Maandelijks archief: augustus 2022

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël – verhalen (10-12)

.
Bulgaarse legende van de Bogomielen
.

Michaël en het kwaad

.

Michaël en het kwaad

 

Satanaël zag dat God de Heer door alle engelen werd vereerd en geprezen en afgunst maakte zich van hem meester: hij moest en zou aan God gelijk worden. In zijn trots dacht hij: ‘Ik zal mijn troon in de hemel op de wolken zetten en de gelijke van de Almachtige worden.’
God de Heer echter kende zijn gedachten en hij wilde Satanaël met zijn arglistige volgelingen doen neer storten uit de hemelen.

God zond de aartsengel Michaël naar Satanaël.
Michaël ging naar hem toe. Maar Satanaël schroeide de aartsengel Michaël met zijn vuur.
Michaël keerde naar God terug en sprak: ‘Ik heb gedaan wat u mij hebt opgedragen, maar Satanaël heeft mij met vuur geschroeid.’
Toen verhief God de Heer Michaël in een hogere waardigheid en Michaël, die tot dan toe Miche heette, werd Michaël genoemd.
Satanaël echter heette van toen af aan alleen nog maar Satan.

En God de Heer gaf de aartsengel Michaël de opdracht Satanaël met Gods scepter zijn schouder te slaan en hem met zijn boze scharen te doen neerstorten uit de hemel.
Nu stuurde God de Heer Michaël opnieuw naar Satanaël, maar het lukte Michaël niet de troon van Satan te naderen, en opnieuw werd hij geschroeid.
Michaël echter vermande zich, sloeg met al zijn kracht de scepter naar Satan en deze stortte daardoor neer in de diepte, samen met zijn getrouwen.
Drie dagen en drie nachten vlogen zij door de luchten, als regendruppels, en op de derde dag kwamen de engelen in de hemel samen en Michaël werd door God gekozen tot aanvoerder van de hemelse heerscharen.

De poorten van de hemel werden gesloten, de gevallen engelen echter bleven buiten. Sommigen bleven aan de bergen hangen, sommigen stortten in de afgrond, anderen bleven in de luchten, weer anderen kwamen op aarde neer en verleidden daar de mensen, ieder op zijn beste manier.

En daar zijn ze nu nog steeds.

.

Michaëlalle verhalen

Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldMichaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen.

.

2714

 

 

 

 

 

 

 

 

 

..

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël – verhalen (10-11)

.

Heinz Müller, Erziehungskunst, 24e jrg. 10 1960

.

Michaëlslegende
.

Er was eens een man, die had in zijn leven veel gewerkt en was er oud en wijs bij geworden; want al wat hij had gedaan was gebeurd met liefde voor zijn werk en om de mensen te helpen. Daarom kon hij niet alleen met een vroom hart veel schoons op aarde zien en beleven. Hij had de gave veroverd om ook dan nog te kunnen zien en luisteren als andere mensen, door slaap bevangen en zonder dat ze er iets van weten, ’s nachts door hun engel naar hun hemelse vaderland worden gebracht.

Eens wandelde hij zo aan de zijde van zijn engel naar lichte hoogten. Toen kwamen ze bij een gouden poort; die was gesloten. Zijn engel deed een paar stappen achteruit en zei: ‘Wacht nog even, dan zal de poort voor u worden geopend!’ En werkelijk, even later weerklonk er een geweldige galm als van vele bazuinen, en daarmee vermengde zich een rollende donder. Toen ging de poort open en een helder schijnsel, als stralend van goud en zilver, verblindde eerst wie er in keek. Al gauw echter zag de oude man een machtige engelvorst voor zich; diens gewaad glansde alsof het uit de stralen van zon en maan was geweven; in zijn handen droeg hij een schaal van puur goud. De man nu vroeg zijn engel: ‘Wie is het die we hier zien?’ — ‘Dit is Michaël, die de draak overwon en die nu voor Gods aanschijn staat als heerser van onze tijd,’ zo luidde het antwoord. Terwijl de oude man eerbiedig om zich heen keek, zag hij: daar kwamen met verheugde blik veel engelen aan. Ze gingen voor Michaël staan en ieder van hen droeg in zijn handen een gave, die overhandigden ze aan Michaël. De aartsengel nam elk geschenk in zijn rechterhand en bekeek het met veel genoegen. Toen legde hij het ene na het andere in zijn gouden schaal.

De engel echter die bij de oude man stond zag diens vragende blik en zei: ‘U ziet nu, hoe blijgezind de engelen hun aanvoerder en leidende tijdgeest die gaven overhandigen. Het zijn de vruchten van de daden en het leed van al die mensen die zich door licht denken, warm voelen, krachtig willen hebben ingespannen om Michaëls trouwe vrienden en medestrijders op aarde te zijn. Wat Michaël in zijn schaal verzamelt, dat verandert hij in sieraad en harnas tegelijk voor de mensen op aarde van wie de geschenken afkomstig zijn. Zo geeft hij de zielen van zijn getrouwen veredeld terug wat aan hun inspanningen ontspruit, en hun geestgedaante wordt steeds meer omstraald door de glans en de kracht en de moed van de scharen die Michaël dienen. Bij zijn veranderend werk echter vallen er gouden korrels af als geesteszaden. Die werpt hij, ziet u maar, met een brede zwaai op aarde.’

Toen nu de grijsaard, het wijzend gebaar van zijn engel volgend, zijn blik naar de aarde liet zweven, zag en begreep hij wat daar gebeurde. Als lichtende sterren zag hij de geesteszaden naar de aarde vliegen, en de glans van het stralende goud werd weerspiegeld door alle boomkruinen en het hele woud. Met iedere nieuwe zaadworp zonk de glans van de herfst dieper in de wouden.

Toen de grijsaard zijn blik weer opsloeg naar de hemelse hoogten, zag hij net hoe er een tweede schare engelen voor Michaël kwam staan, niet zo vol vreugde als de eerste, eerder wat aarzelend. Maar zij allen droegen in hun handen de een of andere kleine gave voor Michaël. Voordat nu de eerste van hen zijn geschenk overhandigde sprak hij tot de vorst van de engelen: ‘Veel is het niet, wat wij in uw handen kunnen leggen; maar toch zijn wij blij dat wij niet geheel zonder gaven hoeven te komen. Vaak vergaten de mensen, van wie wij de behoeders zijn en die nauwelijks vermoeden dat we ook hun metgezellen zijn, de juiste wegen te bewandelen en liefdevolle daden te volbrengen. Zo vrezen wij haast uw toorn, o Michaël, en hopen op uw genade.’

Michaël echter aanvaardde het weinige dat ze te bieden hadden met grote ernst en sprak toen: ‘Ook al waren de aan uw zorg toevertrouwden slechts in kleinigheden trouw, toch hebben ze zich nog niet van ons losgemaakt. Behoedt de kiemen van het goede in hun zielen, dat ze leren ook in het grote trouw te zijn; want vreugde heerst er in ons rijk over ieder die de juiste weg nog vindt!’

Verbaasd zagen de engelen van de tweede groep, dat Michaël hun uit zijn schaal veel grotere geschenken in ruil gaf dan ze hadden verwacht, en met nieuwe hoop en nieuwe moed wilden ze zich net weer op weg begeven naar de hunnen.

Toen naderde er met aarzelende schreden een derde groep engelen. Deze sloegen de blik neer toen ze voor Michaëls aangezicht kwamen, en nu stonden ze daar met lege handen. Een kwam er uit de schare naar voren en vroeg de
drakendwinger: ‘Bevrijd ons ongelukkigen van onze taak! Hoe moeten we ons tegenover u waarmaken, daar de zielen van hen die wij moeten beschermen verstokt zijn en bot? Wij komen met lege handen, vol schaamte en schuchterheid bij u.’
In Michaëls gelaat braken vlammen uit, en rollend als de donder weerklonk zijn antwoord: ‘Ik kan u niet van uw post terugroepen. Gaat naar de mensen, want de draak is onder hen met zijn verderf zaaiende scharen! Niet langer in de hoge hemel is hun vaderland. Met het zwaard zullen ze uittrekken voor de broederstrijd tegen elkaar, en nood en vertwijfeling zal het lot zijn van hen die nu nog behagen vinden in de blinde duizeling van de lust en de verzadigde traagheid van het hart. Alle verschrikkingen en noden van de ondergang zijn de vruchten van verblinde zelfzucht en eigenliefde. Gij echter, waakt over hen die aan het rechtvaardige gericht zijn vervallen! In de laaiende brand van de vernietiging, als de beschadigingen van de ziel, als uitgegloeide slakken, van hen afvallen, zoekt dan in hen de al bijna uitgedoofde vonken van hun goddelijk wezen, ontsteekt die tot nieuwe gloed en redt wat nog maar waard is te redden!’

Toen jubelden alle engelenkoren die Michaël omringden. Hij echter wierp wederom zijn geesteszaad uit over de aarde. En de toekijkende oude man, voor wiens zienersblik zich dat alles had vertoond, wist plotseling in zijn hart:

Wie onder de mensen het geestelijk goud behoedt en liefdevol koestert, hem wordt het hart tot een gouden schaal waarin de leermeester van de mensenliefde graag iets van zijn oneindige schat zal neerleggen.

.

Michaëlalle verhalen

Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldMichaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen.

.

2713

 

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël – verhalen (10-10)

Hans Treichler, schoolkrant, gegevens ontbreken.

.

Hoe de drakenboom ontstond

.

Op een ver eiland, omspoeld door de branding van de grote zee, rezen zwarte toppen op naar de hemel. Godvruchtige mensen bewoonden het eiland. — Van tijd tot tijd borrelde en kookte het in het binnenste van de bergen. De bergkoepels scheurden open en vuur en rook slingerden eruit te voorschijn. Stenen en aarde wervelden door de lucht. Een gloeiende massa rolde de hellingen af. Dan vluchtten de mensen hun hutten uit om hun leven te redden. ‘De demonen zijn weer aan het werk,’ fluisterden ze en baden tot de storm voorbij was.

Op een nacht gebeurde het dat de hoogste van de bergen met een verschrikkelijke kracht zijn vurige massa’s uitspuwde. Er golfde een vreemd geruis door de lucht dat tienvoudig van de bergen weergalmde. Grote vrees greep de mensen aan. Ze wierpen zich op de aarde neer en hieven smekend hun armen ten hemel. Toen ontwaarden ze in de luchten boven zich een draak met slangachtige vleugels, die snuivend over hen heen daverde. Door het geraas van de elementen klonk een dreigende stem: ‘Ik ben hier de heerser! Mijn vuur zal u tot de hemel verheffen als gij mij volgt. Zo niet, dan zal het u en uw eiland tot slakken verbranden.’ Daarmee verdween het monster in de muil van de rokende berg. Als verlamd staarden de mensen omhoog, tot eindelijk hun tongen loskwamen: ‘Laten we hem volgen, anders zal hij ons vernietigen!’ ‘Maar beloofde hij ons niet de hemel?’ Ze waren het onderling niet eens en begonnen te twisten.

Toen nam de oudste en meest wijze onder hen het woord: ‘Hij is een vijand van de hemel, we mogen niet voor hem buigen!’ — ‘Maar wat moeten we doen?’, zo vroegen de mensen in hun nood. Toen antwoordde de wijze: ‘Ik zal mij in de eenzaamheid terugtrekken en mij aan de hemel toevertrouwen. Wacht tot ik terugkom.’

Diezelfde nacht liep hij het verlaten strand op en neer, waar de zee zich oneindig ver voor hem uitstrekte. De hemel vol sterren welfde als een koepel over hem heen als een sterrenmantel die hem beschermend omhulde. De wijze knielde neer, en zijn ziel verhief zich tot de hemelse machten. ‘De draak uit de vuurbergen is over ons gekomen. Hij wil tweedracht zaaien en ons eiland in vuur verstikken.’ Zo sprak hij en luisterde in de fonkelende nacht. Toen weerklonk er uit de sterrenhoogten een stem: ‘Eens heb ik zelf in de hemel met de draak gevochten en hem ter aarde doen neerstorten. Nu wil ik voor u mijn zwaard ten tweeden male heffen. Blijft trouw aan uzelf en aan de hemel!’ In de ochtendschemering aanschouwde de oude man een heldere straal aan het firmament, die de vorm van een bliksemend zwaard aannam. In zijn glans welfde zich een vleugelpaar dat hemel en zee omspande. Rust vervulde de ziel van de wijze: hij wist dat de aartsengel Michaël zich aan hem had geopenbaard.

Toen de zon hoog aan de hemel stond kwam hij de kring van de achtergeblevenen binnen en verkondigde hun het woord van Michaël.

De volgende dag in alle vroegte barstten alle bergen nogmaals met onheilspellende kracht uit. Het hele eiland beefde en de zee kwam razend in beroering. Als een vuurstorm daverde de draak door de lucht alsof hij hemel en aarde wilde verbranden. De wijze en zijn schare knielden neer en wachtten de hulp van de engel af.

Toen spleet plots de hemel boven hen vaneen. In gouden licht zagen ze de lichtende gedaante van de heilige Michaël. In zijn rechterhand hield hij zijn zwaard dat in de opgaande zon glansde. Hij hief het wapen en liet het neersuizen op de draak. De vijand kromde zich onder het harde staal en herkende zijn bedwinger. In het laaiende vuur stortte hij op de steenachtige bodem. Nog eenmaal richtte hij zich op, toen verbrandde hij in zijn eigen vlammen. Gloeiende as drong door de gapende barsten omlaag de aarde in. Beschermend hield de aartsengel zijn zwaard over het eiland en zijn bewoners. Rust verbreidde zich — de zee lag als een spiegel. Bevrijd keerden de mensen naar hun bergen terug. Nieuwe levensmoed doorstroomde hun zielen.

Vele jaren gingen voorbij. Sinds het monster door de kracht van Michaël was overwonnen was er geen beroering meer in de bergen. Op de plek echter waar de gloeiende as van de ten val gebrachte draak in de aarde was verzonken groeide een wonderlijk gewas. Elke dag werd het groter en krachtiger, totdat het zich tot een vreemde boom ontvouwde. Voor de verbaasde blik van de mensen braken uit de doorgroefde stam machtig de takken te voorschijn. Als slangen slingerden ze uiteen en omhoog. Een machtige welving vormend, als de rug van een reusachtig dier, breidde het gewas zich uit, alles overschaduwend. Aan de uiteinden van de slangentakken vormden zich in dichte bundels lange, zwaardvormige bladeren. Als de talrijke schubben van een drakenlijf staarden ze omhoog. Ernstig keken de mensen op naar het merkwaardige geheel en gaven het de naam ‘drakenboom’. En toen ze van tijd tot tijd een vreemde hars uit de groeven van de stam zagen stromen, dachten ze aan het bloed van de gedode draak. Daarom noemden ze de boom ook bloedboom. — Als de storm door de machtige welving voer, sloegen de bladeren hard tegen elkaar. En in de stam scheurden de spleten knarsend vaneen. Dan meenden de mensen in de lucht een gesis en geweeklaag te horen, en van schrik vervuld liepen ze hun hutten uit. Vragend keken ze op naar de hemel. Daar verscheen Michaël hun aan het grijze firmament in zijn stralengloed. Bedaard stak hij zijn zwaard uit naar de klagende drakenboom en op slag verstomden de geluiden. De storm ging liggen, en de zon brak door de duisternis. De zielen van de mensen echter ontvingen het kracht schenkende licht van hun engel.

Sinds die tijd komen er op het eiland steeds meer drakenbomen, en ze bereiken een hoge leeftijd. De mensen echter zijn er van gaan houden: ze weten dat Sint- Michaël over hen waakt.

.

Michaëlalle verhalen

Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldMichaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen.

.

2712

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël – verhalen (10-9)

.
Sprookje uit Servië
.

Michaël en de zoon van de rijke man

.
Er was eens een man, die landerijen, dorpen en wouden bezat, kortom, hij was bijna zo rijk als de tsaar.
Deze man had één zoon en die groeide op van kind tot jongeman.
Op een dag echter, werd hij onrustig en kon hij het thuis niet langer uithouden. Zijn vader zag dit. Zijn zoon kwam naar hem toe en vroeg vriendelijk toestemming hem de wijde wereld in te laten trekken.  Zijn vader vond het goed en gaf zijn zoon rijkelijk van de goudstukken en deze pakte zijn ransel en trok eropuit, de wijde wereld in. En zo liep hij lange tijd, gewoon zijn neus achterna, zonder een bepaald doel. Het werd middag, de avond begon te vallen, maar nog altijd wist de jongeman niet waarheen zijn weg hem zou brengen. Het was al bijna helemaal donker toen er plotseling een eerzame grijsaard voor hem stond:  ‘Ik groet u in Gods naam’, zei de oude. ‘Waar voert de weg u heen? ‘Ik trek de wijde wereld in,’ gaf de jongeman ten antwoord. ‘Maar waar moet je de nacht doorbrengen, het is immers al donker?’ vroeg de oude man. ‘Waar ik de nacht zal doorbrengen, dat weet ik niet, maar de zachte bosgrond als bed is goed genoeg en de sterren zullen mijn nachtlichtjes zijn,’ zei de jongeman, en hij liep verder naast de oude man. ‘Welnu, als dat zo is weet ik iets beters,’ antwoordde de grijsaard hem. ‘Loop het bos maar uit en als je weer in het open veld komt, zal je  iets van het pad af al snel een huis ontwaren. Ga daar heen en vraag onderdak voor de nacht.’
De jongeman wilde de oude man voor zijn goede raad bedanken, maar toen hij zich naar hem toekeerde, was deze verdwenen.

Hij liep door en kwam ook werkelijk van het bos in het open veld en weldra zag hij  het huis al dat hem was aangeduid. Hij volgde de raad van de grijsaard op en klopte aan de deur en vroeg onderdak voor de nacht. Hij werd heel vriendelijk verwelkomd en kreeg te eten en te drinken en er werd hem een plaatsje aangewezen om te slapen. In een hoek zag hij een bed waarin een zieke lag bij wie een kaars brandde.
Midden in de nacht verscheen daar plotseling dezelfde grijsaard die de jongeman het huis had gewezen. Hij liep op de zieke af, nam zijn ziel mee en verdween weer. Omdat alleen de jongeman het bed van de zieke kon zien, was er verder niemand die de grijsaard had opgemerkt.

’s Morgens stond de jongeman vroeg op, bedankte de mensen en nam afscheid en ging zijns weegs. Hij liep maar en hij liep, steeds opgewekt zijn neus achterna, over heuvels en door dalen.
Maar nauwelijks was het avond geworden of daar stond de grijsaard plotseling weer voor hem die hem zijn eerste nachtelijk onderkomen had gewezen.
De oude man groette de jongeman in Gods naam en vroeg: ‘Waar ben je op weg naartoe?’ ‘Ik trek de wijde wereld in,’ zei deze hem.

‘Maar waar moet je vannacht dan slapen, het al donker is geworden?’ vroeg de oude man. ‘Varens en mos zijn als slaapplaats goed genoeg voor en de wind in de bomen zal mij wel in slaap zingen,’ antwoordde de jongeman. ‘Dat is prachtig,’ zei de oude man toen, ‘maar toch geef ik je de raad om onderdak voor de nacht te zoeken in het huisje aan de overkant van dit dal.’
De jongeman wilde de oude man bedanken, draaide zich om, maar deze was al verdwenen.
De jongeman vervolgde zijn weg, doorkruiste het dal en zag daar ook werkelijk het huis staan. Hij klopte aan, vroeg onderdak voor de nacht, en de mensen lieten hem vriendelijk binnen.

Toen de rust was neergedaald, zag de jongeman ook hier vanuit zijn slaapplaats een bed met een doodzieke erin en een kaars daarbij. Midden in de nacht werd de zieke overvallen door de pijn van de dood en toen verscheen de grijsaard weer, nam de ziel mee en verdween. Er was niemand die de grijsaard had gezien, behalve de jongeman.

Nauwelijks was het ochtend of de jongeman bedankte de mensen, nam afscheid en ging verder. Weer liep en liep en liep hij door bossen en velden; het werd middag en de zon zakte weer langzaam naar de horizon. Toen wad het avond. Nu kwam hij de grijsaard voor de derde keer tegen. Weer groette hij de jongeman hartelijk in Gods naam en vroeg hem ook ditmaal waarheen hij wilde gaan.
‘Ik trek door de wijde wereld,’ antwoordde de jongeman hem, ‘en vannacht ga ik op het zachte gras van de weide slapen, en de beek daarbij zijn slaaplied zingen.’
‘Toch is het beter als je in het huisje achteraan deze wei overnacht,’ raadde de oude man hem aan en hij had dat nog niet gezegd of hij was ook al verdwenen.

De jongeman vond de goede raad van de grijsaard ter harte, ging naar het aangeduide huisje, klopte aan en werd ook hier vriendelijk binnen gelaten en onthaald.
Verbaasd ontwaarde de jongeman vanuit zijn slaapplaats weer een zieke en een kaars naast het bed. En voor de derde keer verscheen midden in de nacht de grijsaard, nam de ziel van de stervende mee en verdween.

De volgende ochtend bedankte de jongeman, nam afscheid van de vriendelijke mensen en ging verder.
Hij had nog niet lang gelopen toen de oude man weer naast hem verscheen, hem in Gods naam goedendag wenste en met hem meeliep. Een tijdlang liepen ze zo, toen wendde de jongeman zich tot de oude man en zei: ‘Wilt u mij zeggen, eerwaarde, u bent nu driemaal aan mij verschenen en u hebt mij telkens aan een slaapplaats geholpen. En driemaal vond ik in het huis een zieke en steeds kwam u midden in de nacht om de ziel van de zieke mee te nemen. Graag zou ik weten wie u bent.’

‘Ik ben de aartsengel Michaël, die de zielen meeneemt.’

‘En zal u ook eens mijn ziel meenemen?’ vroeg de jongeman. ‘Zoals ik de zielen van de zieken heb meegenomen, zo zal ik ook uw ziel meenemen,’ antwoordde Michaël hem. ‘Maar wanneer zal dat zijn?’ vroeg de jongeman daarop. ‘In de nacht nadat je getrouwd bent, dan neem ik uw ziel!’ zei de oude en toen  verdween hij.

Vol verbazing bleef de jongeman staan en dacht na over wat hij zojuist had gehoord. De wijde wereld bekoorde hem nu niet langer en hij besloot naar huis terug te keren. En’, zo dacht hij verder, ‘dan zal ik trouwen, ook als ik daarmee bewust de dood op mij neem — ja, als de heilige Michaël mijn ziel neemt ben ik daartoe bereid.

Hij sloeg de terugweg in en toen hij weer bij zijn ouders was aangekomen zei hij meteen tegen hen dat hij nu thuis wilde blijven en trouwen. Daar waren zijn ouders heel blij mee en ze vroegen hun zoon welk meisje zijn bruid zou worden. ‘Gaat u maar,’ zei hij tegen zijn moeder, ‘naar het kleine huisje aan het eind van het dorp. Daar woont een kruier en die heeft een dochter. Vraag haar hand, want ik houd van geen ander zo veel als van haar.’ Maar bij zichzelf dacht hij stilletjes: ‘Als ik nu toch na de bruiloft moet sterven, dan zijn dit meisje en haar ouders tenminste uit de zorgen.’

De ouders waren zeer verbaasd over zijn keus van hun jongen. Ze probeerden hem met veel praten op andere gedachten te brengen: de kruiersdochter immers was arm en kon nauwelijks iets anders haar eigendom noemen dan haar ziel, dat was toch geen huwelijk voor iemand van zijn stand?

Maar wat ze ook zeiden, de jongeman liet zich niet op andere gedachten brengen, hij herhaalde slechts dat hij dit meisje wilde en geen ander.

Nu was het zo dat de jongen het meisje eigenlijk niet eens kende, maar hij had zich voorgenomen iets voor haar te doen — na zijn dood zou ze haar geluk vinden.

Toen de ouders zagen dat hun zoon niet op andere gedachten was te brengen, stond zijn moeder uiteindelijk op, begaf zich naar het huis van de kruier en vroeg de hand van diens dochter voor haar zoon. De kruier en zijn vrouw waren meer dan verbaasd toen de moeder van de jongeman haar verzoek naar voren bracht en dachten in hun hart vermoedelijk dat het allemaal maar een grap was. Maar toen ze merkten dat de moeder het ernstig bedoelde vroegen ze aan hun dochter of deze wel met de rijke jongeman wilde trouwen. Van schrik en schaamte werd het meisje helemaal rood, ze kon geen woord uitbrengen en liep de deur uit. Haar ouders echter riepen haar achterna: ‘Wees gelukkig! Gods zegen zal op deze verbintenis rusten!’

In blijde stemming keerde de moeder van de jongen naar huis terug en vertelde dat ze alles  had geregeld zoals hij het wilde.

Zo werd de hand van het kruiersmeisje gevraagd en nadat ook het huwelijkspand aan haar was overhandigd, maakte de jongeman aanstalten om zijn voornemen in de daad om te zetten. Aan zijn vader vroeg hij driehonderd goudstukken en toen ging hij weg en kocht van het geld een huis voor zijn schoonouders en richtte het zo goed mogelijk in met al wat er nodig was. Toen alles tot zijn tevredenheid was geregeld, vroeg hij zijn vader nog eens driehonderd goudstukken om voor zijn bruid van een passende uitzet aan te schaffen. En hij kocht alles wat tot de uitzet behoorde, en ook nog sieraden voor bij haar jurken, halskettingen en linten, zijden kapjes en gouden smeedwerk, alsof hij een tsarina naar het altaar zou brengen.

Zo verstreek de tijd, en de dag van de bruiloft brak aan. Voor de jongen was het een schitterend huwelijksfeest en er kwamen heel veel gasten en allen  werden rijkelijk onthaald, zoals dat nu eenmaal gebeurt als er een rijke jongeling trouwt.

Toen werd het avond en bracht het jonge paar werd naar het bruidsvertrek geleid. Zodra echter de deuren achter hen waren gesloten, vroeg de jongeman zijn bruid te gaan slapen, hijzelf wilde nog opblijven en in de Heilige Schrift lezen. Ze ging in bed liggen en sliep in. De bruidegom echter bad tot God en las in de Bijbel.

Om middernacht ging de deur open en de aartsengel Michaël kwam in de gedaante van de grijsaard het bruidsvertrek binnen, groette hem in Gods naam en zei: ‘Jongeman, waar ben je?’ De bruidegom draaide zich om, groette eveneens in Gods naam en antwoordde  ‘Hier ben ik en ik weet dat u gekomen bent om mijn ziel mee te nemen. Weet dan dat ik gereed ben.’

Michaël antwoordde hem daarop: ‘Ik ben gekomen zoals ik had beloofd, maar hoor, de almachtige God heeft bevolen je nog veertig jaar in leven te laten, want je hebt een grote daad volbracht: bewust nam je de dood op je om zo het arme meisje en haar ouders gelukkig te maken!’

Zo sprak de heilige aartsengel Michaël en verdween. De jongeman echter legde zich gelukkig te slapen en in liefde leefde hij verder.

.

Michaëlalle verhalen

Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldMichaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen.

.

2711

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël – verhalen (10-8)

.
Normandische sage (uit een schoolkrant, nadere gegevens onbekend)
.

De aartsengel Michaël en de duivel

.

De bouw van het slot
.

De aartsengel Michaël en de duivel waren ooit buren. Op een winteravond raakten ze aan het twisten: de duivel beweerde dat zijn macht oneindig groot was, Michaël echter zei dat God alleen almachtig was.
‘Nu goed dan!’ zei de duivel. ‘Roep jij Gods hulp in en bouw een slot, ik zal een ander bouwen en dan zullen we zien welk het mooiste is.’

Michaël nam de uitdaging aan. Meteen zond de duivel een leger dienaren uit om in de hele wereld grote blokken graniet te zoeken. Ze gingen terstond aan het werk en bouwden een reusachtig slot op een bergeiland in zee, te midden van loeiende stormen.

Satan was enthousiast. Maar de aartsengel bouwde op het strand een schitterend lichtpaleis van ijskristallen, dat stelde met zijn glans de sombere granieten berg in de schaduw. Ondanks zijn hoogmoed moest Satan toegeven dat hij was overwonnen. Groot was zijn schaamte. De vertwijfeling maakte hem jaloers, de kwellingen van de afgunst hielden hem uit de slaap. Ten slotte hield hij het niet meer uit, en hij vroeg de aartsengel of deze zijn paleis niet voor de granieten berg wilde ruilen; Michaël stemde daarmee in. Toen het zomer werd smolt het ijsslot van de duivel in de brandende zon; het slot van de aartsengel echter staat er nog altijd: het is de Mont Saint-Michel.

De weddenschap

Satan moest nu in een eenvoudige strooien hut op het strand wonen; maar hij bezat vruchtbare velden, goed bevloeide weiden en heuvelhellingen met hoge bomen begroeid, en daartussen groenende dalen. Michaël daarentegen had rondom zijn burcht slechts drijfzand, en had hij niet gebeden, dan zou hij meer dan eens zijn verhongerd. Na verscheidene jaren te hebben gevast had de heilige Michaël genoeg van dit leven. Hij zocht de duivel op en zei tegen hem: ‘Beste duivel, ik doe je een voorstel: vertrouw mij je land toe, ik zal het naar beste kunnen bebouwen en dan delen we de oogst. Akkoord?’ De duivel, die een grote luilak was, accepteerde het aanbod. Michaël vervolgde: ‘Daar ik niet wil dat je je over mij te beklagen hebt, mag jij kiezen wat je het liefste hebt: de oogst die onder de aarde is, of die erboven staat?’
De duivel riep uit: ‘Ik neem wat boven de aarde groeit!’ — ‘Akkoord!’ zei de heilige.

Zes maanden later zag je alom in het uitgestrekte land van de duivel slechts knollen, wortelen en uien. De duivel kreeg niets, klaagde hevig en wilde het contract ontbinden. Maar Michaël had plezier gekregen in de akkerbouw.
‘Om je schadeloos te stellen,’ zei hij tegen de duivel, ‘bied ik je dit jaar alles aan wat onder de aarde groeit.’ — ‘Akkoord!’ antwoordde de ander vol blijdschap.

Het volgende jaar groeide overal tarwe, haver, gerst en prachtige klaver. Satan kreeg weer niets en werd rood van woede. Toen hij zijn klauwen tegen Michaël ophief gaf deze hem een geweldige trap in zijn heup. Satan viel neer op de rots van Mortain, waar nog altijd de onuitwisbare sporen te zien zijn van de horens aan zijn voorhoofd en de nagels aan zijn tenen. Vernederd, hinkend en voor de rest van zijn leven verminkt stond hij weer op. Hij zag in de verte de fatale berg en begreep dat hij met een sterker iemand te maken had; daarom begaf hij zich naar vreemde landen en stond hij zijn velden, zijn weiden, zijn heuvelhellingen en zijn dalen af aan de aartsengel.

De zeis

In vroeger tijd sneden de mensen in Hédé hun gras met kleermakersscharen en dat was een heel werk. De duivel alleen, die van tijd tot tijd die streek bezocht om stenen te halen voor de bouw van Mont Saint-Michel, had een werktuig waarmee hij het gras in heel korte tijd kon maaien. Daarvan bediende hij zich echter alleen ‘s nachts en hij weigerde het uit te lenen. Op een dag beloofde Satan aan een van zijn vrienden, een gemeen sujet, dat hij de volgende nacht zijn gras zou maaien. De heilige Michaël hoorde daarvan en stak ijzeren eggetanden in de wei. Toen verstopte hij zich in een oude holle eik, alleen zijn hoofd stak tussen het gebladerte uit. Tegen middernacht zag hij hoe de duivel de snede van zijn werktuig met een hamertje haarde en het vervolgens aan het uiteinde van een lange stok bevestigde. Daarop wette hij het, en al gauw viel het gras in lange zwaden. Toen het werktuig op de eerste eggetand stuitte werd het schaardig. Satan vloekte als een echte duivel, maar ging door met maaien. Bij de tweede eggetand brak het, en de duivel zei bij zichzelf: ‘Zo, nu is me toch mijn zeis gebroken, ik moet ermee naar de smidse.’ En vloekend ging hij op weg naar het plaatsje Dingé.

De volgende morgen informeerde Michaël bij de smid naar het werktuig. ‘Ja,’ antwoordde de smid, ‘het was een werktuig zoals ik er nog nooit een had gezien.’ ‘Goed, voor mij moet je er net zo een maken, en dan zal ik je ook vertellen waar het voor dient.’ De smid smeedde dus voor hem net zo’n werktuig als hij bij de duivel had gezien, en Michaël legde hem vervolgens het gebruik van de zeis uit. Maar hij deed niet als de duivel, maar gaf de zeis door en bracht alle mensen het gebruik ervan bij.

Toen Satan dit tot zijn woede merkte, dacht hij meteen dat de heilige Michaël hem had bespied. Dus ging hij naar hem toe en daagde hem woedend uit tot een duel.
‘Mij best,’ antwoordde de engel, ‘maar ik wil nergens duelleren dan in een bakoven.’ ‘Waar je maar wilt.’ — En ze begaven zich naar het dichtstbijzijnde dorp. Onderweg vond Michaël een houten paaltje van het soort dat boerinnen gebruiken om hennep en vlas te braken voor ze die hekelen.

Bij de bakoven aangekomen pakte de duivel de schiet-schop en glipte de oven in, Michaël volgde hem. Terwijl de duivel nog aan de lange stang trok, timmerde Michaël hem uit alle macht op zijn hoofd. ‘Genade, genade!’ schreeuwde Satan, ‘je vermoordt me!’ ‘Ik zal je laten leven,’ antwoordde Michaël, ‘maar alleen als je het land verlaat en nooit meer terugkomt.’

Dat kwamen ze overeen, en sindsdien heeft men in de omgeving van Hédé de duivel nooit meer gezien.

.

Michaëlalle verhalen

Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldMichaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen.

2711

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël – verhalen (10-7)

.
Uit Ierland
.

Hoe de muis en de kat werden geschapen
.

Lang geleden, toen Lucifer en zijn scharen uit de hemel werden verdreven, werd Lucifer overmand door een grote haat tegen heel het mensengeslacht. Steeds weer trachtte hij de mensen te benadelen en hij had al allerlei ongedierte geschapen om de mensen te kwellen.

Op een dag dacht hij na over de kwellingen die hij al allemaal had verzonnen: slangen, muggen, wespen, vliegen, schorpioenen en veel ander ongedierte. In zijn kwaadaardigheid kwam Lucifer op de gedachte dat al die kwellingen wel het lichaam van de mens aantastten, maar niet wat hij het meest nodig heeft: voedsel en kleding. Nu wilde hij een dier scheppen dat die twee dingen zou vernielen. Het moest klein en vlug zijn, en daar de mens ’s nachts sliep, kon het dier het best zo worden gevormd dat het zijn taak in het duister kon verrichten. Maar voedsel en kleding bestonden voor een deel ook uit dingen met vaste bolsters en harde basten, of van huiden en taaie stoffen. Daarom, zo bedacht de Boze verder, moest het nieuwe dier wel scherpe tanden krijgen, die vlug ook door harde omhulsels heen konden knagen. En toen hij al die gedachten samenvoegde ontstonden in zijn hoofd de muis en de rat, en dadelijk gaf hij er vorm aan. Muizen en ratten nu vermenigvuldigen zich snel en al gauw klaagden de mensen dat ze de scharen niet meer de baas konden.

De aartsengel Michaël hoorde deze klacht en hij overpeinsde hoe hij de mensen hierin kon bijstaan. Lang dacht hij erover na en tenslotte zag hij als enige mogelijkheid, op zijn beurt een dier te scheppen dat voortaan de vijand zou zijn van muizen en ratten. Tegelijk echter moest het de mens vriend-

schappelijk gezind zijn. En, zo overdacht de heilige Michaël verder, het dier moest even soepel en vlug zijn als de muizen en ratten, daarbij sterk en taai, met klauwen die plotseling te voorschijn kwamen en even snel weer konden worden ingetrokken. Om te kunnen toebijten en vasthouden had het scherpe, spitse tanden nodig en het moest kunnen springen en klimmen. Daar nu de muizen en ratten vooral ’s nachts op pad waren, moest het dier dat Michaël wilde scheppen zowel overdag als ’s nachts kunnen zien.

Dit alles bedacht de heilige Michaël, en toen het beeld van het nieuwe dier hem helder voor ogen stond gaf hij er vorm aan, en zo ontstond de kat. Als een bliksemflits schoot ze onverhoeds in de schare muizen en ratten, waarvan er heel wat het loodje legden. De vlugste onder hen echter kropen gauw weg in donkere gaten en greppels, waar de kat ze niet kon vinden. En sindsdien durven de knagende muizen en ratten, om niet door de kat te worden gesnapt, slechts heel voorzichtig te voorschijn te komen.

De kat echter woont bij de mensen voor de warme kachel, geeft kopjes en spint als ze tevreden is, maar ze kan ook onverhoeds haar met klauwen bewapende poten bliksemsnel uitslaan als ze hardhandig wordt behandeld. Ze is aanhankelijk, maar niet trouw zoals de hond, en ’s nachts onderneemt ze haar strooptochten, vrij, trots en ongebonden.

Michaëlalle verhalen

Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldMichaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen

.

2710

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël – verhalen (10-6)

.
Een Koptische legende uit het ‘Boek van de inzegening’ 14, 37)
.

Hoe Michaël in zijn ambt werd benoemd

.

In den beginne schiep de Vadergod door zijn kracht de hemel, het geweldige, oneindige firmament. Toen dat geschied was schiep hij de aeonen en vervolgens de engel die Saklithaboth werd genoemd, dat is ‘hij die de hemel en de aarde opschrikt’. En de Vader plaatste hem boven alle engelen en engel-heerscharen en zij allen gehoorzaamden hem. Als tweede engel werd Michaël geschapen, na hem Gabriël, Rafaël en alle andere engelen in grote scharen.

Zeven engelen werden aangewezen om Saklithaboth, de eerstgeschapene, als hun leider te dienen, en zij zongen hymnen ter ere van de heilige Triniteit.

Van het begin af aan had de Triniteit Saklithaboth met grote hoogmoed begiftigd en zo regeerde hij over de engel-scharen hoogmoedig en trots, maar zeer kundig.

Toen kwam het uur dat de Vadergod de mens schiep. Hij vormde hem naar zijn beeld en zette hem in het paradijs — in de tuin der engelen en der hemelse schepselen.

Toen de mens geschapen was, gaf de Vader aan de Zoon-god de blik vrij op de toekomstige ontwikkeling van het mensengeslacht. En de Zoon schouwde in grote kosmische beelden de daden van de mensen en hoe ze in de loop der tijden zonde na zonde op hun schouders laadden. Hij zag ook de bestraffing der zonden en hoe meer hij zag, des te groter werd zijn medelijden, tot hij tenslotte de Vader smeekte hem voor een daad van verlossing naar de toekomstige aarde te zenden zodra de tijd daarvoor gekomen zou zijn, opdat hij de mensen van hun zonden zou kunnen verlossen.

De Vader was zeer verheugd toen hij de wil om de mensen te verlossen bij de Zoon gewaar werd en hij beloofde hem dat hij zijn wens zou vervullen. Daarmee nam hij de toekomstbeelden voor de blik van de Zoon weg en het grote werk van de schepping kon worden voortgezet.

Aan de mens in het paradijs gaf God de naam Adam. Deze naam hadden de hoge aartsengelen Michaël, Gabriël, Rafaël en Uriël in de vier windstreken gevonden en gezamenlijk samengevoegd. Toen schiep de Vader een metgezellin voor de mens, en tezamen leefde het paar in de tuin van het paradijs en zelfs de engelen verheugden zich over hun schoonheid en roem.

Nu kwam de dag dat de Vader Adam bij zich riep en deze gaf antwoord, kwam en knielde neer, aanbad hem en smeekte om zijn zegen. Toen de mens zo in verering knielend de zegen van de Allerhoogste afsmeekte waren de engelen allen in een wijde kring om hem verzameld, en geen van hen ontbrak. En het koor der engelen bekrachtigde het gebed van de mens door een krachtig ‘Amen’.

De Vader riep nu de aartsengelen, engelen, cherubijnen en serafijnen, de vierentwintig oudsten en het gehele leger van de hemel op om Adam, die zijn gelijkenis en beeld was, te aanbidden. Vanuit de hemel daalde een zoete geur op het lichaam van Adam neer en de engelkoren riepen: ‘Gezegend zijn wij, want wij zijn waardig om u te zien, o beeld van onze koning — Amen!’

Alle engelen traden nu een voor een voor Adam en betuigden hem hun eerbied. Toen nu de engel die als eerste geschapen was aan de beurt kwam, weigerde hij Adam te aanbidden De Vader wendde zich tot hem en riep hem nogmaals op zijn schepping te aanbidden. Hoogmoedig weigerde Saklithaboth ten tweeden male. Verblind als hij was sprak hij tot de Vader: ‘Klein is de mens vergeleken bij mij, want ik werd vóór hem geschapen en ik ben groter dan alle engelen en de eerste onder hen.’

Ten derden male beval de Vader de hoogmoedige, Adam te aanbidden, en hij sprak tot hem, de eerstgeschapene: ‘Weet, Saklithaboth, dat je halsstarrigheid niet onbestraft kan blijven als je mijn gebod niet opvolgt. Je zult de kwade gevolgen van je daden ondervinden — je roept je eigen vernietiging over je af.’

Doch opnieuw weigerde de eerstgeschapene.

Toen zag de Vadergod dat het kwaad geschied was, want talrijke engelen werden door de weigering van Saklithaboth verleid en weigerden eveneens.

De Vader verkondigde toen voor alle engelen, dat Saklithaboth met deze weigering al zijn rechten verspeeld had — hij zou voortaan niet meer de eerstgeschapene heten, maar Saklam, de strijdzuchtige, of Mastema, de Boze. Daarop gaf hij een cherubijn opdracht, Saklam een vleugel af te slaan en hem op de aarde te werpen. Geen van de engelen was echter sterk genoeg om de Boze te bestrijden, behalve Michaël.

De engelen die samen met Saklam geweigerd hadden werden demonen, die uit de atmosfeer tevoorschijn breken en in de harten der mensen slechte gedachten opwekken.

Godvader echter zat op zijn troon en treurde en met hem weenden alle engelen.

Dit alles geschiedde op de 11e Athôr op het 11e uur van de dag, ten tijde van de zonsondergang.

Op de ochtend van de 12e Athór (8 november) verzamelden alle engelen zich rond de troon van de Vader. Nu werd Michaël, de als tweede geschapene, in plaats van de eerstgeschapene in zijn ambt benoemd. De gehele waardigheid en alle roem van Mastema werden hem gegeven. Zijn hoofd werd getooid met de diadeem van licht, zijn handen omvatten de staf van de waarheid en de oprechtheid en zijn voeten werden gestoken in de schoenen van de vrede. Zo werd op deze bijzondere dag Michaël de Vorst van het Licht.

En terwijl de serafijnen juichten en de cherubijnen zongen blies Michaël op de bazuin van het leven. Alle engelen kwamen en aanbaden de Lichtvorst, de eerste der engelen, de aartsengel Michaël die op de hoogste troon was gezet, terwijl de wierook van hun verering de licht-aeonen vulde. En niemand onttrok zich aan deze aanbidding.

Groot was de vreugde van de Vader, van de Zoon en van de Geest en alle hemelen verheugden zich en vierden feest.

Michaël, de goede engel, werd benoemd tot beschermer en helper van het komende geslacht van de mensen, van allen die na Adam zouden komen; Michaël werd diegene die te allen tijde de smeekbeden van de mensen voor Gods troon kon dragen. En de Vader verhief hem op de lichtwagen, opdat hij de toekomstige aarde, en op haar de tweeënzeventig landen waarover hij zal heersen, kan bezoeken. En het zal zijn taak zijn, de mensen orde en licht te brengen en hun gebeden voor God te brengen.

Zo werd Michaël, de Lichtvorst, de grote aartsengel en eerste onder de engelen in zijn ambt benoemd en hij stond aan Gods troon, steeds indachtig de geboden van de Hoogste. En de hemelen jubelden over zijn glans.

.

Michaëlalle verhalen

Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldMichaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen.

 

2709

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël – verhalen (10-16)

.

Verkorte weergave door Arie Boogert in Jonas nr. 2, 18-09-1987

.

Kalo Dant en de zevende wereld
.

Kalo Dant had in de twintig jaren van zijn leven met de zigeuners van zijn stam onnoemelijk veel landen bereisd. Zoveel, dat hij dacht dat ze bijna aan het einde van de wereld waren be­land en dat er nauwelijks meer landen te ontdekken waren. Toen hij hoorde dat God zeven werelden boven elkaar had geschapen, waarvan de onze er één is, was hij erg blij. ‘Dan hoef ik tenminste niet weer al die bekende plaatsen op te zoeken’, dacht hij. Aan iedereen vroeg hij de weg naar die hogere werelden. Maar hij werd uitgelachen; de ze­ven werelden zijn immers van elkaar gescheiden door solide hemelse gewelven. Daar kom je nooit doorheen! Tot hij eens, een grassprietje tussen de tanden, in het gras lag en naar de he­mel keek. Ja, de hemel is hoog. Maar dat zijn de bergen ook. Wie weet, of je op de toppen van de bergen niet met je hoofd in de wereld boven ons steekt? Een mooie gedachte. En zo begon Kalo Dants avontuur.

Hoog in de bergen komt Kalo Dant in de mist terecht en hij durft niet verder te gaan. Boven zich voelt hij niets van een hemelgewelf. Als de mist optrekt en hij een kaal berglandschap om zich heen ziet, loopt hij verder. Dan vindt hij een slanke, rechte boom, die almaar om­hoog groeit, zo ver dat de top niet te zien is. Hij begint omhoog te klimmen. Moe geworden, rust hij na een tijdje uit. Tussen de takken door omhoogkijkend, ziet hij daar boven een, ja – wat?, een oude pantoffel. Aan een bruine blote voet. Zo ontmoet Kalo Dant zijn bescher­mengel. Hij kan duidelijk zien dat het de beschermengel van een zigeuner is. Die hebben gevleugelde voeten. Kalo Dant mag de pantoffel lenen en schiet omhoog. Waar hij weer vas­te grond onder de voeten krijgt, wordt hij gastvrij ontvangen door een menigte zigeuners, maar hun taal verstaat hij niet. Hij wordt naar een oude man gebracht. Deze is negenenne­gentig jaar oud en kent negenennegentig talen, ook die van Kalo Dant. ‘Nieuwsgierigheid’, zegt de oude, ‘is de eerste stap op de ladder die wij kennis noemen.’ En zo blijft Kalo Dant een jaar bij hem om te leren. Hij leert er de taal van de bomen om te we­ten, welke hij als houthakker kan vellen en welke niet. Na een jaar wordt de oude man hon­derd jaar oud en leert hij zijn laatste taal: die van de vogels. Nu moet Kalo Dant hem verlaten en naar huis teruggaan. Maar nee, hij wilde toch alle werelden daarboven leren kennen, en hij is er nu toch al veel dichter bij?

Op aanraden van de oude man zoekt hij een eenzame weide op. Na drie dagen in de een­zaamheid ziet hij de Schepper zelf voor zich staan, die hem eerst duchtig de les leest, maar ten slotte helpt. Hij mag de andere werelden leren kennen. Maar verder moet hij het alleen opknappen. Terugkeren naar zijn eigen wereld moet hij op eigen kracht. Zo leert Kalo Dant de ene wereld na de andere kennen; en hoe hoger ze zijn, hoe minder be­volkt. In de zevende wereld treft hij alleen maar vogels aan, zwermen en zwermen vogels. Daar beschermt hij impulsief de jongen van de vogelkoning; die wil hem vervolgens bijstaan naar zijn eigen wereld terug te keren. Want Kalo Dant heeft genoeg van zijn omzwervingen en wil naar huis. De vogelkoning kan hem echter niet helpen, maar hij kan één van zijn on­derdanen, de gevleugelde draak Sjarkan, de opdracht geven.

In onze wereld had niemand ooit een draak, zo’n vuurspuwend en onsmakelijk, onvriendelijk monster gezien. Kalo Dant schrikt van hem, maar kan hem met een veer uit de staart van de koning van de vogels gezeglijk maken. De koning beveelt de draak, al zijn vee te slachten en het vlees te zouten. Dant helpt de draak en ze raken daarbij een beetje bevriend. Met Kalo Dant, vaten gepekeld vlees en water op zijn rug begint de draak zijn reis naar de werelden beneden. De tocht duurt eindeloos, de weg door de hemelse gewelven heen is niet altijd gemakkelijk te vinden. Als vlees en water opraken, wordt de draak onwillig en moet hij met de veer in toom worden gehouden. Eindelijk ontdekt Kalo Dant de plek waar hij zijn tocht begon. Hij is thuis! Maar hoe moet de draak nu terug? Kalo Dant wil bij zijn stam raad en hulp halen en laat de draak zolang in een grot achter. Deze belooft te wachten, maar de veer moest er wel aan te pas komen.

Zo kwam de draak in onze wereld. En hij bleef er. Want hij hield zich niet aan zijn belofte en begon het land onveilig te maken, vee en zelfs kinderen te roven. Toegegeven, Kalo Dant had zoveel te vertellen dat hij de draak wat lang aan zijn lot had overgelaten. Hij liet zich overhalen het dier niet terug te sturen; als het zich maar zou gedragen! En dat gebeurde na­tuurlijk niet. De draak weet hem zelfs nog over te halen, hem gezelschap te geven: dan is hij niet meer zo alleen en zal hij zich beter gedragen. Kalo Dant geeft de draak met behulp van de veer twee koppen erbij. Hij trouwt de koningsdochter maar raakt later de veer kwijt. Er zijn mensen die zeggen, dat de draak zelfs meer dan drie koppen heeft…

.

Michaëlalle verhalen

Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeld: Michaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen

Dit verhaal wordt genoemd in Michaël 37

.

2708

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël – verhalen (10-4)

.

Uit de verzameling van Nora von Baditz  ‘Aus Michaels Wirken’
opgenomen in vrijeschoolkrant Leiden, verdere gegeven onbekend.

.

Een Franse Michaëllegende
.

Aubert, de vrome en bij God geliefde bisschop van Avranches, verscheen een engel toen hij sliep en gaf hem opdracht op de berg Tumba een kerk te bouwen, die aan Michaël gewijd moest worden. Michaëls naam moest niet alleen geëerd worden op de berg Gargano, maar ook midden in zee!

De bisschop kende het woord van de apostel Johannes – “onder­zoek of de aan U verschenen geesten wel uit God zijn!” – en overwoog dit in zijn ziel. Toen juist verscheen de engel hem ten tweede male en beval hem te doen wat hij hem had opgedragen. Nog aarzelde de bisschop. Wie bouwt er nu een kerk op een rots in zee? Tenslotte wierp hij zich op de knieën en bad vurig tot onze Heer Jezus Christus en ook tot de heilige aartsengel Michaël zelf. Hij vroeg in zijn gebed of zij hem hun wil zouden willen openbaren.

Juist in die tijd steelt een man een stier en verstopt die op de berg. Hij wil hem verkopen, zodra de eigenaar berust in het verlies van het dier.

Onderwijl werd de eerwaarde bisschop voor de derde keer op zeer dringende wijze aangemaand om niet langer ongehoorzaam te zijn, maar dadelijk naar de aangeduide plaats te gaan en die niet meer te verlaten voordat het werk zou zijn voltooid. Op de vraag van de bisschop waar de meest geschikte plaats zou zijn om de kerk te bouwen antwoordde de engel: “Daar, waar je een gebonden stier zal vinden.” Op de vraag, hoe groot de plaats moest zijn, antwoordde de engel:  “Gebruik de bodem die door de stier is omgewoeld en geef het beest daarna aan zijn baas terug!”

Toen begaf de eerwaarde bisschop zich vol zekerheid en onder het spreken van heilige lofprijzing en het zingen van heilige gezangen naar de berg en begon aan het werk. Hij vond de vast­gebonden stier en liet die aan de eigenaar teruggeven. Een flinke schare boeren bracht hij bijeen. Die effenden de grond en maakten de plaats schoon. Maar, o wee, midden op de plaats bevond zich een reusachtig rotsblok, dat de sterkste, mannen ondanks hun verwoede pogingen niet van zijn plaats konden krijgen, lange tijd deden zij moeite, maar vergeefs. Niemand wist meer raad. Maar ziet! In de nacht daarop had een boer – hij heette Bain  – uit het naburige dorp Itius een droom. Hem werd het bevel gegeven zich bij de arbeiders te voegen. Met zijn twaalf zonen begaf hij zich op weg.
Zij kwamen bij de grote rots. Wat de mensen niet hadden gekund, volbracht deze man met Michaëls hulp: de rots scheen zeer licht te zijn, want Bain schoof de rots gemakkelijk terzijde. Allen prezen God en de aartsengel Michaël. Men toog met nieuwe moed aan het werk.

De bisschop aarzelde nog over de afmeting van de muren. Maar ziet! Evenals in het verhaal van Gideon viel er ’s nachts dauw op de top van de berg. De aarde bleef echter droog op de plaats waar de grondvesten gelegd moesten worden. De bisschop hoorde een stem die sprak: ‘Gaat heen en zet de stenen, zoals het U aangegeven is!’

Toen stond hij op, prees de almachtige God en ging vrolijk aan het werk, Michaëls zegen afsmekend.

Dat was het begin van de beroemde Michaëlskerk op de Mont-Saint-Michel.

.

Michaëlalle verhalen

Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldMichaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen

.
2707

 

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël – verhalen (10-2/2)

.

Dit is hetzelfde verhaal als van [10-2/1], alleen met iets andere woorden.

.
Naar een Poolse legende, in het Duits bewerkt door Herbert Hahn, nadere gegevens onbekend
.

Sint-Michaël op de maansikkel
.

Heb je wel eens op een heldere, verheven herfstnacht sterren aan de hemel uiteen zien spatten? Zij gaan op als de hoop in een mensenziel, als het be­sluit van een mensenhart gaan zij onder, krachtig stralend. De mensen noe­men het sterrenregen.
Wie echter zijn engel liefheeft en van kind af aan geen vrees in zijn hart binnenliet, weet wel heter. Hij ziet in de heldere herfstnachten daarboven de grote strijder, die Sint-Joris wordt genoemd op aarde en Sint-Michaël in de hemel. En hij ziet zijn aangezicht dat in een glans van gouden wijsheid stralend, zichzelve niet bewust, het hart van de godheid weerspiegelt. En hij ziet zijn arm schitteren in de wapenrusting die sterk is en rein, als gesmeed van hemelse gerechtigheid. En zijn rechterhand slaat St. -Michaël aan zijn zwaard, dat de sluipende, begerige, krioelende, verscheurende onreinheid treffen zal. En de sterren beven en diamanten vonken spatten als Michaël zijn hand aan zijn zwaard slaat .

Heb je wel eens in de donkere wintertijd de tere sikkel van de maan over de fijne witte wolken zien glijden? Het ruist om haar, als het fluisteren van de grasvelden van verre hemelse weiden, een verlangen om ver, ver weg te zijn grijpt het hart van de mensen aan, die opzien naar de maan aan de winterhemel. Wie echter zijn engel liefheeft en van kind af aan reinheid in zijn hart be­waarde, weet wel beter. Hij  ziet daarboven op de smalle sikkel van de maan de hemelse maagd Maria staan, en hij weet, dat zij koningin is. Zij  zendt haar glimlach naar de aarde, naar hen, die geplaagd worden door verlangen en ontbering. En zij laat uit haar tere handen hemelse graankorrels neerdalen, die zegenend op aarde vallen. Zij schenkt uit haar tot gebed gevouwen handen. Ze bidt voor de diepten, dat ze verzadigd mogen worden en goed gevuld met het wonder, dat de hoogten nog in zich bergen.

En eens zal het geschieden. In een herfst, wanneer de berkenboom zijn blade­ren niet meer zal betreuren; wanneer het berkenblad vrolijk ter aarde zal vallen. Dan zal op een goede dag een trap boven de maan verschijnen, waarvan de treden zullen zijn als van melkwitte steen. En langs deze witte treden zal Maria omhoog schrijden naar de gouden hemelse oogstdanktafel, met haar handen zegenend verlossing wenkend, als gingen haar voeten over gespreide dui­venvleugels.

Maar de maansikkel zal niet leeg achterblijven. Een lied zal van haar
weer­klinken, dat noch in de hemelen, noch op aarde ooit werd gehoord.
Sint-Mi­chaël zal dan op de maansikkel staan. Als hemelse smid heeft hij dan zijn zwaard tot lier omgesmeed en snaren erop gespannen van moedgedachten van de mensen. De overwinnaar van de draak zal spelen en zingen, en zijn ambt ver­vullen als hemelse luitspeler. Er is kracht in zijn lied. Van vertroosting zal hij zingen en van vervulling van een oude tijd en het nabije nederdalen van het hoogste licht waarin Maria’ s glimlach verdween.

En vreugde zal de berk tot in zijn diepste merg doorhuiveren als dit lied weerklinkt. En de herfst zal als voorjaar zijn.
Vele mensen zullen het niet zien, vele mensen zullen het niet horen. Wie
ech­ter zijn engel liefheeft en trouw in zijn hart draagt, die kent het goede en schaart zich met zijn wil erachter.
.

.

Michaël: alle verhalen

Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaël: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: Michaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen

.

2706

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël – verhalen (10-2/1)

..

Dit is hetzelfde verhaal als van [10-2/2], alleen met iets andere woorden.

.

Rinke Visser, naar een Poolse legende, Jonas nr.2, 28-09-1977
.

Sint-Michaël op de maansikkel

Het Michaëlsfeest luidt de herfsttijd in. Uiterlijk wordt de strijd tussen licht en donker in het voordeel van de duisternis beslecht. Of het innerlijk licht in ons ontstoken kan worden is niet afhankelijk van het natuurgebeuren buiten ons; de wijze waarop wij met onze innerlijke ruimte omgaan is bepalend. Daaraan wil het Michaëls­feest ons herinneren.

Niet alleen in het jaarverloop, de op­eenvolging van de seizoenen, neemt de Michaëlstijd een plaats in. Men zou kunnen zeggen dat de Michaëlstijd zo­als we die in de herfst kennen, een tijd is die in verhevigde mate de signatuur van een veel groter tijdsbestek draagt: de periode waarin zich onze huidige cultuur afspeelt, waarin Michaël als tijdgeest de mensheid inspireert. Ook hier is sprake van strijd tussen licht en duisternis.

De draak die wij uit zovele verhalen kennen, wordt door Michaël verslagen. Voor ons, in de twintigste eeuw, wordt die slag opnieuw werkelijkheid. Maar wie kan strijden als hij niet weet waar het slagveld is of de kleuren van de vijand niet kent?
Onderstaand verhaal begint met de woorden ‘Zag je…?’
Als we dit prach­tige beeld in ons opgenomen hebben, waar zowel de jaarfeest-Michaëlstijd als de huidige mensheids-Michaëlstijd doorklinken, kunnen we om ons heen kijken en ons afvragen: ‘Zie je werke­lijk de tijdsfenomenen, ontdek je de camouflage van de vijand en versta je de gecodeerde boodschappen die rondgaan?’

En lees dan dit verhaal nog eens.

Zag je in heldere, hoge herfstnachten de sterrenvonken aan de hemel spatten? Als de hoop van een mensenziel gaan ze op: als het besluit van een mensen­hart duiken ze onder, lichtend in kracht.
De mensen noemen het vallende ster­ren.

Maar wie zijn engel liefheeft en van kind af aan geen angst in zijn hart bin­nenliet, weet het beter. Hij ziet in klare herfstnachten daarbo­ven in de sterren de grote strijd, Sint-Joris op aarde genoemd, Sint-Michaël in de hemel. En hij ziet zijn gelaat over­straald door gouden wijsheid, die, zichzelf niet wetend, het hart van de hoogste godheid weerspiegelt. En ziet zijn arm glanzend in het wapen, dat sterk en zuiver is, als uit hemelse ge­rechtigheid gehard.

En met de weerbare hand heft Michaël het zwaard op, dat de kruipende en begerende, wroetende en stukvretende onreinheid treffen zal. En de sterren beven en vonken als dia­manten, springen op, als Sint-Michaël zijn zwaard opheft.
Zag je in donkere wintertijd de tere maansikkel boven de fijne witte wolken wegglijden? Het ruist om haar heen als het fluisteren van grassen van verre, schone hemelweiden. Een ver­langen, verder, verder weg te zijn, grijpt de harten van de mensen aan, die opkijken naar de sikkel aan de winterhemel.

Maar wie zijn engel liefheeft en van kind af aan de reinheid in zijn hart be­waart, weet het beter. Hij ziet daar boven op de smalle zil­veren sikkel de hemelse jonkvrouw Maria staan. En hij weet, dat zij een koningin is. Want zij lacht naar bene­den tot diegenen, die op aarde vurig verlangen en gebrek lijden. En schenkt uit haar rozige handen hemelse tarwe­korrels, die zegenend op de aarde val­len. Zij schenkt uit biddende gebogen handen. Zij bidt voor de diepten, dat ze verzadigd mogen worden en goed en vervuld met het wonder, dat het hoge nog bergt.

En eenmaal zal het gebeuren. In een herfst, waar de berk niet schreit om haar bladeren; waar het berkenloof vrolijk ter aarde valt. Dan zal op een dag boven de maan een trap verschij­nen waarvan de treden zijn als melk­achtig steen. En op deze witte treden, met zegenende handen verlossing wenkend, zal Maria omhoog schreiden naar de gouden hemelse oogstdanktafel, alsof haar voet op een zich sprei­dende duivenvleugel treedt. De sikkel van de maan zal dan niet verlaten zijn. Daar zal dan een lied klinken, dat in de hemel en op de aarde nog niet werd gehoord. Sint-Michaël zal dan op de maansikkel staan. Als hemelse smid heeft hij zijn zwaard omgesmeed tot het raam van een lier en uit de mensengedachten van moed worden de snaren daarop gespannen. De draakoverwinnaar zal zingen en spelen en als hemelse luit­speler zijn ambt uitoefenen. Er is kracht in zijn lied. Van de vertroosting en vervulling van een oude tijd zal hij zingen en van het nabije neerstromen van het hoogste licht, waarin het la­chen van Maria verdween. En de berk zal tot in haar diepste wezen huiveren vol vreugde, als dit lied weerklinkt. En de herfst zal zijn als voorjaar.

Vele mensen zullen het niet zien, velen niet horen. Maar wie zijn engel
lief ­heeft en trouw in zijn hart draagt: die weet het goed en wil het beter.

.

Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldMichaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen

.

2705

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël – verhalen (10)

.
De v.a.-jaren zijn een indicatie.
.

[10-1] Michaël in de Bijbel
De Bijbelpassages waarin sprake is van Michaël: de Apocalyps, het boek Daniël en het boek Judas.

[10-2/1] Michaël op de maansikkel
Rinke Visser
over: een Poolse legende, naverteld. Michaël hyeft ijn zwaard – sterrenregen -; de maansikkel aan de winterhemel – de hemelse jonkvrouw  Maria, schenkend; een toekomstvisie: zwaard omgesmeed tot lier; (dezelfde legende als 10-2/2)     v.a 9 jr.

[10-2/2] Michaël in de maansikkel
Herbert Hahn over: een Poolse legende, naverteld. (Dezelfde legende als 10-2/1)

[10-3] Michaël als redder van Izaak
Nora von Baditz: Hebreeuwse legende over: het verhaal in het O.T. van Abraham die zijn zoon moet offeren aan God, in deze legende met een kleine variant: Michaël moet Abraham ervan weerhouden.  V.a. 9 jr.

[10-4] Franse Michaëllegende
Nora von Baditz: Franse Michaëllegende over: Aubert, de bisschop van Avranches; krijgt opdracht tot bouwen van kerk; een rotsblok ligt in de weg; er gebeuren en paar wonderen; de kerk is nu de Michaëlskerk van de Mont Saint-Michel.      v.a. 6 jr.

[10-5] Het verhaal van een vlieger
D. Udo de Haes: een prachtige vlieger raakt los van het touw en zweeft hoger en hoger; hij ontmoet achtereenvolgens een kraai, een zaadpluisje, een wolk, de sterren, Michaël, maar die ontmoeting heeft gevolgen voor de jongen en zijn vlieger; de jongen wordt ridder van Michaël.  V.a. 6 jr.

[10-6] Hoe Michaël in zijn ambt werd benoemd
Koptische
legende: de engelen, ook Michaël, staan onder de heerschappij van Saklithaboth, de eerst geschapen engel; de Vader-god schept de Zoon die de ellende op de wereld voorziet en deze redden wil; schepping van Adam en Eva; Saklithaboth weigert God te gehoorzamen; Michaël werpt hem uit de hemel; het ontstaan van de demonen, Michaël wordt leider van het licht.  V.a. 9 jr

[10-7] Hoe de muis en de kat werden geschapen
Uit Ierland: Lucifer probeert de mensheid een hak te zetten en schept het ongedierte, waaronder rat en muis. Michaël probeert de mensheid te helpen en schept de kat.        V.a. 6 jr

[10-8] De aartsengel Michaël en de duivel
Normandische sage: Michaël en Satan dagen elkaar uit: ze bouwen een slot; dat van Michaël blijft: Mont Saint-Michel; Michaël is Satan nog een paar maal te slim af en verjaagt hem ten slotte.  V.a. 6 jr

[10-9Michaël en de zoon van de rijke man
Uit Servië: een rijk man heeft een zoon die de wereld in wil trekken; drie keer ontmoet hij een grijsaard die hem een slaapplaats wijst; de grijsaard neemt de zielen van de overledenen mee; ook de ziel van de zoon zal worden meegenomen als hij getrouwd is; hij trouwt een eenvoudig meisje om haar gelukkig te maken; de grijsaard, Michaël, laat hem leven in opdracht van God.  V.a. 6 jr

[10-10] Hoe de drakenboom ontstond
Hans Treichler: Boven een bewoond vulkanisch eiland verschijnt een vreselijke draak; hij moet worden gehoorzaamd; een wijze bidt tot de hemel en die zendt Michaël; die verslaat met vurig zwaard de draak; waar de draak was doodgegaan, begint een boom te groeien die de bewoner bedreigt; ook nu helpt Michaël. V.a. 7 jr.

[10-11] Michaëlslegende
Hans Treichler: oude, wijze man wandelt met engel; mag in de hemel, kijken; ziet Michaël; die weegt geschenken die twee groepen engelen hem brengen, het worden voor de aarde bijzondere gaven; een derde groep komt met lege handen en krijgt een bijzondere opdracht. V.a. 9 jr.

[10-12] Michaël en het kwaad
Uit Bulgarije:
Satanaël wil aan God gelijk worden; zijn naam wordt Satan, Miche wordt Michaël; Michaël verstoot Satan uit de hemel. V.a. 9 jr.

[10-13/1] De roof van de zon
Uit Servië
; (kan als vervolg worden gezien op de verhalen die over ‘de val van Satan naar de aarde’ gaan); bij die val had hij de zon meegenomen; Michaël moet deze terughalen; dat lukt hem op slinkse manier, maar kost hem wel een deel van zijn voet. V.a. 7 jr.

[10-13/2] Lucifer verwondt Michaël aan zijn voet
Uit Albanië: soortgelijk verhaal als hierboven; Michaël krijgt de zon met een (andere) list terug; de ‘hap uit de voet’ die wij nu ook nog hebben. V.a. 7 jr.

[10-14] De boer en de aartsengel Michaël
Uit Bulgarije: boer zoekt de verstandigste mens: Christus en Petrus zijn dat niet; een jongeling verschijnt; bij het zien van de levenskaarsen wil de boer de zijne ruilen tegen die van zijn kind; Michaël bestraft hem. V.a. 7 jr.

[10-15] Michaël en de twijfelende kluizenaar
Uit Duitsland: kluizenaar twijfelt aan de rechtvaardigheid van God en gaat op zoek naar die rechtvaardigheid; hij ontmoet een jonge man die in zijn ogen allerlei onrechtbaardige dingen doet; het is Michaël die laat zien dat ‘rechtvaardigheid’ er soms heel anders uitziet. V.a. 9 jr.

[10-16] Kalo Dant
Arie Boogerd naverteld : Kalo Dant had de hele wereld afgereisd en hoorde dat er nog zeven werelden waren; die wil hij bereizen en gaat op pad; hij leert onderweg van alles; vanuit de zevende kan hij alleen terug met een draak! hoe verdwijnt die weer uit de wereld….            v.a. 6 jr

[10-17] Michaël en de graalskelk
Lucifers verdrijving uit de hemel; hoe de Heilige Graal ontstaat; waar deze heenreist                                                         v.a. 9 jr

(Op andere sites):

Sint-Michaël en de draak
De legende over de aartsengel die de duivel uit de hemel joeg. Wanneer boze geesten een draak maken en daarmee naar de hemel gaan, lukt het Michaël de draak te verjagen en daarmee de boze geesten uit de hemel te weren. Vanaf dat moment is er één wereld boven in de hemel en één wereld in de diepte.
V.a. 8jr

Een (lang – 42 min) verhaal met een drakenmotief:

Het eiland tussen hemel en aarde
Frans Schobbe. V.a. 10 jr

.
Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldMichaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen

.

2704

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (10-1)

 

Michaël in de Bijbel
.

Uit de Openbaring van Johannes

En er ontbrandde een strijd in de hemel: Michaël en zijn engelen moesten strijden tegen de draak. Ook de draak streed, en zijn engelen met hem, maar hij kon geen stand houden, en voor hen werd geen plaats meer gevonden in de hemel. En de grote draak werd op de aarde geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de Satan, die de gehele wereld verleidt. Hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem.

En ik hoorde een machtige stem in de hemel zeggen:

‘Nu is verschenen het heil en de kracht en het koningschap van onze God en de macht van zijn Gezalfde; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is nedergeworpen. En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood. Daarom, verheugt u, gij hemelen en wie daarin wonen. Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u nedergedaald in grote grimmigheid, wetende, dat hij weinig tijd heeft.’

(Openbaring 12 : 7-10) (bron onbekend)

De vertaling in ‘Het nieuwe Testament’ door H.Ogilvie:

En een strijd begon in de hemel:
Michaël en zijn engelen streden tegen de Draak en de Draak streed ook temidden van zijn engelen, maar hun kracht bezweek en hun plaats werd niet meer in de hemel gevonden. Uitgeworpen werd de grote Draak, de Slang van het oerbegin, die genoemd wordt Diabolos en Satanas, die de gehele wereld misleidt, hij werd neergeworpen in de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen. Toen hoorde ik een machtige stem in de hemel zeggen:
Nu is geworden het heil en de kracht en het koningschap van onze God en de scheppermacht van zijn Christus; want verworpen is de aanklager van onze broeders, die hen aanklaagde voor onze God dag en nacht. Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis en hebben hun eigen ziel niet liefgehad tot de dood toe.
Verheugt u daarom, hemelsferen en gij die daarin woont! Wee over de aarde en de zee!
Tot u is de Diabolos neergedaald met laaiende woede, hij weet, dat hij weinig tijd en gelegenheid heeft. [1/1]

Hetzelfde uit ‘de Bijbel’, uitgegeven door de geïllustreerde pers, Amsterdam (1971)

7 Toen brak er in de hemel een oorlog uit. Michaël en zijn engelen moesten oorlogen tegen de Draak. Ook de Draak streed en zijn engelen.

8 Maar zij hielden geen stand en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden.

9 En de grote Draak werd neergeworpen, de oude Slang, die Duivel en Satan heet, die de hele wereld verleidt; neergeworpen werd hij op de aarde en zijn engelen met hem.

10 En ik hoorde een stem in de hemel roepen:
’Nu is gekomen het heil en de macht en het koningschap van onze God
en de heerschappij van zijn Gezalfde, want de aanklager van onze broeders is neergeworpen, die hen aanklaagde bij onze God, dag en nacht.

11 Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, want zij hebben hun leven geminacht ten dode toe.

12 Daarom juicht, hemelen, en gij die daar woont.
Wee u, aarde en zee: de Duivel is ziedend van woede bij u neergekomen, want hij weet dat zijn dagen geteld zijn.’ [2/1]

 

Uit de ‘Apokalyps van Beatus‘, ‘de strijd tegen de draak’ (verzen 7-9).

.
Bron: geïllustreerde pers ‘de Bijbel’:

Michaël

(Betekent ‘wie is als God)

De aartsengel Michaël wordt in het Oude Testament alleen in het boek Daniël genoemd (Dan. 10:13,20,21; 12:1). Daar wordt van hem verteld dat hij ten gunste van het uitverkoren volk strijdt met ’de vorst der Perzen’ en ’de vorst van Griekenland’.
.

10:13 Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond eenentwintig dagen tegenover mij; doch zie, Michaël, een der voornaamste vorsten, kwam mij te hulp, zodat ik daar, bij de koningen der Perzen, de overhand hield.

10; 20: Toen zeide hij: Weet gij, waarom ik tot u gekomen ben? Terstond moet ik terugkeren om met de vorst der Perzen te strijden, en zodra ik uitgegaan ben, zie, dan zal de vorst van Griekenland komen -;

21: nochtans zal ik u mededelen wat geschreven staat in het boek der waarheid.-
En niet één staat mij vastberaden tegen hen terzijde, behalve de vorst Michaël. [2/2]

Uit ‘Liber Floridus’ van Lambertus, 15e eeuw, Musée Condé, Chantilly.
.

En in de brief van Judas lezen we dat Michaël met de duivel twistte over het lichaam van Mozes (Judas 9).

‘Doch de aartsengel Michaël – toen hij uit zijn onderscheidingskracht met de Duivel twistte om het lichaam van Mozes – waagde het niet over diens lasterlng het oordeel te vellen, maar hij zeide: de Heer moge u straffen. [1/2]

.

[1/1] Blz. 428: H.Ogilvie ‘Het nieuwe Testament’ boekerij van de Christengemeenschap 1975
[1/2] Blz. 406 idem
[2/1] Blz. 3016 De Bijbel, geïllustreerde pers, Amsterdam 1972
[2/2] Blz. 1816 idem

..

 

Michaël: alle verhalen

Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaël: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: Michaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen

.

2702

 

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – voedingsleer (5-5)

.
De agrarische sector in ons land bevindt zich in een grote crisis door de problemen met de stikstof.
Het artikel hieronder, uit 1991, zou over die problematiek kunnen gaan.

Hoewel dit artikel dus niet direct over ‘voedingsleer’ gaat, behandelt het wel het milieu waarin onze voedingsmiddelen groeien.
Omdat de milieuproblematiek in deze tijd groot is, ontkom je er niet aan daarover ook met je leerlingen te spreken.
De artikelen in deze reeks (voedingsleer ) kunnen daarbij helpen.

.
Weledaberichten nr. 155, december 1991
.

DE LANDBOUW MOET ZICH BEWUST WORDEN VAN HAAR PRODUCTIE-VOORWAARDEN
.

Een interview met Manfred Klett
.

Leiding geven aan de landbouwafdeling van de natuurwetenschappelijke sectie aan het “Goetheanum” (Dornach, Zwitserland) is [art. uit 1991] de belangrijkste taak van Manfred Klett. Tot zijn werkzaamheden behoort o.a. het organiseren van vakconferenties waarbij de onderzoeksresultaten omtrent vraagstukken van de biologisch-dynamische landbouw worden verzameld en een uitwisseling tussen de boeren onderling mogelijk is. Klett, zelf boer, woont thans in de omgeving van Frankfurt op de “Dottenfelder Hof”, die hij zelf mede heeft opgericht. Manfred Klett behoort tot de meest gevraagde sprekers over de onderwerpen “milieubescherming” en “landbouw”.
.

Vraag:
Ondanks steeds nieuwe milieurampen laat een snelle en doortastende beslissing tot milieuvriendelijk handelen bij de mensen op zich wachten. Hoe verklaart u dat?

Klett:
In de Verenigde Staten heet dat ”60 days memory”. Bedrijven rekenen erop dat de consument milieurampen op zijn laatst na zestig dagen is vergeten. De mens reageert weliswaar geschokt door het uit zijn evenwicht raken van de dagelijkse verhoudingen, maar wanneer de harmonie schijnbaar weer hersteld is, verdwijnt het schokeffect. In onze winkel in de “Dottenfelder Hof” gaat de omzet na elke ramp meteen omhoog, maar na veertien dagen is alles weer bij het oude.

Vraag:
Waar ligt dat aan?

Klett:
Er liggen hele werelden op de weg van inzien naar willen. De mens ziet de natuur vaak als een soort leefruimte, waar hij van wil profiteren. Dat is zuiver nuttigheidsdenken. Wat we in deze tijd nodig hebben is dat vanuit een sociale wil het inzicht in de natuur opnieuw wordt gewekt. En weliswaar niet aan de volgroeide natuur maar aan de hand van fenomenen die we zelf mede opbouwen. En daarmee zijn we bij het thema van de landbouw aangekomen. De biologisch-dynamische bedrijven hebben tegenwoordig steeds meer de opgave ook vormingsinstituut te zijn voor de gehele maatschappelijke omgeving en de mensen weer dichter bij de meest elementaire verschijnselen van het leven te brengen. Bijvoorbeeld dat melk niet in pakken van de koe komt!

Vraag:
Er zijn milieubeschermers die zeggen: ”de mens heeft de natuur nodig, maar de natuur heeft de mens niet nodig”. Hoe staat u tegenover deze uitspraak?

Klett:
Zonder de mens kan de natuur helemaal niet bestaan. Wanneer cultuurpessimisten zeggen dat de mens altijd al een vernietiger van de natuur is geweest, is de ontwikkeling van het Europese cultuurlandschap daarvan het beste tegenbewijs. Dat dit cultuurlandschap uit de landbouw is voortgekomen, weet bijna niemand. In meer dan duizend jaar cultuurontwikkeling van het Avondland heeft zich door de hand van de mens een cultuurbiotoop ontwikkeld. Daaraan kunnen we zien dat de mens iets aan de natuur kan geven wanneer hij dat wil.

Vraag:
Wanneer heeft in de landbouw de omslag plaatsgevonden die leidde van de opbouwende bijdrage van de landbouw tot belasting van het milieu?

Klett:
Die omslag vond plaats in de jaren zestig, met de doorbraak van de industrialisering van de landbouw. Deze werd pas mogelijk doordat men heer en meester werd over leven en dood in de dieren- en plantenwereld. Men beheerste het leven door groei opjagende bemesting en de dood door middel van pesticiden. Maar het was bovenal het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen (herbiciden) sinds het eind van de jaren vijftig, dat de weg baande voor de industrialisering en de oude landbouwcultuur de definitieve genadeslag toebracht. Daarmee was het gelukt om met zuiver mechanistische methoden het leven in dienst te stellen van het egoïsme.

Tegenwoordig moeten we gedachten denken en handelingen uitlokken die de natuur weer iets kunnen geven. Het gaat erom geestelijke gezichtspunten te vinden om te kunnen begrijpen wat ik eigenlijk doe. Ik moet nu begrijpen wat ik doe, ik kan niet handelen alsof ik droom. Ik moet glasheldere gedachten denken, zodat ik niet mijn egoïsme, maar de natuur voor ogen heb.

Vraag:
Wat betekent nu dit beleven van de natuur voor de organisch-biologische en – ter onderscheiding- voor de biologisch-dynamische boeren?

Klett:
Over het algemeen kan elke ecologische boer navoelen wat daarvoor nodig is: vruchtwisseling, eigen dierenfokkerij, een gezond organisme binnen het eigen bedrijf dat zichzelf voorziet, enz. Voor de ecologische boeren zal het echter moeilijk zijn ook de grote samenhangen te begrijpen. Om te begrijpen waarom een landbouwkundig organisme gesloten moet zijn, is een begrip van het wezen noodzakelijk. Zonder de geesteswetenschap, d.w.z. zonder een exact inzicht in de geestelijke samenhangen, is begrip van dit wezen nauwelijks mogelijk. Op deze manier beschouwd wordt de antroposofie een kennisweg voor de biologisch-dynamische landbouwmethode. Dat is ook voor biologisch-dynamisch werkende boeren geen eenvoudige zaak. Helaas wordt de biologisch-dynamische landbouwmethode door de buitenwereld vaak gekarakteriseerd als biologische landbouw plus astrologie volgens de kalender. Het gaat er veeleer om tot een begrijpen te komen door beschouwing van het leven. Daaruit ontstaat dan een beeld dat begrip van het wezen mogelijk maakt.

Een ander belangrijk aspect van de biologisch-dynamische landbouwmethode is het volgende: Rudolf Steiner, op wiens geesteswetenschappelijk onderzoek de biologisch-dynamische landbouwmethode is gebaseerd, heeft een mest ontwikkeld die uitstijgt boven de werkzaamheid van de plantaardige en dierlijke mest. Het gaat om de zgn. biologisch-dynamische preparaten. Deze worden in homeopathische dosering gebruikt en daardoor hebben zij niet de werking van een mest die voedingsstoffen levert, maar een dynamiserende invloed op de levensprocessen in de bodem en de plant.

Vraag:
Is de boer ook ondernemer?

Klett:
Dat is een volledig verkeerde interpretatie van de boer. De landbouw is juist geen bedrijf als ieder ander. Ze kan en mag dat ook helemaal niet zijn. Wat dan wel? In de landbouw vindt juist de schepping van de oerwaarde plaats. Hier ontstaat het “levens-middel”. Maar om leven te kunnen verwerven mag dit middel niet uit een onderneming komen die op winst uit is. Veeleer moeten er voorwaarden worden geschapen waardoor het leven d.m.v. zijn eigen wetmatigheden het “middel” “leven” geeft. In de industrie organiseert het kapitaal de menselijke arbeid; in de landbouw organiseert de natuur de menselijke arbeid: het kapitaal is de natuur. Het kapitaal in de industrie wordt afgeschreven gedurende het productieproces, zodat het weer ter beschikking staat wanneer de machine kapot gaat. In de landbouw is het precies omgekeerd: daar moet het productiemiddel, bijvoorbeeld tarwe, zichzelf voortbrengen. Ik kan de tarwe echter niet afschrijven. Kapitaal heeft er in deze samenhang niets te zoeken.

Waar het om gaat is, de tarwe zodanig te verbouwen dat hij goed zaad draagt en dat dat over honderd jaar nog zo is. Tegelijkertijd moet het een goed voedingsmiddel zijn voor de mens, nu en niet over tien of honderd jaar.

De landbouw moet zich bewust worden van haar eigen productievoorwaarden, d.w.z. dat elke boerderij een gesloten geheel moet worden, een organisme dat voor de productie uit zijn eigen bronnen kan putten. Dit principe moet erkend worden als een opgave voor de hele samenleving. Alleen op deze manier kan er een heilzame ontwikkeling op gang gebracht worden die een volledige ontvlechting van industrie en landbouw veronderstelt. Er wordt tegenwoordig veel gedacht. Het is de vraag of men deze gedachten op hun waarde kan schatten. Om dat te kunnen moeten we de gedachten tot leven brengen. En uit het tot leven brengen van de gedachten kan ook de aarde nieuw leven putten.

.

7e klas voedingsleer: alle artikelen 

7e klasalle artikelen

Vrijeschool in beeld7e klas

.

 

VRIJESCHOOL – 7e klas – voedingsleer (5-4)

.

Hoewel dit artikel niet direct over ‘voedingsleer’ gaat, behandelt het wel het milieu waarin onze voedingsmiddelen groeien.
Omdat de milieuproblematiek in deze tijd groot is, ontkom je er niet aan daarover ook met je leerlingen te spreken.
De artikelen in deze reeks (voedingsleer ) kunnen daarbij helpen.

.

Gerhardus Lang, arts Weledaberichten nr. 155, december 1991

.

VERNIETIGING VAN HET MILIEU: EEN SOCIALE ZIEKTE

Niemand twijfelt er meer aan dat de voortschrijdende vernietiging van het milieu niet alleen de kwaliteit van ons leven vermindert, maar in toenemende mate ook onze gezondheid in gevaar brengt en er schade aan toebrengt. Daar wordt veel over gesproken en geschreven, en het is niet nodig om feiten die genoegzaam bekend zijn, nogmaals te herhalen. In plaats daarvan onderzoekt Gerhardus Lang in het onderstaande artikel de minder bekende en juist daarom zo belangrijke sociale oorzaken van de milieuvernietiging en wijst op mogelijke geneesmiddelen voor deze “sociale ziekte.”

Wat brengt mensen er eigenlijk toe, ook wanneer zij van goede wil zijn, om steeds weer de gemakkelijkste weg te gaan en alleen maar onder druk van de wetgever milieubeschermende maatregelen te nemen? We stuiten hier op een fenomeen waar veel te weinig op gelet wordt. Geen mens op deze wereld kan zonder anderen, net zo min als de wezens in de natuur. We zijn allemaal op elkaar aangewezen; we leven dankzij de ander. Voor de natuurwezens brengt de natuur dit zelf met zich mee; ze leven met elkaar als een groot organisme waarin elk deel van de natuur de taak van een orgaan op zich neemt. Het bijzondere van de mens is, dat hij dit samenlevingsorganisme niet van de natuur mee krijgt. Hij moet dit organisme eerst scheppen. Voor hem geldt het begrip van het sociale organisme dat in zijn drieledigheid door bijvoorbeeld Rudolf Steiner wordt beschreven.

Dat de mens tegenwoordig hard werkt aan de vormgeving van dit sociale organisme, zien we aan de huidige [art. van 1991] politieke omwentelingen. De geschiedenis vertoont bij de ontwikkelingsloop van de sociale organen (wetgeving, parlementen, economische orde, cultureel leven enz.) interessante parallellen met de orgaanvorming bij de individuele mens. Zowel bij de een als de ander treden vergelijkbare fenomenen op, zijn er sprongsgewijze ontwikkelingen met een crisisachtig verloop, die vaak in de vorm van ziekte naar buiten treden. In dit opzicht kunnen we de huidige milieuproblemen als ziekten van het sociale organisme zien, die door ontwikkeling zijn bepaald.

Tegen ziekten bestaan er geneesmiddelen en tot het voorschrijven daarvan zijn gewoonlijk geneeskundigen bevoegd. Waar zijn nu de geneeskundigen die in staat zijn de geneesmiddelen voor het sociale organisme te vinden? Menigeen voelt zich op dit punt aangesproken: bijvoorbeeld politici van alle partijen, wereldverbeteraars, sociaal-economen enz. Er vinden elke dag discussies plaats over wat er moet gebeuren om het verdere verval van onze planeet tegen te gaan. Uit deze. discussies, voordrachten en publicaties komt zonder twijfel naar voren hoe serieus er gepoogd wordt om geneesmiddelen te vinden voor het sociale organisme.

Hoe moeilijk het is om voor een zieke geneesmiddelen te vinden, weet iedere arts. Alleen de voortdurende inspanning om de wetmatigheden van het organische leven te leren kennen, zal ons verder helpen werkelijke geneesmiddelen te vinden. Wat betreft kennis over al deze zaken bevinden wij ons pas in een beginstadium. Zowel de medische wetenschap als de sociale wetenschap moeten leren zich naar de wetten van de natuur te richten in plaats van. wetten te bedenken en die vervolgens aan het voortdurend veranderende leven op te dringen.

Aangezien we binnen de huidige wetgeving geen rekening houden met de wetmatigheden van het sociale organisme, zijn alle pogingen tot nu toe half werk. Het is vergelijkbaar met de poging de beroemde Augiasstal met de mestvork te willen uitmesten. Zoals bekend hielp toen alleen het omleiden van de rivier Alphaios (het begin!) om het probleem op te lossen. Waar bevindt zich tegenwoordig de Hercules die deze taak op zich neemt, die de zaak bij de wortels aanpakt in plaats van aan de symptomen te dokteren?

Zeker, een enkeling zal dit beslist niet kunnen. Want “een enkeling helpt niet, maar wel degene die zich op het juiste moment met velen verenigt”, zoals Goethe het in zijn “Sprookje” zegt. Dit moment ligt echter niet in een ver verschiet, maar is reeds aangebroken. Het is aan ons om dit waar te nemen, aan te grijpen en tot daden over te gaan.

Zoals reeds gezegd heeft Rudolf Steiner de natuur van het sociale organisme in zijn drieledigheid beschreven en een overeenkomstige geleding bij de mens ontdekt. Zenuw-zintuig systeem (hersenen, zenuwen), stofwisselingssysteem en ritmisch systeem (ademhaling, hart, bloedsomloop) hebben een equivalent, in de gebieden van het geestesleven, het economisch leven en het sociale rechtsleven. Elk mens leeft immers tegelijkertijd in alle drie de gebieden. Als denkend en vanuit zichzelf handelend wezen, bijvoorbeeld in het werk, staat hij in het geestesleven. In dit gebied moet hij vrij zijn in zijn besluiten, in datgene wat hij denkt, zegt, schrijft, leest, onderwijst. Hij moet vrij zijn om te kiezen hoe hij werkt en wat voor werk hij doet. Want het werk moet een uitvloeisel zijn van zijn vrije persoonlijkheid. Wanneer hij dan de resultaten van zijn werk en zijn denken met anderen uitwisselt, gaat hij het economisch leven binnen. Daar hoort de wet van de wederkerigheid te heersen. Iedereen geeft de ander waar hij behoefte aan heeft en krijgt daarvoor wat hijzelf nodig heeft. Deze uitwisseling dient te worden bepaald oor de waardering die een ieder heeft voor het resultaat van het werk van de handelspartner. Daarbij is, ter vervolmaking van de arbeidsdeling, een ruilmiddel dat een neutrale waarde heeft, onmisbaar. Het geld van tegenwoordig vervult dit doel slechts zeer ontoereikend. Het zou een “reële concurrent van de waar moeten zijn” (Rudolf Steiner), wat het volgens zijn huidige hoedanigheid niet is. Het geld kan door degene die in staat is om te sparen, worden achtergehouden en vraagt voor zijn verdere functie als ruilbemiddelaar een vergoeding: de rente. Door deze rente krijgt het geld een eigen dynamiek die niet door de menselijke arbeid wordt voortgebracht, en die leidt tot vervormingen van het wederkerigheidsprincipe. Deze zijn een wezenlijke oorzaak van de huidige sociale spanningen en de dwangmatigheid waarmee de economie steeds verder wil expanderen. En omdat in het expanderen van de economie een essentiële oorzaak ligt van de vernietiging van het milieu, is het dringend noodzakelijk om het probleem van het geld tot een oplossing te brengen. Anders is het niet mogelijk het wederkerigheidsprincipe in het economisch leven te realiseren.

In de relaties die de mensen door middel van overeenkomsten met elkaar aangaan, staan zij in een rechtsverhouding tot elkaar. De vorming en het opheffen van deze rechtsbetrekkingen vormen in hun totaliteit het rechtsleven. Dit bestaat uit specifieke overeenkomsten tussen individuele mensen en uit overeenkomsten in algemene zin zoals wetten. Voorwaarde voor het ongehinderd functioneren van het rechtsleven is het principe van de gelijkheid, zoals voor het economisch leven het principe van de wederkerigheid of de broederschap geldt en voor het gebied van het geestesleven het principe van de vrijheid. Geen van deze geledingen van het sociale organisme mag een ander gebied overheersen, maar elk moet zich conform zijn eigen wetmatigheden kunnen ontplooien. Daartoe is in het bijzonder de ontvlechting noodzakelijk van de tegenwoordig nog steeds bestaande eenheidsstaat met zijn vele beïnvloedingsmogelijkheden op het gebied van geestesleven en economisch leven. Verder is het noodzakelijk dat de staat zich volledig terugtrekt uit de gebieden die niets met het rechtsleven te maken hebben. Juist daardoor zal de staat de mogelijkheden krijgen wettelijke bepalingen door te zetten die het bedrijfsleven ervan weerhouden ons milieu in de toekomst nog verder te verstoren.

Door de tegenwoordige verstrengeling van de staat en de economische belangen, is eerstgenoemde niet eens bij machte de al bestaande wetten consequent door te voeren. Steeds scherpere verordeningen en verboden alleen hebben geen zin, omdat een staat die met alle levensgebieden verstrengeld is, deze niet kan doorzetten. Ten slotte moet nog worden opgemerkt dat ook de gezondheid van ieder van ons eronder lijdt wanneer het samenleven van de mensen niet overeenkomt met hun natuur.

Een deel van de sociale milieuvervuiling bestaat ook uit het feit dat wij elkaar als mensen ontmoeten op een manier die in vele opzichten ziekmakend is. Wanneer ik mij als persoonlijkheid niet als een vrij wezen kan voelen, maar aan alle mogelijke dwang onderworpen ben, ondergraaft dat mijn gezondheid. Hetzelfde geldt als ik voortdurend onrechtvaardig behandeld word of anderen zo moet behandelen omdat ik daartoe gedwongen word. Wanneer mij ten slotte in de wederzijdse uitwisseling in het economisch leven voortdurend een deel van mijn arbeidsopbrengst afhandig wordt gemaakt, zonder dat ik een passende tegenprestatie ontvang, dan werkt dat ook storend in op mijn ontplooiing. Conclusie: we kunnen het verval van het milieu pas de baas worden wanneer we de eigenlijk oorzaak zien in de gebrekkige sociale ordening. Er zijn reeds genezende middelen bedacht om deze ordening weer gezond te maken, maar ze moeten nog bereid worden, zodat ze hun werkzaamheid in het huidige maatschappelijk organisme kunnen ontplooien.

G. Lang, arts. Werd geboren in 1931 in Dornach, Zwitserland. Eindxamen in 1951 aan de Vrije School in Benefeld. Studie medicijnen te Freiburg im Breisgau en Parijs. Sinds 30 jaar arts, organisator van de Homeopathie-week in Bad Boll. Medewerker aan het “Seminar für freiheitliche Ordnung”, Boll en aan de “Sozialwissenschaftliche Gesellschaft” te Northeim.

Sociale driegeleding: alle artikelen

7e klas voedingsleer: alle artikelen 

7e klasalle artikelen

Vrijeschool in beeld7e klas

.

2700

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.