VRIJESCHOOL – Sociale driegeleding (9-9/3)

.

Een reactie op het artikel van Loek Dullaart.

.

John Hogervorst, Motief 238 december 2019
.

Hoe ontkoppel je arbeid echt van inkomen?
.

Het idee van het basisinkomen jaagt veel mensen het hoofd op hol, zozeer dat zij werkelijk lijken te menen dat ‘gratis geld voor iedereen’ maatschappelijk gezien een stap in de goede richting is. Toch, zou je denken, hoef je geen economische of andere specifieke deskundigheid te bezitten om te weten: gratis geld bestaat niet, vroeg of laat wordt het ‘in rekening gebracht’.

In zijn artikel Basisinkomen: een goede start (Motief 236 van oktober) verwijst Loek Dullaart meerdere malen naar een artikel over het basisinkomen dat ik voor Antroposofie Magazine (juni 2019) schreef. Ik reageer daar graag op en geef er maar meteen bij aan: dat doe ik op basis van wat ik heb kunnen begrijpen van de sociale driegeleding, en in het bijzonder van Rudolf Steiners economische inzichten. Steil in de leer als ik ben, baseer ik mij ook liever op Rudolf Steiner ‘als econoom’ dan op de ‘goede en degelijke economen’, zij blijven verder zonder naam, op wie Loek Dullaart zijn vertrouwen richt.

Steiners economie begrijpen is geen makkelijke aangelegenheid. Maar zijn in meerdere varianten uitgesproken stelling dat de economische wetenschap ver achterloopt bij de werkelijkheid van de economie, kunnen we allemaal begrijpen. Al is het maar door te kijken naar wat de moderne economie (ook) teweegbrengt: een perverse verdeling van welvaart; uitbuiting van miljoenen arbeiders en de dreigende onleefbaarheid van de aarde. Voor wat betreft de hoofdstroom van de economische wetenschap mogen we concluderen: déze stelling van Steiner is helaas nog niet achterhaald.

Wie de wereldwijde situatie werkelijk in zijn bewustzijn op kan nemen, zou tot de gedachte kunnen komen dat we ons denken en ons willen misschien op andere zaken dan het basisinkomen zouden kunnen richten. Niet alleen omdat in de sociale driegeleding en Steiners economische inzichten de aanknopingspunten liggen om tot echte oplossingen te komen. Ook omdat datgene waar het, naar ik meen, de voorstanders van het basisinkomen om te doen is, haast als vanzelfsprekend bewerkstelligd zou worden als we ernst zouden maken met dit deel van Steiners impuls.

Over de ontkoppeling van arbeid en inkomen die Rudolf Steiner bepleitte, bestaan veel misverstanden. Loek Dullaart stelt dat invoering van het basisinkomen in die ontkoppeling een eerste stap is, die ook nog eens in lijn zou zijn met de zogenaamde ‘sociale hoofdwet’, die Rudolf Steiner in 1905 formuleerde. Ik denk niet dat Rudolf Steiner het daarmee eens zou zijn. Bijvoorbeeld niet, omdat de sociale hoofdwet over een geheel van samenwerkende mensen handelt en Steiner in de artikelen waarin hij die wet introduceerde, eenduidig aangeeft dat het voor zo’n geheel van samenwerkende mensen noodzakelijk is dat zij verenigd zijn in een gezamenlijke spirituele missie. Waar wij mogelijk in kleine kringen al hebben gemerkt hoe moeilijk het is om een gezamenlijke spirituele missie ‘te leven’, laat zich de vraag stellen hoe dat dan in het geheel van de samenleving moet, en wat dan die gezamenlijke spirituele missie zou zijn.

De sociale hoofdwet gaat over het handelen en leven vanuit altruïsme (liefde, zo men wil). Een regeling, zoals de invoering van het basisinkomen, brengt deze wenselijke werkelijkheid niet dichterbij.

Vanaf 1919 – in de zogenaamde ‘driegeledingstijd’ – was ‘de ontkoppeling van arbeid en inkomen’ een thema waarop Rudolf Steiner herhaaldelijk terugkwam, zonder dat hij daarbij de sociale hoofdwet betrok (want die gaat in essentie over iets anders). Het werken in loondienst is in Steiners ogen een restant van wat wij kennen als slavernij. ‘Arbeid is geen koopwaar’, stelt Steiner, en waar sprake is van een loondienstverband is dat toch het geval. Veel mensen moeten dat kunnen of hebben ervaren: de huidige omstandigheden dwingen hen hun capaciteiten op de ‘arbeidsmarkt’ aan te bieden, waar hun arbeid speelbal is van de wetten van vraag en aanbod. Eenmaal aan het werk zijnde, zijn er vele situaties waarin de loondienstwerker kan ervaren hoe hij, in het groot en in het klein, gedwongen is zijn arbeid te ‘verkopen’ – en daarmee een stukje van zichzelf Dat moet anders, betoogde Steiner – steil in de leer als hij was – en terecht.

En hoezeer het wellicht maatschappelijk gezien moeilijk is om de ontkoppeling van arbeid en inkomen te realiseren, deze ontkoppeling te begrijpen is eigenlijk niet zo heel moeilijk: niet de arbeid zelf (en daarmee een deel van de werkende mens) maar het resultaat van arbeid kan betaald (verhandeld) worden. Dat betekent dat inkomen – als tegenprestatie voor het resultaat van de arbeid van de werkende mens – in de sfeer van het rechtsleven, waar ieder mens een gelijkwaardige stem heeft – verdeeld moet worden in verhouding tot het aandeel in het gezamenlijke geheel van ieders individuele prestatie (overigens staat het deze samenwerkenden dan vrij om bij de verdeling van inkomen nog andere criteria aan te leggen).

Je kunt je dat bijvoorbeeld voorstellen in een context waarin nationale wetgeving bestaat over een toegestane bandbreedte van inkomensverschillen, waarbij op de concrete plekken waar mensen samenwerken op basis van gelijkwaardigheid en gemeenschappelijk inzicht wordt bepaald hoe het voor inkomen beschikbare bedrag verdeeld wordt. Het feit dat iedere betrokkene daarin in gelijkwaardigheid meespreekt en besluit, maakt een einde aan ‘het verkopen van arbeid’ en betekent de ontkoppeling van arbeid en inkomen zoals Rudolf Steiner bedoelde. Wie het basisinkomen propageert, mag dat rustig doen – maar doet dat met ondeugdelijke middelen wanneer hij zich daarbij beroept op de sociale hoofdwet of Steiners idee over de loskoppeling van arbeid en inkomen.

Het idee van het basisinkomen gaat, ook in het betoog van Loek Dullaart, vaak gepaard met het beeld dat de individuele mens ‘vrij’ moet zijn om dat te kunnen doen wat hem/haar bevalt of wat hij/zij op basis van een persoonlijke afweging nodig vindt. Dat klinkt heel aantrekkelijk, maar is weinig sociaal.

Wie wil en kan werken moet zich laten leiden door wat nodig is – en dat wat nodig is wordt aangegeven door de behoeften van de anderen. Die hebben behoefte aan welvaart (daarmee bedoel ik hier: de producten die in de economie worden gemaakt) of welzijn (hier opgevat als al het andere dan welvaart waaraan de mens, als lid van de samenleving, óók behoefte heeft, zoals: een stelsel van wetten en regels dat ook bewaakt wordt, veiligheid, de vruchten van gezondheidszorg, onderwijs, kunst, wetenschap, religie enzovoort).

Het sociale bestaat hierin: dat je je capaciteiten inzet om aan de vervulling van de behoeften van anderen te werken. Wie slechts zijn eigen behoeften ‘leeft’… zou hij/zij van de samenleving mogen verwachten dat deze hem/haar daartoe in staat stelt door middel van een basisinkomen? Wat is daar sociaal aan?’

Op dit punt moeten we de vraag stellen wat ‘arbeid’ eigenlijk is. Wanneer ik het kort door de bocht formuleer, zou ik zeggen: arbeid is een manier om – in heel ernstige zin – betekenis te geven aan mijn bestaan. Arbeid is namelijk iets dat ik niet voor mijzelf, niet voor mijn eigen kringetje, maar voor ‘de ander’ doe. Het is ‘de ander’ die consumeert wat ik in de economie maak; het is ‘de ander’ aan wiens welzijn ik bijdraag wanneer ik in de zorg, het onderwijs of elders buiten de economie werkzaam ben. -Dat de ander werkelijk behoefte heeft aan het resultaat van mijn inspanning, blijkt uit het feit dat hij een tegenprestatie levert voor wat ik deed: in de vorm van (een deel van mijn) inkomen.

In één ding geef ik Loek Dullaart gelijk: ik ben geen voorstander van de invoering van het basisinkomen. Enthousiasme, goede wil of naïviteit maken van een slecht idee nog geen beter idee. En inderdaad, in mijn ogen is het basisinkomen, indien verwerkelijkt, niets anders dan ‘dweilen met de kraan open’.

Die kraan blijft openstaan zolang we niet tot de kern van de problemen van deze tijd doordringen en bijvoorbeeld zien hoe de manier waarop we met het eigendom van grond en kapitaal en bedrijven omgaan direct en desastreus inwerkt op de drie hierboven genoemde grote wereldwijde problemen. Langs die weg kan een einde worden gemaakt aan de volstrekt scheve verdeling van bedrijfsresultaten tussen ‘kapitaal’ (eigenaren/aandeelhouders) en ‘arbeid’ (de werkers); aan de dolgedraaide zucht naar winstmaximalisatie (en daarmee aan het vernietigen van de aarde) en aan de gesel die de speculatieve financiële praktijken vandaag de dag feitelijk zijn.

En doordat voor de werkenden (vrij fors) meer inkomen beschikbaar is, zijn daarmee zaken als verkorting van arbeidstijd én versterking van sectoren als de zorg en het onderwijs direct mogelijk. Dit laatste zou de voorstanders van het basisinkomen kunnen aanspreken. De weg daarnaartoe is echter een andere dan zij menen. 

.

Sociale driegeledingalle artikelen  op deze blog, w.o.  bij [9..] over (basis)inkomen

Vrijheid van onderwijsalle artikelen

100 jaar vrijeschoolalle artikelen

.

3072

2 Reacties op “VRIJESCHOOL – Sociale driegeleding (9-9/3)

  1. Zeer goed artikel van John Hogervorst.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.