het hele verhaal
Onder deze titel verscheen er in Jonas een interview dat Ernst Fuld had met de schrijfster van haar boek over de twee Jezuskinderen.
Hella Krause-Zimmer: ‘Het thema van de twee Jezuskinderen is zeer omvangrijk. En het is iets dat kan shockeren. Ik voel me daarvoor zeer verantwoordelijk en weet niet of dat allemaal maar zo in een interview kan. Hopelijk ziet de lezer er slechts een aanmoediging in om zich met het thema bezig te gaan houden, want we kunnen hier niet alles tot in detail behandelen.
‘Misschien kan ik het beste met mijn persoonlijke ervaringen beginnen. Mijn verjaardag valt vlak voor Kerstmis en daardoor beleefde ik vanaf mijn vroegste jeugd de kersttijd als iets heel bijzonders. Mijn moeder kwam terwijl ik nog sliep en maakte een tafeltje met kaarsen naast mijn bed. Ik deed net alsof ik niks merkte en als ik dan mijn ogen opende, dan was het eerste wat ik zag de kribbe met de aanbidding van de herders en de koningen. Dat heeft diepe indruk op mijn gemoed gemaakt en Kerst was voor mij de mooiste dag van het jaar.
Later – zo vanaf mijn zestiende levensjaar – werd ik leeg in mijn gevoel. Het was allemaal wel mooi, maar het deed me niet veel meer. Steeds sterker werd de vraag: waarom is Kerst zo belangrijk? Er waren wel allerlei verklaringen uit de godsdienstlessen, maar die voldeden niet meer voor mijn gevoel. Die intense beleving uit mijn kindertijd was verdwenen en daar werd ik zeer ongelukkig door. Het is toen, tot vertwijfeling van mijn moeder, zelfs zover gekomen dat ik eens bij het kerstfeest ben weggelopen. Zo sterk was de drang dat ik toch ergens Kerst moest kunnen vinden en dat het gewone kerstfeest het niet meer was. Van de mooiste avond was Kerst geworden tot de moeilijkste avond van het jaar. Ik denk dat dat nu voor veel mensen ook zo is.
Later ontdekte ik de antroposofie en daardoor kregen alle feesten, dus ook het kerstfeest, weer nieuwe inhoud. Ik ontdek er steeds weer nieuwe dingen aan en de beleving wordt nog steeds intenser. Bij die ontdekking van de antroposofie hoorde ook dat ik bij Rudolf Steiner iets las over het bestaan van twee Jezuskinderen, die niet even oud waren, maar ongeveer een jaar in leeftijd scheelden. Het was een grote schok voor me. Mijn eerste gevoel was dat Kerst me nu helemaal werd ontnomen. Twee kinderen vond ik minder dan een. Met een kind, het Jezuskind, was ik opgegroeid en vertrouwd. Nu opeens: het zijn er twee geweest. Nu ja, dacht ik, dan kunnen het er ook drie of vier zijn geweest. Maar ondanks de grote schok had ik toch het gevoel dat ik het serieus moest nemen en ik ging het in de bijbel nalezen.
Ik was helemaal niet zo bijbelvast en ik denk ook niet dat je van bijbellezen alleen de oplossing voor de raadsels van het leven mag verwachten. Er staan zoveel wonderlijke en moeilijk te begrijpen verhalen in de bijbel! Voor mij is het veel meer een hulp om de bijbel vanuit een bepaald gekozen gezichtspunt te bevragen. Wanneer je dat doet met de vraag naar het bestaan van twee Jezuskinderen, dan worden een heleboel dingen ronduit opvallend.
Van de vier evangeliën beschrijven alleen Lucas en Mattheus de geboorte van het kind. Die twee verhalen passen op geen enkele wijze bij elkaar. De twee stambomen zijn niet verenigbaar: bij Lucas komt geen lijn over Salomo. Zelfs wanneer je van deze onverenigbaarheid der stambomen afziet, dan nog zijn die twee geboorteverhalen niet bij elkaar te denken. Er zijn wel gedachten dat de evangelisten het als een soort ‘teamwork’ hebben verdeeld. Zo van: de één beschrijft de ene helft, de herders; en de ander nam de koningen voor zijn rekening. Een soort werkverdeling die afgesproken zou zijn. Maar zelfs dat gaat niet op; het past gewoon niet.
Kijk, men zegt meestal dat de herders eerst kwamen en de koningen daarna, een paar dagen later. Bij preciesere en exacte bestudering van de tekst blijkt dat niet te kunnen. Lucas vertelt dat de ouders uit Nazareth kwamen en vanwege de volkstelling naar Bethlehem trokken. Het moet er, waarschijnlijk vanwege die volkstelling, erg druk zijn geweest, want er was geen plaats voor hen in de herberg. Vermoed wordt, dat Maria het kind in een soort grot ter wereld bracht. Het evangelie verhaalt verder hoe de herders, die door de engelen op de hoogte zijn gebracht, komen om het kind te aanbidden. Zij maken ‘alom bekend’ wat zij hebben gezien. Na acht dagen wordt het kind besneden en na veertig dagen, in overeenstemming met de joodse wetten, in de tempel getoond. Dat betekent, dat Maria en Jozef met het kind zo’n veertig dagen in Bethlehem zijn gebleven of in Jeruzalem zijn geweest. In de tempel komen dan twee mensen met profetische gaven, Simeon en Anna, die het kind herkennen en prijzen in het openbaar. Daarna gaan de ouders terug naar Nazareth.
Het Mattheusverhaal is heel anders. Er is geen sprake van een volkstelling of volle herbergen. Ook geen stal of grot, maar het evangelie noemt heel duidelijk een huis waarin Maria en Jozef met het kind zijn. In plaats van herders komen er dan koningen of magiërs om het kind te aanbidden. Er is geen sprake van een reiniging na veertig dagen of opdracht in de tempel. Jozef en Maria vluchten naar Egypte vanwege de kindermoord. Hoe kan het nu, dat, terwijl alle kinderen onder de twee jaar in de omgeving van Bethlehem door Herodes vermoord werden, de ouders, volgens Lucas, zo in het openbaar met het kind waren? Dat kan zich toch niet tegelijkertijd hebben afgespeeld?
Er bestaan schilderijen — die vind je ook in mijn boek – waar, bij de opdracht in de tempel, dus waar het kind veertig dagen oud moet zijn geweest, het Jezuskind al staat voor het altaar. Je ziet een jongetje van vijf of zes jaar oud. Ik vraag me dan af: wat heeft die schilder zich daarbij voorgesteld? Misschien een soort ‘inhaalactie’, zoals ook wel eens de doop later wordt voltrokken? Het wordt wel eens op de fantasie van de schilder geschoven. Nou, ik kan u verzekeren dat de schilders uit de oude tijd bijzonder weinig gefantaseerd hebben. Hoe bestaat het dan, dat een schilder een jongetje van vijf of zes jaar afbeeldt, terwijl het evangelie spreekt van een tonen in de tempel bij de opdracht veertig dagen na de geboorte?
Wijsheid en liefde
Na de eerste aanvankelijke schok werd het thema steeds waardevoller voor me. Ik geloof dat het belangrijk is, dat wij ons met de waarheid bezighouden. Het heeft een objectieve betekenis voor de wereld als wij ons met de waarheid bezighouden. We vergroten daardoor het waarheidsgehalte van de wereld. Groot of klein: elke waarheid heeft ‘op zich’ waarde. En als het om iets gaat dat zo centraal met het christendom te maken heeft, dan zouden wij ons zeker ervoor moeten interesseren.
Naar mijn ervaring vormt het geheim dat er twee Jezuskinderen zijn geweest, een grote sleutel voor het begrip van onze heilsgeschiedenis. Ook voor het begrip van de mensheidsontwikkeling tot in de tegenwoordige tijd aan toe, vormt dit raadsel een belangrijke sleutel. Je krijgt meer begrip voor de wereld en dan sta je ook anders in die wererld. Het is niet zozeer het feit ‘dat’ er twee kinderen zijn geweest, maar vooral ‘hoe’ de verschillen tussen die twee kinderen waren.
Het geboorteverhaal zoals Lucas dat vertelt, gaat over ons eigenlijke Kerstkind. De schilders hebben dat kind altijd naakt op de aarde gelegd. Heel klassiek kun je dat zien bij het zogenaamde Thomasaltaar in Hamburg dat door meester Francke (circa 1424) is vervaardigd. Francke heeft voor één en hetzelfde altaar twee aanbiddingen geschilderd. Bij de Jezus van Lucas is alleen Maria aanwezig. Er zijn geen andere mensen te zien behalve heel in de verte een paar herders. Het is alsof de schilder vooral de natuurverbondenheid van dit kind heeft willen uitdrukken. Maria heeft haar haar loshangen, wat in de middeleeuwen een uitdrukking van maagdelijkheid was. Zij is sober gekleed in een wit gewaad met een gouden zoom. Twee engelen houden een mantel beschermend om haar heen. De stralenkrans van Maria en het kind is echt stralend open. Er is geen Jozef. In de hemel is de God-Vader zichtbaar en uit zijn mond komt een stralenbundel die rechtstreeks tot het kind voert: hij lijkt op de weg waarlangs het kind is afgedaald. Het is een hemelsgeschenk. Zo naakt en onbeschermd als het daar ligt! De schilder laat zien: ‘dit kind heeft zoveel warmte van zichzelf, dat kun je naakt op de aarde leggen.’ De achtergrond bestaat uit bomen en landschap; ‘natuur en geen cultuur’ is het motto voor dit schilderij.

‘Heel anders is het met de andere aanbidding die op hetzelfde altaar is afgebeeld door dezelfde schilder. Maria heeft een roze gewaad met blauwe mantel in plaats van wit met goud zoals bij de vorige. Zij heeft haar haar bedekt; de aura is een gesloten schijf. Jozef zit naast haar om de geschenken van de koningen in ontvangst te nemen. Daartoe houdt hij alvast een kist geopend. Het kind staat op Maria’s schoot en is naar de wereld toegekeerd, grijpt zelfs in een kistje! Achter Maria zie je een bed met een rijk geborduurd kussen erop. Ook een huis is zichtbaar, kortom: deze Jozef en Maria zijn rijk, terwijl de vorige arm waren. De koningen hebben rijke gewaden aan. Het is één en al cultuur en minder natuur. Geen God-Vader, engelen en bomen te zien! Wel zie je de ster waar een van de koningen naar kijkt en de ander wijst.

Zoiets is toch wonderbaarlijk! Je ziet hier het essentiële verschil. Bij Lucas is alles lieflijk, kinderlijk, onschuldig, onbevooroordeeld en warm. Het kind heeft een aura om het gehele lichaam. Terwijl bij Mattheus altijd alleen het wijze hoofd verlicht wordt. Je ziet wijsheid en liefde, licht en warmte, cultuur en natuur. Op een kind reageren volwassenen — ook nu nog gelukkig! — heel anders dan onder elkaar. Men wordt geroerd, vertederd, vriéndelijk en levendig. Dat is de quintessens van Lucas. Mattheuskinderen zijn streng, wijs, volwassen. Ze worden door de schilders nooit naakt op de grond gelegd. Soms lijkt het alsof een Mattheuskind zelfs op een troontje op de schoot van de moeder zit!
Deze twee verschillende houdingen tonen aan dat ze representanten zijn van twee stromingen die tot op de dag van vandaag in de mensen zijn terug te vinden. Het zijn twee manieren van in de wereld staan; het zijn twee idealen. De ene stroom heeft de eenvoud, de natuurverbondenheid, de vroomheid, de armoede als ideaal. En de ander wil cultuur scheppen, wérken in de wereld.
Dat geldt in het klein, maar ook in het groot. Bij het begin van onze jaartelling waren er twee volken die zo’n beetje de wereld uitmaakten: het joodse en het Griekse volk. Dat is een mooi voorbeeld van die twee stromingen. Bij de joden vind je muziek, hymnen, grote profeten, enorme gedichten, koningen die musiceren, maar haast geen beelden. Het religieuze gebod geen beeld van God te mogen maken, voerde zelfs zover, dat het joodse volk niet eens zijn eigen tempel kón bouwen. De joden hadden maar één tempel en zelfs die hebben ze door een niet-jood, Hieram, laten bouwen. Moet je dat eens vergelijken met de Grieken: duizenden tempels, beelden, beelden, en nog eens beelden! Men ziet hier dat de aandacht wordt gevestigd op twee verschillende gebieden.
De Kerk
De tweede verbazing die ik bij de kennismaking met de antroposofie onderging was, dat het de taak van Christus was om deze twee gebieden weer bij elkaar te voegen. Het Lucasevangelie beschrijft de verbazing van de priesters en de ontsteltenis van de ouders doordat deze jongen plotseling zo wijs was toen hij op twaalfjarige leeftijd in de tempel was. De Jezus volgens het Mattheusevangelie stierf kort daarna. Vanaf dat moment was er nog maar één Jezus.
Rudolf Steiner beschrijft hoe de Jezus van Mattheus in een langzaam proces als het ware overstroomt in de ander. Degeen die dat interesseert kan het nazoeken bij Steiner. Men moet de dingen toch grondiger zelf onderzoeken dan in het kader van een interview kan.
Zoals gezegd: voor mij was de kennismaking met deze inzichten niet gemakkelijk. Ik heb er ook nooit aan gedacht om in de traditie van de schilderkunst te gaan zoeken. Ik ben eigenlijk helemaal geen kunsthistorica maar schrijfster. Van jongs af heb ik iets met het woord, geschreven of gesproken, gehad, Als actrice en dramaturge was ik helemaal niet zo op zien of kijken ingesteld. In die tijd had ik twee collega’s waarvan de één naast het acteren schilderde en de ander beeldhouwde. Wanneer we over straat liepen, zagen zij van alles wat ik niet zag. Hoe twee kleuren in de hemel bij elkaar pasten of de bijzondere proporties van een erker aan een huis. Als ze daar dan op wezen, dacht ik: ‘Wat zien zij toch! Ik ben partieel blind, ze leven in een totaal andere wereld.’ Zo werd er in mij de behoefte gewekt om beter te leren kijken. Welnu, dat heb ik in mijn verdere leven rijkelijk mogen inhalen!
Ik trouwde met Erich Zimmer, een architect. Samen hebben we veel studiereizen gemaakt. Naar Griekenland, Turkije, Italië enzovoorts — overal hebben we architectuur en beelden bestudeerd. Het thema van de twee Jezuskinderen speelde geen noemenswaardige rol in mijn leven. Zo had ik ook de Borgognone
(16-1, kleurenafbeelding aan het eind) gezien die in Milaan te vinden is. Het is een afbeelding van de twaalfjarige Jezus in de Tempel waar ook een tweede kind op te zien is. Dat is de afbeelding waar Rudolf Steiner op wijst in een van zijn voordrachten. Ik vond het een mooi schilderij, maar was toch meer op de Griekse beeldhouwkunst en architectuur georiënteerd.
De grote aanleiding om me er meer systematisch mee te gaan bezighouden kwam bij de icoon van Milos. Hoe kan het dat er nergens in de kerkelijke leer iets gezegd wordt over het bestaan van twee kinderen en het toch heel duidelijk op een schilderij staat? Ik had altijd gedacht dat zo’n inzicht alleen uit de geesteswetenschap te halen zou zijn en niet dat er ook nog zoiets als een geschilderde traditie zou zijn.
Op de icoon van Milos zie je duidelijk dat de twaalfjarige discussieert met een vrouw die links op het beeld staat. Een priester houdt haar een boek voor. Zij maakt een heel ontspannen indruk. Wie is deze vrouw? Het is ook verbazingwekkend dat de hogepriester haar een boek voorhoudt. Aan de rechterkant van de icoon zijn drie schriftgeleerden te zien. Maar ze lijken eerder op de drie wijzen dan op de schriftgeleerden zoals die gebruikelijk worden afgebeeld!
Net zoals je je bij de linker groep afvraagt: ‘Wat doet die discussiërende vrouw daar?’, zo vraag je je hier af: Wie is die jongeling die daar bij de wijzen staat?’ Hij staat daar baardloos, in een groen gewaad. Zijn handen zijn helemaal verborgen en een gedeelte van zijn armen is nog maar zichtbaar. Er gaat geen enkele activiteit van hem uit en uit zijn blik spreekt geen sterke interesse voor wat er verder gebeurt. Zijn hoofd neigt licht naar de andere — zonnige, heldere — jongeling; hij kijkt onnoemelijk weemoedig, treurig, dromerig. Niemand let op hem.

Er zitten nog veel meer details in die icoon. Dat kan ik nu niet allemaal beschrijven, daarvoor moet je mijn boek bestuderen. Voor mij vormde Milos de aanleiding om me systematisch met het thema van de twee Jezuskinderen te gaan bezighouden. Toen begon het materiaal te groeien, te groeien, te groeien — het groeit nog steeds!
Mooiste tijd
Zo werd ik steeds wakkerder in het kijken naar kunst. Je moet natuurlijk kritisch blijven, want er zijn vele valkuilen. Je moet bijvoorbeeld Maria’s van Anna’s leren onderscheiden, Verder moet je jezelf streng scholen om niet iets in een schilderij te leggen wat er niet inzit! Bij het schrijven van mijn boek heb ik daarom vaak gedacht: ik wou dat een ander het deed.
Nadat ik eerst Kerstmis was kwijtgeraakt, kreeg ik het steeds meer terug. Allerlei verbanden en samenhangen gingen mij opvallen. De diepe achtergronden maakten mij eerbiedig. Je ziet opeens de samenhang met het jaarverloop. December, dat is donker en naar binnen gekeerd; het begin van de dertien heilige nachten hoort bij Lucas, het eigenlijke kind dat naakt op de aarde ligt, omgeven door duisternis. En januari is voor mij een totaal andere stemming. Meer helderheid, meer licht, meer op de wereld gericht en op het nieuwe jaar ingesteld. Volgens de geesteswetenschap is het Mattheuskind bijna een jaar ouder; de geboorte daarvan ligt rond 6 januari. Daarna volgt de vlucht naar Egypte en de kindermoord. In de zomer wordt Johannes geboren en op 24 december, lang na de dood van Herodes, wordt het Lucaskind geboren. De periode van 24 december tot 6 januari is werkelijk een uitsparing in het jaarverloop. Voor deze bijzondere tijd kan men een gevoel ontwikkelen op grond van inzichten.
Zoiets hoort bij onze tijd: dat men op grond van nieuwe inzichten weer een levendige verhouding tot de feesten kan verwerven. Door alleen het gevoel een beetje op te poetsen lukt dat niet meer om tot religieuze beleving te komen. Inzicht wil nog niet zeggen dat het dan intellectueel moet worden. Aan intellectuele theologische strijdgesprekken heb je niet zoveel. Het intellect levert geen levenswijsheid en ook geen zekerheid. Dat neemt niet weg dat de mens eerbiediger wordt wanneer hij probeert wat meer van de dingen te begrijpen.
Vaak verontschuldigen volwassenen zich wanneer ze een kerstboom hebben staan. Daar schaamt men zich dan voor. ‘We doen het voor de kinderen’, krijg je te horen. Het kind – ik kan mij dat zelf nog maar al te goed herinneren — reageert namelijk niet zo best op zo’n houding. Waarom zou een kind iets serieus nemen als de volwassenen het zelf ook niet serieus nemen. Een kind vóélt of iets echt is en het wil graag meedoen, maar dan ook alleen als je het werkelijk meent. Je zet geen kerstboom neer voor de kinderen of voor jezelf of deze of gene mens. Zoiets heeft alleen zin als je het doet ter ere van het feest zelf. Je zet iets neer dat nergens bestaat. Een boom met kaarsen groeit niet vanzelf — die bestaat helemaal niet! Alleen de mens kan zulke symbolen maken om daarmee de diepere waarheid die erachter zit te eren. Wanneer je een kerstboom neerzet doe je dus iets heel unieks. Je brengt iets bij elkaar dat niet uit zichzelf bij elkaar komt: het eeuwige leven en het eeuwige licht. Dat is niet iets dat alleen zo’n tweeduizend jaar geleden gebeurde en we nu herdenken; het is iets dat wij telkens weer kunnen doen. Uiterlijk gezien heeft het absoluut geen nut om een boom in je huis te halen en hem met licht te versieren. De mens geeft het bestaan een extra dimensie doordat hij zich bezint op deze twee stromen en ze symbolisch met elkaar verbindt. Kerstmis wordt dan weer zowel voor volwassenen als voor kinderen de mooiste tijd van het jaar.’
Ernst Fuld, Jonas 8/9, 19 december 1986
H.Krause-Zimmer, Die zwei Jesusknaben. Freies Geistesleben, Stuttgart
voor meer literatuur: Kerstmis (16-1)
928
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...