.
Hoewel dit artikel niet direct over ‘voedingsleer’ gaat, behandelt het wel het milieu waarin onze voedingsmiddelen groeien.
Omdat de milieuproblematiek in deze tijd groot is, ontkom je er niet aan daarover ook met je leerlingen te spreken.
De artikelen in deze reeks (voedingsleer ) kunnen daarbij helpen.
.
Gerhardus Lang, arts Weledaberichten nr. 155, december 1991
.
VERNIETIGING VAN HET MILIEU: EEN SOCIALE ZIEKTE
Niemand twijfelt er meer aan dat de voortschrijdende vernietiging van het milieu niet alleen de kwaliteit van ons leven vermindert, maar in toenemende mate ook onze gezondheid in gevaar brengt en er schade aan toebrengt. Daar wordt veel over gesproken en geschreven, en het is niet nodig om feiten die genoegzaam bekend zijn, nogmaals te herhalen. In plaats daarvan onderzoekt Gerhardus Lang in het onderstaande artikel de minder bekende en juist daarom zo belangrijke sociale oorzaken van de milieuvernietiging en wijst op mogelijke geneesmiddelen voor deze “sociale ziekte.”
Wat brengt mensen er eigenlijk toe, ook wanneer zij van goede wil zijn, om steeds weer de gemakkelijkste weg te gaan en alleen maar onder druk van de wetgever milieubeschermende maatregelen te nemen? We stuiten hier op een fenomeen waar veel te weinig op gelet wordt. Geen mens op deze wereld kan zonder anderen, net zo min als de wezens in de natuur. We zijn allemaal op elkaar aangewezen; we leven dankzij de ander. Voor de natuurwezens brengt de natuur dit zelf met zich mee; ze leven met elkaar als een groot organisme waarin elk deel van de natuur de taak van een orgaan op zich neemt. Het bijzondere van de mens is, dat hij dit samenlevingsorganisme niet van de natuur mee krijgt. Hij moet dit organisme eerst scheppen. Voor hem geldt het begrip van het sociale organisme dat in zijn drieledigheid door bijvoorbeeld Rudolf Steiner wordt beschreven.
Dat de mens tegenwoordig hard werkt aan de vormgeving van dit sociale organisme, zien we aan de huidige [art. van 1991] politieke omwentelingen. De geschiedenis vertoont bij de ontwikkelingsloop van de sociale organen (wetgeving, parlementen, economische orde, cultureel leven enz.) interessante parallellen met de orgaanvorming bij de individuele mens. Zowel bij de een als de ander treden vergelijkbare fenomenen op, zijn er sprongsgewijze ontwikkelingen met een crisisachtig verloop, die vaak in de vorm van ziekte naar buiten treden. In dit opzicht kunnen we de huidige milieuproblemen als ziekten van het sociale organisme zien, die door ontwikkeling zijn bepaald.
Tegen ziekten bestaan er geneesmiddelen en tot het voorschrijven daarvan zijn gewoonlijk geneeskundigen bevoegd. Waar zijn nu de geneeskundigen die in staat zijn de geneesmiddelen voor het sociale organisme te vinden? Menigeen voelt zich op dit punt aangesproken: bijvoorbeeld politici van alle partijen, wereldverbeteraars, sociaal-economen enz. Er vinden elke dag discussies plaats over wat er moet gebeuren om het verdere verval van onze planeet tegen te gaan. Uit deze. discussies, voordrachten en publicaties komt zonder twijfel naar voren hoe serieus er gepoogd wordt om geneesmiddelen te vinden voor het sociale organisme.
Hoe moeilijk het is om voor een zieke geneesmiddelen te vinden, weet iedere arts. Alleen de voortdurende inspanning om de wetmatigheden van het organische leven te leren kennen, zal ons verder helpen werkelijke geneesmiddelen te vinden. Wat betreft kennis over al deze zaken bevinden wij ons pas in een beginstadium. Zowel de medische wetenschap als de sociale wetenschap moeten leren zich naar de wetten van de natuur te richten in plaats van. wetten te bedenken en die vervolgens aan het voortdurend veranderende leven op te dringen.
Aangezien we binnen de huidige wetgeving geen rekening houden met de wetmatigheden van het sociale organisme, zijn alle pogingen tot nu toe half werk. Het is vergelijkbaar met de poging de beroemde Augiasstal met de mestvork te willen uitmesten. Zoals bekend hielp toen alleen het omleiden van de rivier Alphaios (het begin!) om het probleem op te lossen. Waar bevindt zich tegenwoordig de Hercules die deze taak op zich neemt, die de zaak bij de wortels aanpakt in plaats van aan de symptomen te dokteren?
Zeker, een enkeling zal dit beslist niet kunnen. Want “een enkeling helpt niet, maar wel degene die zich op het juiste moment met velen verenigt”, zoals Goethe het in zijn “Sprookje” zegt. Dit moment ligt echter niet in een ver verschiet, maar is reeds aangebroken. Het is aan ons om dit waar te nemen, aan te grijpen en tot daden over te gaan.
Zoals reeds gezegd heeft Rudolf Steiner de natuur van het sociale organisme in zijn drieledigheid beschreven en een overeenkomstige geleding bij de mens ontdekt. Zenuw-zintuig systeem (hersenen, zenuwen), stofwisselingssysteem en ritmisch systeem (ademhaling, hart, bloedsomloop) hebben een equivalent, in de gebieden van het geestesleven, het economisch leven en het sociale rechtsleven. Elk mens leeft immers tegelijkertijd in alle drie de gebieden. Als denkend en vanuit zichzelf handelend wezen, bijvoorbeeld in het werk, staat hij in het geestesleven. In dit gebied moet hij vrij zijn in zijn besluiten, in datgene wat hij denkt, zegt, schrijft, leest, onderwijst. Hij moet vrij zijn om te kiezen hoe hij werkt en wat voor werk hij doet. Want het werk moet een uitvloeisel zijn van zijn vrije persoonlijkheid. Wanneer hij dan de resultaten van zijn werk en zijn denken met anderen uitwisselt, gaat hij het economisch leven binnen. Daar hoort de wet van de wederkerigheid te heersen. Iedereen geeft de ander waar hij behoefte aan heeft en krijgt daarvoor wat hijzelf nodig heeft. Deze uitwisseling dient te worden bepaald oor de waardering die een ieder heeft voor het resultaat van het werk van de handelspartner. Daarbij is, ter vervolmaking van de arbeidsdeling, een ruilmiddel dat een neutrale waarde heeft, onmisbaar. Het geld van tegenwoordig vervult dit doel slechts zeer ontoereikend. Het zou een “reële concurrent van de waar moeten zijn” (Rudolf Steiner), wat het volgens zijn huidige hoedanigheid niet is. Het geld kan door degene die in staat is om te sparen, worden achtergehouden en vraagt voor zijn verdere functie als ruilbemiddelaar een vergoeding: de rente. Door deze rente krijgt het geld een eigen dynamiek die niet door de menselijke arbeid wordt voortgebracht, en die leidt tot vervormingen van het wederkerigheidsprincipe. Deze zijn een wezenlijke oorzaak van de huidige sociale spanningen en de dwangmatigheid waarmee de economie steeds verder wil expanderen. En omdat in het expanderen van de economie een essentiële oorzaak ligt van de vernietiging van het milieu, is het dringend noodzakelijk om het probleem van het geld tot een oplossing te brengen. Anders is het niet mogelijk het wederkerigheidsprincipe in het economisch leven te realiseren.
In de relaties die de mensen door middel van overeenkomsten met elkaar aangaan, staan zij in een rechtsverhouding tot elkaar. De vorming en het opheffen van deze rechtsbetrekkingen vormen in hun totaliteit het rechtsleven. Dit bestaat uit specifieke overeenkomsten tussen individuele mensen en uit overeenkomsten in algemene zin zoals wetten. Voorwaarde voor het ongehinderd functioneren van het rechtsleven is het principe van de gelijkheid, zoals voor het economisch leven het principe van de wederkerigheid of de broederschap geldt en voor het gebied van het geestesleven het principe van de vrijheid. Geen van deze geledingen van het sociale organisme mag een ander gebied overheersen, maar elk moet zich conform zijn eigen wetmatigheden kunnen ontplooien. Daartoe is in het bijzonder de ontvlechting noodzakelijk van de tegenwoordig nog steeds bestaande eenheidsstaat met zijn vele beïnvloedingsmogelijkheden op het gebied van geestesleven en economisch leven. Verder is het noodzakelijk dat de staat zich volledig terugtrekt uit de gebieden die niets met het rechtsleven te maken hebben. Juist daardoor zal de staat de mogelijkheden krijgen wettelijke bepalingen door te zetten die het bedrijfsleven ervan weerhouden ons milieu in de toekomst nog verder te verstoren.
Door de tegenwoordige verstrengeling van de staat en de economische belangen, is eerstgenoemde niet eens bij machte de al bestaande wetten consequent door te voeren. Steeds scherpere verordeningen en verboden alleen hebben geen zin, omdat een staat die met alle levensgebieden verstrengeld is, deze niet kan doorzetten. Ten slotte moet nog worden opgemerkt dat ook de gezondheid van ieder van ons eronder lijdt wanneer het samenleven van de mensen niet overeenkomt met hun natuur.
Een deel van de sociale milieuvervuiling bestaat ook uit het feit dat wij elkaar als mensen ontmoeten op een manier die in vele opzichten ziekmakend is. Wanneer ik mij als persoonlijkheid niet als een vrij wezen kan voelen, maar aan alle mogelijke dwang onderworpen ben, ondergraaft dat mijn gezondheid. Hetzelfde geldt als ik voortdurend onrechtvaardig behandeld word of anderen zo moet behandelen omdat ik daartoe gedwongen word. Wanneer mij ten slotte in de wederzijdse uitwisseling in het economisch leven voortdurend een deel van mijn arbeidsopbrengst afhandig wordt gemaakt, zonder dat ik een passende tegenprestatie ontvang, dan werkt dat ook storend in op mijn ontplooiing. Conclusie: we kunnen het verval van het milieu pas de baas worden wanneer we de eigenlijk oorzaak zien in de gebrekkige sociale ordening. Er zijn reeds genezende middelen bedacht om deze ordening weer gezond te maken, maar ze moeten nog bereid worden, zodat ze hun werkzaamheid in het huidige maatschappelijk organisme kunnen ontplooien.
G. Lang, arts. Werd geboren in 1931 in Dornach, Zwitserland. Eindxamen in 1951 aan de Vrije School in Benefeld. Studie medicijnen te Freiburg im Breisgau en Parijs. Sinds 30 jaar arts, organisator van de Homeopathie-week in Bad Boll. Medewerker aan het “Seminar für freiheitliche Ordnung”, Boll en aan de “Sozialwissenschaftliche Gesellschaft” te Northeim.
Sociale driegeleding: alle artikelen
7e klas voedingsleer: alle artikelen
7e klas: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: 7e klas
.
2700
.