.
Magchiel Matthijsen, DRIELUIK, mededelingenblad van Zeister vrijeschool, datum onbekend
.
KERSTSPELEN – DRIEKONINGENSPEL
Met de opvoering van het Driekoningenspel is aan de meest intensieve tijd van feesten in de jaarkring een einde gekomen, en ietwat oneerbiedig kan het gevoel opkomen ‘nu dan weer tot de orde van de dag te kunnen terugkeren.’ Zo is het echter niet, juist dankzij het intensieve vieren van deze feesten en dankzij het er lange tijd voor- en ‘nabereidend’, mee omgaan, begin je te merken, dat er daardoor pas zoiets als ‘orde’ van de dag kan zijn.
Zonder deze momenten van de jaarfeesten zouden immers de dagen geenszins met orde verlopen, integendeel, een overgeleverd zijn aan de ongeordende bewegingen van de natuur, van weersgesteldheden, van de atmosfeer zou het gevolg zijn. Een leven, waarin de stemmingen van het zielenleven zich zouden opvolgen als wolkenflarden die aan de zon voorbij trekken, of als de steeds wisselende temperaturen van het water. Het ordenende bewustzijn danken we echter aan een sfeer, die weidser is dan de directe levenssfeer van de aarde, de sfeer van de hemellichamen, van de kosmos – waarin ook de betekenis van het woord ‘orde’ ligt opgesloten.
Hierop kan het Driekoningenspel ons wijzen, wanneer immers de alles omverwerpende gebeurtenis van de geboorte van het Christuskind zich in Palestina voordoet, waardoor een nieuwe orde der dingen ontstaat, dan is het niet een plotseling geruis door de bomen, of een schokken van de aarde, die ons dit wereldgebeuren meedeelt, maar een uit wereldruimten stralende ster ‘so noyt en wiert gesien’. Juist omdat deze gebeurtenis in de tijd een nieuwe orde schiep, moest de afspiegeling, daarvan zich groots en weid in de ruimte voordoen.
Het is misschien mogelijk vanuit een bepaald gezichtspunt nog een korte blik op deze Drie Koningen te werpen, om te zien hoe in hun komst naar Bethlehem, en met name in de geschenken, die zij uit hun landen meebrengen van oudsher de eenheid van deze Drie Koningen werd beleefd.
De drie afzonderlijke Koningen representeerden van dat geheel slechts een facet; zo sterk sprak die eenheid tot de verbeelding van het volk, dat in de legenden, die zich rond deze figuren sponnen, Balthasar, Kaspar en Melchior als onafscheidelijk werden gezien, van het moment dat de afzonderlijke wegen hen tezamen had gebracht tot en met het moment van de dood toe, waar de reeds gestorven en begraven Balthasar en Melchior in hun graf opschuiven en plaats maken, wanneer de jongere Kaspar komt te sterven en in hetzelfde graf wordt bijgezet.
Tegenover hen stonden de Herders, niet ‘de drie Herders’, hoewel door de volksspelen in de 15e eeuw langzamerhand een zekere individualisering is opgetreden, waardoor enkele van hen een naam kregen – die weliswaar niet in de legenden voorkomt, maar die ons in de loop der tijden haast even vertrouwd in de oren is gaan klinken als die van Kaspar, Balthasar en Melchior. Maar net zomin als de geschenken van de Herders hun betekenis ontlenen aan de veredeling, die zij door de bewerking van mensenhanden hebben ondergaan – immers wol, meel, melk en het lam (gaven, die niet in de Evangeliën worden genoemd) zijn geschenken, die uit de directe levensgemeenschap van de Herders met de natuur voortkomen (de natuur schenkt als het ware door de herders heen), zo zijn het niet de individualiteiten die de geschenken aanbieden, waar het hier om gaat. Hier is het geschenk eerder ‘voorwendsel’ voor de allerarmsten, voor hen die niets bezitten, om het licht van het Christuskind te mogen aanschouwen, in de stal te mogen zijn en niet met lege handen te hoeven staan.
Met de geschenken, die de allerrijksten brachten, en die met grote zorg waren uitgezocht, heeft zich begrijpelijkerwijze al vrij vroeg een symbolische betekenis verbonden.
Dat in dit kind een Koning geëerd werd, die over de gehele wereld zou regeren met Goddelijke macht, kon alleen worden uitgedrukt in het G O U D, in een gouden appel. Dat deze heerschappij berustte op de Goddelijkheid van deze Majesteit, en dat aan deze Godheid hulde gebracht moest worden, werd zichtbaar in de zich vervluchtigende rook van de W I E R O O K, en dat deze God, die met zijn geboorte op aarde het lot van de mens, van de sterfelijkheid van de mens op zich nam, vond zijn weerspiegeling in de M I R R E, die vanouds bij elk begrafenisritueel werd gebruikt. Zo vond in deze drie geschenken het aardse antwoord, de bevestiging van de geboorte van dit Goddelijk menselijk wezen plaats.
Melchior schenkt in onderwerping aan de Majesteit van de nieuw gevonden Koning het goud, hopend op genade.
Kaspar schenkt de mirre, roemend en prijzend het wonder van de geboorte van het Goddelijke in een teer, broos, menselijk lichaam -‘hoe is U woningh so arrem bestelt.
Balthasar schenkt de wierook en eert daarmee de hoogste Goddelijke Held en Koning.
Maar meer kunnen deze geschenken voor ons zijn, wanneer ze worden
gezien als een tijdeloze afspiegeling van onze groeiende verhouding tot het hogere; wanneer de mirre het beeld wordt van het terugdringen van het zintuiglijke leven, van het afsterven voor de steeds wisselende indrukken van buiten, wanneer in de wierook tot uitdrukking komt hoe. door een innerlijk ruimte maken, inhouden in de ziel kunnen worden opgenomen en kunnen groeien, en hoe van daaruit in het goud, de liefde, die als dank voor de nieuwe innerlijke openbaring kan oplichten, wordt uitgedrukt. Zo spraken de middeleeuwse schrijvers nog over de betekenis van deze gaven.
Wanneer in dit verdere verloop nog iets over de Drie Koningen afzonderlijk gezegd wordt, geschiedt dat niet aan de hand van een middeleeuwse schrijver, maar aan de hand van een voordracht van Rudolf Steiner.
Steiner bespreekt in een pedagogische voordracht, hoe de drie verschillende logische functies, het voorstellen, het oordelen en het besluiten, die de mens met zijn zielenorganisme uitvoert, en waarin we respectievelijk de zielenactiviteiten van het denken, voelen en willen werkzaam zien, hoe we min of meer gewend zijn deze drie functies in de hersenen gelokaliseerd te zien, waardoor een oefenen van deze vermogens dientengevolge in het verleden als een scholen van het exact-logische, causale denken werd gezien. Steiner wijst erop, dat dit niet juist is, dat eigenlijk alleen de functie van het voorstellen aan het denken, aan het hoofd in directe zin is gebonden, terwijl de grondslag van het oordelen bijvoorbeeld niet in de hersenen is te vinden, maar in armen en handen. ‘In werkelijkheid oordelen wij met onze armen en handen.’ En zoals de armen en handen niet het oordeel, maar de activiteit van het oordelen mogelijk maken, zo zijn het volgens Steiner de benen en de voeten, die samenhangen met het vermogen om besluiten te nemen. Los van de betekenis, die deze inzichten hebben voor een opvoedkunst, die zich de ontwikkeling van deze vermogens ten doel stelt- een heel nieuw licht wordt hierdoor bijvoorbeeld op een vak als handvaardigheid of euritmie geworpen – kan ons aan een korte beschouwing over de Drie Koningen iets van de waarheid van een dergelijk, niet direct controleerbaar gezichtspunt duidelijk worden.
Vanuit een werkelijk kunstzinnig scheppingsproces, dat van een inspiratief beleven van de waarheid is doortrokken, moet in het tot leven brengen van deze drie gestalten zichtbaar worden, hoe de drie verschillende zielenhoudingen van deze wijzen zich ook in hun denken op verschillende manieren uitten.
Er zullen zo vanuit de kunstzinnige oerbron, van waaruit aan deze
personen in de middeleeuwen gestalte werd gegeven, al vanzelfsprekend
verschillen ontstaan al naar gelang een sterker benadrukken van het
voorstellende, oordelende of besluitende karakter, dat het denken van
deze Koningen eigen is.
De werkelijke inspiratie en de waarheid van waaruit deze middeleeuwse spelen kunstzinnig vorm kregen, stond er echter borg voor, dat deze elementen niet als een abstract gegeven of een theorie aan ons verschijnen.
Ze zijn niet aan de figuren ‘opgehangen’, integendeel, er wordt
zichtbaar, hoe dit verschillend gerichte denken uit een levend beeld van de verschillende geaardheid van deze Koningen voortsproot, en hoe tot in hun spreken en bewegen dit principe op de wijze, zoals dit door Rudolf Steiner werd beschreven, onbewust in hun scheppingen vorm kreeg. Hoewel het niet in de bedoeling kan liggen de Kerstspelen tot vrij gebied voor schriftgeleerden te verklaren, van het bovenstaande hier tot slot een enkel voorbeeld.
Melchior is de enige Koning door wie de directe waarneming van de ster wordt beschreven; uitvoerig neemt hij waar en bouwt het innerlijk beeld op, waarvan hij het raadsel ter oplossing, de mathematicus te duiden geeft.
Op grond van zijn waarnemen en doorzien van de situatie draagt hij in het verdere verloop mogelijke oplossingen aan. Zo verbindt hij telkens een oude situatie met een nieuwe. Wanneer de ster verdwenen is, het optrekken naar Jerusalem; na het bezoek aan Herodes het verder trekken naar Bethlehem, enzovoorts, maar in de stal spreekt in zijn herinnering het beeld van Herodes, tot wie de Koningen zouden terugreizen: hij brengt het heden met wat direct vooraf ging in verbinding. Zo rijgen de beelden, de voorstellingen zich aaneen, en wanneer het denken zijn zekerheid eenmaal gevonden heeft, brengen de v r a g e n van dit hoofdgebonden denken: welk geschenk, welke weg? hem niet van zijn stuk. .
Balthasar, de oudste der koningen, treedt nooit als eerste op, hij
laat de anderen voorgaan, heeft een situatie nodig waarop hij deze
met de zijne vergelijkend, kan reageren. Er moet al een soort
herkennen zijn, dan kan hij vanuit hartenkrachten oordelen en bezit hij
zijn zekerheid; hij weet het passende geschenk, en waar ‘twee wegen’
zijn, de juiste weg. Hij weet, dat op de plaats waar de ster stilstaat
het kind zich bevindt. Het is dan ook Balthasar, die ten afscheid in
de stal de zegen uitspreekt en daartoe armen en handen uitspreidt.
Hier, op dit gebied heeft zijn oordelen een zekere mate van vrijheid
in het bewegen geschapen, of anders gezegd, het vrije bewegen van
armen en handen in gebed, offeren en zegening leidt bij Balthasar tot
de innerlijke zekerheid in het oordeel.
Kaspar is de enige Koning, de jongste, die op weg trekt zonder dat uitgesproken werd waarheen. Zijn vertrouwen in de ster is voldoende. Het jong zijn verklaart iets van zijn spontaan, direct reageren – zo soms neigend naar het naïeve – en zijn vermogen tot het zich verwonderen uit zich in al zijn ontmoetingen met mensen. Bethlehem wordt niet genoemd. Hij draagt zijn doel in zich, in een diepere, haast onbewuste laag, van waaruit hij, op het moment van de plotselinge twijfel, van de ‘dwaligh’ ruw wordt losgerukt.
De bede van Kaspar is er een om de ‘regte baen’. Zijn voeten moeten immers de weg kunnen blijven volgen. Daaruit ontspruit dan de besluitkracht, waarmee hij zich actief met de wereld om zich heen kan verhouden.
Zö zien we deze Koningen vóór ons, in hun voortbewegen en voortschrijden ervaren we een levendigheid en een vrijheid, die ons bewust kunnen maken hoe willekeurig en krom onze eigen banen meestal zijn, hoe star ons voor of tegen, ons ja of nee, en hoe springerig en vluchtig, ons denken.
Een dergelijke beschouwing kan opnieuw, vanuit één bepaalde gezichtshoek duidelijk maken welke grote wijsheden er in de Kerstspelen verborgen zijn, en richt de blik op de bron van waaruit dit weten is voortgekomen.
.
Driekoningen: alle artikelen
Kerstspelen: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: Driekoningen
.
414-388
.
Vind ik leuk:
Like Laden...