Categorie archief: mineralogie

VRIJESCHOOL – Voorbereidende stemming voor de lessen over de natuur

.
Nog tijdens het leven van Rudolf Steiner schreven enthousiaste vrijeschoolleerkrachten van de 1e vrijeschool in Stuttgart over hun onderwijs. Zich uiteraard sterk beroepend op de mededelingen van Steiner die ze van hem hadden gehoord, dan wel gelezen.

In het tijdschrift dat de voorloper is van het Duitse blad ‘Erziehungskunst’ werden de artikelen voor voornamelijk de ouders gepubliceerd. In ‘Mededelingen vrijeschool’ uit 1924 staat onderstaand artikel over de stemming van waaruit je met de kinderen over de natuur kan spreken.
Hoewel dus ook bijna 100 jaar oud, is de inhoud nog even fris en belangrijk voor de vrijeschoolleerkracht van nu. Ik heb het iets ingekort.

Friedel Naegelin, Mitteilungenblatt Freie Waldorfscjhule, nr. 6 1924
.

voorbereidende stemming voor de lessen over de natuur

In de lessen over de natuur en bij aardrijkskunde proberen wij vanaf het begin een levend gevoel te wekken voor de aarde, gezien als een samenhangend organisme.
Het leven dat de aarde ons toont, neemt de mens over het algemeen als een vanzelfsprekend gegeven, zonder erbij stil te staan dat wanneer hij over de aarde loopt of van de voortbrengselen geniet, hij gedragen en gevoed wordt door iets bezields, iets wezenlijks.

De aarde neemt en daarmee alles wat leeft overdag die werking van de zon op, ’s nachts die van de sterren. Alles wat leeft hangt nauw samen met het leven van de mens en met de kleine en grote ritmen en met de tijdsduur. Overdag, ’s nachts, in de winter en de zomer, tijdens perioden van aardbevingen en vulkaanuitbarstingen, in de luchtbewegingen en in de kringloop van het water zijn krachten aan het werk die zoals in het menselijk lichaam leven en vorm geven.
Het gevoel van de mens bij de aarde te horen kan nog dieper worden, wanneer hij ervaart hoe in de warmte, de zuiverheid en helderheid van het zonnelicht iets naar de aarde toekomt, wat in al het aardse op de meest intieme manier de kiem voor een morele ontwikkeling legt.
De volksmond heeft het vaak over de zon als symbool van het licht, dat geen duisternis verdraagt en leugen en onrecht aan het licht brengt.

Je ziet de mens door de ontwikkelingsfasen gaan met de markante keerpunten (tandenwisseling, puberteit) en ook de aarde maakt haar ontwikkelingsfasen door. Er zijn mijlpalen aan te wijzen, net zoals in het leven van de mens.

Nu is de mens wat zijn fysieke materie betreft gescheiden van de aardse materie tot aan de dood, zoals een regendruppel van de zee. 

En telkens ontwikkelde en ontwikkelt de mens nieuwe impulsen naar de toekomst en schept vanuit het licht een nieuwe moraal, bevrijdende liefde en liefdevolle vrijheid.

Vanuit deze stemming proberen we de lesstof in het onderwijs zo te geven dat er bij de kinderen iets wakker wordt dat verder gaat dan alleen het materialistische denken en dat hem daar ook tegen beschermt.

Want wie alleen maar materialist is, kan slechts van de aarde houden vanuit egoïstische motieven. Dan gaat het alleen om het ‘nu’. Dan kijkt de wetenschapper alleen naar het vergankelijke. Dan is de aarde alleen iets wat iets oplevert voor de lichamelijke behoeften en houdt alles met de dood op.

De aarde beschouwen als een levend wezen met een zonnenatuur, zoals wij dat ook zijn, betekent aan haar ontwikkeling meewerken en vormen voor een verre toekomst. 

.

Algemene menskunde: alle artikelen

Dierkunde: alle artikelen

Plantkunde: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

 

2238

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

 

 

 

 

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over mineralogie

.

Voor zover ik weet is de vrijeschool nog steeds de enige school waarop leerlingen in klas 6 – groep 8 – 3 à 4 weken intensief bezig zijn met gesteenten en mineralen. De mineralogieperiode is in een bepaald opzicht de derde van de reeks zaakvakken: dierkunde in klas 4, plantkunde in klas 5, mineralogie in klas 6, nog gevolgd door menskunde/voedingsleer en sterrenkunde in klas 7 (1e klas middelbare vrijeschool).
In de loop van de jaren zijn er door vele leerkrachten allerlei gezichtspunten uitgewerkt tot bruikbare leerstof.

Steiner heeft er in de pedagogische voordrachten (GA 293-311) wel opmerkingen over gemaakt, maar niet bijzonder veel.

Die volgen hier:
GA 294: samen met aardrijkskunde; na het 9e jr
GA 307: mineralogie na dier- en plantkunde; mineralogie werkt op intellect
GA 311: causaliteit na het 12e jr.; schets van ontwikkeling 7 – 14 jr. i.v.m. hoe van fantasievol naar zakelijk; intellect.

GA 294

Und wenn ich Ihnen auch gesagt habe, daß der Mineralogieunterricht erst auf der dritten Stufe, so um das 12. Jahr herum auftritt, so kann doch beschreibend, anschauend auch das Mineral schon auf der früheren Unterstufe etwas in das Geographische verflochten werden.

En ook al heb ik u gezegd dat mineralogie pas in de derde fase, zo rond het twaalfde jaar, gegeven kan worden, toch kunnen de mineralen al in de fase daarvoor, op een beschrijvende en aanschouwelijke manier, enigszins met het aardrijkskundeonderwijs verweven worden.
GA 294/150
vertaald/152

Steiner was een groot voorstander van het met elkaar in verband brengen van de verschillende zaakvakken. Mineralogie lijkt hier een onderdeel van het aardrijkskundeonderwijs. Dit vak vond hij bijzonder belangrijk:

Geographie kann wirklich ein großes Geleis sein, in das alles einmündet, aus dem wiederum manches hervorgeholt wird. Sie haben zum Beispiel in der Geographie dem Kinde gezeigt, wie sich das Kalkgebirge unterscheidet von dem Ur­gebirge. Sie zeigen dem Kinde die Bestandteile des Urgebirges, Granit oder Gneis. Sie machen es darauf aufmerksam, wie da verschiedene Mineralien drin sind, wie das eine herausglitzert als Glitzerndes, dann zeigen Sie ihm den Glimmer daneben und sagen, daß das, was da drin sitzt, Glimmer ist. Und dann zeigen Sie ihm, was noch alles im Granit oder im Gneis drinnen ist. Und dann zeigen Sie ihm Quarz und ver­suchen, das Mineralische aus dem Gesteinmäßigen herauszuentwickeln. Gerade da können Sie wiederum viel leisten mit Bezug auf das Ver­ständnis für das Zusammengegliederte, das sich dann in seine einzelnen Teile gliedert. Es ist viel nützlicher, wenn Sie dem Kinde zuerst Granit und Gneis beibringen, und dann die Mineralien, aus denen Granit und Gneis besteht, als wenn Sie zuerst dem Kinde beibringen: das ist Gra­nit, der besteht aus Quarz, Glimmer, Feldspat und so weiter und dann erst zeigen, daß das im Granit oder Gneis vereinigt ist. Gerade bei dem Mineralogieunterricht können Sie von dem Ganzen ins einzelne, von der Gebirgsbildung in die Mineralogie hineingehen. Das ist schon nütz­lich für das Kind. (  )Gerade bei dem Mineralogieunterricht können Sie von dem Ganzen ins einzelne, von der Gebirgsbildung in die Mineralogie hineingehen.

Aardrijkskunde kan werkelijk een groot spoor zijn waarin alles uitmondt en waaruit ook weer veel geput kan worden.
U hebt de kinderen in de aardrijkskundeles bijvoorbeeld verteld over het verschil tussen kalkgebergte en oergebergte. U laat ze de bestanddelen van het oergebergte zien: graniet of gneis. U vertelt dat er verschillende mineralen in zitten, waarvan er één glinsterend in het oog springt. Dan houdt u er een stuk glimmer naast en vertelt u dat wat daar in het graniet zit glimmer is. En dan laat u zien wat er verder nog allemaal in graniet of in gneis te vinden is. U laat kwarts zien en u probeert de mineralen af te leiden uit bet gesteente. Juist op dit gebied kunt u weer veel doen om begrip te wekken voor het samengestelde, dat zich vervolgens in afzonderlijke delen differentieert. Het is veel nuttiger eerst graniet en gneis te behandelen en dan de mineralen waaruit ze bestaan, dan direct tegen de kinderen te zeggen: ‘Dat is graniet, en het bestaat uit kwarts, glimmer, veldspaat’ enzovoort en dan pas te laten zien dat dat allemaal in graniet of gneis verenigd is. Juist bij de mineralogie kunt u van het geheel naar de delen gaan, van de vorming van gebergten naar de mineralogie. Dat is zeker nuttig voor het kind. (  ) Bij het minerale rijk geeft de natuur zelf ons vaak het geheel en wij kunnen naar de delen gaan.

Dann aber soll man gerade – wiederum den mineralischen Unter­richt mit dem Geographieunterricht verknüpfend – nicht versäumen, über die Anwendung desjenigen zu sprechen, was wir wirtschaftlich in der Natur finden. Da knüpfen wir an die Besprechung, die wir über das Steingefüge der Gebirge bekommen, alles dasjenige an, was, wie die Kohle, in seiner Verwendung auch mit der Industrie zu tun hat. Wir schildern es zunächst auf einfache Weise für das Kind, aber wir knüp­fen es schildernd an die Besprechung des Gebirges an.

Dan moeten we ook hier weer niet nalaten het mineralogieonderwijs met aardrijkskunde te verbinden en te vertellen over de winning en het gebruik van wat we in de natuur vinden. We behandelen de opbouw van de gesteenten in de bergen en in aansluiting daarop de toepassingsmogelijkheden in de industrie, bijvoorbeeld van steenkool. We schetsen het om te beginnen heel eenvoudig, maar we laten het aansluiten bij de bespreking van het gebergte.
GA 294/159-160
vertaald/160-161

Aber wenn wir mit dem 9. Jahr beginnen, so wie wir darauf hingewiesen haben, Naturgeschichte zu unterrichten, so stoßen wir immerhin noch auf viel verwandtes, instinktives Empfinden beim Kinde. Später reift dieses Instinktive auch für das Empfinden der Verwandtschaft mit der Pflan­zenwelt. Daher zuerst Naturgeschichte des Tierreiches, dann Natur­geschichte des Pflanzenreiches. Die Mineralien lassen wir uns eben bis zuletzt übrig, weil zu ihnen fast nur Urteilskraft notwendig ist, und diese appelliert nicht an irgend etwas, wodurch der Mensch verwandt ist mit der Außenwelt. Der Mensch ist ja auch nicht mit dem Mineralreich verwandt. Er muß es ja vor allen Dingen auflösen, wie ich es Ihnen gezeigt habe. Selbst das Salz duldet der Mensch nicht unaufgelöst in sich; sobald er es aufnimmt, muß er es auflösen.

Maar beginnen we op het negende jaar met biologielessen zoals we hebben aangegeven, dan stuiten we toch nog op veel verwante instinctieve gevoelens bij de kinderen. Later rijpt dit instinctieve gevoel ook voor het beleven van verwantschap met de plantenwereld. Daarom eerst biologie van het dierenrijk, dan biologie van het plantenrijk. De mineralen bewaren we voor het allerlaatst, want die te begrijpen vergt bijna alleen oordeelsvermogen, en dat oordeelsvermogen appelleert niet aan iets waardoor de mens verwant is met de buitenwereld. De mens is immers ook niet verwant met het minerale rijk. Hij moet het immers in de eerste plaats oplossen, zoals ik u heb laten zien.* Zelfs zout kan de mens niet onopgelost verdragen; zodra hij het opneemt moet hij het oplossen.
GA 294/190
vertaald/191
*In ‘Algemene menskunde’ vdr.4

GA 307

Nun kommt dasjenige Lebensalter, bei dem eigentlich das Kind erst das betrachten darf, was in der Welt draußen geschieht, ohne daß es mit dem Menschen etwas zu tun hat. Daher beginnt erst zwischen dem elften und zwölften Jahre die Möglichkeit, das Mineralische, das Gesteinsmäßige im Unterricht zu lehren. Wer vorher das Gesteinsmäßige, das Mineralische anders dem Kinde beibringt, als insofern es sich anlehnt an das Pflanzliche, das aus der Erde, also aus dem Gestein herauswächst, der verdirbt ganz und gar die innere Beweglichkeit des kindlichen Seelenlebens. Was kein Verhältnis zum Menschen hat, das ist mineralisch. Mit dem sollen wir erst beginnen, nachdem das Kind selber sich in die Welt dadurch ordentlich eingelebt hat, daß es dasjenige, was ihm nähersteht, das Pflanzliche und das Tierische, in sein Vorstellen und namentlich in sein Fühlen und auch durch die Tierkunde in sein Wollen aufgenommen hat.

Nu komt die leeftijd waarbij eigenlijk het kind pas datge­ne mag waarnemen wat in de wereld buiten hem gebeurt zonder dat het met de mens iets te maken heeft. Daarom begint pas tussen het elfde en twaalfde levensjaar de moge­lijkheid het minerale, het gesteenteachtige in het onderwijs te doceren. Wie daarvoor het kind het gesteenteachtige, het minerale anders bijbrengt dan voor zover het aansluit bij het plantaardige dat uit de aarde groeit, dus uit het gesteente, die bederft helemaal de innerlijke beweeglijkheid van het zieleleven van het kind. Wat geen verhouding heeft tot de mens, dat is mineraal. Daarmee moeten we pas beginnen nadat het kind zelf zich in de wereld goed heeft ingeleefd doordat het datgene dat dichter bij hem staat – het plantaardige en het dierlijke – in zijn voorstellen en met name in zijn voelen en ook door de dierkunde in zijn willen heeft opgenomen.
GA 307/194
Vertaald/247

Wir sollten das Kind erst mit dem siebenten Lebensjahre, mit dem Zahnwechsel, in die Schule bekommen, vorher gehört das Kind eigentlich nicht in die Schule. Müssen wir es vorher hereinnehmen, so müssen wir natürlich allerlei Kompromisse schließen. Aber ich will hier das Prinzipielle erklären. Wenn wir das Kind in die Schule hereinbekommen, dann erteilen wir den Unterricht so, daß das Kind noch nicht die Unterscheidungen macht zwischen sich und der Welt. Wenn das Kind das charakterisierte Lebensalter zwischen dem neunten und zehnten Jahr erreicht, führen wir es zu demjenigen, was zum Verstand, aber zum beweglichen, zum lebendigen Verstand gehört: Pflanzen- kunde; was zur Stärkung des Willens führt: Tierkunde. Mit dem eigentlichen mineralischen Unterricht, mit dem Unterricht in Physik und Chemie können wir nur auf den Intellekt wirken.

We moeten het kind pas met het zevende levensjaar, bij de tandenwisseling, op school krijgen; voor die tijd hoort het kind eigenlijk niet op school. Moeten we het voor die tijd opnemen, dan moeten we natuurlijk allerlei compromissen sluiten. Maar ik wil hier het principiële verklaren. Wanneer we het kind op school krijgen, dan geven we het onderwijs zo dat het kind nog geen onderscheid maakt tus­sen zichzelf en de wereld. Wanneer het kind de gekarakteri­seerde leeftijd tussen het negende en tiende jaar bereikt, voe­ren we hem tot datgene wat tot het verstand, maar tot het beweeglijke, tot het levendige verstand hoort: plantkunde; wat tot het versterken van de wil leidt: dierkunde. Met het eigenlijke onderwijs van het minerale, met het onderwijs in natuurkunde en scheikunde kunnen we alleen op het intellect inwerken.
GA 307/195
Vertaald/248

Wenn man Mineralien begreifen will, kann man das nach Ursache und Wirkung. Physikalisches läßt sich so begreifen.

Als je mineralen wilt begrijpen, kun je dat volgens oor­zaak en gevolg. Het fysische laat zich zo begrijpen.
GA 307/224
Vertaald/281

GA 311

Denn bedenken Sie nur, wie man sich heute vorstellt, daß die geologischen Schichten entstehen. Man stellt sich vor: das hat sich so übereinandergelagert. Aber alles das, was Sie als geo­logische Schichten sehen, sind ja nur verhärtete Pflanzen, verhärtetes Lebendiges. Nicht nur die Steinkohlen waren früher Pflanzen, die mehr im Wasser als in der festen Erde wurzelten, und dazugehörten zur Erde, sondern auch Granit, Gneis und so weiter sind von pflanz­licher und tierischer Natur her.

Want denk je eens in hoe men zich tegenwoordig voorstelt dat de aardlagen ontstaan. Men stelt zich voor dat deze laag voor laag over elkaar zijn komen te liggen. Maar alles wat je aan geologische lagen ziet, is slechts versteend plantenmateriaal, leven dat versteend is. Niet alleen de steenkolen waren vroeger planten die meer in het water dan in de vaste aarde wortelden, ook graniet, gneis enz. zijn van plantaardige en dierlijke oorsprong.
Ook daarvoor krijg je begrip, wanneer je aarde en plant als geheel beschouwt.

Erst gegen das 12. Jahr hin wird das Kind reif, von Ursachen und Wirkungen zu hören. So daß man diejenigen Erkenntniszweige, die es mit Ursache und Wirkung hauptsächlich zu tun haben, in dem Sinne, wie man heute von Ursache und Wirkung redet, die leblose Naturphysik und so weiter eigentlich erst in den Lehrplan zwischen dem 11. und 12. Lebensjahre einführen soll.Vorher sollte man über Mineralien, über Physikalisches, über Chemisches nicht zu dem Kinde reden. Es fügt sich nicht in das Lebensalter des Kindes ein.

Pas tegen het 12e jaar wordt het kind rijp om naar oorzaak en gevolg te luisteren. Zodat je die vakken die hoofdzakelijk met oorzaak en gevolg te maken hebben, met dien verstande, zoals men er tegenwoordig over spreekt, de anorganische natuurkunde enzo, eigenlijk pas moet invoeren  in het leerplan tussen het 11e en 12e levensjaar. Daarvóór moet je niet over mineralen, over fysica, over scheikunde met kinderen praten. Dat past niet bij de leeftijd van het kind.
GA 311/57-58
Vertaald

Wenn wir die Zeit, die der Mensch zwischen seinem Zahnwechsel und der Geschlechtsreife zubringt, überblicken, so gliedert sie sich uns wiederum in drei Teile, und diese drei Teile sind zu berücksich­tigen, wenn es sich darum handelt, das Kind durch die Elementar­schule durchzuführen.
Da haben wir zunächst das Lebensalter bis zu dem Lebenspunkt hin, den ich charakterisiert habe, in welchem sich das Kind von seiner Umgebung zu unterscheiden beginnt, wo es den Unterschied macht zwischen Subjekt, das es selbst ist, und den Dingen der Außenwelt, die ihm Objekt sind. Bis zu diesem Zeitpunkte müssen wir durchaus das Kind so erziehen, daß alles, was im Kinde ist und alles, was außerhalb des Kindes ist, einen einheitlichen Charakter trägt. Ich habe Ihnen ja charakterisiert, wie man das artistisch machen kann. Dann haben wir ja beim Hinweis auf das Pflanzen- und Tierreich schon gesehen, wie man zu der Beschreibung der Außenwelt über­geht. Und man kommt dann, wenn man diese Dinge ganz elementar gestaltet, bis gegen das 12. Lebensjahr heran. Von diesem 12. Lebens-jahr bis zu der Geschlechtsreife ist dann der dritte Abschnitt, in dem wir eigentlich erst zu der leblosen Natur übergehen können, wo das Kind im Grunde genommen erst anfängt, wirklich das Leblose zu fassen.
So können wir sagen: Vom 7. Jahre bis etwa 91/2 oder 91/3 Jahren nimmt das Kind alles seelisch. Es ist nichts da, was das Kind nicht seelisch aufnehmen würde. Die Bäume, die Sterne, die Wolken, die Steine, alles wird seelisch aufgenommen. Von 91/3 etwa bis etwa 112/3 Jahren nimmt das Kind allerdings schon den Unterschied zwi­schen Seelischem, das es in sich selber erblickt, und bloß Lebendigem wahr. Und wir können von Lebendigem, von der ganzen Erde als

Wanneer we de leeftijd van de mens tussen de tandenwisseling en de puberteit overzien, kunnen wij opnieuw drie perioden onderscheiden en naar deze moeten wij kijken willen we het kind door de basisschool begeleiden.
Allereerst hebben de leeftijd tot het punt dat ik gekarakteriseerd heb, waarop het kind zich gaat onderscheiden van zijn omgeving, waarop het verschil maakt tussen het subject dat hij zelf is en de dingen van de buitenwereld die voor hem objecten zijn. Tot dit tijdstip moeten we het kind zo opvoeden, dat alles wat er in het kind leeft en alles wat er om het kind heen is, één is. Ik heb voor u gekarakteriseerd hoe je dit kunstzinnig kan aanpakken.Dan hebben we bij de aanwijzingen voor de plant- en dierkunde al gezien, hoe je overgaat tot de beschrijving van de buitenwereld. En dan kom je, wanneer je deze dingen heel elementair vormgeeft, zo rond het twaalfde jaar. Vanaf dit twaalfde jaar tot aan de puberteit is de derde periode, daarin kunnen we dan overgaan tot de levenloze natuur; vanaf dan kan het kind in wezen pas het levenloze begrijpen.
Dus we kunnen zeggen: vanaf het 7e jaar tot ongeveer 9½ of 91/is voor het kind alles bezield. Er is niets wat het kind niet als bezield neemt. De bomen, de sterren, de wolken, de stenen, alles wordt met de ziel opgenomen. Vanaf 91/3 tot ongeveer 112/3 neemt het kind zeker al het verschil waar tussen de ziel die het in zichzelf waarneemt en wat alleen maar leeft. En we kunnen over wat leeft, over de hele aarde als

Lebewesen sprechen. Also Seelisches und Lebendiges. Dann von 11% bis etwa zum 14. Jahr unterscheidet das Kind Seelisches, Leben­diges und Totes, also alles dasjenige, was nach Ursachen und Wir­kungen zusammenhängt.
Wir sollen dem Kinde gar nicht sprechen von Leblosem, bevor es gegen das 12. Lebensjahr hingeht. Dann erst sollen wir anfangen, von Mineralien, von physikalischen Erscheinungen, von chemischen Erscheinungen und so weiter zu sprechen. Man muß sich nur klar­machen, daß die Dinge wirklich so sind, daß beim Kinde zwischen dem Zahnwechsel und der Geschlechtsreife durchaus noch vorwie­gend nicht der Intellekt, sondern die Phantasie tätig ist, und daß man überall auf die Phantasie zählen muß. 

een levend wezen spreken. Dus ziel èn leven. Dan vanaf 112/3  tot zo ongeveer het 14e jaar onderscheidt het kind ziel, leven en dood, dus alles wat volgens oorzaak en gevolg samenhangt.
Wij moeten met het kind helemaal niet praten over het levenloze, voor het tegen het 12e jaar is. Dan pas moeten we beginnen over mineralen, over natuurkundige, scheikundige verschijnselen enz. te spreken. Het moet je duidelijk worden dat de dingen daadwerkelijk zo zijn, dat bij het kind tussen de tandenwisseling en de puberteit niet overwegend het intellect, actief is, maar de fantasie en dat je overal op die fantasie kan rekenen.
GA 311/113-114
Vertaald

Wir dürfen erst leise anfangen mit dem Toten – denn das Tote muß eben mit dem Intellekt begriffen werden -, wenn das 12. Jahr heranrückt. Da können wir mit Mineralien, mit physikalischen, mit chemischen Erscheinungen und so weiter an das Kind herankommen. Aber auch da sollen wir womöglich überall an das Leben anknüpfen; nicht einfach, sagen wir, von der Mineraliensammlung ausgehen, sondern von dem Erdboden, vom Gebirge ausgehen, so daß wir das Gebirge zunächst beschreiben, wie es die Erde konfiguriert; dann davon sprechen, wie das Gebirge unten mit Erde umzogen ist. Je höher wir kommen, desto kahler wird das Gebirge, desto weniger finden sich dort Pflanzen. Nun fangen wir an, von dem Kahlen des Gebirges zu sprechen und dann darauf aufmerksam zu machen, daß da Mineralisches ist. Wir gehen also vom Gebirge aus und kommen an das Mineralische heran.
Dann, wenn wir das Gebirge so recht anschaulich beschrieben

We mogen pas behoedzaam met het dode – want het dode moet nu eenmaal met het intellect begrepen worden – beginnen, wanneer het 12e jaar nadert. Dan kunnen we met mineralen, met natuurkunde, met scheikundige verschijnselen enz. bij het kind aankomen. Maar ook daarbij moeten we zoveel mogelijk bij het leven aansluiten; niet simpeltjes van een mineralencollectie uitgaan, maar van de aardkorst, van gebergten, zo dat we eerst de bergen beschrijven, hoe die de aarde vormgeven; daarna erover spreken hoe aan de voet van het gebergte de aarde is. Hoe hoger we komen, des te kaler het gebergte wordt, des te minder planten daar groeien. En dan gaan we over tot het bespreken van de kale berg en dan maken we er attent op dat daar het gesteente is. We gaan dus van het gebergte uit en komen dan bij het gesteente.
Daarna, wanneer we het gebergte heel goed beschreven

haben, dann nehmen wir irgendein Mineral und zeigen es und sagen:
Das also würde man finden, wenn man diesen Weg hinaufginge auf dieses Gebirge. Dort findet man das. Hat man das für ein paar Mine­ralien gemacht, dann kann man übergehen, die Mineralien selbst zu behandeln. Aber das erste muß sein, daß man auch hier wiederum von dem Ganzen ausgeht und nicht von dem Teil. Das ist von einer außerordentlichen Wichtigkeit.

hebben, nemen we een stuk gesteente, laten het zien en zeggen: dat vind je wanneer je de weg op deze berg omhooggaat. Daar vind je dat. Als je dat voor een paar gesteenten hebt gedaan, kun je overgaan tot het behandelen van aparte gesteenten. Dus eerst: dat je ook hier weer uitgaat van het geheel en niet van een deel. Dat is buitengewoon belangrijk.
GA 311/114-115
Vertaald

Mineralogie: alle artikelen

Rudolf Steiner: alle artikelen

.

1304

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 6e klas – mineralogie (6)

.

Wie in een 6e klas met de kinderen stenen wil slijpen, haalt zich wel wat op de hals. Je moet het grondig voorbereiden en zelf hebben gedaan. Hier volgen alvast wat voorbereidende gedachten:( het is nog geen cursus)

 

 

lapidarie, voor mollen en eksters

(lapis « lat. voor steen, dare * lat. voor doen, bewerken)

Wie kent niet deze ervaring: je bent buiten, loopt te genieten in de natuur. In gedachten raap je een steentje op (voor de leesbaarheid gebruik ik in dit artikel alleen het woord steen, dit kan zowel een homogeen mineraalbrok zijn, als een kristal of een stuk gesteente); je voelt, kijkt, stopt het in je zak. En steeds weer kom je in die zak dat trouwe ding tegen als een stille metgezel. Maar vaak blijft het daar niet bij, want keer op keer wordt je oog getrokken door een heldere kleur, een treffende vorm, een glinstering, daar bij je voeten op de grond; je kunt het niet laten.

Voor reisgenoten en gesprekspartners word je onmogelijk: je raakt de draad van het gesprek kwijt, je bukt, raapt op, veegt schoon en hup, in je zak,

Zo gebeurt dat, de mineralenwereld heeft je te pakken. Tenslotte loop je ver achter de op z’n minst wat geïrriteerde metgezellen: bestoft, met overbelaste zakken, maar intens tevreden en opgewonden.

‘Het is net of ik gedroomd heb,’ zei m’n jongste dochter (die toen 10 jaar was) nadat we een paar uur gebukt over het Noord-Franse strand hadden gezworven op zoek naar fossielen en marcasieten. Die ervaring herkende ik: bij het stenen zoeken richt je je blik, concentreer je je op bepaalde afwijkende vormen of kleuren op de grond of in de wanden om je heen, De rest van de werkelijkheid treedt even terug; waarnemen en verwondering over al dat moois»

Thuisgekomen haal je je zakken leeg, spoelt de spullen schoon, keurt opnieuw, nog meer verwonderd. Want door het spoelen met water worden de stenen niet alleen schoon, maar door het vocht heldert de kleur op en zie je de structuur beter.

Vandaar dat het voor de hand ligt, dat je je vondsten bewaart in een glazen pot, gevuld met gedestilleerd water. Zo komen ze fraai tot hun recht. Het teleurstellende is alleen, dat na enige tijd het water toch vertroebelt en op pot en stenen een groenbruine aanslag ontstaat, die vaak niet meer te verwijderen is. En zo verdwijnen je vondsten dan na een tijdje toch in een bloembak of in de tuin…… en dat gaat je soms aan je hart.

Nu komen we eindelijk bij de lapidarie:
Het effect van water op stenen, is, dat door het waterlaagje oneffenheden op het oppervlak van de steen vereffend worden (vgl. vernis op hout) Het gevolg is, dat het opvallend licht niet verstrooid wordt vanaf het ruwe oppervlak, maar naar binnen kan vallen of helder teruggekaatst wordt, (dus zijn er mensen die hun stenen vernissen om dit effect te bereiken, maar dit krast snel en bovendien voelt een stenenliefhebber hoe onnatuurlijk afsluitend en “dodend” die glimmende laklaag op stenen is).

Veel mensen weten, dat je hout tot leven kunt brengen door zorgvuldig te zagen en te schuren met steeds fijner carborundum schuurpapier.

Ditzelfde procédé volg je als lapidarist met stenen. Wij noemen dit alleen niet schuren, maar slijpen en polijsten, het effect is, dat je na bewerking met carborundumpoeder en -schijven uiteindelijk een diepglanzend oppervlak hebt, waarin kleur en structuur blijvend helder zichtbaar zijn.

Een ander aspect is, dat je al slijpend, de steen ook kunt vormen. Iedereen kent wel de tot biljart geslepen ruwe diamant, de granaten kettingen, of de schitterende aquamarijn in een ring. Deze stenen zijn heel zorgvuldig geselecteerd en daarna bewerkt tot ze een bepaalde vorm hebben.

In alle tijden hebben overal ter wereld goud- en zilversmeden zulke geslepen stenen verwerkt. Altijd weer en overal zijn mensen getroffen door de verrassende schatten die de donkere aarde blijkt te herbergen. Zij ontdekken, rapen of hakken, spoelen schoon en slijpen en poetsen dan vele uren om de schoonheid van de steen optimaal zichtbaar te maken.

Bij het vormen van een steen kun je dus van te voren de vorm bepalen en koste wat kost de steen zo trachten te maken.

Soms is dat nodig wanneer je in opdracht van een smid werkt, of in een bestaand sieraad een nieuwe steen moet slijpen. Maar over het algemeen blijkt het, ook voor cursisten, minstens even boeiend om de steen zelf de vorm te laten bepalen. Je openstellend voor wat deze steen te bieden heeft, door ervaring en studie de mogelijkheden en beperkingen van juist dat mineraal kennend, laat je al slijpend een vorm ontstaan.

Soms dwingt een breuk of poreuze plek je van richting te veranderen, of is de hoek van de lichtglans moeilijk te ontdekken. Dit kan veel van je aanpassingsvermogen vergen; want vaak blijkt dan dat je al werkend toch een vast plan in je hoofd had gezet.

Het slijpen kan zo een heel proces zijn van samenspel tussen de steen vol beloftes en verrassingen en de slijper: aandachtig, woedend soms even, of machteloos, maar vaak ook verbluft en geïnspireerd door wat er zichtbaar en voelbaar wordt.

Dit brengt ons bij een volgend aspect van het vak: tijdens de concentratie op en het bewerken van een steen kun je soms ervaren hoe helder en verkwikt je je gaat voelen; of een andere keer, getroost. Maar soms ook gespannen of uitgeput.

Associaties, gedachten, herinneringen, gevoelens komen bij je op.

Door je hiervan bewust te zijn, door je zintuigen, je intuïtie en je verstand evenwichtig te laten samenwerken, kun je in het omgaan met stenen veel over jezelf en je situatie leren.

Na het voorgaande zal duidelijk zijn, dat door bezig te zijn met stenen, verwondering gewekt wordt; en vanuit die verwondering nieuwsgierigheid. Nieuwsgierigheid naar het hoe en het waarom. Hieruit komt belangstelling voort voor natuurwetenschappen als b.v. geologie, mineralogie, scheikunde, kosmologie, maar ook voor bijv, filosofie. Hierdoor worden boeken over deze vakgebieden aantrekkelijker en toegankelijker. En, zoals bekend, door je vakkennis te verdiepen wordt de nieuwsgierigheid alleen maar des te groter. Samengevat: of je nu begint als een snuffelende, zoekende, in de aarde wroetende mol, of als een naar glimmende en kleurige kristallen speurende ekster; het resultaat zal in beide gevallen groeiende vreugde en verwondering zijn over de ons omgevende wereld.
.

Mies van Hoogstraten-Dorsman, nadere gegevens onbekend

 

6e klas – mineralogie: alle artikelen

6e klas: alle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld: 6e klas mineralogie

 

1177

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 6e klas – mineralogie (5)

.

Een periode mineralogie in de zesde klas

De grond waarop wij staan is stevig. Daar zijn we aan gewend en zonder meer vertrouwen wij daarop. De leraar is van plan aan te tonen hoe griezelig het is wanneer wij de grond onder de voeten verliezen. Zonder van te voren de bedoeling te verklappen, vraagt hij een van de kinderen hem te helpen met een “proef”. Zachtjes fluistert hij haar zijn instructies in. Iemand anders uit de klas krijgt een blinddoek omgeknoopt en wordt naar een plank van een meter lengte geleid om erop te gaan staan. Wanneer de leraar en zijn assistente ieder aan een kant de plank voorzichtig optillen, slaakt de geblinddoekte een gil van schrik en maait wild met de armen om haar evenwicht te bewaren. Voor de zekerheid houdt zij de schouders van haar dragers vast. Deze twee gaan nu langzaam door de knieën en bewegen zich omhoog en omlaag zodat het meisje de schouders óp en neer voelt gaan. Op den duur heeft zij echter geen idee hoe hoog zij staat.

De plank zelf hebben ze echter al die tijd op dezelfde hoogte gehouden, ongeveer vijftig centimeter boven de grond. Wanneer de leraar haar vraagt van de plank af te springen, aarzelt ze: “Ik durf niet”. Dan raapt zij alle moed bijeen en waagt de sprong. “Hè, is dat alles!” roept zij verbaasd en rukt de blinddoek af. Zij kijkt van de lage plank naar de lachende klas. ” Ik dacht dat ik heel hoog stond.” Wanneer de leraar vertelt dat de stevigheid van de aarde ons zekerheid geeft, volgt een gesprek over aardbevingen: over de angst van ieder die zoiets meemaakt, over vertrouwen en het gevoel wanneer je vertrouwen beschaamd wordt. Kleine kinderen bijvoorbeeld hebben nog alle vertrouwen. Iedere peuter die van de traptreden heeft gesprongen kon ervan opaan dat vader of moeder hem opving. Hoe zou zo’n kind zich voelen als vader of moeder hem op een dag expres niet opving? Het voorbeeld spreekt de kinderen aan. Opeens weten ze een heleboel voorbeelden uit hun eigen leven te vertellen.

Op het bord is een berglandschap getekend, waarin de zon, een rivier, planten, bomen, vogels en flonkerende kristallen te zien zijn. Het silhouet van de bergen laat een tekening zien, van Mineralogie. Deze tekening komt nu op de kaften van de periodeschriften te staan. Enkele stukjes kristal gaan de klas rond. Elk kristal heeft zes vlakken, maar niet een is hetzelfde. Wanneer je er doorheen kijkt, zie je de kleuren van de regenboog. Vlak voor de pauze verbrandt de leraar een stukje zwavel. Alle kinderen ruiken er even aan. Het stinkt afschuwlijk. De lucht snijdt je de adem af. Wie gesnuffeld heeft, vlucht vanzelf naar buiten de frisse lucht in. Later krijgen de kinderen de opdracht een steen te bestuderen. Iedere dag moeten er een paar vertellen over de vorm, de kleur, de geur, de smaak, het gewicht, de mate van hardheid en eventuele andere bijzonderheden van hun steen. Wanneer je naar je pink kijkt en je denkt aan je vingerkootje, twijfel je er niet aan dat bot leeft. Je kunt pas zeggen dat het dood is wanneer je dat vingerkootje afhakt en los in je hand houdt. Zo is het eigenlijk precies met het gesteente van de aarde. Je zou het gesteente het skelet van de aarde kunnen noemen. Zolang het gesteente nog aan één stuk op zijn ontstaansplaats ligt en temperatuur,vochtigheid, planten, druk en bacteriën er nog op inwerken, is het gesteente een levend organisme. Een stuk dat ervan afgebrokkeld is, is net als het losse vingerkootje levenloos geworden De leraar vertelt over enkele soorten steen die hij heeft meegebracht: Leisteen: “Waarvoor gebruiken we dat?” “Voor dakpannen en leitjes,” weten de kinderen. Zandsteen: Dit zeer harde gesteente ontstaat door op elkaar geperst zand. Steenkool: Hierin zit duizenden jaren zonnewarmte. Eén ontstaat uit ongeveer dertig bomen. Als steenkool langer blijft liggen, kan grafiet (voor potloden) ontstaan of diamant. Dat ontstaan is afhankelijk van de temperatuur en en de druk. “Dus als je er maar lang genoeg op blijft zitten, krijg je een diamant?” is een geijkt grapje.

Graniet: We gebruiken graniet voor trappenhuizen, stoepranden en aanrechten.

Glimmer: (mica) Dit gesteente bestaat uit vele dunne laagjes. Het is terug te vinden als ruitjes in ouderwetse kachels.

De klas maakt een uitstapje naar het IJsbaanpad. Het is ijzig koud en het sneeuwt een beetje, maar de kinderen stappen stevig door over de spoorbaan die in deze tijd van het jaar niet gebruikt wordt. Tussen en langs de rails liggen vele soorten keien en steentjes. Die zullen de kinderen “kraken”. De meeste stenen vertonen van binnen niet meer dan de buitenkant doet vermoeden, maar soms laten zij kleine holtes zien waarin zich een kleur- en glinsterspel laat bewonderen. Sommigen weten niet van ophouden en komen met uitpuilende jaszakken en van de kou verstijfde vingers weer op school. Daar bekijken ze elkaars schatten. De kinderen horen welke invloed de IJstijd (8000 jaar v. Chr.) op ons land heeft gehad. Het oosten van Nederland werd bedekt door een dikke ijslaag. De Noordzee was toen een en al zandwoestijn omdat het water dat verdampte bevroor en niet terug kwam. Zware stormen verplaatsten het zand naar het oosten. Vandaar dat Oost-Nederland zo zanderig is. Vanuit de bergen in het zuidoosten stroomden de rivieren door Nederland en brachten brokken graniet met zich mee. De kinderen krijgen de opdracht de situatie van Nederland in de ijstijd te laten zien. Ze kunnen dit doen door middel van een tekening of door middel van een geschreven tekst. De leraar wil laten zien dat veel landschappen in verband staan met graniet. Hij beschrijft de zee, het strand en de duinen zodanig, dat de kinderen zich op het strand wanen en bijna de zilte zeelucht ruiken. Dat zand eigenlijk fijngeschuurd graniet is dat door de rivieren is meegevoerd vanuit de bergen, wekt hun verbazing.

Dat rachitispatiënten vroeger op het strand moesten kuren omdat de combinatie van kwarts en zonlicht genezend bleek te werken, vindt de klas zeer interessant. Ook het heidelandschap blijkt met graniet te maken te hebben: de hunebedden zijn door het Trechterbekervolk ca. 3000 jaar v. Chr. gebouwd met keien die tijdens de IJstijd naar ons land zijn gevoerd. [1]

De vraag hoe zo’n volk zulke zware stenen heeft kunnen opstapelen, houdt de kinderen lang bezig. Na al deze verhalen van de leraar moeten de kinderen zelf weer aan het werk. De opdracht luidt: maak een tekening of een informatieve tekst over hetgeen je gehoord hebt en schrijf eenverhaal waarin je zelf een hunebedbouwer bent.

Wanneer sommige kinderen hun werk later voorlezen, geeft de klas commentaar. De kritiek is meestal positief, soms echter krijgen de voorlezers te horen wat er ontbreekt aan hun verhaal. Enkelen krijgen de opdracht hun werk nog wat bij te schaven, bijvoorbeeld door het verhaal over de hunebedbouwer serieuzer te maken of al te eigentijdse uitdrukkingen (“Hallo jongens”) te vervangen door minder populaire. De volgende dag beschrijft de leraar een berglandschap. Hij vertelt over bergbeklimmers, over gletsjers, lawines en diepe kloven. Dit gaat gepaard met kleurige details en waargebeurde belevenissen van bergbeklimmers. Een gedicht dat de kinderen enkele dagen reciteren en dan ook in het schrift schrijven, vertelt over de bergbegroeiingsfasen. Een tekening op het bord laat in een oogopslag zien wat in het gedicht beschreven staat. De klas wordt in vier groepen verdeeld. Elke groep krijgt een andere opdracht: schrijf een stukje alsof je 1) een adelaar, 2) een pluk mos, 3) een boer op de alp, 4) een koe op de alp bent. Vertel wat je voelt, denkt en doet. Drie groepen gaan meteen aan de slag, de mosgroep knippert verbaasd met de ogen. “hoe kun je nu in ’s hemelsnaam schrijven hoe mos voelt en denkt?” Ze moeten het toch proberen van de leraar, ook al lijkt het nog zo moeilijk. De een na de ander buigt zich zuchtend over het papier.

De groepjes bespreken onderling hun teksten en kiezen die tekst uit die het meest geschikt is om door een andere groep gespeeld te worden. De groepjes ruilen hun gekozen verhalen nu kan het oefenen van de spelen beginnen. Weer zit er een groep met de handen in het haar. Juist, alweer de mosgroep.

“Je kunt toch geen mos spelen?” Ja, dat kan de leraar zich toch wel voorstellen. Ze mogen iets anders bedenken en na enig beraadslagen hebben ze iets veel leukers gevonden: bergbeklimmers! Triomfantelijk gaan ze naar de gang om te oefenen en komen even later terug met ijsmutsen, dassen en wanten. In het lokaal zijn inmiddels de tafels en stoelen tot drie hoogtes opgestapeld. Wanneer het spel begint, zit de adelaar al gehurkt en met gevouwen vlerken op de hoogste stoel. Na zijn afdaling beleven de klauterende bergbeklimmers menig gevaarlijk moment. Even later praat de boer gemoedelijk met zijn vrouw over hun zieke koe. Ze spreken weliswaar met zogenaamd “Drents” accent, maar à la, ze oogsten er veel gegniffel mee.

De kinderen leren wat de vier bestanddelen zijn van graniet:
Kwarts is een harde onvruchtbare stof met kristallijne vormen, in kristalgroepen gaat het waarheen het wil, al moeten andere stoffen daarvoor opzij. Kwarts is doorzichtig en heeft een heldere lichtkracht ( -vergelijk bijvoorbeeld een kroonluchter ) .

Veldspaat is een zachte, ondoorzichtige stof, in het algemeen niet kristallijn. Het voegt zich naar zijn omgeving en de letterlijke betekenis van het woord veldspaat is vruchtbare akkeraarde.

Glimmer houdt het midden tussen kwarts en veldspaat, ook in vruchtbaarheid.

Hoornblende is van buiten zwart en van binnen prachtig van kleur. Alle eigenschappen die de natuur bij de schepping heeft meegekregen, zijn ook in de mens vertegenwoordigd. Je zou kunnen zeggen dat de kwaliteiten van kwarts en veldspaat bij de mens zijn terug te vinden. Bij sommigen overheersen de kwartskwaliteiten, bij anderen de veldspaat kwaliteiten. De kinderen schrijven een stukje over hoe ze denken dat een “kwarts-mens” zou doen en hoe een “veldspaat-mens” zou doen. Zij zoeken er beroepen bij die zij bij kwarts en veldspaat vinden passen. Wanneer zij later hun teksten voor elkaar voorlezen, ontstaan er spontaan discussies. Wat de een een kwartsberoep vindt, bijvoorbeeld schoolmeester, heeft de ander bij veldspaat staan. Meestal valt voor beide meningen iets te zeggen.

Nu volgen toneelstukjes waarin een kwarts- en een veldspaatmens een rol spelen: generaal en een soldaat, een directeur en een slaafse kantoorbediende; een arrogante restaurantbezoeker en een ober, een autoritaire arts en een verpleegster. Wanneer de rollen worden omgedraaid (de kantoorbediende kwarts en de directeur veldspaat:

“Zou je alsjeblieft een kopje koffie voor mij willen halen… eh, als je daar tijd voor hebt natuurlijk!”) ontstaan de gekste situaties, die hoewel ze niet ondenkbaar zijn, toch wel op de lachspieren werken. De kinderen trekken na de gesprekken en de rollenspelen de conclusie dat de meeste mensen van beide kwaliteiten iets hebben en dus het best met glimmer vergeleken kunnen worden.
Na deze ochtend hoorde je voortdurend kreten als “Niet zo kwarts doen jij, hè!” en “Vind je mij niet veldspaat?”

Tegenover het granietgebergte wordt nu het kalkgebergte geplaatst. Kalkbergen zijn van boven kaal, daar groeit niets. Onderaan het gebergte daarentegen is de plantengroei zeer weelderig. Kalk laat al het water door, zuigt het als het ware op. Vandaar dat er niets wil groeien. Bij granietbergen gebeurt alles buiten, bij kalkbergen is het juist binnen spannend. Daarbinnen vind je grote zalen met pilaren en pegels, onderaardse gangen, rivieren en meren. De onderzoekers (speleologen) zien er heel anders uit dan de bergbeklimmers.

Zij dragen rubber duikerspakken, zuurstofcylinders en zwemvliezen en hebben sterke lantaarns bij zich. Ook hun beroep is gevaarlijk: zij kunnen blijven steken in een nauwe doorgang of ze kunnen hun pak of cylinders openscheuren aan de scherpe uitsteeksels. Wanneer de leraar vertelt over de zalen en de gangen met hun constante temperatuur, de doodse stilte bij de meren en het eeuwig echoënde watergedrup, kun je een speld in de klas horen vallen. Als verwerking van deze leerstof schrijven de kinderen een verhaal dat heet “Ik, speleoloog”. Hoe ontstaan nu de pegels en de daaronder staande pilaren?

Daar moeten de kinderen maar eens zelf over nadenken. Zij komen een heel eind in de goede richting. Het regenwater dringt door het kalk heen en komt in miljoenen druppels aan het plafond te hangen. Door de tocht verdampt een deel van het prater en het meegevoerde kalk blijft zitten., Daaraan komt weer een nieuwe druppel te hangen die verdampt en zo gaat het proces alsmaar door. Op de plaats waar de druppels op de grond terecht komen, kan in enkele duizenden jaren een pilaar ontstaan. Dat is razendsnel als je het vergelijkt met de beweging in granietgebergten. Dit gedicht schrijven de kinderen over in hun
periodeschriften:

Op het kalk

De kammen tekenen grauw.
Een gekerft gelaat ziet grijnzend neer,
geen beekje, geen dauw, geen bloemetje teer.

Alles kaal en dor,
het water gulzig opgezogen,
onder de grond een duistere zaal,
leven is naar binnen getogen.

Maar aan de voet van de bergen,
weelderig gedijt het groen,
waar duizenden dwergen
bomen en planten groeien doen.

Hier is leven, hier is vreugd.
Het kalk wil zijn zelfzucht tomen,
verschijnen in zijn deugd,
de boeren kunnen komen.

Ter afsluiting van de periode worden graniet en kalk met elkaar vergeleken. Een korte samenvatting komt in het schrift te staan.

Geert Grooteschool, ‘heemkunde’, nadere gegevens ontbreken, ‘ergens’uitL blz 80 e.v.

Dit artikel volgt op ‘Over mineralogie in de 6e klas‘ in dezelfde brochure? waaruit ook bovenstaand artikel komt. 
Het artikel moet m.i. vooral gelezen worden als een verslag van die leerkracht, met die klas. (phaw)

Ik heb een wijziging in de tekst aangebracht:
[1] De Hunnen hebben niets te maken met de hunebedden

mineralogie: alle artikelen

1040

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – 6e klas – mineralogie (4)

.

Over mineralogie in de zesde klas

De mineralogie behandelen we vanuit het geheel der aarde. Voordat we met de afzonderlijke mineralen beginnen, kijken we eerst naar de gesteenten waarin ze voorkomen. Als uitgangspunt kunnen we twee gebergten nemen,- de Alpen, een granietgebergte en de Dolomieten een kalkgebergte.

De Alpen vormen het grootste gebergte van Europa. De vormen zijn glooiend. Het is een oerwoudgebergte, massief en sterk. Water dringt er niet doorheen. Vanaf grote hoogtes baant het gesmolten ijswater zich een weg naar een lagergelegen dal: beekjes, watervallen en meren ontstaan. Groen zijn de bergen en dalen, uiterst geschikt om koeien te laten grazen. De hoogst gelegen gebieden zijn bedekt met ijs en sneeuw. De bloemen tussen het groen zijn felgekleurd: gentianen, alpenroosjes en alpenviooltjes groeien in overvloed. Zomers is het in de lagergelegen berggebieden, waar we weiden, akkerland en bos vinden, aangenaam warm , terwijl het in het hooggebergte heel koud is. ’s Winters is dat juist andersom, dan is het boven warmer. Het gebergte wordt gevormd door graniet.

Als het kind zich de omgeving van het granietgebergte goed kan voorstellen, kijken we naar de mineralen die daarin verborgen zijn. We beginnen met de eenvoudige: kwarts, glimmer, veldspaat en hoornblende. Welke vorm en kleur hebben ze, hoe kunnen we ze herkennen. Over het gebruik van mineralen is heel veel te vertellen.

Nu beschrijven we de Dolomieten. De bergen rijzen dof en dreigend op, met grillige vormen. De kalk waaruit zij bestaan is zacht en poreus. Weer en wind werken er naar hartelust op in. Het gebergte is waterdoorlatend…. regenwater dringt door tot de diepte. Het gevolg daarvan is, dat de bergen vrijwel kaal zijn en slechts voedsel bieden aan gemsen en dwerggeiten.
Aan de voet zijn de bergen rijk begroeid. Binnen in het gebergte bevinden zich indrukwekkende grotten en ondergrondse gangen. Door de eeuwen heen zijn ze gevormd, een proces dat nog altijd doorgaat. Pilaren op de grond, pegels aan het plafond vallende druppels banen zich een  weg door de kalklaag heen, opgeloste mineralen met zich meedragend. In het binnenste van de berg is alles in beweging. Kalk en graniet vormen tegenstellingen. Dichter bij huis komen we ook kalk en graniet tegen. Grote brokken graniet vinden we in het oosten van Nederland. Van oorsprong horen ze daar niet. Ze voeren ons terug naar langvervlogen tijden.

De leerkracht vertelt de kinderen daarover en ook wat de mensen met de stenen gedaan hebben. Aan onze kust vinden we zand en schelpen. De schelpen, die uit kalksteen bestaan, dienen als skelet voor de weekdieren. Vele vormen komen er voor: langwerpige, kleine, grote, geribbelde, gekartelde, en gladde. Dan het zand…. kleine kwartskristalletjes glinsteren, als een overblijfsel van het graniet. Onder de loupe genomen zijn ze nog beter te zien. In Limburg vinden we witte kalksteen: de mensen hieuwen er grotten in. Als bouwstenen, voor de bereiding van mortel en als bemesting in de akkerbouw maken de mensen veelvuldig gebruik van kalk. Dat in zo’n periode veel geschilderd en getekend wordt en dat gesteenten, ook halfedelstenen zoals amethyst, rozenkwarts en toermelijn in de klas zijn, behoeft wel geen betoog.

Geert Grooteschool, ‘heemkunde’, nadere gegevens ontbreken

.

mineralogie: alle artikelen

 

1037

 

Alpen:

berglandschap Alpen

 

Dolomieten:

berglandschap Dolomiten

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL- 6e klas – mineralogie (3)

.

Hier volgen in alfabetische volgorde, enige feiten over de meest behandelde gesteenten in de mineralogieperiode van de 6e klas:

Een woord in groen is  in de rij opgenomen.
Een cursief woord: meer daarover in mineralogie 2

afzettingsgesteente
asbest
bariet
basalt
bauxiet
calciet
cassiteriet (tinerts)
conglomeraat
delven
diamant
edelsteen
erosie
erts
flurescerende mineralen
fluoriet (vloeispaat)
fossielen
galeniet
geologie
gesteenten
gips
glimmer
gneis
grafiet
graniet
ijzererts
kalksteen
klei
kopererts
korund
krijt
kristallen
kryoliet
kwarts
lagen
lava
leisteen
marmer
metalen
meteoriet
mineralen
obsidiaan
omzettingsgesteente/metamorfe gesteente
puimsteen
pyriet
silicium
stalagmieten/stalagtieten
steenkool
steenzout
stollingsgesteente
talk
veldspaat
versteend hout
vruchtbare lagen
vuursteen
zand
zinkblende
zwavel

AFZETTINGSGESTEENTE
De geleidelijke, maar nooit ophoudende beweging van het weer breekt zelfs het hardste gesteente nog in kleine stukjes. (erosie.) Rivieren voeren deze deeltjes weg en laten ze op een andere plek achter. Gedurende miljoenen jaren wordt laag voor laag opgebouwd, die geleidelijk aan een harde massa worden. Het soort gesteente dat op deze manier werd gevormd, wordt afzettingsgesteente genoemd, omdat het bestaat uit afgezette lagen, ook wel sedimenten genaamd. Bij afzettingsgesteenten van deze soort horen ook zandsteen, dat bestaat uit samengeperst zand, en leisteen, dat bestaat uit samengeperste klei. Gesteenten die zich hebben gevormd doordat er water overheen stroomt. Op een gegeven moment raakt het water verzadigd van mineralen, waardoor deze zich in de vorm van kristallen gaan afzetten. Geleidelijk aan vormen ze lagen en gaan er tenslotte als gesteenten uitzien. Steenzout en sommige soorten kalksteen zijn afzettingsgesteenten van deze soort. Sommige soorten kalksteen bestaan hoofdzakelijk uit krijtachtige overblijfselen van kleine zeediertjes, zoals koraal. Steenkool is een apart soort afzettingsgesteente. Het ontstond doordat planten die bedolven werden in moerassen, gingen rotten. Door de druk veranderden ze langzamerhand in het bekende harde, zwarte ‘gesteente’. Afzettingsgesteenten zijn zeer belangrijk, omdat ze een groot aantal fossielen bevatten. Dit zijn overblijfselen van planten en dieren. Elke gesteentelaag ontstond tijdens een bepaalde periode in de geschiedenis van de aarde. Door de fossielen in de verschillende lagen te bestuderen, kunnen we te weten komen in welke volgorde dieren en planten op aarde verschenen en hoe ze zich ontwikkelden.

afzettingsgesteente

ASBEST
Als we wel eens een film of foto’s hebben gezien van brandweermannen die een felle brand proberen te blussen, is ons misschien opgevallen dat sommigen van hen speciale, witte pakken droegen die geen vlam vatten. Deze plakken branden niet doordat ze van een soort gesteente zijn gemaakt. Sommige mineralen hebben van nature de vorm van dunne draden of vezels. Deze worden alle asbest genoemd. De meeste asbestvezels kunnen, evenals die van katoen of wol, tot garen worden gesponnen en daarna kunnen er kleren van worden geweven. Dit soort kleding is dus van een steensoort gemaakt en brandt daarom niet. Asbest wordt ook voor andere producten gebruikt die hittebestendig moeten zijn, zoals de remvoeringen van auto’s en de brandvrije schermen in schouwburgen. Het wordt samen met cement ook gebruikt als dakbedekking. De meest voorkomende asbestsoort is een soort
serpentijn, dat grijze, zijdeachtige vezels heeft. Serpentijn is in de meeste gevallen groen en gevlekt als een slang.
(ten tijde dat dit werd geschreven was er nog nauwelijks iets bekend over de schadelijke werking van asbestdeeltjes bv. op de longen. Gezien de actualiteit (‘er is geen asbest vrijgekomen’) moet dit zeker worden behandeld)

asbest

Asbest Onbrandbaar mineraal van de hoornblende-groep. Vooral serpentijn-asbest is gewichtig. (Zwitserland e.a.).

0-0-0

BARIET
Als iemand naar het ziekenhuis gaat om een röntgenfoto van zijn maag te laten maken, krijgt hij eerst bariumpap te eten. Dit is een krijtachtig, wit, vloeibaar mengsel, dat ervoor zorgt dat de inwendige organen op de röntgenfoto te zien zijn. Deze vloeistof wordt direct vervaardigd van het mineraal bariet. Van bariet wordt onder andere witte verf gemaakt. Bariet is kleurloos tot wit, geel, grijs of bruin. Voor een delfstof is bariet vrij zwaar. Het woord bariet komt van het Grieks (barus = zwaar). Een Nederlands woord voor bariet is zwaarspaat.

bariet

BASALT
Verscheidene soorten stollingsgesteenten worden gevormd ais de lava afkoelt. Basalt is de meest voorkomende vorm. Het is een zeer oninteressant uitziend, donker en dof gesteente. Het bevat kristallen, maar die zijn zo klein, dat ze met het blote oog niet te zien zijn. Een van de interessantste eigenschappen van basalt is dat het zich bij afkoeling soms splijt in massieve, veelzijdige zuilen. Het bekendste voorbeeld hiervan is de Giant’s Causeway (Reuzendam) in Noord- lerland. Volgens de legende zijn deze zuilen een overblijfsel van een bouwwerk van reuzen die naar Schotland wilden oversteken.

basalt

BAUXIET
Bauxiet is vrijwel de enige ertssoort die wordt gebruikt voor de winning van aluminium, een van de lichtere en belangrijkste metalen. Gewone klei bevat ook wel aluminium, maar uit klei is het niet gemakkelijk te winnen. Bauxiet moet eerder worden beschouwd als een gesteente dan als een mineraal, want het is een mengsel van mineralen. Het belangrijkste hiervan is alumina, een aluminiumoxyde. Een gedeelte van het gevonden bauxiet wordt als mineraal gebruikt om er cement, scheikundige stoffen en schuurmiddelen — materialen die worden gebruikt om te slijpen en te polijsten — van te maken. (kryoliet, erts)

CALCIET
De grote krijt- en kalksteen rotsen aan de kust en elders bestaan bijna altijd geheel uit één mineraal, namelijk calciet. De bekende stalactieten en stalagmieten in de kalksteengrotten zijn gevormd uit calciet. Al deze verschijningsvormen van calciet zijn enigszins onzuiver. Krijt, de witste soort, is de puurste, maar kalk­steen kan gele, bruine en zelfs rode vlekken bevatten, die door onzuiverheden worden veroorzaakt. De zuiverste vorm van calciet zijn heldere kristallen. Als we goed kijken, kunnen we calcietkris- tallen vinden in vele krijt- en kalksteenrotsen. Ze verschijnen in vele vormen en maten; sommige zijn nogal plomp, andere zien er uit als gescherpte potloden. Weer andere zijn prachtig gekleurd. De zuiverste vorm van calciet wordt IJslands spaat genoemd. Door dit kristal kan men letterlijk dubbel zien. Als we een stukje IJslands spaat op een regel van een boek leggen, zullen we, als we door het kristal kijken, twee regels zien. Dit effect is het gevolg van een optische eigenschap, polarisatie genaamd. Calciet is een van de meest voorkomende mineralen. Het is een carbonaat en daarom sist het, als er een zuur overheen wordt gegoten. Dit is een goede manier om carbonaten te testen. (mineralen.)

calciet

CASSITERIET
Vrijwel al het tin dat we gebruiken, is afkomstig van het erts cassiteriet, ook wel tinerts genaamd. Het woord cassiteriet komt van de naam die handelslieden vroeger aan de Britse Eilanden hebben gegeven. Deze eilanden werden de Cassiterieten — Tineilanden — genoemd, omdat er waardevolle tinmijnen waren. Cassiteriet is over het algemeen donkerbruin of zwart van kleur en is een hard en zeer zwaar erts, bijna zo zwaar als lood. Het meeste cassiteriet wordt gevonden in lagen kiezelsteen in stroom- beddingen. (vruchtbare lagen.)

CONGLOMERAAT
Conglomeraat is een van de gemakkelijkst te herkennen gesteenten. Het wordt vaak puddingsteen genoemd, omdat het gesteente veel lijkt op een pudding. Het bestaat uit kiezelsteen, gruis en zelfs uit grote keien, samengekit door cement, zand of klei. Breccie is iets dergelijks, maar bevat scherpe stukken steen in plaats van afgeronde kiezelstenen. Zowel conglomeraten als breccies zijn afzettingsgesteenten.

conglomeraat

DELVEN
Kolossale hoeveelheden mineralen en gesteenten worden elk jaar uit de bodem gehaald. Het uit de grond halen van gesteenten en mineralen wordt delven genoemd. Het delven van mineralen kan aan de oppervlakte of duizenden meters onder de grond gebeuren. In beide gevallen worden de mineraallagen vaak met behulp van springstoffen opengebroken. Steenkool- en ijzerlagen worden soms aan de oppervlakte gedolven. Grote, sterke graafmachines graven de losgemaakte lagen dan af. Een andere methode van delven aan de oppervlakte was vooral vroeger het delven van vruchtbare lagen. Het grind in de rivieren en meren werd uitgebaggerd en nauwkeurig onderzocht op zware metaalertsen, zoals bijvoorbeeld goud en edelstenen. (vruchtbare lagen.) Goud wordt tegenwoordig alleen nog maar diep onder de grond gedolven. Om het te bereiken worden diepe schachten in de grond geboord en vanuit de schachten worden tunnelgangen gegraven. De diepste mijnen bevinden zich in Zuid- Afrika. Sommige mineralen kunnen op verschillende manieren ondergronds worden gedolven. We noemen hier slechts twee voorbeelden: om zwavel ondergronds te laten smelten wordt zeer hete of oververhitte stoom gebruikt. Daarna wordt de gesmolten zwavel door middel van hoge luchtdruk met geweld naar de oppervlakte geduwd. In Nederland wordt zout gewonnen door water naar de zoutlaag te pompen. Dit water lost het zout op. De aldus ontstane pekel wordt weer omhooggepompt en verwerkt. Het uitgraven van gesteenten lijkt in vele opzichten op het delven van ertsen aan de oppervlakte, maar de explosieven worden voorzichtiger gehanteerd. Men moet er bijvoorbeeld voor oppassen dat waardevolle bouwsteen niet wordt verbrijzeld, want dan is hij waardeloos geworden. Deze methode, waarbij gebruik wordt gemaakt van springstoffen, is noodzakelijk bij stevige steenlagen, zoals kalk en graniet. Voor het afgraven van zand-, grind- en leisteenlagen zijn echter geen springstoffen nodig. Deze lagen zijn van nature al zacht en los. Vaak kunnen ze zonder meer worden afgegraven door graafmachines.

(Zeer regelmatig vinden nog mijnrampen plaats. I.v.m. de ‘economische aardrijkskunde’ in klas 5 is het zeker nodig de kinderen erop te wijzen dat iedere dag voor onze behoeften aan ….vele mensen dagelijks in gevaar verkeren. Enige tijd geleden nog in Chili waar mensen na 3 maanden werden gered. Als ‘Alleen op de wereld’ is voorgelezen in de jaren daarvoor, zal dat zeker herinneringen oproepen)

delven

DIAMANT
Diamant is het hardste mineraal en tevens het waardevolste van alle edelgesteenten die worden gebruikt om tot sieraden te worden verwerkt. Een diamant die is geslepen en gepolijst, is de meest schitterende edelsteen. Enkele van de beroemdste diamanten ter wereld behoren tot de Britse kroonjuwelen: de Koh-i-noor (berg van licht), de Eerste Ster van Afrika, die gezet is in de scepter met het kruis, en de Tweede Ster van Afrika, die is gezet in de koningskroon. De Sterren van Afrika zijn afkomstig uit ’s werelds grootste diamant, de Cullinan, die bijna anderhalf pond woog. In zijn natuurlijke staat is de diamant soms bedekt met een doffe, grijze laag. In deze vorm wordt hij een ruwe diamant genoemd. De ruwe diamant wordt zo geslepen, dat hij vele platte kanten (facetten) heeft, waardoor de grootst mogelijke schittering ontstaat. De geslepen diamant schittert in alle kleuren van de regenboog. Het slijpen en polijsten van de facetten wordt gedaan met slijpborden die bedekt zijn met diamantstof. Diamant is zo hard, dat het enige materiaal waarmee het kan worden gekloofd, diamant zelf is. Ruwe diamanten die niet geschikt zijn om tot mooie sieraden te worden geslepen en gepolijst, worden in de industrie als slijpmateriaal gebruikt. Ook punten van steenboren worden van diamant gemaakt. Deze diamanten worden industriediamanten genoemd. Diamant is een zuivere kristalvorm van koolstof. Het is bijna ongelooflijk dat zowel diamant als grafiet uit dezelfde substantie bestaat. Diamant is het hardste en schitterendste mineraal, maar grafiet is een van de zachtste en dofste mineralen.

Duurste diamant, de Pink Star, geveild voor 66,8 miljoen euro.
Op een veiling in Hongkong is gisteren* de duurste gekleurde diamant ter wereld verkocht: de Pink Star.
Een roze steen in een platinum ring is gisteren* bij Sotheby’s in Hongkong voor 71.200.000 dollar (66,8 miljoen euro) geveild. Het was dan ook de Pink Star die onder de hamer ging, een perfecte roze diamant qua kleur en helderheid van 59,6 karaat. De duurste diamant ooit.
De koper is geen Amerikaan of Europeaan, maar een juwelier uit Hongkong, ChowTai Fook. Het typeert de trend. De rijke Aziaten storten zich op diamanten en vooral de zeldzame natuurlijk gekleurde stenen. Van de laatste stegen de prijzen het afgelopen decennium explosief. Vroeger waren grote gekleurde diamanten het bezit van royalty of de adel, nu zijn het de superrijken, de filmsterren en de sporthelden die hun status aparte nog eens bevestigen met een gekleurde diamant. Deze glimmertjes van formaat zijn vooral in trek bij verlovingen en huwelijken. Zo kreeg Jennifer Lopez een licht roze 6 karaats diamant ter waarde van 1,2 miljoen dollar van haar vriend Ben Affleck. Mariah Carey kreeg een iets groter roze steentje van 17 karaat met een waarde van 2,5 miljoen hij haar verloving. Ook Paris Hilton kreeg indertijd bij een van haar verlovingen een 24 karaats kanariegele diamant van 4,7 miljoen dollar van een vriend met wie ze vier maanden later niet meer wilde trouwen.
De hype is inmiddels overgeslagen naar Azië. Sotheby’s heeft dat goed ingeschat. De Pink Star werd drie jaar geleden ook geveild voor de som van maar liefst 89 miljoen dollar, maar de koper kon niet betalen.
Sotheby’s had de verkoper een bedrag van 60 miljoen voor de steen gegarandeerd, wachtte het einde van de recessie af en sloeg nu toe.
Mei vorig jaar werd de Oppenheimer Bleu, een heldere blauwe diamant van 14,62 karaat, voor 57,5 miljoen dollar verkocht. Die komt dus nu op de tweede plaats van duurste diamanten.
In 2015 ging de Blue Moon of Josephine voor 48,5 miljoen dollar van de hand. De diepblauwe diamant van 12,03 karaat houdt nog steeds de titel als duurste steen per karaat met bijna 4 miljoen dollar.
Dus was de tijd rijp voor Sotheby’s om de Pink Star te veilen. De roze diamant werd in 1999 in Zuid-Afrika gevonden en woog ruw 132,50 karaat. Na twee jaren kloven, slijpen, polijsten en design bleef de grootste roze diamant van 59,6 karaat over.

Vroeger golden gekleurde diamanten als niet zo interessante afwijkingen tenzij ze groot waren, maar de laatste twee decennia is het tij gekeerd. Gekleurde diamanten zijn duurder, veel duurder dan de traditionele doorzichtige oftewel de witte diamant, behalve de gekleurde bruine, die ook wel als cognac of champagneldeurig wordt genoemd om die stenen aantrekkelijker te maken. Deze zijn iets goedkoper dan de witte. Rode, roze, blauwe en groene diamanten zijn uiterst zeldzaam, uiterst gewild en extreem prijzig.

*05-04-2017

EDELSTENEN
Zo nu en dan brengt de natuur mineralen van zo’n buitengewone schoonheid voort, dat we ze gebruiken als juwelen. We noemen deze mineralen edelstenen. De mooiste edelstenen, zoals diamant, robijn, smaragd en saffier, zijn zeer zeldzaam en daardoor erg waardevol. De grootste juwelierszaken ter wereld fonkelen van de glans van diamanten, het vurige rood van robijnen, en het zuiverste groen of blauw van smaragden en saffieren. De waarde van een edelsteen is niet alleen afhankelijk van de schoonheid of zeldzaamheid van de steen, maar ook van de hardheid. Het heeft geen zin een mooie steen in een ring te zetten, als de steen gemakkelijk kan worden beschadigd. Op deze manier zou hij zijn pracht snel verliezen. De vier voornaamste edelstenen zijn zo waardevol doordat ze grote schoonheid en zeldzaamheid verenigen met grote hardheid. Diamant is de hardste van allemaal. Niet alle edelstenen zijn echter stenen. Prachtige, melkwitte parels, voor ringen en halssnoeren, worden gevormd in de lichamen van schelpdieren, die pareloesters worden genoemd. Barnsteen is een geelachtig bruine edelsteen, die wordt gevormd door de hard geworden hars van pijnbomen uit het verre verleden. Het wordt fossiele hars genoemd. Andere edelstenen zijn ook erg in trek, maar minder hard en niet zo zeldzaam als de echte edelstenen. Daardoor zijn ze ook niet zo waardevol. Meestal worden ze halfedelstenen of gewoon stenen genoemd. Hieronder bevinden zich vele kwartsvariëteiten en granaten, die in gneis worden gevonden. De schoonheid en glans van een edelsteen kunnen worden vergroot door het slijpen en polijsten van de natuurlijke kristallen, hetgeen zeer voorzichtig moet gebeuren. Oneffenheden aan de oppervlakte kunnen dan tegelijkertijd worden verwijderd. Het slijpen en polijsten vereist een hoge graad van vakmanschap. Voor elke edelsteen bestaat een speciale manier van slijpen om de schoonheid het best tot haar recht te doen komen. Edelstenen kunnen worden geslepen met vele vlakke kanten, ook facetten genoemd, of met een zacht, rond oppervlak. De diamant die als briljant is geslepen, heeft achtenvijftig facetten. Diamant is een zeldzame kristalvorm van het chemische element koolstof. Robijn en saffier zijn verschillend gekleurde kristalvormen van het mineraal korund. Smaragd is de zeldzaamste en waardevolste vorm van het mineraal beril. Een andere kristalvorm van beril is de edelsteen aquamarijn, die er blauwachtig groen uitziet. De topaas is een andere waardevolle edelsteen, die zowel kleurloos als geel, blauw of roze kan zijn. Al deze edelstenen zijn verschillende kristalsoorten. Verscheidene edelstenen zijn ondoorschijnend; ze laten geen licht door. De belangrijkste is de opaal. Deze steen heeft geen eigen kleur, behalve als achtergrond. Maar hij glinstert en glanst in steeds wisselende kleurschakeringen. De turkoois is een andere edelsteen die ondoorschijnend is. Hij is blauwachtig groen en heeft een prachtig spinnenwebachtig patroon. Edelstenen zijn om hun schoonheid en zeldzaamheid altijd beschouwd als amuletten of geluksstenen. Er is voor elke maand van het jaar een edelsteen, die maandsteen wordt genoemd. Als we de edelstenen dragen van de maand waarin we zijn geboren, brengt deze geluk.

edelsteen
edelsteen 2

 topaas

EROSIE
We kunnen ons nauwelijks voorstellen dat er gesteenten zijn die vanzelf afslijten. Immers, met hamer en beitel kunnen ze nauwelijks worden gebroken. Maar gesteenten slijten inderdaad af als gevolg van de voortdurende weersinvloeden. Dit proces wordt erosie genoemd. Regenwater dat over het gesteente stroomt, of zeewater dat ertegenaan slaat, spoelt heel geleidelijk stukjes steen los en voert deze met zich mee. Het kan ook zijn dat door het water sommige mineralen in het gesteente worden opgelost, waardoor het in kruimelige deeltjes uiteenvalt. Het water sijpelt in scheuren in het gesteente en zet uit wanneer het bevriest. Hierdoor wordt het gesteente met geweld uit elkaar gedreven. De hete zon overdag en de vorst ’s nachts kunnen er de oorzaak van zijn dat het gesteente splijt. Dit zijn allemaal voorbeelden van erosie, waardoor fantastische vormen in de natuur kunnen ontstaan. Het is niet mogelijk deze verandering tijdens een mensenleven waar te nemen, maar het resultaat is na miljoen jaren duidelijk zichtbaar. Zelfs het hardste graniet zal eens verbrokkelen. Als de verpulverde of opgeloste mineralen worden afgezet, zal er zich een nieuw gesteente gaan vormen. Dit wordt afzettingsgesteente genoemd. Dit proces duurt eveneens weer vele miljoenen jaren.

erosie

ERTS
Metalen zijn buitengewoon belangrijk in ons huidige bestaan. Slechts een paar worden er in de natuur als zuivere metalen gevonden. Dat zijn goud, zilver, koper en platina. De meeste metalen komen voor in mineralen, waarin ze een verbinding vormen met andere chemische elementen. Voordat ze door de mens gebruikt kunnen worden, moeten de metalen worden gezuiverd en uit de mineralen worden gehaald. Mineralen die na behandeling zuiver metaal leveren, heten ertsen. De meeste ertsen zijn oxyden: samenstellingen van de metalen met zuurstof. Carbonaten zijn samenstellingen van de metalen met zwavel. De minerale ertsen worden niet vaak in hun natuurlijke vorm gebruikt. Ze moeten worden behandeld voordat ze te gebruiken zijn. (bauxiet (aluminiumerts), cassiteriet (tinerts), kopererts, galeniet (looderts), ijzererts en zinkblende.)

FLUORESCERENDE MINERALEN
Sommige mineralen gloeien in het donker op als bepaalde soorten onzichtbaar licht, zoals ultraviolet licht, erop schijnen. Ze worden fluorescerende mineralen genoemd, naar fluoriet, dat die eigenschap vertoont. Ultraviolet licht is het licht dat in de zonnestralen zit en waarvan we bruin worden. Sommige mineralen, fosforescerende mineralen genoemd, blijven gloeien nadat het licht is verdwenen. Ze hebben hun naam te danken aan een chemisch element, fosforus genaamd, dat in het donker opgloeit. Naast fluoriet zijn de twee bekendste fluorescerende mineralen scheeliet, een wolframerts, en willemiet, een zinkerts. Sommige diamantsoorten, zoals calciet en opaal, zijn ook fluorescerend. Enkele willemietmineralen zijn ook fosforescerend.

fluoriet 3


FLUORIET OF VLOEISPAAT

Fluoriet is een prachtig en interessant mineraal dat kan gaan gloeien in het donker. Sommige fluorietsoorten hebben een blauwachtige glans als er onzichtbaar licht, zoals ultraviolet licht, op schijnt. Fluoriet geeft zijn naam dan ook aan dit effect, fluorescentie genaamd. (fluorescerende mineralen)
Als fluoriet langzaam wordt verhit, vertoont het een bleke, groenige glans. Fluoriet kristalliseert uit in gave kubusjes, die zowel kleurloos als geel, bruin, groen, purper en blauw kunnen zijn. Een gestreepte blauwe variant wordt Blue John genoemd. Deze werd vroeger gebruikt om er ornamenten uit te snijden. Tegenwoordig wordt het meeste fluoriet gebruikt in hoogovens om de materialen gemakkelijker te laten smelten. Een deel van het fluoriet wordt gebruikt in bepaalde soorten tandpasta en in het drinkwater teneinde dit van fluor te voorzien.

fluoriet 4

FOSSIELEN
De meeste kennis omtrent het leven in vroeger tijden hebben we verkregen door het bestuderen van resten van planten en dieren, die in het gesteente bewaard zijn gebleven. Deze overblijfselen noemen we fossielen. Sommige fossielen zijn de werkelijke resten van wezens als bijvoorbeeld de dinosaurussen, de verschrikkelijke hagedissen. Andere zijn alleen maar afdrukken van de vorm van vergane planten of dieren die in de loop van de geschiedenis letterlijk in steen zijn veranderd. Versteende bossen zijn fossielen van deze soort. (versteend hout.) Bijna alle fossielen zijn afkomstig uit gesteente dat door afzetting is ontstaan. In gesteente dat door de warmte is gevormd, is elke plant of dier onmiddellijk verbrand. Enkele van de best bewaarde fossielen worden gevonden in kalksteen. Sommige soorten kalksteen, zoals koraal, zijn zelf samengesteld uit de kalkskeletten van oude, in zee levende wezens. Enkele van de meest voorkomende fossielen in kalksteen zijn de brachiopoden. In menige kalksteengroeve kunnen ze duidelijk worden waargenomen. Steenkool is een speciaal soort gesteente dat door afzetting is ontstaan en waarin we vaak de afdrukken vinden van bladeren van planten die miljoenen jaren geleden hebben gegroeid.

fossielen 2
fossielen

GALENIET
Galeniet bevat veruit het meeste lood. Heel vaak wordt het verontreinigd door waardevolle deeltjes zilver. Galeniet is heel zacht en zwaar. Het kan gemakkelijk in kleine kubusjes worden gebroken. Het heeft bijna dezelfde kleur als lood. Evenals vele andere metaalertsen is galeniet een sulfide.

galeniet

GEOLOGIE
Geologie is de wetenschap die zich bezighoudt met veranderingen in de aardkorst. Geologen zijn mensen die geologie beoefenen. Zij bestuderen de manier waarop de aarde zich heeft ontwikkeld, hoe de landmassa’s en de zeeën werden gevormd, en hoe de bergketenen en dalen ontstonden. Zij observeren hoe onder invloed van het weer sommige gesteenten uit elkaar worden geslagen en hoe uit de verschillende stukken steen weer nieuw gesteente wordt gevormd. Geologen bestuderen ook de aard en samenstelling van de gesteenten en mineralen die de aardkorst vormen. De studie van gesteenten wordt petrologie genoemd; de studie van mineralen mineralogie.

GESTEENTEN
Onder gesteenten worden alle materialen verstaan waaruit de aardkorst of buitenste laag van de aarde is samengesteld. Hiertoe behoren ook zachtere materialen als klei en zand. De studie van de gesteenten wordt petrologie genoemd. Gesteenten bestaan uit stoffen die een vaste chemische opbouw of samenstelling hebben. Deze stoffen noemt men mineralen. Sommige gesteenten, zoals krijt, bevatten slechts één mineraal. Andere, zoals bijvoorbeeld graniet, bevatten twee of meer mineralen. In heuvelachtige streken en aan zee zien we vaak stukken gesteente boven de grond uitsteken. Elders ligt het massieve gesteente onder de zachte bodem. Vaak kunnen we dit onder de grond liggend gesteente waarnemen als er nieuwe wegen door de heuvels worden aangelegd. Als we naar het blootgelegde gesteente kijken, kan het ons opvallen dat het uit een aantal lagen bestaat. Dit betekent dat het een van de voornaamste soorten gesteenten is, namelijk afzettingsgesteente. Dit gesteente is laag voor laag ontstaan uit materiaal uit rivieren en zeeën, dat zich jaren geleden heeft afgezet. Het is vooral interessant omdat het fossielen bevat; dat zijn overblijfselen van planten en dieren. De twee andere soorten gesteente zijn stollingsgesteenten en omzettingsgesteenten. Ze hebben geen duidelijk waarneembare lagen, zoals de afzettingsgesteenten. Stollingsgesteenten worden gevormd als het gesmolten materiaal binnen de aarde afkoelt aan of dicht bij de oppervlakte. Omzettingsgesteenten ontstaan als de stollings- en afzettingsgesteenten ten gevolge van hitte en druk opnieuw smelten en kristalliseren. De meeste stollings- en omzettingsgesteenten bevatten geen fossielen.

gesteentenGIPS
Naar alle waarschijnlijkheid hebben we al vaak een stukje gips in handen gehad, want het krijt waarmee op het bord wordt geschreven, is van gips gemaakt. Gips is net als krijt wit van kleur en tamelijk zacht. Als we ooit eens een arm of been hebben gebroken, hebben we gips ook in een andere vorm leren kennen, namelijk als gebrand gips. (Het branden van gips werd het eerst in Parijs gedaan; vandaar dat dit gips in het Engels nog steeds ‘plaster of Paris’ heet.) Dit wordt gebruikt voor het maken van gipsafgietsels van allerlei aard. Gips wordt ook gebruikt door bouwers om vele soorten pleisterwerk en muurbedekkingen te maken. ‘Plaster of Paris’ wordt gemaakt door het gips te verhitten. Als er water aan is toegevoegd, kan het in elke gewenste vorm worden gekneed, maar het droogt snel en wordt dan hard. Gips wordt gevonden in afzettingen die zijn gevormd door indamping van zeewater. Soms wordt gips in de vorm van grote heldere kristallen gevonden. Het wordt ook in vaste vorm gevonden; we noemen het dan albast, dat beeldhouwers vaak gebruiken om er standbeelden en ornamenten uit te houwen.

gips

GLIMMER
Het schitterende laagje sneeuw op kerstbomen en kerstkaarten en op sommige soorten fantasiebehang is een poedervorm van het mineraal mica (een soort glimmer). De meeste mica wordt gebruikt in de natuurlijke vorm, die bestaat uit transparante, vlokachtige plaatjes, die gemakkelijk uit elkaar kunnen worden gehaald. Micaplaat wordt veel toegepast bij elektrische installaties als isolatiemateriaal, dat is een stof die geen elektriciteit geleidt. Het is veruit het beste isolatiemateriaal dat er bestaat. De dunne micaplaatjes zijn zeer buigzaam en elastisch; ze kunnen in iedere gewenste vorm worden gebogen en nemen altijd hun oorspronkelijke vorm weer aan. Dikke micakristallen bestaan uit een veelvoud van deze plaatjes en worden vaak om deze reden ‘pakjes’ genoemd. Glimmer wordt alom gevonden in het koninkrijk van de
mineralen. Het vormt de glinsterende spikkeltjes in het graniet en de banden in gneis en glimmerschist. De meeste zakelijke toepassingen van glimmer zijn afkomstig van pegmatiet; dit is een vorm van graniet met enorm grote kristallen.

glimmer mica

GNEIS
Gneis is een gesteente waarin de mineralen zijn gerangschikt als vrij dikke, donkere en lichte banden. De voornaamste mineralen in het gneisgesteente zijn kwarts, veldspaat en glimmer, dezelfde mineralen die we ook in graniet vinden. Sommige gneisgesteenten zijn ook uit graniet gevormd. Door grote hitte en druk in de aarde worden de mineralen in het graniet in lagen samengedrukt en uitgerekt. Gneis is dan ook een gemetamorfoseerd gesteente. Als de mineraallagen dun zijn, wordt het gesteente schist genoemd. De mineralen zien er uit als vlokkige laagjes, die gemakkelijk van elkaar kunnen worden gescheiden. Glimmerschist is een schistsoort die grote aantallen dunne, glinsterende plaatjes glimmer bevat. Vele specimina van schist en gneisgesteenten zijn bezaaid met kleine, donkerrode granaatkristallen. Granaten zijn halfedelstenen.

gneis

GRAFIET
Het zwarte lood van potloden waarmee we schrijven, is geen echt lood, maar grafiet, vermengd met klei. Grafiet is een van de zachtste mineralen en voelt vet aan. Sommige machines worden er dan ook mee gesmeerd. Hoewel het er niet op lijkt, is grafiet qua samenstelling hetzelfde als diamant, de hardste substantie die we kennen. Grafiet en diamant zijn beide vormen van pure koolstof. De onderlinge verschillen ontstaan door de verschillende structuren van hun kristallen. Diamanten vormen sterke, transparante kristallen, terwijl grafiet kristalliseert in dunne, zwarte vlokjes. Grafiet wordt hoofdzakelijk gevonden in metamorf gesteente of omzettingsgesteente als gneis en schist. Van oorsprong is het waarschijnlijk afkomstig van plantaardige stoffen die in lagen gesteente werden opgesloten en door grote hitte en druk veranderden. Dit proces wordt metamorfose genoemd.

grafiet

GRANIET
Graniet is een van de bekendste gesteenten. Graniet is een bijzonder mooi gesteente, vooral als het gepolijst is. Daarom wordt het op grote schaal gebruikt voor de bouw van monumenten en voor façades van gebouwen. Graniet is tamelijk licht en heeft gekleurde spikkeltjes. Als we goed kijken, zien we dat de spikkeltjes eigenlijk bundels kleine kristallen zijn. De voornaamste kristallen in graniet zijn veldspaat, dat zowel wit als grijs of roze van kleur kan zijn, en doorzichtige kwarts. Kleine zwarte micaspikkeltjes die rondom de andere kristallen verspreid liggen, doen het graniet er fonkelend uitzien. Graniet is een stollingsgesteente. Het is een van de meest verbreide gesteenten op aarde. Het meeste van dit gesteente ligt diep onder het aardoppervlak, waar het werd gevormd toen het magma afkoelde.
Pegmatiet is een gesteente dat dezelfde soorten kristallen bevat als graniet, maar deze kristallen zijn veel groter.
Gabbro is een stollingsgesteente dat veel donkerder en zwaarder is dan graniet, doordat het vaak donkergroene mineralen bevat.

graniet

IJZERERTS
IJzer en staal zijn onze belangrijkste metalen. Er zijn elk jaar miljoenen tonnen ijzererts nodig om reusachtige hoogovens en staalfabrieken te bevoorraden. Gelukkig worden de verschillende ijzerertsen op vele plaatsen nog in grote hoeveelheden gevonden. De belangrijkste zijn hematiet, magnetiet, limoniet, alle soorten ijzeroxyde en de klapperstenen (sferosiderieten), die ijzercarbonaat bevatten. Hematiet is meestal bloedrood van kleur. De naam is afkomstig van het Griekse woord (haima) voor bloed. Soms wordt het gevonden in ronde, niervormige brokken en dan wordt het niererts genoemd. Vaak komt het voor in de vorm van grijze of zwarte, spiegelende kristallen. Magnetiet, het rijkste ijzererts, ziet er zwart en metaalachtig uit. Het is een krachtige, natuurlijke magneet, die stukken ijzer en staal kan aantrekken. Van magnetiet kunnen onder andere kompasnaalden worden gemaakt. Als gevolg hiervan wordt het mineraal ook wel zeilsteen genoemd. (Deze benaming dateert uit de tijd dat er alleen nog maar zeilschepen waren.) Limoniet is geelachtig bruin van kleur. Vaak wordt het gevonden in moerassen en ondiepe meren, en het wordt soms moeraserts genoemd. De geelbruine kleur van zand, klei en vele andere gesteenten wordt veroorzaakt door de vlekken van het limonieterts. Klappererts bestaat uit steenachtige massa’s die het carbonaatmineraal sideriet bevatten.

ijzer

magnetiet pyriet

KALKSTEEN
Kalksteen is een buitengewoon bruikbaar gesteente. Hiervan worden zeer grote hoeveelheden verpulverd en gebruikt voor het maken van cement, dat we nodig hebben voor het bouwen van huizen. Het wordt ook gebruikt in de ijzer– en staalindustrie om onzuiverheden uit de metalen te halen. Kalksteen is het meest bruikbaar als bouwsteen doordat het sterk is en gemakkelijk kan worden gehakt en bewerkt. Er zijn diverse soorten kalksteen, die in kleur variëren van helder wit tot vaalbruin. De zuiver witte vorm is meestal bekend als krijt. Alle kalksteensoorten bestaan bijna geheel uit één mineraal, calciet, of een mineraal dat er veel op lijkt, dolomiet. Als we een kalksteengebied bezoeken, zullen we zien dat het gesteente uit een aantal parallelle lagen bestaat. Het is een typisch voorbeeld van een afzettingsgesteente, dat ontstond doordat het materiaal zich laag voor laag opstapelde en werd samengedrukt. Deze lagen ontstaan op twee manieren. Water dat over calciethoudend gesteente stroomt, zal dit heel geleidelijk aan oplossen en met zich meevoeren, bijvoorbeeld naar een meer. Sommige waterdieren gebruiken deze opgeloste kalk bij het maken van hun harde schelp. Als deze dieren sterven, vallen de schelpen op de bodem van het meer en vormen daar een dikke laag. Soms droogt een meer op, en dan blijft er een laag opgeloste kalk achter, die op dezelfde wijze wordt gevormd als ketelsteen in een waterketel. Als we water koken, vormen de mineralen erin een laagje ketelsteen. In een kalksteengebied zullen we niet veel rivieren aan de oppervlakte zien. In plaats daarvan zijn er wel veel grotten, holen en ondergrondse rivieren, karstverschijnselen genaamd. Water slaat heel langzaam een deel van het gesteente weg, vergroot de gaten in het gesteente en verdwijnt onder de grond. In de onderaardse grotten bevinden zich enorme kalkuitsteeksels, die of uit het plafond komen (stalactieten) of uit de vloer steken (stalagmieten). Ze zijn ontstaan door het constante druppelen van water dat opgeloste kalk bevatte.

kalksteen

kalksteen 2

KLEI
De geoloog deelt klei in bij de steensoorten, omdat een groot deel van de aardkorst uit klei bestaat. Klei is echter niet zo hard en sterk als graniet. Het is zacht en week en bestaat uit heel fijne korreltjes, die losjes zijn samengepakt. Klei wordt wel ongeveer zo hard als steen als het wordt gebakken. Bakstenen, het meest gebruikte bouwmateriaal, worden op deze manier gemaakt. Dit bakken wordt doorgaans gedaan in een enorme oven. In sommige landen waar het weinig regent, worden huizen gebouwd van stenen die stro bevatten en door de zon zijn gedroogd. In Egypte is deze methode bijvoorbeeld duizenden jaren toegepast. De meeste kleisoorten zijn grijs, bruin of rood van kleur, maar de zuiverste klei is wit. Het wordt kaolien of porseleinaarde genoemd. Dit is de klei die wordt gebruikt voor het vervaardigen van mooi, glad papier en in de industrie bij het vervaardigen van verf, zeep, poeder en medicinale zalf. De meeste kleisoorten worden gevormd doordat bijvoorbeeld door weersinvloeden bepaalde stukken steen afbrokkelen. Porseleinaarde wordt gevormd doordat hete gassen vanuit het binnenste der aarde samen met graniet een chemische reactie ondergaan en dit ontbinden of afbreken.

KOPERERTS
Koper is een van de weinige metalen die in zuivere vorm in de bodem worden aangetroffen. (metalen.) Het meeste koper wordt echter gewonnen uit kopererts, een verbinding van koper met andere mineralen. Koper vormt een grotere groep mineralen dan enig ander metaal. Honderden soorten zijn ervan gevonden en vele ervan zijn bruikbare ertsen. Koper is een zeer bruikbaar metaal. Het kan op zichzelf worden gebruikt, maar ook in combinatie met andere metalen, in zogenaamde legeringen, zoals brons en geelkoper. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het maken van koperen draden, koperen pijpen, bronzen munten en koperen sieraden. In vele delen van de wereld bevinden zich kopermijnen. De belangrijkste producent is het Afrikaanse Kopergebied. Er zijn eveneens enorm grote mijnen in Canada en de Verenigde Staten. Het meest voorkomende kopererts is chalcopyriet of koperkies, dat zowel ijzer als kopersulfide bevat. Het heeft een prachtige, donkergele kleur, die net als een pauwenstaart alle kleuren van de regenboog laat zien. Daarom wordt chalcopyriet soms pauwenstaarterts genoemd. Soms wordt het verward met ijzerpyriet, dat er veel op lijkt. Beide mineralen zijn vaak voor goud aangezien en hebben daarom de naam het ’goud der dwazen’ gekregen. Chalcopyriet is bovendien een zwavelverbinding, maar het is zwart. Cupriet is een roodbruine zuurstofverbinding, die door zijn verschijningsvorm ook wel roodkoper wordt genoemd. De twee koperertsen met de mooiste kleuren zijn azuriet en malachiet, allebei koolstofverbindingen. Azuriet is mooi donkerblauw van kleur. Malachiet heeft een donkergroene kleur. De groene aanslag of patina, die men dikwijls ziet op koperen en bronzen beelden en sieraden, is een dun laagje malachiet.

koper 2

malachiet

KORUND
Men zou niet zo gauw denken dat een vurig rode robijn, een schitterend blauwe saffier en een slijpsteen veel met elkaar gemeen hebben, maar toch is dat zo. Het zijn alle drie verschillende vormen van het zeer harde mineraal korund, dat na diamant het hardste mineraal is. Robijn en saffier zijn zeldzame en waardevolle kristalvormen van korund.(edelsteen) Een slijpsteen wordt gemaakt van de gewone dofgrijze vorm van het mineraal. Korund is een uitstekend schuur- of slijpmateriaal, doordat het zo hard is. Soms wordt het gevonden, vermengd met het mineraal magnetiet, en dit mengsel wordt amaril genoemd. Gepoederd amaril wordt op papier en doek aangebracht om het bekende amarilpapier te maken, dat we gebruiken om metalen vlakken glad te maken.

korund

KRIJT
Krijt is een zuivere vorm van kalksteen, dat verblindend wit van kleur is als het pas is gedolven. Het is erg zacht en niet goed te gebruiken als bouwsteen. De meeste krijtafzettingen bevatten ronde brokken van een veel harder materiaal, genaamd vuursteen. Het krijt dat wordt gebruikt om op borden te schrijven, is helemaal geen echt krijt, maar een ander soort mineraal, namelijk gips.

krijt

KRISTALLEN
Als we heel goed naar gewoon tafelzout kijken, zullen we zien dat het bestaat uit een groot aantal kleine, fonkelende kubusjes of kristallen. Zout is een van de vele gewone mineralen die kristalliseren (kristallen vormen). Elk mineraal vormt een verschillend soort kristal. Sommige vormen kubusjes, zoals zout, andere zien er uit als hondentanden, zoals de kristallen van calciet; weer andere bestaan uit platte, vlokachtige kristallen, zoals mica. De kristallen kunnen kleurloos zijn én ongeacht welke kleur van de regenboog hebben. Sommige mineralen hebben altijd kristallen van dezelfde kleur, andere hebben kristallen in verschillende kleuren. Een van de meest voorkomende kristallen, kwarts, vormt roze, rokerig gele en bruine, gouden, violette en heldere kristallen. Niet voor niets worden kristallen dan ook wel de bloemen van het koninkrijk der mineralen genoemd. De meest opzienbarende voorbeelden van minerale kristallen zijn edelstenen als diamanten en robijnen. Halfedelstenen, als de gekleurde kwartskristallen, zijn eveneens waardevol door hun schoonheid. (edelstenen)

kristallen

 apatiet   fluoriet   goud   steenzout

KRYOLIET
Kryoliet is een boeiend en zeldzaam mineraal. De naam betekent bevroren steen. Als we een stukje in een glas water laten vallen, wordt het onzichtbaar. Dat komt doordat het de lichtstralen bijna op dezelfde wijze breekt als water, zodat het lijkt, althans in onze ogen, dat er alleen maar water in het glas zit. Een ander interessant feit omtrent kryoliet is dat het gemakkelijk smelt, zelfs in de vlam van een lucifer. Kryoliet wordt hoofdzakelijk gebruikt bij het vervaardigen van aluminium. Het wordt gebruikt om het aluminiumerts te ontbinden voordat het smelt. Kryoliet is zelf een bestanddeel van aluminium. Groenland is de enige plaats waar het in grote hoeveelheden wordt gevonden.

KWARTS
Kwarts is een van de meest voorkomende mineralen. Het is een van de voornaamste mineralen in de massieve granietgesteenten, waaruit een groot deel van de aardkorst bestaat. Zand en grind bestaan bijna helemaal uit kwarts. Kwartskristallen zijn bijzonder mooi. Ze zijn zeskantig en hebben puntige uiteinden, net als een potlood dat aan beide zijden is geslepen. Ze komen in een verbazingwekkende hoeveelheid verschillende kleuren voor en vele worden dan ook beschouwd als sier- of halfedelstenen. Ze zijn waardevol, omdat ze zowel hard als mooi zijn. De zuiverste vorm waarin kwarts voorkomt, is bergkristal, dat helemaal helder is. Het heeft bepaalde eigenschappen die het geschikt maken voor toepassingen in radio- en telefoonapparatuur. Kwartskristallen hebben allerlei verschillende tinten als ze kleine onzuiverheden bevatten. Een van de beste kwartsedelstenen is de amethist; deze edelsteen is prachtig violet van kleur; citrien heeft een goudachtige, donkergele kleur; roze kwarts is bleekroze van kleur; rookkwarts is bruinachtig zwart van kleur. De kristallen in enkele kwartssoorten hebben zich niet goed ontwikkeld, en daardoor worden de mineralen ondoorschijnend, dat betekent dat ze geen licht doorlaten. Mooie, ondoorschijnende vormen van kwarts zijn de agaat en de onyx, die beide veelkleurig gelaagd zijn. De agaat heeft grillige banden in fijne kleurnuances. De onyx heeft strakke banden in slechts enkele kleuren.

kwarts amethist agaat jaspis

 

LAGEN
Het meest kenmerkende van afzettingsgesteenten is dat ze zijn opgebouwd uit een aantal lagen. Toen de lagen werden gevormd op de bodem van een rivier of de zee, lagen ze min of meer horizontaal op elkaar. Heden ten dage zijn de lagen in sommige kalkrotsen nog horizontaal, maar vele afzettingsgesteenten zijn door plooiingen van de aardkorst weggeduwd en ondersteboven gekeerd. De lagen hebben bepaalde glooiingen, die we ook wel hellingen noemen. Sommige lagen zijn zelfs verticaal. Vele zijn in zachthellende bochten gebogen, die over het algemeen plooien worden genoemd. Het komt ook wel voor dat de lagen niet zijn gebogen, maar dat ze in verticale richting zijn verschoven. Deze verandering in de lagen wordt breuk genoemd.

gesteente lagen

 

LAVA
Lava is het gesmolten gesteente dat uit vulkanen wordt gestoten als deze tot uitbarsting komen. Een snel bewegende stroom van rode, hete lava is een van de opmerkelijkste schouwspelen die de natuur heeft te bieden. Het kan echter ook buitengewoon gevaarlijk zijn. De oude Romeinse stad Pompeji werd door de lavastromen uit de Vesuvius geheel overspoeld en vernietigd. Als de lava afkoelt, vormt ze een groot aantal verschillende stollingsgesteenten. Het soort gesteente dat wordt gevormd, is afhankelijk van de snelheid waarmee de lava afkoelt. Het glasachtige obsidiaan (ook wel vulkanisch glas genoemd), het poreuze puimsteen en basalt zijn bijvooorbeeld stollingsgesteenten. Gesmolten gesteente dat niet aan de oppervlakte is gekomen, laat andere soorten stollingsgesteente ontstaan, waaronder graniet.

vulkaan

LEISTEEN
Onder bepaalde omstandigheden worden kleilagen samengeperst. Ze vormen dan een stevig soort gesteente dat kleischalie wordt genoemd. Een belangrijk soort kleischalie wordt oliekleischalie genoemd. Het wordt zo genoemd omdat het vol olie zit. De olie kan er door verhitting gemakkelijk uit worden gehaald en als brandstof worden gebruikt. Kleischalie is een veel voorkomend soort afzettingsgesteente. Sommige huizen hebben daken die bedekt zijn met dunne lagen leisteen. Een schoolbord kan eveneens van leisteen zijn gemaakt. Leisteen is een omzettingsgesteente, dat wordt gevormd uit kleischalie dat onder grote druk heeft gestaan. Door die druk treedt een nieuwe gelaagdheid op, waarlangs het gesteente makkelijk splijt in dunne, parallel liggende platen. De leisteenplaten kunnen gekleurde strepen overdwars hebben. Deze tonen hoe het leisteen door opeenvolgende lagen klei werd gevormd, voordat het werd samengedrukt tot leisteen. De klei zelf kan afkomstig zijn van verschillende bronnen, want het water heeft deze klei van oudere gesteenten weggespoeld. Verschillende gesteenten produceren klei in een grote verscheidenheid van kleuren, en daarom is het mogelijk dat sommige soorten leisteen rood, groen of purper van kleur zijn, hoewel het meestal grijs of zwart is.

lei

MARMER
Marmer is een van de mooiste gesteenten. De oude Grieken en Romeinen hieuwen hun standbeelden uit marmer en bouwden er hun prachtige tempels van, en het is nog steeds een geliefkoosd materiaal voor de kunstenaar en de architect. Marmer ontstaat doordat kalksteen door hitte en druk binnen in de aarde verandert. Daarom is het een omzettingsgesteente. De zachte, kalkachtige deeltjes van het mineraal calciet in het kalksteen zijn veranderd in grote kristallen in het marmer. Dit geeft aan marmer de glans. Door de druk is marmer hard geworden en is het gevrijwaard van gebreken of scheuren. Daarom kan het goed worden gepolijst. Het mooiste marmer is helder wit van kleur. Een van de mooiste soorten is Carraramarmer uit Italië. De rokerige sporen en aantrekkelijk gekleurde krullen in de meeste algemene soorten marmer zijn ontstaan door verontreinigingen die aanwezig waren in het originele kalksteen. Sommige zogenaamde marmersoorten zijn eigenlijk kalksteensoorten die heel goed zijn gepolijst.

marmer

METALEN
Slechts een paar metaalsoorten worden in de metaalvorm zoals wij ze kennen in de aardkorst gevonden. Ze worden zuivere metalen genoemd. Bij deze categorie horen goud, zilver, koper en platina. Deze metalen kunnen in hun zuivere vorm worden gevonden doordat ze niet reageren op of een combinatie vormen met andere chemische elementen. De meeste metalen, zoals ijzer en aluminium, reageren gemakkelijk op andere stoffen, bijvoorbeeld zuurstof, en vormen daarmee verbindingen. We vinden ze dus in de bodem als verbindingen. Het mineraal hematiet bijvoorbeeld bestaat uit een verbinding van ijzer en zuurstof. Het wordt een ijzererts genoemd, omdat het metaal eruit kan worden gehaald. Zowel de natuurlijke metalen als de ertsen staan bekend als metallieke mineralen. Goud, zilver en platina staan bekend als edelmetalen, omdat ze zeldzaam zijn en derhalve kostbaar. Ze worden vaak gebruikt voor het maken van sieraden. Goud bijvoorbeeld kan tot heel dunne blaadjes worden geplet, die als versiering kunnen dienen. Veel goud en platina wordt in
stroom- beddingen gedolven; het zand hierin wordt goudhoudend zand genoemd. (vruchtbare lagen) Het meeste zilver wordt niet als een zuiver metaal gevonden, maar gecombineerd met zwavel in het erts argentiet. De meeste kopersoorten worden eveneens verkregen uit zwavelverbindingen, zoals koperkies. Koper wordt gebruikt voor het maken van munten, vaten, sieraden en draad voor elektrische installaties.

metalen


METEORIET
De meeste gesteenten werden diep in de aarde gevormd, maar sommige zijn tot ons gekomen uit de ruimte. Deze gesteenten worden meteorieten genoemd, omdat het de overblijfselen zijn van meteoren, ook wel vallende sterren genaamd. Meteorieten zijn zeer zeldzaam; doordat de meeste meteoren nogal klein zijn, verbranden ze als ze met hoge snelheid in de dampkring komen. Er zijn twee belangrijke meteorietsoorten. Steenmeteorieten zijn gelijk aan zware gesteenten op aarde. IJzermeteorieten bevatten hoofdzakelijk een metaalmengsel, ook wel legering genoemd, dat bestaat uit ijzer en nikkel.

meteoriet

MINERALEN
De aardkorst is samengesteld uit verschillende soorten gesteenten. De gesteenten zelf zijn samengesteld uit een verzameling substanties die we mineralen noemen. Mineralen zijn samengesteld uit bepaalde chemische basiseenheden, die we elementen noemen. Het bekende mineraal kwarts bijvoorbeeld bestaat uit een bepaalde hoeveelheid van het element silicium en een bepaalde hoeveelheid van het element zuurstof. In kwarts komen beide elementen altijd in dezelfde verhouding voor. Sommige mineralen zijn opgebouwd uit slechts één element. Deze worden vaak natuurlijke elementen genoemd. Het zijn de metalen goud, zilver, koperen platina, en de niet-metalen grafiet en diamant; deze laatste twee zijn allebei vormen van het element koolstof. De meeste mineralen bestaan uit twee of meer elementen. Vaak wordt een metalliek element zoals ijzer gecombineerd met een element dat niet metalliek is, zoals zuurstof of zwavel. Mineralen die verbindingen vormen met metaal en zuurstof komen veel voor. Ze worden oxyden genoemd. Mineralen die metalen gecombineerd met zwavel bevatten, worden sulfiden genoemd. Deze komen eveneens veel voor. IJzeroxyden en -sulfiden worden bijvoorbeeld over de gehele wereld gevonden. Metallieke elementen kunnen ook verbindingen aangaan met groepen andere elementen om mineralen te vormen. De bekendste groepen zijn die van de silicaten en carbonaten. Silicaten bevatten silicium, gecombineerd met zuurstof. Kleisoorten zijn ingewikkelde aluminiumsilicaten. Carbonaten bevatten koolstof, gecombineerd met zuurstof. Het gewone krijt en kalksteen zijn vormen van calciumcarbonaat. Zuurstof is het meest voorkomende element in de aardkorst. Het op één na meest voorkomende element is silicium. Vele mineralen die metallieke elementen bevatten, kunnen op dusdanige wijze worden behandeld, dat het zuivere metaal er kan worden uitgehaald. Deze mineralen worden ertsen genoemd. Ze zijn erg belangrijk doordat we voor het maken van gebruiksvoorwerpen voornamelijk aangewezen zijn op deze ertsen. Een groot aantal mineralen kan worden gevonden in prachtige kristallen, die een veelvoud van vormen en maten hebben. De hardste en zeldzaamste kristallen worden gebruikt voor het maken van juwelen. Ze staan bekend onder de naam edelstenen. De diamant, die bekend staat als de hardste substantie, is de kostbaarste edelsteen. De hardheid van een mineraal en de vorm van de kristallen kunnen vaak hulpmiddelen zijn bij de indentificatie van het mineraal. Andere hulpmiddelen ter herkenning van een mineraal zijn de kleur, de glans, het uiterlijk en het soortelijk gewicht.

mineralen

zwavel

OBSIDIAAN
Obsidiaan of vulkanisch glas is een natuurlijk glas, dat ontstaat als de lava uit een vulkaan snel afkoelt. Het meeste obsidiaan is gitzwart. Het is hard en breekt in scherpe stukjes. Daarom gebruikten de mensen het vroeger voor de vervaardiging van gereedschappen en wapens. Obsidiaan is een van de stollingsgesteenten. Het is een gestolde vloeistof, net als glas. Dezelfde stof kan in de vorm van kristallen in graniet worden gevonden.

obsidiaan

OMZETTINGSGESTEENTEN OF METAMORFE GESTEENTEN
De gesteenten die samen de aardkorst vormen, veranderen steeds. Sommige gesteenten worden veranderd doordat ze in contact komen met gesmolten gesteente, andere veranderen door de grote hitte en druk, veroorzaakt door bewegingen in de aardkorst. Gesteenten die op een van deze manieren zijn veranderd, worden omzettingsgesteenten of metamorfe gesteenten genoemd. Metamorf betekent: van gedaante verwisseld. De twee andere soorten gesteenten — stollingsgesteenten en afzettingsgesteenten — kunnen veranderingen ondergaan en omzettingsgesteenten worden. Op die manier wordt het gespikkelde stollingsgesteente graniet, een gesteente dat opgebouwd schijnt te zijn uit laagjes gneis, en het doffe afzettingsgesteente kalksteen wordt een glanzend marmer. De veranderingen in het uiterlijk worden veroorzaakt door de hergroepering en nieuwe groei van de minerale kristallen in de gesteenten. Soms kunnen door veranderingen geheel nieuwe kristallen ontstaan. In omzettingsgesteenten worden maar weinig fossielen gevonden doordat deze meestal worden vernietigd door de grote hitte en druk.

omzettingsgesteente

PUIMSTEEN
Waarschijnlijk hebben we thuis wel een stukje van dit gesteente. Het wordt gebruikt om harde stukjes huid of vlekken van handen te verwijderen. Puimsteen is een grijs, glasachtig schuim. Het zit zo vol met luchtbellen, dat het op water blijft drijven. Puimsteen is een stollingsgesteente, dat ontstaat als gesmolten lava uit een vulkaan snel afkoelt. Hete gassen in de lava banen zich met geweld een weg en laten de lava opzwellen tot een stevige schuimmassa.

puimsteen

PYRIET
Pyriet is een van de mineralen die per vergissing vaak voor goud worden aangezien doordat het er zo koperachtig-geel uit ziet. Daarom wordt het ook ’goud der dwazen’ genoemd. In feite is het een heel gewoon mineraal, dat ijzer en zwavel bevat. Het bevat te veel zwavel om als ijzererts gebruikt te kunnen worden, maar het is wel waardevol als zwavel leverancier. Vele pyrietlagen zijn ook rijk aan koper en goud. Het woord pyriet betekent vuur. Deze naam is aan het mineraal gegeven, omdat er vonken af vliegen als er met een hamer op wordt geslagen.

pyriet 2

SILICIUM
Silicium is een van de chemische elementen die we de bouwstenen der natuur kunnen noemen. Met uitzondering van zuurstof komt het element silicium het meest in de aardbodem voor. Het wordt nooit alleen gevonden, maar steeds in combinatie met andere elementen, bijna altijd met zuurstof. De eenvoudige combinatie van silicium met zuurstof doet het gewone mineraal kwarts ontstaan. Zand, kwartskristallen en vuursteen zijn alle verschillende vormen van dit mineraal. Mineralen die nog veelvuldiger voorkomen dan kwarts, zijn de ingewikkelde silicaten. In deze mineralen wordt kwarts niet alleen verbonden met zuurstof, maar tevens met een of meer metallieke elementen. Deze elementen zijn onder andere aluminium, ijzer, calcium, natrium en kalium. Het meest voorkomende silicaat is veldspaat, dat wordt gevonden in de meeste oorspronkelijke stollingsgesteenten, zoals graniet. Andere veel voorkomende silicaten zijn klei en mica. Kwarts wordt gebruikt bij de vervaardiging van glas. Het wordt gemaakt door vermenging van zuiver zand, verbrijzelde stukjes kwarts of gebroken vuurstenen met kalk en potas (die verkregen is uit zout) in een zeer hete oven.

toermalijnsilicium toermalijn

STALACTIETEN EN STALAGMIETEN
De meeste kalksteenplateaus bevatten reusachtige grotten, die zijn uitgehold door ondergrondse rivieren. Het eerste dat ons opvalt bij het binnentreden van die grotten zijn de reusachtige ‘ijspegels’ van steen die vanaf het plafond naar beneden hangen, en de steenkolommen die vanuit de vloer omhoogrijzen. Deze ‘ijspegels’ worden stalactieten genoemd, en de kolommen stalagmieten. Deze zijn ontstaan door het constante druppelen van het water uit de bovenkant van de grot. Het water bevat tamelijk veel kalkspaat doordat het over het gesteente stroomt. Elke keer dat er een druppel valt, wordt er boven in de grot een klein beetje kalkspaat afgezet. Waar het water valt, komt ook kalkspaat terecht. Na vele jaren groeien deze kalkafzettingen uit tot stalactieten en stalagmieten.

stalactieten

STEENKOOL
De harde, zwarte steenkool die we in onze kachels stoken is een speciale steensoort. De meeste steensoorten worden gevormd van materie die uit het binnenste van de aarde zelf afkomstig is, ofwel anorganische materie. Maar steenkool is een gesteente dat is ontstaan door rottende planten, dus van organische materie. Het wordt in lagen gevonden in bepaalde door bezinking ontstane gesteenten, en wordt zelf ook als zodanig beschouwd. Het wordt ook vaak een mineraal genoemd. Steenkool was tot voor enkele jaren een zeer belangrijk product. We stookten het in kachels, en in krachtcentrales werd steenkool gebruikt om elektriciteit op te wekken. Gasfabrieken verbrandden het om gas en cokes te produceren. Fabrieken vervaardigden een grote hoeveelheid chemicaliën uit steenkool, waaronder aspirine, plastic en verfstoffen, en zo waren er nog honderden andere gebruiksmogelijkheden. Het gebruik van steenkool voor al deze doeleinden is thans een aflopende zaak. De laatste tijd gaat men hoe langer hoe meer over van steenkool op aardgas en aardolie, die precies dezelfde mogelijkheden bieden als steenkool. Driehonderd miljoen jaar geleden waren delen van de aarde bedekt met moerassen en reusachtige planten. Varens werden net zo hoog als bomen nu. Als de planten doodgingen, vielen ze op de bodem van het moeras en begonnen te rotten. Lagen modder kwamen daar bovenop te liggen. Meer planten groeiden, rotten weg en werden begraven onder de modder. In de loop der jaren veranderde de modder in gesteenten en de lagen verrotte planten werden steenkoollagen. Als we een stukje steenkool van dichtbij bekijken, zien we vaak de fossielen van de bladeren van reusachtige varens.

steenkool
steenkool 2

STEENKOOL DELVEN
Het delven van steenkool — het opgraven van de steenkool uit de bodem — was tot voor kort een belangrijke tak van industrie. Soms wordt steenkool aan de oppervlakte gedolven, maar meestal wordt dat onder de grond gedaan. De belangrijkste steenkoolsoorten zijn bruinkool of ligniet, vetkool en antraciet. Ligniet is zacht en dof. Bitumineuze kool is gedeeltelijk glanzend, maar sommige stukjes zijn dof. Antraciet is heel hard en glanzend.

STEENZOUT
Het meeste tafelzout is afkomstig van enorme lagen steenzout. Deze lagen bestaan bijna geheel uit het mineraal haliet. Deze mineralen werden miljoenen jaren geleden gevormd door indamping van vroegere zeeën. Dus steenzout is inderdaad een afzettingsgesteente. Zout wordt bijvoorbeeld gebruikt bij het koken om de smaak van bepaalde spijzen te verbeteren en als conserveringsmiddel. Om gezond te blijven moeten we op z’n minst 10 pond zout per jaar eten. Deze hoeveelheid krijgen we via ons voedsel automatisch naar binnen. Het meeste zout wordt gebruikt in de industrie voor het vervaardigen van een groot aantal verschillende soorten chemicaliën, zoals soda (dat gebruikt wordt voor het maken van glas) en chloor (voor het reinigen van water). Steenzout bestaat uit een stevige, glimmende massa, die wit van kleur kan zijn, maar normaal geel, bruin of rood is. Het ziet er totaal anders uit dan het mooie, zuivere, witte zout dat we op tafel hebben staan. Het meeste steenzout wordt gewonnen door water in de lagen te pompen. Het zout lost in het water op en vormt pekel, die wordt teruggepompt naar de oppervlakte. Sommige zoutsoorten worden echter diep onder de grond met machines gedolven.

STOLLINGSGESTEENTE
Diep binnen in de aarde ligt gesmolten gesteente, dat magma wordt genoemd. Het koelt af zodra het dicht bij of aan de oppervlakte komt en vormt dan een soort gesteente dat we stollingsgesteente noemen. Er zijn drie soorten stollingsgesteente, namelijk dieptegesteente, ganggesteente en
uitvloeiingsgesteente. Toen de aarde afkoelde, was stollingsgesteente het eerste gesteente dat ontstond uit de gesmolten massa. Het stollingsgesteente dat wordt gevormd uit het magma dat aan de oppervlakte komt (uitvloeiingsgesteente), is een ander soort gesteente dan wat zich onder de grond vormt (dieptegesteente of ganggesteente). Magma baant zich met geweld een weg uit de bodem door de kraters van vulkanen; in deze vorm is het bekend onder de naam lava. De lava die snel afkoelt, vormt een soort natuurlijk glas, dat obsidiaan (lavaglas) wordt genoemd, of een grijsachtig gesteente met luchtbellen, dat puimsteen wordt genoemd. Als de lava wat geleidelijker afkoelt, bevat het gesteente dat daaruit wordt gevormd mooie kristalmineralen. Basalt is bijvoorbeeld zo’n soort gesteente. Magma dat ondergronds blijft, baant zich met geweld een weg in ander gesteente, voordat het afkoelt. Het stollingsgesteente dat op deze wijze wordt gevormd, koelt heel langzaam af. Het wordt dieptegesteente genoemd. De mineralen die ze bevatten, hebben voordat het gesteente hard wordt, voldoende tijd uit te groeien tot grote kristallen. Deze kristallen zijn zeer goed met het blote oog waarneembaar. Graniet is een van de bekendste stollingsgesteenten van deze soort. Oplossingen van mineralen bewegen zich met het magma onder de grond voort. Als het magma is afgekoeld en hard is geworden, dringt de oplossing door spleten in de omliggende rotsen en laat rijke, minerale aders achter. Dit stollingsgesteente wordt ganggesteente genoemd. Deze aders voorzien ons van vele van de meest waardevolle ertsgangen, onder andere die van goud, zilver en lood.

stollingsgesteente
stollingsgessteente 2

goud

TALK
Met dit mineraal komen we al op zeer jeugdige leeftijd in contact, namelijk in de vorm van talkpoeder. Het is ideaal voor de babyhuid doordat het een van de zachtste mineralen is. Slechts een klein deel van de talkproductie wordt als babypoeder gebruikt. Zeer grote hoeveelheden talk worden gebruikt bij het maken van aardewerk, verf en papier. Door de grote zachtheid van talk voelt het enigszins vettig aan. Daarom wordt talk in vaste vorm vaak speksteen genoemd. Kleermakers gebruiken kleine stukjes speksteen voor het aanbrengen van krijtstrepen op kledingstukken. Ze noemen het Spaans krijt.

talk

Talk (steatiet, speksteen), waterhoudend magnesiumsilikaat, zeer zacht, ’t poeder is z.g. schnifpoeder, ook een bestanddeel van blanketsel enz.

0-0-0

VELDSPAAT
Veldspaat is de meest voorkomende en wijdverbreidste van alle mineralen. Verscheidene soorten veldspaat worden gevonden in de vorm van kristallen in graniet en andere stollingsgesteenten. De kristallen kunnen wit, roze, groen of blauw van kleur zijn. Grote hoeveelheden veldspaat worden gebruikt voor de fabricage van serviesgoed en glas. Veldspaat wordt gedolven uit lagen pegmatiet, dat een vorm van graniet is en grote kristallen bevat. Veldspaten zijn de meest voorkomende silicaatmineralen. Onder invloed van het weer vallen ze uit elkaar en vormen daarna een aantal kleisoorten, waaronder de zeer bruikbare kaollen of porseleinaarde.

veldspaat

 

VERSTEEND HOUT
In het noordelijk deel van Arizona in de Verenigde Staten kunnen we iets aantreffen dat lijkt op een groot bos gevelde bomen, maar als we de boomstronken aanraken, ontdekken we dat ze van steen zijn in plaats van hout. Het hout is versteend, veranderd in steen (men zegt ook wel gepetrificeerd). Dergelijke versteende wouden vinden we ook in andere delen van de wereld. De boomstronken veranderden in steen, nadat ze miljoenen jaren geleden werden bedolven onder lagen modder en zand. Water dat veel kiezelzuur (silicium) bevatte, sijpelde in de boomstronken en langzamerhand namen de mineralen de plaats van het rottend hout in. Na verloop van tijd werd de hele structuur van het hout vervangen en veranderd in steen.

„Fossielhout”. Soms hebben de mineralen, die men zo noemt, niets met hout te maken.

VRUCHTBARE LAGEN
Vruchtbare lagen — lagen met zware mineralen — worden gevonden in rivierbeddingen of aan de kust. Gesteenten brokkelen af door de stroom of branding. De afgebrokkelde deeltjes worden weggespoeld door het water. De zware mineralen zinken eerder dan de lichtere en vormen langzamerhand een laag. Vaak worden in rivieren of aan de kust lagen edelstenen en kostbare metalen gevonden.

gesteente lagen 2

VUURSTEEN
Vuursteen kan men in de vorm van ronde en boomstamachtige brokken in de meeste krijtgroeven vinden, maar het ziet er heel anders uit dan krijt en is ook heel anders van samenstelling. Vuursteen is zwart of grijs van kleur en is een vorm van het gewone kiezelzuur. Net als krijt is vuursteen afkomstig van de resten van kleine zeediertjes. Vuursteen is heel hard. Als erop wordt geslagen, splijt het niet, maar springen er vlijmscherpe schilfers af. In het prehistorisch tijdperk hebben de mensen duizenden jaren lang vuursteen gebruikt om er wapens en gereedschappen (tondeldoos) van te maken. In de meeste musea zijn hiervan mooie voorbeelden te vinden. Tegenwoordig wordt vuursteen hoofdzakelijk gebruikt bij de wegenbouw.

vuursteen

ZAND
Zand is een veel voorkomend en zeer bruikbaar materiaal. We gebruiken het bijvoorbeeld bij de vervaardiging van glas en beton. Zand wordt langs de meeste kuststroken gevonden. Het voortdurend gebeuk van de golven tast de gesteenten die de kustlijn vormen aan. Het vermaalt de gesteenten in steeds kleinere stukjes, totdat ze uiteindelijk zandkorrels zijn geworden. Als het zand opdroogt, wordt het gemakkelijk door de wind weggeblazen, waardoor duinvorming optreedt. De duinen bewegen zich langzaam golvend landinwaarts. Ze zijn in staat rivieren te dempen en gebouwen te bedelven. In grote zandwoestijnen zijn de duinen steeds in beweging. Als er een sterke wind staat, kunnen verblindende zandstormen optreden. Zand kan een groot aantal mineralen bevatten; dit is afhankelijk van het soort gesteente waaruit het is ontstaan. Het meest voorkomende mineraal in zand is kwarts. Gewoon zand is geelachtig bruin van kleur. Zwart zand is afkomstig van stollingsgesteente. Evenals bij klei gaan zandkorrels op den duur aan elkaar vastzitten en vormen zo een hard, gelaagd gesteente ofwel afzettingsgesteente. Dit gesteente wordt zandsteen genoemd. Het kan verschillende kleuren hebben, die variëren van wit tot geel en rood. De roodachtige kleur wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van ijzer. Als gevolg van grote hitte en druk verandert zandsteen in een ander soort gesteente, dat kwartsiet wordt genoemd. Dit is een van de hardste en taaiste soorten gesteente.

zand

 

ZINKBLENDE
Zinkblende is het voornaamste zinkerts. Vaak wordt het sfaleriet genoemd. Zowel de woorden blende als sfaleriet betekenen misleidend of verraderlijk. Het mineraal wordt zo genoemd omdat het moeilijk te herkennen is en omdat het op waardevollere mineralen als bijvoorbeeld galeniet kan lijken; dit laatste mineraal is een rijke bron van lood en zilver. Het kan bijna wit, goudachtig en zelfs groen van kleur zijn, maar over het algemeen is het bruin of zwart. Evenals galeniet is zinkblende een zwavelhoudend erts.

zinkblende

ZWAVEL
Zwavel is een geel mineraal; het is een van de chemische elementen die de fundamentele bouwstenen van de natuur zijn. Het is een ongewoon mineraal doordat het smelt bij een temperatuur die net boven het kookpunt van water ligt. Het is tevens brandbaar. Als het brandt, laat het verstikkende zwaveldampen vrij. Dit zijn de dampen die we ruiken als we in de buurt van een vulkaan komen. Zwavel is dan ook aanwezig in en rondom de gesteenten die we bij vulkanen vinden, vaak in de vorm van prachtige kristallen. Zwavel is een van de meest waardevolle ruwe materialen voor de chemische industrie. Het wordt eerst verwerkt tot zwavelzuur, en daarna worden er vele producten van gemaakt, waaronder een groot aantal soorten kunstmest. Zwavel zelf wordt gebruikt voor het verharden of vulcaniseren van rubber dat voor banden wordt gebruikt. Het wordt tevens gebruikt voor het vervaardigen van buskruit. Zwavel gaat een verbinding aan met metalen; dit levert samenstellingen op die we sulfiden noemen. Pyriet is het meest voorkomende zwavelhoudende erts. Vele waardevolle ertsen zijn sulfiden. Galeniet (looderts), zinkblende (zinkerts), chalcopyriet (kopererts) en cinnaber (kwikerts) zijn alle sulfiden.

zwavel 2

Hulpmiddelen om mineralen te identificeren

HARDHEID
Een hulpmiddel voor het herkennen van een mineraal is het bepalen van zijn hardheid. De Duitse delfstofkundige Friedrich Mohs heeft een schaal opgesteld waarin bekende mineralen in volgorde van hun hardheid zijn gerangschikt. Hij rangschikte talk, dat een van de zachtste mineralen is, als nummer 1 en diamant — het hardste mineraal — als nummer 10. Alle andere mineralen zijn in volgorde van hardheid in deze schaal opgenomen.

1.Talk
Kan met een vingernagel worden ingedrukt.

2.Gips
Kan met een vingernagel worden ingekrast.

3.Calcium
Kan met een koperen munt of draadnagel worden ingekrast.

4.Fluoriet
Kan met glas worden ingekrast.

5.Apatiet
Kan met een lemmet van een gewoon zakmes worden ingekrast.

6.Veldspaat
Kan met kwarts worden ingekrast.

7.Kwarts
Kan met een harde stalen vijl worden ingekrast.

8.Topaas
Kan met korund worden ingekrast.

9.Korund (smaragd, robijn, saffier)

10.Diamant

Elk mineraal in deze schaal kan het mineraal dat lager is gerangschikt bekrassen. Kwarts (nr. 7) bijvoorbeeld kan veldspaat (nr. 6) bekrassen en kan bekrast worden door topaas (nr. 8). Mineralen die even hard zijn, kunnen elkaar bekrassen. We kunnen de positie van een mineraal in deze schaal bepalen door te proberen of het mineraal bekrast kan worden door een materiaal waarvan de hardheid bekend is. Dit wordt vaak de krastest genoemd. Als we mineralen in het vrije veld gaan verzamelen, zou het nogal lastig (en duur) zijn de tien mineralen die in de schaal zijn opgenomen mee te nemen om op deze wijze de gevonden exemplaren te bekrassen. We kunnen dit dan beter doen met een paar eenvoudige dingen waarvan we de hardheid weten:

Vingernagel 2½
Koperen munt 3½
Lemmet van een mes, glas 5½
Harde stalen vijl 7½

Als we hiervan uitgaan, zien we dat mineralen die een hardheid van minder dan 5½ hebben, kunnen worden bekrast door een mes en dat mineralen met een hardheid van meer dan 5½ glas kunnen bekrassen.

GLANS
De wijze waarop licht door metaal wordt gereflecteerd, wordt de glans van het mineraal genoemd. Deze eigenschap kan van groot nut zijn bij het herkennen van mineralen, die we kunnen verdelen in twee groepen: Mineralen met een metaalglans en mineralen zonder metaalglans. Mineralen met een metaalglans zien er uit als metaal. Galeniet en pyriet zijn twee van de vele ertsen die een metaalglans hebben. Er zijn verscheidene soorten glanzen, zoals de glasglans (kwarts), parelmoerglans (glimmer), vetglans (kwartsiet) en zijdeglans (asbest). De meest voorkomende is de glasachtige glans van kwarts en vele andere mineralen. Mica en andere mineralen die uit elkaar splijten tot dunne, parallelle lagen, hebben een glans die op die van parels lijkt. Deze glans bepaalt het bekende regenboogachtige uiterlijk van een parel, die is opgebouwd uit dunne laagjes. Sommige mineralen, zoals asbest en bepaalde soorten gips, zijn van dunne vezels gemaakt. Hun glans ziet er zijdeachtig uit. Sommige loodmineralen hebben de schitterende glans van diamanten, die adamanten wordt genoemd. Sulfaat en zinkblende hebben een glans die harsachtig wordt genoemd; deze glans is net als die van hars van pijnbomen.

HET TESTEN VAN KOOLSTOFVERBINDINGEN
Koolstofverbindingen zijn de meest voorkomende mineralen. Krijt en kalk bijvoorbeeld bestaan hoofdzakelijk uit calciet; dit is een calciumcarbonaat. De meeste carbonaten zijn gemakkelijk te herkennen doordat ze sissen of gaan bruisen als er een zuur overheen wordt gegoten. Het zuur dat meestal door geologen wordt gebruikt, is verdund zoutzuur. Maar meestal kan men met gewone huishoudazijn, eigenlijk een zwak zuur, dezelfde resultaten bereiken. De reactie van het carbonaat zal sneller zijn als we met een mes van het gevonden exemplaar een beetje poeder afkrabben en dit testen.

VORMEN

mineraalvormen

mineralogie: alle artikelen

6e klas: alle artikelen

839

 

VRIJESCHOOL – 6e klas mineralogie – alle artikelen

.

[1] De bergen en gesteenten
Het binnenste buiten over: introductie periode; graniet en kalk; gedicht; vulkaan

(2) afbeeldingen van mineralen bv. voor een bordtekening, met een kleine beschrijving

(3) de meest voorkomende begrippen; alle mogelijke onderwerpen; veel geschikte illustraties voor bordtekening

(4) schets van tegenstelling Alpen en Dolomieten

(5) Periode mineralogie – een impressie

(6) Stenen slijpen kan heel fijn zijn, maar vergt een goede voorbereiding. Dit artikeltje is om in de stemming te komen

Boeken:

MINERALEN TUSSEN KOSMOS EN AARDE
Iedereen die wel eens, geraakt door kleuren en vormen van een kristal, naar een mineralengids heeft gegrepen, kent de ervaring: daar vind je niets wat aan je verwondering tegemoet komt, alleen weetjes. De Berlijnse geoloog Dankmar Bosse ontwikkelde een manier van kijken naar mineralen die daarboven uitgaat. In het voetspoor van Goethe zoekt hij eerst het milieu op waarin ze zijn ontstaan: de basalten, granieten, gneizen enzovoort, tot en met de sedimenten, al die gesteenten die de evolutie van onze aarde weerspiegelen. Vervolgens maakt hij de metamorfoses zichtbaar die van de gewone gesteentevormende mineralen naar de zeldzamere edele stenen leiden.
Die Evolution der Minerale zwischen Kosmos und Erde.

Walter Cloos Kleine Edelsteinkunde

Rudolf Steiner over mineralogie

.

6e klas: alle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld: 6e klas

.

538-494

.

.

VRIJESCHOOL – Mineralogie – 6e klas (2)

.
Uiteraard zijn dit veel meer mineralen dan je ooit zou kunnen behandelen. Het gaat in de periode niet om enorme hoeveelheden, maar juist enkele waar je voldoende aandacht aan kan besteden.
Ik had er zelf veel in mijn (papieren) verzameling en die wil ik hier toch weergeven. De wat gedateerd aandoende illustraties geven wel mooi de  mogelijkheid op bord prachtig te tekenen.
Uit dit boekje: 

De link brengt je bij de betreffende afbeelding.

agaat (6x)
almandien
amalgaam
amethist (3x)
antimoon (2x)
analeim
andalusiet
apatiet (2x)
auripigment
bergkristal/kwarts (3x)
beryl
biotiet
bloedsteen
bruinijzersteen
cassiteriet (tinsteen)
cerussiet
chrysoliet (2x)
chrysopraas
coelestien
cyaniet
desmien
diamant (2x)
dioptaas
edelstenen
epidoot
fluoriet (vloeispaat)
gips
glimmer
goud (2x)
granaat (karbonkel)
hessoniet
hoornblende
hoornsteen
houtsteen
hyacint/zirkoon
ijzerkiezel
ijzeruitslag
jaspis
kalaiet
kalkspaat (2x)
karbonkel (zie granaat)
kiezelzinkerts
kobaltuitslag
kogelgraniet
koper
koperkies
koperlazuur
kopervitriool
korund (2x)
kwarts-bergkristal (3x)
labradoriet
lapis lazuli
lazuliet
leuciet
lood (geen ill.)
looderts geel
loodglans (2x)
magnetiet (magneetijzererts) 3x
malachiet
meteoorijzer (2x)
molybdeenglans
muskoviet
natroliet
oliveniet
olivien
onyx
opaal (3)
parel
perowskiet
pyriet
pyrolusiet
pyromorfiet
pyroxeen
realgar
robijn
roodguldigerts
rookkwarts
rubelliet
saffier
sardius (robijn)
sardonix
scheeliet
sideriet (ijzerspaat)
smaragd
sodaliet
spaatijzersteen
spiesglans
spijskobalt
steenzout (2)
tin (geen ill)
titaniet
toermalijn (3x)
topaas  (2x)
turkoois
uraanpekerts
vermiljoen (2)
versteend hout=houtsteen=fossiel hout (2x)
vesuviaan
vivianiet (blauwijzererts)
vloeispaat (2x)
zilver (2x)
zinkblende
zinkspaat
zinkvaalerts
zirkoon (zie hyacint)
zwavel

agaat

mineralogie agaat

In de agaat hebben we de kiezelsubstantie niet in de strenge vorm, waarin ze bv. in het bergkristal optreedt voor ons, maar meer als een gestolde vloeistof, ze vormt hier zeer fijne lagen en geeft aan het mineraal een organisch aandoende vorm.
Weledaberichten nr. 100, 04-1974
.

agaat 2

In de agaat verschijnt de kiezelsubstantie niet in de strakke vorm, zoals wij die bv. bij de bergkristal vinden, maar meer als een gestolde vloeistof. Van buiten is dit mineraal tot onaanzienlijke knollen verstard. De schoonheid van de ritmisch getekende en dikwijls sterk gekleurde lagen, die soms haast op organische vormen lijken, wordt pas zichtbaar, als men de bollen openmaakt en polijst. De bekendste vindplaatsen zijn in Idar-Oberstein en Brazilië.

(Weledaberichten nr.124 12-1981)

.
De agaat dankt zijn naam aan de kleine rivier Agates in Sicilië. In zijn bedding werd deze siersteen ontdekt.

Agaat wordt op verschillende plaatsen gevonden, o.a. in Brazilië en Madagaskar; er zijn grote groeven in India.

Ook dichterbij: in de omgeving van Idar-Oberstein, Duitsland waar sedert de 17de eeuw een industrie ontstond voor het bewerken en slijpen van edelstenen, die daar gevonden werden.

De groeven rond Idar zijn inmiddels uitgeput geraakt. Maar nog steeds is dit schilderachtige stadje een middelpunt van handel en bewerking van kostbare stenen. Amateurs kunnen in de omgeving nog allerlei moois vinden voor hun verzamelingen.

Agaat is ontstaan in holle ruimten en kloven van rotsachtige gesteenten. Deze liepen vol met kiezelzuur, dat kristalliseerde na verdamping van het water.

Het gebeurde dikwijls dat zo’n holte in het gesteente niet helemaal gevuld werd in de loop van de tijd; er vormden zich dan binnenin prachtige zuiltjes van bergkristal en amethist.

agaat-3

Deze opgevulde holten werden geoden genoemd. In het Heimatmuseum te Idar-Oberstein zijn daarvan fantastisch mooie voorbeelden te bewonderen. Agaat is gewoonlijk mooi gelaagd en gestreept. De gestreepte tekening ontstond, doordat zich telkens weer een laag van een andere kleur over de vorige heeft afgezet. Het gevolg hiervan was het fascinerend kleurenspel van de verschillende lagen.
.

Men noemt dat ritmische kristallisatie: eerst b.v. een gele band, naverloop van tijd een dikkere band, grijs, bruin, maar altijd in verrassende harmonie.

Agaat uit Brazilië. Originele hoogte 10,2 cm. Van buiten gezien is het een grote keisteen, maar deze is doorgezaagd en laat zien, hoe de gekleurde banden lopen.

agaat 6

 

agaat-4

Geslepen agaten. De rijkdom aan variaties is goed zichtbaar

agaat-5

vogel, gesneden uit agaat

Deze steen prijkte als achtste op het borstschild van de hogepriester Aaron.

Grieks: achatès
Hebreeuws: schebo
Exodus 28: 19

Hardheid: 7
Chemische formule: Si02

0-0-0

almandien

Almandien. Prachtige kristallen van ijzeraluminiumgranaat, („edele” granaat of karbonkel). Vooral in gneiss. Regulair.

0-0-0

amalgaam

amalgaam 1

0-0-0

amethist

amethist

Amethist is een variëteit van het bergkristal, die door sporen van zware metalen violet is gekleurd. Deze bijzondere kleur die van het teerste violet tot bijna in donkerpaars overgaat, heeft de mens steeds in verrukking gebracht. In de oudheid gold de amethist als een amulet tegen dronkenschap en ook zou het bezit ervan het vormen van verstandige gedachten bevorderen.

(Weledaberichten nr.110 12-1976)
amethist 2

(zelfde tekst als boven)

(Weledaberichten nr.121 09-1980)

.

amethist 5

0-0-0

analeim

Analeim. Tetragonale kristallen van een zeer samengesteld silicaat.

0-0-0

andalusiet

0-0-0

antimoon

mineralogie antimoon

Antimoon – in vroeger tijden door de alchemisten, ook nog door Paracelsus zeer gewaardeerd – is in de loop der laatste eeuwen vrijwel geheel in vergetelheid geraakt. Rudolf Steiner heeft door essentiële en uitvoerige aanwijzingen voor de arts weer een toegang tot dit metaal gewezen. Het vervult in de antroposofische geneeskunde een voorname rol. Het belangrijkste erts is het antimoniet, dat een fijnstralige structuur heeft. De belangrijkste vindplaatsen daarvan zijn in het Oostenrijkse Burgenland, Roemenië, China en Japan.

(Weledaberichten nr.103 12-1974)

Antimoniet is de bekendste zwavelverbinding van antimoon. In de stralenvormige, spitse, dikwijls ook haarviltachtige verschijningen komen vormgevende krachten tot uiting waarvoor het mineraal zich in hoge mate heeft opengesteld. Antomoon stond vroeger bij de artsen – ook Paracelsus – hoog in in ere, raakte echter in de loop van de tijd bijna geheel in vergetelheid. Rudolf Steiner heeft door nieuwe en hoogst wezenlijke aanwijzingen dit metaal weer toegankelijk gemaakt voor de arts. In de antroposofisch georiënteerde  geneeskunst speelt het een belangrijke rol. De bekendste vindplaatsen liggen in het Burgenland, Roemenië,China en Japan.

(Weledaberichten nr.124 09-1981)
antimoon2

Antimoniet (antimoongians) is een verbinding van antimoon en zwavel. In de straalvormige, puntige structuren komen vooral de vormgevende krachten uit de omgeving tot uiting die bij het ontstaan van dit mineraal betrokken waren. De stift- of ook naaldvormige delen, die kenmerkend zijn voor antimoniet, hebben een metaalachtige glans en kunnen ook bonte aanloopkleuren vertonen. Reeds rond drieduizend jaar v. C. was antimoniet bekend als geneesmiddel. In de oudheid gebruikten de vrouwen antimonietpoeder om er hun wenkbrauwen en wimpers mee te verven. Naast andere antimoonverbindingen werd antimoniet tot in de tijd van Paracelsus als geneesmiddel toegepast. Later raakte het bijna geheel in vergetelheid. In de antroposofisch georiënteerde geneeskunst speelt het weer een belangrijke rol o.a. ter ondersteuning van de eiwitprocessen in het organisme. De belangrijkste vindplaatsen van dit erts zijn het Burgenland, China, Bolivia en Japan.

(Weledaberichten nr.132 04-1984)

0-0-0

apatiet

mineralogie apatit

 

Het mineraal apatiet, (Calcium fluorfosfaat)is in bijna alle eruptieve gesteenten te vinden. De natuurlijke fosforzure kalk ondersteunt de krachten bij het vormen van de beenderen. In Weleda kalkvoedingszout 1 wordt hij, afwisselend met de kalk van oesterschelpen, die de substantie vormende krachten naar de beenderen voert, (Weleda kalkvoedingszout 2), toegediend ter ondersteuning van de kalkstofwisseling.

(Weledaberichten nr. 99, 12-1973)
.

Dezelfde afbeelding met dit onderschrift: De apatiet, in ’t Grieks ‘de misleider’, heeft terecht die naam. Door de verschillende vormen waarin hij verschijnt heeft hij lange tijd de mineralogen misleid. Nu eens is hij glashelder, dan weer troebel of zelfs geheel ondoorzichtig. Hij kan ook allerlei kleuren vertonen: geelgroen, blauwgroen, violet en zelfs steenrood. Scheikundig bezien is de apatiet een calcium-fluor-chloor-fosfaat van wisselende samenstelling. Hij komt in bijna alle vulkanische gesteenten voor – grote hoeveelheden ervan worden gevonden in Noorwegen en Zweden. Apatiet kan als de drager van de fosfor in het minerale rijk gezien worden. Ook in de fijnere structuur van de beenderen komt apatiet voor. Hij is buitengewoon sterk en heeft een bijzondere relatie tot lichtprocessen. Daardoor is de apatiet een van de wezenlijke substanties voor de opbouw van het beenderstelsel en voor de opgerichte menselijke gestalte. In Weleda Kalkvoedingszout I ondersteunt de apatiet, die daarin met kalebas­bloesem is verwerkt, de vormgevende krachten die het beenderstelsel nodig heeft. De kalk van oesterschelpen, die in verbinding met eikenschors een bestanddeel van Weleda Kalkvoedingszout II is. bevordert op zijn beurt de krachten die substantie vormen. Weleda Kalkvoedingszout I en Il wordt afwisselend ingenomen. De beide preparaten tezamen stimuleren de kalkstofwisseling.

(Weledaberichten nr. 116 12-1978)
.
apatiet. 2 jpg

0-0-0

auripigment

auripigment

0-0-0

bergkristal

ergkristal

De verwantschap met het licht, die bij de kwarts (kiezelzuur) zo sterk tot zijn recht komt, laat zich goed aflezen aan het bergkristal. Dit streng gevormde, heldere, geheel lichtdoorlatende kristal is als het ware een vertegenwoordiger van kosmische krachten in onze aarde. Zogezien verkrijgt het feit dat driekwart van de aardkorst uit kwarts en silicaten (kwartsverbindingen) bestaat, een bijzondere betekenis.

(Weledaberichten nr. 104 03-1975)
.

Zelfde illustratie, andere tekst: De veelheid van stoffen en de rijkdom aan vormen van het minerale rijk worden duidelijk beheerst door de kiezel. Zelfs de laag van de aarde die het meest levend is, de humus, bevat kiezelige substanties als een wezenlijk bestanddeel. Tengevolge van de eigenschap van de kiezel om verschillende structuren op te bouwen, is er een groot aantal kristalvormen, die dikwijls op plantaardige vormen lijken. Bij de bergkristal daarentegen wordt het zuivere vormprincipe van de kiezel zichtbaar. Het wordt hier niet door de aanwezigheid van andere elementen beïnvloed, want siliciumdioxide, de zuurstofverbinding van silicium, is de enige bouwsteen. Het is stellig niet toevallig, dat de Grieken in de glasheldere bergkristal het oerbeeld zagen van al wat kristal is. De relatie van de kiezel met de zintuigen, de huid en het bindweefsel opent het perspectief voor de veelzijdige toepassing van dit mineraal in de therapie en bij de huidverzorging.

(Weledaberichten nr. 123 04-1981)
.

Bergkristal. Zowel de gedaante van de aarde als de eigenschappen van de bodem worden in hoge mate bepaald door de grote verscheidenheid van kiezelverbindingen.
Het metaal silicium is de grondslag voor alles wat kiezelhoudend is. Met andere metalen vormt het de zogenaamde silicaten, bijvoorbeeld veldspaat en glimmer.                                                    \
Als het silicium zich echter alleen met zuurstof verbindt, ontstaat siliciumdioxide, de stoffelijke basis voor alles wat kwarts is. Als daarin geringe hoeveelheden van alle mogelijke metalen worden opgenomen ontstaan de fraaigekleurde kwartsvariëteiten: violette amethyst, gele citrien, rozenkwarts, grijsbruine rookkwarts en de bijna geheel zwarte morion. De zuivere, glasheldere bergkristal is evenwel de bekroning en een beeld van het gelouterde minerale rijk. Hij heeft een bijzondere relatie met het licht, laat ook het chemisch actieve gedeelte van het licht, de zoge­naamde ultraviolette stralen, ongehinderd door.
Bij nadere bestudering van de kristalvorm kan men ook exemplaren vinden die elkaars spiegelbeeld zijn. Men spreekt dan van “rechtskwarts” en “linkskwarts”.
Bekende vindplaatsen van mooi gevormde groepen bergkristal zijn de Alpen, Elba, Madagaskar en Minas Gerais in Brazilië.
De duidelijke relatie van bergkristal met het licht wordt benut in de therapie van de naar de buiten­wereld geopende zintuigen en van de huid.

(Ekkehard Wagner, apotheker, Weledaberichten nr.148 09-1989)
.
bergkristal 3

0-0-0

bergkristal/kwarts

Openbaring 4 : 6 en 21:11
Grieks: kristallos
Hardheid: 7
Chemie Si02

Kwarts is het meest gewone en verbreide mineraal op aarde. Het beslaat ongeveer 12% van de hele aardkorst. Het meeste zand van de oceanen en van alle stranden bestaat uit korreltjes kwarts. Het is gesteentevormend in graniet, zandsteen enz.

De glasindustrie gebruikt grote hoeveelheden kwarts in de vorm van zand.

De stam waarvan het woord kwarts afkomt, is ‘hard’.

De kwartsgroep levert van alle mineralen de meeste edel- en sierstenen.

Een deel bestaat uit doorzichtige kristallen, het andere uit ondoorzichtige of hoogstens doorschijnende stoffen.

De mooi gekristalliseerde vormen van kwarts, zoals het glasheldere bergkristal, de donkere rookkwarts, de violette amethist, zijn in kloven en holten ontstaan.

Ook de rookgrijze tot donkerbruine en zwarte rookkwarts laat zich tot fraaie sierstenen slijpen. De belangrijkste vindplaats daarvan is in de Zwitserse Alpen

In de reinste, zuiverste, kreeg het kwarts de naam bergkristal. Het is zeer zuiver gekristaliseerd kiezelzuur. De Grieken dachten dat het versteend ijs was en noemden het Kristallos, wat betekent zuiver ijs, of helder ijs.

Later werd dit mineraal algemeen ‘kristal’ genoemd.

Er is zelfs een wetenschap mee verbonden, die heet kristallografie.

Uit een advertentie.
Zo werkt het moderne horloge: Een heel klein (3 tot 5 mm) kwartskristal wordt door stroom van een batterijtjc tot trillen gebracht.
Maar liefst 32.768 maal per seconde!
De trillingen worden door een mini-motorlje (in wijzerhorloges) of door een electronisch circuit (in digitaal horloges) vertaald in tijd. Precisiegraad 99,9998%. Zo zit dat.

Bergkristal wordt microscopisch klein gevonden maar ook in kristallen tot een gewicht van vijf ton.

Het wordt vooral in Brazilië en Madagaskar gevonden, hoewel minder belangrijke vindplaatsen over de hele wereld verspreid zijn.

In de edelsteenslijperijen wordt het tot veelsoortige artikelen verslepen.

Kelken en ander vaatwerk, sierstukken voor kroonluchters enz. worden uit bergkristal geslepen.

In Openbaring 4 wordt een deur geopend en mogen we de hemel binnenkijken. Na de beschrijving van Hem die op de troon zit, lezen we in vers 6 dat vóór de troon een glazen zee was, aan kristal gelijk. Er worden twee stoffen genoemd: glas, een gefabriceerd product, en kristal, dat een in de natuur gevonden mineraal is, niet door mensenhanden gemaakt. De hier genoemde zee is een herinnering aan de zogenaamde koperen zee ten tijde van Salomo (1 Koningen 7 : 23), die diende om de onreinheid af te wassen. Dat is in de hemel niet meer nodig en daarom is het water veranderd in glas. In de hemel is alles rein en hoeft niets meer afgewassen te worden. En die zee is als kristal. Dit ziet ongetwijfeld op de verheven schittering en loutere schoonheid, die in overeenstemming is met de heilige natuur van God. Zo wijst ook het kristal van de rivier uit Openbaring 22 : 1 naar het Goddelijk karakter van deze rivier: ze gaat uit van God en van het Lam.

bergkristal-2

Bergkristal uit Brazilië. Originele hoogte 16,5 cm. Uit de verzameling van Hein Gaertner, ldar-Oberstein.

 0-0-0

beryl

Openbaring 21:20
Grieks: berullus
Hardheid: 8
Chemie AL2Be3 (Si6O18)

Van de berylgroep zijn vooral de smaragd en de aquamarijn bekend.

Het is aan te nemen dat we onder de bijbelse naam beryl de aquamarijn moeten verstaan.

In het oude Rome werden doorzichtige beryllen als een soort toneelkijker bij de circusvoorstellingen gebruikt. Zo is uit beryl de naam bril ontstaan.

Behalve voor een groep van zeer waardevolle edelstenen is het mineraal beryl belangrijk voor de winning van het gezochte lichtmetaal beryllium dat toegepast wordt in raketten, straaljagers en in de reactortechniek.

Beryl is de achtste steen van de fundamenten van het Nieuw Jeruzalem.

bergkristal-2

Goudberyl op bergkristal. Vindplaats: Minas Gerais, Brazilië. Originele grootte 15 bij 16 mm. Lengte van het kristal 9 mm. Verzameling Hein Gaertner.

beryl-2

Beryllen.
De gele heet goudberyl, de groene heliodoor, de kleurloze gosheniet, de roze morganiet.

Beryl. Kristallen van beryllium-aluminiumsilicaat. Een der variëteiten is smaragd.

0-0-0

biotiet

Biotiet. Magnesia-ijzerglimmer. Eveneens belangrijk bestanddeel van eruptief-gesteenten, o.a. biotiet-graniet (ook in ons land).

0-0-0

bloedsteen

bloedsteen 1

0-0-0

bruinijzersteen

bruinijzersteen

0-0-0

cassiteriet (tinsteen) 

kassiteriet

 

Cassiteriet (tinsteen) is het belangrijkste tinerts, dat reeds in de oudheid werd gedolven. De Phoeniciërs haalden het van de ‘Cassiteriden’ de legendarische tineilanden. Dit zeer harde en zware metaal is meestal geelbruin tot bruinzwart, soms doorschijnend en een enkele keer zelfs kleurloos. Het wordt altijd in kwartsrijke granieten gevonden. Veel van zijn eigenschappen wijzen op een verwantschap met kwarts. Tin verbindt zich niet zoals alle andere zware metalen met de zwavel als partner, maar gelijk het silicium bij de kwarts, gaat het een verbinding met de zuurstof aan. De belangrijkste vindplaatsen zijn Achter-Indië en Bolivia. De therapeutische betekenis van het tin ligt vooral in zijn bemiddelende werking op processen in het menselijke organisme, die zich tussen het vloeibare en het vaste afspelen, zoals bv. in het kraakbeen het geval is.

(Weledaberichten nr. 129 04-1983)
cassiteriet2

Tin (Stannum) behoort tot de metalen die al in de vroege oudheid werden gebruikt. Een legering van koper en tin, het brons, heeft aan een heel tijdperk zelfs een naam gegeven. De Foeniciërs haalden het erts van de “Cassiteriden”, de sagenrijke tineilanden. De naam cassiteriet voor het belangrijkste tinerts, tinsteen, herinnert hieraan nog. Dit mineraal is meestal geelbruin tot bruin­zwart en doorschijnend, in zeldzame stukken zelfs kleurloos. Men vindt het bijna uitsluitend in kwarts­rijk graniet. Vanwege zijn hardheid en zijn groot gewicht komt tinsteen na oppervlakkige verwering veel voor in de bedding van stromend water. Het kan daar in zuivere toestand als zogenaamd zeeptin worden gewonnen. Veel eigenschappen van cassiteriet duiden op verwantschap met kwarts. Tin geeft niet zoals alle andere zware metalen de voorkeur aan zwavel als partner, maar gaat een verbinding aan met zuurstof, zoals silicium dat bij kwarts doet.
In de bloeitijd van de tinertswinning waren het Ertsgebergte en Cornwall in Engeland de belang­rijkste vindplaatsen. Tegenwoordig komt ongeveer 2/3 van de wereldproductie uit Zuidoost-Azië. In Bolivia, de op één na belangrijkste tinleverancier, wordt het in verbinding met zink, zilver en antimoon gevonden, niet in de vorm van zeeptin, maar als hydrothermale of subvulkane verschijning. De therapeutische betekenis van tin ligt vooral in zijn bemiddelende werking op de processen in het menselijke organisme die zich afspelen tussen het vloeibare en het vaste.

0-0-0

cerussiet

Cerussiet. Tetragon. kristallen van ’t belangrijke looderts Pb CO2

0-0-0

chrysoliet

chrysoliet

 

Chrysoliet (letterlijk: goudsteen) noemt men de zeer heldere lichtgroene, ook goudgroene variëteiten van de olivien, die als siersteen zeer in trek is. Olivien zelf in zijn onedele vorm (ook wel peridoot genaamd) is een veel voorkomend mineraal, dat in magmatisch gesteente, basaltgesteente en ook in meteorieten voorkomt. Chrysoliet is een magnesium-ijzer-silicaat. Hoe meer ijzer het bevat, hoe meer kleur van groen naar geel, zelfs tot roodbruin overgaat. Chrysoliet is de enige edelsteen die ook in steenmeteorieten voorkomt. In de pallasiet van Krasnojarte in Siberië, die uit een merkwaardige verbinding van ijzer en chrysoliet bestaat, zijn grote korrels van dit mineraal gevonden. Het was mogelijk deze te verslijpen. Zo’n chrysoliet van hemelse oorsprong is zeldzaam. De belangrijkste vindplaats waar de mooiste exemplaren vandaan komen is het eiland St.John in de Rode Zee, daar werd deze edelsteen vermoedelijk al in de tijd der farao’s gevonden.

(Weledaberichten nr.114 03-1978)

.

Openbaring 21:20

Hebreeuws: tarsjisj
Grieks: chrusolutos
Hardheid: 6,5
Chemie (MgFe)2Si04

De naam komt van chrusos = goud en lithos = steen, dus goudsteen.

Er zijn grote doorschijnende exemplaren in olijf- en mosgroen.

Veel gemmologen (edelsteenkundigen) menen dat het hier gaat om de tegenwoordig in de handel zo genoemde peridoot.

3500 jaar geleden werden deze peridoten al gewonnen. De oudste vindplaats is het eiland Zebirget (of Sint John) in de Rode Zee.

De kruisvaarders brachten deze stenen mee naar huis.

Chrysoliet is de achtste steen van de fundamenten van het Nieuw Jeruzalem.

Peridoot. Andere namen hiervoor zijn chrysoliet, olivijn.
Vindplaats Egypte. Orig. hoogte 19 mm.

0-0-0

chrysopraas

Openb.21:20
Grieks: chrysoprasos
Hardheid: 6,5
Chemie: Si02

Chrusos = goud en prasos = loof of prei. Hij is doorschijnend, met een appelgroene kleur.
Het groen wordt veroorzaakt door een spoor van aanwezig nikkel.
Tegen het licht ziet hij er gewoonlijk wat wolkachtig uit, soms met bruine adertjes.
De chrysopraas is een van de mooiste stenen van de kwartsgroep.
Foutvrije chrysoprazen zijn zeldzaam en daardoor tamelijk kostbaar.
Een fraaie kwaliteit komt uit Queensland, Australië.
Deze steen vormde het tiende fundament van de eeuwige stad.

chrysopraas, vindplaats Australië, originele hoogte 11, 4cm

0-0-0

coelestien (Celestien)

coelestien 1

0-0-0

Cyaniet

(distheen). Monokline kristallen van een aluminiumsilicaat.

0-0-0

desmien

Desmien. Monokline kristallen van een samengesteld silicaat.

0-0-0

diamant

Diamant Exodus 28: 18
Hebreeuws: jahalom
Grieks: adamas
Chemie: C (gekristalliseerde koolstof)
Hardheid: 10

De diamant is wel de meest bekende en begeerde edelsteen. De schoonheid van de diamant is door de eeuwen heen als iets zeer bijzonders beschouwd.

Hij is de zesde steen van het borstschild van de hogepriester en de eerste bij de grondvesten van de heilige stad.

Zijn enorme hardheid, zijn lichtbrekend vermogen, de flonkering (het ‘spel’) trekt de mensen steeds weer aan.

Diamant is de enige edelsteen die slechts uit één element bestaat, namelijk uit koolstof.

Ook potloodgrafiet is zuiver koolstof; het enige verschil is dat de atomen bij diamant veel nauwer saamgebonden zijn. Wat een wonder is het, dat deze zwarte en vuile, waardeloze kool die uit de diepste diepten komt, samengeperst onder een druk van tienduizenden atmosferen en bij een temperatuur van duizend tot tweeduizend graden, met zijn fonkelende pracht tot dit prachtige gesteente wordt.
De oorsprong van het woord diamant heeft de betekenis van ‘onoverwinnelijk’ ook ‘onverbiddelijk, onverzettelijk’.

Dit is het hardste materiaal van de aarde. Waar worden ze gevonden? Veelal diep onder de grond in kraterpijpen, soms wel aan de oppervlakte van de aarde, b.v. aan de rand van uitgewerkte kraters en vulkanen.

Vanaf de oudste tijden tot aan de achttiende eeuw waren in India de enige vindplaatsen van diamant. Nu kan men noemen Zuid-Afrika, Brazilië, Australië, Siberië, Siërra Leone, Zaïre.

Bij Kimberley in Zuid-Afrika begon men in 1866 met primitieve middelen te graven. Massa’s gelukzoekers uit alle landen stroomden toe na de ontdekking van de diamantvelden. Koortsachtig werd met handkracht gegraven en velen vonden een fortuin. Later werd alles georganiseerd en ontstonden grote maatschappijen die de mijnen aankochten.

Machtige graaf- en boormachines doen nu het voornaamste werk.

Een voorbeeld van een moderne werkwijze vindt men in Zaïre.

Daar is diamanthoudend grind, maar dit wordt bedekt door kilometers lange en brede lagen onvruchtbaar zand. De eerste opgave is, daar de ongeveer 20 m dikke laag zand weg te werken. Hiertoe heeft men automatisch bestuurde graafmachines, gecombineerd met bulldozers. Hun gewicht is meer dan 600 ton. Deze machines hebben een bereik van 54 m breedte en 15 m diepte. Per uur halen ze 450 m3 aarde weg.

Zo ziet men, dat tegenwoordig het diamant niet voor het opscheppen ligt. Men moet in het ene land 150 miljoen kg zand verplaatsen om 1 kg diamant te kunnen winnen, elders moet men ongeveer 8 miljoen kg gesteente verwerken met behulp van kostbare machines om 1 kg diamant te verkrijgen.

Een grote zorg voor de leiding is, dat er zo weinig mogelijk gestolen wordt. Van tijd tot tijd worden de werknemers doorgelicht, televisiecamera’s houden alle critieke zones in de gaten, terwijl electronische apparaten de uitrusting en machines beveiligen.

Diamant in moedergesteente. Vindplaats: Siberië, Prov. Yakutia bij Mirnyi. Zijde-lengte van de diamant. 3,5 mm.
Verzameling Hein Gaertner. V

De prijs is van veel factoren afhankelijk.

Grotere stenen stijgen in prijs niet proportioneel maar overproportioneel, zodat een grote steen van dezelfde kwaliteit we; drie tot vijfmaal zoveel kost.

De wereldproduktie van diamant is afhankelijk van de vraag en mede van de koers van de dollar. Een klein deel is maar geschikt: edelsteenkwaliteit. Het overblijvende deel wordt verwerkt voor industriële doeleinden, voor boorkoppen, glassnijders, steenzagen enz. tegen een prijs die vele malen lager ligt.

Diamonds are forever — diamanten zijn voor altijd – is een slagzin die waarheid bevat, als men tenminste niet verder gaat dan het bestaan van de aarde.

0-0-0

H.F, van Loon en Hans Drukkers in Panarama nr.50? -nadere gegevens onbekend
.

ER IS GEROOFD, gemoord, gemarteld, bedrogen, maar ook gevleid en vaak bemind ter wille van diamanten. Alle denkbare menselijke emoties zijn door deze hardste, onvergankelijkste en schitterendste aller mineralen opgewekt — ook al bestaat hij uit niets anders dan wat koolstof en is hij chemisch gesproken dus gelijksoortig aan grafiet (dat wij kennen van de potloodstift) en aan houtskool.

Al heeft de diamant zijn bestaan te danken aan drie omstandigheden: een combinatie van koolstof, druk en hitte, het is toch een romantische gedachte voor iedere vrouw die een diamant draagt, dat hij gemiddeld zo’n twintig miljoen jaar oud is. Want zo lang heeft het mysterieuze rijk onder ons, het binnenste van de aarde waar wij eigenlijk maar zo bitter weinig van weten, nodig gehad om dat brokje koolstof te doen kristalliseren tot een diamant.

Gevolg hiervan is dan ook dat een diamant maar betrekkelijk zelden loepzuiver is — niet meer dan tien procent van alle sierdiamant. Betrouwbare diamantairs en juweliers lachen dan ook bitter, wanneer ze etalages zien van collega’s waarin „uitsluitend loepzuivere diamanten” worden aangeprezen. Het is, zo zeggen ze, met diamanten net als met de beaujolais uit de Bourgogne: „Iedere wijnhandelaar weet, dat nog geen tiende van alles wat als beaujolais wordt verkocht ook werkelijk uit die wijnstreek komt — en iedere diamantair weet, dat niets makkelijker is dan een leek diamant te verkopen als loepzuiver. Daarom is het zo’n enorme vertrouwenszaak en stelt het zulke hoge eisen aan het fatsoen van de handelaar.”

Een heel enkele keer probeert ook wel een klant de juwelier bij de neus te nemen. Bijvoorbeeld die keer dat bij de firma Bonenbakker een diamant geëtaleerd stond met de aanduiding: 5 ct, hetgeen natuurlijk betekende dat het gewicht van de diamant 5 karaat bedroeg. Maar een man kwam de winkel binnen en zei zonder blikken of blozen: „Die diamant wil ik kopen voor 5 cent, want daarvoor staat hij aangeprijsd! Hoewel een ongeschreven wet inderdaad wil, dat iedere winkelier moet verkopen voor de prijs die hij etaleert, heeft de desbetreffende meneer zijn diamant niet gekregen voor vijf cent. De waarde van de diamant lag dichter in de buurt van de vijftigduizend gulden!

De loepzuiverheid van een diamant is een zeer betrekkelijke zaak, want hij wordt bepaald door het menselijk oog, dat gebruik maakt van een tienmaal vergrotende loep en elk menselijk oog „ziet” nu eenmaal anders. De reden van de veel voorkomende onzuiverheid is, dat er bij de kristallisatie bijna hetzelfde is gebeurd als wanneer in de winter een emmer water bevriest: ook dan zetten alle onzuiverheden er zich in vast. Bij diamanten komt het herhaaldelijk voor, dat er stukjes andere kristallen in geborgen. zijn, granaten bijvoorbeeld’en soms ook andere diamanten of ongekristalliseerde stukjes koolstof. Men noemt dat de „insluiters”.

Wanneer u zou denken, dat zo’n insluiter de waarde van een diamant vergroot — want, zult u zeggen, het is toch leuk dat er in een diamant bijvoorbeeld een andere diamant zit — dan hebt u het mis. Het enige dat diamantbewerkers trachten te bereiken is die „onzuiverheid” eruit te zagen of te kloven.

De naam diamant stamt van het oud-Griekse „adamas”, dat „onoverwinnelijk” en ook „bikkelhard” betekende, omdat men eeuwenlang meende, dat diamant onverwoestbaar was. Niets is echter minder waar. Het kloven van diamant bestaat eruit het mineraal tussen hamer en aambeeld in talrijke stukjes te breken die door splijtvlakken zijn begrensd. De kunst is hem zó te splijten of te zagen dat de gewenste vorm wordt bereikt en ook zo, dat hij niet in tientallen stukjes uiteenvalt.

Diamant, zo dacht men vroeger ook, is bestand tegen elke vorm van hitte. Als bewijs haalde men aan, dat hij uit het binnenste van de aarde komt, waar immers onvoorstelbaar hoge temperaturen moeten heersen. Ook mis! Boven de 850 graden verbrandt diamant als eenvoudige steenkool. Aangezien hij werkelijk uit het binnenste van de aarde komt, kan men zich afvragen of daar wel zulke enorm hoge temperaturen heersen als men altijd heeft aangenomen.

Diamant heeft men door alle eeuwen heen gekend. Reeds in de Bijbel (Statenvertaling) komt het voor, in Exodus 39,11, waar sprake is van het borstschild van de hogepriester. De werkelijkheid is waarschijnlijk anders, want in die diamant op het schild was de naam van de stam gegraveerd, en vrijwel zeker is, dat men in die tijd nog niet wist hoe diamant ingegraveerd moest worden. Het zal een andere steen zijn geweest.

U merkt het wel: alles wat men denkt of aanneemt van de diamant, blijkt anders te zijn. Negen van de tien mensen aan wie u het vraagt, zullen te kennen geven dat diamant en briljant twee verschillende mineralen zijn. In werkelijkheid is de diamant de grondstof waarvan onder meer een briljant kan worden vervaardigd door er achtenvijftig facetten aan te slijpen. Men noemt dit wel de „ideale” vorm van de diamant, omdat aldus de grootste lichtbreking en derhalve de grootste schittering ontstaat.

Het „wonder” van de diamant is wel, dat hij, hoe klein ook, eenmaal geslepen zijn enorme glans en schittering behoudt. En klein kan een diamant zijn, tot 1/300ste karaat toe. Eén karaat is niet meer dan 0,2051 gram! Toch geldt een eenkaraats steen al als een behoorlijke steen, al is hij in doorsnee niet groter dan drie van deze gedrukte letters. Zijn prijs varieert dan ook van veertienhonderd tot vijfenveertighonderd gulden. Hetgeen helemaal niet wil zeggen dat een twee-karaats diamant het dubbele van dit bedrag kost. Nee, in dat opzicht is het met diamanten als met belastingen: er zit een enorme progressiviteit in. Naarmate een diamant groter is, wordt hij steeds onbetaalbaarder.

Heel grote diamanten zijn er de laatste tijden niet meer gevonden. Alle grote vondsten uit het verleden hebben een eigen naam gekregen om aan te tonen hoe bijzonder ze wel zijn. Hun levensgeschiedenis is even bekend als die van grote koningen en honderdmaal verhaald. Veelal is hun historie gedrenkt in bloed. Daarom vind ik het verhaal van Jonker zo aandoénlijk eenvoudig.

Tweeënzestig jaar oud was Jacobus Jonker en hij had weinig succes gehad met delven. Hij was vader van zeven kinderen. Op een avond na een hevige regenbui ging hij wandelen en zag een klomp steen liggen zo groot als een kippeëi. U of ik zouden er waarschijnlijk een schop tegen gegeven hebben, maar Jonker raapte hem op en veegde hem af aan zijn mouw. Tot zijn verbazing zag hij hoe de steen glinsterde. Toen hij hem de volgende dag verkocht aan een diamanthandelaar, kreeg hij er. . . 315.000 dollar voor! Hij werd als émeraude geslepen en weegt meer dan 125 karaat.

Voor elke jonge vrouw echter, die van haar verloofde of van haar man een ring krijgt met een paar briljantjes erin, een ring die niet meer gekost heeft dan een paar honderd gulden, hebben die stenen dezelfde glans, dezelfde geheimzinnige, magische schittering als die paar monsterstenen, waar vermogens voor van hand tot hand zijn gegaan en waar mensen het leven voor hebben gelaten. Want een diamant, zo zal de jonge vrouw bij zichzelf denken, is het symbool van de onvergankelijkheid, van de eeuwige liefde. Een diamant is voor altijd.

Misschien is het dan maar goed, dat zij niet weet, zoals u nu, van die hamer en dat aambeeld, en van het vuur boven 850 graden. . .

In al zijn pracht schittert een briljant en wijst met zijn scherpe onderkant naar een stuk ruwe diamant, dat gevangen zit in een brok zogenaamde blauwe aarde, het gesteente waarin diamant wordt aangetroffen. Helemaal onderaan een’kostbare armband, geheel met diamanten ingelegd. Rechts ziet men een metalen klem die gebruikt wordt bij het slijpen van diamant, terw ijl boven in de foto het speciale gereedschap te zien is waarmee ’s werelds % allergrootste diamant, de „Cullinan” (die nu tot de Britse kroonjuwelen behoort), werd gekloofd. Diamantair Louis Asscher zegt nu van die gedenkwaardige dag: „Toen mijn oom de „Cullinan” had gekloofd, was hij volkomen rustig. Hij is helemaal niet flauwgevallen, zoals de legende dat wil.”

0-0-0

Veiling Grootste zwarte diamant kost 3,7 miljoen euro

De grootste zwarte diamant ter wereld is verkocht voor omgerekend ruim 3,7 miljoen euro op een veiling van Sothe-by’s. Het veilinghuis had rekening gehouden met een bod tot ruim 6 miljoen euro op de zogenoemde Enigma, en daarmee viel de prijs toch wat tegen. De steen geldt sinds 2004 als de grootste natuurlijke zwarte diamant ooit gevonden. En vanaf 2006 noemt het Guinness Book of Records de Enigma de grootste geslepen diamant ter wereld. De Enigma weegt 555,55 karaat en overtreft daarmee het gewicht van zowel de beroemde Great Star of Africa (530,2 karaat) in de Britse koninklijke scepter als de Golden Jubilee (545,67 karaat) in de Thaise scepter. ANP 10-02-2022

0-0-0

dioptaas

dioptaas

Dioptaas is een zeldzaam mineraal, dat stralend smaragdgroene kristallen vormt. De interne kleurwerking lijkt bijna onnatuurlijk. Scheikundig gezien hebben wij hier te maken met een verbinding van kiezel en koper. Zowelde vormgevende krachten van de kiezel als ook de sterke relatie van het koper met de kleur is hier opvallend. Doordat hij relatief weinig hard is komt de dioptaas weinig als sieraad in aanmerking. Hij wordt echter wel in geneesmiddelen verwerkt. Dioptaas wordt in calcietgangen in de Kirgiezensteppe, in spletyen van de Dolomieten en in het Otavigebergte gevonden. Andere bekende vindplaatsen zijn Chili, Peru en Arizona.

(Weledaberichten nr.125 04-1982)

o-o-o

edelstenen

Vier maal C
De waarde van edelstenen van hoge kwaliteit, vooral van diamanten, wordt bepaald aan de hand van vier testproeven.
In het Engels noemt men dit de 4 x c, namelijk clean, carat, colour en cut, dat is: rein, karaat, kleur en slijpsel.

1. Clean of clarity = of ze rein, zuiver zijn, dus zonder foutjes.
2. Carat = hoeveel karaat ze zijn, of hoeveel ze wegen.
3. Colour = de kleur.
4. Cut = de snede of het slijpsel.

1. De reinheid of zuiverheid
Een diamant moet loepzuiver zijn. Dit betekent dat bij tienvoudige vergroting geen scheurtjes, onzuiverheden of insluitsels te zien mogen zijn. Die foutjes kunnen ook kleine holten of luchtblaasjes zijn.
In feite is er geen die bij sterke vergroting absoluut zuiver is. Duidelijke onzuiverheden verminderen het vermogen van de steen, de lichtstralen terug te kaatsen.
Het klinkt wat vreemd wanneer we nu gaan beweren dat insluitsels in talrijke opzichten de waarde van een diamant kunnen vergroten. Toch is dit bij bepaalde insluitsels het geval.
Zo’n edelsteen verschilt erdoor van al zijn broers. Ieder insluitsel is een welsprekend bewijs voor de geheimzinnige vorming van de steen en is uniek in zijn soort.
Een insluitsel kan ook een klein gekristalliseerd exemplaar zijn, dat opgenomen is in een diamant die jonger is en later kristalliseerde.
Dit is een glimp van de geheimzinnige diepten van de aarde.

2. Het gewicht of de grootte
Het gewicht van diamanten wordt uitgedrukt in karaten. Een karaat is 1/5 gram (0,2 gram).
Een karaat wordt weer verdeeld in 100 puntjes, zodat 1 puntje 2 milligram of 0,002 gram is. Stenen van 1 puntje worden nog geslepen en voor sieraden gebruikt.
Karaat komt van het Griekse Karation, het zaad van de Johannesbroodboom.
En dat was het varkensvoer dat de verloren zoon graag wilde eten (Lukas 15).
Wij zouden zeggen: Moet nu zo’n karaat van 1/5 gram nog verdeeld worden in 100 punten? Ja, 1 punt van 2 milligram kan van grote betekenis zijn bij de prijsbepaling.
Een briljant van 1/10 karaat heeft een doorsnee van 3 mm Een briljant van 1 karaat heeft een doorsnee van 6,5 mm. Een briljant van 5 karaat (1 gram) heeft een doorsnee van 11 mm. Bij edelstenen is karaat dus gewicht.
Dit niet te verwisselen met goud. Bij goud geeft karaat het gehalte aan. Zuiver goud = 24 karaat. Dit staat dus geheel los van elkaar.

3. De kleur
Veel kristallen hebben bijzonder mooie kleuren. Geen wonder, dat kleuraanduidingen als smaragdgroen, robijnrood, turkoois (turquoise), amethist-kleur, afgeleid zijn van de mineralenwereld.
Fluoriet (vloeispaat) gaat gloeien wanneer het in een donkere ruimte wordt verwarmd.
Veel mineralen beginnen bij bestraling met ultraviolet licht te fluoresceren: ze stralen met een fantastische gloed. Alexandriet is groen, bij kunstlicht paarsrood.
De kleur van saffier wordt door kunstlicht ongunstig beïnvloed. Robijn en smaragd hebben daarentegen bij kunstlicht een bijzonder stralend uiterlijk.
Diamanten zijn veelal kleurloos. De meest begeerde kleur is wit met een iets blauwe schijn, de zgn. blauwwitte kleur. Verder zijn er gele, rode, blauwe en groengekleurde diamanten en zelfs volkomen zwarte.

4. Het slijpen
Grotere stukken zijn niet altijd geschikt voor bewerking.
De vakman vindt het dan beter, er een aantal kleinere stenen van te maken. Daartoe moeten ze in twee of meer delen gezaagd worden.
Vroeger werden ze gekloofd of gespleten en dat was een moeilijk en gevaarlijk werkje omdat ze daarbij wel in duizend stukjes verbrijzeld konden worden, wanneer met hamer en beitel een verkeerde klap gegeven werd.

Het kloven is langzamerhand vervangen door het zagen. Zagen gaat met kleine schijven, bestreken met diamantpoeder, vermengd met olijfolie, die met een snelheid van 5500 toeren per minuut ronddraaien. Het zagen gaat langzaam. Het duurt bij een één-karaats steen van 6 à 7 mm doorsnee 5 tot 8 uur.

Een werkplaats telt soms 100 machines, in rijen opgesteld. Een arbeider kan er 20 tegelijk bedienen.

Vroeger werden edelstenen ‘ruw’, zoals ze gevonden werden, gebruikt. Later werden ze gepolijst om kleur en glans beter uit te doen komen.
Nu worden ze geslepen. Slijpen is specialistisch vakwerk dat in de loop van de eeuwen telkens verbeterd is. Het slijpen in kleine vlakken of facetten brengt pas de echte kwaliteiten van de edelstenen aan de dag.

Er zijn verschillende vormen van slijpsel, maar de briljant-vorm wordt het meest toegepast.

Deze heeft 57 facetten, die alle zo berekend en op elkaar afgestemd zijn, dat het beste resultaat bereikt wordt. Volgens nauwkeurig berekende hoeken wordt het licht in het inwendige van de steen herhaaldelijk teruggekaatst, waardoor het ten slotte naar boven uittreedt.

0-0-0

epidoot

Epidoot (pistaciet), een natrium-aluminium silicaat van ingewikkelde samenstelling. Zeer fraai, o.a. in Tirol.

0-0-0

fluoriet

mineralogie vloeispaat

 

Fluoriet (vloeispaat), een mineraal dat voornamelijk in kubusvorm kristalliseert, komt in alle kleurschakeringen van violet tot wit voor. Het heeft een karakteristieke relatie tot het menselijke organisme, vooral tot de tanden, beenderen en het bindweefsel.Het wordt daarom ook als geneesmiddel toegepast.

(Weledaberichten nr.98, o9-1973)
fluoriet 2

Vloeispaat (fluoriet) is bekend sinds er mijnbouw bestaat. Het is overal verbreid en vanwege zijn fraaie kleuren waarvan de scala van donkerpaars tot blauwgroen, geel en zelfs roze loopt, werd het vroeger door de mijnwerkers “ertsbloem” genoemd. Het mineraal is ontstaan uit gloeiende oplossingen of gasvormige toestanden. Vloeispaat komt in combinaties met tin- en loodertsen, toermalijn, topaas en apatiet voor. De kristalvorm van de kubus, die relatief groot kan worden, is bij vloeispaat dikwijls geheel zuiver. Vroeger werd hij gebruikt als toevoeging bij de verwerking van ertsen in hoogovens om moeilijk smeltbare slakken gemakkelijker vloeibaar te kunnen maken. Hier­door is de naam vloeispaat ontstaan. Scheikundig is fiuoriet een verbinding van calcium en fluor. Het heeft een bijzondere relatie met de tand- en botvorming en is in het algemeen betrokken bij de opbouw van vaste weefsels. Vandaar dat de werking ervan hier therapeutisch wordt benut. Bekende vindplaatsen zijn o.a. het Zwarte Woud (Wolfach en Wieden), Wölsendorf in de Bayrische Oberpfalz en Freiberg in Saksen.

(Weledaberichten nr.135 04-1985)

0-0-0

gips

gips 2

0-0-0

glimmer

glimmer

 

Glimmer is een heel bijzondere groep te midden van de mineralen. De zo typisch vast omlijnde driedimensionale vormen in het mineralenrijk verdwijnen hier. Door zijn bijna onbegrensde
moge­lijkheid om in flinterdunne blaadjes te worden opgesplitst, brengt elk stuk glimmer ons in verba­zing. De tendens, volledig in het platte vlak te verschijnen, herinnert aan de eigenschap van het blad in de plantenwereld. Glimmer is zeer verbreid en sinds de oudheid bekend. Men vindt dit mi­neraal niet alleen in oergesteente ingebed, maar ook in grote platen, zogenaamde “glimmerboeken”, die in de techniek worden gebruikt. Het lichte en in dunne lagen volkomen doorzichtige ka­liglimmer muscoviet kwam vroeger in grote hoeveelheden uit Moskou, daaraan ontleent het zijn naam.

(Weledaberichten nr. 140 12-1986)

0-0-0

goud

goud 3

 

Goud (lat. aurum)komt in de natuur bijna uitsluitend gedegen voor. Het edele karakter ervan verdraagt ook slechts het edele als partner. Het bevat dikwijls ook wat zilver, dat dezelfde kristalvorm heeft. Heel fijn verdeeld is het in kwarts te vinden, ook in arsenkies en in enkele andere zwavelertsen. Door zijn hoge soortelijk gewicht en zijn chemische onaantastbaarheid kan het bij de erosie van goudhoudend gesteente in rivieren als wasgoud voorkomen. Berggoud wordt het edele metaal genoemd dat gedolven wordt in de mijnen. In de Oudheid, toen nog een groot kosmisch verband beleefd kon worden, zag men in het wonderbaarlijke, altijd zuivere en glanzende metaal het aardse beeld van de zonnekrachten. Men beleefde het ook als gestold licht en gaf het een plaats in de mysteriën en de cultus, waar de mens zich eerbiedig naar de goddelijke wereld richtte. In de loop van de ontwikkeling degradeerden de mensen het goud tot een symbool van rijkdom en aardse macht. Zelden vindt men duidelijk gevormde kristallen. De octaëder-, kubus- of dodecaëdervormen zijn meestal ietwat veranderd en hebben afgeronde zijden. Maar juist deze kristalvormige verschijningen, waarin het vormgevende element zwakker wordt, kunnen de ware aard van het goud duidelijker openbaren. In de therapie wordt het goud in gepotentieerde vorm voornamelijk als geneesmiddel voor het hart toegepast.

(Weledaberichten nr. 122 12-1980)
.

Goud (Aurum) is met zijn stralende kleur, zijn immuniteit tegenover alle uiterlijke invloeden en door zijn wonderbaarlijke glans het edelste metaal. Reeds in de oudste tijden kenden de mensen het goud. Het was voor hen materie geworden zonneglans van het goddelijke op aarde. Men ging er met diepe eerbied mee om. In de loop der tijden kwam er echter een verandering. Eens een cultisch element werd het een machtssymbool. De mens streefde ernaar  – dikwijls in een soort van bezetenheid – dit edele metaal te bezitten.
Omdat goud in de aarde bijna alleen maar gedegen voorkomt, zeer zwaar is en niet verweert, kan men in rivierbeddingen, die door gesteente stromen waarin goud voorkomt dikwijls kleine goud­korrels vinden. In Europa werd sinds oudsher goud uit de Rijn en de Rhone gewassen. In mijnen gedolven goud wordt “mijngoud”genoemd.
Bekende vindplaatsen waren de Hohe Tauern (Oostenrijk, oostelijke Alpen). In de Middeleeuwen waren ook veel plaatsen in Silezië, zoals Goldberg, Löwenberg en Reichenstein van betekenis. In het midden van de vorige eeuw werden de grote goudvelden in Californië en Australië en onge­veer 100 jaar geleden het grootste exploratiegebied, Witwatersrand in Zuid-Afrika ontdekt.
Goed gevormde kristallen – kleine octaëders – zijn bij goud hoogst zeldzaam. Meestal zijn de vlakken gekromd en de vormen veranderd. Net zoals bij koper en zilver bestaan er ook fijne boom-en veerachtige vormen, die bijna organisch lijken.
De meest bekende stukken zijn de onregelmatige, ten dele met gaten voorkomende brokken, de zogenaamde nuggets, die soms meer dan 100 kg zwaar zijn.
Goud wordt in gepotentieerde vorm in de antroposofische geneeskunst toegepast. Het stimu­leert de hartfunctie en bemiddelt tussen opbouwende processen en afbrekende zenuw-zintuigprocessen.
Het activeert de ziel en brengt de zielsprocessen in evenwicht. Door zijn evenwicht-scheppende functie is het goud ook de drager van de ik-organisatie in de mens. Twee uitspraken van Paracelsus, de grote arts en genezer, kunnen het wezen van het goud verduidelijken: “Het goud heeft de natuur van het vuur. Het draagt de zonne-energie, spoort de levensgeest aan, versterkt hart en bloed, bevordert de groei en schenkt lichamelijke kracht. Goud draagt ook de warmte die alles laat rijpen.”

“Het hart is de zon van de microkosmos, een vrucht van het goud, waardoor het wordt gevoed. Net zoals de zon invloed heeft op de aarde, zo werkt het hart op het lichaam.”

(Eckehard Wagner, Weledaberichten nr.143 12-1987)

0-0-0

Als laatste in de rij metalen die Weleda om hun bijzondere kwaliteiten in haar medicijnen verwerkt, komt goud aan de orde. Goud is vooral een metaal met grote tegenstellingen. De vorige metalen kun je rangschikken in paren die telkens twee tegengestelde principes vertegenwoordigen. Heeft lood met de dood en veroudering te maken, zo is zilver met leven en opbouw verbonden. Op dezelfde wijze kun je fenomenen vinden voor de tegenstelling tussen ijzer en  koper en tussen kwik en tin. Goud heeft in die zin geen ander metaal tegenover zich, maar draagt louter tegenstellingen in zichzelf.
De duidelijkste innerlijke tegenstelling van goud komt tot uitdrukking in de polariteit licht-zwaarte. De lichtkracht toont zich in de stralende glans die van goud uitgaat. Zo laat het goud van de torenspits van de Walburgiskerk in Zutphen het licht tot kilometers ver in de omtrek schijnen. En bladgoud laat een levendig groen licht door, terwijl in de vensters van de oude kathedralen het rood en het purper te danken is aan de minieme hoeveelheden goud die bij de vervaardiging van het glas zijn opge­nomen. Tegenover deze lichtkwaliteit staat zwaarte: goud heeft het hoogste soortelijk gewicht van de behandelde metalen. Een goudstaaf is moeilijk te verplaatsen, je neemt hem niet zo maar mee!

Hemel en aarde
Het gebruik van goud in de loop van de geschiedenis laat dezelfde tegenstelling zien. In de oude culturen had goud een cultisch-religieuze functie. Alleen de vertegenwoordiger van de goden, zoals de farao of de opperpriester, mocht zich met goud tooien. Goud was een teken van de werkzaamheid van de hemelse wereld van de goden. De beeltenis van goden werd dan ook op goud gedrukt. Bij het toenemen van de persoonlijk­heidscultuur vervingen koningen de goden als afbeelding op de munten, die tevens betaalmiddel werden. Tegen­woordig is het bezit van goud een teken van aardse macht.
Goud overtreft niet alleen in zwaarte de andere metalen. Het is ook het edelste metaal in de zin dat het niet roest (dat wil zeggen: wordt aangetast door zuur­stof). Verder gaat het ook met bijna geen enkele andere aardse stof een che­mische verbinding aan. Het is
smeedbaarder dan zilver, erg plooibaar en kan tot één duizendste millimeter worden geplet, zonder dat het uit elkaar valt! 1 gram puur goud kan tot een ononder­broken draad van 2 kilometer lengte worden getrokken. De kracht van het goud uit zich dus enerzijds in het bij elkaar blijven en anderzijds in het zich ver kunnen uitbreiden.

Hart
In het menselijke organisme vervult het hart een middelpuntfunctie. Het bloed uit het hele lichaam stroomt daar samen en vindt vervolgens via het bloedvatsysteem de weg weer terug naar de wijdste periferie. In het hart is de mens het meest bij zich zelf. Hij wijst op het hart als hij ik zegt. Moed, oftewel de kracht om overeind te blij­ven als de hele wereld je dreigt te over­weldigen, heeft zijn fysiologische basis in het hart. Je ervaart jezelf dan hele­maal in je middelpunt. Een andere kwa­liteit is empathie: het vermogen om helemaal op te gaan in de ander en toch niet jezelf te verliezen. Ook dat is een hartenkracht.
Goud als geneesmiddel kan deze har­tenkrachten ondersteunen als ze op de proef worden gesteld. Het gepotentieerde goud biedt daarnaast ook steun wan­neer het hart meer lichamelijke proble­men heeft; dus bij een te sterke samen­trekking (kramp), die zelfs tot een infarct kan voeren of een te ver gaande ontspanning die tot een te geringe wer­king van het hart leidt. Goud brengt de tegenstellingen in een harmonische wisselwerking. Daarom kan het, in verschillende potenties, aan de twee poorten van het leven werk­zaam zijn. Bij de geboorte (bij drei­gende abortus: goud in lage poten­tie) en bij het sterven: als de ziel moeite heeft het lichaam los te laten kan goud in hoge poten­tie dit proces harmonise­ren.
In een mens kunnen op grond van zijn constitutie depressieve, zwaarmoedige perioden zich afwisselen met opgewon­den en overmoedige fasen. Ook bij deze polaire toestanden kan goud
har­moniserend werken.

Innerlijk goud
In het hart zijn samentrekken en uitbrei­den als tegengestelde bewegingen in de tijd met elkaar verbonden. De ene beweging maakt de andere mogelijk. Op een soortgelijke manier kan de mens tegengestelde activiteiten harmo­nisch samenbrengen. Hij doet dan
het­zelfde als wat goud en het hart doen. Hij maakt als het ware ‘innerlijk goud’. In de Middeleeuwen zei men: ora et labora (bid en werk). Dat hield in: afwisselend binnen en buiten actief zijn, hemel en aarde beide aan bod laten komen en tegelijkertijd harmo­nisch met elkaar verbinden. Elke tijd heeft voor dit ‘goud-gebaar’ zijn eigen woorden en werkwijzen.
In onze tijd wisselen studie en het in de praktijk staan elkaar af. Waarneming en gedachte (over het waargenomene) hebben elkaar nodig om beide vrucht­baar te blijven. Het alleen en op jezelf zijn wordt gevolgd door het weer deel van de gemeenschap zijn. Hoe meer je op deze wijze tegen­stellingen op een harmonische wijze kunt verbinden, hoe meer je innerlijk goud maakt, en hoe minder je het goud als medicijn nodig zult hebben.

(Joop van Dam, arts, Weledaberichten 178, najaar 1998)

Met karaat wordt het gewicht van diamant  uitgedrukt (en van het goudgehalte van een goudlegering). Het Nederlands heeft karaat in de 15e eeuw overgenomen uit het Frans, dat carat op zijn beurt ontleend heeft aan het Arabische woord qirat, de naam van een lengtemaat en van een gewichtsmaat van exact 0,195 gram. Qirat zelf gaat terug op het Griekse woord voor het zaadje van de johannesbroodboom: keration. Die zaden, kortweg johannesbrood genoemd, hadden vrijwel altijd een gelijke lengte en een identiek gewicht en konden daarom dienen als gewichtjes. Wie 1 karaat aan diamantjes had, had het gewicht van één zaadje aan edelstenen. Toen er fijne meetinstrumenten kwamen, stapte men af van deze manier van wegen, en in 1907 werd het karaatgewicht vastgesteld op exact 200 milligram (0,2 gram). Meestal zijn diamanten echter veel lichter en wordt hun gewicht
uitgedrukt in karaatpunten, waarbij 1 punt gelijkstaat aan 2 milligram.

Ton den Boon, Trouw
.

GOUD EN ZILVER

De bewustzijnspool in de mens wordt door het lood (plumbum) ondersteund, dat o.m. het abstract denken aanzet, terwijl de levenspool door de zwavel (sulfur) gediend wordt, die de stofwisseling stimuleert en die het bewustzijn in slaap wiegt om het lichaam eens even te kunnen uitzwavelen.

Ook het zilver, beheerst door de Maan, dient de levenspool en staat dan ook eveneens tegenover de bewustzijnspool met het lood van Sarturnus, als tegenspeler.

Zilver verbindt zich ook graag met zwavel (een ei eet men niet met ’n zilveren lepeltje!) Zilver werkt tegen het lood in. In de natuur vindt men ze vaak bij elkaar! In de oceanen, de Maan-wateren, is veel zilver. En hoewel het in Amerika het meest gedolven wordt, verbruikt men het meeste zilver in China en India, de Maan-landen die duizenden jaren lang een Maan-cul-tuur in ere hielden, met weer-spiegelend en be-spiegelend denken.

Zilver spiegelt het zuiverst, zoals de Maan het zonlicht weerspiegelt en de Maan-mens de gedachten van ’n ander. Het is ook even gevoelig voor licht als de Maan (zilver-chloride en -bromide bij de fotografie!) en chloor-zilver neemt de kleur aan van ’t licht dat er op schijnt.

Zilver is koel als het maanlicht, het heeft geen warmte of energie uit zichzelf. Ook de Maan-mens moet de positieve waarden uit zijn omgeving of Zon-tegenpool halen en is daardoor zo extravert, moet ménsen zien!

Door haar koelheid geeft zilver zulk een zuivere klank (de klank-aether is de Maan-aether, die over de waterdamp, de nevels, gaat!): zilveren klokjes, belletjes en fluiten! Het geleidt warmte beter dan elk ander metaal (het zilveren lepeltje in het glas waarin men ’n warme drank schenkt!), maar het behoudt de warmte niet. Zo weerspiegelen Maan-Venus-mensen de liefde van een ander, bij goed aspect in schone klanken, zonder zelf lief te hebben.

Zilver is week (van 1 gram zilver kan men een draad van 2 km lengte maken!), evenals zulk een Maan-mens, die, kneedbaar en suggestibel, met zich laat sollen, zich in elke vorm van gedrag laat kneden en zo beinvloeden dat hij ’n echo wordt.

Hoe meer zilver het organisme van ’n mens bevat, hoe weker en zwakker hij is, willoos, suf en lui, doordat de levenspool de overhand neemt.

Bij werkelijke zilver-vergiftiging kan de huid geen licht meer verdragen, de ogen ontsteken, de maag (Maan-orgaan) raakt van de wijs, men gaat boeren als een baby en verlangt hevig naar zoet, evenals bij de zwavel, wat analoog is met de psychische behoefte aan warmte, hartelijkheid en liefde, zo bekend van het Maan-teken Cancer! Men voelt zich weer klein kind, is bang in een straat met hoge huizen of in een volle kerk of schouwburg, het is te machtig. De behoefte aan zoet is ook een uiting van het zwakke zelfbewustzijn, het afhankelijkheidsgevoel van de Maan-mens, want suiker is de stoffelijke onderlaag van het gevoel van eigenwaarde. Men heeft een gevoel of het hoofd uitzet!

Men voelt zich niet meer op z’n gemak en op z’n plaats op aarde, wil eigenlijk naar de Maan! Vaak heeft men dan ook opwellingen om een eind aan het aardse leven te maken.

Zilver in de vorm van homoeopatische Argentum nitricum (helse steen) herstelt dan de aardse evenwichtstoestand. Dit middel werkt links, aan de Maan-zijde!
Het goud behoort bij de Zon en bij het teken Leo, het wordt ook ’t meest gedolven in Afrika, het werelddeel van de Leeuw, waar de negus van Abyssinië een levende leeuw bij zich heeft als zinnebeeld van de Leeuw van Juda!

Het goud voedt het hart, de zintuigen en het zenuwstelsel, het komt bij de mens zowel als bij moeder Aarde in de zenuwen, resp. de ertsaderen, voor. Door het goud uit de aarde op te delven, verzwakken wij Aarde’s zenuwstelsel. En waar gaat alle goud heen? In tegenstelling met het zilver gaat het westwaarts en verdwijnt opnieuw onder de grond in de kelders van Fort Knox, in de U.S.A. In wijzer tijden droeg men gouden kronen en oorijzers om de Zonnekracht aan te trekken, de grote Levenskracht! De kroning van een vorst stelt hem door het goud in speciale verbinding met de Zonnegod, wiens stedehouder op aarde hij voortaan behoort te zijn!

Het goud van de Zon wordt tegenwoordig wel door de allopathie aangewend tegen rheuma, d.i. tegen Saturnus, Leven tegen Dood.

De mens die teveel goud in zich heeft, een naar verhouding te sterke Zon, wordt heftig door een te groot gevoel van eigenwaarde: hij dult geen tegenspraak! Bij mannen vergroot en verzwaart zich de lever en bij vrouwen de baarmoeder, die twee organen van levens- en scheppingskracht. Het hart raakt van de wijs en de ogen worden lichtschuw: de zintuigen worden te gevoelig.

En evenals bij de zilver-vergiftiging voelt men zich niet meer thuis op aarde. Men wil naar de Zon! Men voelt zich hier onnut en denkt erover, een eind aan z’n aardse leven te maken. Men weent en bidt en is vertwijfeld, kan het evenwicht niet meer vinden van Geest en Stof.

Een dosis homoeopathisch goud (aurum) herstelt dan dit evenwicht.

De mensenziel kan op Zon, Maan en alle planeten afstemmen, maar zolang hij op Aarde is, moet het daar geldende evenwicht bewaard worden. Iemand met een zwakke, maar harmonisch geaspecteerde Zon drage veel goud, iemand met een dito Maan veel zilver. Eten, een Maan-functie, doen wij uiteraard liefst met zilveren eetgerei. De ring van onze harte-liefde zij van goud!

Melly Uyldert, Kaarsvlam 08-1956

goud

Hebreeuws: zahaav
Grieks: chrusos
Hardheid: 2,5 à 3
Soortelijk gewicht 19,3
Chemie: Au

Goud en zilver zijn geen edelstenen maar edele metalen, die nauw met edelstenen zijn verbonden.
Goud is het beroemde en gezochte edelmetaal bij uitstek.
Goud ligt opgestapeld in de nationale banken; dat is de eer van de natie.

Er is een oeroud verlangen van de mens naar goud. Dit is aanleiding geweest tot grote ontdekkingsreizen, ook tot misdaden en veel oorlogen.

De grootste klomp werd in 1869 in Australië gevonden en woog 70 kg.
1 kg goud is ± 5 x 5 x 2 cm, ongeveer de grootte van een luciferdoosje.
Wanneer je iets over de prijs wil vertellen, vind je hier de actuele waarde.

Iets over de wereldproductie hier.

Fijn goud is goud van 24 karaat. 18 karaats b.v. is 18/24 aan fijngoud. Tegenwoordig worden de staatskeurtekens in duizendsten aangegeven. Dan wordt 18 karaats 3A maal 1.000 = 750 duizendsten zuiver goud.

Goud is in zuivere toestand zeer week en kan uiterst dun geplet worden, tot 0,0001 mm, dat wil zeggen dat 100.000 van deze blaadjes op elkaar gelegd 1 cm dik zijn.

Men kan het tot zo’n dunne draad trekken, dat een lengte van 2 km maar 1 gram weegt.

Goud. Het wordt gevonden in plaatjes of kleine korrels, in het zand van beekjes (Skandinavië), in rivierbeddingen (Amerika). Goudaders vindt men ook in kwartsgangen en andere gesteenten. Hier een stuk gedegen goud, geplaatst op een klein tafeltje.

Goud trotseert alle aantasting door chemische stoffen en het is altijd vrij van bacteriën, doordat het een bacteriedodende werking heeft.
Alleen koningswater, een mengsel van zoutzuur en salpeterzuur is in staat goud op te lossen.

Sinds in 1886 de Witwatersrand bij Johannesburg ontdekt werd, is er jaarlijks voor honderden miljoenen, om niet te zeggen voor miljarden aan goud geproduceerd.

De totale lengte van de mijngangen aldaar is 13.000 km, dat is ongeveer de middellijn van de aarde.

Amsterdam – Johannesburg b.v. is 9.000 km. De stalen kabels hebben bij een schachtdiepte van 3 km een eigen gewicht van 24.000 kg. Elke 130 m diepte wordt het er 1° Celsius warmer, dus op 4.000 m komt er 30° bij. Ruim 130.000 m3 ijslucht wordt er per dag in de mijngangen gespoten. (Deze gegevens kunnen wat verouderd zijn)

Al op de tweede bladzij van de Bijbel wordt over prima goud gesproken, tot de op één na laatste bladzij. We vinden dan dat ruim 300 maal het goud vermeld wordt.

goud 6

Goudkristallen

0-0-0

granaat/karbonkel

Ex. 28:17
Hebreeuws: nofech
Grieks: antrax

Hardheid: 6,5 a 8
Chemie: Mg,(Al2Be4)2

Deze steen werd in de middeleeuwen carbunkulus genoemd, dat betekent in het Latijn: kleine kool. Dit komt door zijn diep-gloeiend rood. Tegenwoordig is de naam almandijn of almandiet.
De stenen zijn fraai wanneer ze doorzichtig zijn.

In de Statenvertaling is de derde steen van Aarons borstschild een karbonkel en de vierde een smaragd. Bij de Elberfelder Bibel is dit omgekeerd, dus de vierde een karbonkel.
De vertaling van de namen der edelstenen heeft verschillende moeilijkheden opgeleverd.
Toch hebben de Israëlieten destijds goed begrepen, welke stenen God bedoelde, toen Hij aan Mozes de opdracht gaf, het borstschild te maken.
In later eeuwen ontstond verwarring doordat in de loop van de tijd veel edelsteennamen veranderd zijn. Vroeger meende men dat de kleur bepalend is voor een steen en dat bijv. alle groene stenen smaragd heten en alle gele stenen topazen zijn, maar dat klopt niet: de meeste stenen worden in verschillende kleuren aangetroffen. Voor de naam van een edelsteen is namelijk niet de kleur bepalend, maar de chemische elementen waaruit hij bestaat.

We kunnen immers ook niet zeggen: rode bloemen zijn rozen!

Door moderne instrumenten heeft men tegenwoordig vaste regels voor de naamgeving op kunnen stellen.

Granaat.
Dit is een groep van mineralen. In het spraakgebruik verstaat men onder granaat de rode karbonkel, nu almandiet genoemd.

Granaat Fraai gekrist. silicaat. Halfedelsteen. Veel o.a. in gneiss. Regulair.

0-0-0

hessoniet

0-0-0

hoornblende

Hoornblende (amfibool). Mineralen van wisselende samenstelling, belangrijk als bestanddeel van kristallijne gesteenten. Ook in ons land.

0-0-0

 

hoornsteen

hoornsteen

0-0-0

houtsteen

Hardheid: 6,5
Chemie: Si02

Houtsteen is versteend of verkiezeld hout. Het hout is bij versteende bomen vervangen door kiezelzuur, maar zó, dat de houtstructuur bewaard bleef.
Alle organische bestanddelen werden door circulerend water opgelost en geleidelijk door deeltjes edele kiezelsteen vervangen.

Het wordt ook houtagaat genoemd omdat houtsteen zich gevormd heeft in een prachtig kleurenspel van grijs en lichtbruin, van rood, rose, geel en zelfs blauw en violet.
Het komt alleen daar voor, waar fijnkorrelig materiaal, zoals klei of kalkslib, het hout kort na het afsterven bedekte en daardoor tegen ontbinding beschermde.

Arizona (U.S.A.) is de staat waar zulke versteende boomstammen worden gevonden. Veelal zijn de jaarringen nog duidelijk zichtbaar. De bomen liggen daar in grote ophopingen en zijn soms tot 65 m lang en 3 m dik.
Men noemt deze streek ‘het versteende woud’ en heeft het in 1962 tot Nationaal Park verklaard.

Houtsteen of houtagaat. De jaarringen zijn zichtbaar.

0-0-0

hyacint/zirkoon

Hebreeuws: lesjem
Grieks: huachinthos

Hardheid: 7,5
Chemie: Zr(Si04)

Genoemd in de Bijbel:
Exodus 28: 19
Openbaring 21:20

De hyacint is de geelrode tot bruin- of oranjerode edelsteen van hoge kwaliteit, die nu zirkoon heet. In de kleur kan een menging zijn van rood, oranje en purper.

De zirkoon bezit uitstekende optische eigenschappen en heeft na de diamant de hoogste lichtbreking met als gevolg daarvan een hoge glans en zeer levendig vuur.
Bovendien bezit de zirkoon een sterk, disperserend of kleurschiftend vermogen (dat is een uitspreiding van het licht in de kleuren van de regenboog).

Hij benadert de schittering van de diamant.

Belangrijkste vindplaatsen zijn Sri Lanka, Indo-China en Australië.

De hyacint is de zevende edelsteen van het borstschild. En hij siert het elfde fundament van het Nieuw Jeruzalem.

Zirkoon. De geelrode tot bruinrode variëteit van zirkoon heet hyacint

0-0-0

ijzerkiezel

IJzerkiezel 1

0-0-0

ijzeruitslag

IJzeruitslag

0-0-0

jaspis

Hebreeuws: jaspe
Grieks: onuchion

Hardheid: 7
Chemie: Si O2

Genoemd in de Bijbel:
Exodus 28:30
Openbaring 4: 3  21:11 , 18, 19

IJzerkiezel of jaspis behoort tot de ondoorzichtige en onzuivere kwartsvariaties.
Ze zijn gewoonlijk geel, bruin of rood, soms verschillend getekend, ook wel met banden.
De rode kleur ontstaat door een vermenging met klei en ijzer.
Overal waar grind is, kan men deze steen overvloedig vinden. De zwerfstenen komen over heel de wereld voor, ook in Nederland met name in het Rijngebied.

Dit neemt niet weg, dat er fraaie exemplaren bestaan, die wel geen edel – maar toch siersteen genoemd kunnen worden.

Gedurende de renaissance werd jaspis aangevoerd uit Egypte en als siersteen verwerkt.

Jaspis is de twaalfde steen op het borstschild van de hogepriester.

Hij wordt ook genoemd als eerste steen van het Nieuw Jeruzalem. We zullen echter hier onder zien dat de dáár bedoelde jaspis een andere, schonere steen is.

In de oudheid was jaspis een verzamelnaam voor doorzichtige stenen.

Het is duidelijk dat in het Nieuwe Testament een andere steen aangeduid wordt dan de ondoorzichtige steen op het borstschild.uit Exodus 28.

In Openbaring 21:11 wordt de jaspis kristalhelder genoemd en ‘het kostbaarste gesteente’; daar wordt jaspis in vers 18 vergeleken met zuiver goud en zuiver glas.
Kristalhelder betekent: doorzichtig. Hiermee kan niet de Oud-Testamentische en evenmin de tegenwoordige jaspis bedoeld zijn. De steen, nu onder deze naam bekend, behoort tot de ondoorzichtige, gekleurde stenen, niet helder, doch vetglanzend.

Allerkostbaarst is op hem niet van toepassing, daar hij niet tot de kostbare stenen behoort, maar tot die van lagere orde. Betrouwbare en gezaghebbende schrijvers zeggen: de Nieuw-Testamentische jaspis is de diamant, helder, doorzichtig.
Helder, fonkelend, de opgevallen lichtstralen als in duizendvoudige pracht en kleurschittering terugkaatsend, beeld van heerlijkheid en majesteit.

Welke steen zou dit anders kunnen zijn dan onze diamant?

Daarom wordt de Zoon van God in de Openbaring vergeleken met een diamant.

0-0-0

kalaiet

kalaiet 1

0-0-0

kalkspaat

kalkspaat

 

Kalkspaat of calciet is een zeer verbreid mineraal, dat ook gesteentevormend optreedt. In meer dan 800 verschillende kristalvarianten hebben wij hier te maken met een mineraal dat de grootste rijkdom aan vormen vertoont. — In de veelzijdigheid van het minerale rijk neemt de kalk een aparte plaats in. Voor het grootste deel zijn de kalkvormingen van de aarde van dierlijke oorsprong. Ook bij mens en dier speelt de kalk een rol van grote betekenis. Hij is het enige mineraal dat als calciet en apatiet de beenderen opbouwt en daardoor recht­streeks deel heeft aan de stofwisseling van een levend wezen. De kristallen van calciet zijn dikwijls glashelder en kleurloos, kunnen echter ook geelachtig-bruinachtig gekleurd of melkachtig-troebel zijn. De mooiste stukken vindt men in omhullend gesteente ingesloten in ertsmijnen, bijv. in de St. Andreasberg in de Harz of in Freiberg/Saksen.

(Weledaberichten nr.118 09 1978)

.

kalkspaat 2

0-0-0

kiezelzinkerts

Kiezel zinkerta. Bijzonder onzuiver mengsel . Onedele galmei Ook In ons land.

0-0-0

kobaltuitslag

kobaltuitslag

0-0-0

kogelgraniet

kogelgraniet

Graniet, het meest bekende oergesteente, ontleent zijn naam aan zijn korrelige structuur (Lat. granitam=korrelig). Als men nauwkeuriger kijkt, ziet men duidelijk drie kristallijne bestanddelen: kwarts, veldspaat en glimmer. Ondanks deze eenvoudige opbouw komt graniet in vele gedaanten voor. Een heel bijzonder en slechts tot weinig vindplaatsen beperkte verschijningsvorm is kogelgraniet. Hier vindt men om een kern heen in lagen gegroepeerd de componenten, die als omhullingen in het moedergesteente zijn ingebed. Uit de manier, waarop deze kogelachtige vormen elkaar wederzijds beïnvloeden, kan men beleven, hoe zich in oertijden die verharding van de minerale wereld uit een gelei-achtige, halfvloeibare massa heeft voltrokken.

(Weledaberichten nr.126 06-1982)

o-o-o

koper

koper

Het koper vertoont in zijn voornaamste verschijningsvorm een bijzondere verhouding tot de zwavel. Alle belangrijke verbindingen zijn sulfiden. Door verwering worden de glanzend gekleurde carbonaten en oxyden gevormd. Onder bepaalde voorwaarden kan het zich daarbij ook gedegen afscheiden. In opgeloste vorm kan het in de kleinste ruimten van het gesteente binnendringen en dan ontstaan vaak boomvormige vertakkingen, zg. dendriten. Het meeste koper wordt in de V.S. en Chili gevonden. In de oudheid was het koper al een bekend en gewaardeerd metaal. De Phoeniciërs haalden het van het eiland Cyprus, wat ook tot de naam ‘Cyprisch erts’ heeft geleid.

(Weledaberichten nr.134 12-1984)
.

koper
Na ijzer is koper het meest voorkomende metaal in de aardkorst. Terwijl ijzer 4,7% van de bodem uitmaakt, komt er maar 0,01 % koper in voor. Deze verhou­dingen weerspiegelen zich enigszins in de hoeveelheden waarin de beide metalen in het menselijk lichaam voorkomen: veel ijzer en weinig koper. IJzer en koper hebben echter in het lichaam veel met elkaar te maken.

Koper valt op door zijn schoonheid in alle kleuren van de regenboog: gedegen koperboompjes en koperklompen zijn warm rood, het koperkies goudgeel, groen het malachiet, blauw het azuriet enzo­voort. In zijn kleurenrijkdom is koper verwant aan bloemen in de plantenwereld en aan vogels, vlinders of tropi­sche vissen in de dierenwereld. In de cultuur speelt koper een rol vanaf het bronzen tijdperk (± 4000 vóór Christus). Belangrijke gebruiksvoorwer­pen werden toen uit koper vervaardigd: schalen, sieraden, gongs vanwege de mooie klank, en ook wapens. Deze laat­ste werden pas door ijzer vervangen toen omstreek 1200 vóór Christus het ijzeren tijdperk begon. Maar nog tot in onze tijd maakt men dankbaar gebruik van de kwaliteiten van koper: bijvoor­beeld in bronzen sculpturen of in de rood koperen koepels van kerken (die al snel groen kleuren). En voor het maken van kaas in Zwitserland of het maïsgerecht polenta in Italië, gebruikt men grote koperen vaten, omdat deze zo onovertroffen de warmte van het eron­der brandende houtvuur opnemen en naar de inhoud van het vat geleiden. Daarmee is naast schoonheid een twee­de karakteristiek van koper genoemd: de omhulling waarbinnen zich een pro­ces kan afspelen. De bemiddelende kwaliteit van koper, als derde karak­teristiek, komt tot uitdruk­king in het vermogen om warmte te gelei­den. Het zijn vooral koperen buizen die elektriciteit geleiden. Verder blijkt koper op een bijzondere wijze samen te gaan met ijzer, als in een dyna­mo koperdraad en ijzeren staven om elkaar heendraaiend elek­triciteit produceren.

Koper en ijzer in de mens
Het samengaan van koper en ijzer in de mens levert een aantal opvallende feno­menen op. In het bloedserum, waarin de rode bloedlichaampjes drijven, blij­ken we ongeveer evenveel koper als ijzer te hebben. Alleen in de man is het ijzergehalte in het serum net iets hoger dan het kopergehalte, terwijl het koper in het bloedserum bij de vrouw het ijzer in hoeveelheid licht overtreft. Dit koperserumgehalte bij de vrouw neemt beduidend toe bij het fysiologische gebeuren dat alleen aan de vrouw is voorbehouden: de zwangerschap. Aan het eind van de zwangerschap zijn de serumkoperwaarden in het moederlijke bloed zelfs tweemaal zo hoog als aan het begin. Het groeiende kind wordt als het ware door een steeds dichter en gro­ter wordende kopermantel van de moe­der omhuld.
In de vrucht zelf laat het bloed vanaf het midden van de zwangerschap het om­gekeerde zien: het koperserumgehalte neemt af en zakt tot waarden die nor­maliter tijdens het leven niet voorko­men, terwijl het ijzergehalte juist voort­durend stijgt. In diezelfde tijd maakt het kind zijn eerste bewegingen; het wordt steeds zelfstandiger (hetgeen zich sub­stantieel uitdrukt in de toenemende ijzerwaarden) en wordt ten slotte gebo­ren. De kopermantel van de moeder is dan niet meer nodig. En bij kind en moeder wordt de ijzer-koperverhouding weer) normaal.

Mythologische karakterisering
Deze karakteristieke verbinding van het koper met de vrouw en die van ijzer met de man is bekend uit de Griekse mythologie. Mars of Ares was een man­nelijke god die voor zelfstandigheid opkwam; Venus of Afrodite een vrouwe­lijke godin die de schoonheid represen­teerde. Ze was tevens de verzorgster van de planten- en dierenwereld en schiep de ruimte waardoor iets anders geboren kon worden of tot zijn recht kwam. De verbinding tussen de ijzerkrachten en de koperkrachten in het menselijk lichaam komt ook op verrassende wijze tot uiting in de naamgeving van de bloedvaten. De slagaderen dragen de naam van Ares: arteriën. Door deze aderen stroomt het bloed met kracht van het centrum naar de vaatjes die aan de periferie van het lichaam zitten. Maar de mens heeft ook aderen die het bloed vanuit deze kleine vaten in de omtrek weer naar het centrum teruglei­den. Deze zijn genoemd naar Venus: de venen.
Via zijn longen ademt de mens zuurstof in, waarna het arteriële systeem de zuurstof door het hele lichaam ver­spreidt. De ijzerhoudende rode bloedli­chaampjes nemen de zuurstof op en worden daardoor nog roder; ze verroes­ten als het ware. Vervolgens wordt de zuurstof vervangen door kooldioxide, waarna het veneuze systeem ervoor zorgt dat deze kooldioxide uit het lichaam naar de long wordt gebracht om te worden uitgeademd. IIzer heeft een affiniteit tot zuurstof, koper tot kool­dioxide (C02). Zoals ijzer roestbruin wordt in combinatie met zuurstof, zo gaat koper in de koepels van kerken een chemische verbinding aan met koolzuur uit de vochtige lucht: het verkleurt van rood tot groen. Tot in de kleur ontstaat in de ijzer- en koperprocessen dus een polariteit!

Therapeutische mogelijkheden
Als in het veneuze systeem stoornissen optreden (spataderen, aambeien) kan koper uitwendig als zalf of lotion, of inwendig (als gepotentieerd medicijn) werkzaam worden. Waar het lichaam ook buiten de bloedsomloop in de zwaarte dreigt te vallen, heft de omhul­lende, verwarmende kracht van koper het weer uit de aardse zwaartekracht. Men denke aan koperzalf bij koude en ‘platte’ voeten. De belangrijkste koper­verbindingen zijn zwavelverbindingen: de grootste hoeveelheden koper worden ook gewonnen in vulkaanrijke gebie­den. Beide gegevens, zwavel en vulka­nen, wijzen op de relatie die het koper heeft met de stofwisselings- en warmteprocessen in de mens. Koper helpt bij de opbouwende processen in de spijs­vertering en ontkrampt. Uit de ervaring in de artsenpraktijk blij­ken de verschillende metalen elk een affiniteit te hebben met een bepaalde levensfase. Koper is daarin het metaal dat met name in de vroege jeugd thera­peutisch werkzaam kan zijn. Bij buik­krampen en koude voeten bijvoorbeeld helpen middelen met koper bij een betere verdeling van de warmte.

(Joop van Dam, arts, Weledaberichten 173, zomer 1997)

Leen Mees: Levende metalen

koper 3

                                                                                  0-0-0

koperkies

koperkies

0-0-0

koperlazuur

Koperlazuur, doch blauw van kleur. Belangrijk kopererts.

0-0-0

kopervitriool

kopervitriool

0-0-0

korund

Korund 2

0-0-0

kwik
Sinds kort staat het metaal kwikzilver in Nederland in een kwade reuk. In juli van dit jaar* werd bekend gemaakt dat het gebruik van kwik spoedig zal worden verboden, en wel omdat de kwikdampen die ontstaan bij het blootstellen aan lucht een gevaar vormen voor de gezondheid. Naast deze eigenschap van kwik – dat het verdampt in voor de mens giftige gassen – is het mineraal echter vooral bijzonder door het feit dat het vloeibaar is.

‘Kwik heeft een verborgen vlam’, zei­den de oude alchemisten, waarmee ze bedoelden dat kwik al bij normale tem­peratuur de toestand heeft die bij ande­re metalen pas ontstaat als ze door ver­hitting vloeibaar worden. Men kan ver­moeden dat alle metaaladeren die men in verschillende soorten gesteente vindt, vroeger vloeibaar waren. Deze aderen worden dan ook niet voor niets zo genoemd: het metaal moet erdoor heen hebben gestroomd. Zo beschouwd heeft kwik als enige metaal een vroege­re toestand kunnen bewaren, waarmee het, zou je kunnen zeggen, jong is gebleven.
Daarnaast heeft kwik de opvallende eigenschap dat het nagenoeg alle ande­re metalen kan oplossen. Alleen ijzer wordt niet aangetast; vandaar dat ijzer een geschikt materiaal is om kwik in te bewaren. Kwik is bijzonder beweeglijk, zozeer zelfs dat we het niet kunnen vasthouden, het metaal glipt snel tussen de vingers weg en springt dan uiteen in vele kleine druppeltjes. Dat de mens zich van deze beweeglijkheid als
eigen­schap bewust is geweest, zien we aan de vogel die wij kwikstaart noemen: de kwikstaart draagt zijn naam met ere, want hij is net zo levendig en beweeg­lijk (zo ‘kwiek’), als het metaal waar­naar hij is vernoemd.

Verwantschap
Kwik is verwant met water. Beide zijn de enige anorganische stoffen op aarde die vloeibaar zijn. Alle andere vloeistof­fen, zoals petroleum, zuren of vloeibare gassen, komen voort uit oorspronkelijk levende planten of dieren. Zowel water als kwik vormen druppels. De aarde     zelf is met zijn enorme wateroppervlak één grote druppel, terwijl we in het bin­nenste van de aarde zuivere, kleine kwikdruppels kunnen vinden. Water verdampt en breidt zich uit in de wijde omgeving en wordt daarna weer tot druppel samengetrokken: tot een regendruppel of de dauwdruppel van de nacht. Een druppel is afgesloten in zichzelf en tegelijk spiegelt hij de hele wereld rondom zich: in een dauwdrup­pel kun je jezelf en je omgeving gespiegeld zien. Een druppel is het samengaan van een centrum en de omgeving. Hij staat er als het ware midden tussenin.
Ook kwik als metaal verenigt de groot­ste tegenstellingen in zich. Het spat uit­een in vele kleine bolletjes en vloeit daarna weer samen tot één grote drup­pel. Het verdampt gemakkelijk en stijgt dan op in de omgeving, en tegelijkertijd is het een van de allerzwaarste meta­len! Het is dus ook lichtheid tegenover zwaarte.

Griekse mythologie
De Engelsen noemen kwik ‘mercury’, afgeleid uit de Griekse mythologie, waarin we de god Mercurius vinden. Hij is de boodschapper die bemiddelt tussen de hemel en de aarde, zowel heen als terug. Deze god Mercurius is net zo beweeglijk als de planeet Mercurius aan de hemel en zorgt ervoor dat dingen worden verplaatst, bijvoor­beeld doordat hij iets van de plek waar er te veel van is naar een plek brengt waar er juist te weinig van is. Daarmee herstelt hij het evenwicht. Mercurius werd daarom gezien als de god van de handel (tevens van de dieven, die voor­al voor illegale verplaatsing zorgden), maar ook van de artsen. Elke ziekte is immers op te vatten als een verstoring van het evenwicht tussen ‘hemel en aarde’. De mens kan te aards wor­den (koud, sclerotisch, te star in de ziel) of juist te hemels (koortsig, vorm verlie­zend, illusio­nair in de ziel). De arts helpt, als dienaar van Mercurius, het evenwicht te herstellen.

Medische toepassingen
In het menselijk lichaam is er geen gebied waar zo duidelijk het vloeibaar worden en het druppels vormen te voorschijn komt als in het kliersysteem. Een bijzondere plaats nemen daarbij de klieren in het spijsverteringskanaal in, waar ongelooflijk veel beweging is. De peristaltiek kneedt en duwt de spijsbrei heen en weer. Het darmslijmvlies is ook in zijn vorm een en al beweging: het ligt in talloze plooien. Op deze plooien liggen weer uitstulpingen en op deze uitstulpingen weer microscopisch klei­ne darmvlokken. Beweging en een grote veelheid; je kunt er het gebaar van kwik in herkennen. In het gebied van de spijsvertering vindt de opname van het voedsel via de darmwand in het bloed plaats. Uit de klieren vanaf de mond tot en met de dunne darm worden grote hoeveelhe­den spijsverteringssappen aan het voed­sel toegevoegd om het vloeibaar te maken en te verteren. In de dikke darm wordt een groot deel van deze vloeistof weer opgeno­men. Kwik is een universeel gif voor het slijm­vlies, met name van het spijsverte­ringskanaal. In gepotentieerde, dat wil zeggen in ritmisch
ver­dunde vorm is het kwik echter juist in dit gebied een geneesmiddel. Te begin­nen bij de amandelen en het mondslijm, daarna in het maagdarmkanaal en ten slotte in de dikke darm vindt men het terrein waarop het kwik bij een ont­steking als geneesmiddel kan werken. Naast de gevaarlijke werking, waarvan in het begin sprake was, kan kwikzilver dus ook zeer heilzaam zijn.

(Joop van Dam, arts, Weledaberichten 175, *winter 1997)

Leen Mees: Levende metalen

0-0-0

kwarts-bergkristal

kwarts-bergkristal

 

Na veldspaat is kwarts met ongeveer 13% het meest voorkomend bestanddeel van de vaste aardkorst. Maar niet alleen dit hoge percentage maakt indruk — ook de gevarieerde schoonheid van zijn verschijningsvormen als amethyst, rook­kwarts, rozenkwarts, moriaan, citrien, tijgeroog is indrukwekkend. Kleurloze en onvertroebelde kwarts is de glasheldere bergkristal, die men als een zuivere uitdrukking van vormgevende krachten kan zien. Goethe beschouwde de bergkristal als de voleinding van al wat kwarts is. Iets heel bijzonder zijn de kleine, rondom gevormde en niet op een ondergrond ontstane kristallen, die het mooist voorkomen in het marmer van Carrara. De fraaiste bergkristallen komen uit Zwitserland (Gotthardgebergte), Ceylon, Madagascar en Brazilië.

(Weledaberichten nr.119 12-1979)

0-0-0

labradoriet

Labradoriet. Prachtig silicaatgesteente. waarvan de geslepen zijde veelkleurig schittert.

0-0-0

lapis lazuli

of  lazuursteen, azuursteen

chemische samenstelling
hardheid: 5,5

Lapis lazuli (azuursteen) betekent: blauwe steen. Azuur is: hemelsblauw.

Lapis = steen; van lazuli is afgeleid azuur of hemelsblauw.

Het is mogelijk dat in het Oude Testament onder saffier de lapis lazuli bedoeld wordt. Want in Job 28:6 staat: ‘De saffier heeft stofjes van goud.’
Ook Griekse schrijvers voor en na Christus spreken over ‘de saffier die met goud gestippeld is’.

Wat betekenen deze stofjes of stippels van goud?

Er is een mooie steen, met ook een mooie blauwe kleur. Deze heeft
pyrietkorreltjes in zich, die bij polijsten van de steen een gouden kleur aannemen.

Dit is de lapis lazuli of lazuursteen.

Het ingesloten pyriet is zwavelerts of zwavelijzer, in de volksmond kattegoud.

Tijdens de woestijnreis van Israël schijnt de saffier nog niet bekend geweest te zijn. Wel zijn in de Egyptische koningsgraven veel sieraden gevonden van lapis lazuli, b.v. in het graf van Toetanchamon (1354 voor Christus).

Daar de lapis lazuli in de vorm van grote en zware stukken voorkomt, wordt de beeldspraak van Jesaja 54:11 duidelijker: ‘Ik zal u op saffieren grondvesten.’

Bij avond kunnen de sterren van het firmament vergeleken worden met pyriet-kristallen. Denk aan Exodus 24:9 en 10: ‘En zij zagen de God van Israël en onder Zijn voeten een werk als van saffierstenen, als de gestalte des hemels in zijn klaarheid.’

Zo ook Ezechiël 1:26 ‘En boven het uitspansel… was de gelijkenis van een troon, als de gedaante van een saffiersteen.’ Zie ook Ezechiël 10:1.

Wanneer we in het Nieuwe Testament komen, kunnen we rustig (in Openbaring 21) bij de fundamenten van de hemelse stad denken aan de echte, ons bekende saffier.

Zijn kleur is voldoende om ons zijn zinnebeeldige betekenis te laten zien.

Want hij doet denken aan het hemelsblauw van de tabernakel uit Exodus en aan de kleding van de hogepriester. Het is een hemelse kleur.

Dr. H. Rossier ziet in deze hemelsblauwe kleur de heerlijkheid van Jezus Christus als de Zoon van God.

De saffier staat in tegenstelling tot de smaragd: die is een symbool van aardse heerlijkheid.

Lapis lazuli, geslepen. Men ziet de zogenaamde ‘goudkorreltjes’, eigenlijk de pyrietkorrels.

0-0-0

lazuliet

lazuliet 1

0-0-0

leuciet

Leuciet. Fraai kristalliserend silicaat in eruptiefgesteenten, bijv. in basalt; de kristallen schijnbaa regulair, in werkelijkheid rombisch.

0-0-0

lood
Als men een loden buis doorzaagt, tonen de uiteinden een typische metaalglans. Edele metalen zoals goud en zilver behouden deze glans, lood, als onedel (want oxiderend) metaal, wordt daarentegen snel weer grauw. Door de chemische reactie met zuurstof uit de lucht ontstaat dof uitslaande roest (loodoxide), die het eronder liggende zuivere lood afdekt.

Lood heeft een opvallende verhouding tot warmte. Het zeer weke lood wordt bij verwarming redelijk snel vloeibaar, maar geleidt de warmte nauwelijks. Niet alleen warmte wordt slecht geleid, ook elektriciteit; geluidstrillingen en radioactieve straling worden niet door­gegeven. Lood brengt deze activiteiten als het ware in zichzelf tot stilstand. Ook bij chemische reacties met andere stoffen treedt er een soort stilstand op: gevormde loodzouten in een oplossing zijn meestal onoplosbaar en zakken naar de bodem.

Toepassingen
Pas in de Romeinse tijd begon men lood echt te gebruiken: als slingerko­gels, bij de verzwaring van visnetten of voor het geleiden van water, waarvoor men loden buizen ging inzetten. Bij dakbedekking, maar ook bij transatlan­tische kabels sluit lood door oxidatie datgene wat binnen is af. Zo bedekken dekverven (menie, loodwit en dergelij­ke) zeeschepen en gaan het roesten van ijzer tegen. Loodschorten beschermen op röntgenafdelingen tegen radioactieve straling. Verder worden lijkkisten aan de binnenkant vaak met lood bekleed. Bij al deze toepassingen heeft men met afsluiten te maken: de binnenwereld wordt afgeschermd.
Met de opkomst van de boekdrukkunst openbaarde lood nog een ander facet van zijn karakter. Door zijn weke vorm kon het gemakkelijk tot drukletters worden gegoten. Opnieuw is van een verdichting en afsluiting sprake. In een gedrukte tekst wordt een gedachte tot een aardse vorm verdicht en tevens gefixeerd. Het woord ‘potlood’ dankt
zijn naam aan het feit dat de schrijfstift vroeger lood bevatte. Met het weke metaal werden (schrijf)sporen en gedachten op het papier vastgelegd.
Samenvattend kun je zeggen: lood brengt de zwaarte van de aarde tot
werkzaamheid, verdicht, brengt tot stilstand en sluit af. Je kunt dat een doodsproces noemen: in lood houdt de levende, bewegende wisselwerking met de wereld op.

Als je het metaal zo tot je hebt laten spreken, verbaast het niet dat de oude alchemisten lood ‘Vadertje dood’ noem­den.
In de Griekse mythologie was de god Chronos (bij de Romeinen Saturnus) drager van hetzelfde proces. Hij werd als een oude man afgebeeld, of zelfs als een skelet, die als attributen een zeis en een zandloper droeg. De zeis snijdt het stromende leven af, waardoor het sterft en de zandloper is teken van de sterfelijkheid, van de ein­digheid van het leven.

Het menselijk organisme
Het beeld van een loodvergiftiging stemt geheel met het voorgaande over­een. Normaliter bevat het lichaam geen lood. Als mensen (bijvoorbeeld door hun beroep) lood opnemen, doet zich een snel verval van levenskrachten voor. Ze gaan er doodsbleek uitzien, haren vallen uit, tanden gaan loszitten. Verder beginnen de bloedvaten voortij­dig te verkalken, vertraagt de stofwisse­ling en treden er krampen op (vroeger saturnus-koliek genoemd). Kortom, een loodvergiftiging bewerkt een proces van vroegtijdig verharden en oud worden.

Toch is het verharden op bepaalde plaatsen in het lichaam nodig, zoals in de botten. Alleen met een stevig skelet kan de mens de zwaartekracht weerstre­ven en zich oprich­ten. Ieder mens gaat op volstrekt individuele wijze rechtop staan. Verder groeit door het verhardings­proces al vrij vroeg de fonta­nel van de sche­del dicht. De mens sluit zich daarmee in zekere zin af. In dezelfde periode ontstaat ook de herinnering – een typisch mense­lijk vermogen; er ontstaat een binnen­wereld. Herinneringen zijn nooit neu­traal, je hebt er altijd het beleven ‘het was goed of niet goed’ bij. Oftewel, ze raken de morele wil. Lood
vertegen­woordigt lichamelijk gezien een doodsproces, een aards worden. Innerlijk hoort daar een tegenproces bij: vrij worden van de aarde, zich oprichten en zichzelf innerlijk vervullen. Lood maakt zowel dit lichamelijke als het innerlijke gebeuren mogelijk.

Lood in de geneeskunde
In het lichaam zijn de doodsprocessen en de levensprocessen met elkaar in evenwicht. Bij het waken – met name in het hoofd – staan de doodsprocessen op de voorgrond. De levensprocessen worden vooral in het onbewuste, sla­pende deel van het lichaam verzorgd; in de bloedsomloop en de spijsverte­ring. Bij bepaalde vormen van allergie kunnen de levensprocessen te sterk zijn. Ook kan bij kleine kinderen door krachtige stofwisseling het bewustzijn te dromerig zijn. In beide gevallen kan lood de doodskrachten en de bewust­zijnsprocessen bevorderen. In de reguliere geneeskunde wordt lood om zijn dodende eigenschappen gebruikt: bijvoorbeeld in Burow-water om kie­men in een besmette huid te doden. Het belangrijkste toepassingsge­bied van lood in de antropo­sofische geneeskunde is het sturen en controleren van de verdichtings­krachten in het lichaam. Wanneer het skelet plaatselijk of in zijn geheel te week blijft, wordt het verhardingsproces door lood in lagere potenties bevorderd. In hoge potentie kan lood het verhardings­proces juist tegengaan. Zo bevat een middel tegen aderverkalking naast honing en suiker lood in zeer verdunde vorm. Met andere woorden, zowel in situaties waarin het stervensproces te langzaam, als ook waarin het te snel gaat, kan lood regulerend werken.

(Joop van Dam, arts, Weledaberichten 176, voorjaar 1998)

Leen Mees: Levende metalen

0-0-0

looderts geel

looderts geel

0-0-0

loodglans

2x

loodglans 1
loodglans 2

0-0-0

0-0-0

magnetiet

magnetiet

 

Magnetiet (magneetijzererts). Magneetijzererts is een gemengd oxyde van twee- en drie­waardig ijzer. Deze verbinding is eigenlijk “halfverbrand” ijzer zoals het kunstmatig bij het sme­den van het gloeiende metaal ontstaat. De naam wijst er al op, dat dit ijzererts een sterk, natuurlijk magnetisme heeft. Reeds in de Oudheid werd het wonder ontdekt van de magnetische steen; veel werd erover geschreven. Be­halve de grove, korrelig-dichte aggregaten worden er ook dofzwarte, metaalachtig glanzende kristal­len gevonden, meestal in de vorm van octaëders. Magnetiet is over de hele aarde, tot in het hoge noorden, verbreid. Het behoort tot de oudste ijzerertsen. In fijne verdeling is het een bestanddeel van bijna alle magnetische gesteenten, bijv. ook van bazalt, waarvan de donkere kleur komt door het bestanddeel aan magneetijzererts. De bekendste vindplaatsen zijn in Kirunavaara (Lapland, Zweden). Hier bevinden zich de grootste ijzerconcentraties van de aardkorst.

(Weledaberichten nr.131, 12-1983)
magnetiet 2

Magnetiet (magneetijzererts, FeO, Fe203) ontleent zijn naam aan een krachtig, natuurlijk magne­tisme. Het kan het oudste ijzererts worden genoemd, dat in grote hoeveelheden tot in het hoge Noorden in het gesteente voorkomt. Het optreden ervan in het moedergesteente en de vergezel­lende mineralen wijzen op toestanden van de aarde waarin de atmosfeer nog een geheel andere samenstelling dan tegenwoordig moet hebben gehad. Vandaar de merkwaardige verbinding van tweewaardig ijzer FeO met driewaardig ijzer Fe203, die eigenlijk een “half verbrand” ijzer is zoals dit kunstmatig bij het smeden van gloeiend ijzer ont­staat. Zijn belangrijkste metgezel apatiet, een calcium-fluor-fosfaat en het daarin zich bevindende sporenelement lood wijzen op een proces, dat zich binnen in het menselijke bot afspeelt: de vor­ming van het bloed. Daar is het ijzer nog niet “door-ademd”, het bevindt zich nog in een “plant­aardige”-fase. Dienovereenkomstig is het magneetijzererts, als buiten de mens zich afspelend proces van mineraalvorming, ingebed in de met vele plantaardig-organisch lijkende mineralen doortrok­ken groensteen-formatie. Men mag daarom stellen, dat het magneetijzererts het minerale tegenbeeld oplevert van de primaire vorming van het menselijke bloed in het binnenste van de beenderen.

(Weledaberichten nr.136 09-1985)
magnetiet 3

Over het ijzer in de mens

0-0-0

malachiet

mineralogie malachiet

Malachiet is een veel voorkomend kopererts. De lichtende groene kleur en de nierachtige vorm maken hem tot een siersteen, die zeer gewaardeerd wordt. Malachiet wordt vaak vergezeld door de donkere azuurblauwe azuriet. In vroegere tijden was de malachiet als z.g. ‘schriksteen’ bekend, men nam aan dat de daarin aanwezige krachten kinderen voor dreigende gevaren beschermden.

(Weledaberichten nr. 101, 1974)
malachiet 2

Malachiet wordt gevonden in knolvormige bollen. De breukvlakken vertonen banden en, als ze geslepen zijn, concentrische kringen. Zij glanzen in een heldergroene kleur als van smaragd. Door deze eigenschappen is malachiet een veelgevraagde siersteen. Vanwege de bolvormige verschijning werd hij eertijds door de mijnwerkers ook wel “glaskop” genoemd. Malachiet kan ook in de gedaante van radiale, vezelige, op haren gelijkende kristallen met een zijde-achtige glans verschijnen. Scheikundig bekeken is malachiet een basisch kopercarbonaat, waaruit men gemakkelijk met behulp van koolstof gedegen koper kan winnen. Reeds in de Oudheid heeft men van deze eigenschap geprofiteerd. Maar ook in de geneeskunst kent men de betekenis van koper. Men kan bijv. door een bepaalde kopertherapie krampen in het stofwisselingsgebied tegengaan. Op grond van deze kennis wordt malachiet ook bij de farmaceu­tische bereiding van geneesmiddelen in de Weleda gebruikt. Vaak wordt malachiet in de natuur vergezeld door het donkerblauwe azuriet. Dit mineraal heeft bijna dezelfde scheikundige samenstelling als malachiet. In het gebied rondom Siegen en in de Harz heeft men fraaie exemplaren gevonden De grootste en meest bekende vindplaatsen ligge in de Oeral, in Cornwall en in Tsumeb (Namibië)

(Weledaberichtebn nr.137 12-1985)

.

Malachiet. Basisch kopercarbonaat. In Siberië. Kopererts en ter vervaardiging van kunstvoorwerpen.

0-0-0

meteoorijzer

mineralogie meteoorijzer

Meteoorijzer. Het grootste hierboven afgebeelde stuk is een geslepen en geëtste plaat, afkomstig uit Bethanië in het zuiden van Afrika. Karakteristiek voor meteoorijzer is de kristallijne structuur, die echter door etsen (met een zuur) zichtbaar wordt. In tegenstelling tot het ‘normale’ voorkomen van ijzer, namelijk in ertsen, in de diepte van de aarde, ontstaat meteoorijzer, zoals de naam aanduidt, uit puur kosmische krachten.

(Weledaberichten nr.102 09-1974)

Meteoorijzer (Ferrum sidereum). Tot de verschillende vormen van ijzer die in sommige Weleda geneesmiddelen worden verwerkt behoort ook een zeer bijzondere ijzersoort. Deze is niet op de aarde ontstaan maar heeft een kosmische oorsprong.
IJzer is een zeer verbreid element. De bruine kleur van de grond is bijvoorbeeld hieraan te danken, in de natuur vindt men echter alleen de roestbruine verbindingen en zouten van het ijzer. Het zuivere metaal treft men praktisch nergens aan. Een uitzondering is het meteoorijzer. Er zijn op vele plaatsen kleine en grote, soms vele tonnen zware exemplaren gevonden, die vroeger door de mensen vol eerbied werden bekeken.|
In de oudere literatuur wordt dit “uit de hemel gevallen” ijzer zelfs “menslievend” genoemd, omdat er nooit iemand door een vallend stuk meteoorijzer zou zijn gewond.
Meteoorijzer bevat behalve ijzer en nikkel nog een kleine hoeveelheid kobalt. Een kenmerk ervan is zijn grote hardheid en taaiheid, het is moeilijk te bewerken. Vroeger, toen men gelegeerd staal nog niet kon vervaardigen, was meteoorijzer de enige beschikbare grondstof. Het zwaard van Siegfried, de moedige legendarische held die geen vrees kende, was uit dit kosmische metaal gesmeed.
Er bestaat een beproefde methode om zich van de echtheid van meteoorijzer te overtuigen: men slijpt het ijzer ergens een beetje glad, polijst die plek en bedruppelt die met een verdund zuur. Als het echt meteoorijzer is, worden er heel typerende lijnen zichtbaar, de zogenaamde figuren van Widmannstatten.

(Weledaberichten nr,1 42 09-1987)

0-0-0

meteoorijzer

metoorijzer 2

Meteoorijzer is een materie van kosmische oorsprong die voortdurend als een heel fijne regen op de aarde neerdaalt. De meeste meteorieten die verbranden bij het binnentreden van de aarde-atmosfeer en slechts zelden vindt men op de aarde een groot stuk. In de oudheid werd het zeer harde en bijzonder taaie ijzer zeer hoog gewaardeerd. De grote helden die voor onoverwinlijk golden smeedden hieruit hun zwaarden. Wanneer men een stuk meteoorijzer slijpt, polijst en etst worden zeldzame structuren zichtbaar die voor dit kosmische ijzer typerend zijn, wat bij andere metalen niet het geval is.

(Weledaberichten nr.115 09-1978)

Meteoorijzer is een stof die van kosmische oorsprong is en voortdurend als een heel fijne regen op de aarde neerdaalt. Het gewicht van de aarde neemt dagelijks met ongeveer 1000 ton toe. De meeste meteorieten vergloeien wanneer ze de aardse atmosfeer binnenkomen. We vinden zelden een groot stuk op aarde. In de oudheid werd dit zeer harde en taaie ijzer zeer gewaardeerd. De grote helden, die als onoverwinlijk golden, smeedden hieruit hun zwaarden.
Wanneer we een stuk meteoorijzer slijpen, polijsten en schoonetsen krijgen we merkwaardige figuren te zien die karakteristiek zijn voor dit kosmische ijzer en bij andere metalen niet worden aangetroffen.

(Weledaberichten nr. 156 04-1992)

[17-1] Over het ijzer in de mens
Een artikel met eenzelfde strekking
In diverse artikelen over Michaël wordt over het ijzer gesproken

meteorieten

Er zijn ook stenen die niet van de aarde stammen , maar uit de ruimte van het heelal om ons heen.
Het is buitenaards gesteente, waarin vooral nikkel en ijzer zit.

Dagelijks komen er vanuit de ruimte ettelijke honderden tonnen in de richting van de aarde, weliswaar doorgaans van minimale afmetingen.

Men spreekt van meteoorsteen of ijzermeteorieten; het meest komen ijzermeteorieten voor. Er zijn vindplaatsen in alle werelddelen, gedeeltelijk door meteoorkraters aangeduid.

Wanneer we ’s avonds een ‘vallende ster’ of metoor zien moeten we bedenken dat er per etmaal meer dan een miljoen waargenomen kunnen worden.

Als een metoor in aanraking komt met de aardatmosfeer, wordt hij meteoriet genoemd.

Met een grote snelheid dringen kleine vaste lichamen uit de ruimte de atmosfeer binnen. Door botsing met de luchtdeeltjes worden ze sterk verhit.

We zien dan (het gebeurt op 90 a 100 km hoogte) gedurende een deel van een seconde een lichtende streep.

Als de meteorieten klein zijn, verdampen ze.

Soms zijn deze lichamen zeer groot.

In 1947 viel er een in de bergen van Siberië als een grote verblindende vuurbol.
In Arizona (U.S.A.) en Australië zijn kraters geslagen van 1200 en 850 m middellijn. Dan treedt er een enorme explosie op, begeleid door schokgolven in de omringende aardkorst.

Er zijn thans meer dan 200 meteoriet-kraters bekend.

De ‘Long Island’ is een meteoriet met een gewicht van 564 kilo.
De ‘Ranchito’ ijzermeteoriet heeft een geschat gewicht van 50 ton.

Meteoriet. Buitenaards gesteente. Vindplaats: DaI van Toluca, Mexico. Originele grootte: 7,3 bij 6,7 cm. Gewicht: 635 gram.

Door de meterorieten komen we iets te weten over de samenstelling van wat onze aarde omgeeft. Het blijken dezelfde grondstoffen te zijn die we hier al kennen. Dit is ook het geval met het materiaal dat men van de maan heeft meegebracht. Het waren geen edele stoffen. Er is reden om aan te nemen dat er behalve op aarde nergens edelstenen zijn.

0-0-0

molybdeenglans

molybdeenglans

0-0-0

muskoviet

Muskoviet. Kaliglimmer. Doorzichtig, zeer splijtbaar silicaat, veel voorkomende o.a. in granieten. Grotere platen worden gebruikt voor lampenglazen enz. enz.

0-0-0

natroliet

Natroliet. Bolvormige kristalgroepen (sferiten) van een samengesteld silicaat (rombisch).

0-0-0

oliveniet

0-0-0

onyx

onyx

 

Tussen de heldere bergkristal met zijn strenge, regelmatige vormen en de amorfe, nog waterhoudende melkachtig-troebele opaal zien wij de rijkdom aan verschijningsvormen van kiezelzuur. Min of meer in het midden van deze groep staan de agaten. Zij zijn opgebouwd uit lagen met verschillende kleuren die uit microscopisch kleine vezels bestaan. Pas met moderne methodes van onderzoek kon worden vastgesteld, dat ook deze minuscule kristallen dezelfde structuur als kwarts hebben. De onyx behoort tot deze groep van de agaten. Hij vertoont dikke lagen van meestal zwart-witte banden die uit cryptokristallijn kwarts bestaan (chalcedon). Vanwege de structuur en de gelaagdheid in licht-donker heeft men de onyx reeds in de Oudheid veel gebruikt voor de vervaardiging van cameeën. De onyx wordt, evenals dat bij de agaat in ’t algemeen het geval is, ook in amandelvormige brokken van verschillende grootte gevonden. De bekendste vindplaatsen zijn in Brazilië, India en in Idar-Oberstein.

(Weledaberichten nr.117 04-1979

0-0-0

opaal

Hebreeuws: leschem
Grieks: ligurion
Chemie: SiO2.nH20
Hardheid: 6

Het woord opaal komt uit het Sanskriet: upala = edelsteen; een bewijs, dat de steen in de oudheid al bekend was.

De opaal bestaat evenals kwarts uit kiezelzuur, maar het is ongekristalliseerd met als gevolg een geringere hardheid.

Mooie opalen met een rijk kleurenspel rekent men tot de fraaiste edelstenen.

Vuuropaal. Mexico. Originele grootte 22 bij 35 mm. Verzameling Zoltan Buzas, München

De grondstof zelf is meestal kleurloos; de bonte kleuren, die het hele spectrum omvatten, ontstaan door interferentie van het licht (de wederzijdse werking van lichtstralen op elkaar). Het is hetzelfde verschijnsel (iriseren) dat men bij dunne olielaagjes op het water of bij zeepbellen kan waarnemen. Het is een regenboogkleurige schittering, die verandert met de gezichtshoek.

Hij is de zevende steen van het borstschild naar de Elberfelder Bibel (Exodus 28 : 19).

Van alle edelstenen is de opaal wel de geheimzinnigste. Alle kleuren van het zonnespectrum glanzen in een ondoorgrondelijke gloed vanuit zijn binnenste.

Plinius, Romeins schrijver eerste eeuw na Chr., kon hem in zijn ‘Natuurlijke historie’ al niet genoeg prijzen:
‘In hem is een zacht vuur als van een karbonkel, het glanzende purper van een amethist, het prachtige groen van de smaragd, het gouden geel van de topaas, het diepe blauw van de saffier, zodat alle kleuren in ongelofelijke mengeling glanzen.’

Niet alleen hier, maar bij andere wonderschone stenen, ook bij parels, is iets dat men wel genieten kan, maar dat niet onder woorden te brengen is.

Opaal. Vindplaats: Australië. Originele lengte 5.2 cm. [> Verzameling Hein Gaertner.

opaal 3

halfopaal

 0-0-0

olivien

Olivien (chrysoliet), fraai groen silicaat-mineraal, dat onder bepaalde omstandigheden in serpentijn over gaat. Halfedelsteen. O.a. in de Eifel.

0-0-0

parel

Grieks: margarites (van een stam, die glinsteren, schijnen betekent)

Chemie: ongeveer 10% organische bestanddelen, 3,5% water, rest calciumcarbonaat
Hardheid: 3 à 4

Mattheüs 13:45, 46
Openbaring 21:21

Een parel geeft onvergelijkelijk fraaie en zachte kleurverschijnselen, die zich als iriskleuren aan het oog voordoen.
Parels worden als zeer kostbaar beschouwd en op één lijn gesteld met de duurste edelstenen.
De doorschijnende zachte glans, die de parel haar bijzondere bekoring verleent, noemt men de ‘luster’ of de ‘oriënt’ van de parel.

Parels worden door oesterachtige zeemossels gevormd uit parelmoer, de regenboogkleurige stof waarmee de binnenkant van hun schelpen bedekt is.
De parelvormende zeeoesters zijn 8 cm in doorsnee, hun leeftijd gaat tot 13 jaar. Ze leven in de buurt van de zeekust tot op ca. 15 m diepte.
Als nu een vreemd lichaampje, b.v. een zandkorreltje de schelp binnendringt, dan wordt de oester door dit vreemde bestanddeel geprikkeld (als een stofje in het oog). Zo’n binnengedrongen kerntje kan soms microscopisch klein zijn, maar de oester begint dadelijk de organische stof parelmoer af te scheiden.

Daaromheen komt radiaal een reeks kalkkristalletjes, waarop weer een uiterst dun laagje organische stof volgt. Deze concentrische opbouw duurt zo lang totdat het kerntje door de mossel zo ingekapseld is, dat zij geen hinder meer van het vreemde voorwerp ondervindt. Zo ontstaat een kogeltje – de parel. Zij is de draagster van de parelmoerglans. In principe zijn het dezelfde kleuren die ontstaan bij petroleum op het watervlak of de kleuren van zeepbellen.

De latijnse naam van deze pareloesterschelp is Pinctada Maxima. Met twee ingegroeide parels. Afkomstig uit Nieuw-Guinea. Grootte 14,3 x 13,7 cm. | Verzameling Hein Gaertner.

Men heeft berekend dat de vorming van grotere parels tot 10 jaar kan duren.

Veel van de opgeviste oesters bezitten helemaal geen parel, want slechts één op de 30 à 40 oesters levert een parel op. Andere daarentegen hebben er soms twee. Men heeft ook wel dozijnen kleine pareltjes in één oester aangetroffen.

De grootte van parels wisselt van speldeknop tot duivenei.

De grootste die bekend is, weegt 450 karaat. Ze heet ‘de ster van India’ en wordt bewaard in het Kensington Museum te London.

Er zijn fabelachtige sommen voor de mooiste parels betaald.

De duikers kunnen één tot drie minuten onder water blijven. Het is een moeilijk, heel ongezond en gevaarlijk werk, ook vanwege de haaien. Parelvissers worden meestal niet oud.

De belangrijkste vindplaatsen met de beste kwaliteiten (lichtrose en romig wit) zijn in de Perzische Golf, bij Sri Lanka en bij de Australische kust-aangetroffen.

0-0-0

0-0-0

perowskiet

Een titaanerts

0-0-0

pyriet

mineralogie pyriet

 

Pyriet in zijn natuurlijke vorm. Mineralen zijn voor de geschiedenis van de substantie van de aarde van grote betekenis: vorm, kleur, bijzonderheden van hun verschijning e.d. geven belangrijke aanwijzingen over de kosmisch-aardse processen waaruit ze ontstaan zijn en over de wijze waarop ze therapeutisch te gebruiken zijn.

(Weledaberichten, nr.96, 04-1973)

Over het ijzer in de mens in samenhang met pyriet

0-0-0

pyrolusiet

pyrolusiet 1

0-0-0

pyromorfiet

pyromorfiet

0-0-0

pyroxeen

Pyroxeen. Silicaatmineraal, dat in vele kristallijne gesteenten voorkomt, ’t Soort gewicht van pyroxenen ia hoger dan dat van de amfibolen.

0-0-0

realgar

realgar

0-0-0

robijn

Hebreeuws: odem
Grieks: sardion
Chemie: Al2O3
Hardheid: 9

Exodus 28:17;
Openbaring 4:3; 21:20

Een robijn is rood; maar een kleur rood die eigenlijk niet met iets te vergelijken of aan te duiden is. Ze is volstrekt enig in de natuur.
Om toch een vergelijking te kiezen: bij robijn is de beste kleur die van duivenbloed. Zulke dieprode robijnen komen uit Myanmar (vroeger: Birma) en zijn kostbaarder dan diamanten.

In de oudheid waren het al zeer begeerde stenen. Ook nu nog zijn ze heel hoog geschat.

De machtige vorsten van India voerden onder hun titels ook die van Koning der Robijnen. De grootste slijpwaardige robijn die ooit gevonden is woog 80 gram.

De robijn behoort, evenals de saffier, tot de korundgroep. Dit zijn na diamant de hardste edelstenen; hardheidsgraad 9.

Diamant staat met graad 10 bovenaan en is altijd nog 100 tot 140 maal harder dan robijn!

Korund wordt, ruw, in grote hoeveelheden gevonden, maar de grote massa is niet geschikt om als edelsteen te worden geslepen. Ze hebben ook teveel insluitsels. Ze worden fijn gemaakt en o.a. gebuikt voor amarilstenen, voor het slijpen van metaal enz.

Er zijn half-doorzichtige robijnen die in de richting van de as een zesstralige ster vertonen. Deze interessante verschijning heet asterisme en komt ook voor bij saffieren. Als deze stervorming fraai en goed zichtbaar is, spreekt men van een stersaffier en sterrobijn. Ze zijn als zeldzame spelingen van de natuur hoog in prijs. Het zijn reflectieverschijnselen, waardoor drie Iichtlijntjes optreden die elkaar kruisen en een zesstralige ster vormen, die over de steen schijnt te zweven. De oorzaak daarvan zijn kleine naaldjes, rutielkristallen in het inwendige van de steen.

0-0-0

roodguldigerts

roodguldigerts

0-0-0

rookkwarts

rookkwarts 1

0-0-0

rubelliet

Rubelliet. Rode toermalijn, borium-houdend silicaatmineraal van ingewikkelde samenstelling.

0-0-0

saffier

Hebreeuws: sappir
Grieks: sapfeiros
Chemie: Al2O3
Hardheid: 9

Exodus 28:18;
Openbaring 21:19

De chemische samenstelling van de saffier is dezelfde als die van de robijn.

Het rood van de robijn wordt veroorzaakt door aanwezig chroom, de blauwe kleur van de saffier komt door geringe sporen van ijzer en titaan.

De mooiste saffieren zijn die uit Kasjmir (korenbloemblauw).
Die uit Birma, Sri Lanka en Siam zijn lichter van kleur. De grootste werd gevonden in Opper Birma, een kristal van 63.000 karaat, d.i. 12,6 kg.

Er zijn saffieren (evenals robijnen) die schitteren als een zes-stralige ster als er licht op valt.
Het zijn reflectieverschijnselen, waardoor drie lichtlijntjes optreden die elkaar kruisen en een zes-stralige ster vormen, die over de steen schijnt te zweven. De oorzaak daarvan zijn kleine naaldjes, rutiel-kristallen in het inwendige van de steen.

Saffieren zijn nog steeds zeer gezocht.

Hij schitterde als vijfde steen van het borstschild en als tweede van de goddelijke stad.

0-0-0

sardius

De sardis wordt door sommigen wel gelijk gesteld aan de robijn:

André Gibert schreef een artikelenreeks over ‘de edelstenen in de Bijbel’. Hij zegt: De sardis of sardius is de steen, die tegenwoordig robijn genoemd wordt.
C.W. Wigram in zijn Hebr. Concordantie schrijft bij de odem: Kanttekening robijn.
Dr. H. Rossier in zijn ‘De symbolische betekenis van de Openbaring’ zegt: ‘De sardius, anders genoemd robijn, een bloedrode edelsteen.’

Men werpt wel legen dat sommige edelstenen in oud-testamentische tijden nog niet bekend waren, maar dit is niet altijd overtuigend.

De sardis wordt als eerste edelsteen van het borstschild genoemd. Ook als zesde fundament van het Nieuw Jeruzalem.

De Hebreeuwse naam voor sardis is odem. Deze naam is nauw verwant met het bijbelse Adam. Het woord Adam kan vertaald worden door mens en is letterlijk rode (aarde).

Odem zit ook in de naam van Ezau, n.l. Edom = rood.

Robijn in zoïsiet. Uit Langido, Tanzania. Hoogte 14 cm. O Verzameling Hein Gaertner.

sterrobijn

0-0-0

sardonix

Hebreeuws: scholham
Grieks: berullos
Chemie: Si02
Hardheid: 7

Exodus 28:20;
Openbaring 21:20

In de edelsteensnijkunst (graveren) krijgt men mooie resultaten met gelaagd materiaal. Dit zijn stenen met evenwijdige banden. Men noemt ze lagenstenen. Men combineert dan een lichtgekleurde laag met een donkere. Zo ontstaan meesterstukjes van graveerkunst.

De sardonix heeft witte lagen, afgewisseld door bruine. Hij is verwant met de onix (zoals hij heet in de Elberfelder Bibel O.T.

Bij onix (Grieks voor ‘vingernagel’ wegens zijn doorschijnende karakter) is een witte bovenlaag gecombineerd met een zwarte grondlaag.

Ze zijn beide lid van de kwartsfamilie.

Het is de elfde steen van het borstschild en de vijfde bij het Nieuw Jeruzalem.

We kunnen in de Bijbel over zijn hoedanigheid en betekenis niets vinden.

sardonix, Barzilië. Breedte 12 cm.

0-0-0

scheeliet

scheeliet

0-0-0

sideriet (ijzerspaat)

sideriet

Sideriet (ijzerspaat) is een verbinding van het tweewaardige ijzer met koolzuur. De eigenschappen van dit mineraal zijn echter afhankelijk van het milieu. Heel jonge verbindingen, die nog niet met de zuurstof van de lucht in aanraking zijn gekomen, zijn gelei-achtig zacht en nog geheel wit; de verder voorkomende kleuren daarentegen zijn gelig, geelbruin of grijs. Als een stuk ijzerspaat een lange tijd ergens op een helling heeft gelegen, wordt het donkerbruin. ( In de oxydatiezone van de ‘Eiserne Hut’ verandert het totaal in het lichtbruine limoniet en de daarbij behorende kalk wordt afgescheiden in de fraaie op koraal gelijkende zogenaamde ijzerbloem). Naast de meestal grove en grof gevormde verschijningen vindt men ook mooie op andere mineralen gegroeide kristallen. Zij hebben een honinggele kleur en kunnen bovendien doorzichtig zijn. Bekende vindplaatsen zijn Neudorf in de Harz, Siegerland en Erzberg in Stiermarken. In de Weleda is sideriet een belangrijke grondstof voor vele ijzerpreparaten.

(Weledaberichten nr. 130 09-1983)

0-0-0

smaragd

Hebreeuws: bareketh
Grieks: smaragdos

Exodus 28:18
Openbaring 4:3; 21:19

Chemie: Be3Al2(SiO3)6.
Hardheid: 7,5

De smaragd behoort tot de merkwaardigste en schoonste edelstenen die we kennen.
Zijn prachtig verzadigd groen is de kleur van de bomen, van het gras, de weiden; ook van nieuw leven, van hoop en verwachting.
Bewonderen we bij andere stenen een schitterende majesteit, een hoge glans, een reinheid, een fonkelend vuur — bij de smaragd is het de ondoorgrondelijke diepte van zijn zachte en liefelijke kleur.

Smaragd werd als vierde edelsteen door Aaron gedragen op zijn hart en is ook de vierde van het Nieuw Jeruzalem.

Plinius schreef ruim 1900 jaar geleden: ‘We beschouwen het groen van de kruiden en bladeren met welgevallen, maar nog liever kijken we naar de smaragden, want hun groen is het schoonste van alles. Niets is voor de ogen zo goed als deze kleur; het doet weldadig aan en vermoeit niet. Zijn de ogen door inspanning vermoeid – door het kijken naar het groen in de natuur en naar smaragden worden ze weer gesterkt.’

Bij opgravingen bleek dat smaragden 2000 jaar voor Christus al bekend waren. Ze werden gevonden in de buurt van de Rode Zee – een verwijzing naar de onmetelijke rijkdommen van de Farao’s.
Ook de smaragdmijnen van Cleopatra waren beroemd.

In het Brits Museum is een smaragd van 1385 karaat. In de ‘Weense schatkamer’ is een kruikje te bewonderen van 12 cm hoogte dat uit een enkel smaragdkristal gesneden is.

Een groot aantal historische smaragden komt uit de Inkaschatten. Het Kremlin in Moskou bewaart een kristal van 12 bij 25 cm.

De beste en kleurzuiverste komen uit Colombia, noordelijk van de stad Bogota.

Een volkomen transparante smaragd, vrij van insluitsels, is een grote zeldzaamheid. Overigens doen insluitsels bij smaragden niets af van hun waarde en zijn tevens een middel tot aanwijzing van de herkomst.
Een smaragd is dus bijna nooit rein, maar juist de insluitsels vormen de eigenaardigheid van zijn schoonheid.
Wanneer deze kleine scheurtjes en veelvoudige inlegsels door een loep bekeken worden, zien de ogen het afwisselingsrijke beeld van een tovertuin. Men kan eigenlijk het bekoorlijke lichtspel van een smaragd niet treffender karakteriseren dan met de in de edelsteenkunde gebruikelijke aanduiding ‘jardin’ of tuin. Het is deze’geheimnisvolle ‘jardin’ die hem boven de meeste edelstenen in de wereld verheft.

Smaragdgroen is de kleur die het meest op de voorgrond treedt bij de regenboog.

In Openbaring 4:3   ‘En rondom de troon was een regenboog, een smaragd gelijk.’

Smaragd. Een zeldzame vondst is het, wanneer beide einden vrij zijn. Meestal is één eind vergroeid met het moedergesteente. Dit laatste bestaat hier uit kwarts met pyriet. Vindplaats: Colombië. Totale hoogte 5 cm. Lengte van het smaragdkristal 2,7 cm.

0-0-0

sodaliet

sodaliet

 

Sodaliet is een weliswaar meestal kleurloos voorkomend mineraal, maar is vaak ook in een op­vallend mooie blauwe kleur te vinden. Deze blauwe sodaliet wordt graag als siersteen gebruikt. Naar zijn structuur behoort sodaliet tot de aluminiumsilicaten en is daardoor verwant aan de veel voorkomende veldspaat. De blauwe kleur is in zoverre een bijzonderheid, omdat deze niet, zoals bij de kleuren van de an­dere mineralen, op het aanwezig zijn van een zwaar metaal duidt. Dit is ook bij de Lapislazuli het geval, die dezelfde formule heeft en waar uit men vroeger het kost­bare ultramarijn blauw won. Sodaliet wordt ook bij de geneesmiddelbereiding gebruikt. De mooiste stukken komen uit Zevenburgen, Portugal en Groenland.

(Weledaberichten nr.133 09-1984)

0-0-0

spaatijzersteen

Spaatijzersteen. Hexagon. kristallen (of kristallijne massa’s van FeCO2. In fraaie, grote kristallen op Elba.

0-0-0

spiesglans

spiesglans

0-0-0

spijskobalt

Spijskobalt

0-0-0

steenzout

mineralogie steenzout

Steenzout is de typische representant voor de krachten van het zout. De kubusvorm die men vroeger beschouwde als uitdrukking van de werkzaamheid van de aarde, is er karakteristiek voor.

(Weledaberichten nr.97, 06 1973)
steenzout 1

0-0-0

tijgeroog

tijgerroog 1

0-0-0

tin
Zoals je het karakter bij een mens kunt schetsen, zo kun je ook het karakter van een stof beschrijven. Je brengt alle eigenschappen, gedragingen en handelingen die op een typische manier met de stof te maken hebben in beeld en leest daaruit wat zijn karakter is. Welke acties en reacties zijn dan karakteristiek voor tin?

Een stang uit tin kun je buigen, want het metaal is relatief week. Bij het buigen hoor je een krakend geluid, dat de ‘tin-schreeuw’ wordt genoemd. Het ontstaat doordat de kristallen in het tin ten opzichte van elkaar verschuiven. Deze spanning tussen enerzijds het inwendig gevormd zijn en anderzijds de weke vervormbaarheid, komt bij geen ander metaal zo uitgesproken voor als bij tin. Als je tin boven 160 graden (Celsius) verhit, wordt het broos en valt het uiteen. Hetzelfde gebeurt wanneer het in een koude omgeving van minus 40 graden Celsius wordt gebracht: dan verbrokkelt het en wordt het tot poeder. Deze neiging tot verbrokkeling heerst dan nog zo sterk in het poeder, dat het zelfs ander tin kan ‘besmetten’ als je het poeder erop legt. Men noemt dit verschijnsel ‘tinpest’. Er zijn dus twee mogelijkheden: of het tin blijft week en vervormbaar, of het vervalt door hitte of kou tot poeder.
Verhit je het metaal tot boven de 232 graden, dan wordt het vloeibaar. Dat blijftzo tot 2300 graden. Geen enkel ander metaal heeft zo’n lang traject tussen smelten en verdampen. Tin verzet zich dus als het ware tegen het te vast worden en het vluchtig worden. De weke, vaste vorm en het vloeibare horen bij hem.

Verbindende kracht
Tin verbindt zich gemakkelijk met andere metalen en is dan ook zeer geschikt om legeringen mee te vormen. Bekend is het brons, dat meestal voor 93% uitkoper en 7% uit tin bestaat. Klokken of gongen die uit brons worden gegoten, klinken helderder en gevormder dan wanneer men alleen koper heeft gebruikt. Ook drukletters werden door­gaans uit een legering gemaakt van lood, tin en antimoon. Soldeer bestaat uit tin met wat lood. Door het soldeer verbind je twee metalen met elkaar, terwijl ze toch gescheiden blijven door het tin: het tin maakt een grensvlak tussen de te solderen delen. Datzelfde gebeurt met het zogenaamde vertinnen. Tin is als metaal vrij edel. Dat wil zeggen, het wordt niet snel aange­tast door lucht of door vloeistoffen waarin zich chemisch werkzame stoffen bevinden. Daarom worden loden pijpen of koperen ketels soms met een dun laagje tin bedekt. Het meest bekend in dit opzicht is blik (in het Engels ‘tin’). Het ijzer van het blik is bedekt met tin: hier gaat het opnieuw om een grensvlak waardoor het ijzer wordt gescheiden van de vloeistof of de vochtige voedings­stof in het blik.
Ten slotte kennen we sinds de oudheid de tinnen gebruiksvoorwerpen, zoals schalen, vazen en bekers. Deze werden niet gehamerd of gedreven, zoals bij koperen gebruiksvoorwerpen veelal het geval was, maar altijd uit het gesmolten tin in de vorm gegoten.
Samenvattend kun je zeggen: karakteris­tiek voor tin is zijn vormkracht die echter niet star, maar beweeglijk en veranderbaar is. Daarnaast fungeert tin alsschepper van grensvlakken; verbin­dend en toch uit elkaar houdend.

Zeus en Pallas Athene
In verhouding tot bijvoorbeeld ijzer en koper komt tin slechts in kleine hoeveel­heden voor, zowel in de aardkorst als in het menselijk lichaam. In de aarde vindt men het voornamelijk in samenhang met kiezelgesteenten, vaak in zigzag-vormige aderen; als een bliksem. In het menselijk lichaam tref je de kiezel vooral aan op grensvlakken, namelijk in de huid, maar ook daar waar de vliezen de lichaamsorganen omhullen: het longvlies, het hartvlies en het buikvlies.
In de Griekse mythologie werd Mars of Ares met het ijzerproces en Venus met het koperproces in samenhang gebracht. Temidden van deze goden vindt men ook Zeus (bij de Romeinen Jupiter genoemd). Deze oergod was de schep­per van de vormen. Hij bracht orde in het heelal en hield de dingen bij elkaar, maar ook naast elkaar. Hij werd ook wel de wolkenverzamelaar genoemd. Men denke aan de machtige plastiek van de cumuluswolken. Bij de beeldhouwwerken van Zeus valt in diens uitdrukkingvol gezicht vooral zijn voorhoofd op. Uit dit voorhoofd werd zijn dochter Pallas Athene geboren. Zij was de godin van de wijsheid, van het vermogen ideeën te vormen en de ene gedachte met de andere te verbinden. De vormende kracht kan in de stoffelijke wereld werken, maar ook in de innerlijke. Elke creatieve gedachte is eigenlijk een kortstondige plastiek. In Zeus (en Pallas Athene) vinden we de karakteristieken van het tinproces.

Therapeutische mogelijkheden
Wanneer er een loodvergiftiging optreedt, gaat het lood naar de hardste delen van het lichaam, met name naar de botten. Bij een tinvergiftiging daar­entegen gaat het tin naar de spieren, de hersenen en de lever; dus naar de wekere organen. Overeenkomstig aan deze verhoudingen heeft de therapie met tin in de antroposofische genees­kunde speciale toepassingsgebieden gekregen.
Heel algemeen gezegd: tin helpt de mens bij het in beheersing houden van zijn vloeistoffen, bij het vormen van het vocht in de wekere delen van het lichaam. De lever bijvoorbeeld is een zeer waterrijk orgaan dat van zich uit zeer weinig plastiek heeft. Tin helpt de lever het midden te | houden tussen vormloosheid en verharding. Op dezelfde wijze kan tin ook in de hersenen een teveel aan water voorkomen, dat optreedt bij de neiging tot een waterhoofd. Verder werkt tin op plekken waar grens­vlakken zijn en waar zich stoornissen in het vochtorganisme
voor­doen: bij vocht in het gebied van het longvlies, het hartvlies en het buikvlies. Ook gewrichten waar door middel van het kraakbeen de botten aan elkaar grenzen, zijn ontvankelijk voor tintherapie, evenals zwellingen door trauma’s of door afwijkingen aan het kraakbeen. In alle gevallen gaat het om de vormkracht van tin en zijn vermogen het vocht te beheersen.

(Joop van Dam arts, Weledaberichten 174, najaar 1997)
.

Leen Mees: Levende metalen

0-0-0

titaniet

Titaniet (sphen). Monokline kristallen van een titaanerts.

0-0-0

toermalijn

toermalijn

De geheimzinnige krachten die de toermalijn in zich verbergt komen niet alleen in zijn buitengewone kleurenrijkdom tot uiting, maar bij het wrijven en verwarmen van de stenen komen bij de toermalijn elektrische verschijnselen voor. De structuur van deze aan het licht verwante edelsteen is trigonaal, d.w.z. de driehoek ligt eraan ten grondslag. De mooiste exemplaren werden in Madagaskar en Brazilië gevonden.

(Weledaberichten nr 107 12-1975)
.
toermalijn 2

De toermalijn neemt onder de edelstenen in veel opzichten een bijzondere plaats in. Hij vertoont eigenlijk de hele scale van kleuren. Eén kristal kan zelfs verschillende kleuren hebben, die afhankelijk van hoe men hem houdt ook de driedelige symmetrie van zijn opbouw laten zien. De meestal lange kristallen vertonen een ongewone polariteit: de beide uiteinden zijn totaal verschillend gevormd en de verbinding bestaat meestal uit een zeskantige zuil die in een driekantige overgaat. Men krijgt daardoor de indruk, dat de toermalijn zich in de ruimte oriënteert. De polariteit blijkt voorts door electrische verschijnselen, ladingen, die zowel door verwarmen als ook door te wrijven kunnen worden opgewekt. Scheikundig is de toermalijn een heel gecompliceerd samengesteld silicaat dat wel twintig elementen kan bevatten. De mooiste toermalijnen komen uit Ceylon, Madagascar en Brazilië. Voor bepaalde geneesmid­delen van de Weleda wordt de stralend donkerrode variëteit, de zogenaamde rubelliet, gebruikt.

(Weledaberichten nr. 120 04-1980)

.

Toermalijn (zwarte) o.a. in granaten. Dunne platen doen dienst in polarisatie-toestellen.

0-0-0

topaas

topaas

Topaas: in de spleten en holruimten van granietachtig oergesteente is een hele reeks edelstenen en zeldzame mineralen te vinden. Hierbij is ook de topaas die als siersteen zeer geliefd is. Hij heeft een bijzondere gloed, ook ongeslepen en een grotere hardheid dan de bergkristal. De topaas, een kleiaarde-fluor-silicaat, vinden we in de verschillende kleuren die de metalen hem geven. De meest voorkomende en meest bekende is de goudnuance die deze edelsteen door chroom krijgt. De blauwe topazen hebben hun kleur door het ijzer, de roodachtig gekleurde door vanadium, een aan het ijzer verwant metaal. Uit Mursinka in de Oeral kwamen hele mooie blauwe stenen die echter in zuiverheid en kleur overtroffen werden door enige zeldzame exemplaren uit het Fichtelgebergte, waar veel graniet is. In het uitgestrekte Rusland zijn ook roze en paars-blauwe stenen te vinden waarvan sommige heel groot zijn, tot een gewicht van 30 pond. Kamtschatka levert groene en de belangrijke Braziliaanse soorten die kleurloos, geel, roze-rood en blauw zijn, waarbij ook vaak exemplaren met vloeistofinsluitsels gevonden worden. De kleuren en de licht doorlaatbaarheid omgeven die zich in het donker der aarde vormende edelstenen met een geheimzinnige glans die door alle tijden heen de verbazing en de fantasie in de mens opgeroepen heeft.

(Weledaberichten nr.113 12-1977)

0-0-0

topaas

Hebreeuws: pitedah
Grieks: topazion

Exodus 28:17
Openbaring 21:20

Chemie: Al2SiO4(F,OH)2
Hardheid: 8

De meeste schrijvers stemmen erin overeen dat dit de huidige topaas is met zijn rijke gele luister.

Pitedah betekent volgens deskundigen ‘de gele’. In de Griekse vertaling van het Oude Testament heet hij ‘topazion’ waar duidelijk ons woord topaas in zit.

Men verhaalt dat schipbreukelingen aan land gingen op een eiland in de Rode Zee en daar deze steen ontdekten. Het eiland en de steen doopten zij Topasos = gezocht en gevonden.
De topaas straalde als tweede steen van het borstschildvan de hogepriester, was tevens negende van de heilige stad.

Er zijn grote kristallen bekend, die vele kilo’s wegen. Men heeft ze gevonden tot 30 kg.

485 mooie topaaskristallen zijn in de Engelse koningskroon verwerkt.

Deze doorzichtige steen is van een schitterend goudgeel. Hij heeft een levendig vuur en schittert als een zonnestraal.

Edeltopaas in bergkristal. Brazilië. Linksonder: geslepen topaas. (Opname 1 : 1)

Topaas. Zeer fraai, rhombisch kristalliserend silicaat, meest geel, soms groenachtig; edelgesteente.

turkoois

Exodus 28:20

Hebreeuws: larsjisj
Grieks: chrusoluihos

Chemie: koperhoudend basisch aluminiumfosfaat
Hardheid: 5, 6

Op het schiereiland Sinaï werd al ruim 2500 jaar voor Christus turkoois in de mijnbouw gewonnen. Tot in het begin van onze eeuw werden deze mijnen nog geëxploiteerd, nu zijn ze vrijwel uitgeput. De turkoois uit Sinai was van edelsteenkwaliteit. Vindplaatsen waren in het Westen van het schiereiland; transport naar Israël was dus goed mogelijk.

Turkoois was de tiende steen van het borstschild.

Turkoois is een van de weinige edelstenen die niet door sterke verhitting of persing ontstaan zijn, maar door langzaam sijpelen van water door de rotsen.

Ze kwamen ook uit Perzische mijnen, werden dan via Turkije vervoerd naar Europa; vandaar de naam.

De meest voorkomende kleur is groen – blauw. Daardoor is ‘turkoois’ een aanduiding geworden voor een groen – blauwe tint.

De raderen van Gods bestuur die Ezechiël zag, hadden de kleur van turkoois (Ezechiël 1:16). Ze gaven aan, dat alles op aarde geregeld wordt door de hemel, door God; ook al schijnt Zijn handelen voor ons nog zo onbegrijpelijk.

In Hooglied 5:14 zien we dat de schoonheid van de bruidegom bezongen wordt door de bruid. Gelovigen weten, dat deze bruidegom een beeld is van Christus en dat alle gelovigen op aarde Zijn bruid vormen. Ze zegt: ‘Zijn handen zijn als gouden ringen, gevuld met turkoois!’

Turkoois, uit de U.S.A. ⅓ verkleind. Midden: turkoois in gesteente. Links en rechts: geslepen exemplaren.

0-0-0

uraanpekerts

uraanpekerst

0-0-0

vermiljoen

vermiljoen
vermiljoen 2

0-0-0

vesuviaan

0-0-0

vivianiet

vivianiet

Vivianiet (blauwijzererts) is, scheikundig gezien, een verbinding van fosfor met ijzer. De kristal­len zijn donkerblauw, glazig en meestal stengelvormig. Dikwijls komen ze voor in op egels lijkende bolvormen. De ondoorzichtige blauwe kleur is bij ijzerverbindingen zeldzaam. Uniek bij ijzer­houdende mineralen is evenwel als deze soms helder en doorzichtig zijn. Vivianiet is te zacht om als siersteen te dienen. De vorming ervan is secundair, d.w.z. er ontstaan door verwering en sedimentatie nieuwe verbindingen, waarbij het fosforzuur meestal van organische oorsprong is. Er zijn fossiele beenderen gevonden die een inslag van vivianiet vertonen. De bekendste vindplaatsen zijn Cornwall, Kameroen (met stukken tot een halve meter groot) en Waldsassen in Beieren.
De verbinding van fosfor en ijzer- twee voor de menselijke stofwisseling en ademhaling levens­noodzakelijke substanties – wijst erop, dat dit mineraal, mits dienovereenkomstig toebereid, ook een werkzaam geneesmiddel in de therapie van de arts kan zijn.

(Weledaberichten nr. 138 04-1986)

0-0-0

vloeispaat

vloeispaat 1
vloeispaat 2

0-0-0

zilver

zilver

 

Zilver (argentum) is evenals het goud van oudsher met de mensheid verbonden en stond sinds de oudste tijden in het teken van de maan. Vanwege zijn uitzonderlijk reflecterende eigenschap is het zilver het oerbeeld van de spiegel. Oorspronkelijk een metaal met uitsluitend cultische bete­kenis werd het later voor munten gebruikt en tenslotte een hulpstof voor de fotografie. Zilver wordt niet alleen als zwavelverbinding, zoals de meeste andere metalen, gevonden, maar ook veelal in gedegen toestand. Men vindt dikwijls prachtige op haren en lokken lijkende vormen en op varens lijkende dendrieten. Het blinkende zilver gaat gemakkelijk een verbinding aan met zwavel. Dan ontstaat er een geel-bruine laag zwavelzilver, die zelfs geheel zwart kan worden. De bekendste vindplaatsen van gedegen zilver zijn Kongsberg in Noorwegen, Ffeiberg en Joachimsthal in het Ertsgebergte in Duitsland. Het merendeel van het geproduceerde zilver wordt echter verkregen door het roosten van loodglans dat altijd sporen van zilververbindingen bevat. Naast vele andere indicaties wordt gepotentieerd zilver toegepast om ontstekingsprocessen tegenezen.

(Weledaberichten nr,141 04-1987)

Het ïs een bekend ervaringsfeit dat de zon en de maan invloed hebben op wat er op de aarde gebeurt. Door zijn licht beïnvloedt de zon op beslissende wijze de groei van de plantenwereld, terwijl de seizoenen en de daarbij horende processen in de natuur corresponderen met de wisselende stand van de zon ten opzichte van de aarde. Wat de maan betreft: iedereen weet dat eb en vloed met de maan samenhangen. Minder bekend is dat ook voortplantingsritmen bij bepaalde lagere dieren de actuele maancyclus volgen – zoals de Paolo-worm en bepaalde vissoorten in de Stille Oceaan – en dat men voor het zaaien met de maanfasen rekening kan houden: vroeger een ‘boerenwijsheid’, thans door wetenschappelijk onderzoek geverifieerd.

In vroeger tijden werd naast de invloed van zon en maan ook nog rekening gehouden met de werking van andere hemellichamen op aardse gebeurtenis­sen. Shakespeare laat in zijn stukken meermaals zijn personages refereren aan de invloed van Mars en Venus op het verloop van de ontwikkelingen op het toneel. In de middeleeuwen werd een verband gelegd tussen planeten en organen (hart en zon, nier en Venus enzovoort) en zag men ook een samen­hang tussen planeten en metalen. Om het zilver in zijn therapeutische wer­king te gaan begrijpen, wil ik op dit laatste verband kort ingaan.

Proeven met filtreerpapier
In de jaren twintig en dertig van deze eeuw werden door de biologe Lili Kolisko proeven gedaan om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen bepaalde planeten en specifieke meta­len. Zij bracht daartoe metaalzouten in oplossing en hing hier stroken filtreer­papïer in, zodanig dat de onderkant van het papier net onder het oppervlak van de oplossing terechtkwam, waardoor de vloeistof door het papier kon worden ‘opgezogen’. Waarom dit oplossen van metaalzouten in water? Vaste stoffen zijn onderhevig aan de aardse wetmatigheden en worden daar­door onder andere door de zwaartekracht vanuit het middelpunt van de aarde aangetrokken. Vloeistof daarente­gen zorgt dat er een ontvankelijkheid optreedt voor de periferie (bijvoorbeeld de zon en de maan). De planten, die voor hun bestaan water nodig hebben, staan door deze vloeistof ook open voor de perifere krachten: hierdoor groeien ze tegen de zwaartekracht in en kunnen de levensverschijnselen optre­den.

Terug naar de proef: de in het filtreerpa­pïer opgetrokken metaalzouten lieten een regelmatig en telkens terugkerend patroon zien, al waren er variaties. De variaties die optraden bleken met de constellatie aan de hemel samen te hangen. Bij zonsverduistering bleek dat de oplossingen met goudzouten beduidend minder hoog waren ‘opgezogen’ dan bij normale zonnestand. Bij alle volgende zonsverduisteringen trad dit­zelfde fenomeen op. De maan bleek een verbinding te heb­ben met het zilver. Deze samenhang toonde zich in de herhaling van karak­teristieke beelden bij volle maan, nieuwe maan, afnemende en toenemende maanfasen.

Leven, licht, maan en zilver
In de plantenwereld is zichtbaar hoe de ontplooiing en vormgeving van groei­processen samenhangen met het licht.
In een korte formule gebracht: licht zorgt voor het leven. Een karakteristiek van zilver blijkt zijn verhouding tot licht te zijn. Er is geen metaalzout zo lichtgevoelig als zilver­zout. Daarop berust de fotografie. De indrukken op de filmplaat worden vast­gehouden door de chemische verande­ringen die het licht in de zilververbin­dingen bewerkstelligt. Anderzijds heeft zilver het vermogen tot spiegelen. Geen ander metaal levert zulke goede spiegels als zilver, als het hemellichaam dat zich het dichtst bij de aarde bevindt, bemiddelt de maan de werking van alle andere, verder gelegen planeten. Het maan­oppervlak reflecteert als een extra spiegel voor de aarde de werkingen van deze planeten en geeft ze door. Deze niet-aardse krachten, die uit de periferie komen, worden door de maan in de aardesfeer binnengeleid. Deze werkingen worden, zoals boven beschreven, zichtbaar in de levensver­schijnselen: groei, opbouw, regeneratie en de reproductie (voortplanfing) als zodanig. Uit de medische ervaring blijkt nu dat ook zilver, als het metaal dat met de maan samenhangt, de levenskrachten bevordert.

Medische toepassingen
Bij een te zwakke opbouw, ondervoe­ding en een gebrekkige vitaliteit, moe­digt zilver met name bij kinderen de te zwakke levenskrachten aan. Als men­sen langdurig chemische middelen heb­ben gebruikt (zoals pijnstillers), helpt zilver het organisme weer op te bou­wen. De levensakker wordt als het ware opengeploegd. Door allerlei omstandig­heden – zoals stress, een overvloed aan zintuigindrukken, zorgen, examens, of ook door de eigen constitutionele aan­leg – kan iemand te weinig vitaal zijn. Door de zwakte in de levenskrachten kan ook de ziel futloos, droog en fantasieloos worden. Met behulp van zil­ver is het moge­lijk een fysiolo­gische basis voor een fris en produc­tief zielenleven te scheppen. De ziel moet na­tuurlijk wel dit ge­zonder wor­dende in­strument zelf bespelen! Verder kan zilver als medicament de vruchtbaar­heid bij de vrouw bevorderen. (In de menstruele cyclus van de vrouw is het maanritme te herkennen.) Ten slotte: bij shocks raakt de verbinding van het innerlijk wezen van de mens met zijn lichaam losser, het kan zelfs zo ver gaan dat men flauwvalt. Ook het levenskrachtenorganisme wordt dan mee losgetrokken. Zilver is een beproefd middel bij de behandeling van shocks, omdat het helpt het levens­krachtenlichaam en het fysieke lichaam weer intensiever met elkaar te verbinden.

(Joop van Dam, arts, Weledaberichten nr. zomer 1998)

zie ook goud en zilver (bij goud)

0-0-0

zilver

Hebreeuws: kesef
Grieks: argurion
Soortelijk gewicht: 10,5
Hardheid: 2,5 ‘a 3
Chemie: Ag (Argentum)

Zilver is een van de ruim 100 elementen die we kennen.
Het is harder dan goud, maar toch nog uitzonderlijk goed bewerkbaar.
Het grootste deel van de wereldproductie (9500 ton per jaar*) wordt niet meer voor muntmetaal gebruikt, maar in de techniek en in de chemie, vooral voor fotografische doeleinden. (Zilver wordt gewogen in troy-ounces)
In de Bijbel wordt veel over zilver gesproken, ongeveer 200 maal. Ook lezen we een twintigtal malen over zilverlingen of zilverstukken.
In bijbelse tijden was zilver namelijk het betaalmiddel bij uitstek. Soms lezen we over zoveel honderd sikkelen zilver.
De helft van een sikkel zilver moest een Israëliet betalen als hij 20 jaar werd en overging tot ‘de getelden van het leger’ (Exodus 30:11-16). Hij werd dan ‘meegeteld’.
Laten we er goed op letten dat het zilver hier genoemd wordt ‘het zilver der verzoeningen’. Wilde men meegeteld worden bij Gods volk, dan moest er een verzoeningsprijs betaald worden.
*jaartal onbekend.

zilver 2
Zilver. Vindplaats: Mexico. Originele lengte 2,6 cm. >

zilver 3

zilver

0-0-0

zinkblende

loodglans 2

0-0-0

zinkspaat

Zinkspaat of galmei, vaak verontreinigd met allerlei bijmengsels. Belangrijk zinkerts. ook in Z.-Limburg. 

0-0-0

zinkvaalerts

zwavel 3

0-0-0

 zwavel

zwavel

Zwavel (Sulfur) vertoont in het mineralen rijk een sterke relatie met de zware metalen waarmee hij de belangrijkste, meestal mooi gekleurde, metaalachtig glanzende verbindingen, de sulfieten, vormt. Op enkele plaatsen echter, waar bijzondere omstandigheden dat mogelijk maken, komt de zwavel in gedegen, dat wil zeggen zuivere, door geen andere stoffen beïnvloede vorm voor. Wij zien dan stralend gele kristallen, die doen denken aan bevroren vuur. Door hun eigenschappen passen zij evenwel niet goed in de voorstelling die wij van een stabiel kristal hebben.
Zwavel is een element dat slechts tegenstrevend de vorm van een kristal aanneemt; het lijkt alsof hetelke gelegenheid te baat neemt om zich van die meer aardse wetmatigheden te ontdoen. Het is bijvoorbeeld heel zacht en bros en men kan het zonder moeite vergruizen. Als men in een stukje zwavel knijpt en het bij zijn oor houdt, hoort men het duidelijk knerpen, waaruit de onstabiele structuur van dit mineraal blijkt. Maar niet alleen voor druk is het gevoelig. Deze “steen” is ook gemakkelijk ontvlambaar. Hij brandt dan met een klein helderblauw vlammetje – bij een mineraal wel een heel (ongewone eigenschap! Bij het verwarmen verandert op allerlei manieren de structuur van het kristal, tijdens dit proces wordt de zwavel eerst heel vloeibaar, daarna stroperig en taai om kort voor hetverdampen nog een keer uiterst vloeibaar te worden. Maar ook de kleur verandert: eerst heldergeel, dan honing- tot barnsteenkleurig, vervolgens donkerbruin tot bijna zwart om tenslotte oranje op te lichten.
De mooiste zwavelkristallen wordon op Sicilië en op verschillende plaatsen in Spanje gevonden.Lousiana en Texas, in de Verenigde Staten hebben de rijkste vindplaatsen.
Therapeutisch heeft de zwavel een duidelijke relatie met alle stofwisselings- en ontstekingsprocessen. Daardoor is hij een belangrijk medicament in de handen van de ervaren arts.

Ekkehard Wagner, apotheker Weledaberichten nr.158 12-1992)

.

Over het ijzer in de mens waarin ook de zwavel wordt genoemd
Een artikel met eenzelfde strekking
In diverse artikelen over Michaël wordt over ijzer en zwavel gesproken

0-0-0

mineralogie: alle artikelen

6e klas: alle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld: 6e klas mineralogie

.

510-471

.

VRIJESCHOOL – 6e klas – mineralogie (1)

.

DE BERGEN EN GESTEENTEN

Vooral geen gesteenten laten zien, voordat de kinderen een beeld van het gebergte gekregen hebben! De leerkracht vraagt, of er wel eens een kind in het hooggebergte is geweest. Ja zeker! Wat is je opgevallen daar? Eeuwige sneeuw, en ijs, puntige toppen, mooie kleuren, mals gras, bossen, naald- en loofhout. En verder? Hoe staat het er met het water? Ja, veel kabbelende en bruisende beekjes. Mooi wit schuim. Koele, gezonde lucht. Hoe is het gesteente? Korrelig.

Nu volgt een korte beschouwing over het oergesteente; korrelig van structuur. Granum = korrel. Vandaar de benaming graniet. De aardkorst is daaruit voor een groot deel gevormd.

Het is een zeer hard gesteente, het stoot water af. Het verweert tot zand en klei, grint en leem. Er zit kiezelzuur in (silicium). Aan de binnenkant zie je een heleboel. Doorschijnende brokjes, zwarte puntjes, roodachtig geheel, glanzende vlakjes.

Er zijn allerlei kleine vormen in. We noemen ze kristallen (kristallos = ijs in het Grieks).

We gaan nu een ander gebergte beschrijven. Het is er heet, er is weinig water te zien, de plantengroei is schaars, de toppen zijn rond of heel grillig. De bouw van het gesteente is gelaagd. We gaan vertellen, dat het graniet uit gloeiende, vurige massa’s is ontstaan en het kalkgebergte in lagen is afgezet op de bodem uit het water.

Het enthousiasme is groot. Er worden allerlei gesteenten door de kinderen meegebracht de volgende dagen. Ook veel boeken en plaatwerk.

Over het graniet wordt een gedicht geleerd. Over de kalk eveneens. Het reciteren ervan elke morgen geeft de goede stemming om met de behandeling van bergen en gesteenten door te gaan.

Het Graniet

Graniet, dragende aardegrond
Rotsvaste zekerheid,
Van eeuwigheid tot eeuwigheid!
Stralend in uw KWARTS,
Door licht gevormd;
In uw zwarte HOORNBLENDE
Het duister dragend;
Uw glanzende GLIMMER
Ritmisch gelaagd;
Uw kleurige VELDSPAAT.
Die, eenmaal verweerd,
Geeft leem en klei.
Voert mensen tot daad!
Vierledig is uw wezen.
Tot eenheid gesmeed
Door het vuur van de Schepper
Zo zijt gij de dragende aardegrond.
Rotsvaste zekerheid
Van eeuwigheid tot eeuwigheid

Graniet!*

De Kalk

Beweeglijk, onstandvastig is kalk.
Heet en dorstig,
Droog en onvruchtbaar;
Ontstaan uit het water,
Begerig naar water,
Zich overgevend aan het water.
Bouwt het aan de schalen der dieren.
Zo is de kalk.
Beweeglijk, onstandvastig.
Grillig, maar schoon van vorm!

Een geheel ander gebied wordt betreden bij de kennismaking met de onderaardse, de Plutonische of Vulkanische krachten. De aardkorst heeft barsten en op die breuklijnen — een ring van vuur om de Stille Oceaan — ontstaan de vulkanen of vuurspuwende bergen.

Ook daarover leren de kinderen een gedicht, reciteren het, klappen of stampen erbij.

De Vulkaan

Met woedend geweld woelt het vuur in de diepte.
Grimmig grommend dringt het omhoog.
Dol en dreigend dreunt het
angstig wacht de wereld…….
Een reusachtige rookzuil schiet te voorschijn.
Felle, vonkende vlammen flitsen.
En gloeiend lekkende lava slingert sluipend omlaag.
Onheil dreigt de wereld,
Als het vuur zich baan breekt.
Maar het zinkt weer terug
In de zwarte afgrond.
In de diepte wacht het woelend.
Dat is de vulkaan.
De dreigende poort van de hel!

Uitgaande van de twee belangrijke onderdelen van het graniet, kwarts en veldspaat, wordt een aantal kwartsen — bergkristal, rookkwarts, citrien, amethist, tijgeroog, chalcedoon, agaat, onyx, jaspis — en een aantal veldpaten — maansteen, zonnesteen, amazonesteen, labradoriet, behandeld.

Het enthousiasme bij de kinderen stijgt. Sommigen herinneren zich de sprookjes, waarin edelstenen voorkomen: Sneeuwwit en Roserood, Simeliberg e.a.) andere denken aan Israël, waar de hogepriester een heilige borstlap met twaalf edelstenen had.

Nog korte tijd rust. We gaan over op aluminium, beryl- en koolstofstenen, de hardste die men kent: korund, robijn en saffier, aquamarijn, smaragd, beryl; diamant**, met vele verhalen over slijperij** en criminaliteit.

.

(Uit ‘Het binnenste buiten”: eindrapportage ‘Project Traditionele Vernieuwingsscholen’ : tevens Schoolwerkplan [van de] Rudolf Steiner Kleuterschool, Voorschoten [en de] Rudolf Steiner school, Leiden. 1985)
*Ik meen vrij zeker te weten dat dit gedicht (of alle drie) is gemaakt door Ton ten Böhmer, 1976/77
.

**hier vind je afbeeldingen met beschrijvingen

mineralogie: alle artikelen

6e klas: alle artikelen

.

494-457

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Vrijeschoolpedagogie.com

.

DÉ SITE MET DE MEESTE ACHTERGRONDINFORMATIE OVER HET VRIJESCHOOLONDERWIJS

.

U vindt via onderstaande rubrieken de weg naar meer dan 2400 artikelen.
.

In het zoekblokje (op deze pagina rechtsboven) een trefwoord ingeven, leidt ook vaak tot artikelen waar het betreffende woord in voorkomt.
Wanneer er meerdere koppen van artikelen worden getoond, is het raadzaam ieder artikel open te maken en onder aan het artikel bij de tag-woorden te kijken of het gezochte woord daar staat.
Wanneer het artikel is geopend, kan je Ctr + F klikken. Er verschijnt dan een zoekvenstertje waarin je het gezochte woord kan intikken. Als dit woord in het artikel aanwezig is, kleurt het op.
.

Ondanks regelmatige controle komt het voor dat bepaalde links niet werken. Waarschuw me s.v.p.     vspedagogie voeg toe apenstaartje gmail punt com
.

RUDOLF STEINER
alle artikelen
wat zegt hij over——
waar vind je Steiner over pedagogie(k) en vrijeschool–
een verkenning van zijn ‘Algemene menskunde’


AARDRIJKSKUNDE
alle artikelen

BESPREKING VAN KINDERBOEKEN
alle auteurs
alle boeken

DIERKUNDE
alle artikelen

GESCHIEDENIS
alle artikelen

GETUIGSCHRIFT
alle artikelen

GODSDIENST zie RELIGIE

GYMNASTIEK
vijfkamp(1)
vijfkamp (2)

bewegen in de klas
L.L.. Oosterom over: beweging tussen persoon en wereld; kind leert bewegend de wereld kennen;

HANDENARBEID
alle artikelen

HEEMKUNDE
alle artikelen

JAARFEESTEN
alle artikelen

KINDERBESPREKING
alle artikelen

KLASSEN alle artikelen:
peuters/kleutersklas 1;  klas 2; klas 3klas 4klas 5klas 6klas 7;  klas 8         (rest volgt – via zoekbalk vind je ook de andere klassen: 9 t/m 11)   klas 11

KERSTSPELEN
Alle artikelen

LEERPROBLEMEN
alle artikelen

LEZEN-SCHRIJVEN
alle artikelen

LINKS
Naar andere websites en blogmet vrijeschoolachtergronden; vakken; lesvoorbeelden enz

MEETKUNDE
alle artikelen

MENSKUNDE EN PEDAGOGIE
Alle artikelen

MINERALOGIE
alle artikelen

MUZIEK
mens en muziek
blokfluit spelen
over het aanleren van het notenschrift

NATUURKUNDE
alle artikelen

NEDERLANDSE TAAL
alle artikelen

NIET-NEDERLANDSE TALEN
alle artikelen

ONTWIKKELINGSFASEN
alle artikelen

OPSPATTEND GRIND
alle artikelen

OPVOEDINGSVRAGEN
alle artikelen

PLANTKUNDE
alle artikelen

REKENEN
alle artikelen

RELIGIE
Religieus onderwijs
vensteruur

REMEDIAL TEACHING
[1]  [2]

SCHEIKUNDE
klas 7

SCHRIJVEN – LEZEN
alle artikelen

SOCIALE DRIEGELEDING
alle artikelen
hierbij ook: vrijeschool en vrijheid van onderwijs

SPEL
alle artikelen

SPRAAK
spraakoefeningen
spraak/spreektherapie [1]    [2]

STERRENKUNDE
klas 7

TEKENEN
zwart/wit [2-1]
over arceren
[2-2]
over arceren met kleur; verschil met zwart/wit
voorbeelden
In klas 6
In klas 7

VERTELSTOF
alle artikelen

VOEDINGSLEER
7e klas: alle artikelen

VORMTEKENEN
Alle artikelen


VRIJESCHOOL
uitgangspunten

de ochtendspreuk [1]      [2]     [3]

bewegen in de klas
In de vrijeschool Den Haag wordt op een bijzondere manier bewogen.

bewegen in de klas
L.L.. Oosterom over: beweging tussen persoon en wereld; kind leert bewegend de wereld kennen; sport

Vrijeschool en vrijheid van onderwijsalle artikelen
zie ook: sociale driegeleding

vrijeschool en antroposofie – is de vrijeschool een antroposofische school?
alle artikelen

de vrijeschool: breinvriendelijk onderwijs

Vrijeschool in beeld: illustraties van het vrijeschoolonderwijs

EN VERDER:
burnt out
Aart van der Stel over: waarom raakt iemand ‘burnt out’; je eigen rol en hoe gaan de anderen met je om; binnen-buiten; gezond-ziek

met vreugde in het nu aanwezig zijn
‘anti’- burn-out

geschiedenis van het Nederlandse onderwijs, een kleine schets


karakteriseren i.p.v. definiëren

lichaamsoriëntatie

(school)gebouw
organische bouw [1]     [2-1]    [2-2]

In de trein
onderwijzer Wilkeshuis over een paar ‘vrijeschoolkinderen’ in de trein

.

Ondanks regelmatige controle komt het voor dat bepaalde links niet werken. Waarschuw me s.v.p.     vspedagogie voeg toe apenstaartje gmail punt com

.

434-404

.