.
9e – 11e klas – boetseren
.
In de mens leeft de innerlijke drang, het innerlijke verlangen om vormend in de ruimte, scheppend bezig te zijn. Dit plezier in het omgaan met het natuurlijke materiaal klei is ook al in de kindertijd duidelijk te ervaren. Onervaren, met volledige overgave vormt het kleine kind zijn innerlijke beelden. Of het nu een schelp is of een dier, de vraag is niet: is dat mooi, klopt dat? In plaats daarvan doet het gewoon en leeft het in het doen en is het blij met wat er is gebeurd. De situatie is later bij het ingaan van de puberteit anders, wanneer de jongere zijn werken intellectueel en emotioneel bekijkt en beoordeelt.
9e klas
Na enkele plastische oefeningen is het hoofdthema van het 9de leerjaar het boetseren van dierfiguren. De leerlingen hebben nog steeds een natuurlijke, oprechte sympathie voor de wereld van de dieren. Door dit thema kan een aanvankelijke afkeer van het materiaal en het doen overwonnen worden. Het tweede oefengebied is de draaischijf: het bewegen en het omhoog werken van het werkstuk, het creëren van een binnenruimte die zowel binnen als buiten oppervlaktespanning heeft.
10e klas
In het 10e leerjaar maken de leerlingen kennis met een ander materiaal, namelijk speksteen. In tegenstelling tot natte klei, die transformaties mogelijk maakt, is serieuze vormverandering beperkt. Het betekent dat de leerling een idee moet hebben van de vorm zodra hij de steen uitkiest.
Een tweede leergebied is het modelleren van “menselijke figuren”.
Het boetseren van een figuur betekent tegelijkertijd het eigen lichaam ervaren en meer bewust worden van hoe het menselijk lichaam is gevormd.
11e klas
Het laatste onderwerp, “het menselijk hoofd”, is een uitdaging, maar de meeste leerlingen kunnen zich in dit werk vinden. Na het bespreken van de verhoudingen en gelaatstrekken van het gezicht, werkt elke leerling zonder model voor zich, waardoor een fantasiehoofd ontstaat. De leerling bepaalt zelf de menselijke trekken en de leeftijd.
Nu wordt duidelijk welke vaardigheden zich kunnen ontwikkelen in het omgaan met de stof klei.
Het gevoel voor vorm: door het creëren van vormen zie en voel je de wereld van vormen meer gedifferentieerd en intenser.
De kracht van observatie: het oog volgt actief het artistieke proces en onderzoekt en wordt getraind om goed te kijken.
De beleving van de omgeving: Door artistieke creatie leert de leerling de omgeving bewuster waarnemen.
De vorming van de wil: De eerste impuls van de wil ontstaat in het begin wanneer je voor de vormloze massa staat en verondersteld wordt iets uit niets te vormen. Dan is er veel doorzettingsvermogen nodig, ook als je al lang wil stoppen voor het artistieke proces echt afgerond is.
Zelfkritiek: je leert vormfouten herkennen en veranderen.
Fijne motoriek: Het belangrijkste werk wordt gedaan met de vingertoppen.
Creativiteit: het ontwikkelt zich tijdens het doen en blijft als ervaring. Je krijgt steeds meer vertrouwen in je eigen creativiteit.
.
Foto’s: Rudolf Steinerschool Nürtingen – Duitsland.
Deze school heeft als praktische vakken:
boekbinden, scheikunde-practicum, tuinbouw, handwerken, handenarbeid, informatica, koperslaan, schilderen, boetseren, kleding maken, spinnen.
.
Handenarbeid: alle artikelen
Klas 9: alle artikelen
Klas 10: alle artikelen
Klas 11: alle artikelen
.
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle artikelen
.
2851
.