.
DE AARTSENGEL MICHAËL
Elk jaar weer, in het begin van de herfsttijd, vieren wij op school het feest ter ere van de aartsengel Michaël.
Wat is dit voor een feest, dat onder de traditionele christelijke feesten niet wordt gevonden? En bovenal: wie of wat is Michaël?
De overleveringen geven ons twee beelden. Het ene is dat van Michaël, die Lucifer uit de hemel stoot. Het andere is dat van Michaël als drakendoder, op vele oude schilderingen staat hij afgebeeld als een strijdbare figuur, in blinkend harnas gestoken, met zwaard of lans; de draak ligt doorstoken ter aarde.
Aan deze twee beelden kunnen we proberen een gevoel te ontwikkelen voor wat het wezen van Michaël ons wil zeggen.
Maar met onze gebruikelijke wijze van denken en voorstellen stuiten we direct op problemen. Wat moet ik denken, wat moet ik me voorstellen bij het begrip “aartsengel”? We leven immers in een tijd waarin we gewend zijn alleen dat voor waar te houden, wat zichtbaar en vooral ook tastbaar is. Wij erkennen in het algemeen alleen datgene als werkelijk, dat los van onze eigen persoon ook voor alle andere mensen op gelijke wijze waarneembaar is. Van andere, bijv. religieuze zaken, maakt ieder zich zijn eigen voorstellingen, die voor iedereen weer anders kunnen zijn; het behoort tot je privé-leven wat je daarmee doet.
Omdat we echter niet meer gewoon zijn een niet-materiële, geestelijke wereld te ervaren en aanvaarden, verliezen we het begrip voor de ware aard van bijv. een aartsengelwezen. En als er dan toch over zo’n bovenmenselijk geesteswezen wordt gesproken, maken we ons er onwillekeurig een “menselijke” voorstelling van: Michaël als een gevleugelde jonge ridder. Zo vinden we hem terug op de vele schilderingen. Maar, deze “vermenselijkte” beelden ontstonden in een tijd, waarin de mensen zich nog nauw verbonden voelden met bovenzinnelijke, niet materieel waarneembare krachten en machten. Achter de menselijke afbeelding van Michaël beleefde men nog diens onzichtbare, hogere wezen.
Is dat voor ons in 1973 ook nog mogelijk, het ervaren van bovenzinnelijke krachten en machten? Hebben die ooit bestaan? Bij de (historische) beschouwingen over de mensheidsontwikkeling gaat men er meestal eenvoudigweg van uit dat de mensen in vroegere tijden op dezelfde manier dachten en voelden als wij tegenwoordig: alleen in een veel minder ontwikkelde en gerijpte vorm. Men verklaart ontstaan en inhoud van de religies en wereldbeschouwingen veelal uit dit nog ongerijpte denken. Er wordt gewoon aangenomen dat de mensen vroeger in hun onwetendheid op fantasievolle wijze allerlei religieus getinte hulpvoorstellingen “bedachten” om de verschijnselen om hen heen te kunnen begrijpen, Verschijnselen, die wij nu met onze moderne natuurwetenschappen pas echt menen te kunnen verklaren.
Als je er zo over denkt is een aartsengel Michaël in feite niet veel meer dan een mooi plaatje, een interessante hulpvoorstelling uit het nog “weinig verstandige” denken van vroeger. En zeker niet iemand ter ere van wie je een feest zou moeten houden.
Maar ik wil U nu vragen met mij mee te gaan in een geheel andere gedachtegang, die dit alles in een totaal ander licht zal plaatsen. Deze zienswijze gaat ervan uit, dat alles wat de mensen vroeger als levende werkelijkheid ervoeren, ook werkelijkheid was en zelfs nog is; dat de verschillende opvattingen door de tijden heen niet berusten op “minder verstandig” (vroeger) of “verstandig” (nu); maar dat deze verschillen in inzicht berusten op een veranderend bewustzijn, met steeds andere en nieuwe vermogens.
Ter illustratie hiervan twee voorbeelden: in het oude Indië beleefde de mens zich als geheel ingebed in de godenwereld, de aardse materie was voor hem niets anders dan een dunne sluier van illusies (Maya) waarachter de ware werkelijkheid van de geestelijke wereld zich bevond; nú is God dood verklaard en onze enige werkelijkheid is datgene wat we kunnen meten, tellen en wegen. De oude Indiërs “onwetend en bijgelovig” en wij eindelijk “verstandig”? Nee, zowel de geestelijke wereld van de oude Indiër als de materiële wereld van ons zijn reëel. De grote culturen laten doorgaans slechts een eenzijdig onderdeel van het ware beeld zien, maar daardoor zijn ze nog niet onwaar.
Laten we dit nog wat verder uitdiepen om tot het eerste beeld van Michaël te komen. In oude tijden liep de mens nog aan de hand van de goden. Zelfstandig denken en handelen, zoals nu, kon hij niet. Hij stond daarentegen, op dromerig helderziende wijze, geheel open voor de goddelijke raadsbesluiten, die hij gewillig en onvoorwaardelijk uitvoerde. Hoe is het anders te begrijpen, dat bijv. de Perzen 6000 j. v. Chr. in staat waren wilde grassen te veredelen tot kostbaar broodgraan? Iets wat de huidige geleerden met al hun kennis niet kunnen herhalen!
De goden bestonden niet alleen in de fantasie. Het waren krachten; zulke reële krachten dat de mensen er in hun (nog zeer onbewuste) dadenleven ook daadwerkelijk door geleid konden worden.
De goede goden hadden echter ook hun tegenmachten. Eén van die tegenmachten, voorgesteld als Lucifer, wilde zich meester maken van deze goddelijk-geestelijke denkkrachten om de mensheid op dwaalwegen te kunnen leiden. Lucifer, letterlijk lichtdrager, streefde ernaar de mens een volledig kosmisch bewustzijn te geven, d.w.z. kennis en inzicht aangaande de diepste oer-gronden van het zijn. Maar als de mensheid hier reeds zeer vroegtijdig mee in aanraking gekomen zou zijn, dan zouden wij onze lange en moeizame ontwikkelingsgang door het leven met en in de aardematerie voortijdig hebben verzaakt. Het is onze opgave door vele levens heen met behulp van de aardematerie tot zelfstandige, ik-bewuste mensen te worden. Want wij hebben ons individuele ik-bewustzijn, zoals we dat nu kennen, uitsluitend kunnen ontwikkelen dankzij het feit dat we de geestelijke wereld steeds verder de rug toekeerden en ons steeds diepgaander met de materie hebben verbonden. Waren we geheel in de goddelijk-geestelijke werelden gebleven met ons bewustzijn, dan was dat onscherp en dromend gebleven. We zouden onze persoonlijkheidskern voortdurend verliezen aan al het overweldigend geestelijke gebeuren om ons heen.
In de gang door de materie zijn we tot onszelf gekomen. Door de sterke gebondenheid aan ons lichaam kunnen we onszelf beleven tegenover iets: ik denk wat ik denk en ik denk dat God niet bestaat. Een uiterst belangrijke stap in onze ontwikkeling tot individualiteit en zelfstandigheid.
Dus, wat Lucifer wilde, was te vroeg. Eerst moest de mens zich nog diepgaander met de aarde verbinden. En om deze weg open te houden, greep Michaël, de beheerder van het zuivere kosmische denken, krachtig in en verdreef Lucifer uit de hemel. Een volgende stap in deze ontwikkelingsgeschiedenis van de mensheid vinden we dan in het beeld van Michaël met de draak. Rudolf Steiner wijst erop hoe in de 15e eeuw een geheel nieuwe bewustzijnsfase ontstaat. De tijd van Kopernikus en Galileï breekt aan. Het natuurwetenschappelijk denken, dat alles materiëel-mechanisch tracht te verklaren, komt zeer snel op. De mens wordt hierdoor steeds meer tot een zelfstandig wezen, dat zelf wil gaan uitmaken wat goed voor hem is. Een geweldige denkkracht leeft in ons op; uitvindingen, ontdekkingen, nieuwe staatsvormen, een enorme drang alle uithoeken van de wereld te ontdekken en te veroveren.
Wat is er gebeurd, zo plotseling? Michaël heeft de kosmische denkkracht aan de mensen op aarde afgestaan op het moment dat zij daar rijp voor waren. Niet langer lopen we volgzaam aan het handje van de voor ons denkende en beslissende goden. De denkkracht is nu in ons, binnen het fysieke voertuig van onze lichamelijkheid. En weer dreigt een gevaar. Een andere tegenmacht treedt op: die van de duisternis, de “donkere draak”, in het Perzisch aangeduid als “Ahriman.” De Ahrimanische macht wil deze van oorsprong kosmische denkkracht geheel in dienst stellen van de materie en ons denken uitsluitend richten op het tastbare en meetbare. Deze macht is de eigenlijke inspirator van ons materialisme, dat het besef van en de omgang met de geestelijke wereld totaal tracht uit te roeien.
Toch hebben wij ook veel aan Ahriman te danken: zijn heerschappij bracht ons een grandioze techniek en een hoge mate van onafhankelijkheid ten opzichte van de natuur. Maar de Ahrimanische machten willen meer. Zoals Lucifer ons van de aarde wil wegvoeren, in de onbewuste en onvrije geestelijke ‘zaligheid’ ( in drugs), zo wil Ahriman ons juist voorgoed aan de aardse materie vast kluisteren. Hij wil ons geheel afsnoeren van elke band, hoe teer ook, die we nog hebben met de hogere werelden. En daarmee dreigt hij ons af te snijden van de ware bron van al het leven. Daarom kan ons moderne denken zo kil, bloedeloos en onpersoonlijk, zo “Ahrimanisch” zijn, We dreigen onze ontwakende vrijheid weer hard te verliezen. Maar ook hier levert Michaël een verbeten strijd.
De strijd van Michaël tegen de Ahrimanische drakenmachten speelt zich af in onze eigen ziel. Wij mensen moeten het uiteindelijk zelf doen. Michaël is sterk afhankelijk van het bewustzijn dat wij voor dit gevecht der goden opbrengen én van onze bereidheid de draak ook in onszelf op te sporen en hem daar te bestrijden. Met de restanten van ons vrije, nog niet verahrimaniseerde denken kan ieder, die dat wil, de realiteit van de Michaëlkracht ervaren. Zonder de hulp van Michaël is onze strijd verloren, want onze wil is reeds te zeer verzwakt door onze verslaving aan het puur materiële bestaan.
En toch zal Michaël niet zomaar ingrijpen; onze nieuw verworven vrijheid wordt door hem geëerbiedigd als een kostbaar goed. Michaël dringt ons niets op, hij wacht af tot wij ons uit eigen inzicht en vrije wil tot hem wenden. Pas dan doorvlamt Michaël ons in onze wil en doet hij een vuur ontbranden dat ons de kracht en het enthousiasme schenkt waarmee we ons weer een levend denken kunnen veroveren: op de drakenmacht van het abstracte intellect.
Misschien kunnen we nu inzien waarom het van zo’n grote betekenis is het aartsengelwezen Michaël in zijn volle geestelijke werkelijkheid te leren begrijpen, juist in onze tijd. Steeds verder gaat de mechanisering van de samenleving èn steeds meer wordt de levende mens gezien als een hoopje moleculen zonder geestelijke achtergrond. In dit licht staat ons streven naar een Michaëlfeest. Een feest dat vraagt om levende krachten voor onze stervende cultuur.
In de herfst verdorren de bladeren, ze worden hard en materieel; maar ook vlammen ze fel gekleurd op, als in innerlijke gloed en vastberadenheid. De plantenwereld legt zijn zaden in de aarde: het beeld van materiesamentrekking: binnenin ontstaat de vuurkracht die het door de duistere winter heenvoert tot kiem van een nieuw leven.
(Maarten Ploeger, vrijeschool Amsterdam, nadere gegevens onbekend)
Michaël: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: Michaël jaartafel
.
271-256
.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...