.
kleine en GROTE HOND
De heldere sterren Prokyon en Sirius horen bij de zes heldere sterren die de stralende winterdriehoek vormen waarmee je je in een heldere winternacht goed kan oriënteren. Met de wijzers van de klok mee zie je:
Prokyon (Kleine Hond), Pollux (Tweeling), Capella (Voerman), Aldebaran (Stier), Rigel (Orion), Sirius (Grote Hond).
Sirius is de grootste vaste ster. Door de Oude Egyptenaren werd hij en met hem het sterrenbeeld van de Hond als goddelijk vereerd. Het begin van het jaarverloop werd niet door de zon, maar door hem bepaald. Zij noemden hem ‘Sothis’ en ze namen zijn eerste verschijnen eind juli aan de oostelijke morgenhemel zeer precies waar, omdat hij de zo gewenste overstroming van de Nijl en daarmee het begin van het nieuwe jaar aankondigde. Maar de priester konden aan zijn stijgende verschijning nog meer aflezen. Als de zon in de zomer haar hoogste stand had bereikt en waar begon te dalen, verzamelden feestelijke geklede priesters zich in de zalen van de tempel. Nadat ze de heilige handelingen verricht hadden en het ogenblijk aanbrak waarop ze gewacht hadden, werd er een gazelle binnengeleid. De opperpriester nam haar tussen zijn knieën, bekeek door haar horens de net boven de horizon verschijnende Sirius en kon uit de waarnemingen die hij daarbij deed, de gebeurtenissen van het komende jaar voorspellen.
Sirius werd door de Egyptenaren ook met twee van hun grootste goden in verband gebracht. Over Hermes-Anubis die de zielen begeleidde door alle tijdcycli en die de leer van de onsterfelijkheid van de ziel gebracht heef, zei men, dat hij de bewoner van Sirius was, zijn lichtende geest en genius. Maar ook Isis, de gemalin van de grote Osiris, zag men in Sirius. Op een zuil met hiëroglyfen bij Nysa zegt Isis over zichzelf: ‘Ik ben de koningin van dit land, door Hermes onderwezen….Ik ben het die in het gesternte van Sirius opstijgt’.
Naast deze grote verering van Sirius kan je begrijpen dat ook de zonnemythe van de vogel Feniks die altijd de nieuwe sothisperiode inleidde, met Sirius in verband werd gebracht. Er wordt zelfs gezegd dat hij de Siriusvogel is. Omdat deze mythe zo nauw is verbonden met Sirius en diepzinnige aspecten vertoont, zullen we deze in ieder geval in het kort zo weergeven, zoals deze door de antieke schrijver Herodotus en anderen overgeleverd is.
In het Morgenland, waar de zon opgaat, leeft een grote vogel. Het is een zonnevogel en daarom is een deel van zijn veren goudkleurig, het andere rood. Wat zijn grootte en gestalte betreft lijkt hij buitengewoon veel op een adelaar.
Deze vogel Feniks leeft 500 jaar. Wanneer zijn tijd ten einde is, zingt hij zelf zijn afscheids- en reisliederen en laat zich in zijn nest verbranden in de gloed van de zon. Maar uit zijn as ontstaat een nieuwe Feniks die met heilige liefde het dode lichaam van zijn vader met mirre omhult. Hij vormt uit de mirre een ei en wel zo groot dat hij het nog net kan dragen. Als hij dat uitgeprobeerd heeft, holt hij het ei uit en legt zijn vader daarin. De opening smeert hij weer met andere mirre dicht. Wanneer dat gebeurd is, is het ei met zijn vader erin weer net zo zwaar als eerst.
Met dit ei in zijn klauwen vliegt de Feniks naar Heliopolis in Egypte. Als beeld droeg hij ‘de ster van het grote jaar’, het beeld van Sirius (Sothis) met zich mee. Hij brengt zijn vader naar de tempel van Helios (de zon) om hem in dit heiligdom te begraven. Daarmee begint een nieuwe Sothisperiode.
Op vele Egyptische beeldwerken vinden we de Feniks zo afgebeeld als Herodotus deze heeft beschreven. Tacitus wist vier verschijningen van de Feniks te vermelden in een historische tijd en wel onder Sesostris, Amasis, Ptolemaeus 111 en Tiberius.
Misschien konden de Grieken deze grote mythe over dood en opstanding die vanaf de Perzische tijd met Sirius verbonden was, niet meer begrijpen. Ook de goddelijkheid van dit gesternte was hun vreemd. Er wordt gezegd dat de Grieken deze als beangstigend ervoeren. Misschien wel omdat zij in hem de veroorzaker van de hete ‘hondsdagen’ zagen. Door bezweringen en andere gebruiken ter verzoening, probeerden ze de veronderstelde schadelijke invloed van dit gesternte af te wenden of te verzachten.
De Griekse legenden voeren de Grote en de Kleine Hond ten tonele als jachthonden, nauw verbonden met de grote jager Orion, in wiens nabijheid ze ook aan de hemel te zien zijn.
De Kleine Hond werd gezien als de hond die vóór de Grote Hond loopt, omdat deze voor hem vanachter de horizon opkomt. Vandaar dat zijn helderste ster de naam Prokyon draagt, wat betekent ‘voorhond’. Over de Kleine Hond bestaat nog een bijzondere legende die bij het sterrenbeeld Boötes wordt verteld.
.
Zo o zw
Jan. 1 24°°u febr. 1 22°°u mrt. 1 20°°u
15 23°°u 15 21°°u 15 19°°u
In december staan deze twee sterrenbeelden in het oosten, in januari in het zuidoosten en in februari in het zuiden, steeds aan de avondhemel.
Namen van de sterren:
Prokyon (Grieks) =de hond die vooroploopt
Sirius (Grieks/Latijn)= die spiegelend fonkelt
Sterrenkunde: alle artikelen
7e klas: alle artikelen
.
2565