.
RUDOLF STEINER
BASISGEDACHTEN EN PRAKTIJK VAN DE VRIJESCHOOL
9 voordrachten, een bespreking en vragenbeantwoording tussen 24 augustus 1919 en 29 december 1920 in verschillende plaatsen [1]
Inhoudsopgave 1e voordracht Stuttgart 24 augustus 1919
Welke gezichtspunten vormen de basis voor de vrijeschool
De op handen zijnde stichting van de vrijeschool als een eerste stap op weg naar een vrij geestesleven. (blz. 15)
De afhankelijkheid van de school van de staat tot nog toe. (blz. 17 e.v.)
De macht van de frase en het aan elkaar voorbijpraten; een voorbeeld uit de pedagogie. (blz. 19)
Activiteiten op pedagogisch gebied in de afgelopen decennia (1). blz.20)
De experimentele psychologie (2) (blz.21)
De pedagogiek van Herbart: de eis van opvoeding van wil en gevoel, echter de herbartse psychologie berust uitsluitend op het voorstellen. (blz.23 e.v.)
De noodzaak van een nieuwe menskunde: waarnemen van de totale mens. (blz. 29)
Voorstellen en wil als een en dezelfde ontwikkeling; de voorstelling: oud geworden wil. (blz.30 e.v.)
Rekening houden met het leven vóór de geboorte en na de dood. (blz. 31 e.v.)
Een voorbeeld van zoeken naar iets nieuws voor het schoolleven en het oude niet kunnen loslaten: citaten uit het boek ‘Ontwikkelingspsychologie en opvoedwetenschap’ van Johann Kretschmar (over de staat en het onderwijs; over lerarenopleiding) (blz. 34 e.v.)
Vrijeschool geen wereldbeschouwelijke school. (blz. 40 e.v.
Het streven naar een nieuwe methodiek en onderwijspraktijk op de vrijeschool. (blz. 41)
Inhoudsopgave 2e voordracht Stuttgart 31 aug. 1919, ’s middags.
Uit welke geest kan een opvoedkunst tot ontwikkeling komen voor deze tijd?
Echte opvoedkunst als voorwaarde voor het scheppen van een sociale toekomst voor de mens.
De betekenis van de lerarenopleiding
De vergeefse zoektocht van de pedagogen Sallwürl. Vogt en Rein naar nieuwe opvoedingsgezichtspunten in de natuurwetenschap en geschiedenis.
De noodzaak van een nieuwe menskunde
De opvoedingsprincipes voor de zevenjarige fasen in de ontwikkeling van het kind; nabootsing voor, autoriteit na de tandenwisseling.
De onderverdeling van de leeftijdsfasen en hun overgang (levensrubicons); een voorbeeld daarvan in de tweede fase: het zeven- tot negenjarige kind: het samengaan van nabootsing en autoriteitskracht.
Over het ‘aanschouwelijkheidsonderwijs’.
De drang om moraliserend naar de wereld te kijken (voorbeeld: introductie van een fabel).
Het negen- tot twaalfjarige kind: biologie aanknopend bij de de mens, een voorbeeld uit de dierkunde (inktvis)
Het twaalf- tot veertienjarige kind: vorming van het oordeelsvermogen; begin van de eigenlijke natuurkunde.
De huidige natuurlijke ontwikkeling van de mens tot 27 jaar, de langere mogelijkheid tot ontwikkeling in vroegere cultuurfasen.
Over opvoedingsbegaafdheid.
De opvoeding van intellect, gevoel en wil.
Levende begrippen.
Het wezen van het spel, spel en arbeid.
De oriëntatie van het intellect op de geest door wilsopvoeding.
Vroege verzorging van het elementair kunstzinnige
Het afwenden van sociale misstanden door een nieuwe, op menskunde gebaseerde opvoedkunst.
De grootst mogelijke interesse voor het leven als voorwaarde om leraar te zijn.
3e voordracht Stuttgart 31 augustus 1919 ’s avonds:
Voordracht voor de ouders van de vrijeschoolkinderen
Deze is vertaald en uitgegeven door uitgeverij Nearchus. Opvoeding en sociale verandering
(opgenomen in:: Vrijheid van onderwijs en sociale driegeleding : over de levensvoorwaarden voor een werkelijk vrij onderwijs)
Inhoudsopgave 4e voordracht Stuttgart, 24 september 1919
Bovenzintuiglijke kennis en pedagogische levenskracht
De onwerkzaamheid van ‘de goede wil’ en de ‘mooie gedachte’ voor het omvormen van de huidige sociale verhoudingen (blz. 89)
Impuls van de geesteswetenschap: gevoels- en wilscultuur, omvorming van het oude instinctieve naar volbewust beleven (blz. 90)
De oprichting van de vrijeschool: aansluiten bij de industrie (blz. 90)
De natuurwetenschappelijke manier van denken als enige bron voor de vorming in deze tijd (blz. 91/92)
De weg van de geesteswetenschap: het ontwikkelen van tot in de twintiger jaren onbewuste werkende krachten: imaginatie, inspiratie, intuïtie (blz. 92)
De omvorming van de actieve krachten in de derde zevenjaarsfase in imaginatie, die van de tweede fase in inspiratie, van de eerste in intuïtie (blz. 92/96
Het tegenwoordige sociale denken naar het model van de natuurwetenschappelijke ‘objectiviteit’ (blz. 97/98)
Het enthousiasmeren van wils- en gevoelskrachten door geesteswetenschappelijke kennis (blz. 99/100)
De sociaal-pedagogische terreinen van onderwijs aan jeugdigen en de ‘leer van het leven’: i.p.v. abstract-dode en levendige, concrete pedagogiek: beschouwing over de mens die wordend is (blz. 100/103)
Eisen aan de lerarenopleiding (blz. 103)
Vrijeschool geen wereldbeschouwelijke school (blz. 104/105)
Over de banaliteit van het aanschouwelijkheidsonderwijs (blz. 105/106)
(Een nieuwe manier van denken is nodig (blz. 107)
Het negende levensjaar (blz. 108)
Over het schrijf- en leesonderwijs (blz. 109)
Over het zgn. vrouwenvraagstuk (blz.110)
De invloed van de geesteswetenschap op de vrouw en de man (blz.110)
De drang tot en de dodelijke tendens aan het voorbeeld van Rusland (Lenin) (blz. 111)
De spraak als sociaal instrument (blz. 111/112)
De school van het leven (blz. 113 t/m….
De huidige abstract uiterlijke en de toekomstig innerlijk psychisch-mentale organisaties
Het levensvreemde van de zgn. ‘practici’
De noodzaak van een echte i.p.v.een metafysische, wereldvreemde geest voor het huidige leven …..115)
‘Zoek het werkelijk praktische materiële leven” (blz.116/117)
Inhoudsopgave 5e voordracht, Basel 25 november 1920
De sociaal-pedagogische betekenis van de antroposofisch georiënteeerde geesteswetenschap
Blz. 118 e.v.: sociale nood; sociale eisen
Blz. 119 e.v.: nergens een sociale impuls
Blz. 122 e.v.: de natuurwetenschap kan geest en ziel niet begrijpen
Blz. 123 e.v.: geesteswetenschap wél
Blz. 124: kritiek zegt: de geest kan zich niet ontwikkelen, de geesteswetenschap geeft de wegen daartoe aan
Blz. 125; 146: spiritisme,
Blz. 126: de geest van de mens leren kennen door waarnemen
Blz. 127: nabootsing
Blz. 128: autoriteit
Blz. 129 e.v: aanschouwelijkheidsonderwijs; trivialiteit; alleen leren wat begrepen kan worden; iets in een verhaal verpakken en daar zelf niet achter staan
Blz. 131: het onweegbare, imponderabele tussen leerkracht en leerling; te vroeg oordelen schaadt
Blz. 132 e.v: imaginatieve kennis, geïnspireerde kennis en intuïtieve kennis.
Blz. 134e.v.: imaginatieve krachten zijn sluimerende nabootsingskrachten, inspiratieve krachten zijn sluimerende autoriteitsgevoelens, intuïtieve kennis zijn de krachten die diep in het organisme weggezonken zijn na de tandenwisseling
Blz. 136: ieder kind is een raadsel
Blz. 137: geesteswetenschap komt uit de wezenlijke groeikrachten van de mens; ontwikkeling is omvorming van groeikrachten; geestelijke ontwikkeling brengt de mens verder
Blz. 138: wetenschap wil gevoel en wil uitschakelen;
Blz. 139 e.v.: daardoor verdwijnt het sociale;
Blz. 141: geestesleven impulseert ook gevoel en wil;
Blz. 142: met gezond verstand zijn de geesteswetenschappelijke mededelingen te volgen
Blz. 143 e.v.: de geesteswetenschappelijke inzichten kunnen tot een sociaal-pedagogische impuls worden
Blz. 144: sociale driegeleding
Blz. 145: de sociale vraag moet een mensheidsvraag worden
De 5e voordracht wordt besloten met een vraag en een antwoord. Die zijn op deze blog in een apart artikel weergegeven:
Blz. 147, 148: iemand die de voordracht heeft bijgewoond houdt een pleidooi voor meer leven in de religie, filosofie, wetenschap en de kunsten.
Steiner antwoordt daarop:
Geesteswetenschap moet op elk gebied meer omvattende ideeën ontwikkelen
Blz. 149: de taak van de geesteswetenschap
in de kunst is men tot naturalisme vervallen; de natuur kun je niet imiteren; pogingen om daarbovenuit te komen: expressionisme
Blz. 151: door vastlopen van oude gezichtspunten: verlangen naar geesteswetenschap
Blz. 152: oprichting vrijeschool vanuit de geesteswetenschap; niet vanuit het geheugen iets aangeleerds doen, maar vanuit de levende realiteit (in de klas)
Blz. 153: pedagogie als scheppende kunst
Blz. 155: een hernieuwde geest is nodig om de problemen te kunnen oplossen
Inhoudsopgave 6e voordracht, Basel 27 november 1919
Geesteswetenschap en pedagogie
Blz. 158: relatie geesteswetenschap-pedagogie; geesteswetenschap en natuurwetenschap
Blz. 159: natuurwetenschap heeft mens buiten spel gezet;
Blz. 160: ontwikkeling door geesteswetenschap
Blz. 161: tot nog toe geen geesteswetenschappelijke methode om de mens te leren kennen
Blz. 162: sprongen in de ontwikkeling
Blz. 163 e.v.: nabootsing
Blz. 165: tandenwisseling; autoriteit
Blz. 168: wil ligt ten grondslag aan nabootsingsdrang; op de wil werken door kunstzinnig-esthetische activiteit – bv. bij leren schrijven
Blz. 169: schrijven kunstzinnig aanleren
Blz. 170: vlinder en ziel, beeld van onsterfelijkheid; geloof jet zelf; het imponderabele
Blz. 171: in de jeugd leren bidden, is in de ouderdom kunnen zegenen
Blz. 172 en 179: 9e jaar; Ik-ontwikkeling; eerste herinnering;
Blz. 173: pedagogie als kunst; verandering in het benaderen van de wereld: van verhaal naar meer objectiviteit;
Blz. 174: 11e, 12e jr: terugtreden autoriteit – op weg naar zelf oordelen; leeerplan af te lezen aan ontwikkeling kind
Blz. 175: aanschouwelijkheid;
Blz. 176: wat ooit werd aangeleerd uit autoriteit, metamorfoseert zich en treedtveel later in het leven weer aan de dag;
Blz. 177: onderwijs niet alleen intellect: ook handen en sociaal
Blz. 178: gymnastiek en euritmie
Blz. 180: geesteswetenschap moet menskunde worden; wordende mens als raadsel
Vragenbeantwoording bij de 6e voordracht 27 november 1919
Geen andere opmerkingen dan die over euritmie: hier te vinden.
Inhoudsopgave 7e voordracht, Aarau 21 mei 1920
Opvoeding en sociale gemeenschap vanuit het standpunt van de geesteswetenschap
Blz. 190: geesteswetenschap en natuurwetenschap;
Blz. 191: geesteswetenschap maakt verdere ontwikkeling mogelijk;
Blz. 192: scholing; wat geesteswetenschap aan de pedagogie kan bijdragen
Blz. 193: nabootsing; na tandenwisseling vorming v.h. geheugen; spel van vóór de tandenwisseling metamorfoseert zich en komt terug in je twintiger jaren;
Blz. 194: het gaat om de wil, niet om het intellect; kunstzinnigheid vooral bij het concentionele; niet-Nederlandse talen; euritmie; oordeelsvermogen vóór 9e jr.; in beelden die je gebruikt moet je zelf geloven
Blz.195 e.v.: over sociale driegeleding; democratie alleen voor rechtsleven; economisch leven te bestuderen door producent en consument; geestesleven vrij
Inhoudsopgave 8e voordracht Dornach 8 september 1920
Blz. 201 e.v.: antroposofie/geesteswetenschp als bevruchtende basis voor de pedagogie;
Scholing geesteswetenschsp net zo streng als bij natuurwetenschap; voorwaarden voor de scholing;
Blz. 204: natuurwetenschap aanhangen: gevolgen voor de werkelijkheid
Blz. 205: doel: het raadsel van de opgroeiende mens leren kennen door geesteswetenschap
Blz. 206; om de mens te begrijpen hebben we naast het woord onsterfelijkheid ook het woord ongeborenheid nodig; bijzonderheden van de ziel werken in op het fysieke lichaam;
Blz. 208: het belang van de tandenwisseling; geheugen: vrijkomende opbouwkrachten aan het lichaam;
Blz. 209: schrijven en lezen uit beelden; periodeonderwijs;
Blz. 211: geesteswetenschap kan aan de gangbare pedagogie ped/did. handgrepen geven; kind rond 9e jaar;
Blz. 212: kind: een geestelijk wezen dat zich hier belichaamt; wij helpen daaraan mee;
Blz. 213: onsterfelijkheid en beeld van de vlinder: hoe sta je zelf tegenover dit beeld en het belang daarvan; werkzaamheid van het imponderabele;
Blz. 214: het banale van dat een kind alleen maar moet leren wat het begrijpt;
Blz. 215: het belang van nabootsing; van geliefde autoriteit;
Blz. 216: geesteswetenschap kan je een goede basis geven voor wat je doen moet met het kind; de vrijeschool wil geen wereldbeschouwelijke school zijn; godsdiernstonderwijs door de vertegenwoordigers van de verschillende kerken;
Blz. 217: euritmie: v oor de inhoud: zie Steiner over euritmie GA 297
Blz. 218: eurtimei\\ie: bezielde gymnastiek;
Blz. 219: wat is dichten, reciteren; gymnastiek dient alleen het uiterliujk fysiek organisme
Blz. 220: euritmie: verplicht schoolvak; mend heeft initiatiefkracht nodig
Inhoudsopgave Bespreking van pedagogische en psychologische vragen Dornach 8 okt. 1920
Blz. 222: geen ‘kneepjes’, maar opvoedkunst; kind echt waarnemen;
Blz. 223 e.v.: vraag-antwoord en hoe de vier temperamenten reageren;
Blz. 225 e.v.: temperament en kleur; choleriek rood/blauw; melancholie groen/blauw
Blz. 226: niet intellectualistisch schema’s maken
Blz. 227 e.v.: met kleine kinderen ‘terugblik’ oefenen (als geestelijke scholing): nee!
Blz. 228: hangen bepaalde opvoedproblemen samen met vorige leven? hoe te behandelen: voor ieder geval individueel te bekijken;
Blz. 229 e.v.: het negende jaar; Ik-ontwikkeling; verandering van lesstof;
Blz. 230: geen wetenschappelijke verhandelingen, maar opvoedkunst
Blz. 231 e.v.: Pestalozzi;
Blz. 233 e.v. Herbart; Schiller, Zimmermann
Blz. 239: geen vorming van de mens als alleen maar ‘hoofdmens’
Inhoudsopgave 9e voordracht Olten, 29 december 920
Blz.240 e.v: grenzen van kennen bij de verschillende wetenschapsdisciplines, niet voor de antroposofie;
Blz. 241: kritiek op antroposofie;
Blz. 242 e.v.: door antroposofie is denken verder te ontwikkelen; voorbeelden en literatuur over ‘hoe’;
Blz. 244 e.v.: mediteren, concentreren ontwikkelen zielenkrachten
Blz. 248: we hebben een woord nodig als ‘ongeborenheid’; ontwikkeling, ook voor het praktische leven;
Blz. 249 e.v.: innerlijke scholing raakt ook gevoel en wil, is niet alleen kennis van het hoofd;
Blz. 250 e.v.: er ontstaat enthousiasme en dat heeft een opvoeder nodig; de huidige psychologie, de huidige wetenschap, kan niet doordringen tot het wezen van de mens; antroposofie is inspiratie;
Blz.251: zenuwen geen basis voor het zielenleven van de mens; alleen voor het voorstellingsleven; voor gevoelsleven het ritmische systeem van hart en longen, voor het wilsleven het stofwisselingsysteem; drieledige mens;
Blz. 252: kind een wonderbaarlijk raadsel;
Blz. 253: kracht van antroposofie om ontwikkeling te doorzien;
Blz. 254: opvoedingswetenschap heeft mooie principes, maar ze blijven te abstract;bv. ontwikkeling individualiteit; drie ontwikkelingsfasen
Blz. 255 e.v: 1e levensfase: nabootsing; hoe ben je in de omgeving van een klein kind;
Blz. 257: vrijeschool geen wereldbeschouwelijke school; antroposofie is er niet voor het kind, maar voor de leerkracht om te leren hoe hij het kind opvoedt en lesgeeft; het geven van godsdienst;
Blz. 258: de hele mens aanspreken: voorbeeld: leren schrijven;
Blz. 259 e.v.: na de tandenwisseling: gevoel voor autoriteit;
Blz. 260: kind hoeft niet alles meteen te begrijpen; geheugen; niet alles kan aanschouwelijk zijn;
Blz. 261: op gezag iets aannemen en latere levenskracht;
Blz. 262: samenhang spel en hoe je later in het leven staat;
Blz. 263: vóór het 9e jaar: fantasie, beeld; daarna zaakvakken, nog geen causaliteit; onsterfelijkheid, beeld cocon-vlinder; imponderabele;
Blz. 264: verandering in het kind rond tiende jaar; rubicon; autoriteit;
Blz: 265: belang van eerbied;
Blz. 266 e.v.: het belang van antroposofie voor het lerarenberoep;
Vragen n.a.v. de 9e voordracht, Olten 29 dec. 1920
Inhoudsopgave bij de vragenbeantwoording
Blz. 267 e.v.: over het spel van het kleinere kind
Blz. 268 e.v.: spel, speelgoed en temperament, drukke, snelle kinderen en rustige, trage kinderen; welke kleuren voor hen;
Blz. 269: nabeeld complementaire kleur; blokkendoos; intellectueel speelgoed; prentenboek met beweegbare platen;
Blz. 270: de ‘mooie’ pop; speelgoed dat te af is; fantasie; het gelijke met het gelijke behandelen;
Blz. 271 e.v.: zelf geloven in de beelden die je gebruikt; hoe zit het met bv. de paashaas, Sinterklaas [zie ook 273]; Steiner geeft deze een diepere betekenis; Ernst Mach
Blz. 272: over mythen, sagen e.d.
Blz. 273: dromen;
Blz. 274 e.v.: Sinterklaas en de kerstboom; relatie psycho-analyse en geesteswetenschap; een voorbeeld van psycho-analytische verklaring (vrouw en koets)
Rudolf Steiner over pedagogie(k)
de in de Gesamtausgabe (GA) voorkomende pedagogische geschriften
.
1444
.