Tagarchief: Solowjov

VRIJESCHOOL – Sterrenkunde (1-5-1/2)

.

Artikelen voor de bovenbouw die hier worden gepubliceerd hebben alle betrekking op de tijd dat de bovenbouw nog veel meer vrijeschoolbovenbouw kon zijn dan nu het geval is. De exameneisen hebben steeds meer inbreuk gemaakt en daardoor afbreuk gedaan aan het leerplan zoals dat jaren werd gehanteerd, steeds vanuit het gezichtspunt: leerstof is opvoedings- en ontwikkelingsstof. In hoeverre dat principe – naast de examentraining – nog leidraad kan zijn bij de inhoud van de geboden lesstof in de verschillende vrijeschoolbovenbouwen weet ik niet. 
De artikelen voor deze klassen zijn wél vanuit dit gezichtspunt geschreven.

.

C. von Gleich, nadere gegevens ontbreken, datum moet van na 1980 en vóór 1986 zijn*.
.

EEN TEKEN AAN DE HEMEL – EEN TEKEN AAN DE WAND

.
II. Toekomstperspectieven

In het vorige artikel kwamen de periodieke verschijningen van de komeet Halley ter sprake, die door de astronomen met een steeds toenemende nauwkeurigheid konden worden berekend. Een geheel nieuwe dimensie krijgt voor ons het fenomeen van deze komeet echter door de esoterische beschouwingen die wij aan Rudolf Steiner te danken hebben. In de loop van het voorjaar 1910 sprak hij in vier steden (Stuttgart, München, Palermo en Hannover) met nadruk over de geestelijke betekenis van de komeet Halley. Het is opmerkelijk dat deze voordrachten in een periode vallen waarin Rudolf Steiner ook voor het eerst een ontwikkeling kon openbaren die hij als de belangrijkste voor onze tijd kenschetste: het nieuwe schouwen van de werkingskracht van Christus in het etherische gebied. De twee in Stuttgart gehouden voordrachten, ‘Die Geheimnisse des Weltalls. Kometarisches und Lunarisches’ (5 maart) en ‘Die Wiedererscheinung des Christus im Atherischen’ (6 maart) laten ons bewust worden dat wij beide gegevens niet los van elkaar mogen zien, als wij ons met de komeet Halley bezighouden.

In het bestek van dit artikel is het niet mogelijk in te gaan op alle aspecten die door Rudolf Steiner in verband met de komeet Halley worden behandeld. Het hierna volgende is daarom niet meer dan een gedeeltelijke samenvatting van gezichtspunten uit de desbetreffende voordrachten die gepubliceerd zijn in deel 118 van de Gesamtausgabe.

Kometen verschijnen met grote tussenpozen. Iedere komeet heeft daarbij een heel bepaalde opgave. Wanneer deze vervuld is, dan versplintert de komeet. Zoals de zon, de maan en de planeten als het ware verweven zijn met ons dagelijkse, min of meer regelmatige doen en laten, veroorzaken de kometen een plotselinge versnelling of verandering in de ontwikkeling van de mensheid. De verschijning van een komeet is in zeker zin als een geboorte. Wij kunnen dit zien aan de komeet Halley en de geestelijke kracht die er achter staat. Steeds is met zijn verschijning iets verbonden geweest dat nieuw was voor de ontwikkeling van de aarde. Nu hij op het punt staat weer terug te komen, zal daarmee een nieuw tijdperk van materialisme worden ingeluid en geboren. Men kan dit nagaan aan de hand van de vorige verschijningen. In 1759 ontstonden hieruit de krachten die het materialistische tijdperk van de Verlichting hebben bewerkstelligd. Wat uit de invloed van de komeet Halley in dit opzicht is voortgevloeid, zoals bijvoorbeeld bij Paul Holbach’s Système de la nature en bij de Franse encyclopedisten, was iets dat Goethe zo tegen de borst stuitte. Toen de komeet in 1835 weer zichtbaar werd, weerspiegelde het materialisme zich opvallend in de geschriften van de filosofen Ludwig Büchner en Jacob Moleschott die in de tweede helft van de 19e eeuw in brede kring ingang hebben gevonden.

In dit jaar 1910, aldus Rudolf Steiner, beleven wij opnieuw een verschijning van de oude komeet en dat betekent een crisisjaar in bovengenoemde zin. Alles wordt in het werk gesteld om de mensen tot een nog meer vervlakte opvatting, tot een moeras van materialistische wereldbeschouwingen te brengen. De mensheid staat voor een geweldige beproeving. Zijn verschijning moet voor ons een waarschuwing zijn, dat hij voor ons een zeer kwalijke gast zal worden, als wij ons aan zijn invloed overgeven. Het zal noodzakelijk zijn, dat wij ons houden aan hogere machten uit de kosmos dan die van de komeet Halley. Laten wij beseffen, dat de tijden voorbij zijn waarin zijn verschijning in zekere zin nog vruchtbaar was voor de mensheid. Nu is dit niet meer het geval. Wij moeten ons verbinden met sterkere machten, om de gevaarlijke invloed die van de komeet Halley uitgaat tegen te gaan. Het is niet om een oud bijgeloof op te halen, maar om een diepe waarheid tot bewustzijn te brengen wanneer erop gewezen wordt, dat de komeet Halley de mensheid steeds meer tot vervlakking zal brengen en het Ik steeds verder naar het fysieke toe zal leiden.

De hier weergegeven woorden van Rudolf Steiner werden in 1910 door slechts weinigen gehoord en waarschijnlijk door nog minder mensen begrepen. Nu, na ruim 70 jaren, staat de draagwijdte van zijn indringende beschouwingen des te duidelijker voor ons historisch bewustzijn.

In het vooruitzicht van een nieuwe verschijning van de komeet Halley in 1986 moeten wij ons afvragen wat onze huidige situatie is en wat deze komeet ons zal brengen. Het behoeft geen betoog, dat de materialistische overheersing van vandaag nog veel ernstiger is dan aan het begin van de eeuw. B. C. J. Lievegoed heeft in twee voordrachten voor de zomerconferentie van de Antroposofische Vereniging en de internationale artsenvereniging uiteengezet in welke crisis wij ons bevinden: de atoomcrisis, de energiecrisis, de sociale crisis en de culturele crisis (Mededelingen, mei 1982, p. 147-156).

Aanvullend kan men stellen, dat ook de gezagscrisis, die deel uitmaakt van de genoemde aspecten, in onze maatschappij een grote rol speelt. Wie zich oriënteert in de wereldliteratuur vindt hiervoor tal van aanknopingspunten. Typerend is, dat in deze literatuur de gezagscrisis dikwijls van twee tegenovergestelde gezichtspunten uit belicht wordt. Enerzijds worden de verschrikkingen van de machtstirannie uit het naaste verleden of in de nabije toekomst beschreven (Alexander Solzjenitsyn, De Goelag Archipel; George Orwell, Nineteen eighty-four), anderzijds wordt er, ter redding van de mensheid, juist geroepen om de ‘sterke man’, de ‘supermens’.

Een heel merkwaardige plaats neemt in dit verband een verhaal van de Russische wijsgeer Waldimir Solowjov in, dat hij op het einde van zijn leven (1900) heeft geschreven. Wij willen er wat nader op ingaan, temeer daar dit verhaal juist in de afgelopen maanden door het Theater van het Woord, in een toneelbewerking van Hugo Pronk, onder de aandacht is gebracht.

Korte inhoud: Nadat Europa een langdurige overheersing door Oosterse volkeren van zich heeft afgeschud, is de 21e eeuw rijp geworden door de Verenigde Staten van Europa, waarin de materialistische denkbeelden zich weer in versterkte mate doen gelden. In die tijd leeft er een jonge, geniale man. Hij is aanvankelijk gelovig, maar gaandeweg steeds meer vervuld van een mateloze eigenliefde, zodat hij zichzelf tenslotte als opvolger van Christus beschouwt. Op een beslissend moment in zijn leven, na een ernstig ongeluk, wordt hij door een hoge macht geïnspireerd die tot hem spreekt: ‘Ontvang mijn geest! Zoals mijn geest je eens baarde in schoonheid, zo schept hij je nu in kracht!’ Nu schiet zijn roem komeetachtig omhoog; uiteindelijk wordt hij tot president voor het leven benoemd. Zijn macht lijkt onaantastbaar als hij er ook nog in slaagt de wereldvrede te bewerkstelligen, alle honger uit te bannen en zelfs wondertekenen te laten verrichten. Het einde voor hem komt pas als tijdens een concilie van de christelijke kerken de Russisch-orthodoxe bisschop Johannes de aanwezige president ontmaskert als de Antichrist.

Dit visionaire beeld van Solowjov kan pas ten volle begrepen worden vanuit de antroposofische geesteswetenschap die een veelomvattend inzicht geeft in de aspecten van het boze. Een wezenlijk, en voor onze tijd zeer actueel gezichtspunt is dit: Tegenover de aardse incarnatie van Christus staan — als negatieve spiegelbeelden — de incarnatie van Lucifer (ca. 300 v.Chr.) en de nog te verwachten incarnatie van Ahriman op aarde. Het is geen toeval, dat Rudolf Steiner in het najaar van 1919, juist als in Duitsland de eerste tekenen (o.a. nationaal-socialisme) van een nieuwe wereldramp kenbaar worden, voor het eerst over de toekomstige incarnatie van Ahriman spreekt. Wij volstaan met twee citaten die wij in vertaling weergeven:

Te midden van de ontreddering die over de aarde zal komen, moet de mensheid bewust naar de incarnatie van Ahriman toe leven. Door de voortdurende oorlogen en andere noden van de naaste toekomst zal het menselijke vernuft bijzonder vindingrijk worden op het gebied van het fysieke leven. Door deze vindingrijkheid op fysiek gebied, die niet door een bepaalde handelwijze afgewend kan worden, want zij zal met noodzakelijkheid optreden, wordt een zodanige menselijk-lichamelijke individualiteit mogelijk, dat Ahriman daarin zal kunnen incarneren. Maar deze ahrimanische macht bereidt haar incarnatie op aarde vanuit de geestelijke wereld voor. Deze incarnatie van Ahriman in een menselijke gestalte wordt zoveel mogelijk in die zin voorbereid, dat zij de mensen op aarde in de hoogste mate kan verleiden en in verzoeking kan brengen.’ (Voordracht 4-11-1919, GA 193).

‘Zo zal er in het westen een werkelijke incarnatie van Ahriman zijn, voordat er ook maar een deel van het derde millennium n.Chr. zal zijn verlopen.’ (Voordracht 1-11-1919, GA 191).

Wij moeten ons realiseren dat dit derde millennium al in het jaar 2000 begint! Uit de citaten blijkt een treffende parallel met het verhaal van Solowjov: Ahriman grijpt in als ‘weldoener’, wanneer de aarde in grote nood verkeert, ‘d.w.z. Ahriman als de nabootser van de heilsdaad van Christus. Moeten wij er dan niet ook op voorbereid zijn, dat de tekenen die de komst van Christus hebben aangekondigd, nagebootst zullen worden door Ahriman? En mogen wij ons afvragen: Is er een parallel tussen de Ster van Bethlehem en de komeet van Halley?

Rudolf Steiner heeft in zijn voordrachten nooit specifiek op het jaartal 1986 gewezen. Maar er is van hem een uitspraak die op een heel eigenaardige wijze verband legt met dit jaartal. Deze is te vinden in een op 7 maart 1914 in Stuttgart gehouden voordracht over de bijzondere samenwerking van Lucifer en Ahriman die zich iedere duizend jaar manifesteert. (Zie ook B. C. J. Lievegoed, De bouwimpuls als Michaëlische opgave. Mededelingen, nov. 1978). Hieraan willen wij afsluitend het volgende ontlenen:

‘Lucifer en Ahriman zullen zich in het bijzonder meester maken van de naam een christen te zijn. Mensen die geen spoor van echt christendom meer in zich hebben, zullen zich christenen noemen en te keer gaan tegen hen die zich willen houden aan het woord dat Christus gesproken heeft: ‘En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld’ (Matth. 28). Er zal verwarring en verwoesting heersen wanneer het jaar 2000 nadert, en dan zal ook van ons Dornachse bouwwerk (het eerste Goetheanum) niets meer overeind staan, alles zal verwoest en vernietigd zijn. Daarop zullen wij vanuit de geestelijke wereld omlaag blikken.
Maar wanneer het jaar 2086 nadert, dan zullen overal in Europa gebouwen verrijzen die spirituele doelen dienen. Zij zullen de dubbelkoepel dragen zoals ons Dornachse bouwwerk. Dat zal de gouden tijd zijn voor zulke gebouwen waarin het spirituele leven kan bloeien.’
Waar Rudolf Steiner er enerzijds op wijst dat het voor onze tijd noodzakelijk is zich vertrouwd te maken met de gebeurtenis van Ahrimans incarnatie, geeft hij ons anderzijds een duidelijke opdracht mee. Door de verduistering van het spirituele op vele gebieden in de wereld is tevens, als wij de juiste houding innemen, de weg geopend om het spirituele in ons innerlijk op te wekken. Ons intellectuele weten moet vervuld worden van de wijsheid van het hart. Michaël, de inspirator van ons tijdperk, helpt ons onze wil te doordringen met lichtkrachten, mits wij ons hiervoor inzetten.
Onze tijd vraagt om waakzaamheid op ieder gebied. Niet alleen de gebeurtenissen op aarde geven ons hiertoe aanleiding, maar ook de tekenen aan de hemel.

R. Steiner, Das Ereignis der Christus-Erscheinung in der atherischen Welt. (GA 118). (Voordrachten 5 maart, 13 maart, 18 april en-10 mei 1910).
Vertaald

W. Solowjov, Korte vertelling van de Antichrist. – Vertaling J. W. Munz. Rotterdam: Lemniscaat.
De vertelling is ook hier te vinden.

R. Steiner, Soziales Verstandnis aus geisteswissenschaftlicher Erkenntnis. (GA 191). (Voordrachten 1, 2 en 15 nov. 1919).
Vertaald 1, 2 nov

R. Steiner, Der innere Aspekt des sozialen Ratsels. Luziferische Vergangenheit und ahrimanische Zukunft. (GA 193).

H. W. Schröder, Das Jahrhundertende und die Inkarnation Ahrimans im nachsten Jahrtausend. In: Mitteilungen aus der anthroposophischen Arbeit in Deutschland, jg. 32, Michaeli 1978.

.

Nog een artikel over Halley

Sterrenkundealle artikelen

.

2579

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.