Maandelijks archief: november 2023

VRIJESCHOOL – 3e klas grammatica (5)

.

In de 3e klas leren dekinderen iets uit de grammatica. Waarom en op welke manier dat kan, vind je in verschillende artikelen, zoals:

Nederlandse taal:
[1]
Werkplan Geert Grooteschool over: de psyche van de 3e-klasser; spreken; schrijven: stelopdrachten; grammatica en denken, voelen, willen; toneelspelen; schrijven met inkt; [met aantekening van mij: waarom drukletters schrijven]

[2]
Het ‘Binnenste buiten’ over: het belang van spraakoefeningen; grammatica: voorbeeld van doe-hoe-noemwoorden; leestekens; schrijven: lopend schrift [met aantekening van mij: waarom drukletters schrijven]; toneelspel

En in dit uitgebreidere artikel

Uit de praktijk van het lesgeven:

In de derde klas leren de kinderen over de schepping van de aarde en over Adam en Eva in het paradijs. Adam krijgt van God de opdracht om alles in het paradijs een naam te geven. Die spartelende beesten heten vissen en dat kwakende, springende wezen heet een kikker.
Eva voegt daar nog iets aan toe: De groene kikker, de snelle vis, de gladde kastanje.
Op die manier leren de kinderen vanuit het verhaal de verschillende woordsoorten.
 
Hoe leuk is het om daarover met elkaar een toneelstukje te spelen? Dus dat hebben we afgelopen vrijdag gedaan. En tegelijkertijd is het paradijsspelletje een vooraankondiging van advent en kerst.

Bron: vrijeschool Bussum ‘Schoolbel’ nov. 2023

3e klasalle artikelen

Vrijeschool in beeld3e klas: alle beelden

.

2999

.

VRIJESCHOOL – Plantkunde 5e klas – aanvulling sleedoorn

.
Huib de Ruiter*, Ita 2023-1
.

Wanneer je in klas 5 over de plantendelen wil spreken en je b.v. de appel behandelt, vind je bij Grohmann in zijn ‘Leesboek voor de plantkunde‘ een hoofdstuk over de appelboom. Daarin komt ook de sleedoorn ter sprake.

Bij de ‘plantenillustraties’ vind je meer artikelen over de sleedoorn.

Daar komt nu onderstaand artikel bij: 

.

sleedoorn

Bloeiend hout
.

Een van de eerste struiken die in het voorjaar bloeit, is de sleedoorn (Prunus Spinosa). Hij is herkenbaar aan de stralend witte bloemetjes met ver uitstekende meeldraden. De rijke bloesemexplosies steken schril af tegen de andere, vaak nog kale struiken, en ook met het donkere hout van de sleedoorn zelf. Schwarzdorn, heet hij in het Duits, Blackthorn in het Engels – zwarte doorn. Het is een plant die veel uitersten in zich verenigt.

Tegenstellingen

Als de sleedorn in het vroege voorjaar opvlamt, dan breekt na een donkere periode het licht weer door. De sleedoorn verbindt verschillende tegenstellingen:

Zwart – Wit
Duister – Licht
Scherp – Zacht
Vroeg (bloei) – Laat (vrucht)
Plots – Traag
Licht giftig – Vitaliserend

Naast een donkere bast heeft hij opvallende doornen van wel 4 tot 10 centimeter lang. Ze zijn stevig en gedrongen, hard en vlijmscherp en ze staan haaks op de tak. De helderwitte bloemetjes, die al verschijnen vóórdat het blad uitloopt, ontspruiten dicht op de takken. Het hout bloeit, als het ware. De donkere takken veranderen in witte lijnen. Zelfs op de doornen verdringen de zachte witte bloemetjes zich, tot vlakbij de scherpe punt.

Doornen zijn eigenlijk zijtakjes die de groei tot stilstand weet te brengen – de groeikracht wordt teruggehouden. Daarbij verandert het takje in een afwerende punt. Deze punten zijn scherp en maken de struik ondoordringbaar. Kleine vogels zitten dan ook graag in de sleedoorn. Je vindt deze mantel-vegetatie volop in Nederland op plekken waar dichtbegroeid gebied overgaat in een opener landschap.

Krachtenbundelaar

Het slee in de naam sleedoorn komt mogelijk van ‘Slehe’, pruimpje. De sleedoorn is waarschijnlijk de voorouder van onze pruim. Pruimen, kersen, amandelen, abrikozen en perziken, botanisch gesproken de prunussen, zijn leden van de rozenfamilie. Andere vruchtbomen als de appel en de peer horen bij deze familie, maar ook plantjes als de aardbei. De vruchten in de rozenfamilie bestrijken een heel scala aan vormen. De roos heeft bijvoorbeeld een vrij droge vrucht, andere vruchten zijn juist sappig. De zaden of pitten zijn ook divers. Kersen en pruimen zijn zogenaamde steenvruchten. De sleedoorn valt daar ook onder en heeft een kleine blauwe harde vrucht met een harde pit. De vrucht is heel droog, eigenlijk meer pit dan vruchtvlees. Erin bijten is een belevenis. In tegenstelling tot de verwachting is de smaak erg droog, wrang en stroef, en onder dat dun laagje vruchtvlees stuit je op een steenharde pit. De rijping van deze vrucht verloopt traag. De sleedoorn bloeit als een van de eersten, maar als de zomer aanbreekt en vruchten van andere struiken en bomen in de zomerzon groeien en rijpen, blijft de sleedoorn-pruim groen en groeit heel gestaag. Pas in de late herfst is hij volgroeid en enigszins rijp. De smaak is dan nog altijd erg wrang. Naast wat suiker en vitamine C bevat hij namelijk looistoffen en zuren. Er is nog nachtvorst nodig voordat hij enigszins ‘te pruimen’ is en bruikbaar wordt voor uitkoken en sap trekken. Maar dan is er ook een sap gewonnen wat de taaie levenskracht van deze doornige struik bevat! Wat hier langzaam groeit en rijpt heeft een sterk gebundelde kracht, een taaie vitaliteit. Bij uitputting of na herstel van ziekte is dit sleedoornsap dan ook heel geschikt om de eigen vitaliteit als het ware van de grond af aan weer op te bouwen.

Berucht, maar helpend

De sleedoorn bevat een substantie die in de rozenfamilie wel meer voorkomt, maar bij uitstek bij de sleedoorn. De bloemetjes verraden het al: ze ruiken en smaken een beetje naar amandel. Dat duidt op blauwzuur, het giftige cyanide. Het zit bij de sleedoorn in de bloemetjes, de jonge blaadjes en in de stenen pit. Gelukkig grotendeels onschadelijk in een gebonden vorm. Cyanide is berucht geworden als een van de ergste dodelijke giffen. Het is in hogere dosering acuut dodelijk, het verstikt alle ademhaling in het lichaam. In de rozenfamilie en ook in de sleedoorn komt het grotendeels gebonden voor, en door de lage concentratie is het onschadelijk. Het heeft echter wel een bepaalde werking.
Rudolf Steiner heeft er iets bijzonders van gezegd. Het cyanide geeft de mens de mogelijkheid om te bewegen, om de spieren te bewegen; niet als reflex, maar naar eigen willen, ‘willekeurig’. Een tekort ervan zou vermoeide ledematen geven. Hij beval het aan voor mensen die het voorjaar moeilijk door kunnen komen – dat wat wij nu voorjaarsmoeheid noemen. Verder is sleedoorn helpend bij een te traag herstel na een fikse griep. Zo is het cyanide toch van groot nut. Deze sterke werking, deze giftige doodskracht, geeft ons in de juiste dosis en op het juiste moment de mogelijkheid en de kracht om onze ledematen weer te kunnen bewegen en een vrij mens te zijn.

Beeld & taal

De sleedoorn is in het verleden geen grote geneesplant geweest. Wellicht dat hij in onze tijd met steeds meer vermoeidheidsproblematiek weer belangrijker gaat worden. Wel zal hij vroeger al met zijn opvallende bloei tot de verbeelding hebben gesproken. Over de sleedoorn gaat bijvoorbeeld deze Christus-legende:

Ten tijde van Christus was de sleedoorn een struik die met kleine onopvallende bloemetjes bloeide. Bij de veroordeling van Christus tot het kruis werden takken van de sleedoorn genomen om de doornenkroon te vlechten. Dit tot groot verdriet van de sleedoorn. Nadat Christus uit de dood was opgestaan kwam Hij voorbij de sleedoornstruik. Daarop verontschuldigde de struik zich dat het zijn takken waren geweest die Christus hadden gepijnigd. Christus vergaf het de doornstruik met een milde glimlach en schonk het de witte bloesem.

Later schreef L. Grimm het gedichtje:

Und in jedem neuen Jahre
um die stillen Leidenszeit
steht der Dornenstrauch am Wege
in der Unschuld weissem Kleid.

En in ieder nieuw jaar
in de stille lijdenstijd
staat de doornenstruik langs de weg
in het witte kleed van de onschuld.

Sleedoornsiroop

Helaas bereidt Weleda al jaren geen Sleedoornelixer meer, maar je kunt zelf ook siroop maken van geplukte sleedoornpruimpjes. Eind oktober, begin november zijn ze rijp, zodra de eerste vorst erover komt.
Doe de geplukte bessen in een pot, liefst van aardewerk. Schenk er zoveel kokend water overheen tot ze net onderstaan. Laat 1-2 dagen afgedekt staan op een koele plaats. Giet het water af en breng dit opnieuw aan de kook. Giet dit water nogmaals over de bessen en laat 1-2 dagen laten staan. Herhaal deze procedure nog éénmaal: je zult zien dat het water steeds donkerder paars wordt. Enig gisten of wat wit beslag is niet van belang.
Giet het sap af en meet het. Kook het met suiker in een verhouding van twee liter sap op één liter suiker.[=ca 750 gr.]** Doe de kokende siroop over in brandschone flesjes en sluit ze af met een schroefdop. Zet ze 10 minuten omgekeerd, maar rechtop in een emmer (terwille van de steriliteit).
Recept: Evelyne Batenburg
**de vraag is hoe zich dit verhoudt tot een gezond suikergebruik

*Huib de Ruiter is oud-huisarts van Gezondheidscentrum De Lemniscaat in Leiden. Hij bestudeert de werkzame eigenschappen van grondstoffen voor antroposofische geneesmiddelen. In Ita*** deelt hij zijn bevindingen.

***Ita   is onderdeel van ‘Antroposana
.

Planten: vele afbeeldingen en beschrijvingen uit Weledaberichten

Plantkundealle artikelen

Vrijeschool in beeld5e klas: plantkunde

 

VRIJESCHOOL – De wereld is waar….(3)

.

Algemene menskunde voordracht 9 [9-5-3-1/2]
.

Hoe WAAR is de wereld voor de opgroeiende mens vanaf 12 jaar?
Zie de inleidende gezichtspunten.

Waar kun je als leerkracht enthousiast over worden en als ideaal aan je leerlingen laten zien?

Je kan – dat overkwam mij bij het lezen van zo’n artikel – van binnen warm worden, je dankbaar voelen ‘dat er zulke mensen zijn’.

Iets positiefs ervaren: als we dat onze leerlingen eens konden meegeven.
.


Hester Anschütz, Antroposofisch Magazine, nr 2 juni 2018
.

Eigenhandig je bietjes uit de grond trekken
.

De Tuinen van Hartstocht

.

Een ideaal omzetten in realiteit betekent voor sommigen piekeren, afwegingen maken en dan mogelijk een knoop doorhakken. Voor anderen is het vooral doen! Want “als je alles van tevoren wilt bedenken, begin je nergens meer aan,” aldus Marieke Kitzen [36], die vorig jaar samen met Sam Batink [27] onder de rook van Amsterdam zelfpluk- en proeftuin de Tuinen van Hartstocht startte. Hier wordt onderzocht hoe je waarde kunt toevoegen aan de buurt, je medemens, de natuur en jezelf.

“We hadden elkaar denk ik zes keer ontmoet, toen Sam me vroeg of ik wilde meedoen met het opzetten van een groentetuin, en ik zei: ‘Ja, dat wil ik’.” Het daadkrachtige enthousiasme en de passie voor de zelfpluktuin en het tuinieren klinken door in Mariekes stem. “Het liefst ben ik nu de hele tijd op de tuin. Het is superleuk.”

Het begon voor Sam en Marieke op 11 mei 2015. “We hadden een stuk grasland van de boer van melkveehouderij de Hartstocht, dat we mochten gebruiken. Daar liepen tot voor kort nog koeien op. Dat moest worden omgezet om er een groentetuin van te maken. We hebben een trekkertje met een overtop-frees gehuurd en zijn aan het werk gegaan.” Hierna volgde het kopen van plantgoed. “Daar waren we eigenlijk te laat mee en dus moesten we het doen met wat er over was of wat we van andere tuinders konden kopen. Dan stop je van alles in de grond en een maand, anderhalve maand later kijk je om je heen en denk je: wat is hier gebeurd? Dat is precies wat ik zo leuk aan tuinieren vind,” zegt Marieke.

Groot enthousiasme

“Het enthousiasme van de mensen die vorig jaar bij ons langskwamen was groot. Van tevoren had ik niet gedacht dat ik dat zo leuk zou vinden, het contact met de mensen. Kinderen die blij bietjes uit de grond trekken en mannen die wat besmuikt met een lijstje van hun vrouw komen vragen waar de snijbonen staan. Een man van negentig kwam met drie euro binnen en vroeg of we prei hadden. ‘Ja, hebben we,’ antwoordde ik. ‘Mieters, mieters, mieters!’ riep hij vervolgens enthousiast.”

Op hun website beschrijven Marieke en Sam wat ze met hun tuin willen: “Wij doen dit omdat we geloven in een wereld waar wij samen bepalen wat er op ons bord ligt. Dat vraagt om ‘anders’, om ‘nieuw’, om ‘betrokkenheid met elkaar’. Duurzaamheid gaat niet alleen over biologisch, met respect voor mens, dier en milieu, maar vooral over kunnen overleven op lange termijn. Dat betekent dat het rendabel moet worden, vandaar onze overwegingen en keuzes.” Ze willen met hun werk aan hun tuin een inkomen kunnen verdienen. “Als je biologisch wilt eten, moet dat op alle niveaus waargemaakt worden. Je kunt hard roepen dat je duurzaamheid vertegenwoordigt, maar als wij van dit werk niet kunnen leven, is het voor ons als tuinders niet zo duurzaam.”

Zelfpluk-, zelfoogst- en proeftuinen in Nederland

Het idee van een tuin waar je lid van wordt en dan regelmatig zelf komt oogsten bestaat al enige tijd in Nederland, maar lijkt de laatste jaren sterk aan populariteit te winnen. De trends van lokaal en biologisch eten versterken dit. Wat is er nou leuker dan wekelijks je eigen groente van het land te halen om er een lekker maaltje van te koken? Zeker samen met kinderen! Het is gezond, vers, lekker en ook nog leerzaam. Je hebt de lusten van een moestuin, maar niet de lasten. En voor minder dan 10 euro heb je alle groente voor een hele week in huis.

Wil je weten of er een zelfoogst- of zelfpluktuin bij jou in de omgeving zit, google dan even op ‘zelfoogsttuin’ of ‘zelfpluktuin’, want helaas is er nog geen mooi overzicht van alle groentetuinderijen die de mogelijkheid tot zelfoogsten hebben. De meeste tuinen werken met een ledensysteem en zijn, al dan niet gecertificeerd, biologisch en vergelijkbaar in prijs. Hier is veel informatie te vinden, al is het slechts een greep uit het aanbod:

Omslag.nl

Kolen als bowlingballen

Dit jaar [2018] moet uitwijzen of ze dit voor elkaar krijgen, want op het moment is de tuin nog een echte proeftuin, letterlijk en figuurlijk. De jonge tuinders proberen van alles uit. “We zitten bijvoorbeeld op heel dikke klei en als het veel regent is het hier heel modderig. Dat merkten we vorig jaar en dan moet je onderzoeken hoe je daarmee omgaat. Dat hoort erbij. We hadden vorig jaar kolen als bowlingballen, maar een wortel wilde niet groeien.” De oplossing om toch een wat gevarieerder aanbod aan groente te kunnen verkopen, was een ruilactie met een andere tuinderij die wel wortels had. Marieke: “Bij zoiets kun je teleurgesteld in een hoekje gaan zitten of je kunt kijken waar ze wel wortelsucces hebben.”

Dit jaar werkt de tuin met een heus teeltplan. “We hebben een divers aanbod, om elk tweede groentebed staat wat anders. Zo staan in ons bonenbed bijvoorbeeld tuinbonen, peultjes, kapucijners, doperwten en straks snijbonen en  sperziebonen.” Op de tuin en via een nieuwsbrief horen de leden wat er op een bepaald moment te oogsten is en via een soort vlaggensysteem kan iedereen zien waarvan veel of juist wat minder mag worden geoogst. De tuinders laten het voor een groot deel vrij of iemand zich houdt aan de afgesproken hoeveelheid. “We vertrouwen op de eerlijkheid van de mensen.”

Dwars van hokjes

Doordat ze niet hun volledige inkomen uit de tuin kunnen halen, werken zowel Sam als Marieke elders parttime. Marieke als freelance tekstschrijver en Sam als melker, cameraman en timmerman. Hiernaast volgen [2018] beiden de deeltijdopleiding biologisch-dynamische landbouw aan de Warmonderhof in Dronten. Het is wat hen beiden samenbracht. Marieke: “Ik woon in Amsterdam en had al langer een volkstuin, waar ik heel gelukkig van werd. Op zeker moment werd ik gegrepen door het onderwerp landbouw, wat dat met de wereld doet en hoe de duurzame variant werkt. Ik wilde daar iets mee gaan doen.” Dankzij het Amsterdamse stadslandbouwnetwerk kwam ze bij de Warmonderhof uit en zo bij Sam, die op boerderij Hartstocht woont. Deze boerderij is een biologische stadsboerderij en staat bekend om zijn duurzame projecten.

De Tuinen van Hartstocht is zelf niet officieel biody-namisch, noch biologisch. “We tuinieren wel biologisch, maar we gaan ons niet certificeren. Alles wat in een hokje moet, daar word ik meteen wat dwars van,” zegt Marieke. Daarbij willen de tuinders vooral op de tuin bezig zijn. En Marieke gelooft niet zo in de preparaten. “Ik vind het mooi hoe ik op de landbouwschool leer om naar landbouw te kijken. Ik leer vooral met aandacht te kijken naar wat er gebeurt.” Vervolgens een uur lang linksdraaiend koemest met water vermengen om aan de grond toe te voegen, dat heeft bij Marieke geen prioriteit. “Ik zie wel dat je daardoor in een soort meditatieve toestand komt en meer met aandacht werkt, maar ik denk dat je dat ook op een andere manier kunt doen.” Voor hun leden maakt het momenteel niet uit of er Skal of Demeter op de groente mag staan. “Zij willen weten of we de boel niet bespoten hebben, dat is voor hen belangrijk, maar of ik nu wel of niet antroposofisch tuinier ben, dat maakt hun denk ik niet veel uit.” 

Wat zijn de Tuinen van Hartstocht?

De Tuinen van Hartstocht zijn te vinden op een stuk van ongeveer 3.000 m2 bij Stadsboerderij Hartstocht in Gein. De tuinders Sam en Marieke maken gebruik van een ledensysteem dat hun financiële stabiliteit geeft op basis van het CSA-concept: Community Supported Agriculture. Iedereen kan lid worden. Je betaalt dan aan het begin van het jaar een bedrag waarvoor je tijdens het oogstseizoen wekelijks verse groente kan komen oogsten, wanneer je maar wilt. De leden delen mee in de overvloed, maar ook in de mogelijke risico’s.

Om naast de leden anderen de mogelijkheid te geven van de mooie tuin te komen genieten, willen Marieke en Sam ook in het weekend workshops gaan organiseren.

 tuinenvanhartstocht.nl

.

Vanaf klas 7 biedt de voedingsleerperiode aanknopingspunten. Hier een reeks artikelen.

Sociale driegeledingalle artikelen

Algemene menskunde voordracht 9: v.a. [9-5] alle artikelen over ‘de wereld is waar’

Algemene menskundealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle artikelen

.

2998

.

VRIJESCHOOL – Nederlandse taal – woordenallerlei (111)

.

(Voor: vanaf klas 6)

Er zijn altijd wel gelegenheden om in je klas iets interessants te vertellen, of wat misschien minder interessant is, toch interessant(er) te maken.

Dat kan bv. te maken hebben met ‘de actualiteit’.

Zo’n belangrijk onderwerp is deze tijd de ‘anderhalve meter samenleving’. 
Een eerste vraag zou al kunnen zijn: hoe schrijf je zo’n woord eigenlijk. 

De gouden regel is vrijwel altijd: 1 ding = 1 woord. En ook hier: je schrijft: anderhalvemetersamenleving.

Onze spelling ziet er heel vaak niet consequent uit, al is voor de schrijfwijze altijd wel een uitleg te vinden. Maar voor leerlingen is het niet makkelijk om alles uit elkaar te houden en te onthouden. (En ook voor volwassenen niet)

Anderhalve meter schrijf je niet aan elkaar. Schrijf je cijfers, 1,5, dan is ook de afkorting van meter  m  daar los van en bij die afkorting staat geen punt, zoals bijvoorbeeld wél bij bv. (Laat je de punt daar weg: bv  dan bedoel je een ‘besloten vennootschap’ – dat schrijf je niet met hoofdletters: BV  want dat staat voor bekende Vlaming).

Boeiend is ook vaak hoe woorden zijn ontstaan, waar ze vandaan komen..

BILJOEN en het Engelse TRILLION

In het Nederlands noemen we een 1 met 12 nullen biljoen.
De reeks 1, 10, 100, 1000, 10.000, 100.000, heeft vanaf 6 nullen miljoen; 9 nullen miljard; 12 nullen biljoen en 15 nullen biljard, 18 nullen triljoen, 21 nullen triljard, 24 nullen quadriljoen, 27 nullen quadriljard.
In Angelsaksische landen (VS, VK),wordt miljard a.h.w. overgeslagen en krijgt billion 9 nullen; trillion 12) en quadrillion 15.
De Europese notatie van miljoenen en miljarden is in de vijftiende eeuw bedacht door de Franse wiskundige Nicolas Chuquet en verfijnd door zijn landgenoot Jacques Peletier du Mans. Zij bedachten het systeem waarbij een miljoen tot de tweede een biljoen werd (van bis, een miljoen keer een miljoen (106 x 106), is een biljoen (1012). En evenzo werd een miljoen tot de derde (tre of trois, een miljoen keer een miljoen keer een miljoen) 1018, ofwel een triljoen.

Dit heet de lange schaal. Voor de tussenliggende stappen werd het achtervoegsel ‘-ard’ ingevoerd, voor duizend maal. Duizend keer een miljoen werd zo een miljard. Duizend keer een biljoen werd een biljard, etcetra.
Heel Europa gebruikte deze methode, behalve… Frankrijk zelf. Die hanteerde de zogenoemde korte schaal (miljoen: 6 nullen, biljoen 9 nullen, triljoen 12 nullen etc). Pas in 1961 accepteerden ook de Fransen de Europese ‘lange’ manier van tellen, maar dat was nadat hun ‘korte’ variant de oceaan was overgestoken en vaste voet aan de grond had gevonden in de VS.
De Britten keerden uiteindelijk in 1974 de rest van Europa de rug toe om aansluiting te vinden bij de Amerikaanse notatie. 
Helaas is in de financiële wereld het Engels de lingua franca, en daarmee ook de Brits-Amerikaanse manier van het gebruik van de termen miljard en biljoen (ofwel: billion en trillion). 

Nederlandse taalwoordenallerlei

Nederlandse taalspelling

Nederlandse taalalle artikelen 

.

VRIJESCHOOL – Opspattend grind (94)

.

de 2e-kamerverkiezingen en vrijheid van onderwijs

Voor de vrijescholen kan het maar om één ding gaan:

VRIJHEID VAN INRICHTING of
ZO MIN MOGELIJK STAATSBEMOEIENIS

als het om de inhoud van het onderwijs gaat.

Of: gaat het om meer overheidsinvloed of het onderwijs overlaten aan de onderwijsgevenden.

Wat vinden de politieke partijen?

Hier (een deel van) hun onderwijsparagrafen uit hun verkiezingsprogramma.
Wat opvalt zijn de vele gezichtspunten in  hun  algemeenheid. Wat betekent in concreto een gedetailleerde uitwerking.
Zo vind je bij iedere partij punten waar je als vrijeschoolleerkracht ‘ja’ tegen zegt. En je weet ook dat nieuwe gezichtspunten in een bestaand ambtenarenapparaat niet zomaar gewoongoed zijn geworden.
Ik heb me voornamelijk gericht op de basisschool.
M.n. de ChristenUnie en Nederland met een Plan, de Partij voor de Sport en de Partij voor de Dieren hebben opvattingen die voor de vrijescholen positief zijn (natuurlijk ook weer niet op alle onderwijspunten).
Maar bij D66 en de VVD is dat allerminst zeker.

De partijen in alfabetische volgorde:

50Plus; BBB; Bij1; BVNL; CDA; CU; D66; DENK; FvD; Groenlinks/PvdA; Ja21; Lef; Nederland met een plan; NSC; Piratenpartij; PpvB; PvdD; PvdS; PVV; SGP; SVN; SP; Splinter; Volt; VVD
(Partijen die op kieslijst ’s Hertogenbosch staan)

Opmerkingen in blauw: phaw; het geeft te denken vanuit vrijeschoolperspectief

50Plus
nutsvoorzieningen zoals scholen en ziekenhuizen worden alleen gefinancierd voor zover ze openbaar zijn; de verzuiling van het onderwijs wordt afgebouwd. Het ministerie van onderwijs dient een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden hiervan. Zwemmen wordt toegevoegd aan het bewegingsonderwijs op basisscholen. Extra inzet op verbeteren van laaggeletterdheid.
Het hele programma

BOERBURGERBEWEGING

Voor BBB is de kernvraag hoe we ons onderwijssysteem weer zo inrichten dat kinderen weer goed kunnen lezen, schrijven en rekenen. Wij willen een onderwijssysteem dat minder bloot staat aan bureaucratische elementen met minder managementlagen, waarbij onze onderwijzers, leraren en docenten zich met name bezighouden met hetgeen zij het liefste doen en het beste kunnen: lesgeven.
We kiezen bewust voor de ontwikkeling van het kind.  
De vrijheid van onderwijs dient behouden te worden.
We vinden het belangrijk dat jongeren beschikken over goede leesvaardigheid en voldoende kennis van de eigen taal en cultuur. Daarom moet er zowel op de basis- als middelbare school meer aandacht komen voor deze basisvaardigheden.
Er moet meer voorlichting en positieve aandacht komen voor de praktische sector binnen het onderwijs en daarom komen er meer techniek/praktijklessen op de basis- en middelbare school.
We praten niet meer over hoogopgeleiden of laagopgeleiden. We praten alleen nog over theoretisch opgeleiden en praktisch opgeleiden. Dit moet ook in de naamstelling naar voren komen, zoals bijvoorbeeld:
MBO wordt Praktisch Beroeps Onderwijs (PBO)
HBO wordt Theoretisch Beroeps Onderwijs (TBO)
WO blijft Wetenschappelijk Onderwijs (WO)
Op alle onderwijsniveaus, te beginnen in het basisonderwijs, dient voorlichting over de digitale samenleving plaats te vinden. Deze moet zowel aan docenten als aan leerlingen gegeven worden. De overheid heeft een rol om informatie over diverse onderwerpen zoals AI, social media gebruik en andere zaken te verstrekken.
Het aanleren van digitale geletterdheid in het onderwijs is essentieel om ervoor te zorgen dat alle leerlingen de vaardigheden ontwikkelen die nodig zijn om effectief en zelfverzekerd te kunnen navigeren in een steeds veranderende technologische samenleving.
Onderwijsassistenten moeten deelopleidingen met verkrijging van een certificaat op de PABO kunnen volgen. Zo maak je het mogelijk om docenten in het primair onderwijs te krijgen op vakniveau.
De administratielast voor leraren wordt verlaagd.
De hele onderwijsparagraaf  

BIJ1
Kennis is kracht. De selectie en toetsing van basisschoolleerlingen voor het
voortgezet onderwijs moet anders en op een later moment. Advies voor
vervolgonderwijs wordt voortaan gebaseerd op een overeenkomst
tussen leraar, ouders(s) of verzorger(s) en leerling.
We stimuleren brede brugklassen en scholengemeenschappen met verschillende schoolsoorten (VMBO, HAVO, VWO).
We dichten de loonkloof tussen het basisonderwijs, voortgezet onderwijs,
praktisch onderwijs, theoretisch onderwijs, en wetenschappelijk
onderwijs: alle docenten gaan hetzelfde verdienen.
We zorgen voor kleinere klassen en verlichten de administratieve lasten.
De overheid maakt extra budget vrij voor kunst- en cultuureducatie.
De hele onderwijsparagraaf  

BELANG VAN NEDERLAND
Meer aandacht voor rekenen en schrijven, meer aandacht voor basisvaardigheden en minder tijd besteden aan onnodige zaken en ideologisch gedreven curriculum.
• Het curriculum richt zich grotendeels op belangrijke basisvaardigheden zoals
rekenen, schrijven en spellen en de kwaliteit hiervan wordt verbeterd.
Muziekonderwijs en sport moeten meer gestimuleerd worden op scholen,
omdat dit bijdraagt aan de leerprestaties van kinderen.
De hele onderwijsparagraaf

Christen-Democratisch Appel
De grondwettelijk vastgelegde vrijheid van onderwijs is  een uitstekende waarborg. Het CDA wil deugdelijk onderwijs op alle niveaus. Dat gaat over meer dan goede cijfers voor rekenen en taal en het opleiden voor een beroep. Onderwijs is bij uitstek de plek om ieder talent tot bloei te brengen en te ontwikkelen tot een goede burger.
We willen het aantal kinderen dat naar de voorscholen komt fors verhogen
realiseren.
De bureaucratische top-downcultuur is dringend aan revisie toe.
Het beheersen van de basisvaardigheden is nog niet op orde. leesoffensief om achterstanden weg te werken; mobieltjesverbod in de klas.
Om te vroege schoolkeuze te voorkomen willen wij in het middelbaar onderwijs
meer ruimte voor gecombineerde schooladviezen en verlengde brugklassen.
Onderwijsteams krijgen veel meer mogelijkheden voor maatwerk in hun eigen
samenstelling.
Ook onnodige administratie vanuit de besturen moet stoppen.
Leerkrachten moeten zich volledig in kunnen zetten voor hun taak,
namelijk het lesgeven.
De hele onderwijsparagraaf 

ChristenUnie
Onderwijsvrijheid is een democratisch grondrecht, stelsel met scholen voor openbaar en bijzonder onderwijs moeten we koesteren. s.
Houd artikel 23 van de Grondwet hoog.
Garandeer de vrijheid van inrichtingGeen voorstander van nog meer deugdelijkheidseisen in de wet die de vrijheid van inrichting inperken.
Versterk de identiteit van scholen. De vrijheid om zelf scholen te stichten.
Ruimte voor thuisonderwijs.
Levensbeschouwelijk onderwijs als recht.
Rolvaste inspectieDe inspectie heeft tot taak de kwaliteit van het onderwijs te bewaken op grond van deugdelijkheidseisen. De inspectie heeft een eigen focus en is geen controleur van scholen. Daarin moet zo rolvast blijven. De inrichting van het onderwijs is nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van de schoolgemeenschap zelf. Scholen kunnen eigen keuzes maken binnen de grenzen van de rechtsstaat, mits uitlegbaar vanuit onderwijskundig perspectief.
Meer
Meer voor de basisschool

Democraten66
Niet iedereen hoeft op hetzelfde moment door dezelfde hoepel.
In het onderwijs gebruiken we alleen effectief bewezen lesmethoden. Kwaliteit van het onderwijs staat voorop, met aandacht voor de basis: goed leren lezen, schrijven en rekenen. Mobiele telefoons en devices zoals smartwatches en tablets zijn niet toegestaan , tenzij …Ieder kind is anders; uitgangspunt niet de niveaus in het systeem zijn, maar het kind. Zodat iedere 12-jarige alle kansen krijgt. Meerjarige brugklassen en 10-14-scholen; in contact blijven met een brede groep leeftijdsgenoten; docenten en schoolleiders weer vertrouwen te geven en meer regie. Schaffen de vrijwillige ouderbijdrage in de huidige vorm af; zeggenschap en verantwoordelijkheid terug aan de school, onder toezicht van de ouders; de Inspectie blijft zich naast de besturen richten op de scholen. Als basis van beoordeling gelden de bevindingen van bezoeken en de toegevoegde waarde van het onderwijs voor het kind; stichten van een nieuwe school streng gecontroleerd wordt op de kwaliteit.

DENK
 Inzetten op een kenniseconomie; kinderen van verschillende niveaus samen met elkaar leren in brede scholen en brede (brug-)klassen; Vóór meer talen binnen het vroege talenonderwijs; meer brede brugklassen, brede scholen en het beperken van onomkeerbare vroege selectiemomenten; verminderen van de controle- en regeldruk;
de hele onderwijsparagraaf

Forum voor Democratie
Stoppen met de aanduidingenhoog’ en ‘laag’ opgeleid
Bijzonder onderwijs (artikel 23 Grondwet) behouden. Differentiatie op niveau behouden. Géén socialistische middenschool experimenten. Cultuur- en muziekeducatie een vaste plek geven in het curriculum. Fundamenten
van taal, rekenen en sociale omgang meekrijgen –
te weinig op kennisoverdracht. Eigen verantwoordelijkheid voor goed onderwijs. Nadruk terug op rekenen, taal, geschiedenis, aardrijkskunde en sport.
Meer eigen verantwoordelijkheid en vrijheid voor goed onderwijs bij de leer Minder administratieve rompslomp voor docenten zodat ze zich bezig kunnen houden met hun vak. Keuzevrijheid voor scholen om extra vakken aan te bieden behouden en verruimen. Bevordering van traditioneel onderwijs op basis van ‘directe instructie’: de leraar legt uit en de leerling luistert.
de hele onderwijsparagraaf

JuisteAntwoord21        Joost(Eerdmans)Annabel(Nanninga)
Meer ruimte voor oprichten niet-staatsgerelateerde scholen op elk onderwijsniveau; 1e plaats: kennis en kunde, 2e vorming individu
Hele onderwijsparagraaf  

LEF
Thuisonderwijs en zelfstandig leren makkelijker nieuweleerconcepten waar niet het curriculum en hoge cijfers halen belangrijk zijn, maar het leren van
levensvaardigheden en de interesses van de leerling zelf. Brede brugklas segregatie tegengaan.
De hele onderwijsparagraaf

NederLand met een PLAN
Op een natuurlijke manier leren ontwikkelen. Geen voorgekauwde leerboeken, Werkelijk onderwijs, werkelijke kunst, cultuur en wetenschap hebben te maken met resonantie. Wanneer een kind vanuit zijn/haar diepste wezen resoneert met de kennis die vanuit het hart gegeven wordt, is er een connectie mogelijk die leidt tot werkelijke inspiratie en creativiteit. Alleen dan is de gezonde ontwikkeling van een kritische en empathisch bewuste geest mogelijk, die zich in een volwassen leven weerbaar kan opstellen wanneer een afgestompte en voorgeschreven werkelijkheid plots wordt opgedrongen. Faciliterende overheid die zich niet te veel bemoeit met de inhoud. Vanaf het tweede levensjaar verplicht twee dagen per week opvang voor alle kinderen. Aansluiten op de ontwikkeling van kinderen. Kinderen mogen in hun eigen tempo en op hun eigen tijd ontdekken hoe zij zich met zichzelf en de wereld verbinden. Werkdruk verlagen. Basisonderwijs: bewegen en de wereld onderzoeken centraal staan naast taal en rekenen. Creativiteit stimuleren. Stoppen met het door de overheid opgelegde scoren; niet in vakjes plaatsen van de leerlingen op basis van een ‘toets’-cultuur. Er kan weer naar kinderen gekeken worden op basis van hun welzijn en ontwikkeling in plaats van hun toetsresultaten. Bijzonder onderwijs is een grondrecht. De diversificatie van de Nederlandse samenleving mag ook vorm krijgen in het onderwijs. Meer ruimte voor scholen van verschillende invalshoeken en nieuwe lesprogramma’s. Schoolgeld naar draagkracht. Brede ontwikkeling op het gebied van bewustwording, kunst, cultuur, sport en spel, praktisch (handenarbeid, koken, fotografie, smeden, handwerken etc.), technisch en cognitief onderwijs.
De hele onderwijsparagraaf

NieuwSociaalContract
Afnemen regeldruk en administratieve lasten; geen onderwijsvernieuwingen onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd zijn.
Het basisniveau van rekenen en lezen moet omhoog. Goede balans cognitieve
ontwikkeling, kennis van de wereld en het ontwikkelen van creativiteit.
Mobiele telefoons en andere digitale communicatieapparatuur alleen toegestaan wanneer deze nodig zijn voor de les. Aanbod verschillende soorten scholen   is goed.
De hele onderwijsparagraaf

Piratenpartij
Thuisonderwijs mogelijk, met toetsing; bewaking schooleindniveau; keuze voortgezet onderwijs later; meer kunst, sport; niet alleen CITO; bijzonder onderwijs nodig; werkdruk verminderen; gelijke beloning basis/voortgezet;
de hele onderwijsparagraaf

Politieke Partij voor Basisinkomen
Geen onderwijsprogramma.

Partij voor de Dieren

 

Minder werkdruk, meer regie voor leraren. Cijfers zijn niet zaligmakend
Onderwijs gericht op ontwikkelen cognitieve vaardigheden, maar ook op de ontplooiing van overige talenten, zoals sociale, emotionele, motorische en creatieve vermogens, die niet in cijfers zijn uit te drukken. Niet gericht op rendement, maar ontwikkeling individuele leerling. Onderwijsinspectie gaat minder waarde op toetsen behaalde cijfers. Afscheid toetscultuur. Brede
brugklassen; keuze na twee tot drie jaar. Leraren, leerlingen en ouders krijgen veel meer autonomie bij het bepalen van het beleid. Deel curriculum zelf
invullen; vrijheid af te zien van  doorstroomtoets. Praktische en culturele vaardigheden worden handarbeid, schoolzwemmen, sportlessen, cultuurlessen (theater-, dans-, muziek-, schilderles, etc.) en schooltuinen. Kindgericht
onderwijs waarin persoonlijke ontwikkeling en eigen tempo vooropstaan.
De hele onderwijsparagraaf

PartijvoordeSport
Zwemlessen; minimaal twee keer
per week één uur beweegles krijgen; dagelijks beweegmoment in
het (basis)onderwijs; ‘bewegend leren’ als het nieuwe leren.
De hele onderwijsparagraaf

PartijVoordeVrijheidP
Pedagogiek van ‘directe instructie’.  B
ijzonder onderwijs en artikel 23 van de Grondwet behouden. Taal en rekenen weer centraal. Doorlopende leerlijnen van het vmbo naar het mbo en uiteindelijk het hbo
De hele onderwijsparagraaf

StaatkundigGereformeerdePartij
Kerndoelen dienen pedagogisch-didactische visie en werkwijze 
school ongemoeid te laten. Kerndoelen en beheersingsniveaus voor basisvaardigheden. Niet aan inspectie te beoordelen of scholen de juiste opvattingen hebben .Thuisonderwijs recht dat ouders hebben; leerplichtige leeftijd mag overigens niet verlaagd worden; eindtoets nuttig, meer gewicht dient deze toets niet te krijgen; meer vrijheid op eigen wijze ontwikkeling leerlingen te volgen; meer aandacht voor andere moderne vreemde talen dan het Engels, vooral het Duits en het Frans.
De hele onderwijsparagraaf

SamenVoorNederland
Leraren en docenten meer zeggenschap inrichting
en inhoud onderwijs; overheid heeft geen of minimaal invloed op de inhoud van het onderwijs.
(Negatief over inclusiviteit)
De hele onderwijsparagraaf

SocialistischePartij
meer gymlessen en sportbeoefening; zwemmen;
De hele onderwijsparagraaf

Splinter
Onderwijs meer dan cijfers. Toetscultuur teruggedraaid: geen toetsen om het toetsen. Meer ruimte zijn voor het ontwikkelen van individuele talenten; scholen niet afgerekend op hoe goed leerlingen scoren op een toets. Managers niet met h curriculum bemoeien. Grondige herziening van artikel 23 van de Grondwet: voorstander van algemeen openbaar seculier onderwijs, wel ruimte voor speciale scholen, maar niet op basis van religie. Seculier onderwijs voor alle kinderen. Aandacht voor beweging op school. Zwemlessen en sport. Typecursus.
De hele onderwijsparagraaf

VOLT
​Kinderen vanaf twee jaar voor minimaal drie dagen in de week naar school.
Geen financiering religieus onderwijs: aanpassing artikel 23 van de Grondwet Afschaffen Centrale Eindtoets. Stoppen onnodige administratie; later selectiemoment: brede brugklassen.
De hele onderwijsparagraaf

VolkspartijvoorVrijheidenDemocratie
Rekenen en taal voorop; nadruk op basisvaardigheden; tweederde van de onderwijstijd: basisvaardigheden. Alleen nog bewezen effectieve lesmethoden. Onderwijsinspectie controleert of gebruikte lesmethoden wetenschappelijk onderbouwd en bewezen effectief zijn; leerplicht naar het vierde levensjaar; met taalachterstand vanaf twee jaar verplicht naar voorschoolse educatie.
Goede scholen krijgen meer ruimte. Ze mogen afwijken van regels over bijvoorbeeld onderwijstijd en curriculum. Scholen die onvoldoende presteren houden we aan strenge regels.
De hele onderwijsparagraaf

.

Over de toets vanuit vrijeschoolperspectief:  [1]   [2]

Opspattend grindalle artikelen

100 jaar vrijeschoolalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld: alle beelden

.

2997

 

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over handvaardigheid (GA 295)

.

Wellicht doet de uitdrukking ‘handvaardigheid’ wat ouderwets aan, zoals bv. ook ‘nuttige’ handwerken – het vak handwerken werd ooit zo genoemd – maar wat Steiner erover zegt, valt voor mij weer binnen de categorie ‘100 jaar oud, maar niet van gisteren’.
Net zoals zijn ‘wegwijzers‘.

In de neuro-wetenschap wordt het steeds duidelijker hoe en welke bewegingen van invloed zijn op de vorming van de hersenen, in het vormen van alle mogelijke verbindingen die (o.a.) het denken ten goede komen.

En dat beweerde Steiner al in de jaren rond de oprichting van de 1e vrijeschool in 1919.

Het ging hem om ‘menskunde’ en wat de leerkracht daarmee kan en moet! om leerstof hulp te laten zijn als ontwikkelingsstof.

Maar dat niet alleen!

In verschillende voordrachten – niet in alle – over handvaardigheid probeert Steiner ook een gevoel op te roepen voor wat ‘kunstzinnige vorm’ is, of zou kunnen/moeten zijn.
Als leerkracht kunnen we met zijn aanwijzingen ons gevoel daarvoor ontwikkelen. 
M.i. ligt er wel een gevaar op de loer, n.l. dat je hierin te star of te dogmatisch kan worden. Het is ook manoeuvreren tussen ‘kunst en kitsch’. 

GA 295

Erziehungskunst Seminarbesprechungen und Lehrplanvorträge

Praktijk van het lesgeven, werkbesprekiungen met leraren

14e werkbespreking, 2e leerplanvoordracht, Stuttgart 6 september 1919

Voor de betreffende opmerkingen ging het over tekenen van o.a. wiskundige vormen. Die kunnen ook geboetseerd worden:

Blz. 169   vert.  155

Da setzen wir noch fort, durchaus auch immer zu plastischen Formen hinführend, indem wir uns des Plastilins bedienen – wenn es zu haben ist; sonst kann man irgend etwas anderes benützen, und wenn es Straßenkot wäre, das macht nichts! -, um auch Formenanschauung, Formenempfindung hervorzuholen.

Dan komen we ook nog bij plastische vormen en gebruiken we boetseerklei – als we dat tenminste kunnen krijgen, anders kan men iets anders gebruiken, desnoods modder, dat doet er niet toe! – om een voorstelling van en een gevoel voor vorm op te roepen.
GA 295/169
Vertaald/155

15e werkbespreking, 3e leerplanvoordracht, Stuttgart 6 september 19191

Blz. 182  vert. 166

Plastisches soll vor dem neunten Jahre beginnen, Kugeln, dann anderes und so weiter. Auch beim Plastischen soll man ganz aus den Formen heraus arbeiten.

Met plastische vormen moet men voor het negende jaar beginnen, met bollen, dan verder met andere dingen. Ook bij het boetseren moet men geheel en al werken vanuit de vormen.
GA 295/182
Vertaald/166

.

Uit het artikel: Handvaardigheid lagere klassen

Rudolf Steiner over handvaardigheid

Handvaardigheidalle artikelen

Menskunde en pedagogie: [5] Intelligentie (hand en intelligentie)

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

2995

VRIJESCHOOL – Beweging en leren

.
Marin Carle, Waldorf-Ideen Pool
.

beweging en leren
.

Onze moderne intellectuele cultuur is uiterlijk een ‘zitcultuur’ geworden. De afgelopen eeuwen werd van kinderen steeds meer verwacht dat ze stil zaten om te leren. 

Vroegere culturen wisten het beter, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de kloostergangen waar de monniken wandelden, mediteerden en leerden.
Ook e Griekse cultuur toonde een ander begrip van leren in beweging (gymnasiast).

Sinds het begin van het vrijeschoolonderwijs en steeds meer in het algemene onderwijsonderzoek en discussie is het verband tussen leren en bewegen weer duidelijk geworden. Aandacht en concentratie, en dit wordt men zich steeds meer bewust, kunnen niet zonder meer gelijkgesteld worden met rust en onbeweeglijkheid. Als je naar het kind kijkt, zie je gemakkelijk dat beweging een zo niet dé, basisvereiste is om te leren. Het is de ‘motor’ en ‘bemiddelaar’ van het leren. Het leren van kinderen is primair gebaseerd op hun eigen activiteit en is gebaseerd op zintuiglijke ervaringen, waarnemen en beleven op basis van concrete zintuiglijke indrukken. 

De psychologische en spirituele verbanden tussen beweging en leren, die zijn afgeleid uit de menskunde van Rudolf Steiner, worden grotendeels bevestigd door de bevindingen van de hedendaagse hersenfysiologie. De verschillende zintuiglijke indrukken kunnen worden gezien als ‘voedsel’ voor de hersenen van het zich ontwikkelende kind (vooral voor de zich ontwikkelende synapsverbindingen). Grove of fijne motorische oefeningen ontwikkelen specifieke fysieke fundamenten van de hersenen, die een voorwaarde zijn voor psychische en mentale processen, zoals leren.
In de eerste jaren leert het kind overwegend door proefondervindelijk handelen in de omgeving met concreet materiaal de natuurkundige wetten (van zijn eigen lichaam en van zijn omgeving, bijvoorbeeld door kruipen, glijden, schommelen, klimmen, rollen, springen, enz. Op zijn beurt verfijnt en vergroot het de zintuiglijke activiteit en creëert zo een steeds scherper ‘gevoel’ voor zijn omgeving, een essentiële voorwaarde voor later levenslang leren.

De motivatie om te bewegen, al bewegend te leren, komt volledig van het kind zelf, hij imiteert zijn omgeving (opstaan, staan, lopen, spreken etc.) en ervaart er succes bij dat weer stimuleert en niet een beloning die van buiten komt.
Wij als opvoeders kunnen deze zelfmotivatie bevorderen door spontane bewegingen en ideeën toe te staan ​​en zo divers leren mogelijk te maken. We kunnen de kinderen behoedzaam aanmoedigen (door nabootsing, maar ook door maar te proberen) om hun beweging gerichter, gecontroleerder en bewuster te gebruiken. Het is belangrijk om beweging niet puur als een doel op zichzelf te ervaren (dat heeft zeker zijn tijdelijke rechtvaardiging), maar er eerder naar te streven dat de externe beweging voortkomt uit een innerlijk emotioneel gebaar of houding, en de uitdrukking is van een psychisch vervuld beeld of idee.

Het uiterlijk van veel van onze scholen lijkt vandaag de dag nog steeds op dat van de scholen van vroeger. In overeenstemming met het idee dat leren voornamelijk plaatsvindt door stil te zitten en te concentreren, zijn de meeste klaslokalen voorzien van tafel- en stoelmeubilair dat centraal op het bord is gericht. Werken en leren gebeurt vrijwel uitsluitend zittend; de zintuigen worden vooral auditief en visueel aangesproken.

In sommige vrijescholen wordt al tientallen op een bewegende manier les te geven en andere zintuigen aan te spreken. Met name de zogenaamde basale zintuigen (tastzin, evenwichtszin, levenszin, bewegingszin) moeten door het ritmische deel worden aangesproken. Maar de externe mogelijkheden zijn relatief beperkt in klaslokalen met tafels en banken en in grote klassen met wel 40 kinderen of zelfs meer, die vaak nog wel aanwezig zijn.

Vanwege het feit dat onze zeer technische en goed georganiseerde wereld vandaag de dag veel kinderen noch de tijd noch de ruimte biedt om de zintuiglijke ervaringen die zo noodzakelijk zijn voor hun ontwikkeling adequaat te ervaren, zijn steeds meer kleuterleidsters en basisschoolleerkrachten op zoek gegaan naar manieren om een ​​deel van deze ervaringsruimtes en -tijden met de kinderen te integreren in hun dagelijks leven. Experimenten met ander zitmeubilair (bijvoorbeeld zitballen enz.) begonnen al in de jaren zeventig. De term ‘bewegende school’ of ‘bewegend klaslokaal’ was al sinds eind jaren negentig in opkomst, maar betekende nog geen uniform concept. Het concept van het ‘bewegende klaslokaal’ ontstond ook in vrijescholen.

In mijn ervaring heeft het gebruik van de term ‘bewegend klaslokaal’ vaak geleid tot uitingen van ontevredenheid onder collega’s die met gewoon schoolmeubilair werken, omdat de term impliceert dat leren plaatsvindt ‘zonder beweging’ in een ‘gewoon’ klaslokaal. In feite is het niet het meubilair dat bepaalt of er al dan niet ‘bewegend’ leren plaatsvindt, maar eerder het bewustzijn en de vaardigheden van de leraar.
Goede of slechte pedagogie is zeker niet alleen een kwestie van meubilair; een “bewegende” leraar kan uitstekend werk leveren in een “stationair” klaslokaal en omgekeerd. Hieronder wil ik de bijzondere mogelijkheden en aspecten van het “mobiele klaslokaal” introduceren, die mij de afgelopen anderhalf jaar essentiële ondersteuning hebben geboden bij mijn pedagogische zorgen.

Meubilair in de klas

In wezen wordt het klaslokaal uiterlijk gekenmerkt door kleine bankjes waarop maximaal drie kinderen kunnen zitten en maximaal twee kinderen kunnen schrijven of schilderen. Om aan de banken te werken, zitten de kinderen op kussens van 45 x 45 cm gevuld met speltkaf, die zeer compact zijn (2,5-3 kg) en maximale stabiliteit garanderen. In de regel zitten kinderen zo dat hun knieën de grond raken en dat hun onderbenen en de achterkant van hun voeten worden ondersteund. Het werkelijke gewicht rust op de kussens, de wervelkolom is uitgerekt of licht gebogen, vergelijkbaar met een stoel. Een grote plank aan de achterkant van het klaslokaal, elk met drie compartimenten, is nuttig gebleken en geeft elk kind ruimte om zijn schooltas, buiten- en binnenschoenen, enz. op te bergen., ook ander lesmateriaal (fluit, notitieboekje, etui, enz.). Een tapijt in het midden verfraait niet alleen de sfeer in de ruimte en dempt de echo, maar biedt ook allerlei bewegingsmogelijkheden. Twee turnmatten op de rand en diverse oefenspeeltoestellen maken de uitrusting compleet.

.

Rudolf Steiner: Algemene menskunde: alle artikelen

Zintuigen: alle artikelen

Bewegen in de klas

Vrijeschool in beeld: de bewegende klas

.

2994

VRIJESCHOOL – Vrijeschoolonderwijs doen? (1-5)

.

HET IMPONDERABELE

Vlinder en ziel

In zijn publicatie ‘Antroposofie doen?’ besteedt de auteur, Jesse Mulder, ook aandacht aan de vrijeschool: ‘Vrijeschoolonderwijs doen? 

In dit artikel kwamen zijn gedachten naar voren.

Nadat Mulder een hypothetische leerkracht heeft opgevoerd om duidelijk te maken dat het niet moeilijk is om aspecten van het vrijeschoolonderwijs ook toe te passen in niet-vrijeschoolonderwijs, stelt hij de vraag of er in dit geval ‘antroposofie gedaan’ wordt of niet:

‘Twee mensen kunnen precies dezelfde vertelstof in hun basisschoolklas hanteren, de verhalen misschien zelfs wel met eenzelfde enthousiasme vertellen. Maar toch is daarmee wat er ‘gedaan’ wordt niet in beide gevallen hetzelfde – niet in beide gevallen wordt er antroposofie gedaan.’

In verschillende pedagogische voordrachten bespreekt Steiner dit verschijnsel.
Dat doet hij bijna altijd met ‘de vlinder en de menselijke ziel’.

Toen ik zijn opmerkingen op me in liet werken, kreeg ik langzamerhand het gevoel dat er een appel werd gedaan op mijn moraliteit: hoe eerlijk ben je in wat je vertelt. Spel je het kind wat (iets moois) op de mouw, of is het jouw innerlijke eigendom. Hoe integer ben je. Hoe oprecht.
En dat – aldus Steiner – voelen de kinderen (en zij niet alleen).
Hij noemt wat zich op dit terrein tussen kind en oudere afspeelt het imponderabele, de onweegbare zaken.

Mulder zegt dan: ‘Zo beschouwd ligt de volgende conclusie nu voor de hand: Om te bepalen of ergens antroposofie gedaan wordt, is het niet voldoende om te bekijken wat er gedaan wordt; we moeten veeleer kijken naar waarom dat gedaan wordt.’

Maar daar zou ik nog aan toe willen voegenHOE – met welke intentie – wordt het gedaan.

Steiner:

GA 297      op deze blog vertaald

Die sozial-pädagogische Bedeutung der anthroposophisch
orientierten Geisteswissenschaft

De sociaal-pedagogische betekenis van de antroposofisch georiënteerde geesteswetenschap

Voordracht 5, Basel 25 november 1919

Blz. 130     vert. 130

Noch etwas anderes möchte ich anführen für das intime Walten zwischen der Erzieher-Autorität und dem Kinde. Man will gewisse Dinge der Jugend beibringen, und man sagt sich: Die Jugend, sie versteht ja natürlich nicht diese Dinge, die erst für ein späteres Lebensalter sind. Also kleidet man das für die Jugend in allerlei Vergleiche, in allerlei Sinnbilder ein. Wollen wir irgendein solches Sinnbild nehmen, das vielleicht jemand ausdenken könnte: Irgend jemand bildet das Sinnbild für die Unsterblichkeit aus, indem er sie sinnlich einmal dem Kinde vorführen will. Er sagt vielleicht: Mein Kind, hier hast Du eine Schmetterlingspuppe. In dieser Schmetter­lingspuppe, da ist das Tier verborgen drinnen. Das Tier wird auskriechen, der schöne Schmetterling tritt aus der Puppe hervor. Nun geht man weiter und sagt: So wie in dieser Puppe der Schmetterling drinnen ist, so ruht in Deinem Leibe die unsterbliche Seele. Und wenn Du durch die Todespforte gehst, dann wird diese unsterbliche Seele in der geistigen Welt wie der Schmetterling er­scheinen. Erinnere Dich, wie hier in der physischen Welt aus der Puppe heraus der schöne Schmetterling hervortritt.
Man kann solch ein Sinnbild bilden. Das Kind wird vielleicht etwas berührt davon. Allein, was durch ein solches Sinnbild er­reicht werden soll, wird doch nicht erreicht, wenn man als Erzieher bloß das Bewußtsein hat: Du bist gescheit, das Kind ist noch dumm. Du kleidest dasjenige, was das Kind noch nicht verstehen kann, in ein Bild. – Es gibt Imponderabilien im menschlichen Zu­sammenleben, ohne daß irgend etwas zwischen dem Verstand der

Ik wil nog iets te berde brengen voor wat er aan subtiels speelt tussen de opvoeder-autoriteit en het kind. Men wil de jeugd bepaalde dingen bijbrengen en men zegt dan: de jeugd begrijpt de dingen natuurlijk niet die pas voor een latere leeftijd zijn. Dus kleedt men dat dan voor de jeugd in allerlei vergelijkingen in, in allerlei symbolen. Laten wij een beeld nemen dat iemand misschien zou kunnen uitdenken: iemand maakt een of ander symbolisch beeld voor de onsterfelijkheid, als hij dat een kind eens een keer wil uitleggen. Dan zegt hij misschien: Mijn kind, hier heb je de cocon van een vlinder. In deze cocon zit dat beestje verstopt. Het diertje zal eruit kruipen, er komt een mooie vlinder tevoorschijn. Nu gaat men verder en zegt: zoals in de cocon de vlinder zit, net zo zit in jouw lijf de onsterfelijke ziel. En wanneer je door de poort van de dood gaat, zal deze onsterfelijke ziel als de vlinder in de geestelijke wereld verschijnen. Denk eraan hoe hier in de stoffelijke wereld uit de cocon de mooie vlinder tevoorschijn komt. Zo’n symbool kun je maken. Dat raakt een kind misschien wel. Alleen, wat je door zo’n beeld zou willen bereiken, bereik je toch niet, wanneer je als opvoeder alleen de gedachte hebt: jij bent intelligent, het kind is nog onnozel. Jij kleedt wat het kind nog niet kan begrijpen, in een beeld. Maar waar mensen samenleven, spelen zich tussen hen onweegbare, imponderable dingen af, zonder dat ze dat begripsmatig van elkaar weten, ook tussen autoriteit en kind.

Autorität und dem Verstand des Kindes spielt. Im Unterbewußten wird etwas bewirkt, was ein Ergebnis der Ungläubigkeit des Leh­rers gegenüber seinem Bilde und dem Glauben, der sich durch das Bild bei dem Kinde entwickeln soll, ist.
Man muß eben nur beobachtet haben, wie anders solche Dinge wirken – ich werde jetzt etwas zunächst sehr Paradoxes sagen -, wenn man nun selbst daran glauben kann, daß das Bild von der Puppe und dem Schmetterling nicht ein bloßes Bild ist, wenn man sich klar darüber ist, daß nicht ich dieses Bild mache, sondern die schöpferischen Naturkräfte selber machen dieses Bild.
Dieses Bild ist von der einzig großen Künstlerin Natur, die ihr Göttliches in sich trägt, so geprägt, daß es auf einer niedrigeren Stufe dasselbe ausdrückt wie die Unsterblichkeit auf einer höheren Stufe. Wenn man, mit anderen Worten ausgedrückt, völlig an sein Bild glauben kann, wenn das nichts Ausgedachtes ist, wenn das für einen selbst innerlicher Glaube ist, dann wirkt in dem, wie man sich zu dem Kinde verhält, etwas in der Art, daß, wenn es in das Leben des Kindes in der rechten Weise eingreift, das Kind später ein echtes Bild für die Unsterblichkeit der eigenen Seele hat. Man soll nur ja nicht nach den äußeren Dingen urteilen, die man heute mit dem Autoritätsprinzip auch für dieses Lebensalter verbindet.

In het onderbewustzijn gebeurt iets wat het gevolg is van dat hij niet in het beeld gelooft en dat hij dat geloof in zijn beeld bij het kind moet ontwikkelen.
Je moet waargenomen hebben hoe anders deze dingen uitpakken – ik ga nu iets zeer paradoxaals zeggen – wanneer je er zelf in geloven kan dat het beeld van de cocon en de vlinder niet alleen maar een voorbeeld is, wanneer het je duidelijk is dat niet ik dit beeld maak, maar dat de scheppende natuurkrachten zelf dit beeld maken.
Dit beeld is door de unieke kunstenares natuur die haar goddelijkheid in zich draagt, zo gevormd dat het op een lager niveau hetzelfde uitdrukt als de onsterfelijkheid op een hoger niveau. Wanneer je, met andere woorden uitgedrukt, volledig in je beeld kan geloven, wanneer dat niets is wat uitgedacht is, wanneer dat voor jezelf innerlijk geloof is, dan werkt in alles waarmee je met het kind omgaat, iets op die manier dat het in het leven van het kind op de juiste manier van invloed is, dat het kind later een echt beeld voor de onsterfelijkheid van de ziel in zijn eigen ziel meedraagt. Je moet dus niet oordelen naar de oppervlakkige zaken die men tegenwoordig verbindt met het autoriteitsprincipe in deze leeftijdsfase.
GA 297/130-131
Vertaald/130-131

Geisteswissenschaft und Pädagogik

Geesteswetenschap en pedagogie

Voordracht 6, Basel 27 november 1919

Blz. 169/170  vert. 169/170

Man glaubt so leicht, daß es selbstver­ständlich ist, daß man sich selbst, indem man dem Kinde gegenübersteht, als der Verständige, als der Überlegene vorkommt, und das Kind als das einfältige naive Wesen sich gegenübergestellt fin­det. Das kann sehr bedeutsame Folgen für den Unterricht haben. Sehen Sie, ich will das konkrete Beispiel anführen, das ich in ande­rem Zusammenhange schon hier in meinen Vorträgen angeführt habe: Ich will dem Kind einen Begriff beibringen von der Unsterblichkeit der Menschenseele. Ich will, mich anpassend an das kindliche Gemüt, das Beispiel bringen, indem ich ein Bild gebe. Ich weise das Kind ganz anschaulich hin auf die Schmetterlingspuppe, auf den auskriechenden Schmetterling. Nun mache ich dem Kinde klar: Sieh einmal, wie in dieser Puppe unsichtbar für das äußere Auge der Schmetterling ruht, so ruht deine unsterbliche Seele in deinem Leibe. Wie der Schmetterling austritt aus der Pup­pe, so tritt, indem du durch die Pforte des Todes gehst, deine un­sterbliche Seele aus deinem Leibe aus und erhebt sich in die Welt, die im Grunde genommen ebenso eine andere [gegenüber der ge­wöhnlichen] ist, als die des Schmetterlings eine andere [gegenüber der Welt der Puppe] ist.
Nun, man wird das können; gut. Mit dem Verstande denkt man sich ein solches Bild aus. Aber indem man es dem Kinde beibringt, glaubt man als «verständiger» Mensch nicht gern selbst daran.

Het wordt zo makkelijk aangenomen dat het vanzelfsprekend is dat je jezelf t.o.v. het kind als de verstandige mens ziet, die superieur is en het kind als het argeloze, naïeve wezen. Dat kan voor het onderwijs zeer belangrijke gevolgen hebben. Ik wil het concrete voorbeeld geven dat ik in een andere samenhang hier in mijn voordrachten heb gegeven. Ik wil het kind een begrip bijbrengen over de onsterfelijkheid van de ziel. Ik wil, mij aanpassend aan de kinderlijke beleving, het voorbeeld geven waarin ik een beeld schets. Ik wijs het kind heel aanschouwelijk op de vlindercocon, op de naar buiten kruipende vlinder. Nu maak ik het kind duidelijk: kijk nu eens hoe in deze pop onzichtbaar voor het uiterlijke oog de vlinder rust, zo rust ook jouw onsterfelijke ziel in he lichaam. Zoals de vlinder uit de pop naar buiten komt, gaat, wanneer jij door de poort van de dood gaat, je onsterfelijke ziel uit je lichaam weg en verheft zich in de wereld die in de grond van de zaak net zo’n andere wereld is, t.o.v. de gewone, als die van de vlinder een andere is tegenover de wereld van de pop. Nu, dat zal wel lukken, goed. Je verzint zo’n beeld met je verstand. Maar wanneer je het een kind bijbrengt, geloof je als ‘verstandig’ mens daar zelf niet zo aan.

Das aber wirkt auf alles ein in der Erziehung und dem Unterricht, denn es gehört zu den Imponderabilien, daß das Kind eigentlich durch geheimnisvolle Kräfte, die vom Unterseelischen des Kindes zum Unterseelischen des Erziehers wirken, nur dasjenige annimmt, an das ich selber glaube.
Geisteswissenschaft führt einen allerdings dazu, daß man das Bild, das ich eben angeführt habe, nicht bloß als ein vom Verstande ausgeklügeltes Bild nimmt, sondern daß man einsieht: dieses Bild ist von den göttlichen Schöpferkräften in die Natur selbst hinein­gestellt, um die Unsterblichkeit der Seele nicht bloß zu symbolisie­ren in der Willkür des Menschen, sondern weil hier auf einer un­tergeordneten Stufe dasselbe geschieht, was vor sich geht, wenn die unsterbliche Seele aus dem Leibe austritt. Man kann sich dazu auf­schwingen, an dieses Bild unmittelbar so inhaltsvoll zu glauben,

Maar dat werkt in de opvoeding en het onderwijs in alles door, want het hoort bij het imponderabele dat het kind eigenlijk door geheimzinnige krachten die vanuit het onderbewuste van het kind doorwerken naar het onderbewuste van de opvoeder, alleen maar aanneemt waarin ik zelf geloof.
Geesteswetenschap brengt iemand er in ieder geval toe dat het beeld dat ik net heb gegeven, niet alleen als een door het verstand uitgevogeld beeld neemt, maar dat je inziet: dit beeld is door de goddelijke scheppingskracht in de natuur zelf gebracht om de onsterfelijkheid van de ziel niet alleen te symboliseren voor de willekeur van de mens, maar omdat hier op een lager niveau plaatsvindt wat er gebeurt wanneer de onsterfelijke ziel het lichaam verlaat. Je kan je ontwikkelen om dit beeld zonder bedenkingen qua inhoud te geloven,

Blz. 171  vert. 171

wie man soll, oder vielmehr, wie man besser sagt, wollen soll, daß das Kind daran glauben soll. Wenn Glaubenskraft in dieser Weise die Seele des Erziehers durchwallt, dann wirkt der Erzieher in der richtigen Weise auf das Kind, dann hat die Autoritätswirksamkeit nicht einen Nachteil, sondern einen großen, einen bedeutsamen Vorteil.

zoals je moet of beter gezegd veel meer moet willen, dat het kind erin gelooft. Wanneer de kracht van het geloof op deze manier de ziel van de opvoeder vult, gaat er van de opvoeder op een kind een goede werking uit, dan heeft de invloed van een autoriteit geen nadeel, maar een groot en belangrijk voordeel.
GA 297/170-171
Vertaald/170-171

Erziehung und soziale Gemeinschaft vom Gesichtspunkt der
Geisteswissenschaft

Opvoeding en sociale gemeenschap vanuit het gezichtspunt van de geesteswetenschap

Voordracht 7, Aarau 21 mei 1920

Blz. 194    vert. 194

Im Alter zwischen dem Zahnwechsel und der Geschlechtsreife soll man noch nicht mit Urteilskraft des Kindes rechnen, sondern ihm jede Vorstellung bildlich beibringen. Wenn man dem Kinde zum Beispiel die Unsterblichkeit der menschlichen Seele begrifflich darstellen will, so kann man den Werdegang des Schmetterlings vor Augen führen. Es ist dabei aber unerläßlich, daß der Lehrer selber an das dargestellte Bild glaubt.

Op de leeftijd tussen de tandenwisseling en de puberteit moet je nog niet met het oordeelsvermogen van het kind werken, maar hem iedere voorstelling beeldrijk bijbrengen. Wanneer je het kind bv. de onsterfelijkheid van de menselijke ziel begrijpelijk wil maken, kun je het ontstaan van de vlinder voor ogen toveren. Het is daarbij echter strikt noodzakelijk dat de leerkracht zelf in het gegeven beeld gelooft.
GA 297/194
Vertaald/194

Pädagogisch-didaktische Kunst und die Waldorfschule

Pedagogisch-didactische kunst en de vrijeschool

Voordracht 8, Dornach 8 september 1920

Blz. 212/213   vert. 212/213

Wir kommen oftmals in die Lage, den Kindern irgend etwas zu sagen, was zunächst, wenn wir es ihnen in Begriffen beibringen, über ihr Verständnis hinausgeht. Nehmen wir an, wir wollen einem Kinde das Wesen der unsterblichen Menschenseele beibringen. Wer Erfahrung hat, weiß, wie schwierig das ist, wenn man die Sache verantwortungsvoll und ehrfurchtsvoll nehmen will. Nehmen wir an – ich will von einem Vergleich ausgehen -, wir schauen eine Schmetterlingspuppe an. Wir sagen zu dem Kinde: Sieh, der Schmetterling fliegt heraus aus dieser Puppe; den Schmetterling siehst du, wenn er aus der Puppe kommt. So ist es auch mit der Menschenseele; die Menschenseele verläßt die Puppe des Leibes im Moment des Todes. Diese Seele kannst du nur nicht sehen. – Ein Bild stellt sich vor die Kinder hin. Die Menschen denken nun oftmals, wenn einer dies so macht, sei es dasselbe, als wenn es ein anderer so macht. Geisteswissenschaft zeigt uns, daß das nicht so ist. Wenn ich aus meiner Gescheitheit heraus erst nachzudenken habe, um darauf zu kommen, daß die Schmetterlingspuppe mit dem herausfliegenden Schmetterling ein Bild für die unsterbliche Menschenseele ist, wenn ich, weil das Kind dümmer ist als ich, mir das Bild zusammenstopple und es ihm bringe, damit es die Unsterblichkeit verstehen kann – wenn man mit dieser Gesinnung an das Kind herangeht, bringt man die Sache dem Kinde nicht bei. Nur, wenn man selber an das Bild glaubt, bringt man auch dem Kinde das Richtige bei. Und ich gestehe Ihnen offen: aus der Geisteswissenschaft heraus ist das für mich kein zusammengestoppeltes Bild, sondern da ist es eine Tatsache; die Menschenseele macht das durch, was der Schmetterling im Bil­de zeigt.

We komen dikwijls in de positie dat we de kinderen iets zeggen, wat aanvankelijk, wanneer we hen dat in begrippen aanleren, boven hun begrip uitgaat. Laten we aannemen dat we een kind het wezen van de onsterfelijke mensenziel willen bijbrengen. Wie ervaring heeft, weet hoe moeilijk dat is, wanneer je dit met verantwoording en met eerbied wil. Laten we eens aannemen – ik wil van een vergelijking uitgaan -, we kijken naar een vlinderpop. We zeggen tegen het kind: kijk, de vlinder vliegt uit deze pop naar buiten; de vlinder zie je, wanneer die uit de pop komt. Zo is het ook met de ziel van de mens; de mensenziel verlaat de pop van het lichaam op het ogenblik van de dood. Alleen, deze ziel kan je niet zien. Nu staat er een beeld voor het kind. De mensen denken nu dikwijls, wanneer iemand dit zo doet, is dat hetzelfde als wanneer iemand anders dat doet. Geesteswetenschap laat ons zien, dat dat niet zo is. Wanneer ik uit mijn schranderheid eerst moet nadenken om erop te komen dat de vlinderpop met de wegvliegende vlinder een beeld is voor de onsterfelijke mensenziel, wanneer ik, omdat het kind onnozeler is dan ik, het beeld in elkaar flans en het dan aan hem geef, zodat het de onsterfelijkheid kan begrijpen – wanneer je met deze stemming het kind benadert, breng je de zaak het kind niet bij. Alleen wanneer je zelf in het beeld gelooft, breng je het kind ook het juiste bij. En ik beken u ronduit: vanuit de geesteswetenschap is dit voor mij niet een in elkaar geflanst beeld, maar het is daar een feit; de mensenziel maakt dat door, wat de vlinder in het beeld laat zien.

Und nicht mein Verstand hat in diesem Schmetterling das Bild gefunden für die Unsterblichkeit, sondern: auf einer unteren Naturstufe steht ganz derselbe Vorgang da. Durch die Natur, durch den Geist der Natur selbst ist das Bild gemacht. Nicht ich mache das Bild, sondern ich glaube, daß die schöpferischen Kräfte der Natur in dem Ausfliegen des Schmetterlings dasselbe hinstellen wie die Menschenseele, die aus dem Leibe geht. Ich glaube nicht: das Kind ist dumm und ich bin gescheit, sondern ich stelle mich auf dieselbe Stufe, weil ich ehrlich mir dasjenige errungen habe im Bewußtsein, was ich dem Kinde sage. In demselben Maße und in derselben Art, wie ich es dem Kinde beibringen will, muß ich es glauben. Dann ist da etwas Imponderables, dann ist es wirklich meine Seele und die Kindesseele, die in diesem Momente noch durch ganz andere Kräfte miteinander verbunden sind als durch die Worte, die in Begriffen und Gedanken und Theorien leben. Dieses Verbundensein mit der werdenden Kindesseele durch solche Din­ge, das ist es, worauf es oftmals ankommt.

En niet mijn verstand heeft in deze vlinder het beeld gevonden voor de onsterfelijkheid, maar: op een ander natuurniveau bevindt zich dit hele zelfde proces. Door de natuur, door de geest van de natuur zelf is dit beeld gemaakt. Niet ik maak dit beeld, maar ik geloof dat de scheppende krachten in de natuur in het uitvliegen van de vlinder hetzelfde neerzetten als de menselijke ziel die het lichaam verlaat.
Ik geloof niet dat het kind onnozel is en ik ben intelligent, maar ik begeef me op hetzelfde niveau, omdat ik eerlijk met inspanning in mijn bewustzijn heb gekregen wat ik tegen het kind zeg. In dezelfde mate en op dezelfde manier zoals ik het het kind wil bijbrengen, moet ik het zelf geloven. Dan bestaat er iets imponderabels, dan is het werkelijk mijn ziel en die van het kind die op dit ogenblik nog door heel andere krachten met elkaar zijn verbonden dan door de woorden die in begrippen en gedachten en theorieën leven. Deze verbondenheid met de wordende kinderzielen door dergelijke dingen: daar komt het dikwijls op aan.
GA 297/212-214
Vertaald/212-214

Anthroposophie und pädagogische Kunst

Antroposofie en pedagogische kunst

Voordracht 9, Olten 29 december 1920 

Blz. 263/264   vert. 263/264

Nehmen wir an, man habe dem Kinde in einem geeigneten Lebensalter beizubringen die Idee der Unsterblichkeit. Nun kann man diese Idee der Unsterblichkeit sehr leicht im Bilde bringen, und bis zum neunten Lebensjahre soll man eigentlich ganz bildlich unterrichten. Alles soll ins Bild gewandelt werden. Wenn man aber selbst mit seinem Verstande das Bild erst ausgestaltet, wenn man abstrakt vorgeht in dem Ausgestalten des Bildes, dann steht man nicht in dem Bilde drinnen. Man kann zum Beispiele dem Kinde sagen: Sieh dir eine Schmetterlingspuppe an; es kriecht der Schmetterling aus der Puppe. So wie der Schmetterling hier sichtbar auskriecht aus der Schmetterlingspuppe, so entringt sich des Menschen unsterbliche Seele dem Leibe.

Laten we eens aannemen dat je het kind op een leeftijd die daarvoor in aanmerking komt, iets bij moet brengen over de idee van de onsterfelijkheid. Nu kan je deze idee erg makkelijk in een beeld geven en tot aan het negende jaar zou je eigenlijk alles beeldend moeten geven. Alles moet in beeld veranderd worden. Wanneer je echter zelf met je verstand dat beeld moet vormen, wanneer je abstract te werk gaat daarmee, dan zit je niet in een beeld. Je kan bv. tegen het kind zeggen: kijk eens naar de cocon van een vlinder; de vlinder kruipt uit de cocon. Zoals die vlinder nu hier zichtbaar uit de cocon kruipt, net zo laat de onsterfelijke ziel van de mens zijn lichaam los.

Wenn ich aber dieses Bild erst aus meiner inneren Abstraktion zurechtgemacht habe, selbst nicht dabei bin, erst alles für das Kind zurechtrücke, bringe ich dem Kinde nichts bei. Das ist ein eigentümliches Geheimnis, daß, wenn man, wie es bei der Geisteswissenschaft selbstverständ­lich ist, die ganze Natur als durchgeistigt ansieht, man sich dann das Bild nicht bloß zurechtrückt, sondern weiß: Was auf einer ge­wissen höheren Stufe lebt als Unsterblichkeit, das wird nicht durch meinen Verstand, sondern durch die Dinge selbst vorgebildet; zum Beispiel der sich aus der Puppe ringende Schmetterling – das ist von der Natur selber als Bild hingestellt. Ich glaube an das, was ich dem Kinde sage, ich bin desselben Glaubens und derselben Über­zeugung, von der ich wünsche, daß sie in das Kind übergehe. Wer beobachten kann, kann sich davon überzeugen, daß es ganz anders auf das Kind wirkt, wenn ich ihm ein Bild beibringe, an das ich selber glauben kann, das ich nicht bloß verstandesmäßig an das Kind heranbringe und es ausgesprochen habe, weil ich so gescheit bin und das Kind noch so dumm ist.
Das zeigt, welche Imponderabilien da spielen.

Maar, wanneer ik dit beeld zo’n beetje vanuit een innerlijke abstractie in elkaar zet, het niet echt mijn doorleefde beeld is, alles voor het kind in elkaar zet, leer ik het kind niets. Dat is een merkwaardig geheim; wanneer je, zoals dit bij de geesteswetenschap vanzelfsprekend is, de hele natuur beschouwt als doortrokken van geest, zet je niet alleen maar een beeld in elkaar, maar je weet dan: wat op een hoger plan aanwezig is als onsterfelijkheid, dat wordt niet door mijn verstand gevormd, maar dat laten de dingen zelf zien; bv. in de vlinder die uit de cocon komt. Ik geloof in de dingen die ik tegen het kind zeg; wat ik het kind graag wil meegeven, is iets waar ik zelf in geloof en van overtuigd ben. Wie kan waarnemen, kan tot de overtuiging komen, dat het heel anders op het kind werkt, wanneer ik het een beeld geef waaraan ik zelf kan geloven en dat ik niet alleen maar intellectueel aan het kind geef en het verwoordt omdat ik zo intelligent ben en het kind nog zo onnozel. Dat toont aan welke onweegbare dingen daarbij een rol spelen.
GA 297/263-264
Vertaald/ 263-264

.

Meer over ‘het imponderabele’ in de artikelen over autoriteit

Vrijeschoolonderwijs doen? Alle plaatsen in de ped. voordrachten waarin Steiner over het imponderabele spreekt i.v.m. ‘vlinder en onsterfelijke ziel’.

Algemene menskunde: voordracht 9 – alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

2993

VRIJESCHOOL – Plantkunde 5e klas – aanvulling bij kerstroos

.
Omdat de kerstroos bij de plantkunde in klas 5 soms sprake komt, ook wel omdat het verhaal van Selma Lagerlöf verteld wordt, zijn hier nog enige aanvullende gezichtspunten.
De geneeskundige aspecten zijn niet voor in de klas.
.

Petra Essink, Antroposofisch Magazine, dec. 2018 nr. 12
.

Een giftige plant als medicament
.

Kerstroos

Welke plant bloeit er nu middenin de winter? Dat doet de kerstroos en daarom zou je hem het best kunnen omschrijven als een krachtige zot.
Algemeen bekend is dat krankzinnigheid soms raakt aan genialiteit.
De Helleborus wordt, net als maretak, in de antroposofische zorg ingezet als middel bij kanker en angstige depressiviteit.

De Helleborus Niger, de Latijnse benaming van de kerstroos, heeft er geen moeite mee om stevig af te wijken van het normale. Hiermee schenkt hij de wereld iets moois en ontroerends. Kijkend naar zijn mooie eenzame bloem kun je hem een lied horen zingen, waarin doorklinkt dat het onmogelijke mogelijk kan worden en dat je altijd, zelfs in de meest erbarmelijke omstandigheden, tot bloei kunt komen.

Deze uitzonderlijke plant heet niet voor niets kerstroos, ook al bloeit hij nog niet met kerst (tenzij je hem in huis haalt].

Ook het Christuskind – dat in zijn latere leven meer dan eens voor ‘een gevaarlijke gek’ versleten is – deed iets onvoorstelbaar dappers door in die donkere en koude winternacht te worden geboren.

Een van de eerste vermeldingen van de geneeskrachtig werking van de kerstroos staat vermeld in een Griekse mythe. Het gaat om de genezing van twee van de drie dochters van Proetus, koning van Argos en Tyrins.
Op een dag vond Proetus tot zijn grote verdriet zijn dochters terug in de wildernis van Peloponnesos, huilend, schreeuwend en volgens sommige bronnen zelfs seksueel ontremd, ‘loeiend als koeien’. Ze waren krankzinnig geworden nadat ze geen ontzag hadden getoond voor de god Dionysos. Na enige onderhandelingen vond de koning een sjamaan, genaamd Melampus, bereid zijn dochters te genezen. Melampus ving de waanzinnige vrouwen en bracht hen naar een diepe grot in de bergen van Arcadië.
Eén dochter, Lysippe, stierf tijdens de worsteling van de gevangenneming. De andere twee, Iphinoe en Iphianassa, genas hij door ze heilige baden te geven waarin hij de kerstroos verwerkte.

Zoltán Schermann, antroposofisch arts

“De Helleborus is een sterke plant, een overblijver. Hij kan wel dertig jaar oud worden. Zijn sneeuwwitte bloemen bloeien lang en tonen zich weinig kwetsbaar. Rudolf Steiner beschreef de kerstroos naast de maretak als middel bij kanker. Beide planten hebben volgens hem een stevig tegendraads karakter. Hun recalcitrante eigenschappen vat hij samen als ‘aristocratische waanzinnigheid’. De maretak vanwege het feit dat zij niet in de grond wortelt, maar zich hoog in de lucht als een halfparasiet hecht aan een boom waar hij, raar genoeg, midden in de winter vruchten vormt. En de Helleborus omdat hij hartje winter zo ongestoord bloeit, dat je het wel ‘gestoord’ kunt noemen.”

Tegen kanker

“Omdat tumoren zich ook heel eigenwijs volledig onttrekken aan de ‘orde van het lichaam’, wijst Steiner erop dat beide planten, mits goed bereid en uitwendig toegediend via injecties, ingezet kunnen worden tegen kanker. Interessant is dat hij de maretak ‘vrouwelijk van aard’ noemt, omdat hij zich heeft losgemaakt van de aarde en zich helemaal op de kosmos richt. De Helleborus daarentegen blinkt uit in ‘mannelijkheid’; deze plant voelt zich helemaal thuis in de aarde, waarin hij stevig wortelt. Helleborus zou daarom het best werken bij mannen, bijvoorbeeld.

Angstige depressiviteit

Het ‘tegendraadse’ gedrag van de Helleborus wijst in de richting van nog een ander toepassingsgebied, namelijk de psychiatrie. Ik heb de indruk dat de Helleborus kan helpen bij psychische klachten die samenhangen met de nier. Een specifieke klacht waarbij je aan Helleborus kunt denken is de zogenaamde angstige depressiviteit. Als je kijkt vanuit de antroposofische geneeskunde kun je in ieder orgaan een zielenaspect ontdekken, waardoor een disbalans van een orgaan zich vrijwel altijd tegelijkertijd zowel in lichamelijke als zielsmatige symptomen laat zien. Het gaat dan in de regel niet om een orgaanziekte, maar om een balansstoring van dat orgaan. Een dergelijke balansstoring toont zich niet in verschijnselen passend bij een orgaanziekte, maar in een patroon van tekens. Verschijnselen die verwijzen naar een balansstoring van de nieren zijn: vaak ’s nachts eruit moeten om te plassen, nachtzweten, klachten van het gehoor zoals tinnitus [oorsuizingen], onderrug- of knieklachten. Een angstige depressiviteit verwijst ook vaak naar een disbalans van de nieren. Als ik een combinatie van deze klachten tegenkom denk ik aan de nieren en zet ik regelmatig Helleborus in. Mijn indruk is dat het middel bij mannen inderdaad beter werkt dan bij vrouwen.” 

Kerstroos

Latijnse naam: Helleborus Niger
Familie: Ranunculaceae [Ranonkels]
Standplaats: humusrijke en kalkrijke grond, bij voorkeur in de halfschaduw Kenmerken: vaste plant van ongeveer 30 centimeter hoog. De handvormige bladeren die in de winter groen blijven zijn ingesneden tot zeven tot negen donkergroene, leerachtige blaadjes, die een paar tanden hebben in hun bovenste helft. Zaait zichzelf uit, zaailingen bloeien pas na 2-3 jaar Bloei: half januari tot half april. De bloemen verkleuren van wit naar groen. Het duurt heel lang voor ze verwelken. Na de bloei verschijnt de vrucht die uit een paar kokervruchten bestaat.

Pas op, de Helleborus is giftig! Helle is afgeleid van ‘helein’ [=doden] en borus komt van ‘bora’ [=voedsel). Als voedsel kan de plant, door aanwezigheid van de gifstoffen helleborine, saponine en protoanemonine, dodelijk zijn!

De bloemen van de Kerstroos kunnen, door de gisten die in de nectar groeien, tot wel 6 graden warmer zijn dan de omgeving!

 

Planten: vele afbeeldingen en beschrijvingen uit Weledaberichten

Plantkundealle artikelen

Vrijeschool in beeld5e klas: plantkunde

.

VRIJESCHOOL – De wereld is waar….(2)

.

Algemene menskunde voordracht 9 [9-5-3-1/1]

.

Hoe WAAR is de wereld voor de opgroeiende mens vanaf 12 jaar?
Zie de inleidende gezichtspunten.

Waar kun je als leerkracht enthousiast over worden en als ideaal aan je leerlingen laten zien?

Je kan – dat overkwam mij bij het lezen van zo’n artikel – van binnen warm worden, je dankbaar voelen ‘dat er zulke mensen zijn’.

Iets positiefs ervaren: als we dat onze leerlingen eens konden meegeven.
.

Uit ‘Antroposofisch Magazine’  dec. 2018 nr. 12
Iets bewerkt.

.

We willen de aarde mooier achterlaten dan we haar hebben aangetroffen

Een enthousiaste Krispijn:

“Als de bodemkwaliteit goed is, dan groeien de planten rustig en komen ze optimaal tot smaak en structuur,” aldus Krispijn. “Een goede bodem is letterlijk de basis voor planten om zich goed te voelen. Op plekken waar de bodemstructuur nog iets te wensen overlaat, zie ik dat de gewassen vatbaarder zijn voor ziektes en plagen.”

Krispijn is geboren en getogen op het bedrijf waar hij nu ondernemer is. Hoewel hij de landbouwschool in Leeuwarden heeft gedaan, was het voor hem niet vanzelfsprekend om zijn vader op te volgen.

“Het boerenbestaan biedt geen makkelijk en stabiel inkomen,” legt hij uit. Na omzwervingen in het buitenland, een baan als landbouwadviseur en als bedrijfsleider op een zorgboerderij kwam hij tot de slotsom dat hij kansen ziet voor het runnen van een eigen bedrijf. In 2012 is hij de uitdaging aangegaan en bij zijn vader Digni en compagnon Peter Keij in de maatschap gestapt.

Diversiteit

Telen op kleur, geur en smaak. Dat is hoe Krispijn zich wil onderscheiden op de markt. Op de 70 hectare in de Flevopolder groeien behalve de rode ook gele biet, regenboogpeen, pastinaak, wortelpeterselie, granen, groenbemesters, diverse koolsoorten en aardappels in allerlei kleuren en vormen.

“Ik ben op dit idee gekomen omdat ik, als ik zelf boodschappen doe, in eerste instantie kies op kleur. Vervolgens moet het lekker smaken. Daarbij biedt deze invalshoek ons de mogelijkheid om consumenten kennis te laten maken met een veelheid aan gewassen.”
Behalve variatie op het bord, heeft biodiversiteit nog veel meer voordelen. “Het bodemleven reageert op elk gewas weer anders,” legt Krispijn uit. “De afwisseling boven de grond zorgt voor variatie onder de grond. En hoe meer soorten beestjes er in de bodem leven, hoe vruchtbaarder het land. Dat is belangrijk voor de toekomst: met deze manier van landbouw kan de bodem het eeuwig volhouden. De diversiteit aan gewassen heeft ook een economisch voordeel. Als er bijvoorbeeld één aardappelsoort door weersomstandigheden mislukt, vangen we dat verlies op met een andere soort. Ook qua medewerkers streven we naar diversiteit. We werken dagelijks met wel tien mensen, onder andere met mensen de een afstand hebben tot de arbeidsmarkt.”

De aarde mooier achterlaten

De essentie van biodynamische landbouw? Dat s voor Krispijn de holistische manier van werken: ‘ik houd rekening met het welbevinden van plant, dier en mens. Het is belangrijk dat iedereen zich goed voelt. Ik geef daar vorm aan door met rust en aandacht te werken. Dat is best lastig. Als boer ben ik afhankelijk van het weer en moet soms acuut handelen. Door planmatig te werken – voor elk gewas hebben we een jaarplanning – gaat het ad hoc eruit Een geslaagd moment van rust is het uitbrengen var de preparaten. Dan staan we met onze volle aandacht rondom de kavel.”

De diversiteit waar Krispijn en zijn collega’s aan werken, is ook fijn voor de natuur: “In de zomer gonst het hier van de vliegende insecten en in de herfst glinsteren de spinnenwebben in de ochtenddauw. ’s Winters strijken de vogels neer op onze akkers: blijkbaar valt hier dan nog voedsel te halen. Door de alarmerende achteruitgang van insecten en vogels praten beleidsmakers en natuurorganisaties nu over natuurinclusieve landbouw. Wij werken altijd al natuurinclusief. Het is een mooie term maar om me heen verandert er nog weinig. Wij zijn nog steeds een eilandje in de polder met een eigen wereldbeeld: dat we de aarde mooier willen achterlaten dan we haar hebben aangetroffen. Met dit bedrijf lukt dat. Ik zie nog steeds – ook al werken we sinds 1990 biologisch en sinds 2006 biodynamisch – dat elk seizoen de grond een beetje vruchtbaarder wordt.” 

Meer over het bedrijf

Toen de onderbouw nog uit 7 klassen kon bestaan, gingen vele 7e klassen op het eind van hun schooljaar een schoolweek naar een bio-dynamische boerderij om daar mee te helpen.
Dat sloot a.h.w. aan bij de tuinbouwlessen van klas 6: nu uiteraard op veel grotere schaal en ‘in het echte leven’.

Ernaartoe! 

.

Vanaf klas 7 biedt de voedingsleerperiode aanknopingspunten. Hier een reeks artikelen.

Sociale driegeledingalle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Algemene menskunde voordracht 9: v.a. [9-5] alle artikelen over ‘de wereld is waar’

Vrijeschool in beeldalle artikelen

.

2992

VRIJESCHOOL – De wereld is waar……(1)

.

Algemene menskunde voordracht 9 [9-5-3/1]

.

In zijn ‘Algemene menskunde‘ spreekt Steiner in de 9e voordracht over ‘de wereld’, die voor het kind van 0 – 7 ‘goed’ is/moet zijn, voor het 7 – 14-jarige kind ‘mooi’ en voor de 14 – 21-jarige mens ‘waar’.

Wie op een bepaalde manier naar de wereld van nu kijkt, zal veel voorbeelden kunnen geven waaruit blijkt dat onze wereld nu net NIET goed, mooi en waar is, althans als we kijken naar het aandeel dat de mens in dit ‘goede, schone en ware’ heeft.

Om meer greep te krijgen op wat Steiner ermee bedoelt, is dit onderwerp hier behandeld. 

Op een bepaalde manier zal het nog wel lukken om de kinderen tot aan de puberteit, thuis en in ons onderwijs de wereld als goed en mooi te laten beleven; maar wat krijgen de kinderen ‘van de wereld’ mee via de middelen waarmee die wereld bij de kinderen kan binnenkomen. 

En zodra ze een mobieltje hebben, komt er een wereld binnen die voor de meeste kinderen de realiteit is. 
En nog wat ouder, zal die wereld hun gezichtspunten, hun oordelen beïnvloeden. Ze worden nu al zwaar beïnvloed door —juist, de influencers.

Maar dat is niet het enige. 

Wat, als ze nu de mensonwaardigheid in Israël en Gaza kunnen zien alsof ze erbij staan; is ‘goed, mooi en waar’ aan deze ontmenselijking?

Wat kun je of moet je als leerkracht doen. Wat kan nog ‘ideaal’ zijn?

Naast het zien en beleven van vernietiging en afbraak, kan er ook opbouw en ontwikkeling getoond worden.
Er bestaan zoveel initiatieven in de wereld waar een mens enthousiast van kan worden, dat de enthousiast geworden leerkracht hiermee een ideaal kan uitstralen waar hij achter staat.

Dat geven van ‘grotere, hogere’ idealen gebeurt al in het vertellen van biografieën, maar kan ook door de leerlingen vanaf een jaar of 12 te laten zien waartoe een mens met initiatiefkracht en bevlogenheid in staat is. 

Het zijn simpele voorbeelden, maar in een wereld die alleen nog lijkt te bestaan uit natuurrampen, oorlog, grote milieu- en schrijnende sociale problemen, m.i. voor de opgroeiende jonge mens de zo nodige lichtpunten.

Vanaf klas 7 biedt de voedingsleerperiode aanknopingspunten. Hier een reeks artikelen.

Sociale driegeleding: alle artikelen

Algemene menskunde voordracht 9: v.a. [9-5] alle artikelen over ‘de wereld is waar’

Algemene menskunde: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle artikelen

.

2991

VRIJESCHOOL – Kunstzinnig onderwijs

.

In dit artikel heb ik de verschillende kanten van het vrijeschoolonderwijs als kunstzinnig onderwijs belicht.

Op BLOGCOLLECTIEF ONDERZOEK ONDERWIJS is een artikel verschenen:

Als er tijd over is. Kunst en de verwaarlozing van het brein in het onderwijs.

De schrijver put uit het boek:

Hij geeft zijn eigen opmerkingen en citeert.
Een aantal citaten vanuit het Engels:

We hebben allemaal de neiging om kunst te zien als entertainment of als een ontsnapping. Een soort luxe. Maar wat dit boek je laat zien, is dat kunst zoveel meer is. Deze kan worden gebruikt om uw dagelijkse leven fundamenteel te veranderen, kan ernstige lichamelijke en geestelijke gezondheidsproblemen helpen aanpakken, met opmerkelijke resultaten. En deze kan je zowel helpen bij het leren als bij de ontwikkeling.

“Een groot deel van wat er gebeurt als je interactie hebt met een kunstwerk, of als je iets esthetisch aantrekkelijk vindt, is dat er een aha-moment is waarop je het gevoel hebt dat je de wereld op een nieuwe manier hebt gezien… Of dat je als maker van kunst op een nieuwe manier naar een probleem hebt kunnen kijken omdat kunst je in staat heeft gesteld dingen uit te drukken die je eerder niet kon”.

Het brein geeft er niet om om bubbels op te vullen bij gestandaardiseerde toetsen of verhitte debatten over curriculumbeoordelingen. Onze hersenen zijn gestructureerd om nieuwe verbindingen op te bouwen en voortdurend te evolueren, en de manier waarop we leren is niet hetzelfde als een maatschappelijk onderwijssysteem dat maar al te vaak is opgebouwd rond het onthouden van gegevens en het terughalen ervan.

En voor muziek maken geldt:

In één reeks gepubliceerde bevindingen toonde haar laboratorium aan dat wanneer jonge muzikanten intellectuele taken uitvoerden, ze een betere betrokkenheid vertoonden van een hersennetwerk dat betrokken is bij uitvoerende functies en besluitvorming. Ze concludeerden ook dat “muziektraining de volwassenheid van de hersenen versnelt in hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor geluidsverwerking, taalontwikkeling, spraakperceptie en leesvaardigheid.” Muziek spelen stimuleert niet alleen meerdere hersengebieden – motorisch, auditief, visueel – het versterkt ook de neurale verbindingen ertussen, en verbetert daarbij het geheugen, het ruimtelijk redeneren en de leesvaardigheid.

het vermogen om muziek te leren spelen is zeer complex en stuurt de hippocampus en zijn vele verbindingen met andere hersengebieden aan. Vergeleken met niet-muzikanten hadden de muzikanten meer neurale verbindingen en grijze massa gevormd.

Omdat het meest effectieve leren het rekruteren van meerdere hersengebieden inhoudt, is dit waar de kunsten in beeld komen. De kunsten activeren de neurale verbindingen die verband houden met de uitvoerende functies en met andere hersengebieden en versterken deze actief.

Andere onderzoeken naar kunst in het onderwijs hebben door de jaren heen bewezen dat studenten die betrokken zijn bij kunst academisch goed zijn. Studenten die toegang hebben tot kunstonderwijs hebben vijf keer minder kans om de school te verlaten en hebben vier keer meer kans om erkend te worden voor hun goede prestaties.

Kinderen die zich bezighouden met kunst hebben minder problemen met hun leeftijdsgenoten, leraren en volwassenen, en het is minder waarschijnlijk dat ze een depressie ontwikkelen. Over het algemeen hebben ze een grotere kans om gezonder te leven en betere beslissingen te nemen.

Opvallendheid, aandacht, humor en spel. Uitvoerende functie en kennismaken. De kunsten die in de klas zijn geïntegreerd, ondersteunen het leren.

Magsamen, Susan, and Ivy Ross. Your Brain on Art: How the Arts Transform Us. Random House Publishing Group, 2023

Enkele uitspraken van Rudolf Steiner over kunstzinnig onderwijs:

Het hele onderwijs moet afgeleid zijn uit het kunstzinnige. Alle methodiek moet in een bad van kunstzinnigheid gedompeld zijn.

Es muß das Ganze des Unterrichts herausgeholt sein aus dem Künstlerischen. Ins Künstle­rische muß alle Methodik getaucht werden.
GA 294/11
Vertaald/12

Onze civilisatie kan alleen daardoor haar noodzakelijke opbloei, haar weg omhoog verkrijgen als we meer aan kunstzinnigs in de school binnenbrengen.

Unsere Zivilisation kann nur dadurch den ihr notwendigen Aufschwung, den Aufstieg erlangen, wenn wir mehr Künstlerisches in die Schule hineinbringen.
GA 307/225
Vertaald/287

Wanneer we door de kunst de hele mens aanspreken, ontwikkelen we in de mens een adequaat begrijpen van de wereld dat zich op de wereld als totaliteit richt.

Wenn wir durch die Kunst den ganzen Menschen ergreifen, bewirken wir in dem Menschen auch wiederum ein entsprechendes Weltverständnis, das auf das Ganze, auf das Totale der Welt geht.
GA.307/226
Vertaald/281

We moeten het kunstzinnige on­derwijs – zowel in de beeldende als in de muzikale kunsten – van meet af aan in de school verzorgen. Het abstracte mag er niet heer en meester zijn, maar het kunstzinnige moet er heersen. En vanuit het kunstzinnige moet het kind gebracht worden tot het begrijpen van de wereld.

Daher ist der künstlerische Unterricht, sowohl in den bildenden Künsten wie in den musikalischen Künsten, von Anfang an in der Schule zu pflegen. Nicht das Abstrakte darf da herrschen, sondern es muß das Künstlerische herrschen, und aus dem Künstlerischen muß das Kind hineingeführt werden in das Begreifen der Welt.
GA 310/72
vertaald/75

Bron

Rudolf Steineralle artikelen

Menskunde en pedagogie: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle artikelen

.

2790

VRIJESCHOOL – Augustinus: waar kijken we naar?

.
kerkvader augustinus

of        Waar kijken onze kinderen naar?

De Afrikaanse kerkvader Augustinus (354-430 n.C.) had een visie over ‘wat de mensen zagen’, een soort ‘moraal van het kijken’.
Zo uitte hij felle kritiek op de gladiatorspelen die in zijn tijd heel populair waren. Die waren uiteraard dodelijk voor wie daar sneuvelden, maar, en dat is opmerkelijker, ook slecht voor wie ernaar keken.

Augustinus zag de verslavende werking ervan.
Hij zag het bij zijn studievriend Alypius die door vrienden werd meegetroond naar het amfitheater. Deze hield wel eerst zijn ogen gesloten, want hij wilde van het hele spektakel niets zien. M.n. de gruwelbeelden niet die hem waren beschreven.
Maar toen de menigte ineens begon te brullen, opende Alypius uit nieuwsgierigheid even zijn ogen. In die ene tel zag hij hoe een gladiator werd gedood.
‘Dat heel korte ogenblik’, zei Augustinus, ‘was genoeg om de ziel van Alypius te beschadigen: hij begon mee te schreeuwen en vanaf dat ogenblik werd hij een vaste bezoeker.

Mede door andere ervaringen ging Augutinus steeds kritischer kijken naar waar wij als mensen naar kijken. Hij concludeerde dat of het geweld dat we zien nu echt is of nep, zoals bij de Spelen of in het theater, wat we zien roept emoties op. We gaan mee in de spanning, de angst, het verdriet, de ontspanning, de vreugde, tegelijk met de gladiator of de acteur.

Augustinus trok toen al de opmerkelijke conclusie die ook vandaag de dag nog opgeld doet: in het echte leven doen we na wat we in het theater of bij de Spelen gezien hebben, zij het dan in andere vorm: zie b.v. de artikelen vanaf [19-5/1] op deze blog.

Deze boodschap van Augustinus is vaak negatief geïnterpreteerd: dan werd benadrukt hoezeer theater en films ons kunnen corrumperen‘, lees ik in het artikeltje in Trouw van 25-08-2022 dat de basis vormde voor deze tekst. 
Maar Augustinus’ visie is positiever dan dat: goede verhalen en mooie beelden kunnen ons leren wat echt en waardevol is in het leven. Want waar we naar kijken, vormt ons.’

Wikipedia

Ook op andere gebieden geldt dit, zie b.v. de artikelen van B.C.J.Lievegoed over de organische bouwwijze: welke vormen en kleuren zijn er in onze omgeving.

Uiteraard komen we ook uit bij de vertelstof op de vrijeschool en bij alle kunstzinnige activiteiten.

.

Handvaardigheid: alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

 

.

2982

VRIJESCHOOL – Vrijeschoolonderwijs doen? (1-4)

.

HET IMPONDERABELE

Vlinder en ziel

In zijn publicatie ‘Antroposofie doen?’ besteedt de auteur, Jesse Mulder, ook aandacht aan de vrijeschool: ‘Vrijeschoolonderwijs doen? 

In dit artikel kwamen zijn gedachten naar voren.

Nadat Mulder een hypothetische leerkracht heeft opgevoerd om duidelijk te maken dat het niet moeilijk is om aspecten van het vrijeschoolonderwijs ook toe te passen in niet-vrijeschoolonderwijs, stelt hij de vraag of er in dit geval ‘antroposofie gedaan’ wordt of niet:

‘Twee mensen kunnen precies dezelfde vertelstof in hun basisschoolklas hanteren, de verhalen misschien zelfs wel met eenzelfde enthousiasme vertellen. Maar toch is daarmee wat er ‘gedaan’ wordt niet in beide gevallen hetzelfde – niet in beide gevallen wordt er antroposofie gedaan.’

In verschillende pedagogische voordrachten bespreekt Steiner dit verschijnsel.
Dat doet hij bijna altijd met ‘de vlinder en de menselijke ziel’.

Toen ik zijn opmerkingen op me in liet werken, kreeg ik langzamerhand het gevoel dat er een appel werd gedaan op mijn moraliteit: hoe eerlijk ben je in wat je vertelt. Spel je het kind wat (iets moois) op de mouw, of is het jouw innerlijke eigendom. Hoe integer ben je. Hoe oprecht.
En dat – aldus Steiner – voelen de kinderen (en zij niet alleen).
Hij noemt wat zich op dit terrein tussen kind en oudere afspeelt het imponderabele, de onweegbare zaken.

Mulder zegt dan: ‘Zo beschouwd ligt de volgende conclusie nu voor de hand: Om te bepalen of ergens antroposofie gedaan wordt, is het niet voldoende om te bekijken wat er gedaan wordt; we moeten veeleer kijken naar waarom dat gedaan wordt.’

Maar daar zou ik nog aan toe willen voegen: HOE – met welke intentie – wordt het gedaan.

Steiner:

GA 296   vertaald

Voordracht 3, Dornach 11 augustus 1919

Blz. 57   vert.  blz 68

Wir müssen in die Lage kommen, im sozialen Leben der Zukunft die Welt wiederum in Bildern zu verstehen. Ich habe gesagt, man kann den Kindern, wenn man sich intim mit ihnen be­schäftigt, gut beibringen, sagen wir die Idee der Unsterblichkeit der Seele, indem man einfach dem Kinde zeigt eine Schmetterlingspuppe und ihm zeigt, wie die Puppe sich aufbricht und der Schmetterling aus der Puppe ausfliegt; dann macht man dem Kinde klar: Sieh ein­mal, so wie die Puppe ist, so ist dein Leib, und da drinnen lebt etwas wie ein Schmetterling, nur ist das unsichtbar. Wenn du in den Tod kommst, so fliegt auch bei dir der Schmetterling heraus in die geistige Welt.
Durch solche Vergleiche wirkt man bildlich. Aber es ist nicht bloß notwendig, daß man einen solchen Vergleich ausdenkt; da würde man eben im Sinne der naturwissenschaftlichen Weltanschauung handeln, wenn man ihn ausdenkt. Denn was bringen denn die Menschen aus der heutigen Zeitbildung gewöhnlich, wenn sie einen solchen Vergleich je einmal machen, ihm für eine Stimmung entgegen?
Die Menschen der heutigen Zeit, wenn sie kaum erwachsen sind, sind
sehr gescheit, außerordentlich gescheit.

We moeten er toe komen, in het sociale leven van de toekomst de wereld weer in beelden te begrijpen.
Wat daarmee bedoeld wordt, heb ik al herhaaldelijk uiteengezet, ook in verband met het opvoedingsvraagstuk. Toen heb ik verteld dat men aan kinderen, wanneer men intens bij ze betrokken is, heel goed, laten we zeggen, het idee van de onsterfelijkheid kan laten ervaren door het kind de pop van een vlinder te tonen en te laten zien hoe de pop zich opent en de vlinder uitvliegt. Zo maakt men het kind duidelijk: kijk eens, zoals de pop is, zo is jouw lichaam, en in je lichaam leeft zoiets als een vlinder, het is alleen onzichtbaar. Wanneer je doodgaat, vliegt ook bij jou de vlinder uit, de geestelijke wereld in.
Zo kan men beeldend werken. Maar het is niet voldoende om zo’n vergelijking te bedenken; daarmee zou men nog vanuit de natuurwetenschappelijke wereldbeschouwing handelen. Want met wat voor stemming beleeft de tegenwoordige mens een dergelijke vergelijking doorgaans? De moderne mens, die nog nauwelijks volwassen is, is heel slim, buitengewoon slim.

Sie bedenken gar nicht, daß man auf eine andere Weise vielleicht gescheit sein kann, als sie selbst in ihren abstrakten Begriffen sich vorstellen, daß sie gescheit sind.
Es ist nämlich ganz merkwürdig, wie die Menschen mit Bezug auf
diese ihre heutige Gescheitheit sind!
An einen Vortrag, den ich vor Wochen einmal gehalten habe, hat sich dann angeschlossen in einem staatswissenschaftlichen Verein der betreffenden Stadt eine Versammlung, und da hat über den Vortrag und das, was damit zusammenhing, gesprochen ein Universitätsprofessor, also selbstverständlich ein gescheiter Mann der Gegenwart, nicht wahr. Der hat gefunden, daß die Anschauungen, die ich nicht nur in jenem Vortrage vorgebracht habe, sondern die in allen meinen Büchern stehen, infantil sind, das heißt, auf der Kindheitsstufe der

Hij kan het zich niet voorstellen dat men misschien ook op een andere manier slim kan zijn dan op de manier waarop hij zelf met zijn abstracte begrippen meent slim te zijn. Het is namelijk heel merkwaardig hoe de mens ten opzichte van zijn moderne slimheid staat.
Aansluitend aan een voordracht die ik een paar weken geleden hield, was er binnen de wetenschappelijke vereniging van de betreffende stad, een bijeenkomst waar een universiteitsprofessor, vanzelfsprekend een slimme man, een betoog hield over de voordracht en wat daarmee samenhing. Hij was van mening dat de opvattingen, die ik niet alleen in mijn voordracht had uitgesproken maar die in al mijn boeken staan, infantiel zijn, dat wil zeggen: op het kinderniveau van de mensheid staan.

Blz. 58  vert. 69

Menschheit stehen. Sehen Sie, ich begreife ganz gut solch ein Urteil
von einem gescheiten Menschen der Gegenwart; besonders begreife
ich es sehr gut, wenn er gerade Universitätsprofessor ist. Ich begreife
es aus dem Grunde, weil ja aus der Wissenschaft, die da gemeint ist,
alles wirklich bildhafte Leben heraußen ist und daher alles, was verstanden oder besser gesagt nicht verstanden wird – kindlich gefunden wird. Ja, sehen Sie, das ist eben gerade dieses eigentümliche, daß die Menschen in der heutigen Gescheitheit kommen und sagen:
Wenn wir einmal ein solches Bild anwenden wollen, wie: die unsterbliche Seele läßt sich vergleichen mit dem Schmetterling, der aus der Puppe herausfliegt, dann sind wir die Gescheiten, wir wissen selbstverständlich, daß das ein Bild ist, das wir gemacht haben; wir sind hinaus über dasjenige, was ein solches Bild enthält. Aber das Kind ist kindlich, für das vergleicht man, was man in Begriffen weiß, mit diesem Bilde; aber wir selber glauben nicht daran. – Das Geheimnis besteht nur darinnen, daß dann das Kind auch nicht daran glaubt.

Zo’n oordeel uit de mond van een modern, slim mens begrijp ik heel goed; ik begrijp het zelfs nog beter wanneer het het oordeel van een professor is. Ik begrijp het omdat al het werkelijk beeldende uit de moderne wetenschap verdwenen is, en daarom alles wat begrepen, of liever gezegd niet begrepen wordt, als kinderlijk wordt gezien. Want ziet u, en dat is het eigenaardige, de mensen maken zich die moderne slimheid eigen en zeggen: wanneer wij eens zo’n beeld gebruiken zoals: de onsterfelijke ziel laat zich vergelijken met de vlinder die uit de pop vliegt, dan weten wij natuurlijk wel beter, want wij weten dat het een zelfbedacht beeld is, wij weten wel beter dan wat dat beeld ons kan vertellen. Maar het kind is nog kinderlijk, voor het kind maken we een beeldende vergelijking van wat wij in begrippen weten; maar waarin wij zelf niet geloven. Maar het geheim is dat het kind er dan ook niet in gelooft.

Das Geheimnis liegt darinnen, daß das Kind nur wirklich ergriffen wird von dem Bilde, wenn man selber daran glaubt. Und dazu soll uns eben wirkliche geisteswissenschaftliche Stimmung wiederum zurückbringen, daß wir in der Natur nicht sehen jene gespenstischen Dinge, von denen uns die Naturwissenschaft spricht, sondern wiederum sehen das Bildliche, das Imaginative. Dasjenige, was aus der Puppe auskriecht und in dem Schmetterling vorliegt, ist wirklich ein von der göttlichen Weltordnung in die Naturordnung hineingestelltes Bild für die Unsterblichkeit der Seele. Und es gäbe den Schmetterling nicht, der aus der Puppe auskriecht, wenn es nicht eine unsterbliche Seele gäbe. Denn es kann nicht ein Bild geben – und das ist ein
Bild -, wenn nicht die “Wahrheit zugrunde liegt dem Bilde. Und so ist es mit der ganzen Natur. Dasjenige, was die Naturwissenschaft gibt, ist Gespenst. Der Natur selber kommt man nur bei, wenn man weiß, sie ist Bild von etwas anderem.

Het geheim is dat het kind alleen echt gepakt kan worden door het beeld waarin wij zelf ook geloven. Daarom moet een werkelijke geesteswetenschappelijke stemming ons weer leren dat wij in de natuur niet de spookachtige dingen zien waarover de natuurwetenschap spreekt maar dat wij opnieuw het beeldende, het imaginatieve zien. De vlinder die uit de pop tevoorschijn komt, is werkelijk een beeld van de onsterfelijkheid van de ziel dat door de goddelijke wereldorde in de natuurlijke orde is neergelegd. De vlinder die uit de pop kruipt, zou niet bestaan wanneer de onsterfelijke ziel niet zou bestaan. Er kan geen beeld zijn -want dat is juist een beeld- wanneer er niet een waarheid aan ten grondslag ligt. Zo is het met de hele natuur. Wat de natuurwetenschap ons biedt zijn spoken. De natuur zelf kan men alleen nader komen wanneer men weet dat zij beeld van iets anders is.
GA 296/57-58
Vertaald/68-69

.

Meer over ‘het imponderabele’ in de artikelen over autoriteit

Vrijeschoolonderwijs doen? Alle plaatsen in de ped. voordrachten waarin Steiner over het imponderabele spreekt i.v.m. ‘vlinder en onsterfelijke ziel’.

Algemene menskunde: voordracht 9 – alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

2981