VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over dierkunde (GA 205)

.

In Steiners pedagogische voordrachten [GA 293-311] vinden we concrete aanwijzingen en achtergronden voor het dierkundeonderwijs.

Buiten deze voordrachten heeft hij ook vanuit de meest verschillende invalshoeken gesproken en geschreven over de verhouding mens-dier.

In GA 205, voordracht 12, gaat hij bv. in op het fenomeen ei-vogel. Voor de dierkundeles is het m.i. niet bruikbaar, maar in deze voordracht staan wél gezichtspunten die voor de leerkracht als achtergondkennis belangrijk zijn:

Wenn Sie die Säugetiere betrachten, so werden Sie sich sagen: Die sind noch mehr an die Erde gebunden als der Mensch. Diese Säugetiere sind auch mit dem an die Erde gebunden, womit der Mensch nicht an die Erde gebunden ist, zum Beispiel mit den vorderen Gliedmaßen; denn die Affen gehen auch nur in seltenen Fällen aufrecht, und das tun selbst die Hunde, wenn sie aufwarten, aber es ist ihnen nicht natürlich. Es ist selbst dem Gorilla nicht natürlich, aufrecht zu gehen, er klettert; es sind wirkliche Greiforgane, sie sind zum Fortbewegen, diese vorderen Gliedmaßen. Der Mensch ist also halb abgehoben von der Erde, der Vogel ist ganz abgehoben von der Erde, das Säugetier ist mit seinen vorderen Gliedmaßen ebenso wie mit seinen hinteren Gliedmaßen an die Erde gebunden. Es ist also ganz und gar ein Erdenwesen in gewisser Beziehung. Der Mensch macht sich wieder frei von der Erde durch die aufrechte Stellung seines Rückgrats, das Säugetier ist ganz und gar an die Erde gebunden. Danach ist auch die ganze übrige Gestalt des Säugetieres gebaut. 

Wanneer u naar de zoogdieren kijkt, dan zal u zeggen: die zijn nog meer aan de aarde gebonden dan de mens. Deze zoogdieren zijn ook aan de aarde gebonden waarmee de mens niet aan de aarde gebonden is, bv. de ledematen van voren; want de apen lopen maar in een zeldzaam geval rechtop en dan doen zelfs de honden, wanneer ze [voor aufwarten vond ik geen geschikte vertaling, tegen je opspringen?], maar dat past niet bij ze. Ook de gorilla loopt van nature niet rechtop, hij klimt; het zijn echte grijporganen, de voorste ledematenze zijn er om te kunnen voortbewegen. [1] De mens is dus half van de aarde afgekeerd, de vogel helemaal, het zoogdieris met zijn voorpoten én met zijn achterpoten aan de aarde gebonden. In zeker opzicht is het dus helemaal een aarde aardewezen. De mens maakt zich weer vrij van de aarde door de rechtop positie van zijn ruggengraat; het zoogdier is helemaal aan de aarde gebonden. Ook de rest van de gestalte van de zoogdieren is daarvoor gebouwd. 

Der Mensch ist an die Erde gebunden durch die unteren Gliedmaßen; er macht sich frei. Das Säugetier steht mitten drinnen, steht mit vier Säulen auf der Erde auf: es wird aus der Erde herausgebildet. Es sind also die aus der Erde direkt herauswirkenden Kräfte, die vorzugsweise auf das Säugetier wirken.
Solche Dinge hat eine ältere, instinktive Wissenschaft sehr gut gekannt. Daher hat sie in dem, was beim Menschen sich am unabhängigsten von der Erde bildet, weil es eigentlich nur eine Metamorphose des früheren Erdenlebens ist, daher hat eine frühere Anschauung im Kopfe des Menschen einen Vogel, einen Adler gesehen. In dem Gliedmaßen-Stoffwechselmenschen, der ganz zur Erde hin organisiert ist, hat eine frühere Anschauung gesehen einen Ochsen oder einen Stier oder eine Kuh, weil das ein Tier ist, das nun ganz zur Erde hin organisiert ist. In dem mittleren Teile des Menschen, der gewissermaßen das Verbindungsglied zwischen dem Adler und der Kuh oder dem Kalb ist, in diesem mittleren Menschen hat man dasjenige gesehen, was allerdings sich loslöst in einer gewissen Weise gerade durch den Stoffwechsel von dem Irdischen; das können Sie daraus sehen, nicht wahr, daß der Löwe einen sehr kurzen Darm hat. Sein Stoffwechselsystem ist außerordentlich primitiv, dagegen ist sein Brustsystem, sein Herzsystem in ganz besonderer Weise ausgebildet. Daher auch seine Leidenschaft, seine Wut und so weiter. Den Löwen hat die ältere, instinktive Anschauung in dem mittleren Teil des Menschen gesehen. Das waren durchaus Anschauungen, die auf etwas fußten.

De mens is aan de aarde gebonden door de onderste ledematen; hij maakt zich vrij. Het zoogdier staat er tussenin (er is ook over de vogels gesproken die zich ‘los’ kunnen maken van de aarde), staat met vier staanders op de aarde: het wordt vanuit de aarde gevormd. Het zijn dus de krachten die vanuit de aarde direct op het zoogdier inwerken. Dit soort dingen waren in een oudere, instinctieve wetenschap zeer goed bekend. Daarom vind je, wanneer het gaat om het deel van de mens dat het meest onafhaneklijk van de aarde gevormd is, omdat het eigenlijk alleen maar een metamorfose van eerdere aardelevens is, daarin in het hoofd van de mens, een vogel, een adelaar. In de ledematen-stofwisselingsmens die zo gevormd is dat deze zich helemaal naar de aarde richt, heeft de oude opvatting een os of een stier gezien of een koe, omdat dat dieren zijn die helemaal naar de gericht zijn gevormd. In het middendeel van de mens dat in zekere zin de verbinding vormt tussen de adelaar en de koe of het kalf, zag men wat zich in zekere zin losmaakt van de aarde door de stofwisseling; dat kan je zien aan het feit dat dfe leeuw een zeer korte darm heeft. Zijn stofwisselingssysteem is buitengewoon primitief, maar zijn borstsysteem daarentegen, zijn hartsysteem is op een heel bijzondere manier gevormd. Vandaar zijn begeerte, zijn agressie enz. De oude instinctieve opvatting heeft de leeuw beschouwd als het middendeel van de mens. Dat waren zeer zeker opvattingen die ergens op gebaseerd waren.
GA 205/117-118
Niet vertaald

[1] Veel waarnemingen van de laatste vijftig jaar laten zien dat apen veel meer met hun voorste ledematen doen, dan alleen maar klimmen; ze kunnen er heel ‘handig’ mee zijn. Toch staat de activiteit van hun voorste ledematen voor een veel groter deel in het teken van lijfsbehoud dan bij de mens. ‘Een dier doet wat hij moet’ geldt ook voor de aap: er is bijna geen mogelijkheid tot een vrije keuze, zoals die mens die heeft m.n. ook met zijn handen.

Op een bepaalde manier komen deze dieren: adelaar, leeuw en koe vaak in de dierkundeperiode van klas 4 voor.

Ernst Michael Kranich heeft ze, met het oog op de dierkunde, vanuit een bepaald standpunt behandeld:   de adelaar   de leeuw   de koe

Het is ook altijd goed om kinderen in of naar de toekomst te wijzen. In dit geval komen deze dieren terug wanneer in de periode geschiedenis o.a. over Egypte naar de sfinx gekeken wordt.
Het is bij deze onderwerpen vooral van belang de kinderen geen mening op te dringen, vooral geen antroposofische! Wél kan je de kinderen stimuleren goed te kijken wat ze zien, je kan er verwondering voor wekken, vragenderwijs ze antwoorden laten vinden op het ‘waarom’. En wellicht heeft te maken met wat je in de dierkunde van het jaar daarvoor hebt geleerd over hoofd, borst en ledematen. 

Dan kunnen er bv. dit soort tekeningen/schilderingen ontstaan:

.

Rudolf Steiner over dierkundealle artikelen

Dierkundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld4e klas dierkunde    zie de aparte afbeeldingen voor de ‘vier dieren’

.

1958

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

2 Reacties op “VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over dierkunde (GA 205)

  1. Wat een mooie schildering!
    In de dierkunde periode wordt de relatie met de mens gelegd toch?
    Hoort de mens er dan ook niet bij op de schildering?

    • De relatie mens-dier of mens plant en dat geldt ook juist voor het kind, is m.i. heel belangrijk. Het ‘waarom’ vind je in de verschillende artikelen.
      Wat de tekening betreft: de mens kan er zeker bij, maar je hebt als leerkracht ook de vrijheid je motieven te kiezen waarom je iets doet (of laat). Omdat ik niet weet wie de tekening heeft gemaakt, kan ik je complimenten niet overbrengen.

Geef een reactie op phawitvliet Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.