VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – Algemene menskunde – voordracht 11 (11-3)

.

Enkele gedachten bij blz. 166 in de vertaling van 1993.
.

ALGEMENE MENSKUNDE ALS BASIS VOOR DE PEDAGOGIE
.

luidt de titel van de vertaling van GA* 293 [1].

De voordrachten die Steiner hield hadden tot doel uiteen te zetten wat vrijeschoolpedagogie omvat.
Van 21 augustus tot en met 6 september 1919 volgden de leerkrachten voor de te beginnen school deze cursus die, naast de in de morgen gehouden voordrachten GA 293, ook nog bestond uit de over de rest van de dag verdeelde cursussen  (GA 294) [2] en (GA 295) [3]

GEEST IN DE TAAL

Van taal wordt wel gezegd dat deze ‘geestrijk’ kan zijn.
Het woordenboek zegt daarover: ‘vol van oorspronkelijke, rijke, vernuftige gedachten’ en nog een aantal kwaliteiten.

Op blz.170  vert. 164 zegt Steiner over de taal:

Ich habe Ihnen in diesen Vorträgen angedeutet, daß in der Sprache ein gewisser Genius lebt. Der Genius der Sprache ist, sagte ich, genial; er ist gescheiter als wir selbst. Wir können viel lernen von der Art, wie die Sprache gefügt ist, wie die Sprache ihren Geist enthält.

Ik heb u in deze voordrachten* aangeduid dat er in de taal een zeker geestelijk wezen leeft. De geest van de taal is geniaal, zoals ik zei, intelligenter dan wijzelf. We kunnen veel leren van de wijze waarop de taal in elkaar zit, de manier waarop de geest in de taal leeft.

Hier wordt door Steiner ook het woord ‘Genius’ gebruikt.
Wanneer je dat opzoekt, vind je omschrijvingen als: ‘Mensch mit höchster schöpferischer Geisteskraft’ – een mens met de grootste scheppende geestkracht.
Het komt ook voor als ‘beschermengel’, dus iets wat hoger staat dan de mens.

In GA 208 verwoordt hij dit zo:

Die Sprache hat eine Geistigkeit in sich, und ich habe Sie ja schon zu wiederholten Malen an den verschiedensten Beispielen darauf aufmerksam gemacht, wie die Sprache durchaus einen innerlichen Genius hat. Es lebt also für den heutigen Menschen wenig, aber in den anderen Zeitaltern, wo der Mensch noch für die Laute das richtige innere Erleben hatte, da lebte, mehr bewußt als für die Sinneswahrnehmung und das Denken, die Gedankenwelt, da lebte mehr in der Sprache dasjenige, was man schon fühlen kann als ein geistiges Weben und Leben.

De spraak heeft iets geestelijks in zich en ik heb er met heel veel voorbeelden op gewezen dat de spraak een innerlijke genius bezit. Voor de mens van nu betekent het weinig, maar in andere tijden toen de mens nog een gezond innerlijk beleven had voor klanken, leefde bewuster dan voor de zintuigwaarneming en het denken, de wereld van de gedachten, toen leefde in de spraak wat je kan ervaren als een geestelijk verborgen levende werkzaamheid.

Aber das, was in der Sprache eigentlich lebt, das wird doch von dem gewöhnlichen Bewußtsein außerordentlich wenig erfaßt. Es nimmt der Mensch von dem, was im Laute lebt, heute in dem intellektualistischen Zeitalter kaum mehr wahr als etwas Zeichenartiges, als etwas, was ihm etwas anderes bezeichnet. Das innere Leben des Lautes ist ja etwas, was für die gegenwärtige Menschheit sehr hinter das Bewußtsein zurückgetreten ist. Man kann für den heutigen Menschen nur noch hinweisen darauf, wie er sich besinnen kann, wie im Laute, im Tönen der Laute etwas liegt, was man als ein eigenes Lebenselement erfassen kann.

Maar van wat er eigenlijk aan leven in de taal zit, wordt door ons alledaagse bewustzijn maar bar weinig begrepen. De mens neemt van wat er in een klank leeft, in de huidige intellectualistische tijd, nauwelijks iets meer waar dan iets van een symboolteken, als iets wat iets anders betekent. Voor het bewustzijn van de mens van nu, is wat er aan diepere betekenis in de klank leeft, verbleekt. Je kan de mens van nu alleen nog maar wijzen op het feit dat hij er diep over na kan denken hoe in de klanken, hoe ze klinken iets aanwezig is van wat je als een eigen levend element kan opvatten.

In het Duits is ‘Sprache’ enerzijds het spreken, de spraak, anderzijds de neerslag daarvan in wat wij dan ‘taal’ noemen.
Met spreken hangt bv. ook samen ‘spreuk, sprookje, gesprek, kortom alles waarbij gesproken wordt. Zie etymologie.
De uitdrukkingswijzen, de neerslag van het spreken is dan ‘taal’ worden. Het spreken daarvan is nog bewaard gebleven in vertelling, bv. Zie etymologie.

Hoewel de etymologie ons een eind terugbrengt in het ontstaan van woorden, is dit niet wat hier eigenlijk bedoeld wordt met de scheppende taalgeest. De werkzaamheid daarvan gaat vooraf aan wat er dan aan woorden ontstaat, in woorden hoorbaar, zichtbaar tot uitdrukking wordt gebracht. 

Vooral van kleine kinderen die de dingen gaan benoemen, krijg je soms prachtige woorden waar je dikwijls iets ‘oorspronkelijkers’ in hoort dan de gangbare woorden. Alsof deze kinderen geïnspireerd worden door iets wat veel hoger staat dan het intellect.

In ‘De opvoeding van het kind’ haalt Steiner Jean Paul Richter aan die over zijn eigen opvoeding schrift. Deze, meestal Jean Paul genoemd, zegt: ‘Zoals men aan kinderen door middel van de taal wat leert, kan men ook van kinderen taal leren: gewaagde en toch juiste woordvormingen heb ik bijvoorbeeld van drie- en vierjarige kinderen gehoord: de biertonner, snaarder, flesser (de maker van biertonnen, snaren en flessen) – de luchtmuis (stellig beter dan ons woord vleermuis) – de muziek vioolt, – de kaars uit-scharen (snuiten met een schaar), – dorsvlegelen (dorsen), – ik ben de doorkijkman (achter een verrekijker staande), – ik zou wel pepernoteneter willen worden, – op het laatst word ik nog te knapper, – hij heeft mij van mijn stoel afgegrapt, – kijk eens, hoe één het al is (op de klok) – enzovoort’.

Ook in klanknabootsingen, de onomatopeeën, vinden we een levende vertaling van wat in de geluiden leeft. Onze dochter [3jr] had ooit een blik vol knopen en terwijl ze die driftig schudde, riep ze stralend: ‘Hij zegt: kukkérrukukkét, kukkérrukukkét, kukkérrukukkét (u=stomme e). Heel krachtig sprak ze de k’s uit en je hoorde daarin a.h.w. de knopen tegen het metaal tikken.
Ook het woord ‘tikken’ is een klanknabootsing en ‘klik’geluid vinden we in ‘klikken’; het krachtig stoten, slaan in ‘knokken’, met de ‘knokkels’. De lijst met dergelijke woorden is verbluffend groot. → Wikipedia

GA 208 verder:

Nehmen wir zum Beispiel ein Wort; wo Sie zwei E darinnen haben: gehen. 

Neem nu eens een woord waarin we 2x een E hebben: 

Bij de vertaling van dit stukje – zie verder – krijg je te maken met het taalverschil tussen – hier het Duits en het Nederlands. Als Steiner ons woord ‘gaan’ ‘gehen’ gebruikt, kan hij over 2x een E spreken; wij over 2 A’s, hoewel in het verleden ons woord ‘gaan’ ook een E had, ‘gaen’. (In mijn dialect sprak ik dit woord uit met een a die richting e ging).
*’In deze voordrachten’: bedoeld is o.a. GA 294, neemt Steiner een voorbeeld van een Germaans woord en datzelfde woord in het Romaans, waarbij duidelijk wordt dat ook de volksverschillen een grote rol spelen bij hoe een woord tot stand komt, m.a.w. hoe daar de spraakgenius verschillend werkt.
Dat maakt het vertalen moeilijker en dat is wellicht een reden dat de ‘Geesteswetenschappelijke spraak/taalbeschouwingen’ GA 299 nog niet vertaald is. De voordrachten werden gehouden voor de leerkrachten van de 1e vrijeschool in Stuttgart!

Diese zwei E in «gehen», in denen kann man, wenn man dafür ein Gefühl hat, gut das ruhige Hinwandeln, das einen nicht aufregt, das ruhige Gehen fühlen. Es ist durchaus in den zwei E dieses ruhige Hinwandeln vorhanden. Wenn Sie an der Stelle des E zum Beispiel ein A haben wie in «laufen», so fühlen Sie in dem Laute A das, was Sie erleben beim nicht gemächlichen Gehen, sondern bei demjenigen, das an Ihr Atmen größere Anforderungen stellt. Sie können fühlen, was Sie im schnelleren Atmen erleben, dadurch, daß Sie das in dem Au zum Ausdrucke bringen. Sie könnten nicht besser erleben das gemächliche Gehen als durch die beiden nun auch gemächlich zu erlebenden E-Laute, und das Laufen in dem Au, das da drinnen ist.

Gehen: in de 2 E’s kun je, wanneer je daar gevoel voor hebt, heel goed het rustige wandelen voelen, waar je niet moe van wordt. In deze twee E’s zit ten enenmale het rustig verder wandelen. Maar wanneer je nu op de plaats van de E, een A zou hebben zoals in ‘laufen’, bij ons dus ‘lopen’, dan beleef je in de klank A wat je voelt als je niet rustig loopt, maar wat meer van je ademhaling vraagt. Wat je bij een snellere ademhaling beleeft, breng je tot uitdrukking in de AU (Duits!) Het op je gemak lopen, kan je niet beter beleven dan door de twee als rustig te beleven E’s en het lopen door de AU die daarin zit.
GA 208/38
Niet vertaald

Hier is sprake van ‘beleven’ en dat is iets van de ziel, het gevoel.

GA 294/25     vert. 36

Es ist die Sprache in dieser Weise in dem menschlichen Gefühl begründet. Sie stehen zur ganzen Welt in Gefühlsbeziehung und geben der ganzen Welt solche Laute, welche die Gefühlsbeziehung in irgend­einer Weise zum Ausdruck bringen.

U hebt een gevoelsrelatie tot de hele wereld en u geeft alles in de wereld een naam met klanken die die gevoelsrelatie op een of andere manier tot uitdrukking brengen.

Als er sprake is van onomatopeeën, klanknabootsingen, is het niet zo dat geluiden alleen maar worden nagebootst: ze worden beleefd! (Zoals ik aan ons dochtertje – zie boven – beleefde. Iets in je klinkt mee. Er is een verbinding tussen jou en ‘daar buiten’.
Zo was ik eens met mijn bijna 3-jarig neefje in Middelburg toen het carillon begon te spelen. In een bijna heilige aandacht keek hij omhoog naar de toren. Toen het liedje uit was, stond hij daar nog steeds zo te kijken en zei: ‘Toren, meer’.

In de tijd van Steiner bestonden er een paar theorieën die hij in deze voordracht in GA 294 bespreekt:

Diese Dinge hat man eben gewöhnlich sehr äußerlich genommen.

Nu heeft men deze dingen gewoonlijk heel oppervlakkig bekeken.

Man glaubte, man ahmt in der Sprache nach, wie das Tier bellt oder brummt. Danach hat man eine Theorie ausgebildet, die berühmte lin­guistische «Wauwau-Theorie», nach der alles nachgeahmt wird. Diese Theorien haben das Gefährliche, daß sie Viertelswahrheiten sind. In­dem ich den Hund nachahme und Wauwau sage – darin liegt die Nuance, die im «au» zum Ausdruck kommt -, versetze ich mich damit in seinen Seelenzustand. Nicht im Sinne dieser Theorie, sondern auf dem Umwege durch die Versetzung in den Seelenzustand des Hundes wird der Laut gebildet. – Eine andere Theorie ist die, welche glaubt, daß jeder Gegenstand in der Welt einen Ton in sich hat, so wie zum Beispiel die Glocke ihren Ton in sich hat. Auf Grund dieser Auffassung hat sich dann die sogenannte «Bimbam-Theorie» herausgebildet. Diese beiden Theorien, die Wauwau-Theorie und die Bimbam-Theorie gibt es. Den Menschen verstehen kann man aber nur, wenn man sich darauf einläßt, daß die Sprache der Ausdruck für die Gefühlswelt, für die Ge­fühlsbeziehungen ist, die wir zu den Dingen entwickeln.

Men dacht dat wij in de taal nabootsen hoe een dier blaft of bromt. Aan de hand daarvan heeft men een theorie ontwikkeld, de beroemde linguïstische ‘waf-waf-theorie’, volgens welke alles nagebootst wordt. Het gevaar van deze theorieën is dat ze voor een kwart waar zijn. Als ik een hond nadoe en waf-waf zeg – daarbij gaat het om de nuance die in de klinker tot uitdrukking komt* – dan verplaats ik mij in zijn zielstoestand. Niet in de zin van deze theorie maar via een omweg, door me te verplaatsen in de zielstoestand van de hond, wordt de klank gevormd. Een andere theorie is dat ieder object in de wereld een toon in zich draagt, zoals bijvoorbeeld een klok een toon heeft. Op basis van deze opvatting is dan de ‘bimbam-theorie’ gevormd.* Deze twee theorieën, de waf-waftheorie en de bimbam-theorie, bestaan echt. Maar we kunnen de mens pas begrijpen wanneer we de overtuiging zijn toegedaan, dat de taal uitdrukking geeft aan de gevoelswereld, aan de gevoelsrelaties die wij tot de dingen hebben.
GA 294/25-26 
Vertaald/36-37

Meer van Steiner over deze theorieën:
GA 301 voordracht 5/79
GA 306 voordracht 4/86
Rudolf Steiner over schrijven en lezen [7]

In 2004 vinden we in dagblad Trouw een vorm van Steiners opmerking uit 1919:
– Het gevaar van deze theorieën is dat ze voor een kwart waar zijn -:

‘Nog afgezien hiervan dat overtuigend bewijs ontbreekt, kleeft aan deze theorieën het bezwaar dat elk maar een deel van ons taalgebruik poogt te verklaren.’
Trouw

Als spreken een directe relatie heeft tot gevoel, kan het niet anders dan dat we in het spreken te maken krijgen met wat gevoel eigenlijk is: de voortdurende pendel tussen sympathie en antipathie. → [11-3-1] Nog niet oproepbaar

Een studie over de taalontwikkeling van het kind bevat prachtige uitspraken van kinderen.

.

*GA= Gesamt Ausgabe, de boeken en voordrachten van Steiner

[1] GA 293
Algemene menskunde als basis voor de pedagogie
[2] 
GA 294
Opvoedkunst. Methodisch-didactische aanwijzingen
[
3] GA 295
Praktijk van het lesgeven

Algemene menskunde: voordracht 11 – alle artikelen

Algemene menskunde: alle artikelen

Rudolf Seineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

.

2480

.

4 Reacties op “VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – Algemene menskunde – voordracht 11 (11-3)

  1. Dank je Pieter, een heel belangrijk thema voor iedereen die in het onderwijs werkt! Hartelijke groet en waardering, Frans

  2. Voortreffelijk blog, Pieter. Ja de inhoud van de Algemene menskunde is bijzonder veelzeggend. Goed dat jij dat naar boven haalt en documenteert.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.