.
Onderstaand artikel verscheen in de jaren zeventig van de vorige eeuw in het blad ‘Vacature’, waarin naast -uiteraard – vacatures stonden, ook in vele artikelen aandacht werd besteed aan allerlei onderwerpen die betrekking hebben op het onderwijs.
Hoe werd er over stotteren gedacht?
.
A.Verkerk, in ‘Vacature’ , nadere gegevens onbekend, maar ca 1970)
.
Het stotterende kind in de klas
1
Stotteren is een ziekte, die de betrokkene veel verdriet veroorzaakt, meestal meer dan wij denken.
Voor de wetenschap is het nog een betrekkelijk onbekend terrein, zodat het wezenlijke van stotteren nog niet ontdekt is. Mede hierdoor is de genezing een moeizaam proces, dat veel vraagt van allen, die met de opvoeding van de stotteraar belast zijn.
Een hoofdkenmerk bij de meeste stotteraars is de angst om te spreken.
Het gevolg hiervan is dat hij te veel let op zijn spreken, waardoor het stotteren juist erger wordt.
Stotterende kinderen zijn vaak nerveuze of neurotische kinderen.
Deze eigenschappen kunnen zoals men weet aangeboren zijn öf ze kunnen door opvoedingsfouten of milieufactoren ontstaan of verergerd zijn.
Het is moeilijk deze nervositeit of neurose te genezen, wel kan veel gedaan worden om de gevolgen hiervan te beperken.
Deze kinderen hebben veel rust nodig, vragen veel aandacht en vriendelijkheid (ze zijn bijna „onverzadigbaar”), mogen geen te zware belasting krijgen door moeilijke opgaven en taken (als ze b.v. leerplichtig zijn, is het soms beter nog een jaar te wachten), en hebben veel bemoediging en versterking van hun zelfvertrouwen nodig (al was het alleen maar door het uitvoeren van boodschappen en kleine karweitjes).
In het bijzonder voor het stotterende kind geldt: zelf rustig en desnoods langzaam spreken.
Drukke moeders hebben bijv. een funeste invloed op hen.
Ook al denken wij, dat we machteloos staan tegenover stotteren, toch kunnen wij de gevolgen, vaak meer dan wij beseffen, verzachten door onze liefde.
Het maakt de taak van de opvoeder echter niet gemakkelijker ook al veroorzaakt toevallig een stotterende leerling weinig last in de klas.
Misschien kunnen wij helpen met de volgende tips (ook al zullen vele bekend zijn):
1. Tracht met alle middelen, die u ten dienste staan, te voorkomen dat kinderen met een spraakstoornis nageaapt of uitgelachen worden, ook al gebeurt dit bijv. op straat. Hoe minder aandacht er aan de afwijking besteed wordt, des te beter. Omdat natuurlijk een rustige en prettige sfeer zeer belangrijk is voor de stotteraar, heeft (indien zulks mogelijk is) een kleine klas de voorkeur.
2. Plaats geen kind bij hem in de buurt dat öf zelf druk of plagerig is óf zelf neiging vertoont tot stotteren. Ook al lijken dit kleinigheden, toch zijn ze voor het spraakgestoqrde kind van groot belang. Als alle omstandigheden gunstig zijn, worden de kansen voor genezing beduidend groter.
3. Vragen, die plotseling gesteld worden of vlug beantwoord worden, brengen een stotteraar in de war. Opwinding (bijv. na een slechte beurt) of vermoeidheid (bijv. aan het eind van de middag) maken de kwaal erger.
4. Het is o.i. niet goed, dat stotterende leerlingen weinig of geen beurten krijgen, want ze voelen zich dan vaak uitgerangeerd. Elke stotteraar is anders en ongetwijfeld probeert men zich aan te passen bij wat de stotteraar wel of niet zou kunnen zeggen of antwoorden,
Om enkele voorbeelden te noemen:
Stel vragen, waarop een kort antwoord mogelijk is, of geef een opdracht, die op bord kan worden uitgevoerd.
5. Fluisteren, zingen, het opzeggen van versjes en rijtjes, soms zelfs toneelspelen, gaan meestal goed. Geef hem bij voorkeur daarbij een beurt. Wanneer de leerling daartoe echter niet in staat is, zou het dan niet mogelijk zijn, het versje na schooltijd te laten opzeggen of desnoods op te laten schrijven? Dit geldt ook voor een leesbeurt.
6. Veel stotteren ontstaat doordat de ouders te veel aandacht schenken aan het spreken van hun kind. Daarom is het verkeerd om een stotteraartje iet§ te laten overzeggen. Wel kunnen we het helpen door een woord voor te zeggen, wanneer het er niet „uit” kan komen of door een vraag het een beetje op weg te helpen. Het kind moet ook leren na te denken wat het zal zeggen. Eerst denken dan spreken!
7. Wanneer een kind stottert als het hardop leest kunnen we het helpen door mee te lezen of desnoods voor te zeggen (maar hoe zachter hoe liever!).
8. Uitgesproken linkshandige kinderen, die gedwongen worden rechts te schrijven, kunnen gaan stotteren, indien er een zekere aanleg hiervoor aanwezig is.
Ook het spellend lezen is voor de stotteraar een verzwarende omstandigheid, zodat – althans van logopedisch standpunt uit bezien – een globale leesmethode de voorkeur verdient boven een analytische methode. Het spellend lezen en ook het woord voor woord lezen is nadelig voor een stotterende leerling.
Op de spraakles wordt hem geleerd eerst de zin goed voor zich zelf te lezen en dan de hele zin achter elkaar hardop te lezen. Een goed hulpmiddel is ook om het lezen en spreken enigszins zangerig te laten geschieden. Hoe onopvallender men tegenover het stotteren staat, des te groter is de kans dat het spraakgebrek „over” gaat.
Van eminent belang is, dat allen, die met het stotterende kind omgaan, samenwerken en alle storende invloeden proberen weg te werken om het dikwijls zo verschrikkelijke lot van de stotteraar dragelijk te maken.
Het is verkeerd te menen dat de logopedist en de stotteraar het maar zelf moeten klaarspelen, die opgave is te moeilijk. Het blijft een zware opgaaf het stotteren te overwinnen, maar het is geenszins onmogelijk.
Wat is stotteren?
Stotteren is een spanningsverschijnsel, d.w.z. geestelijke spanningen uiten zich in het stotteren. Hierbij worden de spieren, die nodig zijn om goed te spreken in’ hun functie belemmerd door krampachtige verschijnselen.
Het is dus zaak om spanningen zoveel mogelijk te voorkomen en hier ligt een belangrijke taak voor de klasse-onderwijzer(es). Uit ervaring is gebleken dat men in de klas niet machteloos hoeft te staan tegenover stotteren, maar dat er wel degelijk aan de genezing kan worden gewerkt. Uit onderzoekingen en uit eigen ervaring is eveneens gebleken dat een belangrijk percentage van de kinderen, die stotteren op de basisschool toch stottervrij deze school verlaat. Dit gebeurt niet vanzelf, het is ook geen kwestie van „erover heen groeien”, maar de genezing wordt naast de eventuele logopedische behandeling, bewerkstelligd door de actieve inzet van de opvoeders. Meestal is het genezingsproces langdurig en veel geduld is dan ook een zeer schone zaak. Voor kinderen van 3-7 jaar (zeer globaal genomen) wordt meestal het advies gegeven: besteed geen aandacht aan het stotteren, maar wel aan het kind.
Bij deze jonge stotteraars moet voorkomen worden dat zij zich ervan bewust worden, dat zij stotteren, althans dat ze het zich gaan aantrekken of angst voor praten krijgen. Hoe onbevangener zij én hun omgeving staan ten opzichte van de stotterversehijnselen, des te eerder is er de kans dat deze verschijnselen verdwijnen.
Beïnvloeding- van de stotteraar
Indirect moet er natuurlijk wel veel gedaan worden om deze kinderen geestelijk te harden.
1. Er moet naar gestreefd worden hen een goed gevoel van zelfvertrouwen bij te brengen. Vragen bv., die korte antwoorden vereisen hebben de voorkeur boven langere antwoorden, eenvoudige vragen boven ingewikkelde of moeilijke vragen, moeilijke opdrachten (bv. vóór de klas) moeten vermeden worden.
2. Opwinding en vermoeidheid moeten vermeden worden.
3. Positieve factoren daarentegen zijn:
Vriendelijkheid en geduld;
’n beetje extra aandacht; rustig spreken; prettige klassesfeer enz.; vrolijkheid.
Ze zijn bijzondere heilzaam voor de stotteraar.
Zoek naar gunstige omstandigheden.
De stotteraar beschikt meestal niet over een groot aanpassingsvermogen en het is verstandig hem in een nieuwe klas wat tijd te gunnen om hem aan de nieuwe situatie te wennen.
Het is beter geen spreek- of lees-opdrachten te geven, wanneer u zelf gehaast of geïrriteerd bent of wanneer er in de klas een wat opgewonden stemming heerst.
Bij het geven van een beurt moeten we als het ware op onze tellen passen en niet lukraak de stotteraar een beurt geven. De omstandigheden daarvoor moeten zo gunstig mogelijk zijn. De graad van stotteren is, zoals u wel gemerkt zult hebben, erg wisselend, afhankelijk van allerlei invloeden en omstandigheden. Ook al veranderen de omstandigheden niet, toch zijn daarin weer verschillende situaties, waarvan de stotteraar de één als makkelijk en de ander weer als wat moeilijker ervaart. Het is zaak dit uit te zoeken en de meest gunstige uit te buiten.
Het kan het geval zijn bij nerveuze kinderen, bij de zwakbegaafden of de leeszwakken, bij de eenzame of onaangepaste kinderen om maar enkele voorbeelden te noemen. Inschakeling van specialisten is gewenst, maar in kleinere plaatsen niet altijd uitvoerbaar.
Enkele verdere maatregelen, die de school zelf zou kunnen treffen om het stotteren te verminderen, zijn de volgende:
Het stotterende kind in geen geval te zwaar belasten of te hoge eisen stellen. Blijven zitten bv. is, dunkt ons, veel beter dan het kind met de hakken over de sloot over te laten gaan, of nog erger (nogmaals we pleiten hier voor stotterende kinderen) voorwaardelijk over te laten gaan. Het risico dat de leerling blijft stotteren of dat het stotteren erger wordt is te groot en daarom lijkt ons dit niet verantwoord. Dit geldt natuurlijk veel minder voor die scholen, waar men van het traditioneel-klassikale onderwijssysteem is afgestapt en het vervangen heeft door meer individueel onderwijs. Zoals gezegd: in de laagste klassen moeten we op onopvallende wijze aan de stotteraar werken, maar aan het stotteren zelf geen aandacht schenken. Het moment dat wij onze houding moeten veranderen is voor ieder kind verschillend.
Wanneer moeten we ingrijpen?
Een paar aanwijzingen die het kind ons geeft, wanneer wij van een min of meer indirecte tot een meer directe aanpak van het stotteren dienen over te gaan, zijn de volgende:
1. als het met kracht probeert het stotteren te overwinnen. Het probeert dan namelijk met persen en drukken de woorden eruit te „krijgen”.
2. meebewegingen: bewegingen (vooral met het hoofd) die gemaakt worden om de spreekmoeilijkheden te overwinnen.
3. als het angst vertoont voor bepaalde woorden of voor bepaalde situaties (bv. voor een beurt of voor een boodschap).
4. als het uit angst voor stotteren zwijgt of zich terugtrekt zodat duidelijk te merken is, dat het zich het stotteren aantrekt.
De stotteraar die zich het stotteren eigenlijk niet bewust was en er niet onder gebukt ging, wordt het zich nu wél bewust en heeft er verdriet van. Nu wordt behandeling door een logopedist(e) noodzakelijk.
2
Bij de logopedische behandeling van stotteraars speelt de opvoeding tot meer zelfvertrouwen een grote rol. Hoe meer zelfvertrouwen, des te minder is er de angst voor het spreken.
Met dit gegeven als uitgangspunt wordt de behandeling van de stotteraar aangepakt. We beginnen met de gemakkelijkste leersituatie, waarin de leerling (e) niet stottert, of na enige oefening niet meer stottert. Daarna nemen we een iets moeilijker situatie, uitgaande van de positieve ervaringen, die de stotteraar bij de eerste situtatie heeft opgedaan. Zo worden de opdrachten steeds moeilijker gemaakt, waarin de stemming van: ik kan het toch wel, groeit en de angst en de opwinding vóór en tijdens het spreken vermindert.
De stappen op deze „ladder” mogen vooral niet te groot genomen worden, want één mislukking en we moeten weer een eind terug op deze ladder. Samenwerking met de logopedist is noodzakelijk voor het welslagen van deze onderneming.
Ten eerste omdat hij/zij aan zïjn/haar leerling alleen die opdrachten en beurten geeft, die met de logopedist zijn afgesproken. Er moet een zekere planning zijn om de mogelijkheden tot stotteren zoveel mogelijk te beperken, ten tweede is overleg nodig om een lijst van situaties aan te leggen, die voor deze leerling langzaam in moeilijkheidsgraad opklimmen.
Hulpmiddelen
De stotteraar heeft in zijn strijd tegen het stotteren de beschikking over enkele hulpmiddelen, die in de praktijk vrij effectief zijn gebleken. Maar ook hier weer geldt: Elke stotteraar is anders.
Tikken
Dit middel kan vooral toegepast worden als het door een logopedist(e) aangeleerd is.
Het tikken wordt uitgevoerd met de wijsvinger of met een potlood. Er wordt bij elke lettergreep getikt, waardoor een wat eentonige manier van lezen ontstaat. Heel goed is het om af en toe de hele klas eens op deze manier te laten lezen.
Het vreemde van dit hulpmiddel valt dan een beetje weg, terwijl het een goed middel is tegen slordig lezen.
In dit verband ook de opmerking: eerst de zin stil lezen en dan hardop. Dit is ook uit logopedisch standpunt zeer aan te bevelen.
Het tikken kan ook bij het gewone spreken worden toegepast. Rustig maken. De opmerking: “Doe het maar rustig aan, we hebben tijd genoeg”, wordt door de meesten als plezierig ervaren.
Aanvullen
Blijft het stotteraartje bij een bepaald woord steken dan kunt u dat woord aanvullen of voorzeggen, zodat het verder kan gaan met praten of lezen. Blijft het bij een leesbeurt regelmatig steken, zodat aanvullen niet voldoende is, dan is meelezen een doeltreffend middel.
Meelezen
Dit meelezen kan in verschillende fasen geschieden.
a. de leerkracht leest hardop in zijn eigen rustig tempo en de stotteraar ptobeert mee te lezen;
b. de leerkracht doet het wat zachter en let meer op de stotteraar. Het lezen van de stotteraar wordt nu luider dan dat van zijn onderwijzer (es);
c. de steun van de leerkracht vermindert tot een soort gemurmel;
d. zo nu en dan houdt het gemurmel op. Als er weer een blokkade of een herhaling is, springt de onderwijzer (es) weer bij óf door meelezen óf door gemompel.
Dit kan onder schooltijd of na schooltijd geschieden. In het begin is oefenen na schooltijd beter, omdat dan de druk van een volle klas wegvalt.
Rustig lezen
Sloom en rustig lezen zonder enige inspanning of krachtsvertoon. Hoe voorzichtiger en zachter hoe beter.
Veel stotteraars hebben door hun opwinding de neiging te vlug en te slordig te lezen, waardoor zij juist nog meer in verwarring komen. En door de verwarring komen dan nog meer leesfouten en stotterverschijnselen.
Wat leert de stotteraar bij de logopedist?
Het belangrijkste is:
1. Zich te leren ontspannen ook bij moeilijke opdrachten. Geestelijke spanningen leiden tot lichamelijke spanningen en deze bij stotteraars weer tot krampachtige bewegingen van de ademspieren, vooral in de buik. Hij houdt onbewust zijn adem in of verhindert een rustige uitademing. Dit alles veroorzaakt mede het stotteren.
Zich actief te ontspannen is moeilijk, maar noodzakelijk. Gemakkelijk zitten, maar toch rechtop, is eveneens nuttig. Geen enkele poging mag gedaan worden om met persen en drukken te praten.
Stop is een belangrijk woordie bij de stotterbehandclng. De stotterende jongen of meisje moet stoppen zodra hij met kracht over een moeilijk woord probeert heen te komen, wanncer hij bij dat woord is blijven steken. Hij mag niet verder stotteren, maar uitzuchten, wachten op de ademgolf en opnieuw proberen, nog voorzichtiger, verder te lezen of heen te komen. Derhalve mogen geen onnodige hoofdbewegingen gemaakt worden.
Geeuwen is een uitstekende ontspanningsoefening, zodat wij hopen dat u dit in de klas kunt tolereren.
Op de duur moet de stotteraar leren bij iedere spreekblokkade niet door te „drukken” maar even uit te zuchten en opnieuw te beginnen.
2. Letten op zijn adembewegingen in de buik.
De stotteraar moet dan pas spreken, wanneer hij voldoende lucht in zijn longen heeft. Uiterlijk is dat zichtbaar aan de naar voren gaande buikbeweging. Bijna altijd is de oorzaak van het stotteren gelegen in de ademhaling. Hij heeft te weinig adem als hij wat gaat zeggen of hij houdt zijn adem in, zodat het spreken zo moeizaam gaat.
Hij (het kan natuurlijk ook een zij zijn) moet daarom vóór elke zin of gedeelte van een zin, wachten op de ademgolf. De adempauzes zijn langer dan normaal en dienen bij het lezen bij voorkeur te geschieden bij leestekens en dergelijke. Vooral geen lange zinnen laten lezen op één adem; de stotteraar kan beter een grote zin in kleine stukken „knippen”.
3. Sloom en rustig praten en lezen.
Bij het lezen, vooral als het slechte lezers betreft, kan de zin of een stuk zin eerst stil of fluisterend gelezen worden en dan hardop.
Mocht de leerling een van deze aangeleerde spreektechnieken vergeten, dan moeten we hem daaraan herinneren. De stotteraar is hardnekkig in het
cultiveren van zijn verkeerde adem- en spreekgewoonten, zodat enig geduld wel vereist is. Misschien is het aan te raden er eens over praten. Het kan zijn, dat hij van uw aanwijzingen nerveus of geïrriteerd wordt, of ook wel dat hij zich schaamt en een gesprek kan hierover opheldering verschaffen.
Openheid in de houding tegenover de stotteraar
Nadat de spraaklessen enige tijd aan de gang zijn kunt u behalve over de nieuw aangeleerde spreektechniek met de stotteraar eens praten over zijn moeilijkheden en wensen.
De volgende punten zouden aangeroerd kunnen worden:
Waar wil hij graag zitten?
Wil hij geholpen worden bij het gebruiken van zijn nieuwe spreektechniek?
Wat vindt hij prettig, als hij een beurt krijgt?
Wordt hij geplaagd of uitgelachen?
Het domweg verbieden van plagen of uitlachen van stotteraars, is natuurlijk belangrijk, maar het is onzes inziens nog waardevoller, wanneer een beroep op het meeleven van de klassegenoten wordt gevraagd. Misschien is het zelfs mogelijk de klas in te schakelen bij de therapie.
De positie van de stotteraar
Deze is vaak moeilijker dan we denken.
Door de vele mislukkingen bij het spreken (en vaak ook op andere terreinen) proberen ze hun stotteren te verbergen en schamen zich diep over hun gestuntel. De moeilijke opgave voor hen is dat ze leren te accepteren dat ze – laten we hopen voorlopig – nog stotteren.
Ze moeten durven te stotteren en daar eerlijk voor uitkomen.
Als ze een logopedische behandeling nodig hebben moeten ze bovendien de moed hebben om de hun aangeleerde hulpmiddelen te gebruiken.
Ze mogen en moeten geloven dat ze beter kunnen worden. En niet alleen de stotteraars – maar ook zijn opvoeders mogen dit geloven.
Ze moeten de moed hebben om hun oude strijdmiddelen op te geven, n.l. met persen en drukken en met allerlei meebewegingen uit hun woorden proberen te komen.
Ze moeten durven te stoppen, wanneer ze op een woord blijven steken. Ze moeten de moed hebben om uit te zuchten en opnieuw verder te gaan, te beginnen met de zin, nog voorzichtiger, nog meer ontspannen. Kortom: de oude spreekgewoonten door andere en betere te vervangen.
Nog enkele algemene punten
Stotteraars worden niet altijd even rechtvaardig behandeld en daar zijn ze zelf mede „schuldig” aan.
Een voorbeeld:
Door spreekangst is hij niet in staat een goede beurt te maken, hoewel hij het wel weet. Gevolg (gelukkig niet altijd): slecht cijfer of strafwerk.
Stotteraars zijn vaak nerveus, wat meestal ten gevolge heeft dat ze overgevoelig zijn en weinig kunnen verdragen. Strafmaatregelen veroorzaken spanningen, die op hun beurt weer de voedingsbronnen zijn van het stotteren. Als ze bovendien – terecht of ten onrechte – menen dat ze onrechtvaardig behandeld worden, worden de spanningen nog meer opgevoerd.
Natuurlijk voeren we geen pleidooi voor slap optreden tegen stotteraars, maar wel is het van belang dat we zowel opwinding als een gevoel van miskenning bij de stotteraar vermijden.
Een stotteraar is vaak een geremde persoonlijkheid, wanneer de remmingen bij het spreken zijn verdwenen, vallen vaak ook remmingen in andere delen van zijn persoonlijkheid weg, bv. op intellectueel en sociaal gebied.
Moeten we de stotteraar aankijken?
Ja, maar niet voortdurend. Het contact stotteraar-luisteraar moet gehandhaafd blijven en dat kan moeilijk als de stotteraar merkt dat de luisteraar een andere kant uitkijkt.
We kunnen de stotteraar meer helpen met een bemoedigend woord of met het aanvullen van een voor de stotteraar moeilijk woord.
Als hij erg opgewonden is en daardoor des te heviger stottert, leidt hem dan af en laat hem praten wanneer hij wat rustiger geworden is. Het versterkt het zelfvertrouwen van de stotteraar, wanneer u hem vooral beurten geeft op zijn goede dagen en geen op de kwade.
Belangrijk is ook dat u zelf rustig praat en rustig bent. Vriendelijkheid en vrolijkheid zijn belangrijke wapens in de strijd tegen het stotteren.
Onrust, opjagen, drillen, dreigementen, strengheid bevorderen het. Een te strakke en te strenge opvoeding is vaak funest voor de stotteraar.
Het is niet aan te raden om stotterende kinderen die nog niet schoolrijp zijn, naar de „grote” school te laten gaan. De spanningen die met deze overgang gepaard gaan houden het stotteren in stand of verergeren het, terwijl juist door een jaartje kleuterschool hun soms wat vertraagde ontwikkeling weer op het normale peil komt.
De belangrijk ste persoon in het „team” van onderwijzer (es) -ouders – logopedist (e) – stotteraar is de laatstgenoemde. Niet alleen dat hij van het stotteren genezen moet worden, maar ook omdat hij zélf het voornaamste aandeel in de genezing heeft.
De stotteraar moet zich leren ontspannen en hij zal de nieuwe spreektechniek als hij die geleerd heeft moeten toepassen.
Daar is veel training en oefening voor nodig. Ook een zekere intelligentie om te begrijpen waar het om gaat. Daar een spraakbehandeling vaak maanden en jaren duurt, wordt er veel doorzettingsvermogen gevraagd van de patiënt, zodat er successen en andere stimulansen nodig ziin om hem/haar te doen volhouden. Het is de moeite waard om alle krachten in te spannen om onze leerling van het stotteren af te helpen, omdat we hem daarmee veel verdriet besparen.
Aanbevolen literatuur:
Th. Schoemaker: De stotteraar op school en in de therapie. Uitgeverij Bohn – Haarlem.
.
Rudolf Steiner over stotteren in GA 306/41
.
Ontwikkelingsproblemen
Opvoedingsvragen: alle artikelen
.
1861
.