VRIJESCHOOL – Sociale driegeleding (10-3/1)

.

Er is de laatste jaren veel heisa om Europa. Brexit is een begrip geworden dat inmiddels iedereen kent. ‘Brussel’ wordt vanuit verschillende invalshoeken bekritiseerd. Ook in Nederland zijn er stromingen die terug willen naar ‘vroeger’, in ieder geval: men wil minder Europa.

In de jaren 1970 schreef Arnold Henny veel over politieke kwesties in het blad Jonas, vanuit een visie die duidelijk was geïnspireerd door Steiners idee van de sociale driegeleding.
Bepaalde gezichtspunten zijn nog altijd actueel!

Op deze blog verschijnen af en toe artikelen uit die tijd.

A.C.Henny, Jonas 19, 18-05-1979
.

Gelooft Europa in Europa?

Zes jaar geleden, tweede Paasdag 1973 (23 april) heeft Henri Kissinger het jaar 1973 ‘het jaar van Europa’ genoemd. Hij sprak in zijn rede onder meer over een vernieuwing van het ‘Atlantisch Handvest’ als basis van samenwerking tussen de Verenigde Staten en Europa.

Dit hield verband met de zogenaamde ‘détente’, de ontspanning tussen Oost en West.

In 1973 was ook de vrede tot stand gekomen tussen Noord- en Zuid-Vietnam. Een jaar daarvoor bezocht president Nixon Peking en had een, in het diepste geheim door Kissinger voorbereide ontmoeting plaats met voorzitter Mao. Voor Kissinger was er nu alles aan gelegen dat met de inzet van deze détente -ontspanning tussen Sovjetunie en Amerika en tussen China en Amerika – het integratieproces van Europa niet zou worden vertraagd.

Want hoe zou Europa reageren op deze détente tussen Amerika en Azië? Zouden deze nieuwe verwachtingen de eenheid van Europa bevorderen of zouden de Europese staten terugvallen in de oude ruzies, nu niet langer één gemeenschappelijke vijand ‘ante portas’ stond?

Ruzies tussen Fransen en Duitsers, tussen Fransen en Engelsen. Zouden regionale belangen de overhand krijgen op mondiale belangen?

Door het jaar 1973 tot het jaar van Europa te verklaren, heeft Kissinger een poging gedaan Europa te weerhouden weg te zakken in deze oude ruzies. Daarom stelde hij Europa voor de keus: wél of niet als continent deel te nemen in een mondiale structuur van een ‘five power world’.

In vijf machten werd hiermee de wereld ingedeeld: de Verenigde Staten, de Sovjetunie, Kommunistisch China, Japan en Europa. Europa als geheel en niet als optelsom van nationale staten. Wat zich in deze nieuwe wereld nog als macht wil handhaven – staatkundig en economisch – kan zich niet meer veroorloven regionale belangen te laten voorgaan. Daarvoor is de wereld te zeer vergroeid in een systeem van interdependente verhoudingen. Dat was de nieuwe conceptie van samenwerking tussen Amerika en Europa. In deze ‘Atlantische gemeenschap’ werden nu ook Japan en China ingeschakeld. De belangen van de Verenigde Staten lagen immers niet alleen meer in de Atlantische Oceaan maar ook in de Stille Zuidzee. Dat was de nieuwe oriëntatie van het Atlantisch Handvest.

Na zes jaar is dit nu allemaal geschiedenis.

De ‘Nixon-administration’ is intussen mét Kissinger weggespoeld door de ‘Waterpoort’. Van een hernieuwing van het Atlantisch Handvest’ wordt niet meer gerept. Europa laat zien, met de Europese verkiezingen voor de deur, dat het hiervoor geen vermaning uit Amerika meer nodig heeft.

Bovendien brak – oktober 1973 – de oorlog uit tussen Israël en Egypte. De Amerikanen hadden sindsdien andere zorgen aan het hoofd dan zich te bekommeren om de eenwording van Europa. Er was een energiecrisis. Men had de handen vol beide strijdende partijen tot de orde te roepen.

Thans – 1979 – is er een vredesverdrag gesloten, enkele maanden vóór de verkiezingen voor het Europese parlement.

Is daarom de betekenis van de hier vermelde visie van Kissinger op de internationale politiek niet achterhaald door de gebeurtenissen die ondertussen hebben plaatsgevonden? Niettemin is het opschrift van dit artikel en de vraag die daarin wordt gesteld, niet ongegrond.

Gelooft Europa in Europa?

Reeds in 1952 werd deze vraag gesteld in Le Monde door de Griekse oud-minister Alexander Metaxas. Hij constateerde toen: ‘Wat Europa ontbrak, was een ‘Europese mystiek’. Wat het Europese statenbestel hoofdzakelijk bijeen hield, was angst voor een gemeenschappelijke vijand. Angst voor de bedreiging van de Sovjetunie. Van een eigen opgave was Europa zich nauwelijks bewust.’

Wat is deze opgave? Deze vraag is in 1979 nog even actueel als in 1973 en in 1952, ondanks verkiezingen, die deze vraag eerder toedekken dan stimuleren.

Want leg eens de verschillende Europese verkiezingsprogramma’s naast elkaar op een rijtje: confessioneel, liberaal, socialistisch, met nog een paar randverschijnselen. Verschillen zij essentieel veel van de beginselprogramma’s van de nationale partijen in de negen staten van Europa? Is uit deze, voor het merendeel versleten beginselprogramma’s nog iets te verwachten van een nieuw Europees élan, een nieuwe taak van Europa in de wereld?

Een pedagogische taak voor het nieuwe Europa

Wat is de plaats van Europa in de wereld?

Reeds tijdens de zesdaagse oorlog in het Miden-Oosten is gebleken dat de beslissingen hierover niet vielen binnen, maar buiten het Europa van de Negen: in Washington, in Moskou, in Kairo en Jeruzalem. Een driehoek om Europa heen.

Dat is thans nauwelijks anders. De vrede van 1979 kwam tot stand dank zij Washington, Kairo en Jeruzalem. Moskou had het toekijken, maar bereidt zich voor op een volgende ronde, waarbij het de Arabische wereld aan zijn kant hoopt te krijgen.
Is Europa dan geheel uitgespeeld bij het spel tussen Amerikanen, Russen en Arabieren? Bij het spel tussen Amerikanen, Chinezen en Japanners? Bij de gebeurtenissen in het Midden-Oosten en die in het Verre Oosten, waar sinds kort -12 augustus 1979 – een ‘renversement des alliances’ heeft plaats gevonden met het verdrag tussen Japan en Communistisch China?

Politiek gezien schijnt het inderdaad zo te zijn: Europa is uitgespeeld.

Maar betrekkingen tussen volken betreffen niet alleen politieke machtsverhoudingen. Ook al lijkt dit zo te zijn in verkiezingstijd. Wanneer Europa in Europa gelooft, spelen nog andere verhoudingen een rol dan politieke machtsverhoudingen.

In een interessant artikel in Vrije Opvoedkunst ‘Een pedagogische taak voor het nieuwe Europa’ (nov. 1955, herdrukt in jan. ) wijst Max Stibbe op de plaats van Europa tussen Oost en West. Hij brengt deze middenpositie in verband met de ontwikkeling van een nieuw wereldburgerschap.

‘Wanneer men onze wereld ‘in het midden’ vergelijkt met het uiterste westen waarin de Verenigde Staten toonaangevend zijn, en met het oosten, het oude Azië, dan kan men wijzen op talloze tegenstellingen. Wij grijpen een enkele er uit voor onze beschouwing. Wij vinden in Amerika een benadering van de wereld, vooral uitgaande van economische en technische motieven…
Deze zijn primair in het Amerikaanse leven. De oosterling benadert de wereld van juist het tegengestelde standpunt: voor hem zijn geestelijke, religieuze dan wel ethische motieven beslissend…
Europa staat tussen deze beide uitersten in. Het kent beide. De wereld van de materie, van de techniek en de natuurwetenschap is van het grootste belang voor de Europese mens. Het materialisme als wereldbeschouwing is in Europa ontstaan. Als algemene levenshouding kan men niet zeggen dat het niet leeft op de zelfde radicale wijze als in het westen. Wel momenteel bij de Russische leiders. De geestelijke benadering van de wereldvraagstukken is bij ons zeker niet afwezig. Zij is nog altijd te vinden bij de religieuze richtingen. Niet echter beslissend voor de hele Europese samenleving, vooral niet in de wetenschap en sociologie. Europa is het gebied van het midden, waarin ook beslissend is dat deel van het menselijk wezen dat in het midden staat tussen lichaam en geest en dat is de ziel. Vandaar dat Europa het continent der volken is, omdat in die vele volken uitgespreid te vinden zijn alle functies van het innerlijk zieleleven, zodat heel Europa tezamen in het groot het hele menselijke zielebeeld vertoont. Volkenverschillen zijn namelijk gebaseerd op psychische verschillen, die zich uiten in de culturele verschijnselen der volken tot en met hun staatsvormen. De staatsvorm toch is het resultaat van het afwegen van de rechten en verplichtingen der burgers van een volk onderling. Dit is een aangelegenheid der rechtsgevoelens der mensen, die overal ook in de verschillende tijdperken verschillend zijn.
Zo ziet men in Europa voortdurend een zoeken naar de ideaalstaat als een uiting van de wrijvingen op het zielegebied der bevolkingen. Heel iets anders dan in Amerika, waar men gelukkig en tevreden met zijn constitutie van 1787 is. Of Azië, waar het probleem ternauwernood bestaat. ’

Tot zover Stibbe. Zijn beschouwing over Europa geeft u geen aanwijzing, op welke politieke partij u dadelijk moet stemmen. De informatie hierover wordt u echter in de komende weken ruimschoots gegeven.

Wij achten het daarom van belang op enkele aspecten te wijzen dan op de directe verkiezingsaspecten voor het Europese parlement. Stibbe zag een pedagogische taak voor het nieuwe Europa. Hij heeft daaraan zijn gehele leven lang gewerkt: hetzij in de internationale Vrije Schoolbeweging, hetzij werkzaam als volkerenpsycholoog.

Reeds daarom kan een herinnering aan zijn werk thans van belang zijn. Hetzelfde geldt voor het werk van Dr. Zeylmans van Emmichoven die zich intens heeft verdiept in het vraagstuk van Europa en de volkerenpsychologie. Beiden zijn thans overleden. Zeylmans in 1961. Stibbe in 1973.

Europa tussen oost en west

Europa tussen oost en west. Men zou ook kunnen zeggen: Europa tussen technocraten en religieuze verwachtingen.
Technocratische verwachtingen die steeds weer opnieuw vanuit Amerika worden verkondigd en de hoop wekken op de komst van een samenleving, waarin ‘geluk voor het grootste aantal’ en materiële welvaart zijn verwezenlijkt. Waarin het rechtsleven in dienst staat van deze technocratische belangen.

Religieuze verwachtingen. Als toekomstverwachtingen beheersen zij als ‘ideologie’ iedere communistische staat, hetzij de Sovjetunie, hetzij communistisch China. Verwachting van de komst van een samenleving waarin dankzij een dialectisch-materialistisch proces, het klasseverschil wordt opgeheven. Een verwachting, die kan ontaarden tot een intolerant geloof. Religieuze verwachtingen kunnen ook naar het verleden worden gericht. Daarvan is de islamitische republiek in Iran thans een voorbeeld: een samenleving die beheerst wordt door de Koran als wetboek. In beide gevallen – zowel in de communistische als in de islamitische republiek – staat het rechtsleven dan in dienst van een heilsverwachting.

Daartussen Europa. Een samenleving met staatsvormen die ‘het resultaat zijn van het afwegen van rechten en verplichtingen der burgers, als aangelegenheid van rechtsgevoelens der mensen.’ Aldus Stibbe.

Niet dat Europa daar op het ogenblik een goed voorbeeld van is. Europa met zijn verschillende variaties van ‘verzorgingsstaat’, waar staat en maatschappij elkaar steeds meer doordringen en in elkaar overgaan. Waarin bureaucratie en technocratie steeds minder ruimte overlaten voor het ‘afwegen van rechten en verplichtingen’ onder zelfstandige burgers.

Wordt dat de toekomst van de Europese integratie? Europa als super-nationale staat met een superbureaucratie en een supertechnocratie?

Daarin ligt niet de ‘pedagogische taak van Europa’ die Stibbe bedoelde. Hetgeen niet wil zeggen, dat deze niet ter hand zou kunnen worden genomen als een hoopvol perspectief voor de toekomst. Europa’s middenpositie wordt dan een ruimte waar plaats is voor het zoeken naar evenwicht. Evenwicht tussen materiële en ideologische en religieuze belangen, zodat deze niet behoeven te ontaarden in economische roofbouw, of geestelijk terrorisme.

Aanwijzingen hiertoe zijn reeds zichtbaar. De energiecrisis, die door toedoen van de Arabieren, buiten Europa op gang is gekomen (1973), brengt binnen Europa een mentaliteitscrisis op gang, gepaard aan een nieuw verantwoordelijkheidsbesef ten opzichte van de grondstoffen die de aarde voortbrengt. Daarnaast het vraagstuk van geestelijk terrorisme, als uitdaging bijvoorbeeld aan het onderwijs, en aan scholen met voldoende geestelijke ruimte om zich in vrijheid te kunnen ontwikkelen tot een eigen identiteit. Dat zijn essentiële vraagstukken, die op Europees niveau thans wel onder ogen worden gezien, maar die met verkiezingen van een Europees parlement niet worden opgelost, zolang niet de nationale parlementen meer ruimte bieden aan de burgers voor het dragen van eigen verantwoordelijkheid op economisch en op geestelijk gebied.

Meer ruimte, opdat Europa zal kunnen geloven; ieder volk vanuit zijn eigen aard, zijn eigen identiteit.

.

Sociale driegeleding: alle artikelen

.

1777

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.