Categorie archief: talen

WAT VIND JE OP DEZE BLOG?

.

Via onderstaande rubrieken vind je de weg naar meer dan 2400 artikelen.

In het zoekblokje (op deze pagina rechtsboven) een trefwoord ingeven, leidt ook vaak tot artikelen waar het betreffende woord in voorkomt.
Wanneer er meerdere koppen van artikelen worden getoond, is het raadzaam ieder artikel open te maken en onder aan het artikel bij de tag-woorden te kijken of het gezochte woord daar staat.
Wanneer het artikel is geopend, kan je Ctr + F klikken. Er verschijnt dan een zoekvenstertje waarin je het gezochte woord kan intikken. Als dit woord in het artikel aanwezig is, kleurt het op.
.

Ondanks regelmatige controle komt het voor dat bepaalde links niet werken. Waarschuw me s.v.p.     vspedagogie voeg toe apenstaartje gmail punt com
.

RUDOLF STEINER
alle artikelen
wat zegt hij over——
waar vind je Steiner over pedagogie(k) en vrijeschool–
een verkenning van zijn ‘Algemene menskunde’


AARDRIJKSKUNDE
alle artikelen

BESPREKING VAN KINDERBOEKEN
alle auteurs
alle boeken
leeftijden
over illustraties

BORDTEKENEN zie TEKENEN

DIERKUNDE
alle artikelen

GESCHIEDENIS
alle artikelen

GETUIGSCHRIFT
alle artikelen

GEZONDHEID – die van de leerkracht
Alle artikelen

GODSDIENST zie RELIGIE

GYMNASTIEK
alle artikelen

HANDENARBEID
a
lle artikelen

HEEMKUNDE
alle artikelen

JAARFEESTEN
alle artikelen

KERSTSPELEN
Alle artikelen

KINDERBESPREKING
alle artikelen

KLASSEN alle artikelen:
peuters/kleutersklas 1; klas 2; klas 3; klas 4; klas 5; klas 6; klas 7; klas 8; klas 9: klas 10; klas 11; klas 12

LEERPLAN
alle artikelen

LEERPROBLEMEN
alle artikelen

LEZEN-SCHRIJVEN
alle artikelen

LINKS
Naar andere websites en blogs met vrijeschoolachtergronden; vakken; lesvoorbeelden enz

MEETKUNDE
alle artikelen

MENSKUNDE EN PEDAGOGIE
Alle artikelen

MINERALOGIE
alle artikelen

MUZIEK
Alle artikelen

NATUURKUNDE
alle artikelen

NEDERLANDSE TAAL
alle artikelen

NIET-NEDERLANDSE TALEN
alle artikelen

ONTWIKKELINGSFASEN
alle artikelen

OPSPATTEND GRIND
alle artikelen

OPVOEDINGSVRAGEN
alle artikelen

PLANTKUNDE
alle artikelen

REKENEN
alle artikelen

RELIGIE
Religieus onderwijs
vensteruur

REMEDIAL TEACHING
[1]  [2]

SCHEIKUNDE
kAlle artikelen

SCHRIJVEN – LEZEN
alle artikelen

SOCIALE DRIEGELEDING
alle artikelen
hierbij ook: vrijeschool en vrijheid van onderwijs

SPEL
alle artikelen

SPRAAK
spraakoefeningen
spraak/spreektherapie [1]    [2

STERRENKUNDE
Alle artikelen

TEKENEN
zwart/wit [2-1]
over arceren
[2-2]
over arceren met kleur; verschil met zwart/wit
voorbeelden
In klas 6
In klas 7
Bordtekenen [1]
Bordtekenen [2]

VERTELSTOF
alle artikelen

VOEDINGSLEER
7e klas: alle artikelen

VORMTEKENEN
alle artikelen

VRIJESCHOOL
uitgangspunten

de ochtendspreuk [1]      [2]     [3]

bewegen in de klas
In de vrijeschool Den Haag wordt op een bijzondere manier bewogen.

bewegen in de klas
L.L.. Oosterom over: beweging tussen persoon en wereld; kind leert bewegend de wereld kennen; sport

Vrijeschool en vrijheid van onderwijsalle artikelen
zie ook: sociale driegeleding

vrijeschool en antroposofie – is de vrijeschool een antroposofische school?
alle artikelen

Vanwaar de naam van onze schoolsoort
Maarten Zwakman
over: de naam vrijeschool; hoe geschreven; de naam Waldorf, ontstaan; enkele spellingskwesties toegevoegd

.
EN VERDER:

geschiedenis van het Nederlandse onderwijs, een kleine schets

karakteriseren i.p.v. definiëren

lichaamsoriëntatie

(school)gebouw
organische bouw [1]     [2-1]    [2-2]

In de trein
onderwijzer Wilkeshuis over een paar ‘vrijeschoolkinderen’ in de trein
.

VRIJESCHOOL in beeld: bordtekeningen; schilderingen, tekeningen, transparanten enz.
voor klas 1 t/m 7; jaarfeesten; jaartafels

Deze blog wordt/werd bekeken in:

Afghanistan; Albanië; Algerije; Amerikaans-Samoa; Andorra; Angola; Argentinië; Armenië; Aruba; Australië; Azerbeidzjan; Bahama’s; Bahrein; Bangladesh; Belarus; België; Benin; Bolivia; Bosnië en Herzegovina; Brazilië; Brunei; Bulgarije; Burkina Faso; Burundi; Cambodja; Canada; Caribisch Nederland; Chili; China, Congo Kinshasa; Costa Rica; Cuba; Curaçao; Cyprus; Denemarken; Dominicaanse Republiek; Duitsland; Ecuador; Egypte; Estland; Ethiopië; Europese Unie; Finland; Filipijnen; Frankrijk; Frans-Guyana; Gambia; Georgië; Gibraltar; Griekenland; Ghana; Guadeloupe; Guatemala; Guyana; Haïti; Honduras; Hongarije; Hongkong; Ierland; IJsland; India: Indonesië; Isle of Man; Israël; Italië; Ivoorkust; Jamaica; Japan; Jemen; Jordanië; Kaapverdië; Kameroen; Kazachstan; Kenia; Kirgizië; Koeweit; Kroatië; Laos; Letland; Libanon; Liberia;  Libië; Liechtenstein; Litouwen; Luxemburg; Macedonië; Madagaskar; Maldiven; Maleisië; Mali; Malta; Marokko; Martinique; Mauritius; Mexico; Moldavië; Monaco; Mongolië; Montenegro; Myanmar; Namibië; Nederland; Nepal; Nicaragua; Nieuw-Zeeland; Nigeria; Noorwegen; Oeganda; Oekraïne; Oman; Oostenrijk; Pakistan; Panama; Paraguay; Peru; Polen; Portugal; Puerto Rico; Qatar; Réunion; Roemenië; Rusland; Saoedi-Arabië; Senegal; Servië; Sierra Leone; Singapore; Sint-Maarten; Slovenië; Slowakije; Soedan; Somalië; Spanje; Sri Lanka; Suriname; Syrië; Taiwan; Tanzania; Thailand; Togo; Tsjechië; Trinidad en Tobago; Tunesië; Turkije; Uruguay; Vanuatu; Venezuela; Verenigde Arabische Emiraten; Verenigde Staten; Verenigd Koninkrijk; Vietnam; Zambia; Zuid-Afrika; Zuid-Korea; Zweden; Zwitserland’ (156)

..

Advertentie

VRIJESCHOOL – Spraak- en taalontwikkeling

.

Je hoeft niet eens erg op te letten om te merken hoeveel mensen er eigenlijk ‘slecht’ spreken: te vlug, binnensmonds, wegvallende (eind)lettergrepen.

Toen ik zelf de opleiding tot onderwijzer volgde, bestond het vak ‘spreek/spraakonderwijs’ nog. Er werd aan bovenstaande aandacht besteed. Maar op de hospiteerscholen heb ik nooit een leerkracht spraakoefeningen met een klas horen doen.
Op de vrijescholen zou het goed leren spreken een belangrijk onderwerp moeten zijn door de jaren heen, maar ik krijg niet de indruk dat dit overal het geval is. Vrijeschoolkinderen die ik ernaar vraag, weten van niets en als ik sommige bovenbouwleerlingen hoor spreken, dan kan het haast niet anders of het spreken als vak is een vreemde eend in de vrijschoolbijt (geworden en/of gebleven).

Nu is spreken een van dé menselijke vermogens en een pedagogie die steunt op een menskunde waarin het om hét menselijke gaat, zal daarin aanwijzingen vinden om dit spreken bij de leerlingen te verzorgen.

Het spreken is ook al geruime tijd onderwerp van wetenschappelijk onderzoek.

Hieronder volgt een krantenartikel uit 1995 met daarin waardevolle gezichtspunten waarvan de (vrijeschool)leerkracht, vooral in de peuter-, kleuter- en de 1e-klas zich bewust zou moeten zijn. In vele gevallen zullen juist zij al heel vroeg problemen kunnen signaleren en stimulerend op de taalontwikkeling kunnen werken, waarbij ‘goed voorbeeld, doet goed volgen’  heel belangrijk is.

Goed praten leer je voor je zevende 

Taalstoornissen bij kinderen moeten zo snel mogelijk worden verholpen want na het zevende jaar stagneert de taalontwikkeling. De tijd dringt, en het is daarom zaak om snel hulp in te roepen als oorartsen en logopedisten de problemen niet kunnen verhelpen.

Een klein kind wordt pas echt een meetellend gezinslid wanneer het begint te praten. Op weinig mankementen zijn hedendaagse ouders dan ook zo alert als op het achterblijven van de taalontwikkeling van hun kroost.

Normaal gesproken dient een kind rond, of kort na zijn eerste verjaardag zijn eerste woord te kunnen uitbrengen. Is het anderhalf jaar dan moet het een woord of vijf, zes kunnen zeggen, en wanneer het twee wordt, mogen de ouders een boodschap van twee met elkaar samenhangende woorden verwachten. Een kind van drie moet zinnen van drie tot vijf woorden lang kunnen maken.

Doet het kind dat niet, dan is het hetzij gewoon een late prater, of er is daadwerkelijk iets mis. Over de oorzaken van zulke taalstoornissen en wat daaraan te doen valt, houdt keel-, neus- en oorarts dr A. Greven op 7 november* in Eindhoven een lezing getiteld ‘De medische kant van taal’. Zij is* hoofd van de afdeling foniatrie van het academisch VU-ziekenhuis in Amsterdam.

Dit geneeskundig sub-specialisme houdt zich bezig met stem-, spraak- en taalstoornissen. Daaronder vallen zowel problemen met het überhaupt kunnen uitbrengen van gearticuleerde klanken, als met het kunnen bouwen van zinnen met woorden. Medisch en psychologisch gezien kunnen aan dat soort problemen heel verschillende oorzaken ten grondslag liggen.

Van oudsher, memoreert Greven, was het de gewoonte een taalachterstand bij grotere kinderen te wijten aan tekortkomingen in het onderwijs. Daarmee spande men het paard achter de wagen: in werkelijkheid kwamen de problemen in de taalontwikkeling vaak pas op school aan het licht, in plaats van dat ze daar ontstonden.

Worden zulke problemen pas geconstateerd als het kind al een jaar of wat op de basisschool zit, dan is het maar de vraag of er nog iets aan te verhelpen valt. Een mens ontwikkelt zijn taalgevoel tot en met het zevende levensjaar. ‘Daarna’, stelt Greven, ‘leert hij op dit gebied niet zo gek veel meer bij.

Alle reden om het snel in de gaten te hebben dat het kind iets mankeert. Daarom onderwerpt de arts van het consultatiebureau alle kinderen aan een zogenoemde audioscreeningtest. Kinderen die onvoldoende horen, worden vervolgens nader onderzocht. De laatste jaren wordt bovendien ook gebruik gemaakt van een taaltest. De tien procent die daarop het slechtste scoort, wordt nader onderzocht, omdat die een verhoogde kans heeft op taalstoornissen.

Doorgaans vallen grove afwijkingen aan de spraakorganen direct al bij de geboorte op. Een spleet in bovenlip, bovenkaak of gehemelte is bij een kind dat nu wordt geboren operatief redelijk bevredigend te verhelpen.

Meestal pas wanneer het kind begint te praten, treden aangeboren afwijkingen aan het licht, zoals een te ver naar voren doorlopend tongriempje of een te kort gehemelte. Zo’n tongriempje bemoeilijkt het articuleren, en een kort gehemelte stuurt tijdens het spreken te veel lucht door de neus naar buiten. Dat levert een zwaar nasaal stemgeluid op, waardoor het kind moeite heeft met praten en lastig is te verstaan. Ook deze problemen zijn operatief te corrigeren.

In zeer veel gevallen ligt de medische oorzaak voor de taalstoornissen in het gehoor. [1] De audiologische centra in Nederland hebben hier ervaring mee. Daarom gaan deze centra vanaf 1996 kinderen onderzoeken met taalstoornissen waarin het gehoor een rol lijkt te spelen. Wanneer het kind zichzelf en anderen niet of slecht kan horen praten, kan het lang duren voordat het leert spreken.

Oorziektes komen in het natte Nederlandse klimaat veelvuldig voor. Veel kleine kinderen sukkelen van de ene verkoudheid naar de andere oorontsteking, met zogenoemde ‘lijm-oren’ als resultaat. Blanken, legt Greven uit, hebben bovendien eerder last van een vergrote neusamandel, die oorproblemen tot gevolg kan hebben, dan mensen van een ander ras, en ze hebben een buis van Eustachius die relatief kwetsbaar is voor ziektes.

Omdat het causale verband tussen oorziektes en niet-kunnen-luisteren de laatste decennia steeds beter wordt onderkend, betreft de eerste visite van een kind met taalstoornissen doorgaans de oorarts. Een deel van de kinderen komt daarvan terug met buisjes in de trommelvliezen, waardoor het vocht kan weglopen.

Wellicht een prima remedie tegen de oorpijn, stelt Greven, maar het is niet gezegd dat daarmee de taalstoornis is opgelost. ‘Je kunt beter kijken of het kind problemen heeft met de taalontwikkeling en daar wat aan doen, dan aan de oren sleutelen.’

Greven bedoelt dat te veel aandacht voor de oren vaak een tijdrovende bliksemafleider is voor mogelijke andere oorzaken voor taalstoornissen. Een stuk moeilijker aantoonbaar zijn neurologische of psychische afwijkingen.

Een ‘algeheel achterblijven’, zoals Greven het omschrijft, kan verschillende oorzaken hebben. Zuurstofgebrek tijdens de geboorte kan eraan ten grondslag liggen. Zo’n kind functioneert direct na de geboorte volstrekt normaal. De gevolgen doen zich pas in de jaren erna voelen. ‘De eerste grote opdracht aan een mens is: leer taal!’, zegt de arts. Lukt dat niet goed, dan zijn de taalstoornissen dus niet zelf het probleem, ze zijn juist een aanwijzing dat er in een groter verband iets mis is. Dit verband kan een kinderneuroloog eventueel boven water halen.

Een kind kan ook eenvoudigweg minder begaafd zijn, waardoor het moeizaam leert. Het is soms moeilijk, legt Greven uit, te achterhalen of het kind gewoon niet zo slim is, zodat het ook moeite heeft taal te leren, of dat het een intellectuele achterstand oploopt doordat het niet met taal kan omgaan.

Ouders vinden het vaak moeilijk de achterstand van hun kind te accepteren. Ze hebben te hoge verwachtingen van hun nageslacht en sturen het kind naar de logopedist, die het taalprobleem geïsoleerd zal aanpakken in plaats van in de context van wat er nog meer mis is. Zulke behandelingen kunnen in zo’n geval wel baat hebben, maar alleen wanneer ze worden gecombineerd met extra aandacht over de hele linie, zoals speciaal onderwijs.

Een onderschatte factor bij het ontwikkelen van het taalgevoel van het kind is de situatie in het gezin waarin het opgroeit. Wordt er over het kind heen geschreeuwd, wordt er voortdurend tegen gepraat, maar eigenlijk niet goed naar geluisterd, staat dwars door het huiselijke verkeer heen de televisie de hele dag aan, dan wordt het kind feitelijk bestookt met informatie zonder dat het de kans krijgt zelf een reactie te verzinnen. Geen wonder dat zo’n kind dichtklapt en dus ook niet leert zich in taal te uiten.

In de reguliere medische praktijk, aldus Greven, maken de meeste kinderen met taalstoornissen waarvan de oorzaak niet direct duidelijk is, een hele rondgang langs specialisten op de verschillende gebieden die iets met taalontwikkeling te maken hebben. Zo’n rondgang kost veel kostbare tijd die het patiëntje juist zo nuttig mögelijk zou moeten besteden. Een afspraak bij een medisch specialist kan weken op zich laten wachten, logopedische behandelingen zijn buitengewoon tijdrovend.

De afdeling foniatrie van het VU-ziekenhuis houdt daarom samen met het audiologisch centrum sinds een half jaar teamspreekuren voor kinderen met taalstoornissen. Daarin figureren KNO/foniatrie-artsen en kinderpsychologen broederlijk naast logopedisten en linguïsten. Deze laatsten vergelijken de taalontwikkeling van het kind met de normen waaraan het volgens zijn leeftijd zou moeten voldoen. Zo nodig neemt ook een kinderneuroloog deel aan het spreekuur, wanneer het probleem in die richting lijkt te liggen.

De teamspreekuren dienen niet om het kind per onderzoeksgebied binnenstebuiten te keren, maar om te vinden in welke richting verder moet worden gezocht naar oorzaak en verdere aanpak. Dat kan maanden tijd schelen in die kostbare zeven jaar.

Mieke Zijlmans, Volkskrant, *04-11-1995

[1] In verband met het schrijven van taalfouten heeft Steiner opgemerkt, dat dit wanneer er geen sprake is van een lichamelijke afwijking, meestal het gevolg is van een verkeerd sprekende omgeving. Hij doet een appel op de leerkracht om goed te articuleren.

[2] GA 301  zie voor de blz. de tags
GA 301

De vele spraakoefeningen voor alle klassen

Meer over spreken:
.
Spreektherapie

Het antroposofisch mensbeeld en spraaktherapie

.

1417

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over het schrijven van opstellen

.

Kinderen een verhaal laten schrijven, is op veel scholen ‘in’.
Je kunt daarbij het opstel zien als een navertellen van een onderwerp dat in de klas aan de orde is geweest of het is een volkomen vrij door het kind gefantaseerd verhaal.

Nu is fantasie hebben een bij uitstek menselijk vermogen en het ligt voor de hand aan te nemen dat dit dus ook op school geoefend moet worden.

Steiner is er wel heel uitgesproken over:

Die Erzählung über Geschehenes, Erlebtes, soll man ja viel mehr als den sogenannten freien Aufsatz in der Volksschule pflegen. Der freie Aufsatz gehört eigentlich noch nicht in die Volksschulzeit. Aber die erzählende Dar­stellung des Geschehenen, des Gehörten, das gehört schon in die Volks­schule, denn das muß das Kind aufnehmen, weil es sonst nicht in der richtigen Weise sozial an der Menschenkultur teilnehmen kann.
.

Men moet op de lagere school toch veel meer verhalen laten schrijven over gebeurtenissen of belevenissen dan de zogenaamde vrije opstellen. Het vrije opstel hoort eigenllijk niet thuis op de lagere school – wél het verhalend weergeven van gebeurtenissen of van iets wat het kind gehoord heeft. Want dat moet het kind kunnen, omdat het anders niet volwaardig en sociaal deel kan uitmaken van het culturele leven van de mens.
GA 294/143
vertaald 118
(1)

===

Voor Steiner moet het opstel is te maken hebben met de realiteit: wat heb je gezien, gehoord – m.a.w. het opstel is er om schriftelijk na te vertellen; maar ook de echte wereld moet het een verbinding hebben. Zeker in die tijd was het schrijven van zakenbrieven heel belangrijk. 

.
(   ) aber auch dann nur über so etwas, was im Leben wirklich vorkommt: Briefe schreiben, Geschäftsmitteilungen machen und dergleichen. Also das, was im Leben wirklich vorkommt.
.

Maar ook dan allee over iets wat in de praktijk ook voorkomt: brieven schrijven, zakelijke mededelingen doen en dat soort dingen. Zaken dus, die werkelijk in het leven voorkomen.
GA 294/143
vertaald 118
(1)
.

Nadat Steiner ingegaan is op bepaalde experimenten die destijds aan een universiteit werden gedaan, concludeert hij dat het voor de mensen heel moeilijk is om – als ze ergens getuige voor moeten zijn – precies weer tegeven, te omschrijven, wat er is gebeurd.
.

Nun aber, die Menschen machen das nur halb, was da getan wird; sie bilden diejenige Hälfte aus, die man eigentlich, wenn man sich wirk­lich des gesunden Menschenverstandes bedient, weglassen könnte, denn die andere Hälfte ist die wichtigere. Man sollte dafür sorgen, daß unsere Kultur sich so entwickelt, daß man sich auf die Zeugen mehr verlassen kann und die Leute mehr die Wahrheit reden. Um das aber zu erreichen, muß man schon im Kindesalter anfangen. Und deshalb ist es wichtig, daß man Gesehenes und Erlebtes nacherzählen läßt, mehr als daß man freie Aufsätze pflegen läßt. Da werden die Kinder die Gewohnheit eingeimpft bekommen, im Leben und auch eventuell vor Gericht nichts zu erfinden, sondern den äußeren sinnlichen Tatsachen gegenüber die Wahrheit zu erzählen. Das Willensmäßige müßte auch auf diesem Felde mehr berücksichtigt werden als das Intellektuelle. als daß man freie Aufsätze pflegen läßt. Da werden die Kinder die Gewohnheit eingeimpft bekommen, im Leben und auch eventuell vor Gericht nichts zu erfinden, sondern den äußeren sinnlichen Tatsachen gegenüber die Wahrheit zu erzählen. Das Willensmäßige müßte auch auf diesem Felde mehr berücksichtigt werden als das Intellektuelle. Indem dazumal in jenem Auditorium jener Vorgang vorher besprochen worden ist und nachher das Ergebnis der Aussagen der Zuschauer fest­gelegt worden ist, war man darauf bedacht, zu erfahren, inwieweit die Menschen lügen. Das ist etwas, was in einer intellektualistisch gesinn­ten Zeit, wie es die unsrige ist, begreiflich ist. Aber wir müssen die intellektualistisch gesinnte Zeit zum Willensmäßigen zurückbringen. Daher müssen wir solche Einzelheiten in der Pädagogik beobachten, daß wir die Kinder, wenn sie einmal schreiben können, und namentlich nach dem 12.Jahre, wirklich Gesehenes erzählen lassen, daß wir nicht so sehr den freien Aufsatz pflegen, der eigentlich noch nicht in die Volksschule gehört.

.

Maar… wat daar gedaan wordt, wordt maar half gedaan. De mensen werken aan de helft die men eigenlijk zou kunnen weglaten als men zijn gezond verstand gebruikt, want de andere helft is de belangrijkste. Men moet er namelijk voor zorgen dat onze cultuur zich zo ontwikkelt, dat men getuigen meer kan vertrouwen en de mensen meer de waarheid spreken. Om dat te bereiken, moet men al in de kindertijd beginnen. En daarom is het belangrijk dat men gebeurtenissen en belevenissen laat navertellen – meer dan vrije opstellen te laten schrijven. Dan zullen de kinderen de gewoonte ingeprent krijgen om in het leven, en ook eventueel voor de rechtbank, niets te verzinnen, maar de waarheid te vertellen ten aanzien van de uiterlijke zintuiglijke feiten. Ook op dit gebied moet het wilsaspect meer aandacht krijgen dan het intellectuele. Bij dat experiment met de toeschouwers, waarbij het verloop van een gebeurtenis van te voren was afgesproken en de verklaringen van de toeschouwers achteraf zijn vastgelegd, was men erop uit te weten te komen in hoeverre mensen liegen. Dat is begrijpelijk in een zo intellectualistische tijd als de onze. Maar we moeten de intellectualistisch getinte tijd weer terugbrengen naar de wil. Daarom moeten we bepaalde details in de pedagogiek in acht nemen, bijvoorbeeld dat we kinderen, zodra ze kunnen schrijven en met name na het twaalfde jaar, laten vertellen over werkelijke gebeurtenissen en geen vrije opstellen laten schrijven. Die horen nog niet thuis op de lagere school.
GA 294/144-145
vertaald/120
(1)

===

Wat de niet-Nederlandse talen betreft, geeft Steiner het belang aan van het leren navertellen – dat hoeft niet schriftelijk, zoals in het Nederlands – van wat gezien of gehoord is.


.
Und von besonderer Wichtigkeit ist es auch, daß wir im fremd­sprachigen Unterricht uns allmählich mit den Schülern dazu bringen, daß sie Gesehenes, Gehörtes in einer kurzen Erzählung wiedergeben können.
.

Heel belangrijk is het ook dat we de leerlingen bij de vreemde talen geleidelijk zo ver krijgen dat ze kort kunnen weergeven wat ze gezien of gehoord hebben.

GA 294/144-145
vertaald/120
(1)

===

Hoewel Steiner hier weinig menskundige gezichtspunten geeft, durf ik zelf wel te stellen, dat het navertellen en wanneer het kind er technisch aan toe is, ook het schriftelijk navertellen, het kind een gelegenheid geeft nogmaals bij de dingen stil te staan die het leren moet, weten moet. Het is in zekere zin een recapitulatie van de feiten. Dit opnieuw onder ogen zien maakt een hernieuwde verbinding mogelijk, m.a.w. het komt met meer bewustzijn in het geheugen. De verbinding is een nieuwe vorm van her-inneren. Daarom moeten daar geen aspecten bijkomen die niets met de werkelijkheid te maken hebben, die kunnen uitlopen in fantasterij, of wanneer de puberteit begint, met overmatige en (te) heftige gevoelens. Van een soort ex-carneren in het vrije opstel, het in-carneren stimuleren door bij de (aardse) feiten te blijven.
In de 12e voordracht van GA 294 haalt Steiner a.h.w. hard uit naar bepaalde vormen van opstellen schrijven. En houdt hij vast aan het werkelijke leven, waarbij hij, voor die tijd heel realistisch, het kunnen schrijven van zakenbrieven als prioriteit stelt:

.
Das, was ich hier andeute, muß auch schon durchaus im Unterricht berücksichtigt werden, indem man das­jenige weniger ins Sentimentale zerrt, was vom Kinde gerade im 13., 14., 15. Lebensjahre gelernt wird, sondern indem man das, was vom Kinde gelernt wird, mehr in die Linie des praktischen Lebens hinein-führt. So sollte im Grunde genommen kein Kind das 15.Jahr erreichen, ohne daß ihm der Rechenunterricht in die Kenntnisse der Regeln wenigstens der einfachsten Buchführungsformen übergeführt worden ist. Und so sollten die Grundsätze der Grammatik und der Sprachlehre in diesen Jahren weniger in jene Aufsatzform eingeführt werden, die gewissermaßen das menschliche Innenleben überall wie durchspült von Gerstenschleimsaft darstellt – denn das sind meistens die Aufsätze, die man die Kinder pflegen läßt in diesem 13. bis 16. Jahre, so als besseren Aufguß von dem, was beim Dämmerschoppen und in den Kaffee­klatschgesellschaften als Geist herrscht -, es sollte vielmehr darauf gesehen werden, daß die Sprachlehre einläuft in den geschäftlichen Aufsatz, in den Geschäftsbrief. Und kein Kind sollte das 15. Jahr überschritten haben, ohne durchgegangen zu sein durch das Stadium, Musterbeispiele von praktischen Geschäftsbriefen geschrieben zu haben. Sagen Sie nicht, das kann das Kind ja auch später noch lernen. Gewiß, unter Überwindung von furchtbaren Hindernissen kann man es auch später lernen, aber eben nur unter dieser Überwindung von Hinder­nissen. Sie erweisen dem Kinde eine große Wohltat, wenn Sie es lehren, seine grammatischen Kenntnisse, seine Sprachkenntnisse in geschäft­liche Aufsätze, in Geschäftsbriefe einfließen zu lassen. In unserer Zeit sollte es eigentlich keinen Menschen geben, der nicht einen ordentlichen Geschäftsbrief einmal schreiben gelernt hat. Gewiß, er wird es viel­leicht im späteren Leben nicht anzuwenden brauchen, aber es sollte doch keinen Menschen geben, der nicht einmal dazu angehalten worden ist, einen ordentlichen Geschäftsbrief zu schreiben. Hat man das Kind vorzugsweise mit sentimentalem Idealismus übersättigt im 13. bis 15. Jahr, so wird ihm später der Idealismus zum Ekel, und es wird ein materialistischer Mensch. Führt man das Kind in diesen Jahren schon in die Praxis des Lebens ein, dann behält das Kind auch ein gesundes Verhältnis zu den idealistischen Bedürfnissen der Seele, die nur dann ausgelöscht werden können, wenn man ihnen in früher Jugend auf eine unsinnige Weise frönt.
.

Wat ik hiermee aangeef, moet men zeer zeker ook in het onderwijs in acht nemen. Men moet de leerstof met name in het dertiende, veertiende, vijftiende levensjaar niet zozeer in het sentimentele trekken, als wel de lijn trekken naar de praktijk. Eigenlijk moet ieder veertienjarig kind in de rekenles de regels geleerd hebben van in ieder geval de eenvoudigste vormen van boekhouding. En de basis van grammatica en taal moet in die jaren niet zozeer geleerd worden aan de hand van opstellen. Die opstellen vertonen een menselijke binnenwereld die als het ware doortrokken is van gersteslijm. Want zo zijn de opstellen die men kinderen van twaalf tot vijftien jaar laat schrijven meestal: een soort veredelde kletspraatjes tijdens borreluurtjes of bij theekransjes. Nee, men moet de taalles laten uitmonden in het zakelijk opstel, de zakelijke brief. En ieder kind zou in zijn vijftiende levensjaar tenminste een paar standaardvoorbeelden van zakelijke brieven geschreven moeten hebben. Zegt u niet dat een kind dat later ook nog wel kan leren. Natuurlijk, als men grote hindernissen weet te overwinnen, dan kan men dat later ook nog leren, maar… met grote moeite. U bewijst het kind een grote weldaad wanneer u het leert om zijn grammaticale kennis, zijn taalkennis toe te passen op zakelijke opstellen, zakelijke brieven. In onze tijd mag er eigenlijk niemand zijn die niet ooit geleerd heeft een ordentelijke zakelijke brief te schrijven. Het is misschien wel zo dat men het later niet nodig heeft, maar toch zou iedereen ooit een ordentelijke zakelijke brief geschreven moeten hebben. Heeft men een kind in het dertiende tot vijftiende jaar met sentimenteel idealisme overvoerd, dan krijgt het later een afkeer van idealisme en wordt een materialist. Brengt men een kind in deze jaren in aanraking met de praktijk van het leven, dan houdt het kind ook een gezonde relatie tot de idealistische behoeften van de ziel, die alleen dan tot zwijgen gebracht kunnen worden wanneer men zich in de kindertijd volledig daaraan overgeeft.
GA 294/167-168
vertaald/13-138
(1)
===

Ik heb pas in GA 311 nog iets gevonden over opstellen en fantasie. Wanneer hier staat ‘deze fantasie’ gaat het om ‘beeldend’ – bijv. in de mineralogie, het levendig beschrijven van een berg (en wat daar verder staat voor natuurkunde, mechanica e.d.):
.

Und je mehr Sie das Bildhafte vor den Kindern entfalten, je weniger Sie den Intellekt an­strengen, je mehr Sie lebendig schildern, desto mehr nehmen Sie bloß das rhythmische System in Anspruch, desto weniger ermüdet das Kind.
.

En hoe meer je het beeldende voor de kinderen ontwikkelt, hoe minder je het intellect aanspreekt, hoe meer je levendig schetst, des te meer spreek je alleen het ritmische systeem aan, des te minder vermoeid raakt het kind.
GA 311/117
Vertaald

===
.

Weiter wird es sich darum handeln, daß man diese Phantasie vor allen Dingen in dem walten läßt, was man den Aufsatz nennt, wenn das Kind einen Aufsatz schreiben soll, selber etwas ausarbeiten soll. Da handelt es sich darum, daß man nichts von dem Kinde aufsatzmäßig verarbeiten läßt, was man nicht zunächst wirklich genau durchgesprochen hat, so daß das Kind mit der Sache bekannt ist. Und man soll über die Sache von sich aus als Lehrer- und Erzieherautorität gesprochen haben. Dann soll das Kind unter dem Einfluß dessen, was man selbst gesprochen hat, seinen Aufsatz liefern. Davon soll man auch nicht abgehen in den letzten Jahren vor der Ge­schlechtsreife. Auch da soll man nicht das Kind blind darauflos schreiben lassen, sondern in ihm das Gefühl erwecken: es sollte nichts in dem Aufsatz stehen, was ihn nicht in der Stimmung erhält, die dadurch in ihm hervorgerufen worden ist, daß der Gegenstand des Aufsatzes mit dem Lehrer oder Erzieher besprochen worden ist. Auch da muß Lebendigkeit walten. Die Lebendigkeit des Lehrers muß auf die Lebendigkeit des Kindes übergehen.
.

Verder gaat het erom dat je deze fantasie bovenal aan het werk laat bij wat men een opstel noemt, wanneer het kind een opstel moet schrijven, zelf iets moet uitwerken. Het gaat erom dat je niets op het gebied van opstellen door het kind laat verwerken, wat je niet eerst precies besproken hebt, zodat het kind de zaakjes kent. Over het item moet je vanuit je opvoedings-lerarenautoriteit spreken. Dan moet  kind in het kader van wat je besproken hebt, het opstel schrijven. Daarvan moet je ook in de laatste jaren vóór de puberteit niet afwijken. Ook dan moet je het kind er niet zomaar op los laten schrijven, maar in hem het gevoel wekken: er moet niets in het opstel staan wat niet in de sfeer past die in hem opgeroepen is door de bespreking van het onderwerp met de leraar of opvoeder. Ook daar moet levendigheid heersen. De levendigheid van de leerkracht moet de levendigheid van het kind stimuleren.
GA 311/118
Vertaald

(1) uitg. 1989

Rudolf Steiner over…..:  alle artikelen

 

.
1076

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Vrijeschoolpedagogie.com

.

DÉ SITE MET DE MEESTE ACHTERGRONDINFORMATIE OVER HET VRIJESCHOOLONDERWIJS

.

U vindt via onderstaande rubrieken de weg naar meer dan 2400 artikelen.
.

In het zoekblokje (op deze pagina rechtsboven) een trefwoord ingeven, leidt ook vaak tot artikelen waar het betreffende woord in voorkomt.
Wanneer er meerdere koppen van artikelen worden getoond, is het raadzaam ieder artikel open te maken en onder aan het artikel bij de tag-woorden te kijken of het gezochte woord daar staat.
Wanneer het artikel is geopend, kan je Ctr + F klikken. Er verschijnt dan een zoekvenstertje waarin je het gezochte woord kan intikken. Als dit woord in het artikel aanwezig is, kleurt het op.
.

Ondanks regelmatige controle komt het voor dat bepaalde links niet werken. Waarschuw me s.v.p.     vspedagogie voeg toe apenstaartje gmail punt com
.

RUDOLF STEINER
alle artikelen
wat zegt hij over——
waar vind je Steiner over pedagogie(k) en vrijeschool–
een verkenning van zijn ‘Algemene menskunde’


AARDRIJKSKUNDE
alle artikelen

BESPREKING VAN KINDERBOEKEN
alle auteurs
alle boeken

DIERKUNDE
alle artikelen

GESCHIEDENIS
alle artikelen

GETUIGSCHRIFT
alle artikelen

GODSDIENST zie RELIGIE

GYMNASTIEK
vijfkamp(1)
vijfkamp (2)

bewegen in de klas
L.L.. Oosterom over: beweging tussen persoon en wereld; kind leert bewegend de wereld kennen;

HANDENARBEID
alle artikelen

HEEMKUNDE
alle artikelen

JAARFEESTEN
alle artikelen

KINDERBESPREKING
alle artikelen

KLASSEN alle artikelen:
peuters/kleutersklas 1;  klas 2; klas 3klas 4klas 5klas 6klas 7;  klas 8         (rest volgt – via zoekbalk vind je ook de andere klassen: 9 t/m 11)   klas 11

KERSTSPELEN
Alle artikelen

LEERPROBLEMEN
alle artikelen

LEZEN-SCHRIJVEN
alle artikelen

LINKS
Naar andere websites en blogmet vrijeschoolachtergronden; vakken; lesvoorbeelden enz

MEETKUNDE
alle artikelen

MENSKUNDE EN PEDAGOGIE
Alle artikelen

MINERALOGIE
alle artikelen

MUZIEK
mens en muziek
blokfluit spelen
over het aanleren van het notenschrift

NATUURKUNDE
alle artikelen

NEDERLANDSE TAAL
alle artikelen

NIET-NEDERLANDSE TALEN
alle artikelen

ONTWIKKELINGSFASEN
alle artikelen

OPSPATTEND GRIND
alle artikelen

OPVOEDINGSVRAGEN
alle artikelen

PLANTKUNDE
alle artikelen

REKENEN
alle artikelen

RELIGIE
Religieus onderwijs
vensteruur

REMEDIAL TEACHING
[1]  [2]

SCHEIKUNDE
klas 7

SCHRIJVEN – LEZEN
alle artikelen

SOCIALE DRIEGELEDING
alle artikelen
hierbij ook: vrijeschool en vrijheid van onderwijs

SPEL
alle artikelen

SPRAAK
spraakoefeningen
spraak/spreektherapie [1]    [2]

STERRENKUNDE
klas 7

TEKENEN
zwart/wit [2-1]
over arceren
[2-2]
over arceren met kleur; verschil met zwart/wit
voorbeelden
In klas 6
In klas 7

VERTELSTOF
alle artikelen

VOEDINGSLEER
7e klas: alle artikelen

VORMTEKENEN
Alle artikelen


VRIJESCHOOL
uitgangspunten

de ochtendspreuk [1]      [2]     [3]

bewegen in de klas
In de vrijeschool Den Haag wordt op een bijzondere manier bewogen.

bewegen in de klas
L.L.. Oosterom over: beweging tussen persoon en wereld; kind leert bewegend de wereld kennen; sport

Vrijeschool en vrijheid van onderwijsalle artikelen
zie ook: sociale driegeleding

vrijeschool en antroposofie – is de vrijeschool een antroposofische school?
alle artikelen

de vrijeschool: breinvriendelijk onderwijs

Vrijeschool in beeld: illustraties van het vrijeschoolonderwijs

EN VERDER:
burnt out
Aart van der Stel over: waarom raakt iemand ‘burnt out’; je eigen rol en hoe gaan de anderen met je om; binnen-buiten; gezond-ziek

met vreugde in het nu aanwezig zijn
‘anti’- burn-out

geschiedenis van het Nederlandse onderwijs, een kleine schets


karakteriseren i.p.v. definiëren

lichaamsoriëntatie

(school)gebouw
organische bouw [1]     [2-1]    [2-2]

In de trein
onderwijzer Wilkeshuis over een paar ‘vrijeschoolkinderen’ in de trein

.

Ondanks regelmatige controle komt het voor dat bepaalde links niet werken. Waarschuw me s.v.p.     vspedagogie voeg toe apenstaartje gmail punt com

.

434-404

.

VRIJESCHOOL – karakteriseren of definiëren: Engels klas 4

.

 Voor een uitgebreidere behandeling van de begrippen ‘karakteriseren’  en ‘definiëren’

NIET-NEDERLANDSE TALEN 

Een zeer vooruitstrevende gedachte van Steiner was de introductie van “vreemde” talen in het onderwijs vanaf klas 1 (kinderen van ca 7 jaar).

Ik heb “vreemde” tussen aanhalingstekens gezet, omdat ik wat moeite heb met het woord “vreemd”.
Betekent dit, dat onze taal níet vreemd/raar is en die andere wel?
Of zijn ze ons “vreemd”, nog onbekend. Dat laatste natuurlijk.

Maar om de indruk weg te nemen dat een andere taal ‘vreemd=raar’ zou zijn en ook om de kinderen niet in verwarring te brengen, zou ik liever spreken van ‘andere’ of -nog wel duidelijker – ‘niet-Nederlandse taal’.

In principe zou iedere taal in aanmerking kunnen komen.

In Nederland ging het vooreerst vooral om Engels, Duits en Frans. Nu staan ook  Russisch en Spaans en Chinees in de belangstelling.

Rudolf Steiner: “het is vanuit de cultuur gezien noodzakelijk dat wij deze talen (van jongsaf) geven”.[1]

Steiner was hier (ook) zijn tijd ver vooruit.

En ook inhoudelijk. Hij legt meteen de nadruk op het spreken.

Toen ik zelf niet-Nederlandse talen leerde, betekende dat hoofdzakelijk het leren van grammatica en idioom om vooral schriftelijk! de taal te leren beheersen.
Dat heeft tot gevolg gehad, dat ik schriftelijk het Frans aardig machtig was, maar in Frankrijk zelf met de mond vol tanden stond, als het om een gesprek ging.

Een leraar Duits op de kweekschool – de huidige pabo – opende, mij in ieder geval, de ogen voor waar het in een vreemde taal om gaat: het spreken. Dat lijkt wellicht nu logisch, maar destijds lag het niet voor de hand. “Vergelijk het met muziek”, zei de Duitse leraar, “jullie leren noten, maar niet musiceren. Grammatica en idioom zijn de noten; het spreken is de muziek.”

In het niet-Nederlandse talenonderwijs (op de vrijeschool in ieder geval) zal het dus voornamelijk moeten gaan om het spreken. Om je uit te drukken in een andere taal.

Ik heb jarenlang Engels gegeven in klas 1 t/m 7. Voor dit vak is binnen de vrijescholen een gedegen leerplan ontstaan.

In de 1e 3 klassen gaat het vooral om: zingen, reciteren, vingerspelletjes, gesprekjes, luisteren.

Vanaf klas 4 kan er worden begonnen met grammatica.

Wanneer je de kinderen de ’-ingvorm” van de werkwoorden  wil aanleren, kun je zo te werk gaan:

In klas 1,2 of 3 hebben we uitgebreid stil gestaan bij dit rijm. – Dit klinkt tegenstrijdig – want bij het “doen” van dit rijm stonden we natuurlijk helemaal niet stil:

I’m standing, I’m sitting,
I’m writing, I’m knitting.

I’m reading, I’m counting,
I’m swimming, I’m shouting.

I’m eating, I’m drinking,
I’m talking, I’m thinking.

I’m giving, I’m taking,
I’m sweeping, I’m baking.

I’m laughing, I’m looking,
I’m washing, I’m cooking.

I’m driving, I’m rowing,
I’m kneeling, I’m growing.

I show my right hand,
I show my left hand,

I show both my hands,
And now I will stand/sit still.

Als je dit in een lagere klas hebt gedaan en je komt er in klas 4 weer op terug, kennen de kinderen dit rijm vrijwel allemaal nog.

Nu kun je een kind voor de klas een aantal willekeurig gekozen zinnen laten uitbeelden:

“what is he/she doing”.

Individuele antwoorden worden gegeven he/she is …….ing.

Dit is karakteriseren: allemaal mogelijkheden om de ……ing-vorm tot middelpunt van de belangstelling te maken.

Langzaam maar zeker groeit bij de kinderen het besef dat deze vorm gebruikt wordt, wanneer je een poos met iets bezig bent; wanneer iets een tijdje duurt.

Wanneer het NU is. (Later is dan weer begrijpelijker wat het verschil is tussen “it is raining” en “it rains”.

Zo leidt ook hier het karakteriseren naar de definitie.

Wanneer je dit consequent dóórdenkt is het logisch dat je de definitie onthoudt en de voorbeelden niet meer.

Dat is helemaal overeenkomstig de aard van karakteriseren (leven) en definiëren (dood)

Het moet eindigen bij de definitie.

Die dient dan weer als uitgangspunt voor nieuwe situaties.

M.a.w.. je hebt op een levendige (lebendige) manier iets geleerd.

[1] GA 294 Opvoedkunst – methodisch-didactische aanwijzingen, blz.115

.

Niet-Nederlandse talen: alle artikelen

.

396-374

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Talen – Engels 4e klas

.

Dit artikel is geschreven vanuit de optiek: karakteriseren i.p.v. definiëren

VREEMDE TALEN
Een zeer vooruitstrevende gedachte van Steiner was de introductie van “vreemde” talen in het onderwijs vanaf klas 1 (kinderen van ca 7 jaar).

Ik heb “vreemde” tussen aanhalingstekens gezet, omdat ik wat moeite heb met het woord “vreemd”. Betekent dit, dat onze taal niet vreemd/raar is en die andere wel? Of zijn ze ons “vreemd”, nog onbekend. Nu, dat laatste dan. Hoewel ik liever spreek over ‘andere talenonderwijs’.

In principe zou iedere taal in aanmerking kunnen komen.
In Nederland ging het vooreerst vooral om Engels, Duits en Frans. Ook Russisch en Spaans komen voor.

Steiner: “Het is vanuit de cultuur gezien noodzakelijk dat wij deze talen (van jongsaf) geven”.

Steiner was hier (ook) zijn tijd ver vooruit.

En ook inhoudelijk. Hij legt meteen de nadruk op het spreken.

Toen ik zelf ‘vreemde’ talen leerde, betekende dat hoofdzakelijk het leren van grammatica en idioom om vooral schriftelijk! de taal te leren beheersen. Dat heeft tot gevolg gehad, dat ik schriftelijk het Frans aardig machtig was, maar in Frankrijk zelf met de mond vol tanden stond, als het om een gesprek ging.

Een leraar Duits op de kweekschool opende, mij in ieder geval, de ogen voor waar het in een andere taal om gaat: het spreken. Dat lijkt wellicht nu logisch, maar destijds lag het niet voor de hand.
“Vergelijk het met muziek”, zei de Duitse leraar, “jullie leren noten, maar niet musiceren. Grammatica en idioom zijn de noten; het spreken is de muziek.”

In het andere talenonderwijs (op de vrijeschool in ieder geval) zal het dus voornamelijk moeten gaan om het spreken. Om je uit te drukken in een andere taal.

Ik heb jarenlang Engels gegeven in klas 1 t/m 7. Voor dit vak is binnen de vrijescholen een gedegen leerplan ontstaan.

In de 1e 3 klassen gaat het vooral om: zingen, reciteren, vingerspelletjes, gesprekjes, luisteren.

Vanaf klas 4 kan er worden begonnen met grammatica.

Wanneer je de kinderen de ’-ingvorm” van de werkwoorden  wil aanleren, kun je zo te werk gaan:

In klas 1, 2 of 3 hebben we uitgebreid stil gestaan bij dit rijm .- Dit klinkt tegenstrijdig-want bij het “doen” van dit rijm stonden we natuurlijk helemaal niet stil:

I’m standing, I’m sitting,
I’m writing, I’m knitting.

I’m reading, I’m counting,
I’m swimming, I’m shouting.

I’m eating, I’m drinking,
I’m talking, I’m thinking.

I’m giving, I’m taking,
I’m sweeping, I’m baking.

I’m laughing, I’m looking,
I’m washing, I’m cooking.

I’m driving, I’m rowing,
I’m kneeling, I’m growing.

I show my right hand,
I show my left hand,

I show both my hands,
And now I will stand/sit still.

Als je dit in een lagere klas hebt gedaan en je komt er in klas 4 weer op terug, kennen de kinderen dit rijm vrijwel allemaal nog.

Nu kun je een kind voor de klas een aantal willekeurig gekozen zinnen laten uitbeelden:

“what is he/she doing”.

Individuele antwoorden worden gegeven he/she is …….ing.

Dit is karakteriseren: allemaal mogelijkheden om de ……ing-vorm tot middelpunt van de belangstelling te maken.

Langzaam maar zeker groeit bij de kinderen het besef dat deze vorm gebruikt wordt, wanneer je een poos met iets bezig bent; wanneer iets een tijdje duurt.

Wanneer het NU is. (Later is dan weer begrijpelijker wat het verschil is tussen “it is raining” en “it rains”.

Zo leidt ook hier het karakteriseren naar de definitie.

Wanneer je dit consequent dóórdenkt is het logisch dat je de definitie onthoudt en de voorbeelden niet meer.

Dat is helemaal overeenkomstig de aard van karakteriseren (leven) en definiëren (dood)

Het moet eindigen bij de definitie, die hier – in het andere talenonderwijs – eigenlijk betekent: de grammatikale regel.

Die dient dan weer als uitgangspunt voor nieuwe situaties.

M.a.w.. je hebt op een levendige (lebendige) manier iets geleerd.

.

Niet-Nederlandse talen: alle artikelen

.
Pieter HA Witvliet

.

232-218

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.