VRIJESCHOOL – 6e klas – geschiedenis (4-4)

.

DE KAROLINGISCHE RENAISSANCE|

.

De levensbeschrijving door de monnik Einhard

Het is altijd moeilijk om af te gaan op wat een man in zijn mateloze bewondering voor een vorst over hem heeft geschreven. De monnik Einhard, een goede vriend van Karel de Grote, heeft het leven van de grote keizer in het boek ‘Vita Caroli’ op schrift gezet. Hij deed dat na diens dood en we mogen wel aannemen, dat hij de persoon van de keizer verheerlijkt heeft en op z’n zachtst gezegd de zaken wat rooskleurig heeft voorge­steld.

Wil men Einhard geloven, dan was de keizer een groot bewonderaar van vele kunstvormen. Tijdens de maal­tijden wenste de keizer muziek te horen. Karel de Grote moet dus de beschikking hebben gehad over eigen muzikanten. Verder wilde Karel dat men hem voorlas uit de Bijbel en de werken van de Heilige Augustinus. Daaruit blijkt overduidelijk, dat de keizer niet kon lezen en schrijven. Wel moet hij Frankisch en Latijn hebben gesproken en Grieks kon hij op z’n minst verstaan. Karel de Grote zou ook een groot bewonderaar zijn geweest van sier­voorwerpen, de bouwkunst en koor­zang.

Ook al zou Einhard wat overdreven hebben, dan toch moet er wel een kern van waarheid in zijn beschrijving hebben gezeten. Zeker is, dat ten tijde van Karel de Grote de kunsten en wetenschappen weer begonnen te bloeien.

De wedergeboorte van de beschaving

Eeuwenlang had Europa, overheerst door de krijgszuchtige Franken, niets dan oorlog en onrust meegemaakt. De oude Romeinse beschaving en wetenschap waren in het strijdgewoel ten onder gegaan. Bibliotheken waren verbrand en aan het onderwijs werd vrijwel geen aandacht besteed. Alleen in sommige kloosters was nog een restje van de oude beschaving over­gebleven.

De groeiende rust en de veiligheid in het rijk van Karel de Grote gaven de kunsten en wetenschappen de kans weer op te bloeien. Deze opbloei staat in de geschiedenis bekend als de ‘Karolingische Renaissance’. Het woord renaissance betekent ‘weder­geboorte’. Dit houdt in, dat het niet ging om volkomen nieuwe uitingen van kunst en wetenschap. De Karo­lingische renaissance werd in zekere mate de wedergeboorte van de verlo­ren gegane Romeinse beschaving. Het barbaarse tijdperk van de onbe­schaafde Germaanse volkeren liep ten einde, door de nieuwe bloei van de begrippen ‘kennis’ en ‘schoonheid’.

De monnik Alcuin, de ‘minister’ van onderwijs

De belangrijkste figuur van de Karo­lingische renaissance was een monnik. Hij heette Alcuin en was als prediker uit Engeland naar het Frankische rijk gekomen. In het rijk van de Angelen en Saksen was, anders dan op het Europese vasteland, nog veel van de Romeinse erfenis bewaard gebleven in de kloosters. Alcuin was een zeer belezen man, een van de grootste geleerden van zijn tijd. De monnik Alcuin werd de leider van het wetenschappelijke en culturele leven in het Frankische rijk. Hij was eigenlijk de minister van onderwijs en wetenschappen in het rijk van Karel de Grote. Met hem was Karel de Grote van mening, dat goed onderwijs voor het volk de schakel vormde naar beschaving. Daarmee werden niet de scholen bedoeld, waar de bisschoppen hun priesters opleid­den.
Er werd een hofuniversiteit gesticht, waar de edelen en de hoge ambtenaren lezen en schrijven leerden. Er kwamen kloosterscholen, waar het gewone volk leerde lezen, zangles kreeg en onderricht werd hoe men de kerkelijke feestdagen kon berekenen. Het beperkte lesprogramma mag natuurlijk niet worden vergeleken met dat van het moderne onderwijs. Alcuin hervormde de opleiding voor de hogere geestelijken. De ‘Zeven Vrije Kunsten’ waren bindend op elk lesrooster. Daar hoorden bijvoorbeeld rekenkunde, de meetkunde en de Latijnse spraakkunst bij. Het klassieke Latijn, de taal van de Romeinen werd daarmee in ere hersteld.
Karel de Grote gaf veel steun aan zijn raadsheer voor onderwijszaken. Aan het hof vormde zich een kring van geleerden. Tijdens vele gesprekken met de geleerden nam de keizer steeds een duidelijk standpunt in.

De kloosters ais middelpunt van beschaving

Door alle studie, voornamelijk be­oefend door de geestelijkheid, werden de kloosters het middelpunt van de Frankische beschaving, wetenschap, kunst en letterkunde. In de abdijen waren grote schrijfateliers, waar met grote nauwkeurigheid en in fraai geschreven letters boeken werden omgeschreven. Vooral in Engeland waren nog vele geschriften van de Romeinen te vinden, waarvan af­schriften naar het Frankische rijk werden gezonden. Het is nauwelijks voor te stellen, hoeveel tijd het over­schrijven en illustreren van één boek moet hebben gekost. Door het over­schrijven van oude geschriften is veel bewaard gebleven uit de oude geschie­denis, wat anders verloren zou zijn gegaan.

De Karolingische bouwkunst

Vooral in de bouwkunst spiegelden de Franken zich aan het Romeinse voorbeeld. De oude Frankische palei­zen en andere gebouwen waren niet veel meer geweest dan een soort blokkendozen. Maar KareL de Grote had in Italië de Romeinse paleizen en de schitterende kerken gezien. Hij stuurde zijn beste bouwmeesters naar het zuiden om de oude bouwkunst te bestuderen. Ze maten alles nauwkeurig op, maakten ijverig tekeningen en schreven alle bijzonderheden op. Uit Italië namen ze vaklieden mee naar Frankenland. Zelfs werden zuilen en beeldhouwwerken afgebroken uit de Romeinse ruïnes en op zware ossenkarren meegevoerd. Alles werd ge­daan om de Romeinse bouwkunst zo goed mogelijk te imiteren. Helemaal lukten de imitaties niet. Oppervlakkig gezien zagen de Karo­lingische paleizen en kerken er vrij Romeins uit, maar bij nadere be­schouwing waren ze toch wel wat plomp en massief. Het belangrijkste overblijfsel van de herboren bouw­kunst is het oudste, achthoekige gedeelte van de Akense Dom. Deze werd gebouwd op de fundamenten van een Romeinse badinrichting en was bedoeld als kapel voor de koninklijke palts. Het bouwwerk werd omstreeks het jaar 800 voltooid. Het is het oudste nog bestaande stenen gebouw ten noorden van de Alpen. De kapel telde twee verdiepingen. Beneden stond het altaar en daar was de ruimte voor de kerkgangers. Vanaf de tweede verdieping woonden Karel de Grote en zijn hofhouding de diensten bij.

Grondslag voor het middeleeuwse leven

De opbloei van kunsten en weten­schappen ten tijde van de Karolingen vormde de grondslag voor de middeleeuwse beschaving. De Europese edelsmeedkunst, de beeldhouwkunst, de bouwkunst en de letterkunde vonden allemaal hun oorsprong in de drang naar beschaving van keizer Karel de Grote.

Een van de fraaiste voorbeelden van de Karolingische edelsmeedkunst is de kelk van Tassilo, die zich tegen­woordig in een Oostenrijks museum bevindt. De kelk werd door Tassilo, de hertog van Beieren, aan een klooster geschonken. Rondom is de kelk versierd met afbeeldingen van Christus, de evange­listen en andere heiligen. Een karakte­ristieke kunstvorm uit de Karolingische tijd waren ook de relikwie­schrijnen. Dat waren kostbare kast­jes, waarin de resten van een heilige of heilige voorwerpen werden be­waard. De schrijnen waren juweeltjes van goudsmeedkunst en snijwerk. Voor de middeleeuwse christenen vertegenwoordigde een plukje hoofd­haar, een vingerbotje, een stuk van een mantel of een ander persoonlijk eigendom van een heilige, een grote schat.

De schilderkunst, die later tot de “kunst der kunsten’ van Europa zou opbloeien, ontstond ten tijde van Karel de Grote. Aanvankelijk beston­den de schilderijen uit kleine illustraties in bijbels en andere boeken. Later begon men de muren van kerken te beschilderen, om het volk iets van de Bijbelse verhalen te laten begrijpen.

De Karolingische renaissance bereikte het hoogtepunt omstreeks 850, dus 35 jaar na de dood van de keizer. Schitterende abdijen waren overal te vinden in het Frankische land, alle­maal voorzien van schitterende en kostbare bibliotheken. Binnen de grenzen van het machtige rijk leefde het volk veilig. Men kon zich bezig­houden met allerlei andere zaken dan oorlogvoeren. Europa stond aan de vooravond van een nieuwe tijd!

Onrust in het huis van de Karolingen

De dood van Karel de Grote

In het najaar van 812 kwam Karel de Grote aan in zijn meest geliefde verblijfplaats, de palts te Aken. Voor de keizer was het letterlijk en figuur­lijk herfst. Hij was een oude man geworden, die zijn bevende handen niet meer in bedwang kon houden. Zijn gebogen gestalte maakte duide­lijk dat hij het regeren moe was. Zijn enige wens was, in de warme bronnen van Aken verlichting te vinden voor zijn reumatiek, die hem mank had gemaakt.

Bij de palts aangekomen, zag hij dat de mooie Mariakapel gedeeltelijk was ingestort. Het gebouw, de trots van Karel, was door de bliksem getroffen. Als een onheilspellend voorteken bleek de gouden rijksappel, het symbool van de Frankische een­heid, uit de kapel te zijn verdwenen…
De oude keizer had de laatste jaren weinig strijd meer gekend, maar des te meer verdriet. De dood had verschillende malen toegeslagen en had hem beroofd van drie kinderen, in de kracht van hun leven. De grijsaard was op, verslagen door de jaren en verteerd door verdriet. In de koude januarimaand van 814 stonden de lijfartsen van de keizer aan zijn ziekbed. Ze konden niet anders vrezen dan het ergste. De keizer kreeg steeds hogere koorts en een vergevorderde longontsteking sloopte zijn laatste krachten. Op 28 januari 814 blies de grote Frankische keizer zijn laatste adem uit, waar­schijnlijk 72 jaar oud, na een rege­ringsperiode van 46 jaar.

Opgevolgd door zoon Lodewijk de Vrome

Een jaar voor zijn dood had Karel de Grote, die zijn einde voelde naderen, eigenhandig zijn enig overgebleven zoon de keizerskroon op het hoofd gedrukt. Opzettelijk had Karel dat zelf gedaan, omdat hij duidelijk wilde laten zien dat hij slechts aan Christus verantwoording wilde afleg­gen. De rol van de paus leek daarmee helemaal te zijn teruggebracht tot die van een biddende, vrome monnik. Van de zonen die Karel eens had bezeten, was Lodewijk verreweg de minst bekwame. Maar de oude keizer had geen keus meer…

Spreekwoordelijke vroomheid

Lodewijk was een uiterst gelovig man, wat hem al gauw de bijnaam ‘de Vrome’ bezorgde. Een van zijn eerste daden was, zijn kroning te laten overdoen door de paus, in 817. Daarmee maakte hij duidelijk, dat hij als gelovig christen de paus wilde eerbiedigen. Op slag nam de invloed van de paus aanmerkelijk toe… Lodewijk de Vrome was lichamelijk het evenbeeld van zijn vader. Hij was krachtig gebouwd en een even goede ruiter en jager als Karel de Grote in zijn dagen was geweest. Maar daar­mee hield de vergelijking ook op. Lodewijk was toegevend en zacht­aardig. Dat maakte hem niet tot de geschiktste persoon om het grote Frankische rijk bijeen te houden. Zijn vroomheid was spreekwoordelijk en hij toonde zich altijd onderdanig tegenover de hogere geestelijkheid. De kerk kon daardoor steeds meer greep op zijn regering krijgen.

Opruiming van de Germaanse resten

Lodewijk de Vrome gedroeg zich in zijn rijk niet bijzonder tactvol. Hij begon met zijn naar zijn mening wat al te levenslustige zuster naar een klooster te sturen. De hofadel werd vervangen door monniken en kerkgeleerden. Wat ook maar enigszins naar een Germaanse afkomst riekte, moest onmiddellijk verdwijnen. De verzameling heldendichten van zijn vader werd in opdracht van Lodewijk grotendeels verbrand. De namen van de maanden werden veranderd, omdat ze van Germaanse oorsprong waren…

Tegenstanders en heidenen werden door de nieuwe keizer, zonder het mededogen dat van een gelovig chris­ten mocht worden verwacht, de ogen uitgestoken en in kerkers opgesloten. Ook de zoons van zijn gestorven broers, die als erfgenamen van de troon wel eens moeilijkheden zouden kunnen veroorzaken, liet hij op die manier verdwijnen.

Wolken aan de horizon

In het rijk van de Franken, dat in de tijd van Karel de Grote krachtig en rechtvaardig was bestuurd, verschenen donkere wolken aan de horizon. In plaats van een krachtig vorst omringd met geleerden, letterkundi­gen en goede raadgevers, gingen geestelijken de dienst uitmaken. De vrome Lodewijk was maar al te gemakkelijk bereid naar de influiste­ringen van de geestelijken te luisteren. Hij kreeg het steeds moeilijker om belangrijke beslissingen te nemen. Zoiets stelde hij maar liever uit. Er kwamen moeilijkheden, die om een duidelijk oordeel en een krachtige beslissing vroegen. De paus veroor­zaakte zo’n moeilijkheid. Hij pro­beerde steeds meer greep te krijgen op de Franken.

De graven en hertogen van de ver­schillende gouwen en marken vorm­den een nog grotere moeilijkheid. Bij gebrek aan een strenge hand begonnen ze steeds zelfstandiger op te treden Een laatste, maar zeker niet de kleinste moeilijkheid werd gevormd door de Vikingen, die steeds vaker de grenzen van het rijk schonden. Dorpen, kerken en kloosters aan de kusten werden door hen geplunderd. De vrome en besluiteloze keizer wist niet hoe hij al die moeilijkheden moest oplossen.

Onrust in gouwen en marken

Onder het krachtige bestuur van Karel de Grote was er voor de graven en hertogen maar weinig speelruimte geweest. Nooit hadden ze het gewaagd zelf voor ‘koninkje’ te gaan spelen. Lodewijk de Vrome liet de teugels vieren en gaf zijn leenmannen meer speelruimte dan ze aankonden. Bo­vendien nam Lodewijk een aantal leengebieden in, beperkte de rechten van andere leenmannen en koos ook nog andere vazallen. Die kregen het land niet in leen, maar in eigendom. Het gevolg daarvan was, dat de keizer  zijn  trouwste  leenmannen kwijtraakte, vele anderen ontevreden maakte en zijn macht ook voor een groot deel uit handen gaf.

De Karolingische broederstrijd

Het leek wel of Lodewijk de Vrome een speciaal talent had om problemen op te roepen. Als goed Frankisch hoofdman besliste hij al bij zijn leven, hoe het rijk na zijn dood bestuurd moest worden. Hij had drie zoons: Pippijn, Lotharius en Lode­wijk. Lotharius zou de nieuwe keizer worden en de twee andere koningen zouden koning worden over de helft van het rijk. Zo op het oog geen slechte oplossing, als niet Lodewijk de Vrome na enige tijd zou zijn hertrouwd. De beeldschone, zwart­harige keizerin Judith van Welf schonk de keizer na vier jaar huwelijk een zoon, die Karel werd gedoopt. In het huwelijkscontract was al bepaald, dat de nakomelingen uit het tweede huwelijk van de keizer niet zouden meedelen in de erfenis. Maar keizerin Judith gebruikte al haar talenten om de keizer tot andere gedachten te brengen. Lodewijk ging al snel door de knieën: zijn geest was gewillig, maar zijn vlees was zwak…
Prins Karel zou ook een portie van het rijk krijgen, wat ten koste van de andere broers zou gaan. Pippijn, Lotharius en Lodewijk namen dat niet en trokken ten strijde tegen hun eigen vader, om het ‘nakomertje’ van zijn leven te beroven en dus van zijn erfdeel.

Het ‘Leugenveld’

Bij de plaats Colmar aan de Rijn voltrok zich de strijd, die vooral opviel door verraad en overloperij.
De drie oudste prinsen wonnen de slag, maar naar later zou blijken niet de oorlog. Voorlopig werd de jonge prins Karel op een zijspoor gezet. Stiefmoeder Judith werd naar oud-Frankisch gebruik door de broers beticht van overspel en in een klooster ondergebracht.
De plaats van de veldslag werd later het ‘Leugenveld’ genoemd, wat al genoeg zegt over de gebeurtenissen… De behandeling van de keizer door zijn eigen zoons, die hem na de slag triomfantelijk kwamen bezoeken, betekende een zwarte bladzijde in de geschiedenis van het Karolingische huis. In de kerk van Soissons werd de keizer zijn kroon van het hoofd gerukt, zijn mantel in stukken van het lichaam gescheurd en zijn scepter uit de handen geslagen. Daarna wikkelden de drie zoons hun vader in een monnikspij en strooiden as over zijn hoofd.
Ten aanschouwen van zijn volk moest Lodewijk zich laten vernederen en laten zien hoe hij had gefaald…

Het rijk stond in brand…

Na hun verwerpelijke daad zagen de broers er ook niet meer tegenop om onderling ruzie te gaan maken over de verdeling van macht. In het geharrewar dat toen ontstond, kozen Pippijn en Lodewijk de zijde van hun vader. Ze erkenden hem weer als keizer en haalden stiefmoeder Judith uit het klooster. Die begon prompt opnieuw met haar spel om haar zoon Karel naar voren te schuiven. Het was geen hartroerende vader­liefde, die Pippijn en Lodewijk de zijde van hun vader Lodewijk de Vrome deed kiezen. Ze waren bang voor de heerschappij van hun oudste broer Lotharius. De broederstrijd laaide hoger op dan ooit tevoren. Pippijn stierf en ook de oude keizer Lodewijk de Vrome verwisselde in 840 het tijdelijke met het eeuwige. Inmiddels lag ook de Frankische staat op sterven. Oorlog, verwoesting en hongersnood hadden het eens zo bloeiende keizerrijk geteisterd. De bewaking aan de grenzen was ver­slapt. De Vikingen plunderden de kuststreken. De Saracenen vermoord­den alles wat ze tegenkwamen op hun weg door het dal van de Rhöne. De Saksen kozen de zijde van Lotharius en vervielen tot het heidendom. Kloosters en kerken werden in brand gestoken. Alleen een wonder zou de ondergang van het Frankische rijk nog kunnen voorkomen…

Het verdelingsverdrag van Verdun

Lodewijk verslagen

Het wonder dat nodig zou zijn om de Frankische eenheid te redden, liet op zich wachten. De broers vochten verder. Aan de ene kant vocht Lodewijk, die later de bijnaam de Duitser’ zou krijgen. Hij werd terzijde gestaan door zijn jongere halfbroer Karel. Die werd vanwege zijn schaarse haargroei ‘de Kale’ genoemd. Aan de andere vocht de oudste broer Lotha­rius, een hebzuchtige egoïst, die de alleenheerschappij wenste over de erfenis van hun vader. Bij Fontenay kwam het tot een beslissende veldslag. Lotharius werd verslagen. De zegevierende Lodewijk de Duitser en Karel de Kale zworen elkaar daarom in Straatsburg (842) eeuwige vriendschap en trouw. De Eed van Straatsburg werd afgelegd in tegenwoordigheid van de legers. Lodewijk sprak Duits en Karel legde de eed af in het Frans. Daarbij liepen ze duidelijk op de gebeurtenissen vooruit..

De verslagen Lotharius zag in, dat het zinloos was de oorlog verder voort te zetten. Ook het volk verlang­de naar het einde van het al zo lang durende krijgsgeweld. Lotharius stel­de voor te onderhandelen over de verdeling van de keizerlijke nalaten­schap. Dat gebeurde in 843 in de Franse stad Verdun. De drie broers werden het eens en de afspraken werden op schrift gezet in wat wordt genoemd het’ Verdrag van Verdun’. Dat verdrag maakte in 843 definitief een einde aan de Frankische eenheid.

Het grote rijk werd verdeeld in drie stukken. Daarbij werden bergketens en rivieren als grenzen aangehouden. Halfbroer Karel de Kale mocht zich koning noemen over het gebied tussen de Pyreneeën en de rivier de Schelde. Daarmee werd ongeveer het huidige Frankrijk gevormd. De tweede koning werd Lodewijk de Duitser, die het Oostfrankische rijk kreeg toebedeeld. Het was het gebied ten oosten van de Rijn en de Wezer, waarmee het latere Duitsland vorm kreeg.

Lotharius werd keizer, waarmee toch de vaderlijke wil werd gerespecteerd. Hij kreeg een stuk land tussen de twee andere rijken in. Het was een soort kronkelend lint, dat zich uitstrekte van Friesland in het noorden tot aan de Tyrrheense Zee, een uitloper van de Middellandse Zee
Dit ‘land’ maakte niet alleen door de vorm, maar ook door de samenstel­ling van de bevolking een volstrekt onnatuurlijke indruk. Er werden meer dan vier verschillende talen ge­sproken en dat was bepaald geen waarborg voor een lang voortbestaan van een middeleeuws rijk. Na de dood van Lotharius in 855 viel het midden­rijk uit elkaar, toen het werd verdeeld onder de drie zoons van de overleden keizer. Karel de Kale en Lodewijk de Duitser vergaten toen al snel de Eed van Straatsburg, waarbij ze elkaar vriendschap en trouw hadden beloofd. Voor de zoveelste keer gingen ze elkaar te lijf, met als inzet het Frankische grondgebied.

Het einde van de Karolingen

Het einde van de heerschappij van het huis van de Karolingen kwam in zicht. De Duitse tak stierf al uit in 911. De leenmannen besloten toen dat ze voortaan een koning zouden kiezen. Daarmee wilden ze bereiken dat het rijk niet zou uiteenvallen on­der de koningszoons na de dood van een vorst. Het kiezen van de vorst bleef lang gewoonte, al probeerden de gekozenen wel steeds om zich door hun oudste zoon te laten opvolgen. De Franse tak maakte het wat langer: tot 987. Toen stierf de laatste Karoling. De Franse leenmannen kozen op hun beurt een koning. Het werd een van de hertogen: Hugo Capet. Het huis van de Capetingen zou ruim driehonderd jaar over Frankrijk blij­ven regeren. Het Verdrag van Verdun had een eind gemaakt aan het mach­tige en grote Frankische rijk. De vor­ming van kleinere zelfstandige staten zou daarna een aanvang nemen.

6e klas Karel de Grote 3

6e klas Karel de Grote 4

.

6e klas geschiedenisalle artikelen

6e klasalle artikelen

Geschiedenis: alle artikelen

Vrijeschool in beeld:  6e klas geschiedenis

722-659

.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.