.
Monniken en kloosters
.
Ketters en monniken
De tegenstelling tussen het ideale leven van de christen en de harde werkelijkheid van de middeleeuwen heeft het katholieke geloof geen goed gedaan. Van pausen en bisschoppen verwachtte het volk, dat ze het goede voorbeeld zouden geven. Helaas kwam daar meestal maar weinig van terecht.
Vooral lagere geestelijken, die niet zelden een zeer sober leven moesten leiden, was de praalzucht van de hoge geestelijkheid een doorn in het oog. Uit hun gelederen, aangevuld met goedwillende christenen uit het volk, ontstonden bewegingen, die het christendom zijn waarde moesten teruggeven. Sommige van die bewegingen gingen in tegen het woord van de paus. De aanhangers werden al snel bestempeld als ‘ketters’ en belandden op de brandstapel. Maar andere bewegingen toonden juist respect voor het woord van de paus. Ze verenigden zich in kloosterorden en leidden een eenvoudig en vroom leven. De paus kon de leden van deze orden, de monniken, niets anders dan zijn zegen geven, vaak echter met tegenzin. Want de monniken leefden volkomen anders dan de pralende kerkleiders en dat kon het volk niet ontgaan…
Het ideaal van de monniken
De monnik Bruno van Keulen, die de Karthuizer Orde stichtte, heeft het doel en het ideaal van de monniken duidelijk omschreven: ‘Ik leid het leven van een kluizenaar, ver van de oorden van de mensen, met mijn broeders in de godsdienst, in heilige afwachting van de komst des Heren. Opdat wij, wanneer Hij klopt, Hem onmiddellijk kunnen opendoen.’
De kloosterlingen wilden terug naar het eenvoudige leven, zoals Jezus dat had geleefd. Een leven dat gericht was op de medemens, gevuld met studie en bezinning. De wereld van uiterlijke schijn en het eigen lichaam mochten daarbij geen enkele rol spelen.
De rol van de monniken in de middeleeuwen was veelzijdig. Ze verzorgden zieken, hongerigen, reizigers, eenzamen, weduwen en wezen. Ze hielden zich bezig met verschillende wetenschappen en schreven talloze boeken. De kloosters waren de bolwerken van het middeleeuwse denken en weten, voordat er universiteiten bestonden. De kloosters vormden voorts een opvangcentrum voor kinderen uit overcomplete adellijke gezinnen. De edelman die niet genoeg bezat om al zijn kinderen tevreden te stellen, stuurde een deel van zijn kroost naar het klooster. Op die manier werden zowel het bezit als de eer van de familie behouden… Verder vervulden de monniken de voor ons minder begrijpelijke ‘penitentie’-functie. Al dan niet tegen betaling baden ze voor het zielenheil van de mensheid. Het gaf de middeleeuwer een geruststellend gevoel, dat er mensen waren die de gehele dag en een deel van de nacht voor hun zielenheil tot God baden!
De oudste kloosters
De eerste kloosters ontstonden in Egypte, toen dat nog Romeins gebied was. Volgens de legende ontvluchtte omstreeks het jaar 250 een rijke christen, genaamd Paulus, zijn prachtlievende omgeving. Hij trok de woestijn in, om daar een leven van ontbering en zuiverheid te leiden. In het jaar 349, dus bijna een eeuw later, ging een priester op zoek naar Paulus. Hij vond hem, gezond en gelukkig, in de onafzienbare zand- en gruismassa. ‘Leeft de wereld nog?’ zou de oude en grijze Paulus hem gevraagd hebben. Toen de priester Paulus enige tijd later opnieuw wilde bezoeken, vond hij hem dood in het zand, de armen opgeheven. De priester, Antonius geheten, besloot het voorbeeld van de oude Paulus te volgen. Hij bracht vele kluizenaars in Noord-Egypte samen. Iedere monnik had zijn eigen kleine woonruimte: een soort cel. Gezamenlijk zorgden de monniken voor hun schamele kleding en het weinige voedsel dat ze nodig hadden. Hun doel was: eenzaamheid, gebed en beschouwing. Ze wilden hierbij zo weinig mogelijk worden afgeleid. Er ontstonden ook andere kloosters in het Romeinse rijk. Zo kreeg een ruwe soldaat, Pachomius, spijt van zijn bloedige verleden en hij besloot als monnik Christus te gaan dienen. Maar zijn ideeën over het kloosterleven weken sterk af van die van Antonius. Hij vond dat hard werken het ideaal moest zijn van een goed christen. De volgelingen van Pachomius verkeerden veel meer tussen de overige gelovigen. De Griekse bisschop Basilius nam het voor deze monniken op. Hij stelde zijn weelderige landgoed ter beschikking van de monniken en verklaarde ‘De beste lofprijzing van deze plaats is, dat ze zeer geschikt is om elke fruitsoort voort te brengen en de zoetste voor mij: de rust.’ In de jaren 300-500 drongen de idealen van de verschillende kloosterlingen door tot West-Europa. Het kloosterleven zou in duizenden
gemeenschappen een ongekend hoogtepunt bereiken.
In dit stukje tekst zit een tegenstrijdigheid: Antonius leefde van 251 tot 356 en was vanaf 285, 70 jaar in de woestijn.
.
De harde regels van Benedictus
Rond het jaar 480 werd in het Italiaanse stadje Nursia een man geboren, die de ‘Vader van het Westerse kloosterleven’ zou worden. Het was Benedictus, die bij gebrek aan een achternaam ‘Benedictus van Nursia’ werd genoemd. De jonge Benedictus koos een leven van eenzaamheid en tucht. In 520 trok hij zich met enige volgelingen terug op het topje van een berg, de Monte Cassino. Met de stenen van de ruïne van een Apollo-tempeltje bouwden de monniken, die zich Benedictijnen noemden, een klein klooster.
Het leven van de Benedictijnen was tot in de kleinste bijzonderheden geregeld. Gezangen werden volgens een vast rooster gezongen. De nacht werd doorgebracht in grote slaapzalen. Het voedsel was karig: vlees mocht alleen door zieken en zwakken worden gegeten. De grootste deugden voor de monniken waren ontbering, gehoorzaamheid en naastenliefde. Benedictus stelde zelf de harde kloosterregels op, samengevat in de ‘regel van Benedictus’: kuisheid, armoede en gehoorzaamheid. Niemand mocht iets bezitten. Iedere monnik moest zwijgen, altijd het hoofd gebogen houden, met de ogen neergeslagen en de begane zonden in gedachten houden. Het nemen van een bad was geoorloofd voor zieken, maar voor gezonden moest het een uitzondering blijven. De abt (het hoofd van de kloosterlingen) moest de monniken tuchtigen, maar met mate. ‘In zijn ijver de roest te verwijderen, mag hij de schaal niet breken,’ vond Benedictus. Ten slotte stelde hij, dat wijn geen drank was voor monniken. ‘Maar omdat de monniken daarvan tegenwoordig niet te overtuigen zijn, moet er in ieder geval matig gedronken worden…’
De eerste levensbehoefte
In de loop van de volgende eeuwen ontstonden door heel Europa vele kloosters. Maar in vele kloosters leidden de monniken hetzelfde plezierige leven als vele kerkelijke leiders. Het ideaal dreigde verloren te gaan. Tijdens de regering van Karel de Grote werd getracht het oude ideaal te herstellen. In 817 werd bepaald, dat alle kloosterlingen volgens de harde regels van Benedictus van Nursia moesten leven. Enige tientallen jaren hielden monniken zich aan deze regels. Maar daarna ging het met de hoge idealen in de kloosters weer bergafwaarts. Vele kloosters werden schatkamers vol goud en andere rijkdommen. De eerste levensbehoefte van talloze monniken bestond uit een goed gevulde wijnkelder…
De Orde van Cluny
In 909 werd in Bourgondië de abdij van Cluny gesticht. Die abdij werd bewoond door monniken die zich verzetten tegen de slechte naleving van de kloostergeloften en de groeiende zedeloosheid onder de christenen. Vooral tijdens het bewind van abt Odillo (994-1049) was de invloed van de monniken, Cluniacensers genaamd, op andere kloosters en eigenlijk op de gehele christenheid enorm groot.
De monniken van Cluny streefden ernaar volledig onafhankelijk te zijn van welke wereldlijke macht dan ook. De abt, die alle kloosters van de orde onder zijn gezag had, was slechts aan de paus ondergeschikt. De kloosterlingen herstelden kloostertucht en onderwierpen zich in volledige gehoorzaamheid aan de kerk. Hun enige doel was, zo vroom mogelijk te leven. Ze verzetten zich tegen de afkoop van zonden door sommige monniken van bedenkijk allooi. De verkoop van kerkelijke functies en de aanstelling van priesters door edelen en vorsten verafschuwden de monniken. Ook het openlijk of stiekem samenleven van vele priesters met vrouwen werd door de Cluniacensers aan de kaak gesteld.
De Orde van Cluny vormde eigenlijk een grote hervormingsbeweging. De orde zélf verviel spoedig, maar gaf wel aanleiding tot het ontstaan van andere kloosterorden.
De Orde van de Cisterciënzers
In 1098 verliet de abt van het Cluniacenser klooster in het Franse plaatsje Molesme met 21 monniken zijn kloostergemeenschap. De abt, Robert van Molesme, keerde zich tegen de wereldse levenswijze van de monniken. In het verleden hadden juist zijn ordegenoten zich verzet tegen het verwilderde, zedeloze kloosterleven. Maar in de afgelopen twee eeuwen waren de Cluniacenser monniken in dezelfde slappe, wereldlijke en zedeloze houding vervallen. Robert van Molesme begaf zich naar het Franse stadje Citeaux, in het Latijn Cistercium genoemd. Hij stichtte er een nieuw klooster en een nieuwe orde: de Orde van de Cisterciënzers. Een halve eeuw later telde deze orde reeds 350 kloosters, een eeuw later ongeveer 670.
Bernardus van Clairvaux
De belangrijkste leider van de Cisterciënzers zou Bernardus van Clairvaux worden. Hij zette zich heftig af tegen de slappe Cluniacensers en vroeg spottend of ‘de verlossing moest komen van zachte gewaden en een weelderig leven. Wordt de ziel soms gevoed door de braadpan?’
De moeder van Bernardus van Clairvaux was een edelvrouwe: gemalin van de ridder van Chatillon. Kort voor de geboorte van haar derde kind kreeg ze een droom. Een witte hond blafte zonder ophouden. Een droomuitlegger vertelde haar: ‘U zult een zoon baren, die als een trouwe hond het huis van God zal bewaken en blaffen tegen de vijanden van het geloof. Uw zoon zal een uitmuntend spreker worden en de geneeskracht van zijn tong zal velen tot heil strekken.’
Toen Bernardus werd geboren, was het 1090 en zijn wieg stond in Fontaines, vlak bij Lyon. Hij bezocht de kloosterschool en studeerde letteren. Op zijn 22e jaar trok Bernardus zich met 30 metgezellen terug in het nieuwe klooster van de Cisterciënzers in Citeaux. Onder de schamele pij droegen de monniken een grof en hard onderkleed. Het voedsel was uiterst eenvoudig: grof brood, kool en bonen. De jonge Bernardus hield er voor de rest van zijn leven een maagkwaal aan over. In 1115 stichtte Bernardus met 12 monniken een nieuw klooster te Clairvaux, waaraan hij zijn naam zou ontlenen. De abdij was een en al grimmige eenvoud. De vloer van de eetzaal was niet van hout, maar bestond uit aangestampte leem. De bedden hadden geen poten, zodat ze op doodskisten leken. In de kloosterkerk werd elke verlichting geweerd.
De kamer van Bernardus leek meer op een hondenhok dan op een verblijf voor een mens.
Dertig jaar lang leefde Bernardus in Clairvaux. Hij had een sterk
rechtvaardigheidsgevoel en bezat grote overtuigingskracht. Hij stelde
bedriegerijen op de jaarmarkten aan de kaak en sprak schande van de uitbuiting van de boeren door de edelen. Tijdens een hongersnood organiseerde hij een graanuitdeling onder het volk. Het graan haalde hij uit de overvloedige graanschuren van de graaf!
Het volk vereerde hem. Gekroonde hoofden vroegen hem om raad. In 1147 riep hij de gehele Westerse christenheid op tot de tweede kruistocht. Als Sint-Bernardus ging hij na zijn dood in 1153 de geschiedenis van de rooms-katholieke kerk in.
Grijze en witte monniken
De Cisterciënzers, onder leiding van Bernardus van Clairvaux, hadden hun orde uitstekend georganiseerd. Deze goede organisatie zorgde voor een bijzonder snelle verbreiding van de orde. Alle kloosterlingen moesten gehoorzamen aan de ‘regel van Benedictus’.
Daarnaast waren de kloosters zo goed als zelfstandig. Binnen de kloosters leefden twee groepen monniken zo goed als gescheiden van elkaar. Het waren de grijze monniken en de witte monniken, zo genoemd naar de kleur van hun pij. De grijze monniken zorgden voor landbouw en ontginning van gebieden en de witte monniken hielden zich bezig met studie en gebed. De Cisterciënzer kloosterorde schreef voor, dat de kloosters op afgelegen plaatsen moesten worden gebouwd. Ook dat was een oorzaak van de snelle verbreiding. Landbezitters maakten graag het edele gebaar een stuk onbewoonbare woestenij aan de orde te schenken. De Cisterciënzer monniken speelden daardoor een belangrijke rol in de ontginning van Europa.
.
Schiermonnikoog dankt zijn naam aan deze grijze monniken: schier=grijs; oog=eiland
.
Andere orden
Niet alleen bij de Cisterciënzers kwam het verlangen naar ware vroomheid en eenvoud tot uitdrukking. Ook de monniken van de Karthuizer Orde wilden eenzaam leven. In de kloosters verbleven de Karthuizer monniken in kleine cellen met een tuintje. Ze spraken niet tegen elkaar en brachten de dag door met werk en gebed.
De Franciscaner monniken waren van een heel ander slag. De stichter van de Franciscaner Orde werd in 1182 geboren in het Italiaanse Assisi als zoon van een schatrijke koopman. Tot grote ergernis van zijn vader keerde de jongeling, Franciscus, zich spoedig af van het welvarende leventje. ‘Bewogen door een innerlijke stem’ besloot Franciscus van Assisi de vele vervallen kerkjes in zijn omgeving weer op te bouwen. Het benodigde geld vergaarde hij door handenarbeid te verrichten en te bedelen onder het volk. Na verloop van tijd besloot Franciscus in volstrekte armoede het leven van Christus na te volgen. Barrevoets en gehuld in een grauwe pij trokken Franciscus en zijn volgelingen door de dorpen en stadjes van Italië. In het jaar 1221 waren er al 3000 Franciscaner monniken, die bedelend en predikend door Italië trokken. Van Franciscus zelf wordt beweerd, dat hij niet alleen de mensen, maar zelfs de dieren het evangelie verkondigde. Er zijn afbeeldingen van hem gemaakt, waarop hij voor de vogeltjes predikt…
De Franciscanen maakten het de gevestigde kerkelijke leiders lang niet gemakkelijk. De monniken weigerden demonstratief en openlijk elke vorm van bezit. En dat, terwijl de kerk de rijkste instantie van de christenheid was! Maar het was de paus vanzelfsprekend onmogelijk de Franciscanen van ketterij te beschuldigen. Als de arme Franciscanen niet deugden, wie dan wel? In de kerk van Assisi bevindt zich een schildering, waarop Franciscus een wankelende kerk ondersteunt. Men zegt dat de schilder daarmee een droom van de paus heeft vastgelegd. Toch aarzelde de paus, toen hij de Franciscanen zijn zegen moest geven: zo vreemd en bijna gevaarlijk kwam deze troep armoedzaaiers hem voor..
De brief in de regen
Bernardus van Clairvaux had veel kritiek op de monniken van Cluny. Hij legde die kritiek vast in de ‘brief in de regen’. Die brief werd zo genoemd, omdat volgens de legende op deze brief die onder de blote hemel werd geschreven, geen druppel viel terwijl het zwaar regende.
Bernardus had vooral grote bezwaren tegen de weelde waarin vele monniken leefden: ‘Het eeuwig geween en gekrijs in de hel voor ogen houdend, zal men geen verschil zien tussen de strozak en het veren bed.’
Over het eten van de dikke monniken zei hij: ‘Ze eten dikke vissen, als vlees eten niet mag. Hoeveel recepten zijn er al om eieren klaar te maken?’
Ook de kerkgebouwen konden geen genade vinden in de ogen van Bernardus: ‘De kerken met hun de kijklust prikkelende beschilderingen belemmeren aldus de zielsaandoening!’
Karthuizer monniken bij hun klooster in Pavia, geschilderd begin van de 15 e eeuw.
De koopmanszoon Franciscus van Assisi, die op jeugdige leeftijd afstand deed van al zin aardse goederen en besloot bedelmonnik te worden.
6e klas geschiedenis: alle artikelen
6e klas: alle artikelen
Geschiedenis: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: 6e klas geschiedenis
.
744-681
.