Tagarchief: Gert Biestra

VRIJESCHOOL – Lezen (12-1)

.

Bij de regelmatig terugkerende berichten dat het met het Nederlandse onderwijs niet goed gaat, was er een tijdje geleden één, speciaal over het slechte leesniveau.
Ook al betrof het hier een onderzoek onder 15-16jarigen, wat er van het bericht bleef hangen, was toch vooral dat ook het primair onderwijs het resultaat van het onderzoek zich aanrekende.

De dagen na het verschijnen van het onderzoek verschenen er in allerlei media commentaren.

Gert Biesta schreef in Trouw, 13-12-2023
.

kinderen lezen slecht?
Pisa-scores zeggen lang niet alles

De publicatie van de Pisa 2022 resultaten laat zien dat er een probleem is met de leesvaardigheid in Nederland. Ik doel dan niet op de inhoud van de rapporten, maar op de manier waarop de informatie van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (Oeso) in de pers, sociale media en de politiek wordt weergegeven, geduid en gewaardeerd.

We weten dat het bij lezen niet louter gaat om het decoderen van geschreven tekst, maar ook om het begrijpen en evalueren daarvan. Kun je oordelen over de waarde van wat er staat geschreven? Is het waar of ‘fake’? Biedt het verheldering of versluiering? Biedt het inzicht of leidt het af?

Wat dat betreft gaan er eigenlijk drie dingen steeds weer mis.

Omgekeerde werkelijkheid 

Het eerste dat wordt vergeten, is dat Pisa een selectief snapshot is. Pisa kijkt maar naar een beperkt aantal domeinen, en bestrijkt bij lange na niet het hele onderwijsspectrum.

Wat ook snel uit beeld verdwijnt, is dat de conclusies voor Nederland gebaseerd zijn op een toets bij 5046 jongeren van 15 en 16 jaar. Er wordt statistisch zorgvuldig met deze informatie omgegaan, maar van die zorgvuldigheid blijft weinig over in uitspraken als ‘Nederlandse leerlingen lezen slechter dan praktisch alle vergelijkbare landen en onder het OESO-gemiddelde’ en ‘Sterke daling in lees- en wiskundeprestaties’.

Ook in de brief van de minister voor primair en voortgezet onderwijs aan de Tweede Kamer wordt te snel gegeneraliseerd: ‘daling in alle domeinen in Nederland’, ‘de Nederlandse prestaties’, ‘Nederlandse 15-jarigen’. De suggestie wordt gewekt dat scores die ‘gemiddeld’ of ‘lager dan gemiddeld’ liggen slecht zouden zijn. Vergeten wordt dat een gemiddelde het midden aangeeft en er altijd leerlingen onder en boven het gemiddelde liggen, zelfs als iedereen het fantastisch doet.

tweede probleem is dat de Pisa- informatie als indicator van onderwijskwaliteit wordt opgevat. Pisa probeert te toetsen wat jongeren weten en kunnen in een aantal domeinen. We mogen natuurlijk hopen dat het onderwijs dat deze jongeren hebben genoten, heeft bijgedragen aan wat in de toets zichtbaar wordt. Maar we kunnen dat argument niet omdraaien; dat zou alleen kunnen als de jongeren die de toets hebben gedaan vanaf hun geboorte uitsluitend aan onderwijs zouden zijn blootgesteld. De scores zeggen dus iets over alles dat van invloed is geweest op deze jongeren.

De bijdrage van onderwijs kun je daaruit niet isoleren.

Dat is geen vrijbrief om te zeggen dat het allemaal wel goed zit met het onderwijs, maar het betekent ook niet dat de beschuldigende vinger alleen richting onderwijs mag gaan.

Als überhaupt al over schuld gesproken mag worden. Er ligt ook een belangrijke pedagogische verantwoordelijkheid bij de samenleving.

Ranglijstdwang

Het derde probleem is dat de Oeso de hele vraag van onderwijskwaliteit binnen de logica van het Songfestival heeft getrokken. Dit gebeurt door de informatie over leerlingen te generaliseren naar landen, en die vervolgens in ranglijsten te plaatsen. Daarmee wordt de indruk gewekt dat sommige landen het beter doen dan andere, wat een ongezonde druk op de politiek legt om er toch vooral voor te zorgen dat het eigen land in de volgende ronde hoger uitkomt op de ranglijst. Er zijn zelfs landen waar politici dit als eerste prioriteit voor hun onderwijsbeleid zijn gaan zien. 

Langs deze lijnen is de Oeso er de achterliggende jaren in geslaagd om een ‘new educational order’ te vestigen, zoals de Italiaanse onderwijsonderzoeker Vasco d’Agnese dat noemt. Die draagt een groot risico in zich om het noodzakelijke en uiterst complexe gesprek over goed onderwijs te verstoren in plaats van te voeden. Natuurlijk is de informatie van de Oeso interessant, maar het is maar een klein deel van de puzzel, en moet zeker niet groter worden gemaakt dan het is.

Gert Biesta, pedagoog en hoogleraar onderwijs in Edinburgh
.
Schrijven en lezen: alle artikelen