.
J.Ytema, nadere gegevens onbekend
.
HET BLOKFLUITEN IN DE VRIJESCHOOL
“Zeg vliegje, vliegje, kleine guit!
“Wat doe jij op m!n mooie fluit?”
“Och, ‘k rek m’n pootjes maar een beetje,
‘k vind ’t hier gezellig, weet je.
Eerst de kleine achteraan,
En dan mag de voorste gaan.
Snuffeltje zit op een bankje, middenin
Hij heeft het daar heel erg naar zijn zin.
Ook achteraan rust er al eentje uit,
Hij zit lekker in de zon, de kleine guit.”
Pootjes, pootjes, één voor één,
Lopen over ‘t fluitje heen.
Eerst naar achter, dan naar voor.
“Goed zo, vliegje, ga zo door!”
Zo zie en hoor je de eerste klassertjes, met de punt van de tong soms tussen de tanden, vol aandacht dit leuke gedichtje zeggen en in de vingertjes op hun fluitjes op en neer bewegen. Een bijzonder plezierig en uiterst nuttig spelletje om de vingerbewegingen voor het fluit spelen te oefenen.
Als een rode draad door de lessen loopt het verhaal over een herder die op de eenzame heide woont en in zijn hut in zijn ledige uren fluiten maakt en bespeelt.
Wij horen de zachte tonen van dit instrumentje over de heide zweven en verwaaien.
We hadden hem gevraagd ook voor ons zo!n fluit te maken. En op een dag waren alle fluiten klaar en mochten wij zo’n prachtig fluitje in onze handen nemen, betasten, bevoelen, de gaten ontdekken. O, wat was dat fluitje met liefde gesneden en wat waren we de herder dankbaar
Elke les beginnen we te luisteren naar het prachtige, wat dromerige liedje “Op de heide” uit Elisabeth Lebrets “De Wereld klinkt”.
De bij de wisseling der lessen wat onrustig geworden kinderen worden bij het horen van deze melodie op de pentatonische* Choiroi-fluit met haar bijzonder milde, zachte klank helemaal rustig en neuriën en zingen zachtjes het liedje mee. Zo komen we in die vreedzame stemming, waarin de herder op de heide leeft, ver van het geraas en het “gedoe” van de uiterlijke wereld. Het is een stemming van verbondenheid met de natuur, met de seizoenen, met planten en dieren. Over de herder wordt in elke les iets verteld en zingen we liedjes welke met hem en de natuur in verband staan.
Als we later wat wegwijs zijn geworden op de fluit, zullen we deze zg. pentatonische liedjes ook leren spelen.
We leren hoe de wind langs het riet blaast en vervolgens ook door het “riet” fluit. Ik speel een toon voor. De kinderen luisteren en als een echo spelen ze deze toon na en luisteren weer, tot de toon weggestorven is. Hoe klinkt deze echo-toon? Is hij net zo mooi als die van mij? Op dit echo-spel zijn allerlei variaties mogelijk. Later speel ik niet meer voor, maar geef met een handgebaar aan welke toon de kinderen moeten spelen. Zo komen we tot het spelen van eenvoudige en later in de klassen 2 en 3 ook moeilijker liedjes, welke na enige tijd ook uit het hoofd gespeeld kunnen werden. Intussen hebben we de pentatonische Choroi-fluit vervangen door een Aura-sopraanblokfluit*
Gedurende al die lessen komen, aanvankelijk spelenderwijs, later ook bewuster, zaken aan de orde als maat, ritme en melodie.
In klas 3 beginnen we met de notatie van de liederen, in het begin van reeds gekende, tenslotte ook van nog nooit eerder gespeelde melodietjes. De kinderen krijgen een muziekschrift en schrijven de oefeningen en liedjes over.
In klas 4 spelen we canons en tweestemmige liedjes, – waaraan de kinderen, evenals bij het zingen, veel vreugde beleven.
In klas 5, 6 en 7 kunnen de kinderen naast de sopraanblokfluit tijdens buiten de schooltijden geplande lessen de altblokfluit leren bespelen en kan meerstemmige muziek worden gespeeld. Samen met door ouders en/of leerkrachten te bespelen tenor- en basblokfluit kunnen we tenslotte komen tot “musiceren”.
Bij al de lessen moeten wij volwassenen ons goed voor ogen houden dat het leren bespelen van een muziekinstrument niet ten doel heeft van onze leerlingen kleine artiesten te maken. De vrijescholen zijn er niet op uit specialisten te vormen, maar veelzijdig ontwikkelde en geïnteresseerde mensen, die in staat zullen zijn, het eenzijdig gerichte beroepsleven op gezonde wijze te kunnen verdragen. Wij willen helemaal niet proberen de kinderen “kunst” te laten produceren. Het gaat bij het kunstzinnig werk om heel iets anders – en laten we ons in het kader van dit artikel bij de muziek houden. Wanneer we de toon in al zijn schoonheid willen laten klinken, wanneer we een lied, een canon, een instrumentaal muziekwerkje in al zijn nuances willen ten gehore brengen, dan vereist dat een enorm doorzettingsvermogen en een voortdurende oefening. We behoeven dan niet altijd tevreden te zijn met een redelijke beheersing. Zo nu en dan moeten we eisen dat een muziekstukje tot in de finesses wordt afgewerkt, dat er een zekere schoonheidsbeleving door ons heentrilt. Alvorens dat ervaren kan worden, zullen we crises en teleurstellingen moeten overwinnen. Maar als die tenslotte na lange oefening en vele herhalingen overwonnen zijn dan ontstaat er in de groep een gemeenschappelijke voldaanheid en een soort verknochtheid welke van onschatbare waarde zijn. Wanneer bij een schoolfeest het applaus opklinkt dan is dat de beloning voor onze gezamenlijke inspanningen en een stimulans om door te gaan.
Al deze kunstzinnige arbeid en ontwikkeling vormen derhalve de wil.
Er bestaat geen betere scholing van de wil dan het steeds maar weer oefenen, juist als er moeilijkheden en tegenslagen overwinnen moeten worden. De volwassene kan alles tot oefening maken, het kind moet daartoe iets schoons gebruiken, het moet er vreugde aan kunnen
beleven.
Daarom moet alle onderwijs kunstzinnig onderwijs zijn en evenals alle andere vakken in de vrijeschool is muziek een middel om het kind te helpen op zijn ontwikkelingsweg naar de volwassenheid.
(J.Yntema, nadere gegevens ontbreken.)
*De Choroifluit ‘met alle gaatjes’ vind ik mooier klinken dan de hier genoemde Aurafluit. Een pentatonische fluit is m.i. niet nodig. Op de diatonische kunnen de kinderen van begin af goed spelen, daar ze de eerste liedjes alleen met de linkerhand – wijsvinger, middelvinger, ringvinger spelen. Bovendien leren ze zo meteen de juiste plaatsing van de vingers.
Ik ben geen voorstander de fluit met de rechterhand – wanneer met deze nog niet gespeeld wordt – aan het uiteinde met de volle hand te laten omvatten; beter lijkt mij ook meteen met de rechterduim in het midden de fluit te ondersteunen met de andere vingers min of meer boven de gaatjes.
De houding is natuurlijk heel belangrijk: de fluit is geen stropdas, noch een trompet. Je zit vrij van je tafeltje: dus geen ellebogen daarop; geen knieën over elkaar; mooi rechtop.
Muziek: alle artikelen
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle beelden
Opspattend grind [7] [10] [24]
Beste mensen, Kent iemand een sinterklaasliedje dat op een choroi fluit (pentatonisch) gespeeld kan worden? Vriendelijk dank!
U zou hier eens kunnen kijken.
Groet,
Pieter W