Tagarchief: leesachterstand

VRIJESCHOOL – Lezen (12-7)

.

Bij de regelmatig terugkerende berichten dat het met het Nederlandse onderwijs niet goed gaat, was er een tijdje geleden één, speciaal over het slechte leesniveau.
Ook al betrof het hier een onderzoek onder 15-16jarigen, wat er van het bericht bleef hangen, was toch vooral dat ook het primair onderwijs het resultaat van het onderzoek zich aanrekende.

Op 17 april 2024 verscheen in het NOS-journaal de hoofdinspectrice van het onderwijs, die – vooral ook gebaseerd op het hier genoemde en van kanttekeningen voorziene onderzoek over het ‘slechte leesresultaat’ – haar mening gaf, ook met de opmerking dat ‘het niet overal slecht gaat’ en ‘dat we van elkaar kunnen leren’.

‘Van elkaar leren’: hier volgt een artikel met bepaalde gezichtspunten over:
hoe wordt lezen levend, hoe blijft de belangstelling.

Hoewel het voor mijn beleving een wat abstracter verhaal is, worden er toch een aantal dingen gezegd die de moeite van het overdenken waard zijn.
Ik heb die gecursiveerd.

.

In Trouw, 23-01-2024

.

Lezen als work-out in empathie:
.

 ‘Het is een spier die je moet blijven trainen’

Leesvaardigheidinterview ‘Lezen verbetert sociale vaardigheden zoals empathie.’

Dat was al bekend. Maar nu blijkt uit onderzoek dat dit effect alleen werkt als je de ‘leesspier’ langdurig traint.

Een kind dat zich buigt over een verhaal over Jip en Janneke, of een volwassene die zich verdiept in Tolstoj-literatuur: het lezen van een verhaal verbetert de sociaal-cognitieve vaardigheden. Dat zijn vaardigheden die helpen om de gevoelens en gedachten van anderen te begrijpen.

Door te lezen over de ideeën van een hoofdpersonage, groeit deze capaciteit. Tijdens het lezen worden dezelfde hersengebieden geactiveerd als tijdens de sociale interactie tussen mensen van vlees en bloed. Het deel waar onder andere empathie wordt aangewakkerd.

Maar wie dacht dat je deze vaardigheden al verbetert na het lezen van één verhaal, heeft het mis. Alleen als je langdurig verhalen leest, heeft dit een positief effect. In eerste instantie raakt een lezer zelfs ‘sociaal-cognitief uitgeput’. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van Lynn Eekhof, die vorige week op het thema promoveerde aan de Radboud Universiteit.

Welke verhalen kunnen deze vaardigheden verbeteren? Is dit verbonden aan een genre?

“Daar zijn de meningen over verdeeld. Binnen de literatuurwetenschap wordt natuurlijk veel waarde gehecht aan literaire verhalen, maar in mijn onderzoek zie ik een verhaal als een stuk tekst waarin de menselijke ervaring centraal staat. Het is belangrijk dat het verhaal verteld wordt vanuit een mens, met gedachten en emoties. Om het verhaal te begrijpen, móét je je wel verplaatsen in het personage.
“Iedere keer als je een verhaal leest, zet je je sociaal-cognitieve vaardigheden aan het werk. Daarom kun je lezen zien als een sociaal-cognitieve work-out, je kunt je bijvoorbeeld steeds beter inleven in een ander.”

Waarom is het belangrijk dat je voor een langere periode leest?

“Je moet het eigenlijk zo zien: stel dat je fysiek sterker wil worden, dan lukt dat ook niet na eenmalig tien keer opdrukken. Net als bij sporten, gaat het er ook bij lezen om dat je er een gewoonte van maakt het te trainen.
“Ik vond dat, in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, mensen na het lezen van een verhaal vaak minder sociaal nieuwsgierig worden. Dat komt doordat het best uitputtend is om je in een personage te verplaatsen, je bent als lezer even sociaal verzadigd.
“Die sociaal-cognitieve spieren moeten getraind worden, pas daarna wordt lezen minder uitputtend én levert het sociaal-cognitief wat op. En wordt lezen voor veel mensen dus ook leuker.”

Wanneer is er een positief effect te zien, hoe lang duurt dat?

“Dat is bijna niet te onderzoeken, zeker bij volwassenen is dat lastig. Zij lezen de hele dag door allerlei teksten. Tellen brochures bij de huisarts met een verhaal over een patiënt dan ook mee? Dat maakt het ingewikkeld.
 “Bovendien hebben volwassenen al een flinke basis aan sociaal-cognitieve vaardigheden, dus moeten zij veel meer lezen voor er een effect ontstaat.
 “Ik heb zelf ook geen langdurig onderzoek gedaan naar dit effect bij volwassenen. Ik heb eerder onderzoek geanalyseerd, zowel langdurige studies bij kinderen als onderzoek dat werd afgenomen op één moment bij volwassenen. Bij kinderen blijkt dat de hoeveelheid verhalen die ze voorgeschoteld krijgen, een goede voorspeller is voor de mate van empathie één jaar later. Hetzelfde geldt voor volwassenen, alleen dan zonder deze tijdsindicatie.
“Vervolgens ben ik ook het heersende idee dat het lezen van één verhaal de sociaal-cognitieve vaardigheden al verbetert, gaan testen. Samen met een Canadese professor, Raymond Mar, splitste ik 349 proefpersonen in twee groepen. De ene groep las een hoofdstuk uit een roman, de andere groep een informatieve tekst.
“Daarna onderzochten we hoe nieuwsgierig beide groepen waren naar de binnenwereld van andere mensen. We toonden foto’s van verschillende mensen en vroegen of ze meer van hen wilden weten. De groep die de informatieve tekst las, was nieuwsgieriger dan de andere groep. Zo ontwikkelden we de theorie van de ‘leesspier’ die je moet trainen.”

Je zei dat lezen leuker wordt wanneer de leesspier getraind is, omdat het dan minder vermoeiend is. Kunnen scholen iets met die bevinding?

“Ik denk het wel. Op bassischolen merkte ik dat lezen best een besmet thema is. Het ging al snel over AVI-niveaus (verschillende niveaus van lezen, red.) en wie dyslexie had en wie niet. Ik denk dat scholen de leesbeleving centraler moeten stellen. En lezen minder moeten presenteren als technische vaardigheid. Om de positieve effecten te creëren die ik beschreef, is het belangrijk dat lezen een duurzame gewoonte wordt.

“Als je kinderen vraagt hoe ze een verhaal lezen en discussies voert over hun ervaring, voelen in mijn ervaring zelfs de kinderen met dyslexie zich betrokken bij het thema. Eén kind voelde zich tijdens het lezen als een ‘cameraman’ die inzoomt op een verhaal, een ander vóélt zich de hoofdpersoon. Dat kan de verwondering prikkelen en dan gaan ze het soms weer leuk vinden. En dat helpt om van lezen een gewoonte te maken.”

.

Schrijven en lezenalle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

 

 

VRIJESCHOOL – Lezen (12-6)

.

Bij de regelmatig terugkerende berichten dat het met het Nederlandse onderwijs niet goed gaat, was er een tijdje geleden één, speciaal over het slechte leesniveau.
Ook al betrof het hier een onderzoek onder 15-16jarigen, wat er van het bericht bleef hangen, was toch vooral dat ook het primair onderwijs het resultaat van het onderzoek zich aanrekende.

Op 17 april 2024 verscheen in het NOS-journaal de hoofdinspectrice van het onderwijs, die – vooral ook gebaseerd op het hier genoemde en van kanttekeningen voorziene onderzoek over het ‘slechte leesresultaat’ – haar mening gaf, ook met de opmerking dat ‘het niet overal slecht gaat’ en ‘dat we van elkaar kunnen leren’.

‘Van elkaar leren’: hier volgt een artikel met bepaalde gezichtspunten over ‘lezen en smartphone’:

Rosanne Hertzberger, NRC 03-04-2023

.

Ik herinner me de eerste rondleidingen op basisscholen. Ouders vroegen er bezorgd hoeveel uur hun kind per dag op schermen zou doorbrengen en werden gerust gesteld wanneer de  chromebooks het grootste gedeelte van de dag in de kast bleven. Na de rondleiding vertrokken wij naar ons werk, waar we vervolgens uiteraard de hele dag achter een scherm zouden doorbrengen. 

Eén ding wilden we niet. Dat onze kinderen net zulke levens gingen leiden als wij. We willen dat onze kinderen fruit en groente eten, buiten spelen (met kinderen uit allerlei verschillende achtergronden), een stressvrij leven, heerlijk lezen, tekenen, knutselen en vooral, vooral zonder dat diepe afhankelijksprobleem met dat rot-scherm. 

Het lukt hooguit tien jaar. Daarna blijken onze pogingen een betere wereld voor hen te creëren zinloos en worden ze net als wij. Gemiddeld meer dan drie uur per dag starend naar onze telefoon, switchend en snackend tussen WhatsApp, e-mail en socials boordevol korte lekkere impulsjes. 

Gek genoeg lijkt men op scholen zelf ook ervan overtuigd dat er tegen de grote boze buitenwereld niet op te doceren valt. Dat je kinderen op school weer kan leren om boeken te lezen en ervan te houden. Vraag de experts waar dat slechte lezen van onze jeugd vandaan komt en ze wijzen allereerst naar zichzelf. Het onderwijs moet anders: minder oppervlakkig begrijpend lezen, maar een tekst echt leren doorgronden. Meer erover schrijven, erover praten, minder dom toetsen en trucjes leren. Andere boeken, betere boeken, meer eigen keuze, desnoods via influencers op BoekTok, waar kinderen elkaar boeken aanraden. 

Eensgezind klinkt het: het onderwijs moet het probleem oplossen. En onderwijsminister [toen] Dennis Wiersma smijt er nog eens 108 miljoen euro tegenaan om die dalende leesvaardigheid om te keren. Ik denk heus dat er wel wat valt recht te trekken op school. Net zoals je kinderen in armoede een boterham kan geven, en in de strijd tegen overgewicht alleen water kan toestaan op school. 

Maar het gaat een enorme inspanning vergen. We moeten accepteren dat we net als bij armoede en overgewicht op school slechts de gevolgen, de reflectie zien van het probleem, maar niet de oorzaak. Die oorzaak ligt niet in Nederland en niet bij onze kinderen. Die zit in ons allemaal. 

Onze kinderen lezen niet, omdat wij niet lezen. En wij lezen niet omdat we het niet meer leuk vinden. En we vinden het niet leuk omdat we het niet meer kunnen. We ontberen domweg het vermogen om onze aandacht bij een tekst te houden. In 2004 concentreerden we ons tijdens werk op de computer gemiddeld 150 seconden. Dat was in 2016 gedaald naar 45 seconden. Een tekst lezen gaat langzaam, en ons hyper diffuse, razendsnelle 21ste- eeuwse brein zoekt tijdens het lezen van de tekst naar nieuwe dingen om op te concentreren. Zo zijn we de afgelopen jaren nu eenmaal geprogrammeerd, door onze computer, door onze telefoon. 

De optimist in mij constateert dat onze breinen nu gewoon goed zijn geworden in andere dingen. Maar eerlijk gezegd haat ik dat ding in mijn hand uit de grond van mijn hart. Ik kijk naar mijn kinderen, die zich nog in die paar jaar van een mensenleven bevinden waarin ze relatief telefoonvrij leven. Die korte levensfase zonder sociale media, met alleen wat Netflix die de speeltijd verstoort.
De juf schreef in hun rapporten dat ze zich goed kunnen concentreren op één taak. Wat jammer, dacht ik, dat dat over een paar jaar voorbij is. Dan worden ze net als wij, goudvissen. 

Ik betrap mezelf erop dat ik jaloers word op scholieren die mogelijk straks te maken krijgen met een smartphoneverbod op scholen. Ik wou dat ik zelf een telefoonvrije dag kreeg opgelegd door een of andere autoriteit. Door een Europese overheid die besluit dat al de Samsungs, Googles, Apples en Facebooks je te veel volgen. Ik hunker naar een werkgever die sociale media-apps verbiedt omdat China anders data zou stelen of zoiets. Desnoods God die ingrijpt. Het vrome leven van de orthodoxe jood begint er steeds aanlokkelijker uit te zien, alleen maar om die ene schermloze sabbat. 

Het onderwijs is het probleem niet. De kinderen zijn het probleem niet. Ons neurologisch functioneren is het probleem. En er is meer dan alleen onderwijs nodig om dat op te lossen.

.

Schrijven en lezenalle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

3094

VRIJESCHOOL – Lezen (12-5)

.

Bij de regelmatig terugkerende berichten dat het met het Nederlandse onderwijs niet goed gaat, was er een tijdje geleden één, speciaal over het slechte leesniveau.
Ook al betrof het hier een onderzoek onder 15-16jarigen, wat er van het bericht bleef hangen, was toch vooral dat ook het primair onderwijs het resultaat van het onderzoek zich aanrekende.

Op 17 april 2024 verscheen in het NOS-journaal de hoofdinspectrice van het onderwijs, die – vooral ook gebaseerd op het hier genoemde en van kanttekeningen voorziene onderzoek over het ‘slechte leesresultaat’ – haar mening gaf, ook met de opmerking dat ‘het niet overal slecht gaat’ en ‘dat we van elkaar kunnen leren’.

‘Van elkaar leren’: hier volgt een artikel over een manier van met leesonderwijs bezig zijn op een school (geen vrijeschool):

.

NRC, 14-02-2024 

.

‘We doen hier niets geks, we geven gewoon les’
.

De leesvaardigheid van Nederlandse leerlingen daalt al jaren. Maar op basisschool de Sterrenpracht in Axel, Zeeuws-Vlaanderen, gaat het wél goed. Hoe kan dat? 

Zuid-Limburg, 1845. Nog één keer kijkt Emma om, niet over haar schouder, maar zich helemaal omdraaiend naar de boerderij met de witgepleisterde muren en het vakwerk van zwart geteerd hout.”

Esther Bakker (53) leest haar groep 8 voor uit Zwarte sneeuw van Simone van der Vlugt. 

Vakwerk, moeilijk woord. Op het digibord verschijnt een foto van een vakwerkhuis. 

„Een vakwerkhuisje, dat ziet er zo uit”, zegt juf Esther. „Ze beginnen met het geraamte, met dat hout, en dat vullen ze op met klei. Daarna maken ze die muren mooi wit en dat noem je het witgepleisterde.” 

Ze leest verder. „In heel Vlaanderen en Zuid- Limburg is de oogst mislukt. Pa en de jongens hebben het hele aardappelveld gerooid; één mand nog net eetbare aardappelen hebben ze uit de grond gehaald. Met wat voor de hele winter bedoeld was, hebben ze een maand gedaan.” 

De achtstegroepers van basisschool de Sterrenpracht in Axel, Zeeuws-Vlaanderen, hebben kopietjes van de voorgelezen tekst op hun tafeltjes liggen. Alle kinderen hebben hun rugzak op precies dezelfde manier om de rugleuning van hun stoel hangen, met één schouderband aan elke kant. In de klas hangen posters met spellingsregels. Achterin hangt een poster met „De grote 100 van groep 8”: omslagen van honderd kinderboeken. Het is een wedstrijd: wie heeft er als eerste honderd gelezen? De klas of de juffen? 

Sommige leerlingen lezen Zwarte sneeuw mee vanaf hun kopietjes, andere kijken naar de voorlezende juf. Bijna iedereen luistert aandachtig. Bij sommige kinderen worden de ogen zelfs iets groter en gaat de mond een stukje open. Een enkeling pulkt aan zijn nagels of staart voor zich uit. 

„Een karnton. Wat is dat, Joëlla?”, vraagt juf Esther. 

„Een ton met karne.” 

„En wat is karne?” 

„Ehm”, zegt Joëlla. 

Esther: „Dit is een karnton en je moet eraan draaien. Wat maak je daar dan mee? Matthijs?” 

„Koffie, ofzo?” 

„Dat zou leuk zijn, maar die is kleiner. Die heb je ook hoor, van die koffiemachientjes.” 

„Van melk maak je boter of zo”, zegt Daniek. 

„Ja, klopt!”, zegt Esther. „Als je melk slaat, wordt het boter.” 

Streefniveau 

De leerlingen van de Sterrenpracht scoren relatief erg goed op leesvaardigheid. De meesten hebben praktisch opgeleide ouders. Er werken veel vaders in de zware industrie van Zeeuws- Vlaanderen. Het opleidingsniveau van de ouders is een van de factoren waarmee de Onderwijsinspectie de ‘weging’ van een schoolpopulatie bepaalt. Op basis van de weging van de Sterrenpracht mag verwacht worden dat minimaal 58 procent van de leerlingen het streefniveau haalt. Maar de school scoort veel beter: voor lezen geldt dat de afgelopen jaren gemiddeld 96 procent van de leerlingen dat niveau haalde. Voor alle gemeten vakken samen komt de Sterrenpracht uit op een gemiddelde van bijna 82 procent. 

Zulke hoge leesscores gaan in tegen de trend van de al jaren dalende leesvaardigheid van Nederlandse leerlingen. Uit het laatste internationale PISA-onderzoek, dat kijkt naar de mate waarin vijftienjarigen voldoende ‘geletterd’ zijn, bleek afgelopen december dat Nederland nu ruim onder het gemiddelde van de OESO- landen scoort op leesvaardigheid. Een op de drie Nederlandse leerlingen blijkt onvoldoende geletterd. Dat betekent dat je niet voldoende voorbereid bent om als zelfstandige burger te functioneren in de huidige kennissamenleving. 

„Het modderige pad naar de mijn is vol geulen en kuilen”, leest juf Esther voor. Emma uit Zwarte sneeuw moet met haar familie in de mijnen van Zuid-Limburg werken, omdat hun oogst mislukt is. „En de mijn, die moet je je voorstellen!”, zegt Esther. „Een groot gat en ze gaan met een laddertje naar beneden toe. Tweehonderd meter naar beneden, dus moet je je even voorstellen: de watertoren hier in Axel; drie watertorens naar beneden moet je klimmen. On… der… de… grond. Tweehonderd meter. Langs een gammel laddertje.” 

Na het voorlezen zegt Esther dat ze het gaan hebben over de industriële revolutie en stoommachines. Dat hoort bij het thema de IJzeren Eeuw, dat ze de komende weken behandelen. Op een krijtbord maakt ze aantekeningen en de leerlingen moeten meeschrijven. Op het digibord kijken ze filmpjes, bijvoorbeeld over hoe een stoommachine werkt. Net als tijdens het voorlezen, stelt juf Esther veel vragen. Vingers schieten dan omhoog. Vaak wacht ze even met iemand de beurt geven en dan gaan de vingers hoger en hoger en begint soms een voet onrustig te wiebelen onder een tafeltje. 

Bijvoorbeeld wanneer Esther vraagt waaraan je kunt zien dat de kar op een plaatje op het digibord relatief modern is. Terwijl één meisje een ander meisje fluisterend aanraadt door haar doorzichtige liniaal naar het digibord te kijken, willen veel klasgenoten het goede antwoord geven. Aan Anne-Liz de eer: „Aan de rubberen banden!” 

Deze les was een wereldoriëntatieles.

In de pauze vertellen Esther Bakker en Marit Koster, juffrouw van dezelfde groep 8, in een kantoortje dat ze met hun leerlingen niet alleen werken aan leesvaardigheid in de reguliere taallessen, maar ook in andere vakken. „Dat is deels een reactie op de verschraling van de methodes voor wereldoriëntatie van de afgelopen jaren”, zegt Koster. Veel plaatjes, verarmde en versimpelde teksten. Daarom stellen de juffen hun eigen lesmateriaal samen. „Het werkt heel goed, maar je zit wel in je vrije tijd naar rijke teksten te zoeken.” 

Trucjes 

Wat de oorzaak is van de dalende leesvaardigheid onder Nederlandse jongeren, ligt eraan wie je het vraagt. Na het nieuws over de slechte PISA-resultaten werd door een deel van het onderwijsveld gewezen naar het vak ‘begrijpend lezen’. Daar zou in Nederland te veel nadruk op liggen. Kinderen, zeiden ze, leren in dat vak trucjes om teksten te analyseren. Zo leren ze oppervlakkig lezen in plaats van goed. 

Wat inderdaad kan helpen, is het lezen ook goed integreren in ‘zaakvakken’, zoals wereldoriëntatie, zegt Suzanne Bogaerds aan de telefoon. Zij is onderzoeker op het gebied van leesonderwijs aan de Radboud Universiteit. „Dan koppel je het lezen aan betekenisvolle thema’s, zoals de IJzeren Eeuw. Het is ook belangrijk in een betekenisvolle context te schrijven en te spreken over de teksten.” 

Over een tijdje moeten de kinderen iets schrijven over de IJzeren Eeuw, zegt Bakker, maar vandaag was de eerste themales en dan gaat het vooral om kennisoverdracht. Bakker en Koster zijn niet zo van de „hippe” onderwijsmethodes, zoals ontdekkend leren. „Dan had ik vandaag moeten beginnen met de vraag: ‘Wat zou je willen weten over de negentiende eeuw?”’, zegt Bakker. „Maar als een kind daar nog geen enkel beetje kennis van heeft, werkt dat niet.” 

Koster: „Ik vond dat vakwerkhuis leuk, ik dacht: eigenlijk is die les ook zo, eerst het vakwerk en daarna kunnen ze zelf die gaten gaan vullen.” 

„Het moet tegenwoordig allemaal leuk zijn”, zegt Bakker. „Mensen denken dat leren niet leuk is, maar het is bewezen dat kennis opdoen jou een fijn gevoel geeft. Ik denk dat er te veel leerkrachten zijn die bij een beetje tegengas van de kinderen al denken: we moeten het leuker maken.” 

Koster: „Het is al leuk.” 

Bakker: „En daarom doen wij hier niets geks of bijzonders. We geven gewoon les.” 

Leeswedstrijd 

Volgens Suzanne Bogaerds is de werkwijze van deze juffen een vorm van ‘expliciete directe instructie’. „Er is veel wetenschappelijk bewijs te vinden dat die aanpak heel effectief is.” De methode werkt als volgt: „Eerst biedt de leerkracht de nieuwe stof aan. Dan gaat hij of zij over op begeleide instructie: leerlingen laten meedenken, maar nog wel feedback geven. En langzaam schuift de verantwoordelijkheid richting de leerlingen zelf: doe het samen, probeer samen achter de betekenis van het woord te komen. De laatste fase is het zelf doen.” 

Maar, zegt Bogaerds, leesvaardigheid is „complex”. „We weten welke factoren ertoe doen, maar niet precies in welke mate. Naast de lesmethode, spelen ook bijvoorbeeld de didactische vaardigheden van de leerkracht een rol. Weet die de klas te boeien?” Het is dus niet gezegd dat elke leerkracht die expliciete directe instructie gebruikt, de leesvaardigheid van de klas omhoogstuwt. 

De juffen proberen ook het leesplezier van hun leerlingen te bevorderen, zoals met de leeswedstrijd van de poster. Bakker: „En als ik een boek heb gelezen, vertel ik er iets over. Ze komen ook naar mij toe om te zeggen dat ze hun boek uit hebben en dan vraag ik hoe het was. Ze mogen niet zeggen ‘leuk’ of ‘mooi’; ze moeten er meer over vertellen.” 

Koster: „En soms lees je een stuk voor en stop je op een spannend moment.” 

„Ik moet me weleens verdedigen tegen vrienden die ook in het onderwijs zitten”, zegt Koster. „Die zeggen dan: ‘Klassiek onderwijs, beetje saai’. En dan zeg ik: ‘Ja, maar ik weet zeker, en daar ben ik trots op, dat wij hier geen kinderen laaggeletterd van school sturen.” 

.

Schrijven en lezenalle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

3092

 

VRIJESCHOOL – Lezen (12-4)

.

Bij de regelmatig terugkerende berichten dat het met het Nederlandse onderwijs niet goed gaat, was er een tijdje geleden één, speciaal over het slechte leesniveau.
Ook al betrof het hier een onderzoek onder 15-16jarigen, wat er van het bericht bleef hangen, was toch vooral dat ook het primair onderwijs het resultaat van het onderzoek zich aanrekende.

Op 17 april 2024 verscheen in het NOS-journaal de hoofdinspectrice van het onderwijs, die – vooral ook gebaseerd op het hier genoemde en van kanttekeningen voorziene onderzoek over het ‘slechte leesresultaat’ – haar mening gaf, ook met de opmerking dat ‘het niet overal slecht gaat’ en ‘dat we van elkaar kunnen leren’.

Van elkaar leren is m.i. o.a. ook ‘luisteren naar wat anderen zeggen’ – in dit geval b.v. over ‘begrijpend lezen’. 
Een artikel daarover staat op deze blog hier.

In onderstaand artikel worden allerlei suggesties gedaan om het leesonderwijs te verbeteren.
Tussen de regels door zie je veel van wat onderdeel is van de vrijeschoolpedagogie. 

Trouw, o9-12-2023
.

Achterstand
.

We kunnen het leesniveau op scholen redden, denken Eva Naaijkens* en Marjolein Moorman*. Maar niet met het aanleren van nóg meer inhoudsloze basisvaardigheden. 

Hoe redden we het bedroevende leesniveau van onze kinderen? 

De leesvaardigheid van Nederlandse tieners is dramatisch verslechterd. Een op de drie 15-jarigen kan onvoldoende lezen en schrijven en heeft daarmee een grote kans om laaggeletterd het onderwijs te verlaten. Inmiddels scoren bijna alle EU-landen op dit vlak beter dan Nederland. En de dalende prestatie beperkt zich niet tot leesvaardigheid, ook op wiskunde en natuurwetenschappen scoort Nederland lager. Vorige week werd ook nog bekend dat onze scholieren de afgelopen zes jaar steeds slechter zijn gaan presteren op kennis van democratie en burgerschap. 

Verwaarlozing 

Deze resultaten staan niet op zichzelf. De oorzaak ligt in verwaarlozing van goed onderwijs als basis voor optimale ontwikkeling van ieder kind – een ontwikkeling die weer leidt tot een goed functionerende samenleving. 

Vreemd genoeg kwamen tijdens de verkiezingen het enorme lerarentekort, de dalende onderwijskwaliteit en groeiende ongelijkheid nauwelijks aan bod. Vreemd, want de effecten op de samenleving zijn immens: meer onbenut talent, minder goed opgeleid personeel, meer afhankelijkheid van zorg en steun, meer ongelijkheid en polarisatie en minder democratische participatie. We moeten vol aan de bak om ons onderwijs te redden. 

Het grote probleem is dat we op scholen steeds minder waarde zijn gaan hechten aan kennis van de wereld om de kinderen heen. Alle aandacht is verschoven naar basisvaardigheden, zoals technisch lezen. Die worden getoetst alsof ze op zichzelf staan. Ze worden niet gekoppeld aan de vaardigheid waar ze toe dienen: Het verwerven van kennis en inzicht. De verplichte doorstroomtoets aan het einde van acht jaar basisonderwijs is zelfs louter gericht op inhoudsloze basisvaardigheden. 

We hebben daarom geen zicht op wat leerlingen die de basisschool verlaten, weten over onze geschiedenis, de natuur om ons heen of over aardrijkskundige processen. En wat in het onderwijs niet wordt getoetst, krijgt daar vaak ook minder aan dacht. Veel scholen bieden daarom kennis van de wereld maar mondjesmaat aan. Dit werkt stevig door op de leesvaardigheid, het leesplezier en het kennisniveau van met name kwetsbare leerlingen. 

Amerikaans voorbeeld 

In de Verenigde Staten is een beweging van scholen opgekomen waar kinderen van jongs af leren over de wereld, de natuur en de geschiedenis. Onder ouders zijn deze scholen, de zogenaamde Core Knowledge Schools, populair. 
De afgelopen jaren hebben wetenschappers de scholen gevolgd en de resultaten van het onderzoek liegen er niet om. Leerlingen op deze scholen scoren significant beter op leesbegrip dan kinderen daarbuiten. De resultaten zijn zelfs zo goed dat de VS qua leesprestaties wereldwijd tot de top 5 zou behoren, als alle scholen in het land deze aanpak zouden volgen. 

Bovendien: de scholen waar veel gelezen wordt over kennisrijke thema’s, compenseren voor de sociaaleconomische achtergrond. Leerlingen uit armere milieus behalen dan net zulke goede resultaten als leerlingen uit rijkere milieus. Kansengelijkheid, laat dit onderzoek zien, zit in het aanbod dat scholen verzorgen. Met een op kennis gebaseerd curriculum, waarbinnen veel gelezen, gesproken en geschreven wordt, krijgen leerlingen de kans om zich goed te ontwikkelen, ongeacht de plek waar hun wieg heeft gestaan. 

Wie zich verdiept in recente rapporten over leesonderwijs, ziet dus een rode draad, een richting die aangeeft hoe we de leesvaardigheid kunnen verbeteren. Willen we van onze leerlingen betere en gemotiveerdere lezers maken en écht werk maken van kansengelijkheid, dan moet taal en lezen centraal komen te staan binnen vakken die de wereld naar binnen halen. Laat onze jeugd opgroeien in een wereld vol verhalen, breng ze in aanraking met verschillende soorten teksten, jeugdliteratuur, poëzie en artikelen uit verschillende nieuwsbronnen. Help leerlingen zichzelf voor, tijdens en na het lezen vragen te stellen, zodat ze kritisch leren nadenken. Daag hen uit zich te verplaatsen in de belevingswereld en emoties van anderen. Laat hen naast veel lezen ook veel praten en schrijven over wat er is gelezen. 

We kunnen kinderen veel meer ondersteunen met het opbouwen van een sterke gemeenschappelijke kennisbasis, waardoor ze dezelfde taal leren spreken. Het helpt hen met elkaar samen te werken, met en van elkaar te kunnen leren en kritisch te leren nadenken en reflecteren. Alleen zo maken we onze samenleving, economie en democratie weerbaar voor de toekomst. 

*Eva Naaijkens, schoolleider van de Alan Turing- school en auteur van boeken over onderwijs
Marjolein Moorman is wethouder onderwijs in Amsterdam 

.

Schrijven en lezen: alle artikelen

Algemene menskunde: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3086

 

VRIJESCHOOL – Lezen (12-3)

.

Bij de regelmatig terugkerende berichten dat het met het Nederlandse onderwijs niet goed gaat, was er een tijdje geleden één, speciaal over het slechte leesniveau.
Ook al betrof het hier een onderzoek onder 15-16jarigen, wat er van het bericht bleef hangen, was toch vooral dat ook het primair onderwijs het resultaat van het onderzoek zich aanrekende.

Op 17 april 2024 verscheen in het NOS-journaal de hoofdinspectrice van het onderwijs, die – vooral ook gebaseerd op het hier genoemde en van kanttekeningen voorziene onderzoek over het ‘slechte leesresultaat’ – haar mening gaf, ook met de opmerking dat ‘het niet overal slecht gaat’ en ‘dat we van elkaar kunnen leren’.

Van elkaar leren is m.i. o.a. ook ‘luisteren naar wat anderen zeggen’ – in dit geval b.v. over ‘begrijpend lezen’. 
Een artikel daarover staat op deze blog hier.

Trouw, 18-12-2023
.

De leesvaardigheid daalt, grote kans dat ‘begrijpend lezen’ een van de daders is 

.

Opnieuw is de leesvaardigheid van Nederlandse kinderen gedaald. Een opvallende mogelijke oorzaak is het vak ‘begrijpend lezen’, dat buiten Nederland nauwelijks bestaat. Wat is er mis mee? 

Stel dat we het snelle dalen van de leesvaardigheid van Nederlandse kinderen als een misdaad zouden zien. Dan komt bij veel
onderwijsexperts al snel een verdachte in beeld: het vak begrijpend lezen – dat alleen in Nederland op die manier wordt gegeven. Eerder deze maand bleek uit de zogeheten Pisa-studie dat de Nederlandse leesvaardigheid nu onder het gemiddelde ligt van de 36 deelnemende landen. [Let op de kanttekening van Gert Biesta: het betrof 15-16-jarigen]

 ‘Begrijpend lezen’ heeft niet alleen gehandeld, ‘de opkomst van de smartphone bij kinderen’ en ‘ouders die minder voorlezen’ waren waarschijnlijk medeplichtig, om over tal van andere mogelijke mededaders maar te zwijgen. Maar ‘begrijpend lezen’ is een intrigerende schurk, vermomd in een jas van goede bedoelingen. 

Wie leest, gebruikt daarvoor bewust en onbewust ‘leesstrategieën’. Denk aan: eerst kijken naar de kop, of letten op signaalwoorden zoals ‘maar’ of ‘omdat’ in de tekst. Met het idee dat die leesstrategieën bestaan, is niet zoveel mis, zegt Erna van Koeven, hoofddocent bij de lerarenopleiding van Hogeschool Windesheim. Het ging pas fout toen leerlingen (vanaf begin jaren negentig) die strategieën bewust moesten leren, in een apart vak met een eigen methode: ‘begrijpend lezen’. In veel gevallen gaat dat zo: leerlingen krijgen een losstaande tekst voor hun neus -bijvoorbeeld een versimpeld krantenartikel – en moeten daar vragen over beantwoorden.
Leerlingen die thuis al veel taal en veel kennis meekrijgen, uit boeken bijvoorbeeld, of door te kijken naar het Jeugdjournaal, weten er wel raad mee. Andere kinderen hebben veel meer moeite met begrijpend lezen. 

Oppervlakkig lezen

Dat merkte ook Mariska Okkinga in het onderzoek dat ze in 2018 deed naar de meest gebruikte methode: Nieuwsbegrip.
Leerlingen op het vmbo met een grotere woordenschat deden het mét die methode even goed (maar niet beter) als de controlegroep die les kreeg zonder die methode. Leerlingen met een kleinere woordenschat deden het na twee jaar slechter dan hun tegenhangers die de methode niet kregen. 

Waarom werken losse teksten niet goed? “Kennisontwikkeling is de basis van begrip”, zegt Van Koeven. “Als je langer aan een thema werkt, en daar meer teksten over leest en er langer over nadenkt, ga je die teksten beter begrijpen. Dan bouw je aan taal.” Door de combinatie van teksten en vragen gaan leerlingen oppervlakkig lezen, zegt Okkinga. Ze lezen eerst de vraag, en gaan dan in de tekst op zoek naar het antwoord. ‘Zoekend lezen’ dus. Beter is ‘studerend lezen’: lezen om daar wijzer van te worden. Maar bij het onderwijs in begrijpend lezen ontbreekt vaak zo’n doel. Het is volgens Okkinga geen toeval dat Nederlandse 15-jarigen met name slecht scoren op onderdelen die te maken hebben met ‘diep begrip’ van een tekst: reflecteren op teksten en teksten evalueren. Dat leren ze volgens haar niet voldoende bij begrijpend lezen, en daar worden ze ook niet op getoetst in Nederland. 

Er is nog een probleem. Lange tijd werkten de methodes met versimpelde teksten, zodat elke leerling mee zou kunnen komen in de klas. De dupe zijn – opnieuw – juist de kinderen die thuis minder taal meekrijgen. Juist zij zouden op school rijkere taal voorgeschoteld moeten krijgen, omdat dat thuis niet gebeurt, zegt Van Koeven. Bovendien zijn versimpelde teksten vaak juist moeilijker te begrijpen, bijvoorbeeld omdat signaalwoorden ontbreken. Inmiddels is een kentering gaande: uitgevers proberen juist weer rijkere teksten op te nemen. 

Van Koeven vindt dat begrijpend lezen helemaal ‘niet als apart vak zou moeten bestaan’. Begrijpend lezen zou een onderdeel moeten zijn van de rest van het onderwijs, bijvoorbeeld in wereldoriëntatie. En leesstrategieën zou je niet expliciet moeten aanleren. “Als je een tekst over dat thema leest met als doel om kennis op te doen, ga je je vooraf afvragen: wat weet ik al, waar zou deze tekst over gaan. Dat zijn leesstrategieën. Via een thema zoals ‘de middeleeuwen’ maken kinderen zich die dan op een natuurlijke manier eigen.” 

Het best werkt het als een leerkracht er andere teksten over dat thema bijhaalt en kinderen erover laat lezen, schrijven en vertellen. En samen met hen leest, liefst in kleine groepjes, en daarbij en passant laat merken hoe hij leesstrategieën gebruikt. In de praktijk hebben leerkrachten weinig tijd zo’n les voor te bereiden, en zijn de groepen groot. Terugvallen op een hapklare les begrijpend lezen, uit een methode die alle collega’s ook gebruiken, is dan wel heel verleidelijk. 

 .

Schrijven en lezen: alle artikelen

Algemene menskunde: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3085