Ons onderwijs leidt kinderen op voor het verleden, niet voor de toekomst. Om je staande te houden in de wereld van morgen heb je meer aan ondernemerschap dan aan rekenen en taal, betoogt de Amerikaanse hoogleraar Yong Zhao.
LAAT HET KIND LEREN
Het is de hoogste tijd dat we leerlingen gaan zien als mensen, en niet als werknemers van de leraar.[1]
Dat betoogt de Amerikaanse hoogleraar en onderwijsontwikkelaar Yong Zhao.
In zijn boek ‘World-class learners, onderwijs voor een ondernemende generatie’, vraagt hij zich af of succesvolle vernieuwers als Steve Jobs, Bill Gates en Daan Roosegaarde groot zijn geworden dankzij het onderwijs of desondanks?
Het is de retorische vraag die Zhao opwerpt in zijn boek, dat deze week* in Nederlandse vertaling verschijnt. Want naarmate kinderen langer naar school gaan, neemt hun creativiteit af, evenals hun nieuwsgierigheid, constateert Zhao. En dat is een probleem.
Nu steeds meer banen verdwijnen en de jeugdwerkloosheid oploopt, moeten we leerlingen niet langer opleiden tot ‘werknemer’, maar moeten we hun leren ‘ondernemend’ te worden. Met die boodschap maakt hij deze week een ronde langs leerkrachten, schoolleiders en het ministerie van onderwijs.
Hoe stimuleer je creativiteit bij de leerling?
“Leerling zijn is nu echt een hondenbaan: de hele dag moet je naar school, waar je gemicro-managed wordt en ieder uur andere taken [2] moet uitvoeren waarvan je in de verste verte het nut niet inziet.
Aan het eind van de dag krijg je een cijfer of een sticker, zijn je ouders tevreden en mag je eindelijk iets gaan doen dat je wél leuk vindt. Veel leerlingen zitten hun dag uit en rennen daarna zo snel mogelijk weg naar de echte wereld. Ze zijn gedemotiveerd. We moeten af van het idee dat leerlingen de werknemers van de leraar zijn. Jongeren moeten de eigenaar worden van hun schoolloopbaan.
Want als je zelf de baas bent over wat je leert en wilt leren, dan ga je meedenken, ideeën verzinnen, verbeteringen voorstellen. Dan ben je gemotiveerd, dat prikkelt de creativiteit, en zo leer je dus meer.”
Kunnen kinderen dat aan?
“Jazeker. We zouden ze echt veel meer krediet moeten geven. Wij denken altijd dat andere mensen minder kunnen dan wij zelf. Zoals we ook denken dat bepaalde mensen eigenlijk geen stemrecht zouden mogen hebben.
Verder hebben wij volwassenen de neiging te denken dat wat wij weten het allerbelangrijkste is dat iemand zou moeten leren om succesvol te zijn in de wereld.[3] Fout. De toekomst zal van alles zijn, maar geen herhaling van gisteren. We zijn slecht in vooruit denken: twee honderd jaar geleden dachten we dat het onmogelijk was een mens op de maan te zetten.
Natuurlijk moeten docenten leerlingen begeleiden in hun ontwikkeling. Als kinderen maar het idee hebben dat zij aan de knoppen zitten en iets betekenisvols leren.”
Hoe doe je dat?
“Door de interesses van leerlingen aan te boren, door hun te helpen hun passies te vinden. Op school doen we het nu andersom. We zeggen tegen een kind dat het een boek moet pakken en moet lezen. Daardoor leert het weliswaar lezen, maar krijgen veel kinderen er een hekel aan. Dat is het paard achter de wagen spannen. Als je wilt dat ze meer en beter lezen, dan moet je kinderen niet dwingen, maar stimuleren.
Wat veel onderwijssystemen doen – ook het Nederlandse – is zorgen dat kinderen hun interesse verliezen in leren. Terwijl kinderen intrinsiek de drang hebben om te doen. [4] Je hoeft ze dus helemaal niet te motiveren, je moet alleen voorkomen dat je ze demotiveert! Maar in ons systeem raken ze hun nieuwsgierigheid en hun motivatie kwijt. Kinderen zetten hun creativiteit nu in om onder school en huiswerk uit te komen, om te spijbelen, om hun leraren te foppen. Is dat niet treurig? [5]
Docenten moeten leerlingen helpen zich goed te voelen, ze begeleiden bij het vinden van hun passie, vergezichten bieden. Een goede docent kan je opbeuren als je je niet goed voelt. Een leerkracht die dat kan – een mens, kortom – is een veel betere docent dan iemand ‘ die je hoge cijfers laat halen.”
De kwaliteit van het onderwijs wordt toch bepaald door het niveau van de leerkracht?
“Docenten doen er echt veel minder toe dan we denken. Ze zijn heel belangrijk, maar niet voor het halen van hoge cijfers. Dat wordt enorm overdreven. Laat me een voorbeeld geven: landen als China en Singapore voeren de internationale ranglijsten aan in taal en rekenen. In die landen zijn docenten niet allemaal hoogopgeleid. Toch halen leerlingen hoge scores. De verklaring daarvoor is: cultuur, de nadruk op discipline, druk van ouders.”
U pleit voor het afschaffen van toetsen. Waarom? Zijn ze echt nergens goed voor?
“Het is prima als leerkrachten in de klas bij individuele leerlingen diagnostische toetsen afnemen, om te kijken waar een kind staat en; hoe het verder kan worden geholpen. Zoals je naar het ziekenhuis gaat voor een diagnose.
Maar toetsen worden vaak met een heel ander doel afgenomen: om scholen, leerlingen en leraren onderling te vergelijken. We toetsen om de verkeerde redenen: om onszelf ervan te verzekeren dat een kind wel wat geleerd heeft en dat een docent wel gedoceerd heeft.
Op die manier schiet verantwoordingsplicht zijn doel voorbij. Sterker: wat gebeurt er als je met toetsen scholen, landen en leerlingen gaat vergelijken? Dan gaan ze vals spelen.”
In Nederland maken kinderen aan het eind van de basisschool een toets om het niveau vast te stellen van de leerling én van de school.
“Really? China is dat soort tests juist aan het afschaffen! Wat een afgrijselijk idee. Kinderen voorsorteren als ze twaalf jaar oud zijn? Dat is veel te vroeg, dat is belachelijk. Dan determineer je hun toekomst. Dat is schadelijk voor hun ontwikkeling. Op die leeftijd kun je ze net zo goed op lengte selecteren: het is onzinnig. Elk kind ontwikkelt zich in een ander tempo: dat geldt voor lichaamsgroei, voor leren lezen.[6]
Nederland is een ontwikkeld land. Jullie hebben dit soort mechanismen helemaal niet nodig. Het is zonde om daar geld en energie in te steken. Ik vraag me af wat je ‘hiermee wint.”
Hier wordt met jaloezie gekeken naar landen als China en Zuid-Korea. Hun leerlingen scoren in internationale vergelijkingen veel beter dan de Nederlandse. Raken we niet achterop als we de focus op rekenen en lezen loslaten?
“Integendeel. Zulke toetsscores hebben weinig betekenis. Ze vertellen vooral welke leerlingen goed zijn in testen maken, en veel minder of leerlingen echt taalvaardiger of rekenvaardiger zijn. Daarbij doen Nederlandse leerlingen het helemaal niet slecht in zulke tests. Je moet je echt afvragen of het nodig is om nog beter te scoren.”
“Aziatische landen realiseren zich steeds meer hoe hoog de prijs is die ze betalen voor zulke scores: de focus op zulke toetsresultaten gaat ten koste van de diversiteit aan talenten van leerlingen, ze draait passie de nek om. Faalangst is een groot probleem onder Chinese jongeren. Hoe heeft het kleine Nederland de halve wereld, inclusief China, gekoloniseerd? Door ondernemerschap, durf. Dat is de houding die jongeren in de toekomst nodig hebben.”
Maar je moet kunnen rekenen en lezen?
“Absoluut. Maar Nederlandse kinderen beheersen de basics. Een sterke focus in het onderwijs op taal en rekenen is nuttig voor ontwikkelingslanden, niet voor een land als Nederland. Jullie hebben dat probleem honderd jaar geleden al opgelost.
Lezen en rekenen is zoiets als lopen, iedereen kan dat op een gegeven moment. Maar lopen brengt je niet ver. Als je ver wilt komen moet je atleet worden en veel trainen, of iets beters verzinnen: een fiets, auto of vliegtuig. Onderwijs moet leerlingen verder brengen, en ze niet alleen maar trainen in hardlopen.”
U bent tegen landelijke leerdoelen. Moeten overheden het onderwijs helemaal loslaten?
“Het enige dat de overheid moet doen is kinderen gelijke kansen bieden en toegang tot onderwijs garanderen. Inhoud opleggen om je te verzekeren dat iedereen hetzelfde leert, is nergens voor nodig. Dat allemaal vastleggen leidt tot verspilling van geld en energie. [7] Het is bovendien overbodig: scholen zullen hoe dan ook aandacht besteden aan taal of geschiedenis.
In die homogenisering van leerstof schuilt zelfs gevaar: je loopt het risico dat we diversiteit en vooruitgang verliezen.”
Welke garantie bieden creativiteit en ondernemerschap?
“Er zijn geen garanties. Maar de geschiedenis heeft ons geleerd dat vrijheid, democratie en respect voor individuele rechten hebben geleid tot betere menselijke condities.
Wat we zeker weten, is dat steeds meer banen verdwijnen. Het gaat in de toekomst niet om harder werken, maar om slimmer werken. Een universitair diploma biedt geen garanties meer. Ouders denken misschien nog dat dat een ticket naar succes is, maar dat is het al lang niet meer. In de VS is meer dan 20 procent van de hoogopgeleide twintigers werkloos of werkt onder zijn niveau.
Wil je het in de toekomst redden, dan moet je ondernemend en creatief zijn, dan moet je jezelf onderscheiden. De enige veilige baan is ”de baan die je voor jezelf creëert.”
Rudolf Steiner
[1] Je moet niet zeggen: je moet dit of dat in de kinderziel gieten, maar je moet eerbied voor zijn geest hebben. Die geest kun je niet ontwikkelen, die ontwikkelt zich zelf. Je hebt alleen maar de plicht de obstakels voor die ontwikkeling op te ruimen en hem dat te geven wat hem stimuleert zich te ontwikkelen.
GA 305/74
[2] Tegenwoordig wordt het onderwijs in het opvoedings-en onderwijssysteem heel erg versplinterd en daardoor werkt het niet geconcentreerd genoeg op het opgroeiende kind in.
GA 303/139
[2/1] Wanneer je op deze manier – bedoeld is de vrijeschoolmethode -opvoedkunst uit wil voeren, is het nodig in het leven van het kind de concentratie te hebben. En dan kun je niet, zoals dat tegenwoordig gebruikelijk is, van 8 tot 9 rekenen doen, van 9 tot 10 geschiedenis, van 10 tot 11 weer wat anders; al het mogelijke door elkaar. Maar in de vrijeschoolpedagogie hebben we het zo georganiseerd dat gedurende een 3 of 4 weken hetzelfde vak dagelijks van 8 tot 10 wordt gegeven, zodat de concentratie daar bij blijft.
GA 304a/120 het zgn. periodeonderwijs
[3] In iedere opvoedkunst moet het uitgesloten zijn dat wij ernaar streven de mens zo op te voeden dat hij wordt zoals wij zelf zijn.
GA 303/297
[4] Kijk, het echte leerplan ontstaat uit de menskunde van de leeftijdsfasen. Het kind zelf zegt ons – wanneer we het werkelijk kunnen waarnemen – wat het op een bepaalde leeftijd wil leren.
GA 297/53
[5] Het gaat erom dat je de opvoeding zo vormgeeft dat je niet tegen de wilsinitiatieven ingaat, maar aan de wilsinitiatieven meewerkt. Daar komt het op aan.
GA 301/104
[6] Je hoeft niet zo zeer het idee te hebben dat de kinderen dit of dat moeten bereiken, maar je moet je afvragen, wat kunnen de kinderen, naar hun psyche gekeken, bereiken? Vanuit het kind werken. Dat kun je in ieder afzonderlijk geval je eigen maken, wanneer je er echt naar streeft het kind in al zijn verschillen te leren kennen. Ieder kind is interessant.
GA 300A/156
[7] Hier kun je zo bedroefd van worden: dat steeds meer het schematisch-bureaucratische op de voorgrond treedt en dat de inhoudelijke zaken op de achtergrond raken.
GA 300B/188
We hebben de opgave voor de school van het leven de voorbereidende school te zijn
GA 298/104
Bron: Trouw *15 okt.2014
Opspattend grind: alle artikelen
.
720-657
.