterman, dus naar rechts. Na ongeveer 500 jaar wordt de Waterman bereikt. Het lentepunt zal daar ongeveer 1800 jaar staan, zoals dit nu zo ongeveer 2000 jaar in het sterrenbeeld van de Vissen staat.

Zo                                                                    z                                                       zw
Okt.    1   24°°u                                    nov.    1  22°°u                              dec.  1  20°°u 
          15  23°°u                                               15  21°°u                                      15 19°°u   

Het sterrenbeeld Vissen komt in augustus in het oosten op, klimt in september/oktober naar het zuidoosten en bereikt in november in het zuiden zijn hoogste positie boven de horizon (dit beeld). In de volgende maanden daalt het geleidelijk over het zuidwesten naar het westen en is in februari niet meer te zien dan wel om 21u aan de avondhemel.

De namen van de sterren betekenen:

Alrisha (Arabisch) = afgeleid van ar-risa: het touw.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2620

 

 

 

.

 

 

 

 

.

 

 

 

,

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/20)

.

PEGASUS met veulen         

De Pegasus als het paard van de dichter waarop de gevleugelde fantasie van de dichter die door de muzen gekust is, naar de hemel op kan stijgen, is algemeen bekend. Minder bekend is, hoe dat is gekomen en dat iedereen dit beeld voor de scheppende fantasiekracht aan de nachtelijk hemel kan zien.
Het gevleugelde paard Pegasus ontsproot uit het bloed van de zwangere Gorgo Medusa toen Perseus haar het hoofd afsloeg. Onmiddellijk na zijn geboorte verhief het gevleugelde paard zich, omhoog naar de onsterfelijke goden. Daar verblijft het sedertdien. Als de oppermachtige Zeus met donder en bliksem langs de hemel snelt, trekt Pegasus de donderwagen.
Toen eens de negen muzen, de zingende dochters van Zeus, op het Helicongebergte in Boeotië hun zang en snarenspel zo luid en krachtig lieten horen, zodat alles in de omgeving nieuw leven kreeg en zelfs de berg onder hun voeten kleine sprongetjes begon te maken, werd Poseidon boos op hen. 
Hij stuurde Pegasus om hen rustig te maken en aan te geven tot hoe ver ze konden gaan. Toen Pegasus dan ook met zijn hoeven op de Helicon stampte, werden de zwierige muzen weer rustig. Op de plaats echter, waar hij met zijn voet gestampt had, ontsprong de dichtersbron. Op deze plaats dansen sindsdien de muzen en uit het heldere bronwater scheppen de dichters hun zang. 
Door deze bron heeft al in de 8e eeuw voor Christus Hesiodos Pegasus het ros van de dichters genoemd, dat de dichter uit de ellende van de aarde naar de lichte hemel van Zeus draagt.
Pegasus keerde echter weer terug naar de Olympus.

Bellerophon was de zoon van de Korinthische koning Glaucus en de neef van Sisyphos en de Plejade Merope (sterrenbeeld Stier). Hij was bij koning Prötos in Tiryns, toen diens vrouw Anteia, verliefd werd op de imposante jongeling. Maar haar liefde werd niet beantwoord en toen sloeg haar liefde om in haat. Onterecht beschuldigde ze hem tegenover haar man. Maar koning Prötos wilde er echter niets mee te maken hebben en stuurde Bellerophon naar zijn schoonvader Jobates, de koning van Lycië. Op een ineengevouwen bordje dat hij meegaf, had hij aan zijn schoonvader geschreven dat de jongeling omgebracht diende te worden. 
Voordat koning Jobates deze mededeling had gelezen, was hij al zeer gesteld geraakt op de jongeman. Maar aan de andere kant kon hij ook niet geloven dat zijn schoonzoon zonder gegronde redenen zijn dood eiste. Daarom gaf hij Bellerophon een opdracht die zo gevaarlijk was dat hij het er niet levend vanaf zou brengen. 
Lycië werd in die tijd verwoest door een vuurspuwend monster. Het was de Chimaera die door de afschuwelijke Typhon bij de slang Echidna verwekt was. Vanvoor zag die eruit als een leeuw, vanachter als een draak en in het midden als een geit (chimaera, vandaar de naam). Uit de leeuwenbek spuugde hij vuur en een alles verzengende gloeiende adem.
Toen de goden zagen aan welk gevaar Bellerophon blootgesteld was, kregen ze medelijden met de onschuldige jongeling. Toen hij onderweg was naar het monster, stuurden ze het gevleugelde paard Pegasus naar hem toe. Deze had echter nog nooit een sterfelijke ruiter gedragen en liet zich door Bellerophon niet beetpakken. Moe van zijn inspanningen sliep hij bij de bron Pirene in, waar hij het paard had gevonden. In zijn droom verscheen zijn beschermerster Athena voor hem die in haar hand een gouden teugeltuig hield en sprak: ‘Neem dit toom en je zal het paard kunnen temmen!’ Hij nam het tuig aan, werd wakker en had echt een toom in zijn handen. Daarmee lukte het hem Pegasus op te tuigen, het paard te bestijgen en in bedwang te houden. 
Pegasus bracht Bellerophon tot bij de Chimaera. Vanuit de lucht viel hij het monster aan en na een zwaar gevecht gelukte het hem uiteindelijk het angstaanjagende gedrocht te doden.
Het hemelse gevleugelde paard droeg zijn ruiter van avontuur naar avontuur. Bellerophon kwam uit elk gevaar als overwinnaar tevoorschijn. Maar toen werd hij overmoedig. Hij besteeg zijn vleugelros weer en wilde met hem tot in de hemel opstijgen om daar bij de onsterfelijken te komen of zich ervan te overtuigen of er wel goden bestonden. Zo’n vermetelheid wilden ze niet toelaten en ze stuurden een paardenvlieg op hen af die Pegasus stak en daarvan werd hij razend. Hij steigerde hoog in de lucht en wierp zijn berijder af die door zijn hoogmoed ter aarde stortte. Weliswaar overleefde hij de val, maar hij was vanaf toen verlamd. Eenzaam en voor alle mensen verborgen, viel er een diepe zwaarmoedigheid over hem, tot de smart hem verteerde.
Pegasus echter keerde, verlost van alle aardse dwang, terug naar de Olympus. Als afschrikwekkend voorbeeld voor ieder die hoogmoedig is, plaatste Zeus zijn beeld op het ogenblik dat hij Bellerophon  afwierp, aan de hemel.
Over het veulen waarvan we het hoofd voor Pegasus aan de hemel zien, bestaan geen bijzondere legenden uit de Oudheid. Misschien werd het beschouwd als de Pegasus van de toekomst.

Zw                                                                    w                                                                 nw
Dec. 1   22°°u                                           jan.  1  20°°u                                febr.  1  18°°u
15   21°°u                                                  15  19°°u                                         15  17°°u

Pegasus en zijn veulen zie je in de wintermaanden bijzonder goed. Terwijl hij in de herfst op zijn rug schijnt te liggen, daalt hij in de avonduren van december in het westen en is in januari in het westen ook nog goed te zien.

De namen van de sterren betekenen:

Algenib (Arabisch) = vleugel
Enif (Arabisch) = neus
Hornam (Arabisch) = hals
Markab (Arabisch) = schouder
Matar (Arabisch) = knie
Scheat (Arabisch) = voorvoet
Sirrah (Arabisch) = navel

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

 

2611

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/19)

.

orion                                           haas

ORION

Met zijn zeven heldere sterren is Orion misschien wel het mooiste sterrenbeeld. We vinden het dichtbij Sirius, de helderste ster, die de oude Egyptenaren in verband brachten met hun godin Isis (→ Kleine en Grote Hond). En daarom lijkt het vanzelfsprekend dat ze in het huidige sterrenbeeld Orion hun grote god Osiris zagen, zoals enkele geleerden aannemen. Ook het sterrenbeeld Stroom van Eridanus die onder de linker voet van Osiris ontspringt, wordt zo begrijpelijker. Want volgens de mythologie en voorstellingen uit de middeleeuwen is dit toch de weg die de gestorven zielen moesten gaan, langs de rechter en heer van de doden, Osiris. Wanneer je naar de sterrenbeelden van dit gebied kijkt: Kleine en Grote Hond, Orion en de Stroom Eridanus, dan lijken ze voor het Egyptische bewustzijn juist ook de toegangspoort tot de hemel te zijn geweest. Het centrale sterrenbeeld was dat van Osiris-Orion.
Ook bij de oude Grieken nam dit sterrenbeeld een vooraanstaande plaats in en ze verbonden met hem vele legenden, waarvan er hier een paar volgen.
Homerus maakt in zijn ‘Odyssee’ al melding van hem en laat Odysseus van zijn tocht naar de onderwereld verhalen:

‘Na hem merkte ik de de reusachtige Orion op,
die over de asfodilweide het wild opjoeg,
dat hij zelf op afgelegen bergen gedood had,
met in zijn handen de volbronzen knots, voor altijd onbreekbaar.’

Bron– vers 570

De herkomst en de geboorte van Orion zijn in een raadselachtig beeld gehuld:
Koning Hyrieus van Boeotië had geen kinderen. Hij ging met de goden om en op een dag kreeg hij bezoek van Zeus, Poseidon en Hermes. Hij onthaalde hen feestelijk en als dank vroegen ze hem naar een wens die ze voor hem wilden vervullen. Zijn grootste wens was een zoon en dat zei hij tegen de goden. Zij vervulden zijn wens op een wonderlijke manier: zij lieten hun water in de huid van een stier bewaren en droegen Hyrieus op de huid tien maanden lang in de aarde begraven te houden. Dat deed hij en na tien maanden groeide er vanuit de aarde een sterke jongen, die Hyrieus als herinnering aan de daad van de goden, Orion noemde. Volgens deze legende werd Orion door drie goden bij Gaia, de aarde, verwekt of beter: uit de diepte van de aarde verlost; daarom is hij iemand die uit de aarde geboren is. 
Over zijn kindertijd en jeugd weten we niets. In alle legenden is hij er meteen als reus, als de grote jager met het zwaard en de ijzeren knots. Als jager trok hij onvermoeibaar door het land. 
Poseidon, de god van de zee, die voor een derde deel zijn vader was, had hem de gave geschonken door het water heen te kunnen lopen. Op deze manier bereikte hij de verschillende Griekse eilanden waar bijzondere opdrachten op hem wachtten. De dichter Aischylos heeft ons meegedeeld dat Orion ook de haven van Rhegion aangelegd heeft, die hij de haven ‘van Orion die een zwaard draagt’ noemt.
Voor de Grieken was Orion niet alleen de geweldigste jager en de sterkste mens, maar ook de mooiste. Dat leidde tot allerlei gewenste en ongewenste liefdesavonturen. Ook daarover weet Homerus te vertellen:
‘Eos, de rooskleurige godin van het morgenrood, was op de imposante jager verliefd geworden en had hem ontvoerd. De andere goden die op de Olympus woonden, zagen het niet graag dat een godin met een sterfelijk wezen huwde. Misschien waren ze ook wel jaloers. In ieder geval, ze werden boos en gaven de kuise Artemis, zittend op haar gouden troon een opdracht en zij verdreef met haar pijlen de knappe jager van Ortygia, vermoedelijk het eiland Delos.

Een andere legende verbindt Orion aan de Plejaden (sterrenbeeld Stier). Orion ontmoette het mooie meisje samen met haar moeder Pleione  en werd verliefd op haar. Maar zij wilde niets van hem weten en vluchtte vijf jaar lang voor de jager, tot Zeus ze allen aan de hemel zette. 

Een ander liefdesavontuur werd Orion noodlottig. Eens was hij samen met Artemis,, de godin van de jacht, aan het jagen op het eiland Chios. Toen hij haar naderde en opdringerig werd, liet zij uit de aarde een schorpioen verschijnen. Langzaam kruipend bereikte het aardse onderkruipsel de voetzolen van Orion en stak hem in zijn rechter voet, zodat hij ter aarde zonk. In deze houding werd hij door Zeus als een waarschuwing aan de hemel geplaatst. En zo zien wij hem vandaag nog. 

HAAS

Over dit kleine sterrenbeeld aan de voet van Orion bestaat slechts een korte legende. Die zegt dat hermes deze haas aan de hemel heeft gezet, omdat hij diens snelheid en vruchtbaarheid zo bewonderde. Dat dit ook tegelijkertijd onder de voet van Orion gebeurde, benadrukt diens rol als jager. De Haas is ook verbonden met de Grote Hond, want op een bepaalde plaats wordt gezegd dat deze op de haas joeg. 

Zo                                                                      z                                                                  zw
dec.    1  24°°u                                           jan.   1   22°°u                             febr.  1  20°°u
          15  23°°u                                                   15  21°°u                                      15  19°°u

In december vind je aan de avondhemel Orion en de Haas in het zuidoosten, in januari en februari in het zuiden tot zuidoosten.

De namen van de sterren betekenen:

Betelgeuze (Arabisch) = schouder van Orion
Nihal (Arabisch) =Navel
Rigel (Arabisch) = linker voet van de reus

Meer feiten
over de Haas

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2599

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

 

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/32)

.

WATERMAN                                    en                                             ZUIDERVIS

De Waterman wordt als een van de oudste sterrenbeelden gezien. In de allereerste overleveringen was hij een god die aan de mens water schonk. Bij de Babyloniërs was het de godin Gula die uit twee kruiken water op de aarde goot. Daaruit zijn de Eufraat en de Tigris ontstaan, de twee stromen die het Tweestromenland leven geven. Bij de Egyptenaren was het de nijlgod, de gepersonifieerde god van hun grote rivier de Nijl, uit wiens beide kruiken de Witte en de Blauwe Nijl, de twee grote bronnen van de Nijl stroomden.
De Oude Grieken brachten zelfs hun mythe van de zondvloed in samenhang met dit sterrenbeeld en zagen in de Waterman Deukalion, de Griekse Noach die het nieuwe mensengeslacht stichtte. De legende daarvan vinden we o.a. bij Ovidius in zijn eerste boek van zijn ‘Metamorfosen’.

Godvader Zeus was ter ore gekomen dat het mensengeslacht verdorven was. Dat wilde hij niet geloven en in de gedaante van een mens trok hij door de wereld om zich er zelf van te overtuigen. Hij zag moord en misdaad en hij besloot het hele mensengeslacht te vernietigen. Hij wilde het doen verdrinken door al het water van de hemel in één keer op de aarde uit te gieten. Daarom sloot hij de noordenwind en de andere op, daar die een hekel hadden aan een dicht wolkendek en stuurde hij alleen de zuidenwind die met vochtige vleugels naar de aarde zweefde. Zijn afschrikwekkend gelaat was overtrokken met duisternis, zwart als pek. Zijn baard was zwaar van de wolken, uit zijn grijze haar stroomden de waterdruppels. Mistslierten omkransten zijn voorhoofd en zijn borst was drijfnat. En toen hij met zijn hand de zwaar neerhangende wolken uitkneep, stortten de regenmassa’s uit de hemel naar de aarde. Alle rivieren en zeeën traden buiten hun oevers, bomen en huizen werden door de kolkende watermassa’s meegesleurd en de mensen verdronken.
Alleen Deukalion, de zoon van Prometheus (sterrenbeeld Adelaar) en heerser over het land rond Pythia, was door zijn vader gewaarschuwd. Voor zijn vrouw en voor hemzelf had hij een ark gebouwd. Met alleen het allernoodzakelijkste stapten ze daar bij het begin van de regenvloed op. Negen dagen en nachten dreef hun ark op het water, tot de verschrikkelijke regen ophield en zij op de top van de Parnassus weer vaste grond voelden.
Daar stapten ze van de ark af en offerden, dankbaar voor hun redding, aan de grote Zeus. Zij waren de enige mensen die de zondvloed hadden overleefd. In hun grote eenzaamheid en ellende vroegen ze het orakel van de godin Themis die hun aanraadde het gebeente van hun moeder achter zich te werpen en de aarde weer te bevolken. Daar schrokken ze voor terug, tot Deukalion een ingeving kreeg die hem zei dat ons aller moeder, moeder aarde is en het gesteente zou als haar gebeente gezien kunnen worden.
Toen werpen ze met de blik eerbiedig afgewend, harde kiezelstenen achter zich. Toen ze omkeken waren uit de stenen die Deukalion gegooid had, mannen ontstaan en uit die van Pyrrha vrouwen: een nieuw mensengeslacht was geboren.
Toen de watermassa daalde, richtte Deukalion in de kloof  waarin het laatste water verdween, een tempel op ter ere van Hera en hij bad tot haar. Tweemaal per jaar haalde hij met zijn kruik water uit de zee en goot dat als een heilige handeling in de kloof die nog in historische tijden aan vreemdelingen werd getoond. Want de Grieken bewaarden deze plaats als een heilig oord dat later Hierapolis werd genoemd dat ‘heilige stad’ betekent en het gebruik hielden ze lang in stand.
Deukalion werd voor de Grieken echter de Waterman aan de hemel die gestaag water uit zijn kruik giet dat door de Zuidervis gedronken wordt, zoals het sterrenbeeld laat zien. De Zuidervis die ook ‘Grote Vis’ wordt genoemd zou de godin Derketo zijn die uit Babylon komt zoals we van Ovidius vernemen, maar ook uit een legende die in Syrië, ook wel in Palestina verteld werd. Uit schaamte door een misstap zou zij zich in een heilige vijver hebben geworpen en veranderd zijn in een grote vis die we aan de hemel zien staan. 
Een andere overlevering zegt dat Derketo, die ook Isis wordt genoemd, in de vijver van Bambyko zou zijn gevallen en door een grote vis zou zijn gered. Als dank werd deze met twee van zijn nakomelingen als sterren aan de hemel geplaatst, hij als de Grote Vis en zij als de twee vissen uit de dierenriem (sterrenbeeld Vissen).
Er werd door de Grieken nog een andere legende met het sterrenbeeld van de Waterman verbonden en wel die van de schone jongeling Ganymed. Ganymed, een zoon van koning Tros, aan wie Troje zijn naam dankt, zou in zijn tijd de mooiste van alle aardebewoners zijn geweest. De goden kozen hem tot hun opperschenker en het was Zeus zelf die hem in de gedaante van een adelaar van de aarde naar de Olympus droeg. Daar zou hij, zoals de Grieken aannemen, als lieveling van Zeus eeuwig jeugdig de goden nectar inschenken. 
De ontroostbare vader werd door Zeus op velerlei wijze schadeloos gesteld. Het beroemdste geschenk waren twee onvolprezen onsterfelijke paarden die als de wind over water en over rechtop staand graan konden lopen. Later kwamen ze in bezit van Laomedon en werden de aanleiding voor de eerste Trojaanse oorlog. 

Zo                                                                    z                                                         zw
sept.    1    1°°u*                                    okt.   1  22°°u                              nov.  1   20°°
          15   24°°u*                                           15 21°°u                                        15  19°°

Het sterrenbeeld Waterman gaat in juli/augustus tussen het oosten en het zuidoosten op, is vanaf september helemaal te zien boven de horizon, bereikt in oktober en november de hoogste positie boven de horizon (dit beeld) en daalt dan in november/december in het zuidwesten langzaam onder de horizon, dan aan de avondhemel om 21°°, 22°° zomertijd.
Het sterrenbeeld Zuidervis is alleen in oktober aan de avondhemel te vinden om 21°° (dit beeld) en alleen onder gunstige waarnemingsomstandigheden. De heldere ster Fomalhaut kun je bij gunstige omstandigheden tevens ook in september tussen het zuidoosten en het zuiden en in november tussen het zuiden en het zuidwesten dicht bij de horizon zien.  

De namen van de sterren betekenen:

Fomalhaut (Arabisch) = afgeleid van fam al-hut al-ganubi: bek van de Zuidervis
Sadalachbia (Arabisch) = afgeleid van sad al-ahbiya: geluksgesternte van de tenten
Sadalsud (Arabisch) = afgeleid van sad as-suud: het geluksgesternte van de geluksgesternten
Scheat (Arabisch) = afgeleid van Schienbein (van de Waterman)

Meer feiten Waterman      Zuidervis

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2594

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/18)

.

noorderkroon

In heldere lente- en sterrennachten licht naast het sterrenbeeld van Boötes een krans van heldere sterren aan de hemel op, de Noorderkroon, die de godensmid Hephaistos  als kroon voor de zeegodin Amphitrite vervaardigd zou hebben. Het was een krans van gouden bladeren met schitterende edelstenen. Hoe dit smeedkunstwerk aan de hemel kwam, komen we te weten uit de legende van Theseus en Ariadne.

Theseus, een zoon van de zeegod Poseidon, had ook een fysieke vader. Toen hij opgegroeid was tot een krachtige jongeling, bracht zijn moeder hem naar een rotsblok en vertelde hem: ‘Onder dit rotsblok heeft je vader een zwaard en zijn sandalen gelegd. Wanneer je er sterk genoeg voor zou zijn, moest jij de steen opzij rollen, het zwaard pakken en met de sandalen naar hem toegaan, want hij is een grote koning.’
Theseus aarzelde niet, rolde de steen weg en vond alles zoals zijn moeder het gezegd had. Toen nam hij het zwaard, gordde het om en trok de sandalen aan die hij naar zijn vader moest brengen. Hij liet door zijn moeder de weg beschrijven, nam afscheid en ging meteen op weg.

In plaats van de makkelijkere weg over zee te nemen, liep Theseus over land waar hij menig gevaar en beproeving moest trotseren. Daarbij nam hij het steeds op voor het recht en voor de waarheid en bestreed het kwaad. Nadat hij door zijn slimheid en zijn zwaard alle vijanden had overwonnen, kwam hij aan het hof van de koning die reeds zijn heldendaden had vernomen en hem uitnodigde voor een gastmaaltijd. Daarbij gebeurde het dat Theseus zijn zwaard gebruikte om een groot stuk vlees te verdelen. Dat zag de koning en die herkende zijn eigen zwaard dat hij twintig jaar geleden onder het rotsblok had gelegd. De sandalen bevestigden het en blij maakte hij zich aan zijn zoon bekend. Het volk van Athene vierden dat de jonge prins de toekomstige koning zou zijn want er was maar één erfgenaam.

De feestvreugde werd getemperd doordat de Atheners zeven van de knapste jongelingen en zeven van de schoonste jonge vrouwen als tribuut en offer voor de verschrikkelijke Minotaurus naar koning Minos van Kreta moesten sturen. De  Minotaurus was een ondier, half mens, half stier die in een door koning Minos gebouwd labyrint huisde, een onderaards gewelf met talloze gangen waarin je zou verdwalen en dat zich voedde met mensenoffers. Toen Theseus dit verhaal hoorde, bood hij meteen aan samen met de slachtoffers naar Kreta te varen om of de Minotaurus te doden of om ook zelf te sterven.

Koning Minos stond op de kade van de haven van Kreta waar het schip van de Atheners aanlegde. Zijn blik viel op een van de schone jonge vrouwen waartoe hij zich vurig aangetrokken voelde. Toen hij op haar af wilde lopen, versperde Theseus hem de weg en beriep zich als zoon van Poseidon op zijn plicht de jonge vrouwen te beschermen. Minos lachte verachtelijk, nam zijn gouden ring van zijn vinger en wierp deze in zee. ‘Wanneer Poseidon werkelijk je vader is’, zei hij, ‘bewijs dat dan maar door mij die ring terug te brengen!’

Theseus sprong in zee en onmiddellijk kwam er een dolfijn aan, nam hem op zijn rug en bracht hem naar het paleis van de zeegod.  Daar ontvingen de zeejonkvrouwen, de Nereïden, hem en leidden hem naar hun koningin Amphitrite die de kroon van Hephaistos die zij van de godin van de liefde, Aphrodite gekregen had, als bruiloftsgeschenk op haar hoofd droeg. 
De Nereïden die erop uitgestuurd waren om de ring van Minos te zoeken, brachten deze weldra terug. Amphitrite echter nam de kroon en zette deze op de blonde lokken van de zoon van haar gemaal.

Toen Theseus met de ring én de kroon weer uit de zee oprees, stond Ariadne, de dochter van koning Minos aan de oever. In haar hart ontvlamde meteen de liefde voor de knappe jongeling die een zekere dood wachtte in het labyrint waaruit nog niemand teruggekomen was. Toen gaf ze hem een grote kluwen wol en bracht hem heimelijk naar het labyrint waar ze al een zwaard voor hem had klaargelegd. Theseus knoopte het einde vast aan de ingang en nam de kluwen mee, terwijl hij zonder angst het donker binnenging, want de edelstenen van zijn kroon verlichtten de weg voor hem waar aan het eind de Minotaurus op zijn slachtoffer wachtte. Verblind door de glans van de kroon schrok het ondier terug en Theseus kon het overmeesteren en doden. Met behulp van de draad vond hij de weg naar de uitgang terug en vluchtte met Ariadne en de Atheners, vóór de Kretenzers iets merkten. Pas op het eiland Naxos gingen ze weer aan land
Theseus huwde met de vrouw die hem redde, bij wie hij als dank de kroon op haar hoofd zette. 
Terwijl hij sliep, verscheen in zijn droom de godin Athena die hem vertelde dat Ariadne al sinds lang geleden als echtgenote was beloofd aan de god van de wijn, Dionysos, die nu zijn recht kwam opeisen. Theseus moest zijn geliefde verlaten en alleen terugkeren naar Athene. 
Met een zwaar hart gehoorzaamde Theseus de goddelijke beschikking en zeilde weg zonder afscheid te nemen. Ariadne werd wakker, door ieder verlaten en huilde bittere tranen. Maar daar naderde de god Dionysos al om haar te troosten en te vertellen dat zij hem als rechtmatige echtgenoot moest erkennen en hij slingerde haar kroon als teken van zijn goddelijkheid naar de hemel. Daar staat die nog even stralend als ooit tevoren.

No                                                                      o                                                       zo
mrt.   1  24°°u                                          apr. 1  23°°u*                            mei   1  21°°u*
15  23°°u                                                 15  22°°u*                                    15 20°°u*

Het sterrenbeeld de Noorderkroon aan de rechterkant van Boötes vinden het best wanneer we eerst het sterrenbeeld van Boötes aan de hemel zoeken. In maart staan beide sterrenbeelden dicht bij de horizon in het noordoosten, in april hoger en bijna in het oosten (dit beeld) en in mei hoog in het oosten, dan aan de avondhemel.

De namen van de sterren betekenen

Gemma (Latijn) = edelsteen

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2589

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – Sterrenkunde (1-1/17)

.

LIER
.

De boodschapper van de goden, Hermes, zou de lier uitgevonden hebben. Hij was een zoon van Zeus en de lieflijke Maja, een van de Plejaden (sterrenbeeld Stier).
Volgens een oude legende werd de godenzoon op een morgen geboren. Tegen de middag sloop hij uit zijn wieg en hij wilde heimelijk de grot verlaten waarin hij was geboren, toen hij in het gras een schildpad ontdekte. ‘Ik begroet je, gelukkig teken’, zei hij tegen haar, ‘jij bent een fijn stukje speelgoed voor mij. Ik wil je met me meenemen, want op aarde zou je maar te gronde gaan. Maar wanneer je gestorven zal zijn, zal je door mij gaan zingen.’
Hij benam haar het leven, maakte het pantser los, spande er zeven uit pezen gevlochten, samenklinkende snaren over en sloeg er met een staafje tegen. Machtig klonk, in de diepte van de welving weergalmend, door de hand van de god het nieuw gebouwde instrument, de lier.
Hij maakte er prachtige liederen bij en hij bezong wat zijn ogen zagen en ook de liefdesverhouding tussen Zeus en Maja aan wie hij zijn geboorte te danken hat.
Op de avond van dezelfde dag verstopte hij de lier in zijn wieg en vertrok naar het Pierische gebergte alwaar de kudden van de onsterfelijke goden graasden. Daar nam hij vijftig runderen van Apollo mee, ging naar huis en ging weer in zijn wieg liggen. Toen Apollo hem ter verantwoording riep, hield hij zich van de domme. Later pas schonk hij hem zijn lier als genoegdoening voor de gestolen runderen. Apollo, de god van de harmonie, was heel verheugd met dit nieuwe instrument waarvan de klank liefde, vreugde en slaap teweeg kon brengen.

Apollo gaf de lier aan zijn zoon Orpheus wiens moeder de muze van het gezang was, Calliope. Orpheus verbouwde de lier en verhoogde het aantal snaren tot negen, evenveel als het aantal muzen.

Met dit instrument en met zijn niet te evenaren stem was hij in staat de wildste dieren in het woud te temmen. Zelfs de planten en bomen luisterden naar hem en bewogen mee op zijn melodieën. 
Deze geweldige zanger en lierspeler ging ook mee met de Argonauten (→ schip Argo), waarbij hij zijn kameraden op de terugreis voor een groot gevaar behoedde. Toen hun schip langs de klippen van de Sirenen voer die de Argonauten met hun verleidelijk gezang in hun ban wilden krijgen, speelde Orpheus op zijn lier zulke hemels mooie muziek, dat ze de Sirenen konden weerstaan en opgewassen waren tegen het gevaar.
De kracht van zijn lierspel was zo groot, dat Orpheus daarmee zelfs de kracht van de dood kon overwinnen. Zijn gemalin, Eurydice, was door een slangenbeet om het leven gekomen. Toen nam Orpheus in zijn mateloze verdriet het besluit in de onderwereld af te dalen om Pluto te bewegen zijn echtgenote terug te geven. Het gelukte de moedige zanger in het rijk van Pluto binnen te dringen door Charon, de veerman naar dit rijk, met de klanken van zijn lier te betoveren. Door zijn muziek maakte hij ook de hellehond Cerberos, een ondier met drie koppen, dat de ingang van de onderwereld bewaakte, rustig. Persephone. koningin in dit rijk (→ sterrenbeeld maagd) raakte eveneens in de ban van het lierspel en gezang van Orpheus. Zij overreedde haar gemaal Pluto Eurydice weer naar de aarde te laten terugkeren. Pluto stemde ermee in, maar stelde de voorwaarde dat Orpheus zich niet mocht omkeren of Eurydice hem wel volgde, voor ze de bovenwereld zouden bereiken. Alles ging goed tot de eerste schemering van de bovenwereld in de grot viel. Toen keerde Orpheus zich naar Eurydice om, door een heftig verlangen gegrepen, maar nu moest zij voor eeuwig in het rijk van de schimmen terugkeren.
Orpheus trok daarna als goddelijke zanger door de landen; kwam in Azië en Afrika, en leerde veel kennen. Teruggekeerd bracht hij voor de mensen van zijn volk wetten, religie, dichtkunst en muziek mee. Met de edelsten sloot hij een verbond en stichtte zo de orphische mysteriën.
Na de dood van Orpheus werd zijn lier aan de hemel geplaatst.

          no                                                           o                                                       zo
juni   1  1°°u*                                           juli    1  23°°u*                       aug.    1   21°°u*
15 24°°u*                                                   15 22°°u*                                15   20°°u*
*zomertijd

Het sterrenbeeld Lier vinden we het simpelst wanneer we de zgn. ‘zomerdriehoek’ zoeken die in de zomermaanden door de sterren Altair (in de Adelaar), Deneb (in de Zwaan) en Vega (in de lier) gevormd wordt. In juni staat de Lier dieper naar het no, in juli zoals op deze kaart en in augustus vinden we haar bijna precies boven ons zenit, dan aan de avondhemel om 22u zomertijd.

De namen van de sterren betekenen:

Vega (Arabisch) = afgeleid van ‘de vallende adelaar’, zoals dit sterrenbeeld bij de Arabieren genoemd wordt.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2583

 

.

VRIJESCHOOL – Sterrenkunde (1-5-1/2)

.

Artikelen voor de bovenbouw die hier worden gepubliceerd hebben alle betrekking op de tijd dat de bovenbouw nog veel meer vrijeschoolbovenbouw kon zijn dan nu het geval is. De exameneisen hebben steeds meer inbreuk gemaakt en daardoor afbreuk gedaan aan het leerplan zoals dat jaren werd gehanteerd, steeds vanuit het gezichtspunt: leerstof is opvoedings- en ontwikkelingsstof. In hoeverre dat principe – naast de examentraining – nog leidraad kan zijn bij de inhoud van de geboden lesstof in de verschillende vrijeschoolbovenbouwen weet ik niet. 
De artikelen voor deze klassen zijn wél vanuit dit gezichtspunt geschreven.

.

C. von Gleich, nadere gegevens ontbreken, datum moet van na 1980 en vóór 1986 zijn*.
.

EEN TEKEN AAN DE HEMEL – EEN TEKEN AAN DE WAND

.
II. Toekomstperspectieven

In het vorige artikel kwamen de periodieke verschijningen van de komeet Halley ter sprake, die door de astronomen met een steeds toenemende nauwkeurigheid konden worden berekend. Een geheel nieuwe dimensie krijgt voor ons het fenomeen van deze komeet echter door de esoterische beschouwingen die wij aan Rudolf Steiner te danken hebben. In de loop van het voorjaar 1910 sprak hij in vier steden (Stuttgart, München, Palermo en Hannover) met nadruk over de geestelijke betekenis van de komeet Halley. Het is opmerkelijk dat deze voordrachten in een periode vallen waarin Rudolf Steiner ook voor het eerst een ontwikkeling kon openbaren die hij als de belangrijkste voor onze tijd kenschetste: het nieuwe schouwen van de werkingskracht van Christus in het etherische gebied. De twee in Stuttgart gehouden voordrachten, ‘Die Geheimnisse des Weltalls. Kometarisches und Lunarisches’ (5 maart) en ‘Die Wiedererscheinung des Christus im Atherischen’ (6 maart) laten ons bewust worden dat wij beide gegevens niet los van elkaar mogen zien, als wij ons met de komeet Halley bezighouden.

In het bestek van dit artikel is het niet mogelijk in te gaan op alle aspecten die door Rudolf Steiner in verband met de komeet Halley worden behandeld. Het hierna volgende is daarom niet meer dan een gedeeltelijke samenvatting van gezichtspunten uit de desbetreffende voordrachten die gepubliceerd zijn in deel 118 van de Gesamtausgabe.

Kometen verschijnen met grote tussenpozen. Iedere komeet heeft daarbij een heel bepaalde opgave. Wanneer deze vervuld is, dan versplintert de komeet. Zoals de zon, de maan en de planeten als het ware verweven zijn met ons dagelijkse, min of meer regelmatige doen en laten, veroorzaken de kometen een plotselinge versnelling of verandering in de ontwikkeling van de mensheid. De verschijning van een komeet is in zeker zin als een geboorte. Wij kunnen dit zien aan de komeet Halley en de geestelijke kracht die er achter staat. Steeds is met zijn verschijning iets verbonden geweest dat nieuw was voor de ontwikkeling van de aarde. Nu hij op het punt staat weer terug te komen, zal daarmee een nieuw tijdperk van materialisme worden ingeluid en geboren. Men kan dit nagaan aan de hand van de vorige verschijningen. In 1759 ontstonden hieruit de krachten die het materialistische tijdperk van de Verlichting hebben bewerkstelligd. Wat uit de invloed van de komeet Halley in dit opzicht is voortgevloeid, zoals bijvoorbeeld bij Paul Holbach’s Système de la nature en bij de Franse encyclopedisten, was iets dat Goethe zo tegen de borst stuitte. Toen de komeet in 1835 weer zichtbaar werd, weerspiegelde het materialisme zich opvallend in de geschriften van de filosofen Ludwig Büchner en Jacob Moleschott die in de tweede helft van de 19e eeuw in brede kring ingang hebben gevonden.

In dit jaar 1910, aldus Rudolf Steiner, beleven wij opnieuw een verschijning van de oude komeet en dat betekent een crisisjaar in bovengenoemde zin. Alles wordt in het werk gesteld om de mensen tot een nog meer vervlakte opvatting, tot een moeras van materialistische wereldbeschouwingen te brengen. De mensheid staat voor een geweldige beproeving. Zijn verschijning moet voor ons een waarschuwing zijn, dat hij voor ons een zeer kwalijke gast zal worden, als wij ons aan zijn invloed overgeven. Het zal noodzakelijk zijn, dat wij ons houden aan hogere machten uit de kosmos dan die van de komeet Halley. Laten wij beseffen, dat de tijden voorbij zijn waarin zijn verschijning in zekere zin nog vruchtbaar was voor de mensheid. Nu is dit niet meer het geval. Wij moeten ons verbinden met sterkere machten, om de gevaarlijke invloed die van de komeet Halley uitgaat tegen te gaan. Het is niet om een oud bijgeloof op te halen, maar om een diepe waarheid tot bewustzijn te brengen wanneer erop gewezen wordt, dat de komeet Halley de mensheid steeds meer tot vervlakking zal brengen en het Ik steeds verder naar het fysieke toe zal leiden.

De hier weergegeven woorden van Rudolf Steiner werden in 1910 door slechts weinigen gehoord en waarschijnlijk door nog minder mensen begrepen. Nu, na ruim 70 jaren, staat de draagwijdte van zijn indringende beschouwingen des te duidelijker voor ons historisch bewustzijn.

In het vooruitzicht van een nieuwe verschijning van de komeet Halley in 1986 moeten wij ons afvragen wat onze huidige situatie is en wat deze komeet ons zal brengen. Het behoeft geen betoog, dat de materialistische overheersing van vandaag nog veel ernstiger is dan aan het begin van de eeuw. B. C. J. Lievegoed heeft in twee voordrachten voor de zomerconferentie van de Antroposofische Vereniging en de internationale artsenvereniging uiteengezet in welke crisis wij ons bevinden: de atoomcrisis, de energiecrisis, de sociale crisis en de culturele crisis (Mededelingen, mei 1982, p. 147-156).

Aanvullend kan men stellen, dat ook de gezagscrisis, die deel uitmaakt van de genoemde aspecten, in onze maatschappij een grote rol speelt. Wie zich oriënteert in de wereldliteratuur vindt hiervoor tal van aanknopingspunten. Typerend is, dat in deze literatuur de gezagscrisis dikwijls van twee tegenovergestelde gezichtspunten uit belicht wordt. Enerzijds worden de verschrikkingen van de machtstirannie uit het naaste verleden of in de nabije toekomst beschreven (Alexander Solzjenitsyn, De Goelag Archipel; George Orwell, Nineteen eighty-four), anderzijds wordt er, ter redding van de mensheid, juist geroepen om de ‘sterke man’, de ‘supermens’.

Een heel merkwaardige plaats neemt in dit verband een verhaal van de Russische wijsgeer Waldimir Solowjov in, dat hij op het einde van zijn leven (1900) heeft geschreven. Wij willen er wat nader op ingaan, temeer daar dit verhaal juist in de afgelopen maanden door het Theater van het Woord, in een toneelbewerking van Hugo Pronk, onder de aandacht is gebracht.

Korte inhoud: Nadat Europa een langdurige overheersing door Oosterse volkeren van zich heeft afgeschud, is de 21e eeuw rijp geworden door de Verenigde Staten van Europa, waarin de materialistische denkbeelden zich weer in versterkte mate doen gelden. In die tijd leeft er een jonge, geniale man. Hij is aanvankelijk gelovig, maar gaandeweg steeds meer vervuld van een mateloze eigenliefde, zodat hij zichzelf tenslotte als opvolger van Christus beschouwt. Op een beslissend moment in zijn leven, na een ernstig ongeluk, wordt hij door een hoge macht geïnspireerd die tot hem spreekt: ‘Ontvang mijn geest! Zoals mijn geest je eens baarde in schoonheid, zo schept hij je nu in kracht!’ Nu schiet zijn roem komeetachtig omhoog; uiteindelijk wordt hij tot president voor het leven benoemd. Zijn macht lijkt onaantastbaar als hij er ook nog in slaagt de wereldvrede te bewerkstelligen, alle honger uit te bannen en zelfs wondertekenen te laten verrichten. Het einde voor hem komt pas als tijdens een concilie van de christelijke kerken de Russisch-orthodoxe bisschop Johannes de aanwezige president ontmaskert als de Antichrist.

Dit visionaire beeld van Solowjov kan pas ten volle begrepen worden vanuit de antroposofische geesteswetenschap die een veelomvattend inzicht geeft in de aspecten van het boze. Een wezenlijk, en voor onze tijd zeer actueel gezichtspunt is dit: Tegenover de aardse incarnatie van Christus staan — als negatieve spiegelbeelden — de incarnatie van Lucifer (ca. 300 v.Chr.) en de nog te verwachten incarnatie van Ahriman op aarde. Het is geen toeval, dat Rudolf Steiner in het najaar van 1919, juist als in Duitsland de eerste tekenen (o.a. nationaal-socialisme) van een nieuwe wereldramp kenbaar worden, voor het eerst over de toekomstige incarnatie van Ahriman spreekt. Wij volstaan met twee citaten die wij in vertaling weergeven:

Te midden van de ontreddering die over de aarde zal komen, moet de mensheid bewust naar de incarnatie van Ahriman toe leven. Door de voortdurende oorlogen en andere noden van de naaste toekomst zal het menselijke vernuft bijzonder vindingrijk worden op het gebied van het fysieke leven. Door deze vindingrijkheid op fysiek gebied, die niet door een bepaalde handelwijze afgewend kan worden, want zij zal met noodzakelijkheid optreden, wordt een zodanige menselijk-lichamelijke individualiteit mogelijk, dat Ahriman daarin zal kunnen incarneren. Maar deze ahrimanische macht bereidt haar incarnatie op aarde vanuit de geestelijke wereld voor. Deze incarnatie van Ahriman in een menselijke gestalte wordt zoveel mogelijk in die zin voorbereid, dat zij de mensen op aarde in de hoogste mate kan verleiden en in verzoeking kan brengen.’ (Voordracht 4-11-1919, GA 193).

‘Zo zal er in het westen een werkelijke incarnatie van Ahriman zijn, voordat er ook maar een deel van het derde millennium n.Chr. zal zijn verlopen.’ (Voordracht 1-11-1919, GA 191).

Wij moeten ons realiseren dat dit derde millennium al in het jaar 2000 begint! Uit de citaten blijkt een treffende parallel met het verhaal van Solowjov: Ahriman grijpt in als ‘weldoener’, wanneer de aarde in grote nood verkeert, ‘d.w.z. Ahriman als de nabootser van de heilsdaad van Christus. Moeten wij er dan niet ook op voorbereid zijn, dat de tekenen die de komst van Christus hebben aangekondigd, nagebootst zullen worden door Ahriman? En mogen wij ons afvragen: Is er een parallel tussen de Ster van Bethlehem en de komeet van Halley?

Rudolf Steiner heeft in zijn voordrachten nooit specifiek op het jaartal 1986 gewezen. Maar er is van hem een uitspraak die op een heel eigenaardige wijze verband legt met dit jaartal. Deze is te vinden in een op 7 maart 1914 in Stuttgart gehouden voordracht over de bijzondere samenwerking van Lucifer en Ahriman die zich iedere duizend jaar manifesteert. (Zie ook B. C. J. Lievegoed, De bouwimpuls als Michaëlische opgave. Mededelingen, nov. 1978). Hieraan willen wij afsluitend het volgende ontlenen:

‘Lucifer en Ahriman zullen zich in het bijzonder meester maken van de naam een christen te zijn. Mensen die geen spoor van echt christendom meer in zich hebben, zullen zich christenen noemen en te keer gaan tegen hen die zich willen houden aan het woord dat Christus gesproken heeft: ‘En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld’ (Matth. 28). Er zal verwarring en verwoesting heersen wanneer het jaar 2000 nadert, en dan zal ook van ons Dornachse bouwwerk (het eerste Goetheanum) niets meer overeind staan, alles zal verwoest en vernietigd zijn. Daarop zullen wij vanuit de geestelijke wereld omlaag blikken.
Maar wanneer het jaar 2086 nadert, dan zullen overal in Europa gebouwen verrijzen die spirituele doelen dienen. Zij zullen de dubbelkoepel dragen zoals ons Dornachse bouwwerk. Dat zal de gouden tijd zijn voor zulke gebouwen waarin het spirituele leven kan bloeien.’
Waar Rudolf Steiner er enerzijds op wijst dat het voor onze tijd noodzakelijk is zich vertrouwd te maken met de gebeurtenis van Ahrimans incarnatie, geeft hij ons anderzijds een duidelijke opdracht mee. Door de verduistering van het spirituele op vele gebieden in de wereld is tevens, als wij de juiste houding innemen, de weg geopend om het spirituele in ons innerlijk op te wekken. Ons intellectuele weten moet vervuld worden van de wijsheid van het hart. Michaël, de inspirator van ons tijdperk, helpt ons onze wil te doordringen met lichtkrachten, mits wij ons hiervoor inzetten.
Onze tijd vraagt om waakzaamheid op ieder gebied. Niet alleen de gebeurtenissen op aarde geven ons hiertoe aanleiding, maar ook de tekenen aan de hemel.

R. Steiner, Das Ereignis der Christus-Erscheinung in der atherischen Welt. (GA 118). (Voordrachten 5 maart, 13 maart, 18 april en-10 mei 1910).
Vertaald

W. Solowjov, Korte vertelling van de Antichrist. – Vertaling J. W. Munz. Rotterdam: Lemniscaat.
De vertelling is ook hier te vinden.

R. Steiner, Soziales Verstandnis aus geisteswissenschaftlicher Erkenntnis. (GA 191). (Voordrachten 1, 2 en 15 nov. 1919).
Vertaald 1, 2 nov

R. Steiner, Der innere Aspekt des sozialen Ratsels. Luziferische Vergangenheit und ahrimanische Zukunft. (GA 193).

H. W. Schröder, Das Jahrhundertende und die Inkarnation Ahrimans im nachsten Jahrtausend. In: Mitteilungen aus der anthroposophischen Arbeit in Deutschland, jg. 32, Michaeli 1978.

.

Nog een artikel over Halley

Sterrenkundealle artikelen

.

2579

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.