Categorie archief: sterrenkunde

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/24)

.

slangendrager met slang

In de slangendrager zagen de oude Grieken vooral de god van de geneeskunst, Asklepios die zijn in tempels en andere heiligdommen vereerden.
Aaklepios was een zoon van de lichtgod Apollo. Toen deze op een keer de knappe prinses Coronis, de dochter van de Tessalische koning Phlegyas aan de oever van de zee zich baden, werd hij verliefd op haar. Coronis beantwoordde de liefde van de god en gaf zich geheel aan hem.
Spoedig daarna moest Apollo zijn geliefde verlaten om naar Delphi terug te keren. Hij liet bij de prinses echter zijn boodschapper achter, een witte raaf die op haar moest passen. Coronis vond niet de kracht de god die ver van haar vandaan verbleef, trouw te blijven. Ze werd verliefd op een sterfelijk mens, op Ischys, een vreemdeling. Dat bleef voor de raaf niet verborgen. In de hoop rijkelijk beloond te worden, vloog hij naar Delphi, naar zijn meester en vertelde hem over de ontrouw van zijn geliefde.
Apollo werd meteen boos op de raaf als overbrenger van het slechte bericht, omdat hij bij de vreemdeling niet diens ogen had uitgepikt. En in plaats van een beloning waarop de raaf zo gehoopt had, veranderde Apollo zijn witte veren in zwarte. Sinds die tijd hebben alle raven zwarte veren en ze staan bekend als onheilsboden. 
Daarna richtte de woede van de god zich tegen de ontrouwe Coronis. Hij liet de straf over aan zijn zuster Artemis die afgunstig de eer van haar broer bewaakte en ze doodde Coronis met een pijl omdat ze in gebreke was gebleven.
Het lichaam van de prinses lag op een brandstapel en de vlammen laaiden al omhoog toen Apollo aan het kind dacht dat zij van hem ontvangen had en in haar schoot droeg. Hij haastte zich daarheen en trok het uit de vlammen waarin het geboren was. Dat zou in Epidauros zijn gebeurd, waar later het beroemde heiligdom van Asklepios gebouwd werd.
Apollo bracht het kind dat hij Asklepios noemde, naar Chiron, de wijze kentaur die in het bosgebergte van Pelikon huisde,  (→ sterrenbeeld Kentaur) zodat deze hem zou kunnen opvoeden. Chiron voedde de godenzoon op alsof het zijn eigen kind was. Hij ontmoette in hem een leergierige leerling aan wie hij alle kennis die hij in zijn  lange leven vergaard had, kon bijbrengen. Voor alles was dat de kennis over de verschillende geneeskruiden en hoe die bij ziekten konden helpen, wat de jonge Asklepios bijzonder interesseerde. De aanleg daarvoor had hij van zijn vader Apollo en spoedig was hij zo ver dat hij van zijn leermeester niets meer kon leren en hem zelfs in de kunst van het genezen overtrof.
Door zijn genezingen werd Asklepios in Griekenland spoedig bekend en beroemd, zodat men hem als vader van de geneeskunst beschouwde. Maar hij kon niet alleen zieken genezen, maar zelfs gestorven mensen weer in het leven terughalen. Van de godin Athena had hij twee glazen bloed van de Gorgo Medusa gekregen. Met het bloed uit haar linker zijde dat in het ene glas zat, werden de doden weer tot leven gewekt en met het bloed uit haar rechter zijde dat in het andere glas zat, kon een leven onmiddellijk worden gedoofd. Onder andere zou hij koning Tyndareos, Glaukus en Hippolytos, een zoon van Theseus weer tot leven hebben gewekt.
Deze macht over leven en dood werd Asklepios tot noodlot, want de goden konden niet lijdzaam toezien hoe iemand ingreep in wat op hun terrein hoorde. Hades, de heerser van het dodenrijk, klaagde Asklepios aan bij godenvader Zeus, dat hij de zielen uit zijn rijk wilde ontvoeren. Als behoeder van de kosmische harmonie moest Zeus wel ingrijpen. Met een dodelijke bliksemstraal deed hij Asklepios als straf voor zijn vermetelheid ter aarde storten. Tegelijkertijd plaatste hij hem aan de sterrenhemel als slangendrager om Apollo te verzoenen. 
De Grieken bouwden op de plaatsen waar hij werkzaam was geweest, heiligdommen waarvan de belangrijkste Epidauros, Kos, Knidos en Pergamon werden. Elk van de heiligdommen werd tegelijkertijd een therapeuticum waar zieken werden genezen. Iedere zieke moest zich eerst reinigen, baden en zalvingen ondergaan, mocht drie dagen geen wijn drinken en moest vasten. Daarna brachten de priesters hem in slaap in een daarvoor bestemde ruimte in de tempel, de tempelslaap, een genezende slaap. Plutarchus heeft ons meegedeeld dat de god geworden Asklepios zich in deze genezingsslaap aan de zieke vertoonde. Dat gebeurde vaak in de vorm van een slang die dan in een jongeling veranderde, zoals dat in beelden later tot uitdrukking is gebracht. Ook hoorde de zieke in die slaap vaak de naam van zijn ziekte die hij aan de priesters doorgaf zodat die een therapie konden vaststellen of hij ervoer in beelden onmiddellijk het geneesmiddel dat hem weer gezond zou kunnen maken.
In de heiligdommen van Asklepios, vooral dat in Epidauros, werden slangen gehouden die als heilig beschouwd werden. Op antieke beeldwerken draagt Asklepios soms een staf die door een slang omslingerd wordt. Deze staf staat bekend als ‘esculaap’, als symbool voor het beroep van arts.
Aesculapius is de naam die de Romeinen aan Asklepios hebben gegeven die ook door hen als god van de geneeskunst werd vereerd.

.

          Zo                                                           z                                                        zw
juni 1    1°°u*                                      juli 1  1°°u*                                  aug. 1  1°°u*
       15  24°°u*                                         15 22°°u*                                        15 20°°u*
*zomertijd

Het sterrenbeeld Slangendrager met slang komtt in juni tussen oost en zuidoost op, bereikt in juli in het zuiden het hoogste punt boven de horizon -beeld boven- en daalt in augustus naar het zuidwesten af, dan om 22°°u* 

Namen van de sterren:

Ras Alhague (Arabisch) = afgeleid van ‘hoofd van de slangendrager’.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2681

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

Advertentie

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/23)

.

CENTAUR EN WOLF

Centaur komt van de Griekse naam Kentaurus, het mythologisch dubbelwezen. (→ Boogschutter). In het sterrenbeeld van de Centaur zagen de  oude Grieken een centaur die van goddelijke oorsprong was, van Chiron die ook als de heerser over de centaurs wordt gezien.
Uit de Griekse mythologie komen we te weten hoe Chiron geboren werd. 
Toen Chronos, die zijn kinderen opslokte, Zeus zocht die door zijn moeder in het geheim op het eiland Kreta het levenslicht aanschouwde en daar door haar verborgen werd gehouden (→  Kleine Beer), zocht hij in de gestalte van een paard, koortsachtig over de hele wereld. In een bos vond hij de Oceanide Philyra en vol liefde bleef hij bij haar haar. Toen de vrucht van hun verbinding ter wereld kwam, was het een wezen, voor de helft nog dier, en voor de helft al mens, een centaur. 
Alleen was deze, in tegenstelling tot alle andere, van goddelijke aard, want hij droeg de oerwijsheid van de Titanen met zich mee. Door de Grieken werd hij Cheiron genoemd (van Cheir = de hand), waarmee gewezen wordt op zijn vaardigheid die hem tot een gezochte leermeester maakte. Later heette hij Chiron.
Chiron groeide op in de ondoordringbare bossen van het Pelikongebergte [1]. Hij woonde in een ruime grot, wist alle geheimen van de aarde en de hemel, kende alle geneeskruiden en dodelijke giffen, maar ook zang en kunst en de sterren aan de hemel.
De mensen kwamen naar hem toe om raad te krijgen of om van hem te leren en zo werd Chiron de opvoeder van de meeste grote helden. 
Jason, de leider van de Argonauten, Peleus en Achilles waren zijn leerlingen.
Chiron voedde ze op tot dapperheid, wapenkunde en in de jacht, maar ook tot waardige moraliteit en ridderlijke beschaving. Maar zijn leerlingen leerden ook op de lier spelen en zingen en ze kregen een geneeskundige opleiding, want Chiron kende alle kruiden die in het Pelikongebergte groeiden, waar het zijn bekendheid aan dankte. Achilles leerde de geneeskunst bij hem zo goed, dat hij in de Trojaanse Oorlog veel wonden kon genezen en verbinden.
De later zo beroemde leerling van hem Asclepius, was de god van de
geneeskunst (→ Slangendrager).
Ook Heracles, de grote held van de Grieken, werd al heel jong onder de hoede van Chiron gesteld. Deze leerling was door het lot aangewezen om zijn leermeester groot leed te bezorgen en voor zijn dood te zorgen. Toen Heracles de slang van Lerna gedood had (→ Hydra) ging hij bij zijn vroegere leermeester Chiron in de bossen van Helicon op bezoek. Vol bewondering luisterde deze naar de grote daden van zijn leerling, hoe hij de leeuw van Nemea had overwonnen (→ Leeuw) en naar zijn laatste avontuur met de slang.
Heracles, liet hem ook de pijlen zien die hij in het bloed van de Hydra had gedoopt. Ongelukkigerwijs liet hij daarbij een pijl vallen die op de voet van Chiron viel en doorboorde.
Chiron die goed wist dat het bloed van de Hydra een ongeneselijke wond veroorzaakte, probeerde toch nog met al zijn geneeskundige kennis zichzelf te helpen, maar tevergeefs! Als de ziekte de pest vrat het gif zich door zijn lichaam en veroorzaakte ondraaglijke pijn. Zo zakte hij doodziek in elkaar, zonder te kunnen sterven, want zijn goddelijke afkomst van Chronos had hem onsterfelijk gemaakt.
Herakles was hierover zeer bedroefd. Toen hij een paar dagen later Prometheus van zijn ketenen had bevrijd (→ Adelaar) en hoorde dat deze alleen maar van zijn straf verlost zou kunnen worden, wanneer een onsterfelijk wezen bereid zou zijn in zijn plaats te sterven, dacht hij aan Chiron die zo leed. En Chiron was bereid zijn onsterfelijkheid aan Prometheus te schenken. Zeus aanvaardde dit offer en gaf de wijze centaur als eeuwig sterrenbeeld een plaats aan de hemel.

In deze legende wordt niets over de wolf en over de staf verteld waarmee Chiron de wolf in toom hield. Er lijkt geen legende van te zijn. Toch is het bekend dat de Babyloniërs op deze plaats aan de hemel een wolf of een wilde hond zagen. Later werd dit eenvoudigweg ‘het dier’ genoemd.
Een sleutel voor wat de Grieken ermee tot uitdrukking wilde brengen toen ze de wijze Chiron samen met een wolf noemden, is wellicht de staf die Ptolemaeus nadrukkelijk de naam ‘Thyrsusstaf’ gaf. Dit was een staf, met klimopbladeren omrankt, het teken van de ingewijden. Misschien wil het beeld van Chiron met de Thyrsusstaf ons zeggen: wie de dierlijke krachten in zichzelf door wijsheid leert te beheersen, krijgt ook het wapen om de wolf die van buiten komt in toom te houden en wanneer het nodig is, deze te doden.
Daar zouden we aan kunnen denken wanneer de sterrenbeelden Centaur en Wolf zien.

[1] Voor ‘Pelikon’ verschijnt bij zoeken de naam Pilion

             Zo                                                        z                                                                zw
mei    1     1°°u*                                     juni   1   23°°u*                          juli  1   21°°u*
15  24°°u*                                             15   22°°u*                                15  20°°u*
*zomertijd

Centaur en wolf zijn bij ons en verder naar het noorden alleen onder gunstige voorwaarden en dan nog maar gedeeltelijk bij de zuidelijke horizon te zien waar ze hun hoogste positie bereiken. (hierboven), In zuidelijke landen, bijv. in Griekenland, zie je al veel meer van hen. Wie ze helemaal wil zien, zoals op ons voorbeeld, moet nog verder naar het zuiden afreizen, bijv. naar Afrika. De viert sterren bij de rechterpoot van de centaur vormen het ‘Zuiderkruis’ waar voor de zeelieden uit de zuidelijke landen verheugd naar opkeken, omdat de sterren ervan zo helder oplichten.

.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2663

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/36)

.

tweelingen

.

Castor en Pollux waren tweelingbroers. Pollux heette eigenlijk Polydeukes; de Romeinen noemden hem voor het eerst Pollux. Deze naam draagt het sterrenbeeld nu nog en wij noemen hem ook zo.
De geboorte van de broers is door een wolk van geheimzinnigheid omgeven. Want Pollux ws een zoon van de vader der goden, Zeus. Daarom was hij onsterfelijk, Castor was de zoon van koning Tyndareos van Lakedemonië (Laconië). De vrouw van Tyndareos, Leda, schonk tegelijkertijd het leven aan beide zonen.
Castor en Pollux groeiden aan het hof van de koning als onafscheidelijke broers op. Beiden waren ze dapper en heldhaftig en bij alle lichaamsoefeningen waren ze zeer vaardig. Castor vooral bij het berijden en temmen van paarden, Pollux bij het worstelen. Beiden namen ze deel aan de tocht van de Argonauten, toen Jason met de vijftig beste helden van Griekenland met het schip Argo naar Kolchis voer om het Gulden Vlies naar Griekenland terug te halen. (Ram, schip Argo)
Omdat de helden wisten dat de tweelingbroers beschermd werden door Zeus, noemden men ze de dioscuren, dat betekent: de zonen van Zeus of van god.

De tweelingen verrichtten vele daden waardoor ze bekend en beroemd werden. Het ongeluk kwam naderbij toen ze verliefd werden op twee zusters, Phöbe en Ilaira. Hun vader, een priester van de god Apollo, gaf zijn dochters gaarne als vrouw aan de zonen van de koning. Maar bij de bruiloft in het paleis bleek tot ontzetting van iedereen, dat hij zijn dochters vroeger al eens beloofd had aan vrienden van de tweeling, aan Idas en Lynceus. Dus moesten de vrienden om hun bruid strijden en het onheil nam zo zijn loop.

Castor en Pollux verstopten zich in een holle boom. Lynceus, die met zijn scherpe ogen ook door boomstammen heen kon kijken, ontdekte ze echter. Zijn broer Idas wierp een speer door de stam en trof de nietsvermoedende Castor midden in zijn hart. Zonder een woord zakte hij in de armen van zijn broer in elkaar.
Toen kwam Pollux vol woede uit zijn verstopplaats te voorschijn en zocht de laffe speerwerper. Die werd door grote schrik overmand, net als zijn broer, toen ze Pollux in zijn razende woede aanschouwden en ze vluchtten weg. Maar Pollux haalde hen in en hij stak de wegvluchtende Lynceus van achter neer. Idas werd door een bliksemflits van Zeus terneergeslagen.

Vol treurnis stond Pollux bij de lichamen van de ontzielde vrienden, Zijn goddelijke toorn was over, nu zag hij slechts het gruwelijke noodlot. Met lood in zijn schoenen ging hij de weg terug. Toen hij naast zijn dode broer knielde, voelde het of hijzelf dood was. Er kwamen geen tranen en zijn gedachten waren nergens. De hemel, de aarde en zijn eigen hart, alles voelde leeg.

Pas ’s morgens, toen de duisternis van de nacht weer veranderde in licht, kwam hij weer tot zichzelf. Maar dat gaf weer opnieuw die pijn. Sterven wilde hij en het licht van de wereld verlaten om de ziel van zijn broer in de Hades te zoeken.
Toen dacht hij aan zijn vader en hij sprak: ‘Grote Zeus, machtige heerser, ze zeggen dat u mijn vader bent. Die ik moeder noemde, beloofde mij een eeuwig leven, net zo als de zalige goden in de hemel. Maar dat geldt voor mij nu niet meer. Hoe zou ik kunnen leven nu mijn broeder dood is. Wij zijn één. Wat moet ik zonder mijn broer tussen de schare goden. Ik zou wegkwijnen en ziek worden, bleek als mijn broer.
Daarom, wanneer u het kan, bevrijd Castor van de dood en schenk hem ook het eeuwig leven. Wanneer u er niet toe in staat bent, neem dan ook mijn goddelijk wezen, dat ik net als een mens, zoals hij, sterven kan en bij hem kan blijven.’
De hemelse Zeus die deze woorden van zijn geliefde zoon vernam, werd door medelijden gegrepen. Want nooit tevoren had een broer zo’n diep verdriet gevoeld voor de andere. Maar hij kon zijn zoon niet de onsterfelijkheid afnemen, maar ook niet laten sterven. En toen liet hij hem door Hermes in een droom een boodschap geven dat hij afwisselend met zijn broer een dag in de hemel en een dag in het rijk van de schaduw mocht zijn, voor eeuwig samen.
Vol geluk hoorde Pollux in zijn droom dit bericht aan en hij werd nooit meer wakker. Want nog in zijn slaap verhief zijn ziel zich op vleugels weg van zijn aardse lichaam naar de Hades toe om daar zijn broer te zoeken en hem te verkondigen wat de goden hun hadden toegestaan.
Sindsdien kunnen wij het sterrenbeeld van de Tweelingen zien, hoe het afwisselend aan de nachtelijke hemel oplicht en dan in de Hades, d.w.z. onder de horizon, in het rijk van de schaduw afdaalt. Op deze manier zijn de broers door de grote liefde van hem die de goddelijke kracht in zich droeg en afzag van zijn eigen zielenheil, voor eeuwig broederlijk verenigd.

No                                                                    o                                                                 Zo
dec.   1  24°°u                                        jan.  1  22°°u                                   febr. 1  20°°u
15 23°°u                                                15 21°°u                                            15 19°°u

De Tweelingenklimmen in de avonduren in december in het oosten omhoog. Ze staan in januari in het zuidoosten en in februari in het zuiden waar je ze dichtbij het zenit moet zoeken.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2654

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/22)

.

de zwaan

.

Met deze hemelse zwaan die in heldere zomernachten een van de mooiste sterrenbeelden is, hebben de oude Grieken verschillende legenden verbonden.
In een ervan is het de vader van de goden, Zeus zelf, die de gedaante van de zwaan aannam en tot het einde van de wereld vloog om zich daar met Nemesis, dochter van de godin van de Nacht, te verbinden.
Want Zeus was boos geworden op het hoogmoedige geslacht van de Griekse Helden en hij had besloten ze door een grote strijd te vernietigen. Aanleiding tot deze strijd zou een beeldschone vrouw moeten zijn en Zeus wilde haar zelf in het leven roepen. Daarbij zou alleen Nemesis hem kunnen helpen, de godin van de wraak, die in de donkere diepte van Okeanos bij haar moeder, de godin van de Nacht, woonde.
Daarheen begaf de almachtige Zeus zich, aan wie de zee, de aarde en de hemel toebehoren. Alleen hij mocht het gebied van de Nacht en haar dochter betreden. Zo kwam hij aan bij Nix, de godin van de Nacht en eiste Nemesis, haar dochter, voor zich op. ‘Hoed je voor mij, Nacht en denk eraan hoe ik je broers, dat Titanengebroed, met mijn bliksems gegeseld heb en in de Tartaros geworpen. Daar zie je hen die voor eeuwig vastgeklonken zijn, jammeren. Ook jij stamt uit de Chaos die ik verfoei. Wanneer mijn brandende stralen tot in jouw duisternis doordringen, is dat om jou. Ik zou je aan de hemel vast willen klinken waar die het helderst is, zodat je door het licht verteerd wordt. Geef me je dochter, geef me Nemesis uit je duistere onderkomen! Anders moet ik je paleis in stukken breken. Wanneer je dochter echter aan mijn wil gehoorzaamt, dan beloof ik haar een gouden zetel in de kring van de goden. Want wie eens aan mijn zijde gerust heeft, wordt de hoogste eer deelachtig.’
Bevend zweeg de Nacht, hoewel ze heel boos was en haat voelde. Rillingen van afschuw trokken door haar heen, toen ze aan het lot van haar broeders dacht. De onschuldige Nemesis had de twist over haar gehoord en ze sprong van haar troon op en haastig vluchtte ze onder de dekmantel van de nacht. Om te maken dat niemand haar zou herkennen, had ze zich door zwarte toverkunst in een wilde gans met grauwe veren veranderd. Zo vloog ze gehaast door de luchten tot aan het einde van de aarde waar de stromen van de Hades ijzig in het dodenrijk stortten. Geen mens herkende haar, alleen Zeus met zijn alles doordringende ogen ontdekte de vluchtende vogel. Hij doorzag de listige misleiding, veranderde zijn sterke ledematen snel in een zwaan en spreidde zijn vleugels wijd uit. Met machtige vleugelslagen vloog hij achter de vluchtende Nemesis aan en doorkliefde in vliegende vaart de luchten, tot zij hem aan het einde van de aarde niet meer ontlopen kon. Toen liet Zeus zich op het bange wezen vallen en de verblindende zwaan werd één met haar. 

De zwaan verhief zich hoog in de lucht en riep: ‘Je gemaal, o Nemesis, was Zeus, de heerser van de hemel. Het ei dat je schoot zal verlaten, moet je bij Leda brengen, de gemalin van koning Tyndareos. Daar zullen Helena en Polydeukes als jouw kinderen uit het ei kruipen en Leda zal ze met Castor en Klytaimnestra die op hetzelfde uur als jouw kinderen geboren worden, samen opvoeden.’

Toen hij dit gezegd had, verhief de zwaan zich hoog in het nachtelijk duister en verdween., 
Alles gebeurde zoals Zeus het eerder had gezegd. Nemenis bracht het ei bij Leda, toen zij sliep. Toen verscheen ze aan de koningin in de gedaante van de oude min en ze herinnerde zich de zwaan die haar maanden eerder liefkozend had verblind. Toen Leda wakker werd, vond ze vol verbazing het grote ei naast zich. Het was juist de tijd van haar bevalling. Terwijl ze een zoon en een dochter, Castor en Klytaimnestra ter wereld bracht, brak de schaal van het zwanenei. Daarin lagen de goddelijke kinderen Polydeukes en Helena. Leda voedde alle vier de kinderen als waren die van haar, op. Castor en Polydeukes werden grote vrienden (sterrenbeeld Tweelingen) en om de knappe Helena ontbrandde de Trojaanse oorlog, zoals Zeus het gewild had.
De prachte Zwaan aan de hemel herinnert ons tot vandaag aan deze legende over Zeus.

No                                                                    o                                                          zo
juni   1    1°°u*                                       juli   1  23°°u*                            aug.   1  21°°u*
15  24°°u*                                             15  22°°u*                                    15  20°°u**zomertijd

Het sterrenbeeld Zwaan vinden we makkelijk, wanneer we de zgn. ‘zomerdriehoek’ zoeken dat in de zomermaanden door de sterren Vega (in de Lier), Altair (in de Adelaar) en Deneb (in de Zwaan) gevormd wordt. In juni vinden we de Zwaan meer in het noordoosten, in juli zoals hierboven en in aug. hoog in het oosten, bijna in het zenit, en dat aan de avondhemel om 22u, zomertijd.

De namen van de sterren betekenen:

Deneb (Arabisch) = staart, afgeleid van danab
Gienah (arabisch) = vleugel, afgeleid van ganah
Sadir (arabbisch) = borst, afgeleid van sadr

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2652

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/35)

.

stier

De stier is het sterrenbeeld dat tegen de morgen aansluiting zoekt bij de ram. Hij is eveneens het tweede sterrenbeeld van de dierenriem. Zijn helderste ster, het oog van de stier, Aldebaran, licht aan de nachtelijke sterrenhemel rood op. Dit fonkelende, lichtende hemellichaam heeft bij de aardbewoners te allen tijde een gevoel van eerbied en ingetogenheid opgeroepen. 
De oude culturen van Babylon, Egypte en Kreta zagen in de stier een goddelijk wezen, dat moed, uithoudingsvermogen en kracht belichaamde. Dat komt ook in de volgende legende tot uitdrukking.

Europa was de knappe dochter van koning Agenor van Fenicië. Op een dag zag Zeus, die al lang verliefd op haar was, hoe ze met haar vriendinnen bij het strand van de zee bloemen plukte. Toen nam hij de gedaante van een witte stier aan en sloot zich aan bij een kudde van de koning die in de buurt weidde. 
Europa zag de prachtige stier meteen, want hij overtrof alle andere in pracht en kracht. Zijn kleur was zo wit als vers gevallen sneeuw. Zijn nekspieren verraadden een grote kracht, zijn horens zagen eruit als edelstenen en zijn ogen stonden open en vriendelijk. De dochter van Agenor verbaasde zich erover hoe trots hij daar rond liep en de meisjes vol vertrouwen naderde. Hoewel hij zich tam voordeed, aarzelde ze toch hem te aaien. Maar weldra was ze toch dicht bij hem en hield hem bloemen voor, waarvoor de verliefde haar teder de handen aanraakte. Speels maakte hij danssprongen op het groene gras en ging toen met zijn sneeuwwitte lijf op het goudgele zand liggen. Toen ebde bij de jonkvrouw de angst weg. Ze mocht hem rustig op de borst kloppen en in zijn horens verse kransen vlechten. Toen durfde ze zelfs op zijn rug te gaan zitten.
Rustig ging de stier nu staan en liep langzaam naar de zee. De jonkvrouw vond het leuk dat hij haar zo het kalme water in droeg.
Maar hij ging steeds dieper en verder weg van de oever. Europa zag het angstig aan en riep haar vriendinnen om hulp, maar de stier zwom al verder het diepe water in.
Voorzichtig droeg hij zijn kostbare buit op zijn gewelfde rug door het water, zonder dat haar voeten nat werden. Met haar rechterhand greep ze een horen vast, haar linker rustte op de rug van het dier. Haar jurk fladderde in de wind en stond bol als een zeil. Bevend van angst gleed het meisje zo door het water, ver van iedere kust vandaan. 
Pas op het einde van de tweede dag bereikten ze een verafgelegen oever. Op een ondiepe plaats ging de stier aan land, liet de jonkvrouw zacht van zijn rug glijden en verdween voor haar aanblik. 
In zijn plaats verscheen er een prachte jongeling, een god gelijk en hij sprak: ‘Ik ben de heer van dit eiland dat Kreta heet. Wanneer je mij gelukkig maakt, zal ik je voor elk gevaar behoeden.’ Wat moest Europa in deze toestand doen? In haar gevoel van troosteloze eenzaamheid reikte ze hem haar hand als teken van toestemming en Zeus had zijn doel bereikt.
Maar toen verliet hij Europa en verhief zich in de hemel als stralend sterrenbeeld, naast de enkels van de voerman. Daar zien we hem nu hoe hij half zichtbaar door het water van de zee zwemt, met zijn voorpoten de golven klievend.
Europa echter, schonk het leven aan een zoon die zij Minos noemde. Als koning van Kreta werd hij de stichter van de Minoïsche cultuur, de eerste in Europa, dat de naam van zijn moeder kreeg.

Het sterrenbeeld omvat nog twee kleinere: de Plejaden en de Hyaden. De Plejaden vinden we op de rug van de stier en de Hyaden vormen zijn voorhoofd, een liggende grote Latijnse V. Deze twee sterrenbeelden kenden naar het schijnt, de mensen al in heel vroege tijden en er zijn veel legenden mee verbonden.

De Pleiaden waren zeven nimfen, dochters van de titaan Atlas en de dochter van Okeanos, Pleione, van wie ze hun naam hebben. Met hen verbonden zich goden en zo werden zij de stammoeders van het Griekse heldengeslacht. 
De mooiste van hen was Maia met wie de godenvader Zeus trouwde en Hermes, de bode van de goden verwekte. Alleen een van de zusters, Merope, vond geen godenliefde en moest met een sterveling trouwen, Sisyphos, de stichter van Korinthe. Uit schaamde verborg zij zich voor haar zusters en daarom zien we met het blote oog slechts zes sterren, hoewel men de Pleiaden van oudsher een zevengesternte noemt.

De Hyaden waren riviernimfen. Aan hen bracht Hermes de jonge Dionysos die later de dionysische mysteriën stichtte, kort na zijn geboorte. Omdat de Hyaden zijn zoon melk gaven en hem verzorgden, kregen ze van Zeus een plaats aan de sterrenhemel.

Zo                                                                    z                                                               zw      dec.    1    24°°u                                      jan    1  22°°u                            febr  1   20°°u
15   23°°u                                              15  21°°u                                    15  19°°u

In december staat de Stier aan de avondhemel hoog in het zuidoosten, in januari in het zuiden en daalt dan in februari naar het zuidwesten.

De namen van de sterren betekenen:

Aldebaran (Arabisch) = die na de Pleiaden volgt
Nath (Arabisch) = de stoot

.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2644

 

 

 

 

.

 

 

 

 

.

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/34)

 

 

RAM en driehoek
.

Deze ram redde eens het leven van een koningszoon en dat ging zo:
Phrixos was de zoon van koning Athamas van Boeotië in Griekenland. Hij en zijn zuster Helle hadden zeer te lijden onder hun stiefmoeder, want hun echte moeder, Nephele (de wolk), had zich in de hemel teruggetrokken, toen koning Athamas haar ontrouw werd en Ino, de dochter van koning Kadmos, tot vrouw nam. Toen zij met Athamas een eigen kind kregen, begon haar haat tegen de stiefkinderen die zij niet wenste en die haar doel in de weg stonden, steeds verder te groeien. Zo erg werd het dat ze ze wilde laten ombrengen.
Om zelf buiten schot te blijven, bedacht ze een duivels plan. Ze praatte alle vrouwen om, het koren, voordat het ingezaaid werd, te laten verdrogen. Toen het koren niet opkwam en er een hongersnood dreigde, raadde ze de koning aan om het orakel van Delphi om raad te vragen. De boden waren echter door Ino omgekocht en kwamen met een vreselijke uitspraak terug: om de aarde te verzoenen moesten Phrixos en Helle geofferd worden.
Koning Athamas die veel van zijn eerst geboren kinderen hield, weigerde de verschrikkelijke orakelspreuk ten uitvoer te brengen. Toen begon het volk, door Ino opgehitst, zo bij hem aan te dringen, en de hongersnood scheen onafwendbaar, dat hij met diepe pijn in het hart, moest toestemmen.
Geblinddoekt werden Phrixos en Helle naar het altaar geleid waarop ze zouden moeten sterven. In hun nood dachten ze aan hun moeder Nephele. Op dat ogenblik zag Nephele, terwijl ze door het luchtruim zweefde, het grote gevaar waarin haar kinderen zich bevonden. Verbitterd door de hartenpijn stortte ze zich uit de hemel naar beneden, vergezeld door regenbuien. Gehuld in nevelsluiers kon zij de kinderen voor het altaar wegslepen en zette ze op een ram die een puur gouden vel had, die kon vliegen en met een menselijke stem spreken. Dit wonderbaarlijke dier was een geschenk van Hermes, de boodschapper van de goden en de god van de kudden. 
Nauwelijks zaten de kinderen op de ram of deze steeg op, en verhief zich vliegend boven stad en land. Helle die voorop zat, hield zich met beide handen aan de horens van de ram vast. Toen ze echter over zee vlogen, werd Helle bang. ‘Kijk eens hoe diep het grote water is!’, riep ze naar haar broer en wees met haar rechterhand naar beneden. Daarbij verloor ze haar evenwicht, kon zich met haar zwakke linkerhand niet meer vasthouden en stortte in zee.
Phrixos die helpend zijn handen naar haar uitstrekte, viel bijna met haar naar beneden. Toen begon de ram echter met zijn mensenstem te spreken en sprak hem moed in. Huilend betreurde Phrixos het treurige lot van zijn zuster, maar hij wist toen nog niet dat zij voor het huwelijk aan de zeegod was beloofd. De Grieken vermoedden daar wel iets van, want ze noemden een deel van de zee waarin Helle terecht was gekomen, als een herinnering aan haar, de ‘Hellespont’. Zo heet het daar nog altijd.
De ram vloog met Phrixos verder, de morgen tegemoet, over de hele Zwarte Zee tot aan Kolchis bij de Kaukasus, bij de monding van de rivier de Phasis. Daar heerste koning Aietes, een zoon van de zonnegod Helios. Van hem werd verteld dat hij in een gouden kamer de stralen van de zon bewaarde. De ram met het gouden vel vloog naar deze koning. Phrixos werd door koning Aietes gastvrij opgenomen.
Als dank voor de wonderbaarlijke redding offerde Phrixos de ram aan Zeus. Maar van tevoren verliet deze zijn gouden vel en hij werd door Zeus, voor alles wat hij had gedaan, aan de hemel geplaatst. Daar zien we hem vandaag ook nog. Sommigen zeggen dat zijn sterren zo zwak oplichten, omdat hij zijn gouden vel in Kolchis achterliet. 
Dit gouden vel schonk Phrixos aan koning Aietes die het in een hoge eik hing op de heilige helling Ares, een heiligdom dat bewaakt werd door een reusachtige draak die nooit sliep. Hoe dit gouden vel dat overal in de wereld bekend was als het gulden vlies, door de Argonauten naar Griekenland teruggebracht werd, staat in het verhaal over het sterrenbeeld van het Schip Argos.

DRIEHOEK

De driehoek staat boven de ram en laat zien waar met de ram als eerste sterrenbeeld de bekende reeks van de dierenriem begint. Daarom heeft, aldus de oude Grieken, Zeus ook de beginletter van zijn naam ‘Dios’ – god – de grote Griekse delta Δ juist hier aan de hemel geplaatst om het begin van de kosmische orde aan te geven.

Het beste is om de volgorde van de reeks zo weer te geven:

Ram                                        Stier                      Tweelingen
Kreeft                                     Leeuw                   Maagd
Weegschaal                          Schorpioen           Boogschutter
Steenbok                               Waterman            Vissen

Zw                                                                   w                                                                 nw 
Jan.    1.  24°°u                                         febr.   1  22°°u                          mrt.  1  20°°u 
          15  23°°u                                                   15  21°°u                                  15  19°°u

De namen van de sterren betekenen: 

Hamal (Arabisch) = de ram
Mesarthien (Hebreeuws) = de knecht van de ram

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2633

 

 

 

 

 

.

 

 

 

.

 

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/33)

.

vissen

Deze vissen aan de hemel, door Ovidius ook ‘de paarden van Aether’ genoemd, hangen op een geheimzinnige manier samen met de Griekse scheppingsmythe over de strijd van het licht met de duisternis.
Zeus, de verheven en machtige heerser van de Olympus, besloot om zich te verbinden met de nimf Pluto en hij verwekte bij haar Tantalos.
Voor hij naar haar toeging, verstopt hij in een hoek van een grot de wapenuitrusting van Aether en zijn eigen bliksem. Dat merkte Gaia, moeder aarde, en zij gaf haar zoon Tyfoon een teken. Hij was een verschrikkelijk monster met voeten als slangen. Vanuit zijn schouders groeiden honderd drakenkoppen en elk van deze koppen kon brullen als een dier: als stieren en leeuwen, ze huilden als wolven, blaften als de hellehond en ze bliezen als wilde katten.
Op bevel van zijn moeder stal Tyfoon de godenwapenen uit de hoek van de grot. Toen hij ze meenam voelde hij meteen de kracht ervan en hij raakte in trance: hij wilde de hemel vernietigen en een eigen rijk stichten.
Daartoe greep hij de randen van de Olympus en deed het hemelgewelf beven, zodat het dreigde open te springen. De onverstoorbare sterren dreef hij uit hun baan en achtervolgde ze met heftige stoten van zijn slangachtige voeten. Met zijn lange handen greep hij de Voerman, sloeg met een zweep op de rug van de Steenbok die voor hagel zorgde en sleepte de Vissen van Aether naar zee.
Tyfoon woedde zo lang voort, tot zijn krachten afnamen. Was voor Zeus het slingeren van de bliksem en het laten rollen van de donder iets eenvoudigs, voor Tyfoon was het heel zwaar.
Kadmos, de broer van Europa, was in deze tijd op zoek naar zijn zuster die Zeus in de gedaante van een stier naar Kreta had ontvoerd (→ Stier). Toen hij zo ronddwaalde ontmoette hij Zeus en samen met hem bedacht hij een plan om Tyfoon te bedwingen en daardoor de hemel te redden.
Kadmos werd door Zeus in een herder veranderd en hij kreeg van hem een herdersfluit waaraan hij de liefelijkste klanken ontlokte. Tyfoon, de reus die blij werd van gezang, hoorde die fluitmuziek, liet de vlammende wapens van Zeus in de grot bij zijn moeder Gaia en probeerde de betoverende klanken te vinden. Toen hij Kadmos had gevonden, was hij zo verrukt dat hij wenste dat Kadmos altijd voor hem zou spelen. Hij beloofde hem in ruil alle geneugten van de hemel, want hij zag zichzelf al op de troon van de Olympus, de goden als zijn slaven. Kadmos moest zijn vriend zijn en altijd op zijn fluit spelen.
Terwijl het ondier zo op Kadmos insprak, sloop Zeus de grot in en haalde zijn eigendommen terug. Nu was hij uitgerust voor een strijd met het monster. Die vermoedde iets ergs toen de fluittonen wegstierven en Kadmos ophield met spelen. Hij haastte zich naar zijn grot terug, maar die was leeg. Te laat merkte hij dat Kadmos en Zeus hem te slim af waren geweest.
In niet voor te stellen woede begon het ondier te razen. Uit zijn muil spuugde het ver weggeslingerd, giftig slijm. Vanuit de slangenharen van de bergtoppen hoge reus regende het giftige waterstromen, zodat het water door de bergkloven kolkte en hij smeet bergen als speren naar de hemel.
Op zijn zoektocht naar zijn vijanden achtervolgde Tyfoon niet alleen de nimfen en de dryaden, maar ook de goden en godinnen die voor hem vluchtten. Zo ook de godin Dione, de oorspronkelijke gemalin van Zeus, samen met haar zoontje, de kleine Eros. Ze kwamen bij de Eufraat en zetten zich neer aan de oevers van de Palestijnse wateren om uit te rusten. Populieren en riet bedekten de oever en onder de wilgenstruiken hoopten ze een schuilplaats te vinden.
Toen ze zo verborgen zaten, ritselden de struiken plotseling door de wind. Van schrik verbleekte Dione, want ze geloofde dat de achtervolger eraan kwam. Haar kind vast tegen zich aan gedrukt, riep ze: ‘Help ons, nimfen en red mijn kind en mij uit dit gevaar!’ Zonder te aarzelen wierp ze zich in de stroom. Maar ze verdronken niet, want de nimfen hadden haar hulpkreten gehoord en een paar tweelingvissen waren bereid ze naar de andere oever te brengen.

En dat zijn nu de vissen die we in het sterrenbeeld Vissen zien, verenigd door een glanzende band. Toen Tyfoon door de bliksems van Zeus werd getroffen en in het vuur van de hemel verbrandde, was de strijd van het licht met de duisternis beslecht. De vissen werden voor hun goede daad als beloning aan de hemel geplaatst.

Het sterrenbeeld Vissen wordt in onze tijd gekenmerkt doordat het lentepunt erbinnen ligt. Dit is het punt aan de sterrenhemel waar de baan van de zon (de ecliptica) de hemelequator snijdt en de zon op 21 maart staat. Ieder jaar schuift dit punt een heel klein beetje in de richting van de Waterman, dus naar rechts. Na ongeveer 500 jaar wordt de Waterman bereikt. Het lentepunt zal daar ongeveer 1800 jaar staan, zoals dit nu zo ongeveer 2000 jaar in het sterrenbeeld van de Vissen staat.

Zo                                                                    z                                                       zw
Okt.    1   24°°u                                    nov.    1  22°°u                              dec.  1  20°°u 
          15  23°°u                                               15  21°°u                                      15 19°°u   

Het sterrenbeeld Vissen komt in augustus in het oosten op, klimt in september/oktober naar het zuidoosten en bereikt in november in het zuiden zijn hoogste positie boven de horizon (dit beeld). In de volgende maanden daalt het geleidelijk over het zuidwesten naar het westen en is in februari niet meer te zien dan wel om 21u aan de avondhemel.

De namen van de sterren betekenen:

Alrisha (Arabisch) = afgeleid van ar-risa: het touw.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2620

 

 

 

.

 

 

 

 

.

 

 

 

,

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/20)

.

PEGASUS met veulen         

De Pegasus als het paard van de dichter waarop de gevleugelde fantasie van de dichter die door de muzen gekust is, naar de hemel op kan stijgen, is algemeen bekend. Minder bekend is, hoe dat is gekomen en dat iedereen dit beeld voor de scheppende fantasiekracht aan de nachtelijk hemel kan zien.
Het gevleugelde paard Pegasus ontsproot uit het bloed van de zwangere Gorgo Medusa toen Perseus haar het hoofd afsloeg. Onmiddellijk na zijn geboorte verhief het gevleugelde paard zich, omhoog naar de onsterfelijke goden. Daar verblijft het sedertdien. Als de oppermachtige Zeus met donder en bliksem langs de hemel snelt, trekt Pegasus de donderwagen.
Toen eens de negen muzen, de zingende dochters van Zeus, op het Helicongebergte in Boeotië hun zang en snarenspel zo luid en krachtig lieten horen, zodat alles in de omgeving nieuw leven kreeg en zelfs de berg onder hun voeten kleine sprongetjes begon te maken, werd Poseidon boos op hen. 
Hij stuurde Pegasus om hen rustig te maken en aan te geven tot hoe ver ze konden gaan. Toen Pegasus dan ook met zijn hoeven op de Helicon stampte, werden de zwierige muzen weer rustig. Op de plaats echter, waar hij met zijn voet gestampt had, ontsprong de dichtersbron. Op deze plaats dansen sindsdien de muzen en uit het heldere bronwater scheppen de dichters hun zang. 
Door deze bron heeft al in de 8e eeuw voor Christus Hesiodos Pegasus het ros van de dichters genoemd, dat de dichter uit de ellende van de aarde naar de lichte hemel van Zeus draagt.
Pegasus keerde echter weer terug naar de Olympus.

Bellerophon was de zoon van de Korinthische koning Glaucus en de neef van Sisyphos en de Plejade Merope (sterrenbeeld Stier). Hij was bij koning Prötos in Tiryns, toen diens vrouw Anteia, verliefd werd op de imposante jongeling. Maar haar liefde werd niet beantwoord en toen sloeg haar liefde om in haat. Onterecht beschuldigde ze hem tegenover haar man. Maar koning Prötos wilde er echter niets mee te maken hebben en stuurde Bellerophon naar zijn schoonvader Jobates, de koning van Lycië. Op een ineengevouwen bordje dat hij meegaf, had hij aan zijn schoonvader geschreven dat de jongeling omgebracht diende te worden. 
Voordat koning Jobates deze mededeling had gelezen, was hij al zeer gesteld geraakt op de jongeman. Maar aan de andere kant kon hij ook niet geloven dat zijn schoonzoon zonder gegronde redenen zijn dood eiste. Daarom gaf hij Bellerophon een opdracht die zo gevaarlijk was dat hij het er niet levend vanaf zou brengen. 
Lycië werd in die tijd verwoest door een vuurspuwend monster. Het was de Chimaera die door de afschuwelijke Typhon bij de slang Echidna verwekt was. Vanvoor zag die eruit als een leeuw, vanachter als een draak en in het midden als een geit (chimaera, vandaar de naam). Uit de leeuwenbek spuugde hij vuur en een alles verzengende gloeiende adem.
Toen de goden zagen aan welk gevaar Bellerophon blootgesteld was, kregen ze medelijden met de onschuldige jongeling. Toen hij onderweg was naar het monster, stuurden ze het gevleugelde paard Pegasus naar hem toe. Deze had echter nog nooit een sterfelijke ruiter gedragen en liet zich door Bellerophon niet beetpakken. Moe van zijn inspanningen sliep hij bij de bron Pirene in, waar hij het paard had gevonden. In zijn droom verscheen zijn beschermerster Athena voor hem die in haar hand een gouden teugeltuig hield en sprak: ‘Neem dit toom en je zal het paard kunnen temmen!’ Hij nam het tuig aan, werd wakker en had echt een toom in zijn handen. Daarmee lukte het hem Pegasus op te tuigen, het paard te bestijgen en in bedwang te houden. 
Pegasus bracht Bellerophon tot bij de Chimaera. Vanuit de lucht viel hij het monster aan en na een zwaar gevecht gelukte het hem uiteindelijk het angstaanjagende gedrocht te doden.
Het hemelse gevleugelde paard droeg zijn ruiter van avontuur naar avontuur. Bellerophon kwam uit elk gevaar als overwinnaar tevoorschijn. Maar toen werd hij overmoedig. Hij besteeg zijn vleugelros weer en wilde met hem tot in de hemel opstijgen om daar bij de onsterfelijken te komen of zich ervan te overtuigen of er wel goden bestonden. Zo’n vermetelheid wilden ze niet toelaten en ze stuurden een paardenvlieg op hen af die Pegasus stak en daarvan werd hij razend. Hij steigerde hoog in de lucht en wierp zijn berijder af die door zijn hoogmoed ter aarde stortte. Weliswaar overleefde hij de val, maar hij was vanaf toen verlamd. Eenzaam en voor alle mensen verborgen, viel er een diepe zwaarmoedigheid over hem, tot de smart hem verteerde.
Pegasus echter keerde, verlost van alle aardse dwang, terug naar de Olympus. Als afschrikwekkend voorbeeld voor ieder die hoogmoedig is, plaatste Zeus zijn beeld op het ogenblik dat hij Bellerophon  afwierp, aan de hemel.
Over het veulen waarvan we het hoofd voor Pegasus aan de hemel zien, bestaan geen bijzondere legenden uit de Oudheid. Misschien werd het beschouwd als de Pegasus van de toekomst.

Zw                                                                    w                                                                 nw
Dec. 1   22°°u                                           jan.  1  20°°u                                febr.  1  18°°u
15   21°°u                                                  15  19°°u                                         15  17°°u

Pegasus en zijn veulen zie je in de wintermaanden bijzonder goed. Terwijl hij in de herfst op zijn rug schijnt te liggen, daalt hij in de avonduren van december in het westen en is in januari in het westen ook nog goed te zien.

De namen van de sterren betekenen:

Algenib (Arabisch) = vleugel
Enif (Arabisch) = neus
Hornam (Arabisch) = hals
Markab (Arabisch) = schouder
Matar (Arabisch) = knie
Scheat (Arabisch) = voorvoet
Sirrah (Arabisch) = navel

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

 

2611

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/19)

.

orion                                           haas

ORION

Met zijn zeven heldere sterren is Orion misschien wel het mooiste sterrenbeeld. We vinden het dichtbij Sirius, de helderste ster, die de oude Egyptenaren in verband brachten met hun godin Isis (→ Kleine en Grote Hond). En daarom lijkt het vanzelfsprekend dat ze in het huidige sterrenbeeld Orion hun grote god Osiris zagen, zoals enkele geleerden aannemen. Ook het sterrenbeeld Stroom van Eridanus die onder de linker voet van Osiris ontspringt, wordt zo begrijpelijker. Want volgens de mythologie en voorstellingen uit de middeleeuwen is dit toch de weg die de gestorven zielen moesten gaan, langs de rechter en heer van de doden, Osiris. Wanneer je naar de sterrenbeelden van dit gebied kijkt: Kleine en Grote Hond, Orion en de Stroom Eridanus, dan lijken ze voor het Egyptische bewustzijn juist ook de toegangspoort tot de hemel te zijn geweest. Het centrale sterrenbeeld was dat van Osiris-Orion.
Ook bij de oude Grieken nam dit sterrenbeeld een vooraanstaande plaats in en ze verbonden met hem vele legenden, waarvan er hier een paar volgen.
Homerus maakt in zijn ‘Odyssee’ al melding van hem en laat Odysseus van zijn tocht naar de onderwereld verhalen:

‘Na hem merkte ik de de reusachtige Orion op,
die over de asfodilweide het wild opjoeg,
dat hij zelf op afgelegen bergen gedood had,
met in zijn handen de volbronzen knots, voor altijd onbreekbaar.’

Bron– vers 570

De herkomst en de geboorte van Orion zijn in een raadselachtig beeld gehuld:
Koning Hyrieus van Boeotië had geen kinderen. Hij ging met de goden om en op een dag kreeg hij bezoek van Zeus, Poseidon en Hermes. Hij onthaalde hen feestelijk en als dank vroegen ze hem naar een wens die ze voor hem wilden vervullen. Zijn grootste wens was een zoon en dat zei hij tegen de goden. Zij vervulden zijn wens op een wonderlijke manier: zij lieten hun water in de huid van een stier bewaren en droegen Hyrieus op de huid tien maanden lang in de aarde begraven te houden. Dat deed hij en na tien maanden groeide er vanuit de aarde een sterke jongen, die Hyrieus als herinnering aan de daad van de goden, Orion noemde. Volgens deze legende werd Orion door drie goden bij Gaia, de aarde, verwekt of beter: uit de diepte van de aarde verlost; daarom is hij iemand die uit de aarde geboren is. 
Over zijn kindertijd en jeugd weten we niets. In alle legenden is hij er meteen als reus, als de grote jager met het zwaard en de ijzeren knots. Als jager trok hij onvermoeibaar door het land. 
Poseidon, de god van de zee, die voor een derde deel zijn vader was, had hem de gave geschonken door het water heen te kunnen lopen. Op deze manier bereikte hij de verschillende Griekse eilanden waar bijzondere opdrachten op hem wachtten. De dichter Aischylos heeft ons meegedeeld dat Orion ook de haven van Rhegion aangelegd heeft, die hij de haven ‘van Orion die een zwaard draagt’ noemt.
Voor de Grieken was Orion niet alleen de geweldigste jager en de sterkste mens, maar ook de mooiste. Dat leidde tot allerlei gewenste en ongewenste liefdesavonturen. Ook daarover weet Homerus te vertellen:
‘Eos, de rooskleurige godin van het morgenrood, was op de imposante jager verliefd geworden en had hem ontvoerd. De andere goden die op de Olympus woonden, zagen het niet graag dat een godin met een sterfelijk wezen huwde. Misschien waren ze ook wel jaloers. In ieder geval, ze werden boos en gaven de kuise Artemis, zittend op haar gouden troon een opdracht en zij verdreef met haar pijlen de knappe jager van Ortygia, vermoedelijk het eiland Delos.

Een andere legende verbindt Orion aan de Plejaden (sterrenbeeld Stier). Orion ontmoette het mooie meisje samen met haar moeder Pleione  en werd verliefd op haar. Maar zij wilde niets van hem weten en vluchtte vijf jaar lang voor de jager, tot Zeus ze allen aan de hemel zette. 

Een ander liefdesavontuur werd Orion noodlottig. Eens was hij samen met Artemis,, de godin van de jacht, aan het jagen op het eiland Chios. Toen hij haar naderde en opdringerig werd, liet zij uit de aarde een schorpioen verschijnen. Langzaam kruipend bereikte het aardse onderkruipsel de voetzolen van Orion en stak hem in zijn rechter voet, zodat hij ter aarde zonk. In deze houding werd hij door Zeus als een waarschuwing aan de hemel geplaatst. En zo zien wij hem vandaag nog. 

HAAS

Over dit kleine sterrenbeeld aan de voet van Orion bestaat slechts een korte legende. Die zegt dat hermes deze haas aan de hemel heeft gezet, omdat hij diens snelheid en vruchtbaarheid zo bewonderde. Dat dit ook tegelijkertijd onder de voet van Orion gebeurde, benadrukt diens rol als jager. De Haas is ook verbonden met de Grote Hond, want op een bepaalde plaats wordt gezegd dat deze op de haas joeg. 

Zo                                                                      z                                                                  zw
dec.    1  24°°u                                           jan.   1   22°°u                             febr.  1  20°°u
          15  23°°u                                                   15  21°°u                                      15  19°°u

In december vind je aan de avondhemel Orion en de Haas in het zuidoosten, in januari en februari in het zuiden tot zuidoosten.

De namen van de sterren betekenen:

Betelgeuze (Arabisch) = schouder van Orion
Nihal (Arabisch) =Navel
Rigel (Arabisch) = linker voet van de reus

Meer feiten
over de Haas

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2599

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

 

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/32)

.

WATERMAN                                    en                                             ZUIDERVIS

De Waterman wordt als een van de oudste sterrenbeelden gezien. In de allereerste overleveringen was hij een god die aan de mens water schonk. Bij de Babyloniërs was het de godin Gula die uit twee kruiken water op de aarde goot. Daaruit zijn de Eufraat en de Tigris ontstaan, de twee stromen die het Tweestromenland leven geven. Bij de Egyptenaren was het de nijlgod, de gepersonifieerde god van hun grote rivier de Nijl, uit wiens beide kruiken de Witte en de Blauwe Nijl, de twee grote bronnen van de Nijl stroomden.
De Oude Grieken brachten zelfs hun mythe van de zondvloed in samenhang met dit sterrenbeeld en zagen in de Waterman Deukalion, de Griekse Noach die het nieuwe mensengeslacht stichtte. De legende daarvan vinden we o.a. bij Ovidius in zijn eerste boek van zijn ‘Metamorfosen’.

Godvader Zeus was ter ore gekomen dat het mensengeslacht verdorven was. Dat wilde hij niet geloven en in de gedaante van een mens trok hij door de wereld om zich er zelf van te overtuigen. Hij zag moord en misdaad en hij besloot het hele mensengeslacht te vernietigen. Hij wilde het doen verdrinken door al het water van de hemel in één keer op de aarde uit te gieten. Daarom sloot hij de noordenwind en de andere op, daar die een hekel hadden aan een dicht wolkendek en stuurde hij alleen de zuidenwind die met vochtige vleugels naar de aarde zweefde. Zijn afschrikwekkend gelaat was overtrokken met duisternis, zwart als pek. Zijn baard was zwaar van de wolken, uit zijn grijze haar stroomden de waterdruppels. Mistslierten omkransten zijn voorhoofd en zijn borst was drijfnat. En toen hij met zijn hand de zwaar neerhangende wolken uitkneep, stortten de regenmassa’s uit de hemel naar de aarde. Alle rivieren en zeeën traden buiten hun oevers, bomen en huizen werden door de kolkende watermassa’s meegesleurd en de mensen verdronken.
Alleen Deukalion, de zoon van Prometheus (sterrenbeeld Adelaar) en heerser over het land rond Pythia, was door zijn vader gewaarschuwd. Voor zijn vrouw en voor hemzelf had hij een ark gebouwd. Met alleen het allernoodzakelijkste stapten ze daar bij het begin van de regenvloed op. Negen dagen en nachten dreef hun ark op het water, tot de verschrikkelijke regen ophield en zij op de top van de Parnassus weer vaste grond voelden.
Daar stapten ze van de ark af en offerden, dankbaar voor hun redding, aan de grote Zeus. Zij waren de enige mensen die de zondvloed hadden overleefd. In hun grote eenzaamheid en ellende vroegen ze het orakel van de godin Themis die hun aanraadde het gebeente van hun moeder achter zich te werpen en de aarde weer te bevolken. Daar schrokken ze voor terug, tot Deukalion een ingeving kreeg die hem zei dat ons aller moeder, moeder aarde is en het gesteente zou als haar gebeente gezien kunnen worden.
Toen werpen ze met de blik eerbiedig afgewend, harde kiezelstenen achter zich. Toen ze omkeken waren uit de stenen die Deukalion gegooid had, mannen ontstaan en uit die van Pyrrha vrouwen: een nieuw mensengeslacht was geboren.
Toen de watermassa daalde, richtte Deukalion in de kloof  waarin het laatste water verdween, een tempel op ter ere van Hera en hij bad tot haar. Tweemaal per jaar haalde hij met zijn kruik water uit de zee en goot dat als een heilige handeling in de kloof die nog in historische tijden aan vreemdelingen werd getoond. Want de Grieken bewaarden deze plaats als een heilig oord dat later Hierapolis werd genoemd dat ‘heilige stad’ betekent en het gebruik hielden ze lang in stand.
Deukalion werd voor de Grieken echter de Waterman aan de hemel die gestaag water uit zijn kruik giet dat door de Zuidervis gedronken wordt, zoals het sterrenbeeld laat zien. De Zuidervis die ook ‘Grote Vis’ wordt genoemd zou de godin Derketo zijn die uit Babylon komt zoals we van Ovidius vernemen, maar ook uit een legende die in Syrië, ook wel in Palestina verteld werd. Uit schaamte door een misstap zou zij zich in een heilige vijver hebben geworpen en veranderd zijn in een grote vis die we aan de hemel zien staan. 
Een andere overlevering zegt dat Derketo, die ook Isis wordt genoemd, in de vijver van Bambyko zou zijn gevallen en door een grote vis zou zijn gered. Als dank werd deze met twee van zijn nakomelingen als sterren aan de hemel geplaatst, hij als de Grote Vis en zij als de twee vissen uit de dierenriem (sterrenbeeld Vissen).
Er werd door de Grieken nog een andere legende met het sterrenbeeld van de Waterman verbonden en wel die van de schone jongeling Ganymed. Ganymed, een zoon van koning Tros, aan wie Troje zijn naam dankt, zou in zijn tijd de mooiste van alle aardebewoners zijn geweest. De goden kozen hem tot hun opperschenker en het was Zeus zelf die hem in de gedaante van een adelaar van de aarde naar de Olympus droeg. Daar zou hij, zoals de Grieken aannemen, als lieveling van Zeus eeuwig jeugdig de goden nectar inschenken. 
De ontroostbare vader werd door Zeus op velerlei wijze schadeloos gesteld. Het beroemdste geschenk waren twee onvolprezen onsterfelijke paarden die als de wind over water en over rechtop staand graan konden lopen. Later kwamen ze in bezit van Laomedon en werden de aanleiding voor de eerste Trojaanse oorlog. 

Zo                                                                    z                                                         zw
sept.    1    1°°u*                                    okt.   1  22°°u                              nov.  1   20°°
          15   24°°u*                                           15 21°°u                                        15  19°°

Het sterrenbeeld Waterman gaat in juli/augustus tussen het oosten en het zuidoosten op, is vanaf september helemaal te zien boven de horizon, bereikt in oktober en november de hoogste positie boven de horizon (dit beeld) en daalt dan in november/december in het zuidwesten langzaam onder de horizon, dan aan de avondhemel om 21°°, 22°° zomertijd.
Het sterrenbeeld Zuidervis is alleen in oktober aan de avondhemel te vinden om 21°° (dit beeld) en alleen onder gunstige waarnemingsomstandigheden. De heldere ster Fomalhaut kun je bij gunstige omstandigheden tevens ook in september tussen het zuidoosten en het zuiden en in november tussen het zuiden en het zuidwesten dicht bij de horizon zien.  

De namen van de sterren betekenen:

Fomalhaut (Arabisch) = afgeleid van fam al-hut al-ganubi: bek van de Zuidervis
Sadalachbia (Arabisch) = afgeleid van sad al-ahbiya: geluksgesternte van de tenten
Sadalsud (Arabisch) = afgeleid van sad as-suud: het geluksgesternte van de geluksgesternten
Scheat (Arabisch) = afgeleid van Schienbein (van de Waterman)

Meer feiten Waterman      Zuidervis

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2594

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/18)

.

noorderkroon

In heldere lente- en sterrennachten licht naast het sterrenbeeld van Boötes een krans van heldere sterren aan de hemel op, de Noorderkroon, die de godensmid Hephaistos  als kroon voor de zeegodin Amphitrite vervaardigd zou hebben. Het was een krans van gouden bladeren met schitterende edelstenen. Hoe dit smeedkunstwerk aan de hemel kwam, komen we te weten uit de legende van Theseus en Ariadne.

Theseus, een zoon van de zeegod Poseidon, had ook een fysieke vader. Toen hij opgegroeid was tot een krachtige jongeling, bracht zijn moeder hem naar een rotsblok en vertelde hem: ‘Onder dit rotsblok heeft je vader een zwaard en zijn sandalen gelegd. Wanneer je er sterk genoeg voor zou zijn, moest jij de steen opzij rollen, het zwaard pakken en met de sandalen naar hem toegaan, want hij is een grote koning.’
Theseus aarzelde niet, rolde de steen weg en vond alles zoals zijn moeder het gezegd had. Toen nam hij het zwaard, gordde het om en trok de sandalen aan die hij naar zijn vader moest brengen. Hij liet door zijn moeder de weg beschrijven, nam afscheid en ging meteen op weg.

In plaats van de makkelijkere weg over zee te nemen, liep Theseus over land waar hij menig gevaar en beproeving moest trotseren. Daarbij nam hij het steeds op voor het recht en voor de waarheid en bestreed het kwaad. Nadat hij door zijn slimheid en zijn zwaard alle vijanden had overwonnen, kwam hij aan het hof van de koning die reeds zijn heldendaden had vernomen en hem uitnodigde voor een gastmaaltijd. Daarbij gebeurde het dat Theseus zijn zwaard gebruikte om een groot stuk vlees te verdelen. Dat zag de koning en die herkende zijn eigen zwaard dat hij twintig jaar geleden onder het rotsblok had gelegd. De sandalen bevestigden het en blij maakte hij zich aan zijn zoon bekend. Het volk van Athene vierden dat de jonge prins de toekomstige koning zou zijn want er was maar één erfgenaam.

De feestvreugde werd getemperd doordat de Atheners zeven van de knapste jongelingen en zeven van de schoonste jonge vrouwen als tribuut en offer voor de verschrikkelijke Minotaurus naar koning Minos van Kreta moesten sturen. De  Minotaurus was een ondier, half mens, half stier die in een door koning Minos gebouwd labyrint huisde, een onderaards gewelf met talloze gangen waarin je zou verdwalen en dat zich voedde met mensenoffers. Toen Theseus dit verhaal hoorde, bood hij meteen aan samen met de slachtoffers naar Kreta te varen om of de Minotaurus te doden of om ook zelf te sterven.

Koning Minos stond op de kade van de haven van Kreta waar het schip van de Atheners aanlegde. Zijn blik viel op een van de schone jonge vrouwen waartoe hij zich vurig aangetrokken voelde. Toen hij op haar af wilde lopen, versperde Theseus hem de weg en beriep zich als zoon van Poseidon op zijn plicht de jonge vrouwen te beschermen. Minos lachte verachtelijk, nam zijn gouden ring van zijn vinger en wierp deze in zee. ‘Wanneer Poseidon werkelijk je vader is’, zei hij, ‘bewijs dat dan maar door mij die ring terug te brengen!’

Theseus sprong in zee en onmiddellijk kwam er een dolfijn aan, nam hem op zijn rug en bracht hem naar het paleis van de zeegod.  Daar ontvingen de zeejonkvrouwen, de Nereïden, hem en leidden hem naar hun koningin Amphitrite die de kroon van Hephaistos die zij van de godin van de liefde, Aphrodite gekregen had, als bruiloftsgeschenk op haar hoofd droeg. 
De Nereïden die erop uitgestuurd waren om de ring van Minos te zoeken, brachten deze weldra terug. Amphitrite echter nam de kroon en zette deze op de blonde lokken van de zoon van haar gemaal.

Toen Theseus met de ring én de kroon weer uit de zee oprees, stond Ariadne, de dochter van koning Minos aan de oever. In haar hart ontvlamde meteen de liefde voor de knappe jongeling die een zekere dood wachtte in het labyrint waaruit nog niemand teruggekomen was. Toen gaf ze hem een grote kluwen wol en bracht hem heimelijk naar het labyrint waar ze al een zwaard voor hem had klaargelegd. Theseus knoopte het einde vast aan de ingang en nam de kluwen mee, terwijl hij zonder angst het donker binnenging, want de edelstenen van zijn kroon verlichtten de weg voor hem waar aan het eind de Minotaurus op zijn slachtoffer wachtte. Verblind door de glans van de kroon schrok het ondier terug en Theseus kon het overmeesteren en doden. Met behulp van de draad vond hij de weg naar de uitgang terug en vluchtte met Ariadne en de Atheners, vóór de Kretenzers iets merkten. Pas op het eiland Naxos gingen ze weer aan land
Theseus huwde met de vrouw die hem redde, bij wie hij als dank de kroon op haar hoofd zette. 
Terwijl hij sliep, verscheen in zijn droom de godin Athena die hem vertelde dat Ariadne al sinds lang geleden als echtgenote was beloofd aan de god van de wijn, Dionysos, die nu zijn recht kwam opeisen. Theseus moest zijn geliefde verlaten en alleen terugkeren naar Athene. 
Met een zwaar hart gehoorzaamde Theseus de goddelijke beschikking en zeilde weg zonder afscheid te nemen. Ariadne werd wakker, door ieder verlaten en huilde bittere tranen. Maar daar naderde de god Dionysos al om haar te troosten en te vertellen dat zij hem als rechtmatige echtgenoot moest erkennen en hij slingerde haar kroon als teken van zijn goddelijkheid naar de hemel. Daar staat die nog even stralend als ooit tevoren.

No                                                                      o                                                       zo
mrt.   1  24°°u                                          apr. 1  23°°u*                            mei   1  21°°u*
15  23°°u                                                 15  22°°u*                                    15 20°°u*

Het sterrenbeeld de Noorderkroon aan de rechterkant van Boötes vinden het best wanneer we eerst het sterrenbeeld van Boötes aan de hemel zoeken. In maart staan beide sterrenbeelden dicht bij de horizon in het noordoosten, in april hoger en bijna in het oosten (dit beeld) en in mei hoog in het oosten, dan aan de avondhemel.

De namen van de sterren betekenen

Gemma (Latijn) = edelsteen

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2589

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – Sterrenkunde (1-1/17)

.

LIER
.

De boodschapper van de goden, Hermes, zou de lier uitgevonden hebben. Hij was een zoon van Zeus en de lieflijke Maja, een van de Plejaden (sterrenbeeld Stier).
Volgens een oude legende werd de godenzoon op een morgen geboren. Tegen de middag sloop hij uit zijn wieg en hij wilde heimelijk de grot verlaten waarin hij was geboren, toen hij in het gras een schildpad ontdekte. ‘Ik begroet je, gelukkig teken’, zei hij tegen haar, ‘jij bent een fijn stukje speelgoed voor mij. Ik wil je met me meenemen, want op aarde zou je maar te gronde gaan. Maar wanneer je gestorven zal zijn, zal je door mij gaan zingen.’
Hij benam haar het leven, maakte het pantser los, spande er zeven uit pezen gevlochten, samenklinkende snaren over en sloeg er met een staafje tegen. Machtig klonk, in de diepte van de welving weergalmend, door de hand van de god het nieuw gebouwde instrument, de lier.
Hij maakte er prachtige liederen bij en hij bezong wat zijn ogen zagen en ook de liefdesverhouding tussen Zeus en Maja aan wie hij zijn geboorte te danken hat.
Op de avond van dezelfde dag verstopte hij de lier in zijn wieg en vertrok naar het Pierische gebergte alwaar de kudden van de onsterfelijke goden graasden. Daar nam hij vijftig runderen van Apollo mee, ging naar huis en ging weer in zijn wieg liggen. Toen Apollo hem ter verantwoording riep, hield hij zich van de domme. Later pas schonk hij hem zijn lier als genoegdoening voor de gestolen runderen. Apollo, de god van de harmonie, was heel verheugd met dit nieuwe instrument waarvan de klank liefde, vreugde en slaap teweeg kon brengen.

Apollo gaf de lier aan zijn zoon Orpheus wiens moeder de muze van het gezang was, Calliope. Orpheus verbouwde de lier en verhoogde het aantal snaren tot negen, evenveel als het aantal muzen.

Met dit instrument en met zijn niet te evenaren stem was hij in staat de wildste dieren in het woud te temmen. Zelfs de planten en bomen luisterden naar hem en bewogen mee op zijn melodieën. 
Deze geweldige zanger en lierspeler ging ook mee met de Argonauten (→ schip Argo), waarbij hij zijn kameraden op de terugreis voor een groot gevaar behoedde. Toen hun schip langs de klippen van de Sirenen voer die de Argonauten met hun verleidelijk gezang in hun ban wilden krijgen, speelde Orpheus op zijn lier zulke hemels mooie muziek, dat ze de Sirenen konden weerstaan en opgewassen waren tegen het gevaar.
De kracht van zijn lierspel was zo groot, dat Orpheus daarmee zelfs de kracht van de dood kon overwinnen. Zijn gemalin, Eurydice, was door een slangenbeet om het leven gekomen. Toen nam Orpheus in zijn mateloze verdriet het besluit in de onderwereld af te dalen om Pluto te bewegen zijn echtgenote terug te geven. Het gelukte de moedige zanger in het rijk van Pluto binnen te dringen door Charon, de veerman naar dit rijk, met de klanken van zijn lier te betoveren. Door zijn muziek maakte hij ook de hellehond Cerberos, een ondier met drie koppen, dat de ingang van de onderwereld bewaakte, rustig. Persephone. koningin in dit rijk (→ sterrenbeeld maagd) raakte eveneens in de ban van het lierspel en gezang van Orpheus. Zij overreedde haar gemaal Pluto Eurydice weer naar de aarde te laten terugkeren. Pluto stemde ermee in, maar stelde de voorwaarde dat Orpheus zich niet mocht omkeren of Eurydice hem wel volgde, voor ze de bovenwereld zouden bereiken. Alles ging goed tot de eerste schemering van de bovenwereld in de grot viel. Toen keerde Orpheus zich naar Eurydice om, door een heftig verlangen gegrepen, maar nu moest zij voor eeuwig in het rijk van de schimmen terugkeren.
Orpheus trok daarna als goddelijke zanger door de landen; kwam in Azië en Afrika, en leerde veel kennen. Teruggekeerd bracht hij voor de mensen van zijn volk wetten, religie, dichtkunst en muziek mee. Met de edelsten sloot hij een verbond en stichtte zo de orphische mysteriën.
Na de dood van Orpheus werd zijn lier aan de hemel geplaatst.

          no                                                           o                                                       zo
juni   1  1°°u*                                           juli    1  23°°u*                       aug.    1   21°°u*
15 24°°u*                                                   15 22°°u*                                15   20°°u*
*zomertijd

Het sterrenbeeld Lier vinden we het simpelst wanneer we de zgn. ‘zomerdriehoek’ zoeken die in de zomermaanden door de sterren Altair (in de Adelaar), Deneb (in de Zwaan) en Vega (in de lier) gevormd wordt. In juni staat de Lier dieper naar het no, in juli zoals op deze kaart en in augustus vinden we haar bijna precies boven ons zenit, dan aan de avondhemel om 22u zomertijd.

De namen van de sterren betekenen:

Vega (Arabisch) = afgeleid van ‘de vallende adelaar’, zoals dit sterrenbeeld bij de Arabieren genoemd wordt.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2583

 

.

VRIJESCHOOL – Sterrenkunde (1-5-1/2)

.

Artikelen voor de bovenbouw die hier worden gepubliceerd hebben alle betrekking op de tijd dat de bovenbouw nog veel meer vrijeschoolbovenbouw kon zijn dan nu het geval is. De exameneisen hebben steeds meer inbreuk gemaakt en daardoor afbreuk gedaan aan het leerplan zoals dat jaren werd gehanteerd, steeds vanuit het gezichtspunt: leerstof is opvoedings- en ontwikkelingsstof. In hoeverre dat principe – naast de examentraining – nog leidraad kan zijn bij de inhoud van de geboden lesstof in de verschillende vrijeschoolbovenbouwen weet ik niet. 
De artikelen voor deze klassen zijn wél vanuit dit gezichtspunt geschreven.

.

C. von Gleich, nadere gegevens ontbreken, datum moet van na 1980 en vóór 1986 zijn*.
.

EEN TEKEN AAN DE HEMEL – EEN TEKEN AAN DE WAND

.
II. Toekomstperspectieven

In het vorige artikel kwamen de periodieke verschijningen van de komeet Halley ter sprake, die door de astronomen met een steeds toenemende nauwkeurigheid konden worden berekend. Een geheel nieuwe dimensie krijgt voor ons het fenomeen van deze komeet echter door de esoterische beschouwingen die wij aan Rudolf Steiner te danken hebben. In de loop van het voorjaar 1910 sprak hij in vier steden (Stuttgart, München, Palermo en Hannover) met nadruk over de geestelijke betekenis van de komeet Halley. Het is opmerkelijk dat deze voordrachten in een periode vallen waarin Rudolf Steiner ook voor het eerst een ontwikkeling kon openbaren die hij als de belangrijkste voor onze tijd kenschetste: het nieuwe schouwen van de werkingskracht van Christus in het etherische gebied. De twee in Stuttgart gehouden voordrachten, ‘Die Geheimnisse des Weltalls. Kometarisches und Lunarisches’ (5 maart) en ‘Die Wiedererscheinung des Christus im Atherischen’ (6 maart) laten ons bewust worden dat wij beide gegevens niet los van elkaar mogen zien, als wij ons met de komeet Halley bezighouden.

In het bestek van dit artikel is het niet mogelijk in te gaan op alle aspecten die door Rudolf Steiner in verband met de komeet Halley worden behandeld. Het hierna volgende is daarom niet meer dan een gedeeltelijke samenvatting van gezichtspunten uit de desbetreffende voordrachten die gepubliceerd zijn in deel 118 van de Gesamtausgabe.

Kometen verschijnen met grote tussenpozen. Iedere komeet heeft daarbij een heel bepaalde opgave. Wanneer deze vervuld is, dan versplintert de komeet. Zoals de zon, de maan en de planeten als het ware verweven zijn met ons dagelijkse, min of meer regelmatige doen en laten, veroorzaken de kometen een plotselinge versnelling of verandering in de ontwikkeling van de mensheid. De verschijning van een komeet is in zeker zin als een geboorte. Wij kunnen dit zien aan de komeet Halley en de geestelijke kracht die er achter staat. Steeds is met zijn verschijning iets verbonden geweest dat nieuw was voor de ontwikkeling van de aarde. Nu hij op het punt staat weer terug te komen, zal daarmee een nieuw tijdperk van materialisme worden ingeluid en geboren. Men kan dit nagaan aan de hand van de vorige verschijningen. In 1759 ontstonden hieruit de krachten die het materialistische tijdperk van de Verlichting hebben bewerkstelligd. Wat uit de invloed van de komeet Halley in dit opzicht is voortgevloeid, zoals bijvoorbeeld bij Paul Holbach’s Système de la nature en bij de Franse encyclopedisten, was iets dat Goethe zo tegen de borst stuitte. Toen de komeet in 1835 weer zichtbaar werd, weerspiegelde het materialisme zich opvallend in de geschriften van de filosofen Ludwig Büchner en Jacob Moleschott die in de tweede helft van de 19e eeuw in brede kring ingang hebben gevonden.

In dit jaar 1910, aldus Rudolf Steiner, beleven wij opnieuw een verschijning van de oude komeet en dat betekent een crisisjaar in bovengenoemde zin. Alles wordt in het werk gesteld om de mensen tot een nog meer vervlakte opvatting, tot een moeras van materialistische wereldbeschouwingen te brengen. De mensheid staat voor een geweldige beproeving. Zijn verschijning moet voor ons een waarschuwing zijn, dat hij voor ons een zeer kwalijke gast zal worden, als wij ons aan zijn invloed overgeven. Het zal noodzakelijk zijn, dat wij ons houden aan hogere machten uit de kosmos dan die van de komeet Halley. Laten wij beseffen, dat de tijden voorbij zijn waarin zijn verschijning in zekere zin nog vruchtbaar was voor de mensheid. Nu is dit niet meer het geval. Wij moeten ons verbinden met sterkere machten, om de gevaarlijke invloed die van de komeet Halley uitgaat tegen te gaan. Het is niet om een oud bijgeloof op te halen, maar om een diepe waarheid tot bewustzijn te brengen wanneer erop gewezen wordt, dat de komeet Halley de mensheid steeds meer tot vervlakking zal brengen en het Ik steeds verder naar het fysieke toe zal leiden.

De hier weergegeven woorden van Rudolf Steiner werden in 1910 door slechts weinigen gehoord en waarschijnlijk door nog minder mensen begrepen. Nu, na ruim 70 jaren, staat de draagwijdte van zijn indringende beschouwingen des te duidelijker voor ons historisch bewustzijn.

In het vooruitzicht van een nieuwe verschijning van de komeet Halley in 1986 moeten wij ons afvragen wat onze huidige situatie is en wat deze komeet ons zal brengen. Het behoeft geen betoog, dat de materialistische overheersing van vandaag nog veel ernstiger is dan aan het begin van de eeuw. B. C. J. Lievegoed heeft in twee voordrachten voor de zomerconferentie van de Antroposofische Vereniging en de internationale artsenvereniging uiteengezet in welke crisis wij ons bevinden: de atoomcrisis, de energiecrisis, de sociale crisis en de culturele crisis (Mededelingen, mei 1982, p. 147-156).

Aanvullend kan men stellen, dat ook de gezagscrisis, die deel uitmaakt van de genoemde aspecten, in onze maatschappij een grote rol speelt. Wie zich oriënteert in de wereldliteratuur vindt hiervoor tal van aanknopingspunten. Typerend is, dat in deze literatuur de gezagscrisis dikwijls van twee tegenovergestelde gezichtspunten uit belicht wordt. Enerzijds worden de verschrikkingen van de machtstirannie uit het naaste verleden of in de nabije toekomst beschreven (Alexander Solzjenitsyn, De Goelag Archipel; George Orwell, Nineteen eighty-four), anderzijds wordt er, ter redding van de mensheid, juist geroepen om de ‘sterke man’, de ‘supermens’.

Een heel merkwaardige plaats neemt in dit verband een verhaal van de Russische wijsgeer Waldimir Solowjov in, dat hij op het einde van zijn leven (1900) heeft geschreven. Wij willen er wat nader op ingaan, temeer daar dit verhaal juist in de afgelopen maanden door het Theater van het Woord, in een toneelbewerking van Hugo Pronk, onder de aandacht is gebracht.

Korte inhoud: Nadat Europa een langdurige overheersing door Oosterse volkeren van zich heeft afgeschud, is de 21e eeuw rijp geworden door de Verenigde Staten van Europa, waarin de materialistische denkbeelden zich weer in versterkte mate doen gelden. In die tijd leeft er een jonge, geniale man. Hij is aanvankelijk gelovig, maar gaandeweg steeds meer vervuld van een mateloze eigenliefde, zodat hij zichzelf tenslotte als opvolger van Christus beschouwt. Op een beslissend moment in zijn leven, na een ernstig ongeluk, wordt hij door een hoge macht geïnspireerd die tot hem spreekt: ‘Ontvang mijn geest! Zoals mijn geest je eens baarde in schoonheid, zo schept hij je nu in kracht!’ Nu schiet zijn roem komeetachtig omhoog; uiteindelijk wordt hij tot president voor het leven benoemd. Zijn macht lijkt onaantastbaar als hij er ook nog in slaagt de wereldvrede te bewerkstelligen, alle honger uit te bannen en zelfs wondertekenen te laten verrichten. Het einde voor hem komt pas als tijdens een concilie van de christelijke kerken de Russisch-orthodoxe bisschop Johannes de aanwezige president ontmaskert als de Antichrist.

Dit visionaire beeld van Solowjov kan pas ten volle begrepen worden vanuit de antroposofische geesteswetenschap die een veelomvattend inzicht geeft in de aspecten van het boze. Een wezenlijk, en voor onze tijd zeer actueel gezichtspunt is dit: Tegenover de aardse incarnatie van Christus staan — als negatieve spiegelbeelden — de incarnatie van Lucifer (ca. 300 v.Chr.) en de nog te verwachten incarnatie van Ahriman op aarde. Het is geen toeval, dat Rudolf Steiner in het najaar van 1919, juist als in Duitsland de eerste tekenen (o.a. nationaal-socialisme) van een nieuwe wereldramp kenbaar worden, voor het eerst over de toekomstige incarnatie van Ahriman spreekt. Wij volstaan met twee citaten die wij in vertaling weergeven:

Te midden van de ontreddering die over de aarde zal komen, moet de mensheid bewust naar de incarnatie van Ahriman toe leven. Door de voortdurende oorlogen en andere noden van de naaste toekomst zal het menselijke vernuft bijzonder vindingrijk worden op het gebied van het fysieke leven. Door deze vindingrijkheid op fysiek gebied, die niet door een bepaalde handelwijze afgewend kan worden, want zij zal met noodzakelijkheid optreden, wordt een zodanige menselijk-lichamelijke individualiteit mogelijk, dat Ahriman daarin zal kunnen incarneren. Maar deze ahrimanische macht bereidt haar incarnatie op aarde vanuit de geestelijke wereld voor. Deze incarnatie van Ahriman in een menselijke gestalte wordt zoveel mogelijk in die zin voorbereid, dat zij de mensen op aarde in de hoogste mate kan verleiden en in verzoeking kan brengen.’ (Voordracht 4-11-1919, GA 193).

‘Zo zal er in het westen een werkelijke incarnatie van Ahriman zijn, voordat er ook maar een deel van het derde millennium n.Chr. zal zijn verlopen.’ (Voordracht 1-11-1919, GA 191).

Wij moeten ons realiseren dat dit derde millennium al in het jaar 2000 begint! Uit de citaten blijkt een treffende parallel met het verhaal van Solowjov: Ahriman grijpt in als ‘weldoener’, wanneer de aarde in grote nood verkeert, ‘d.w.z. Ahriman als de nabootser van de heilsdaad van Christus. Moeten wij er dan niet ook op voorbereid zijn, dat de tekenen die de komst van Christus hebben aangekondigd, nagebootst zullen worden door Ahriman? En mogen wij ons afvragen: Is er een parallel tussen de Ster van Bethlehem en de komeet van Halley?

Rudolf Steiner heeft in zijn voordrachten nooit specifiek op het jaartal 1986 gewezen. Maar er is van hem een uitspraak die op een heel eigenaardige wijze verband legt met dit jaartal. Deze is te vinden in een op 7 maart 1914 in Stuttgart gehouden voordracht over de bijzondere samenwerking van Lucifer en Ahriman die zich iedere duizend jaar manifesteert. (Zie ook B. C. J. Lievegoed, De bouwimpuls als Michaëlische opgave. Mededelingen, nov. 1978). Hieraan willen wij afsluitend het volgende ontlenen:

‘Lucifer en Ahriman zullen zich in het bijzonder meester maken van de naam een christen te zijn. Mensen die geen spoor van echt christendom meer in zich hebben, zullen zich christenen noemen en te keer gaan tegen hen die zich willen houden aan het woord dat Christus gesproken heeft: ‘En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld’ (Matth. 28). Er zal verwarring en verwoesting heersen wanneer het jaar 2000 nadert, en dan zal ook van ons Dornachse bouwwerk (het eerste Goetheanum) niets meer overeind staan, alles zal verwoest en vernietigd zijn. Daarop zullen wij vanuit de geestelijke wereld omlaag blikken.
Maar wanneer het jaar 2086 nadert, dan zullen overal in Europa gebouwen verrijzen die spirituele doelen dienen. Zij zullen de dubbelkoepel dragen zoals ons Dornachse bouwwerk. Dat zal de gouden tijd zijn voor zulke gebouwen waarin het spirituele leven kan bloeien.’
Waar Rudolf Steiner er enerzijds op wijst dat het voor onze tijd noodzakelijk is zich vertrouwd te maken met de gebeurtenis van Ahrimans incarnatie, geeft hij ons anderzijds een duidelijke opdracht mee. Door de verduistering van het spirituele op vele gebieden in de wereld is tevens, als wij de juiste houding innemen, de weg geopend om het spirituele in ons innerlijk op te wekken. Ons intellectuele weten moet vervuld worden van de wijsheid van het hart. Michaël, de inspirator van ons tijdperk, helpt ons onze wil te doordringen met lichtkrachten, mits wij ons hiervoor inzetten.
Onze tijd vraagt om waakzaamheid op ieder gebied. Niet alleen de gebeurtenissen op aarde geven ons hiertoe aanleiding, maar ook de tekenen aan de hemel.

R. Steiner, Das Ereignis der Christus-Erscheinung in der atherischen Welt. (GA 118). (Voordrachten 5 maart, 13 maart, 18 april en-10 mei 1910).
Vertaald

W. Solowjov, Korte vertelling van de Antichrist. – Vertaling J. W. Munz. Rotterdam: Lemniscaat.
De vertelling is ook hier te vinden.

R. Steiner, Soziales Verstandnis aus geisteswissenschaftlicher Erkenntnis. (GA 191). (Voordrachten 1, 2 en 15 nov. 1919).
Vertaald 1, 2 nov

R. Steiner, Der innere Aspekt des sozialen Ratsels. Luziferische Vergangenheit und ahrimanische Zukunft. (GA 193).

H. W. Schröder, Das Jahrhundertende und die Inkarnation Ahrimans im nachsten Jahrtausend. In: Mitteilungen aus der anthroposophischen Arbeit in Deutschland, jg. 32, Michaeli 1978.

.

Nog een artikel over Halley

Sterrenkundealle artikelen

.

2579

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Sterrenkunde (1-5-1/1)

.

Artikelen voor de bovenbouw die hier worden gepubliceerd hebben alle betrekking op de tijd dat de bovenbouw nog veel meer vrijeschoolbovenbouw kon zijn dan nu het geval is. De exameneisen hebben steeds meer inbreuk gemaakt en daardoor afbreuk gedaan aan het leerplan zoals dat jaren werd gehanteerd, steeds vanuit het gezichtspunt: leerstof is opvoedings- en ontwikkelingsstof. In hoeverre dat principe – naast de examentraining – nog leidraad kan zijn bij de inhoud van de geboden lesstof in de verschillende vrijeschoolbovenbouwen weet ik niet. 
De artikelen voor deze klassen zijn wél vanuit dit gezichtspunt geschreven.

.

C. von Gleich, nadere gegevens ontbreken, datum moet van na 1980 en vóór 1986 zijn*.
.

Een teken aan de hemel – een teken aan de wand
.

I. De komeet Halley in het verleden
.

In het Engelse tijdschrift Nature stond enige maanden geleden [zie boven*] de volgende mededeling: Een groep Amerikaanse sterrenkundigen ontdekte in de nacht van 16 oktober 1982 op de Palomar sterrenwacht (Californië) in het sterrenbeeld de Kleine Hond de komeet Halley. Deze ontdekking was gedaan met behulp van de grote telescoop die een middellijn van 5 meter heeft, en met gebruikmaking van een speciaal fotografisch procedé dat vijftig maal zo gevoelig is als het tot nu toe gebruikelijke fotomateriaal. De komeet Halley bevindt zich op dit moment nog op een afstand die overeenkomt met elf maal de afstand aarde-zon en hij zal, volgens de meest recente berekeningen, op 9 februari 1986 de zon het dichtst zijn genaderd. De waarneming van deze komeet zo lang tevoren, op een exact berekende plaats aan de hemel, is in astronomisch-technisch opzicht een succes van de eerste orde. Tot zover het tijdschrift Nature.

Het laat zich aanzien dat in de komende jaren nog veel te doen zal zijn rond het verschijnsel van de komeet Halley. Er worden bijvoorbeeld al plannen gemaakt voor de lancering van ruimteraketten om in 1986 zoveel mogelijk technische gegevens over deze komeet te kunnen verzamelen. Vanwaar al deze bedrijvigheid, en wie was Halley naar wie dit bijzondere hemellichaam is genoemd?

Een eeuw na Johannes Kepler leefde in Engeland Edmond Halley (1656-1742), een van de grootste geleerden van zijn tijd. Geboren in Londen bezocht hij als student Queens College in Oxford. Met een 7 meter lange telescoop bestudeerde hij in 1675 een maansverduistering en op twintigjarige leeftijd publiceerde hij zijn eerste astronomische verhandelingen. Om ook de sterrenhemel van het zuidelijk halfrond te kunnen onderzoeken, reisde hij naar het eiland St. Helena in de Atlantische Oceaan. Onderweg werkte hij aan de verbetering van het navigatie-instrument de kwadrant. De catalogisering van talrijke nieuwe sterren en de publicatie van een verbeterde sterrenkaart van het zuidelijk halfrond leverde hem het eervolle lidmaatschap van de Royal Astronomical Society op. Drie jaar lang bereisde hij het Europese vasteland om internationale contacten aan te knopen. In Parijs maakte de verschijning van een komeet een onuitwisbare indruk op hem.

Halley had een veelzijdige belangstelling voor de natuurwetenschappen. Van grote invloed op zijn ontwikkeling was de hechte vriendschap met zijn oudere landgenoot Isaac Newton in Cambridge. Samen bespraken zij diens Philosophiae naturalis principia mathematica. Dit belangrijke werk waarin Newton o.a. zijn wetten op het gebied van de mechanica formuleerde, liet Halley op eigen kosten drukken. Met Antoni van Leeuwenhoek in Delft correspondeerde hij over de verbetering van het microscooponderzoek. Met Huvgens discussieerde hij over de toepassing van duikerklokken. Zo zijn er nog tal van gebieden te noemen waarop Halley actief is geweest.
Van 1698 tot 1.700 maakte hij opnieuw een grote zeereis die hem tot in het zuidelijkste deel van de Atlantische Oceaan ‘voerde. Het schip kwam door hoge ijsbergen in grote moeilijkheden en ontsnapte ternauwernood aan de ondergang. Als resultaat van deze reis kon Halley de eerste atlas van magnetische velden op zee publiceren. Nadat hem de titel van professor in de meetkunde te Oxford was verleend, ging hij Arabisch leren om een middeleeuws wiskundig geschrift uit het Arabisch in het Latijn te kunnen vertalen en uit te geven.

Na jarenlange berekeningen kon Halley in 1705 zijn levenswerk over de elliptische banen van alle destijds bekende kometen voltooien. Dit werk verscheen gelijktijdig in het Latijn en in het Engels (A synopsis of the astronomy of cornets). Toen hij 64 jaar oud was, werd hij nog benoemd tot directeur van de sterrenwacht Greenwich. Dit gaf hem de gelegenheid om met behulp van een nieuw verworven telescoop aan een 18 jaren durend maanonderzoek te beginnen en dit – ondanks een verlamming aan zijn rechterhand – ook nog af te ronden.

Deze briljante loopbaan ten spijt heeft Halley tijdens zijn leven op astronomisch , gebied niet die internationale erkenning ondervonden die hem later, dank zij een door hem gedane voorspelling, ten deel is gevallen. Tijdens de intensieve bestudering van de in zijn tijd verschenen kometen en alle mededelingen uit vroeger eeuwen die hij daarover kon vinden, was het Halley namelijk opgevallen dat de komeet die hij zelf in 1682 had gezien dezelfde moest zijn als die in de jaren 1607, 1531 en 1456 was waargenomen. Op grond van zijn berekeningen, waarbij ook met de aantrekkingskracht van verschillende planeten rekening gehouden moest worden, voorspelde Halley in zijn genoemde boek A synopsis dat deze komeet ook in december 1758 weer zichtbaar zou worden. Deze voorspelling is, 16 jaar na zijn dood, precies uitgekomen! De astronomen waren uiteraard enthousiast en noemden daarom deze komeet naar Halley. Gedurende een groot deel van 1759 genoot men nog van het schouwspel. Van toen af werden de berekeningen intensief voortgezet om de volgende verschijning van de komeet te kunnen bepalen. De Academie van Wetenschappen in Turijn wijdde hieraan een prijsvraag die in 1820 door de Fransman Damoiseau werd gewonnen. Hij kon aantonen dat de komeet Halley in 1835 weer terug zou komen. Inderdaad werd de komeet in september van dat jaar op de Leidse sterrenwacht gezien. De toen reeds aanwezige staart van de komeet groeide in enkele weken tijds tot een lengte van 30° (dat komt overeen met de ruimte die elk van de 12 dierenriemtekens aan de hemel inneemt). De komeet bleef in Zuid-Europa nog ruim een half jaar zichtbaar.

Het spreekt vanzelf dat door de vorderingen op astronomisch gebied in de 19e eeuw (bijvoorbeeld de tevoren berekende ontdekking van de planeet Neptunus) ook de kennis omtrent de kometen aanzienlijk toenam. Niet alleen bij de sterrenkundigen, maar ook in bredere kring werd de belangstelling voor kometen een modeverschijnsel. Er verschenen talrijke verhandelingen over dit onderwerp. Oude geschriften met vermeldingen van kometen werden opnieuw ontdekt en uitgegeven, zoals waarnemingen in China uit de tijd vóór Christus.

In de oude getuigenissen worden kometen meestal in verband gebracht met rampen of dreigende gebeurtenissen. Slechts één auteur, de Romein Gaius Plinius sr., moge in dit verband worden aangehaald: ‘Een onheilspellende komeet is door de volkeren van Ethiopië en Egypte waargenomen, waaraan de koning van die tijd, Typhon, de naam heeft gegeven: vurig er uitziende en gedraaid als een kronkel, ook schrikwekkend om te zien en eigenlijk niet zozeer een ster als wel een vurige knoop. . . Nu en dan is er een komeet in het westelijk deel van de hemel: voor het grootste deel zijn dit schrikwekkende sterren en niet gemakkelijk door offers gunstig gestemd, zoals in de burgeroorlog tijdens het consultaat van Octavius en nog een keer in de strijd tussen Pompejus en Caesar. . . De enige plaats in de gehele wereld waar een komeet voorwerp van verering is, is een tempel te Rome’. (Geciteerd naar H. Groot).

Gestimuleerd door de voortgeschreden rekenmethodes hebben de astronomen Cowell en Crommelin in het begin van deze eeuw getracht nog enkele vroegere verschijningsjaren van de komeet Halley vast te stellen. Inderdaad slaagden zij erin aan te tonen dat hij zelfs al in de jaren 989 en 1066 moet zijn verschenen. Van de gebeurtenis in 1066 bestaat een interessante getuigenis in het beroemde tapijt van Bayeux waarop deze komeet is afgebeeld.

De komeet Halley afgebeeld op bet tapijt van Bayeux.

De laatste keer dat de komeet Halley te zien is geweest was in 1910. Maanden tevoren was hij al op de fotografische plaat ontdekt. Eind april, begin mei 1910 kreeg hij zijn grootste helderheid. Eén aspect waar H. Groot op wijst, mag hier niet onvermeld blijven: ‘Een bijzonderheid die op verschillende plaatsen van de aarde tot grote bezorgdheid, ja tot allerlei excessen leidde, was dat de aarde op 19 mei door de staart van de komeet moest passeren. De vrees die voor deze gebeurtenis bestond, berustte op het feit dat het zwaar giftige cyaan in de staart aanwezig geacht werd. Van wetenschappelijke zijde werd er echter met nadruk op gewezen, dat de verdunning van dit cyaan in elk geval zo groot moest zijn, dat werkelijk niet te vrezen viel voor schadelijke gevolgen. Dit is dan ook wel gebleken. Men heeft, voor zover met zekerheid kon worden nagegaan, volstrekt niets kunnen bespeuren van de doorgang van de aarde door de staart.’

In verhouding tot het grote aantal kometen in de tweede helft van de 19e eeuw (in het bijzonder in de jaren 1880-90), werd het na 1910 merkwaardig stil in dit opzicht. Er traden sindsdien geen opvallende verschijningen meer op. Dit ontlokte aan H. Groot in zijn boek de wens dat een bijzonder lichtsterke komeet weldra de balans weer in het evenwicht moge brengen.

Wat betreft de uiterlijke gegevens over de kometenverschijningen willen wij hiermee volstaan. Zoals in het begin werd opgemerkt, zal de komeet Halley in februari 1986 de zon het dichtst zijn genaderd en waarschijnlijk met het blote oog helder zichtbaar worden. Het is zeer twijfelachtig of wij het enthousiasme van de astronomen in deze zullen mogen delen. Welke geestelijke perspectieven met de komeet Halley verbonden zijn, in het licht van hetgeen Rudolf Steiner hierover heeft medegedeeld, zullen wij in het volgende artikel onder ogen zien.

Literatuur:

D. W. Hughes, The recovery of Halley’s cornet. In: Nature, Vol. 300 (1982) p. 318.
A. Armitage, Edmond Halley. – London, 1966.
C. A. Ronan, Edmond Halley. In: Dictionary of scientific biography, Vol. 6. – New York, 1972.
H. Groot, Kometen en vallende sterren. – Amsterdam, 1950.
H. Belloc, The book of the Bayeux tapestry, representing the complete work in a series of colour facsimiles. – London, 1914.

.

vervolg in deel 2.

Nog een artikel over Halley

Sterrenkundealle artikelen

.

2578

.

 

VRIJESCHOOL – 7e klas – Sterrenkunde (1-1/31)

.

STEENBOK

Ook dit sterrenbeeld is heel oud. Het komt uit de Soemerische cultuur, de eerste zeer ontwikkelde cultuur van de mensheid, ongeveer 5000 jaar geleden. Toen had het de naam ‘Suhurmashu’, dat betekent bok/geitvis’  [Duits heeft Ziege=geit, maar ook bok] en het hoorde bij het ‘wiel van Ea’, van de zeegod. Deze was ook de god van de wijsheid en de vader van Marduk (→ Boogschutter). Het beeld van de bok/vis bleef, toen de Grieken dit sterrenbeeld van de Babyloniërs, de nakomelingen van de Soemeriërs, overnamen. De Grieken noemden het echter ‘zeegeit/bok’. Pas later ontstond de naam ‘steenbok’ die met het beeld niet meer overeenkomt.
In dit sterrenbeeld zagen de Oude Grieken hun god van de herders, de grote Pan, of zijn zoon. De hymne van Homerus ‘Aan Pan’ beschrijft zijn afkomst als volgt: de boodschapper van de goden, Hermes, was zelf ook een god. Toen hij op een keer naar Arcadië kwam waar het heiligdom van zijn stam zich bevond, hoedde hij daar de schapen van een man, die Dryops heette en hij werd verliefd op zijn dochter. Hun bruiloft werd ‘één grote smulpartij’, zoals het in de hymne staat. Toen het meisje in het paleis van Hermes die als herdersknaap verkleed was, een kind kreeg, schrok ze van hoe wonderbaarlijk dit eruit zag. Want het kind had de benen en voeten van een geit en ook een sik en twee horens. De moeder werd door angst gegrepen toen ze naar het gedrocht met zijn baard keek en ze sloeg op de vlucht en liet het kind achter bij de vroedvrouw. Zijn vader Hermes, die ook ‘de snelle’ werd genoemd, nam het meteen op zijn arm en was in zijn hart  mateloos blij met het kind.
Toen hulde hij zijn zoon in dichte hazenvachten en haastte zich met hem naar de woonplaats van de onsterfelijken op de Olympus. Daar ging hij bij Zeus zitten en toonde hem en de anderen zijn zoontje. Ze werden allemaal blij en vergenoegd en omdat hij allen blij maakte, noemden ze hem ‘Pan’. Pan met zijn bokkenpoten werd voor de Grieken een god van hun kudden, vooral van de geiten. Omdat er in Arcadië veel geiten zijn, werd dat zijn woonoord. Nu wordt er van hem verteld dat hij zeer hield van de nimfen. Toen hij eens, in liefde ontbrand, er een volgde, vluchtte zij naar een stroom, waar zij zich veranderde in een rietstengel. Pan omarmde de rietstengel en toen de wind die over de rietstengel woei, klagende tonen tevoorschijn riep, probeerde Pan deze tonen na te doen. Hij nam zeven rietstengels en voegde ze zo samen dat de een net weer iets korter was dan de andere. Zo ontwierp hij de herdersfluit die de naam kreeg van de veranderde nimf en die door de Grieken syrinx genoemd wordt.
Als een god van de vrije natuur woonde Pan in de bergen en de bossen en gold als de beschermgod van herders en jagers. Overdag hield hij zich bij hen op, ’s avonds bij de dansende en zingende nimfen, die hij op zijn panfluit tot dansen stimuleerde. Op het heetst van de dag echter, als de zon verzengt en dieren en mensen moe zijn, rust ook Pan uit van de jacht. Dat is het ‘uur van de grote Pan’. Op die tijd waagt geen herder het, hem door zijn fluitspel te storen in zijn rust, want hij is zeer gevoelig en reageert boos, wanneer hij gestoord wordt. Vandaar ook de uitdrukking ‘panische angst’.
Daar kan een mens makkelijk door gegrepen worden, wanneer hij in de eenzame bergen plotseling dat geluid hoort of als hij geroepen wordt en zijn ziel vervuld wordt van vrees, angst en moedeloosheid voor de grote natuurgeest. 
Pan werd echter ook als een god van het licht gezien dat ’s morgens eerst de bergtoppen rood kleurt en ’s avonds daar het langst blijft. Op een geschilderde vaas waarop het aanbreken van de dag getoond wordt, staat Pan op een berg en begroet als eerste de opstijgende Helios.
Door zijn verbondenheid met de natuur nam Pan onder de Griekse goden een uitzonderlijke positie in. Toen in Egypte de angstaanjagende vijand van de goden, Tyfoon, de goden bedreigde, raadde Pan hun aan zich in dieren te veranderen. Zelf nam hij de gedaante van een bok aan. Toen het gevaar voorbij was, zouden de goden als dank voor zijn raad, zijn beeld als sterrenbeeld aan de hemel hebben gezet. Dat heeft Hyginus ons als overlevering gegeven. Sindsdien wordt de herdersgod ook Aigipan genoemd, dat ‘geiten/bokkenpan’ betekent.

Pan had een zoon en hij is het die volgens de overlevering van andere schrijvers uit de oudheid in het sterrenbeeld van de steenbok weergegeven wordt. Hij heette Aigokeros en was een zoogbroeder van Zeus toen deze als kind op het eiland Kreta door de geit Amalthea gevoed werd (→ De Kleine Beer). Toen Zeus aan de macht was gekomen, zette hij niet alleen de geit, maar ook zijn zoogbroeder tussen de sterren. Want Aigokeros had hem bij de strijd met de Titanen door een geweldige uitvinding geholpen. Hij had namelijk ontdekt dat de tritonschelp met zijn spiraalvorm, als je erop blaast, een toon laat horen die op donker gehuil lijkt. Dat deed hij en de Titanen gingen er vol schrik vandoor.
En door deze vondst die Aigokeros in de nabijheid van de watergeesten bracht, zou Zeus hem een vissenstaart hebben gegeven, toen hij hem als zeegeit in het huidige sterrenbeeld Steenbok zijn plaats gaf aan de sterrenhemel. 

          zo                                                          z                                                         zw
aug.   1   1°°u*                                        sept.   1  23°°u*                          okt   1  21°°u*
         15  24°°u*                                                15 22°°u*                                  15 20°°u*
*zomertijd

Het sterrenbeeld Steenbok komt in augustus in het zuidoosten op, bereikt in september in het zuiden de hoogste stand boven de horizon (afb.), daalt in oktober in het westen weer en gaat in november in het zuidwesten onder, dan om resp. 21°°u of 22°°u in de zomertijd.

Namen van de sterren:

Dabih (Arabisch)=betekenis onduidelijk
Gredi (Arabisch)=afgeleid van  al-gadi=steenbok
Nashira (Arabisch)=betekenis onduidelijk
Scheddih (Arabisch)=afgeleid van  dsanab el-dscheddi=staart van de steenbok

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2573

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.