.
Paashaas/vingerhaaspopje
1.stofdoek 20-30 cm, opengeslagen, smalle kant boven,
bovenste punten samenbinden: oren
2.krantenpapier, wol, watten in oren stoppen, tevens vulling voor kop,
onder de vulling afbinden tot hals,
3.van een krant die u gevouwen heeft tot een reep van 12 cm hoog en
40 cm lang, rolt u om uw hand een toetervorm,
4.de rechte onderkant van de stofdoek vouwt u om dit lijf, de punten
van de rechte hoek, van buiten naar binnen draaien, naar voren trekken
en vast naaien: achterpoten
5.de voorpoten maakt u door een plukje van de stofdoek onder de kop
samen te binden met een draadje, omwikkelen met bruine wol,
achterkant dichtnaaien, oorschelpen naar voren duwen en vasthouden,
6.de staart maakt u op dezelfde manier aan de achterkant,
7.snuitje: stof bij elkaar trekken met bruine wollen draad, ca 1/3 hoogte
vanaf de nek- en snorharen


bron onbekend
.
Paashaas/vingerhaaspopje
Materiaal:
wollen stof of badstof,
voor de binnenkant van de oren een bijpassende afstekende stof,
kralen voor de ogen,
een stukje vilt voor de mond,
draadjes touw voor de snorharen,
schapenwol of watten voor vulling.
Knippen: middenkopdeel 1 maal,
zijkopdeel 2 maal,
lichaamsdeel 2 maal,
oren 2 maal en 2 maal van afstekende stof.
Oren in elkaar zetten en invouwen en aan de zijkopdelen vast zetten,
het middenkopdeel tussen de zijkopdelen bevestigen,
de streepjes op de romp en het middenkopdeel precies op elkaar vast zetten. Voor de vingerhaas het patroon vergroten en bij het vullen van de kop ruimte laten voor de vinger.

bron onbekend
.
Paashaas/vingerhaaspopje
Kokertje breien of haken
Eén kant dichtmaken, tegen deze dichte kant opvullen, met strikje afbinden: kopje.
Oortjes van vilt
Oogjes en snorhaartjes
Aan de onderkant een staartje.
Bron: ‘Jonas’ 6 april 1979
Paashaasje
Haasje of kuikentje van pompoentjes.
Wagentje: walnotendopje.
Wieltjes: plakje kurk, vastgeplakt.
Eitjes: van gekleurde bijenwas.
Het haasje trekt het wagentje m.b.v. een wollen draadje, vastgeplakt op de walnotendop.

.
Paashaasje, kuiken, lam van pompoen
De zon schijnt niet iedere dag, ook moet de regen er zijn om alles weer te laten groeien en bloeien. Een binnenwerkje, dat veel plezier geeft bij klein en groot is van twee pompoenen een kuiken, lammetje of ook wel een mooie paashaas te maken.
We knippen twee kartonnetjes rond uit met een gat in het midden; nemen een lange wollen draad en trekken deze steeds regelmatig door het middengat heen.
als het middengat helemaal dicht zit, knippen we de draden aan de buitenkant door tussen de twee kartonnetjes in.
We binden nu een draad tussen de twee kartonnetjes, trekken het goed aan en maken een knoop.
Nu schuiven we de kartonnetjes eraf en de wollen draden vormen zich tot een bal.

Een grote bal en een kleine tezamenbinden en je hebt al een kuikentje, lammetje of haas.
De oortjes en ’t snaveltje maak je van vilt.
Veel plezier!
Thea Goedhart, nadere bron onbekend
.
Paastuintje
Een heel gezellig werkje in deze tijd van het jaar, als het weer het nog niet toelaat, de kinderen zo erg lang buiten te laten spelen, is het maken van een ‘paastuintje’.
Men heeft er voor nodig:
1.een stukje karton (misschien de deksel van een schoenendoos)
2.lichte lentekleuren crêpepapier (voor zoveel knutselpartijtjes goed te gebruiken dat de aanschaf geen weggegooid geld is)
3.wat pijpenwissers
4.tubelijm (Collal, Velpon)
5.stijfsel of gluton
6.wat stevig papier (bv. tekenpapier of dun karton)
7.tijd voor de kinderen en plezier om iets met hen te maken.
Men begint met op het karton de plaats aan te geven waar een bloesemboompje komt, en een nestje op de grond en eventueel een vijvertje.
Waar het boompje komt, wordt met een priem een gaatje geprikt; daar doorheen steekt men 3 of meer pijpenwissers, waarvan men het onderstuk ca. 2 cm ombuigt en in 3 of meer richtingen met Collal tegen de onderkant van het karton vastplakt door middel van een stukje tekenpapier. (tek. A)
Nu blijven de pijpewissers dus rechtop staan.
We knippen een “vijvertje” van tekenpapier en een wat groter stukje blauw crêpepapier, dat om het eerste stukje heen geplakt wordt, zó, dat de gluton alleen op de rand aan de onderkant komt (crêpepapier verkleurt zo erg door vocht!)
Dit vijvertje plakken we op de aangegeven plaats op het kartonnen ondergrondje en daarna kunnen we de rest daarvan met kleine (losse) propjes van lichtgroen helemaal volplakken behalve op de plaats waar het nestje komt.
Dat nestje maken we weer van een rondachtig stukje tekenpapier (voor de gewenste grootte maken we even een probeerseltje) volgens het schetsje. (tek. B)
De stippellijn geeft de bodem van het nestje aan, de stralen zijn knippen, de kruisjes de plaats waar de tubelijm komt. o wordt op x geplakt.
Met wasknijpers vastgezet, geeft men het tijd om te drogen.
In de tussentijd nemen we een onaangebroken pakje lichtgroen crêpepapier. We knippen er langs de korte kant wat reepjes van af, van een paar mm breedte. “Uitgeslagen” een verrassend werkje voor een kleuter, wordt het een sliert van een paar meter (de lengte van de rol crêpepapier) en een paar van die slierten in elkaar gekreukeld geeft een zachte vulling voor het nestje (ook bij het spelen met blokken, of met huisjes-boompjes-beestjes is dit als “gras” heel inspirerend.) Maar voordat we er het nestje mee vullen, omplakken we dit met een stukje donkergroen crêpepapier, d.w.z. we plakken het gewoon in, met alleen op de bodem van binnen wat lijm.
Tenslotte plakken we het met Collal op de aangegeven plaats.
Als nu het “tuintje“ met gras, en daartussen gekleurde propjes als bloemen, is volgegroeid – ik vergat nog te zeggen dat die crêpepapieren stukjes altijd gescheurd moeten worden en niet geknipt – moeten we zien dat we ons boompje ook spoedig in bloei krijgen!
Daartoe plakken we de pijpenwissers rondom vol met stukjes van ca. 2 cm in ’t vierkant, waarvan we het onderstukje helemaal rondom het stengeltje plakken, de losse rest is het bloesempje.
Nu ziet het tuintje er al echt lenteachtig uit.
Als we zo ver zijn, kunnen we met de “bevolking” beginnen. Kuikentjes, lammetjes, paashaasjes zouden we van pompoentjes kunnen maken. Maar met crêpepapier komen we ook een heel eind. Als we tenminste van het idee afkomen dat, wat we maken ‘net echt’ moet zijn.
We bewijzen onze kleuter de grootste dienst als bv. het geknutselde “haasje” slechts bij benadering op een haasje lijkt, want de fantasiekracht, die hij nu gaat opbrengen om het vormloze ding als een “echt haasje” te beleven, is belangrijk voor zijn hele verdere leven.
Als U als moeder van een langwerpig propje wit crêpepapier een stukje stevig afbindt, en aan dat afgebonden propje een stukje geel plakt aan de voorkant dat U tot een puntje draait, zult U zeker niet het trotse gevoel hebben dat U een eend gecreëerd hebt, maar Uw kleine kleuter zal er dagenlang mee rondsjouwen en het aan iedereen laten zien! “mijn eendje!”
Beginnen we dus met moed aan een haasje bijvoorbeeld!
De grondvorm voor zowel popjes als dieren is een langwerpig stuk crêpepapier (bijv. 25-16 cm) voor een figuurtje van ca.7 cm hoog.
De maat moet men natuurlijk aanpassen aan de proporties van het tuintje.
Men maakt van toiletpapier of watten een propje of bolletje van ca. 1 1/2 cm, in het geval van het haasje een beetje eivormig. (tek. C)
Dit wordt in ‘t midden van het papier afgebonden: het kopje. De twee punten opzij bovenaan, in elkaar gedraaid, geven de voorpootjes, een dik propje
tussen de rest van het papier (de voorkant van het papier wordt naar achteren, en de achterkant naar voren vastgeplakt) wordt het buikje. En dan hoeft men alleen nog maar het geheel op een stukje karton te plakken (met Collal) opdat het niet omvalt, achteraan een propje voor staartje, 2 puntige snippers als oren (in de breedterichting van het papier geknipt, anders blijven ze niet recht staan), oogjes met de ballpoint, en, klaar is….. haas.
Als het een lammetje moet worden, bindt men, behalve om het halsje, ook een draadje om het achterlijfje, nadat men een propje als buikje heeft toegevoegd. De rest wordt verdeeld in twee achterpootjes, waarvan wel de loshangende snippers moeten worden vastgeplakt.
Het beste plakt men de vier pootjes ook weer op een kartonnetje. Met het draadje van het achterlijfje bindt men er nog een staartje aan, twee snippers als oortjes, een roze snipper als snoetje en uw kleuter zal dolgelukkig zijn met zijn ‘lammetje,’. Natuurlijk is het niet voor de eeuwigheid gemaakt, maar wie wenst dat!
Nu U het principe weet, kunt U misschien nog allerlei dieren zelf verzinnen.
Wat denkt U bijv. van een vogeltje dat op het nestje zit en met zijn vleugeltjes (ze zijn van tekenpapier geknipt en versierd met kleurpotloden) de paaseitjes bedekt die U, als iedereen gezwoegd heeft en alles klaar is, als verrassing in het nestje verstopt hebt? Of eendjes voor het vijvertje? Er zijn nog zoveel mogelijkheden en, hoe primitiever, hoe beter!
Als we een popje willen maken (men hoeft natuurlijk niet alles in een tuintje te verwerken: men kan een keuze maken) laten we zeggen een kaboutertje, is het begin zoals bij het haasje. Nadat we de armpjes hebben gemaakt, wordt om het middel een katoenen draad gebonden en van de rest daaronder twee beentjes ‘gedraaid‘. Kleding: een langwerpig stukje crêpepapier, schouderbreedte, lengte is 2x van hals tot boven de knie, precies in het midden knipt men een kruisje en dat trekt men over het kopje, waarna men een gekleurde katoenen draad om het middel bindt als ceintuur: een prachtig hesje! (tek. D)
De muts is weer rechthoekig, de breedte: ruim de hoofdomtrek. Als het om het hoofdje vastgeplakt zit, moet de rest een behoorlijk eindje daarbovenuit steken, zodat men het tot een punt in elkaar kan draaien.
Schoentjes: 2 vierkante stukjes, die om de onderste punt van de beentjes worden vastgebonden.
De afgebonden stukjes, omgevouwen, zijn de voetjes, die weer stevig op een kartonnetje gelijmd worden, iets van elkaar af.
Bij zo’n kabouter hoort natuurlijk ook een kabouterhuisje. Voor een huisje van 5 cm hoog (zonder het dak) neemt men een stukje van 16 cm lang en 9 cm hoog. Stevig tekenpapier is daarvoor geschikt, men kan het door de kinderen mooi laten kleuren met waskrijt.
De inknippingen onderaan zijn om het huisje op een kartonnetje te plakken (daarna lipjes camoufleren met propjes groen gras). Bovenaan, ook naar buiten gevouwen dienen ze om het dak erop te bevestigen.
(tek. E stippellijn vouwen; ononderbroken lijn knippen)
Als alles gevouwen en geknipt is, plakken we de beide zijkanten 1 cm over elkaar heen, zodat het huisje rond wordt.
Terwijl het, weer met wasknijpers vastgezet, droogt, maken we het dak, een schijf van 12 cm middellijn, waarvan we één straal inknippen en dan over de oppervlakte van een kwart cirkel over elkaar heen plakken (x komt op x)
Nadat het huisje op een stukje karton geplakt is, doen we lijm op de bovenste inknipsels (na het horizontaal vouwen op de bovenkant) en zetten het dak erop. Ook dat klemmen we weer met wasknijpers vast. Boven de deur knippen we een stukje uit het dak (a) zodat die beter open en dichtgaat. Een splitpennetje is een mooie deurknop. (tek. F)
Andere dakvorm:
4x inknippen, gelijke tekens op elkaar plakken.
Voor zo’n klein huisje kan men natuurlijk ook kaboutertjes maken van boetseerklei of gekleurde bijenwas. (tek .G)
Als men daarentegen het huisje wat groter wil maken, kan men het beste fotokarton gebruiken, dat in verschillende mooie kleuren verkrijgbaar is. Dat is heel stevig.
En nu tot slot nog iets over het ‘hoe’..
Kleine kinderen hebben een ongelofelijke nabootsingsdrang en tegelijkertijd willen ze daarbij vrijgelaten worden, hoe paradox dat ook moge klinken.
Dit wetende, gaat U, als het uurtje voor de kinderen is aangebroken, zonder iets uit te leggen, heel rustig alles klaar leggen wat U nodig hebt, zodat U niet meer hoeft weg te lopen als U eenmaal aan de gang bent. U neuriet er zelfs een beetje bij, want U hebt ook wel pret in dit avontuur!
U bent nauwelijks begonnen, of de kinderen staan al om U heen en ze zijn zo brandend nieuwsgierig dat ze onder Uw armen doorkruipen om maar niets te missen. Ze gissen naar wat het worden moet en U kunt zelf wel aan hen aflezen op welk moment U dat gaat vertellen. Zeker zal het niet lang duren of ze willen “meehelpen” of “ook zoiets maken” en gelukkig zijn er in dit knutselwerkje een
aantal dingen die zelfs de hele kleintjes kunnen doen.
Natuurlijk is van het ogenblik af dat ze zelf aan de gang gaan, Uw belangrijkste taak om het wat te laten worden zonder al te veel in te grijpen, vooral niet als de kinderen zelf er niet om vragen. Bij de kleintjes zal waarschijnlijk iets totaal anders ontstaan dan een lentetuintje, misschien zelfs iets volkomen onherkenbaars. En waarom ook niet, ze blaken van trots over hun prestatie! Het voornaamste is, dat ze in een ontspannen sfeer iets mogen doen dat hen diep bevredigt. Dat is als het ware proviand voor hun tocht door het leven.
U zelf kunt nog ongelofelijk veel bijdragen tot die sfeer als U het zingen erbij
inschakelt, neen, niet uit volle borst, maar “zacht-gezellig”.
Als U h e u s niet zingen kunt, is neuriën net zo “stemmingmakend”, vooral als het “zo maar wat” is. Dit kan iedereen. (proberen bij de afwas, ‘t is een kwestie van wennen.)
Als U wel kunt zingen, probeert U dan eens het volgende liedje, ’t is heel toepasselijk bij het werkje dat we aan ‘t doen zijn.
Blauw viooltje
En ’t wordt nog aardiger als we een beetje met de woorden gaan spelen en bv. “blauw viooltje” vervangen door: roze tulpje, of hyacintje, groen groen grasje, bloesemboompje, of kleine paashaas, wollig lammetje, donzig kuikentje, sneeuwwit eendje, enz. enz. Mogelijkheden te over. Kinderen zijn heel vindingrijk. En als we nu voor “Pasen” “Lente” zingen, kan dit liedje ons door het hele voorjaarsseizoen begeleiden.

M.T.P, vrijeschool Den Haag
Paasfiguren van papiermaché
Voor het maken van paasfiguren van papiermaché hebben we nodig:
een stapeltje oude kranten,
een emmer of wasketel,
heet water,
behangerslijm of Glutofix (blijft langer goed),
lege kartonnen houders van wc-rollen,
een paar pijpenragers.
Begin met de kranten te versnipperen. Giet er daarna het hete water over. Laat de massa een paar uur weken en stamp er zo af en toe in met een gootsteenontstopper of aardappelstamper. Het papier zal langzaam uiteenvallen. Het proces is te versnellen door het geheel te koken. Daarna met de handen het overtollige water zo veel mogelijk uit de grijze pulp knijpen. Maak nu de Glutofix aan tot een stevige brij en kneed dit door de grijze massa. Doe er zoveel Glutofix bij tot het papiermaché goed kneedbaar en vormbaar is geworden. Kneed eventueel een paar druppels chloor erdoor tegen bederf en bewaar het geheel in plastic.
Snij of knip het kartonnen rolletje af op maat van een eierdopje en boetseer er het haasje omheen. Druk het papiermaché glad aan anders valt tijdens het drogen het werkstuk uit elkaar. In de oren eventueel een stukje pijperager als versteviging. Na het drogen met plakkaatverf of waterverf beschilderen. Als conserverende laag lak gebruiken.
Jonas 17, 13 april 1984
.
Bloempotten beschilderen
met plakkaatverf:
*effen ondergrond
*schildering maken
*goed laten drogen
*lakken
*aarde erin, sterrenkers zaaien
*(later: berkentak, met uitgeblazen beschilderde eieren
eierenkrans
uitgeblazen eieren doorsteken met soepel ijzerdraad

nestjes
vlechten van dikke wol, vlas, sisal.
Ook van walnoten, met vogeltjes erin
vogeltje: 2 kralen op elkaar, vleugels van crêpepapier, snaveltje van bijenwas
haaseierdopje
deze haas 2x uitknippen van dun karton; kop en staart aan elkaar plakken, zo ontstaat een eierdopje voor de paastafel

Paaseierdop
Laat ieder kind een strookje karton versieren, lijm of niet de einden aan elkaar,
’s ochtends vindt ieder kind een mooi gekleurd ei in zijn eigen dop.
Bron: ‘Jonas’ datum onbekend.
.
Paasmobile
Van een uitgeblazen of gekookt ei maak je in een wip een kuiken door er een snavel, oogjes, vleugels en een paar pootjes aan te plakken. Vijf kuikens van uitgeblazen eieren maken samen een leuke paasmobile. Je kunt de eieren wit laten, maar knalgele kuikens vallen nog meer op: een dag van te voren schilderen en de volgende dag de kuikens met veertjes of papier versieren.
Ei op stok
Zaai een week voor Pasen met de kinderen voor ieder in een schaaltje of bloempotje wat graszaad of sterrenkers. Geef de potjes een warm, licht plaatsje, niet in de felle zon en laat ieder zijn eigen zaaisel water geven.
Al gauw kunnen we zien hoe het zaad ontkiemt en gaat groeien. Als verrassing komt op paasmorgen in elk potje een ei op een stokje te staan.
Daarvoor zijn nodig:
=eieren uitgeblazen en beschilderd
=ronde stokjes, bijv. uit de winkel voor tuinartikelen
=lint, 1 cm breed
De stokjes (plm. 25 cm) kunnen blank blijven of in allerlei kleuren geschilderd worden. Maak de gaatjes in het ei zo groot dat het ei op het stokje geschoven kan worden. Strik het lint onder het ei en zet het met tubelijm vast.
Om de punt van het stokje dat uit het ei steekt, komt ook een strikje.
Steek nu het stokje in het potje met sterrenkers en zet het op paasmorgen naast ieders bord.
Paasboom
Geraamte maken van latjes. Met takjes buxus (of liguster) en lint kan het hout bekleed worden. De boom staat in een pot aarde, waarin sterrenkers of bieslook is gezaaid.
Bovenop kan de broodhaan staan. De boom wordt gesierd met beschilderde eieren.
Zet een stuk oases stevig vast in een bakje. Plaats in de oases een plantenstokje. Aan het stokje komt aan linten een eierkrans te hangen. Krans maken van pitriet of geplastificeerd elektriciteitsdraad. Tussen de beschilderde eieren een kraal rijgen. Oases vol prikken met voorjaarsbloemen.
In een plat mandje, bijvoorbeeld een kaasmandje, met 3 houten stokjes een driehoek vormen. Boven op deze stokjes komt de familie broodhaan te staan. In het mandje kunnen rondom een voorjaarsboeket, de eieren liggen.
(bron onbekend)
.
Lentefee
Op onze paastafel komt ook een lentefee te staan, die uit haar toverstokje alle bloemetjes wakker maakt.
We hebben nodig: papier (bijv. rose, paars, lila, geel, lichtgroen), een closetrol, een uitgeblazen ei, pijpenrager of chenilledraad, gele wol, restjes papier en lijm.
Het ei op de closetrol lijmen (bv. met bisonkit). Met allerlei kleuren crêpepapier het popje aankleden. De lentefee krijgt een mantel van een stukje crêpepapier dat aan de bovenkant omgeslagen en ingerimpeld wordt. Een gaatje prikken in de closetrol om de armen van chenilledraad of de pijpenrager door te halen (evt. met papier omplakken). Van wol maken we de haren en met kleurpotlood of viltstift tekenen we op het ei een gezichtje. Nu nog een punthoed, beplakt met bloemetjes of een bloemenkransje in haar haar, een toverstokje in de hand en een mooiere lentefee kun je je niet wensen! .
‘Het kind op weg’ in ‘Jonas’5 april 1974
.
Eierschaal met bloemetjes
3/4 eierschaal met voorjaarsbloempjes
‘Jonas’ 13 april 19??
.
Haasje van aardappel
Kleine haasjes van aardappels op elkaar prikken met een lucifer; oren van bruin papier, snorharen van raffia of stro.
‘Jonas’ 13 april 19??
.
Paasweitje
Een paasweitje: diep bord met aarde of mos vol met voorjaarsbloemen
‘Jonas’ 13 april 19??
.
Paashaantje
Als de broodhaantjes zijn opgegeten!
Haantje tekenen,
2 x knippen uit karton,
op elkaar plakken,
behalve waar hij op de stok gaat.
De kinderen kunnen ze mooi kleuren met waskrijt
Bron: ‘Jonas’ datum onbekend
.
Voor het raam
Hang eieren aan een draad voor het raam,
zet bakjes zaad (gierst, koren, sterrenkers) op de vensterbank
zet er kuikentjes bij
katjestakken ertussen
Bron: ‘Jonas’ datum onbekend
.
Beweegbare paaskaart
Op een stuk karton maak je een tekening waar je een venster in knipt. (aangegeven met een dikkere lijn)
knip uit een stuk karton een cirkel en teken daar een zon plus paashaas op;
de cirkel komt achter de tekening en wordt vast gemaakt met een splitpen
inkleuren met waskrijt, verf of potlood.

bron onbekend
.
‘Kiek-kiek’
Een ei uit een karton knippen en doorknippen.
Punten vastzetten met splitpen.
Kuikentje knippen en vastplakken aan onderkant.

Kuikentje van karton knippen met lipje
Kuikentje kan weg duiken in zijn eigen ei en weer tevoorschijn komen.
De randen vastplakken, de onderkant natuurlijk niet helemaal.

bron onbekend
Wortel- en bloemenkindjes
Tussen de wortels van de bomen,
liggen kind’ren stil te dromen.
Moeder Aarde houdt de wacht,
in de donk’re winternacht.
Uit: De gouden poort – Beatrijs Gradenwitz. tekst: J. Jurriaanse.
Nr.41 (uitgave 1973-1975)
Voor velen is de lente een heerlijk verrassend jaargetijde. Vooral voor kinderen, voor wie alles wat ze meemaken nog niet zo vanzelfsprekend is. Bruine, doodlijkende takken krijgen bladeren en bloesems en uit de bruinige aarde komen de prachtigste bloemen en kleuren.
In veel kleuterklassen van de vrijeschool verschijnen in deze tijd Moeder Aarde en haar wortelkindertjes. Naarmate er in de natuur meer bloemen gaan bloeien, komen er meer bloemenkindertjes bij. Ze worden leuk neergezet op een tafel tussen boomstronken, takken en stenen.
Als het Pasen is, staan er heel wat kleurige bloemen te bloeien. Het hangt erg af van het karakter van de samensteller van de lente-paastafel hoe het zal worden. Bij de één lijkt moeder Aarde op een lentefee, bij de ander is ze heel bruin in aardekleuren met een bloemenschortje om.
Mijn patroon voor wortel- en bloemenkindertjes is:
Een rondje van 15 lossen haken. Dan verder gaan met vasten en in de volgende vijf toeren er 10 steken bij maken, (katoen, en haaknaald nr. 3, stevig haken). Met deze 25 steken nog 5 à 8 toeren haken. Het rokje is nu klaar. Nu het mutsje: Eén rondje lossen van 3 steken, dan met vasten verder haken en in de volgende 3 toeren ongeveer 15 steken erbij maken. Aan deze 18 steken nog 4 à 5 toeren haken. Wat het nu voor bloem gaat worden, hangt werkelijk af van wat de maker wil. Moet het echt op een krokus of een narcis of op een klein hoefblad lijken, dan kun je met behulp van vilt en met gehaakte schulprandjes prachtige bloemenkindertjes maken. Moeder Aarde haak ik ook met haaknaald nr. 3, maar dan met een dubbele draad bruine wol; begin met 16 steken en meerder in de eerste 4 toeren 20 steken, zo haak ik verder tot ik 16 toeren heb. De onderste rand van de rok haak ik dan met heel dik, stevig garen zodat ze goed blijft staan. Voor de armen haak ik een rondje van 10 lossen, daarop 12 toeren tot ik een kokertje heb. De handen zijn witte, met wol gevulde knuistjes. De hoofdjes van moeder Aarde en de bloemenkindertjes maken we op dezelfde manier als de poppen, zoals die in het boekje ‘Speelgoed‘ van Freya Jaffke beschreven staan (of gewoon een stukje katoen met een dot wol vullen, mooi rond vormen, en dat als hoofdje gebruiken).
Zo tegen Pasen, vertel ik de kinderen een verhaal dat met Pasen te maken heeft. In elk geval moeten we over ‘de haas’ vertellen. Dat heel bijzondere, zachte wollige dier, dat niet in gevangenschap kan leven. Friedel Lenz schrijft er zo over: ‘Hij leeft vreedzaam en is niemand tot last. Alleen in doodsnood schreeuwt hij en dan nog niet zo luid. Een vaste woonplaats heeft hij niet. Elke dag maakt hij zijn leger ergens anders, het hele veld is zijn thuis. De haas heeft goede ogen en lange oren. Zijn ogen zijn niet scherp, maar hij voorvoelt gevaar. De haas schijnt met open ogen te kunnen slapen. Hij heeft veel vijanden: roofvogels jagers, honden. Als de haas zijn hazenbroeder achtervolgd ziet, springt hij te voorschijn om de aandacht van zijn broeder in nood af te leiden, zodat deze laatste kan vluchten. Maar door zijn makker te redden, loopt hij zelf grote kans om te sterven. Het is begrijpelijk dat de haas door deze eigenschappen in de loop der tijden tot paassymbool geworden is. Voor kleine kinderen kunnen we misschien zelf wel een mooi verhaal bedenken en deze eigenschappen van de haas erin verwerken. Voor kinderen vanaf zes jaar staat er een mooi verhaal in Zonnegeheimen deel II van D. Udo de Haes: ‘De Paashaas’. Tot slot nog een oud Duits roepversje:
‘Paashaas, Paashaas, loop niet aan ons huis voorbij maar breng ons een mooi bont ei!’
Boeken voor deze tijd:
* Etwas von den Wurzelkindern door Sibylle von Olfers. Verlag J.F. Scnreiber, Esslingen. Gebonden f 15,80; ingenaaid f 6,90.
* Mit Kindern Feste feiern door Friedel Lenz. Verlag Novalis, Schaffhausen ca. f 10,-.
* In den Wurzelstübchen door Ida Bohatta. Verlag Josef Muller, München ca. f 4,-.
* Fritz Osterhas und Sohn door Ida Bohatta. Verlag Josef Muller, München ca. f 4,-.
* Zonnegeheimen, Lente, deel II door D. Udo de Haes. Uitg. Patljnlaan 200 Zeist, ca. f 10,-.
* De Gouden Poort. Beatrijs Gradenwitz-van Bemmelen. Uitg. Vrij Geestesleven, f 15,-.
* Florinoor’s poppenspel (Pasen). Hermien IJzerman.
* Florinoor’s Lenteboek. Hermien IJzerman f 4,50.
* Legenden van de kerstnacht en de paasmorgen. Hermien IJzerman.
Op volksverhalen staat een ander verhaal over de paashaas
Godelieve van Gemen, Jonas 16, 6 april 1979
.
Bloemenkinderen
De afgelopen doe-avond hebben we bloembollenkindjes gemaakt met behulp van houten kegeltjes en vilt.

Echte beschrijvingen hoeven we niet te geven, omdat het een ieder zal lukken een bollenkindje te maken door te kijken naar de bloemen die uit de bollen tevoorschijn komen in deze tijd van het prille begin van de lente.
Hyacint:
houten kegeltje aankleden met roze of lila vilt, onder het mutsje wat schapenwol als haar vastplakken.

Narcis:
stralend geel vilt gebruiken; voor het hoedje twee tinten geel.
Maak gebruik van de vaak al aanwezige gekartelde rand van het lapje vilt.


Krokus:
paars, geel of wit vilt; maak blaadjes voor het lijfje iets langer dan het kegeltje, zodat het hout niet meer zichbaar is.
Sneeuwklokje:
wit en groen vilt, wit zijn de blaadjes van het mutsje en de spikkeltjes op het groene lijfje.
Zo maakten we nog tulpenkindjes en ook de frêle Franse narcis werd uitgebeeld.
Aldoende merkten we dat het een heel leuk werkje is en elk bollenkindje wordt weer anders, je krijgt telkens nieuwe ideeën.

Al gauw staan ze naast elkaar te pronken en maken ze het plekje voor Koning Winter op de seizoenentafel zichtbaar kleiner en kleiner: het teken voor Moeder Aarde de poort te ontsluiten en de Wortelkindertjes al wat groeit en bloeit naar boven te laten brengen, vanuit de warmer wordende aarde.

Bloemenkindertjes maken is een en al uitbundigheid. Niet gehinderd door beperkingen wat betreft verschijningsvorm, kan iedereen de fantasie de vrije loop laten.

Je kunt uitgaan van de basisvorm van het houten kegeltje of zelf een lijfje maken van vilt. Met een dichte onderkant en opvullen met rijst of droog zand, zodat ze goed kunnen staan. Gebruik voor de steeltjes van de bloemen pijpenragers omwikkeld met stof of met een hoesje van vilt.
Bron onbekend
.
Palmpasen/Pasen: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
122-117
.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...