Categorie archief: klassen

VRIJESCHOOL – Schoolrijpheid (2)

.

In een vrijekleuterklas kan de leidster de kinderen, die haar zijn toevertrouwd, in een geleidelijke ontwikkeling door de jaren heen waarnemen.
Zij zal o.a. bemerken, dat de lichaamsverhoudingen veranderen, de melktanden uitvallen, bewegingen soepeler worden, het kind socialer wordt en het spel verandert. Kortom zij zal zien dat kleuters schoolkinderen worden.

Hoe verandert dat, als zij het kind observeert door de ochtend heen?

Al direct bij het binnenkomen kun je het verschil zien tussen jonge en oudste kleuters.

De oudste kleuters kunnen zelf hun jas uitdoen en ophangen. Ze komen alleen naar binnen, geven een hand en zoeken zelfbewust een stoel uit waarop ze gaan zitten. Als ze wat willen vertellen kunnen ze dit alleen. Ze hebben hun ouders hier niet meer bij nodig.
De ouders hoeven ook niet meer in de klas te blijven tot er wordt begonnen.

Jonge kleuters willen nog graag geholpen worden bij het uittrekken van hun jas; mamma mag hem ophangen en aan de hand van hun begeleider komen ze, aarzelend, naar binnen. Zij hebben moeite de kring binnen te stappen en ook een hand aan juf geven is nog niet zo vanzelfsprekend. Vaak moeten ze geholpen worden als ze iets willen vertellen, of ze vertellen gewoon niets.

Ze vinden het fijn als pappa of mamma nog even achter hun stoel komt staan. Met het zoeken van een zitplaats hebben ze ook nog wat moeite.

Bij het ochtend- of ambachtspel zal een oudste kleuter erop letten of alles nog hetzelfde is als de vorige keer. Ze beginnen druk te verzinnen of ze er nieuwe dingen in kunnen krijgen. Ze doen niet meer vanzelfsprekend mee met wat juf doet; soms doen ze bewust niet mee. De jonge kleuter doet alles nog vanuit de nabootsing mee. Voeg je iets nieuws en boeiends toe aan het spel, dan zal in de meeste gevallen ook een oudste kleuter in het spel onderduiken.

Bij het vrije spel kun je ook duidelijk de schoolrijpe kleuters onderscheiden. Zij komen ’s morgens al binnen met een plan. Dit wordt vaak al besproken met andere oudste kleuters. Ze weten dan ook precies wat ze nodig hebben. Ze gaan af op een doel. Er wordt hard gewerkt om dat doel te bereiken. Er treden de nodige confrontaties op als blijkt dat ze een aantal dingen nodig hebben, die ook voor een andere kleuter van belang zijn. Eerlijk delen, wordt er dan gezegd, maar om dat ook echt te doen is nog iets anders. In dat geval ben je als juf hard nodig. Ze moeten dan hun plan iets wijzigen en met een beetje hulp lukt dat wel.

Ze zijn vaak de hele vrijespeltijd bezig om hun doel te bereiken. Bijvoorbeeld met het bouwen van een circus. Tijd om echt circus te spelen is er dan niet meer. Vaak weten ze niet meer wat ze moeten spelen, nu de hut die ze wilden maken, klaar is. Gelukkig zijn er dan werkjes aan tafel die we met de oudste kleuters doen. Weven, vlechten, borduren, naaien, punniken, vingerhaken, enzovoort. Als ze hier eenmaal aan beginnen willen ze meestal niet meer ophouden.

Voor de jongere kleuters is dit het moment om aarzelend bezit te nemen van wat de oudsten gemaakt hebben. Ze spelen dan het spel op hun manier na. Spelen ze samen met de groteren, dan spelen ze vaak een ondergeschikte rol. De jonge kleuter heeft ook geen plan, maar speelt met wat hij tegenkomt.

Bij het opruimen kun je de oudste kleuter een taak geven om iets netjes te maken. Je mag dan ook van hem verwachten dat hij dat doet. De jongere kleuter ruimt samen met juf op. Doen ze dit niet, dan gaan ze weer ongemerkt verder spelen.

Bij het werken met materiaal, zoals tekenen, schilderen plakken, etcetera, treden duidelijke verschillen op. Vooral de ontwikkeling in het tekenen, kan een houvast zijn bij de beoordeling of een kind schoolrijp is. Tekent het kind een huis, staat dat stevig op de grond, is er een hemel en een aarde, staan ook de poppetjes stevig op de grond of zweven ze ergens.

Alleen als een kind vrij deze dingen tekent, dus niet als het is voorgedaan of aangeleerd, kun je het kind hier o.a. op beoordelen.

Je kunt nog veel meer zien in de tekeningen van het kind, maar dat is een apart verhaal.

Bij het schilderen zie je ook verschil. De jongere kleuter ontdekt verrast, dat twee kleuren samen een derde maken. De oudsten weten dit en proberen bewust die kleur te maken.

Ook aan de diverse werkjes die gedaan worden, kun je heel veel aflezen. Het rondweven zal niet zomaar vanzelf goed gaan. Er is een bepaald bewustzijn voor nodig om dit te doen. De leidster doet het voor en de kleuter doet het na. Hij ziet zelf hoe het moet. Ook kan hij zelf ontdekken waar het fout is gegaan. Het tweede rondje proberen ze met dezelfde kleur te weven.

Bied je dit weefwerk te vroeg aan, dan zie je dat het niet lukt. Het is dan niet de bedoeling dat het aan het kind wordt geleerd (ook niet thuis}, na een poosje is het kind er wel aan toe en dan zal het ze meer plezier geven het te doen.

De luisterhouding bij het vertellen is ook verschillend bij oudste en jongere kleuters. Voor de oudsten is het nodig een langer verhaal of een sprookje te vertellen, terwijl de jongere kleuter aan een kort herhaal-sprookje genoeg heeft. In de klas moet je dit dan ook steeds afwisselen om beide leeftijdsgroepen te bieden, wat ze nodig hebben. Wat een luxe in Duitsland. Hier zijn twee leidsters. De ene kan kan de oudsten een sprookje vertellen, de andere houdt de jongsten bezig.

Gelukkig vinden oudste kleuters de herhaalsprookjes ook nog heerlijk om te horen, vooral omdat ze het al snel kunnen na vertellen.

Je ziet dit ook gebeuren in de klas. De schommelboot gaat op zijn kant. Een doek erop en dan maar zoeken of je al de figuren uit het verhaal kunt vinden tussen de houten beestjes.

Ondertussen zitten de jongste kleuters geduldig te wachten en te kijken wat er allemaal gebeurt tot het verhaal begint.
Dit zelf uitspelen vinden de kleuters heerlijk om te doen. Vooral de organisatie en het opbouwen van het ‘toneel’ kan soms wel een uur duren.
De volgende dag gaan ze dan verder en weten dan goed hoe het moet.

Er zijn natuurlijk nog veel meer dingen die bekeken moeten worden. Bij voorbeeld hoe verbindt het kind zich met de dingen die het doet; hoe is de concentratie; kan het kind knopen; hoe gooit en vangt het een bal; kan het springen, klimmen, hinkelen. Is het handig met zijn vingers (vingerspelletjes), kan het zelfstandig een liedje zingen, hoe is het met zijn gebit, enzovoorts.

Wat erop aankomt, is, dat door al het voorafgaande tot uitdrukking komt, wat het wezenlijke is bij het kind.

Het willen is bij het kind rijp, als het zich een taak stelt en deze ook afmaakt.
Het voelen is rijp, als het denkbeelden kan verbinden met het gevoel.
Het denken is rijp, als het zich willekeurige voorstellingen kan vormen.

Rond het 6e ,7e jaar gaat de wilsmatige benadering van het kind over in een gevoelsmatige benadering van de wereld om hem heen.

Wanneer het kind veel storingen in zijn korte leventje heeft moeten meemaken, bijvoorbeeld ziektes, verhuizingen, scheidingen, dan treden vaak verschuivingen, vervroegingen of verlatingen op bij de ontwikkeling in de eerste zeven jaar.

Bij al het bovenstaande is uitgegaan van een gezonde ontwikkeling, waar het kind in alle rust, tijd en geborgenheid van babytijd tot lagere schooltijd zich zorgeloos heeft mogen ontwikkelen.

Schoolrijpheid: alle artikelen

over de kindertekening

peuter en kleuter: alle artikelen

Over ‘spel’

Erica Ridzema

Rudolf Steiner over spel

Betekenis van de kleuterklas voor het etherlijf

1077-999

.

.

VRIJESCHOOL – 6e klas – impressie (2)

.

In de zesde klas van de Vrije School wordt evenals in de voorafgaande jaren, veel verteld. Toch kan niet meer van”de vertelstof” gesproken worden, zoals we dat deden in de jaren daarvoor. We herinneren ons dat het achtereenvolgens de sprookjes in de eerste klas, de fabels en de legenden in de tweede klas, de verhalen uit het oude testament in de derde klas, de godenverhalen over Noorse volkeren in de vierde en de verhalen der Grieken in de vijfde klas waren die het kind door een wereld van belevenissen voerden die steeds een ander karakter hadden. Belevenissen die sterk aansloten bij de leeftijdsfase waarin het kind zich bevond.
Inmiddels is bij de zesdeklasser een heel andere lichaamsgestalte ontstaan dan die uit het begin van de schooltijd. De grote soepelheid, de afgeronde vormen die één en al beweging waren, hebben plaatsgemaakt voor een uitgegroeid lichaam en een ledematensysteem dat zich niet meer zo vanzelfsprekend en vloeiend beweegt. Integendeel: in het 12e, 13e en 14e levensjaar zal iets hoekigs en iets onhandigs in het bewegen optreden.

Het mechanische in onze menselijke gestalte komt duidelijk aan het licht en het is nu de leeftijd dat alles wat in de wereld met opbouw, wetmatigheid, structuur te maken heeft met de kinderen onderzocht kan worden. Hun geest is er klaar voor om langs deze poort de wereld te gaan beleven.

Het onderzoek naar de structuren is het beantwoorden van een honger. De kinderen willen van alles weten. Wat is het heerlijk om de z.g. nuchtere feiten op het gebied van natuur en wetenschap nog zelf te ontdekken en er de vreugde en diepe gevoelens van verwondering en eerbied bij te ervaren. Zoals de mensen die aan het begin van het natuurwetenschappelijk onderzoek hun grote ontdekkingen deden.

Deze fase in de kinderontwikkeling vindt zijn aanzet in de 6e klas en zet zich voort in de 7e en 8ste.

Tot nog toe was de wereld nog één geheel. De kleuren, de geluiden, de warmte en elektriciteitsverschijnselen zijn openbaringen van dit geheel.

Een belangrijk nieuw vak is dus de natuurkunde. We gaan heel intensief waarnemen en toetsen.

In de eerste plaats het geluid. Het luisteren staat dan voorop. We worden helemaal oor. De wereld is vol geluid van het meest subtiele, tere, tot het machtigste natuurgeluid. Aan alle voorwerpen kan een geluid ontlokt worden. We ontdekken wanneer een hoog, wanneer een laag, wanneer een zuiver, wanneer een chaotisch geluid ontstaat.

De waarnemingen kunnen gerangschikt worden en we vinden wetmatigheden. Zo krijgt al onze kennis een grond.  Onze ervaring wordt een beleefd weten.

In de wereld van het licht gaat onze volgende tocht. Het is een openbaring als het licht, de tovenaar die alles aan ons doet verschijnen, zichzelf pas kan tonen door iets stoffelijks te ontmoeten. We spelen met eenvoudige fenomenen. Uit het verschijnsel “de gouden dageraad, de kleurige zonsondergang, de oranje lantaarns in de mist” vinden we het ontstaan van de atmosferische kleuren, de regenboogkleuren. Ook optische verschijnselen gaan we bewust zien.

Warmteleer en statische elektriciteit komen ook aan de beurt.

Met het voorafgaande is één vak wat uitvoeriger belicht. Over de andere zal ik wat korter zijn.

Sprekend over de verschillende gebergtelandschappen die Europa kent, gaan we het oergesteente, het graniet bekijken, daarna de kalk. Het is een heerlijke periode, mineralogie.

Het voert ons in de schoonheid, de eeuwigheid en in het heden. Het is een goede basis voor de eigenlijke aardrijkskundeperiode. Daarin kunnen dan de beelden opgebouwd worden van de verschillende landstreken. Een andere factor is het klimaat waarin mens, plant en dier leven. Het klimaat wordt door talrijke omstandigheden bepaald, maar het belangrijkste is wel de plaats op de aarde. Hiermee komt men van aardse plaatsbepaling op het bestuderen van de zonnestand door de loop van het jaar.

Geschiedenis, dat betekent in de 6e klas de Romeinen van het begin tot het einde. Veel moed, trouw, streven naar rechten van de burgers in prachtige verhalen, waarin helden de verpersoonlijkte moed zijn, grote voorbeelden!

Daarna de ondergang van het Romeinse Rijk en de opkomst in de middeleeuwen van de noordelijker streken van Europa.

Ten slotte wil ik nog even wijzen op de meetkunde,  waarin  al tekenend en construerend de grondslag gelegd wordt van de latere wiskunde. Schoonheidsgevoel en exactheid zijn vermogens die bij deze periode weer sterk ontwikkeld worden.

Het leerplan van de 6e klas wil in alle facetten de leerling helpen de wereld niet in vogelvlucht maar van binnenuit te gaan verkennen’.

Th.A.Veenhof, vrijeschool Den Haag, datum onbekend

6e klas: alle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld: 6e klas – alle beelden

1072-994

.

VRIJESCHOOL – 1e klas – impressie

een kijkje in de eerste klas
.

De eerste weken in de eerste klas hebben de kinderen o.a. veel liedjes gezongen, ritmes geklapt en gestampt en zich kunnen inleven in de beeldenwereld van de sprookjes.

Hoe leid je nu de kinderen binnen in hun nieuwe rijk? Enkele voorbeelden mogen dit misschien een beetje verduidelijken;
“s Morgens (in de Michaëlstijd)  in het hoofdonderwijs zing ik meestal enkele liedjes met de kinderen bijvoorbeeld ’t Michaëlslied:

‘Michaël, sterrenheld, kom ons te hulp hier op aarde;
Michaël, overwin de draak, de ddraak die ons steeds wil belagen,
Michaël, sta ons bij!’

Samen met de kinderen gaan we het nieuwe lied direct 1 of 2 keer zingen, daarna 1 à 2 keer de woorden langzaam en duidelijk uitsprken, waarna we het gezamenlijk nogmaals zingen. Hierna zingt een gedeelte van de klas (bv. alle meisjes, een bepaalde rij enz.) en luistert de rest van de klas (en uiteraard omgekeerd) Tenslotte wordt het lied opnieuw door de hele klas 1 of 2 keer gezongen. Het- zingen herhaalt zich op deze wijze enige dagen achtereen.

Het lopen van bepaalds ritmes (oriëntatie en beleven van en in de ruimte) begint met eenvoudige oefeningen. In de herfsttijd maak je enkele korte 3 tot 4-regelige gedichtjes als b.v.

Alle blaadjes dwarr‘len in het rond;
zie, daar liggen ze op de grond.n

Dit versje ga ik hooguit éénmaal zeggen met de kinderen; (ieder kind op zijn plaats), hierna gaan we meteen het ritme lopen in de kring. Dit gaat als volgt:
Alle in het gedichtje onderstreepte  woorden of woorddelen worden (aanvankelijk door mij, later door de kinderen) bij ‘t uitspraken beklemtoond en terwijl het kind deze woorden (woorddelen) spreekt, doet het tegelijkertijd een stop voorwaarts; na het woord ‘rond’ volgt een korte rust (bv. 2 tellen) waarna op de bovenstaande manier de rest van het gedichtje wordt gedaan. Na ‘grond!’ rapen de kinderen -als het ware- zoveel mogelijk blaadjes van de aarde, gooien ze in de lucht en laten ze dwarrelen -maken dwarrelende bewegingen. Hierna wordt het gedichtje herhaald. Soms wordt het door één jongen of één meisje apart gedaan, daarna weer door de hele klas.

Als de kinderen naar een verhaal geluisterd hebben, bv. over ‘De Bijenkoningin’,  leren ze vanuit dat verhaal een rijmpje of versje en/of liedje; zo’n rijmpje kan dan bijvoorbeeld zijn:

“De prins beschermt de bijen tegen het vuur,
de bijen helpen hem van uur tot uur’.

Het rijmpje wordt vele keren voorgesproken, waarna het door de kinderen wordt n1a-gesproken.
Dit gebeurt, opdat de kinderen zich het verhaal over de bijen kunnen herinneren, wanneer erop teruggekomen wordt in een latere taalperiode, waarbij dan tevens de ‘bijenletter’ tevoorschijn komt.

(1978, nadere gegevens ontbreken)

1e klas: alle artikelen

933-864

 

VRIJESCHOOL – Kleuterklas – nabootsing

De nabootsing bij het kind
.

Dat kinderen alles nadoen wat er om hen heen gebeurt, is bekend. Iedereen heeft wel eens meegemaakt hoe kleine kinderen naast volwassenen gaan staan en hun gebaren nadoen; zij bewegen hun benen, hun handen en schrapen hun keel heel precies zo.
Wie dan ook de gelegenheid heeft, gade te slaan wat jonge kinderen spontaan spelen, zal kunnen constateren dat het zgn. arbeidsspel daarbij een grote plaats inneemt. En geen wonder, want wat is beter in staat het
kinderideaal: volwassen te zijn, te verwezenlijken dan juist de mensenarbeid?
De dartele fantasie waarmee de meest onwaarschijnlijke dingen tot zeer bruikbare attributen van die mensenarbeid worden omgetoverd, wordt met de grootste ernst gehanteerd!

Een enkel voorbeeld van een “arbeidsspel” spontaan door kinderen gespeeld:

Een kind loopt rond met een bakkersmuts op en een kist met blokken, pittenzakken in zijn. handen. Hij roept: “Lekkere broodjes, taartjes te koop”. Hij straalt als ik met een mand in mijn hand het een en ander kom kopen. Daarna gaat hij met nog meer overtuiging ‘verkopen’.

Het is is waarschijnlijk voor de meeste volwassenen wel duidelijk, dat dit  alles gezond en goed spel is. Maar……het is niet altijd zo. Het kan ook gebeuren, dat men onze kinderen aantreft terwijl ze in soort bezetenheid een auto of een straaljager besturen….. en alleen maar dit. Ze zijn de machine zélf en produceren daarbij geluiden die niets menselijks meer hebben. Hun ogen staan wild en er is geen verband meer tussen hen en de omringende mensenwereld.

Hier ligt een verantwoordelijke taak voor ons volwassenen.

Want al kunnen wij niet veel van de invloed, die dit veroorzaakt, weren, we kunnen wel onze kleuters zoveel mogelijk ertegen beschermen, en ze, liever dan b.v. naar Schiphol, meenemen de natuur in. Waar alles nog organisch verband heeft, waar nog stilte te beluisteren valt, waar bet groeizaam is voor hun ontwikkeling en ze niet aangerand worden door de vele heftige indrukken, die de voortbrengselen der techniek teweegbrengen (natuurlijk is het niet altijd te vermijden dat kinderen blootgesteld zijn aan schadelijke invloeden, maar in dat geval is het goed dat men het zich terdege bewust is en voor tegenwicht kan zorgen).

En ook in het zo-even aangeduide spel kunnen, ja moeten we ingrijpen, om ze tot iets positiefs om te vormen. We kunnen de kinderen van deze bezetenheid verlossen door een menselijk doel aan hun gerace te geven. Niet waar: er kunnen toch mensen in dat vliegtuig zijn, die naar vreemde landen reizen en daar uitstappen en van alles beleven! Of brieven en pakken die bezorgd moeten worden. En die auto kan de auto van de groenteboer zijn, die rondrijdt om groente te verkopen.

En nu komen we vanzelf op de arbeidsspelen die wij bewust met de kinderen doen. Extra opbouwende kracht is het, als kleine kinderen kunnen meemaken (niet: uitgelegd krijgen) hoe een ding ontstaat door verschillende ambachten heen, als zij mogen beleven wat er allemaal aan mensenwerk gedaan moet worden voordat het zijn boterhammetje met jam op zijn bordje heeft, die in de eerste oorsprong altijd geschenken van zon en aarde zijn. Dankbaarheid groeit daar op natuurlijke wijze.
Hier volgt een voorbeeld van een arbeidsspel aangepast aan het jaargetijde en het komende jaarfeest:

Dwergenspel;

Zeg heb je ’t al vernomen
De herfst is weer gekomen
Het herfstvrouwtje tovert in het woud
Alles geel en goud.

Hoor de wilde wind eens waaien
hoor hem woelen door het bos
alle takken twijgen zwaaien
en de bladeren breken los.

Liedjes:

Blaadjes val maar neer (2x)
het is geen zomer meer (2x)
blaadjes maar neer

en:

Alle blaadjes klein en groot
worden geel en worden rood
dansen dan wel duizend keer
dwarrelen op da aarde neer
op de aarde neergevlijd
vormen zij een mooi tapijt
lopen wij nu stil en zacht
op die mooie bonte vacht.

Waaiewind waait in de bomen
Maar wij laten ons niet storen
Houden onze mutsen vast
Aan de punt en aan de kwast
Stevig stappen wij zo voort
Zingen blij zoals het hoort.

Hé kijk eens wat hier staat
Rozebottels, rozebottels
rode kralen ia de haag
nu de bloemen weg zijn
kunnen we met jou heel blij zijn
met je rode ronde buikje
en je grappige groene pruikje

En de dwergen plukken hun mondjes vol
zodat ze in hun huisje straks heerlijke jam kunnen maken

Plukken plukken
zonder te rukken

Zeg kabouters kijkt eens aan
zien jullie ook de paddenstoelen staan
Bruine, witte, gele
en ook rode. op lange stelen
Bolletjes, tolletjes, parasolletjes

Kom we gaan nog even bij de smidkabouter langs
(ijzer: Michael)

De hamer slaat de hamer slaat
Op het aambeeld van vroeg tot laat
Het vuurtje vlamt nu rood en fel
De slagen klinken hard en hel
Hij smeedt ’t ijzer voor het zwaard
Hij maakt !t heet en slaat met vaart
Zijn hamer zwaait hij flink en sterk
O hei,  de smidkabouter is aan het werk.

Ben ik dan niet een flinke smid
die met vlijt zijn kost moet winnen.
Dat gaat altijd altijd voort                       ,
Alle dagen zoals het hoort
Van je rikker, de tikker de rikker de tik (2x)

Nadat de dwergen goed meegeholpen hebben, gaan ze naar huis want het wordt al donker.

We zingen:

Michael, Michael hoort ons aan
en laat ons met uw mede gaan.
Door ’t donkere bos en ’t wijde veld
Michael, Michael sterke held.

We komen bij ons huisje, vegen onze voetjes
deurtje open, deurtje toe
O, wat zijn. de dwergjes moe
Maken we een gezellig vuurtje
dan spelen we eerst een uurtje
voordat we jam gaan maken.

Als de kleuters gaan spelen, zie je vaak zo’n spel terug komen. Kinderen die in hun huisje al ’n potje jam gaan maken, of een kind dat de smidkabouter naspeelt. Op deze manier “roest” een .spel niet vast omdat je telkens het kind nieuwe elementen aanbiedt, wat het in zijn spel kan verwerken.

Een ander kringspel i.p.v. ’t arbeidsspel rond dit jaargetijde is het spel van Sint Joris:

Een kind speelt St. Joris. Een paar kinderen achter elkaar met een laken over zich heen zijn de draak en een koningsdochter die in nood is.

De rest van de kleuters zingt het lied terwijl ze in een kring zitten, zij zijn in het paleis.

Komt heffen wij allen een feestlied aan,
kyrieleison
Van ridder Joris, de heilige man
kyrieleison
De koningsdochter is in nood
kyrieleison-
Het lot veroordeelt haar ter dood
kyrieleison

(hierbij moet de koningsdochter treurig kijken)

Maar daar komt ridder Joris aan
(op een stokpaard, in zijn hand een zwaard)

Hij zingt: “Ach jonkvrouw wat is u misdaan”,

De jonkvrouw zingt: “Geofferd word ik ’t wilde dier
dat komt mij nu verslinden hier”

Sint Joris zingt: “Dan zal ik voor u komen staan
en met Gods hulp de draak verslaan.”

Dan komen de kinderen onder de doek eraan, de draak; en Sint Joris verslaat de draak met zijn zwaard.
Het is een zeer geliefd spel bij de kleuters. Vooral de draak en Sint Joris te mogen zijn.
In het vrije spel zie je het dan ook telkens de kinderen uitspelen.

(nadere gegevens onbekend)
Nabootsing
Nabootsing

910-841

.

 

VRIJESCHOOL – Kleuterklasimpressie (1-2)

.

Joke Kuyt-Boersema, vrijeschool Emmen? Nadere gegevens ontbreken
.

Het vervolg van Pinksteren in de kleuterklas

Na de pinkstervakantie waren er bijtjes op de tafel gekomen.

“Oh kijk eens, allemaal hommels”. De bijen werden geteld en ze ontdekten ook een vijver met jonge eendjes. 1s Morgens, voordat we naar het speelland gaan, spelen we met el­kaar een ochtendspelletje. Iedere dag weer een beetje anders, aan­sluitend bij het seizoen en de jaarfeesten.

Dit spel spelen ze vanuit de nabootsing. Ik zing en beweeg en de kinderen doen mee.

Ik begin het spelletje in de kring en zing:

Ontwaak, ontwaak,
de roep van de haan
een stralende zon,
langs gouden baan

(iets afwijkende tekst)

daarna het opzegversje:

Kukeleku zo kraait de haan
Zie hem daar parmantig staan
Kippen roept hij tok,tok,tok
Fladder alle van je stok
Want de zon komt daar al op
Kukeleku zo kraait hij luid
Mensen ook je bedden uit.

En dan gaat het spel verder, de vogeltjes zijn uit de eitjes ge­komen, en vader en moeder vogel hebben het zo druk. En als ze even uitrusten, wat zien ze dan beneden in het diepe bos:

Diep in ’t bos in zonnestralen
in het heim’lijk stille dal
Zag ik kleine elfen dwalen
hielden daar hun vrolijk bal

En de blauwe klokkenbloemen
Klonken daar met held’re toon
en in hoge lindebomen
zoemden bijtjes wonderschoon

Kwam de wind en blies de wolken
Voor de warme zonneglans
Stil werd nu het bijenvolkje
en voorbij de elfendans

We zagen de vlindertjes in het bos en de bijtjes die van bloem naar bloem vlogen, we gingen met ze mee en zagen dat de bij de honing naar de bijenkorf bracht, en dat ze zomaar niet naar binnen mocht maar eerst driemaal zoemde voordat de wachter het deurtje opendeed. Een paar liedjes die we tijdens dit spelletje nog zongen:

Zoem zoem zoem
bijtje op een bloem,
van de zoete honing snoept het
als ’t genoeg heeft wel dan roept het
zoem zoem zoem
dank je lieve bloem.

(Op ‘vrijeschoolliederen‘ verschillende uitvoeringen)

Vlug, vlug, vlindertje
waar vlieg je heen
ik vlieg naar de zon
en ik groet je meteen

Van zijde-vloei hebben we allemaal twee vlindertjes geplakt. De vlindertjes vlogen donderdag en vrijdag door de hele klas en we zongen er dit liedje bij:

Twee vlindertjes kwamen gevlogen
zij daalden op ’t bloemetje neer
de wind had ze meegenomen
nu zijn er geen vlindertjes meer
0 nee ?, 0 nee ?, één ! twee !

(melodie)

.
Meer voor de peuter en kleuter: Hennie de Gans

Margo van Schie

Peuters en kleuters: alle artikelen

Opvoedingsvragen: alle artikelen

Ontwikkelingsfasen: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: peuter-kleuterklas

.

871-802

.

.

.

VRIJESCHOOL – 6e, 7e klas – raadsels

.

Wie aan een 3e-klasser bv. vraagt: ‘Waar zit de meeste vis’? krijgt vrijwel altijd het antwoord: in zee.
Daaruit spreekt al een zeker weten, een in de gaten hebben, dat daar meer vis moet zitten dan in een meer of een sloot.

Dat is nog een concreet weten.

Bij het ouder worden groeit ook de mogelijkheid tot abstraheren.
De eenvoudige sommen die eerst nog alleen uitgerekend konden worden wanneer de getallen concrete voorwerpen waren, worden nu moeiteloos zonder voorwerpen, dus in hun abstractie opgelost.

Het antwoord op de vraag ‘waar zit de meeste vis’ luidt echter: ‘tussen de kop en de staart’.

Op dat antwoord komen – in ieder geval – toen ik het ze vroeg, de 3e-klassers niet. Ze glimlachen wat als ze het antwoord horen.

Maar ook in de 4e, zelfs in de 5e zijn er kinderen die de sprong naar het abstractere antwoord nog niet kunnen maken.

Toch vinden kinderen ‘raadsels’ heel leuk.

Als je weet hoe het met het abstractievermogen van je klas staat, zou je er bv. een op een vaste tijd kunnen stellen.

Ik deed dat bv. op maandag, woensdag en vrijdag – en stimuleerde de kinderen om het antwoord te vinden, dat ze dan de andere dag te horen kregen, nadat ze natuurlijk eerst hun eigen antwoorden hadden kunnen geven. Daar zaten vaak originele onder!

Als kind kreeg ik ooit een raadselboekje. Het was mij dierbaar. Nu het de tand des tijds niet langer meer doorstaat, wordt het tijd om het hier weer te geven.

RAADSELS

1.Waren wij er niet geweest, jij was er ook niet. Wie zijn wij?
De ouders (het voorgeslacht).

2.Wat is de sterkste drank, waarvan je toch niet dronken wordt?
Het water, want het draagt schepen.

3.Wie is een ijzervreter?
De roest.

4.Wie staat er midden in de hemel op drie poten?
De letter M.

5.Wie is de zoon van mijn vader en toch niet mijn broer?
Ik zelf.

6.Wie is het sterkste dier?
De slak, want die draagt zijn huis op zijn rug.

7.Wie houdt er maaltijd zonder te eten?
De molenaar.

8.Wie gaat uit en blijft toch thuis?
De (open) haard.

9.Welke vis heeft zijn ogen het dichtst bij elkaar?
De kleinste vis.

10.Wat gooi je rond op het dak en komt er lang weer af?
Een bolletje touw.

11.Welke hoed draag je niet op je hoofd?
Een vingerhoed.

12.Waar ga je naar toe als je 12 jaar bent?
Naar je dertiende.

13.Wat staat er tussen berg en dal?
Het woordje “en”.

14.Hoe schrijf je 1000 zonder nullen en toch met cijfers?
999 9/9

15.Wanneer heeft het mooiste meisje geleefd?
Tussen haar geboorte en sterfdag.

16.Van welke gaven word je niet rijk?
Van uitgaven.

17.Wie heeft een kam en gebruikt die niet?
Een haan.

18.Waar zit de meeste vis?
Tussen de kop en de staart.

19.Waar dreef de eerste boot?
Op het water.

20.Waarom draagt iemand een stropdas?
Om zijn hals.

21.Welke schoenen passen aan geen voet?
Handschoenen.

22.Hoeveel maanden hebben 28 dagen?
Alle 12.

23.Welke steen heeft 2 zangstemmen?
Basalt.

24.Wat lopen door het land en bewegen zich niet?
Wegen.

25.Mijn eerste is een blad, mijn tweede ook, samen ben ik ook een blad.
Wat ben ik?
Een theeblad.

26.Aan welke ladder zitten geen sporten?
Een toonladder.

27.Waarom gaat men naar bed?
Omdat het bed niet naar ons toe komt.

28.Sta je er voor, dan ben je er in; sta je er niet voor dan ben je er ook niet in.
Een spiegel.

29.Het is in huis en er buiten, maar nog nooit door de zon beschenen
De schaduw.

30.Ik heb twee vleugels en één been, toch kan ik niet lopen of vliegen.
Het neusbeen

31.Ik was er vóór er iets was; maar ik verdween toen er iets was.
Niets

32.Hoeveel boterhammen kan men van een heel brood snijden.
1; daarna is het geen heel brood meer.

33.Hoelang slaapt een ezel meestal
Tot hij wakker wordt.

34.Wat moeten we houden als we het geven?
Ons woord.

35.wie kan alle talen spreken zonder ze te leren?
De echo

36.welke weg is nog nooit betreden?
De Melkweg

37.Wat heeft de grootste overeenkomst met de helft van een vel papier?
De andere helft

38.Lirum, larum, faldera. Hoe schrijft men dat met drie letters
d. a. t.

39.In welke richting vliegen vogels altijd?
In de richting van hun snavel

40.Welke vegers maken de kamer vuil?
Schoorsteenvegers

41.Wie kan naar buiten gaan zonder zijn huis te verlaten?
Een slak

42.Wat heeft men altijd aan zijn rechterhand bij het   wandelen?
Vijf vingers

43.hoe schrijft men droog gras met vier letters?
Hooi

44.Welke zin kan men het best missen?
Onzin

45.Hoe kan men water in een zeef dragen?
Als ijs

46.Wie heeft tanden en eet nooit?
Een kam

47.Waarom dragen de molenaars witte jassen?
Om hun lijf

48.Welke raad is altijd goed?
Voorraad

49.Hoe ver kun je het bos inlopen?
Tot het midden, daarna loop je er weer uit.

50.Voor wie doet men zijn ogen toe?
Voor de slaap

51.Wat is een mooie daad en ook een wrede moord
Vergeven

52.Wat heeft geen begin en geen einde?
Een ring

53.Wie knipt zonder een schaar te gebruiken?
Een oog

54.Welke vogel is nooit gelukkig?
Een ongeluksvogel

55.Wat liegt zodra het stilstaat?
Een uurwerk

56.Op welke matten veeg je geen voeten?
Hangmatten

57.Uit welke wolken valt geen regen?
Stofwolken

58.Wat kan men het moeilijkst stilhouden?
Zijn tong

59.Zonder welke slagen kun je niet leven?
Hartslagen

60.Wie mij noemt breekt mij. Wie ben ik?
Het stilzwijgen

61.Waarom heeft een man een baard
Om zijn kin

62.Wat is de langste letter van het alfabet?
De o, die heeft geen begin en eind

63.Welke noten eet je niet?
Zangnoten

64.Wat gaat uit en blijft toch thuis?
Een kaars, de haard

65.Wat was was, voor was was was?
Stuifmeel

66.Welke ezel eet niet?
Een schildersezel

67.Welke peren zijn niet lekker?
Muilperen

68.Welke drift is geen kwaad?
Geestdrift

69.hoe schrijf je 89 met 4 cijfers?
88 8/8

70.Wat is lichter dan een veer?
Een halve veer

71.Welk gebrek hebben veel mensen?
Geldgebrek

72.Wat is de slechtste raad?
Onraad

73.Wie slaat zonder handen?
de klok

74.Door welke pijp komt geen rook?
Een broekspijp

75.In welke mond zitten geen tanden?
In een riviermond

76.Welke neuzen ruiken niet?
Die van laarzen of schoenen

77.Welke school gebruikt geen boeken?
Een school vissen

78.Hoever is de afstand tussen hemel en aarde?
Tweemaal de helft

79.Welke nagels knipt men niet?
Kruidnagels

80.Welke katjes miauwen niet?
Wilgenkatjes

81.Welke bal stuitert niet?
Een sneeuwbal

82.Welke ziekte heerst in geen enkel land?
Zeeziekte

83.Wat kan men niet natmaken?
Water

84.Welke sleutels gebruikt een inbreker niet?
Muzieksleutels

85.Wat kan door de ramen vallen zonder dat ze breken?
Het zonlicht

86.Wanneer maait men hooi?
Nooit, men maait gras

87.Wat wordt korter als men het langer maakt?
Het woord kort

88.Als er 5 kaarsen branden en men blaast er 2 uit, hoeveel blijven er over?
Die 2, de andere branden op

89.Waarmee eindigt alles
met een s

90.De luie doet het; de dove hoort het; de arme heeft het; de blinde ziet het.
Niets

91.Wat wordt een boer als hij in het water valt
nat

92.Welke haren hebben St.-Bernardshonden
Hondenharen

93.Welke bellen klinken niet?
Oorbellen

94.Het brandt en het brandt niet
Een brandnetel

95.Welk woordje wordt altijd fout geschreven?
Het woordje fout

96.Wie kan zijn hals breken zonder zich pijn te doen?
Een fles

97.Welke oren horen niet?
Van een kopje

98.Welke stoel heeft maar één poot?
Een paddenstoel

99.Wie heeft steeds het laatste woord?
De echo

100.Met welke boog kun je niet schieten?
De regenboog

101.Met welke munt wordt niets betaald?
Pepermunt

102.Met welke kam wordt niet gekamd?
Een hanenkam

103.In welk slot kan geen koning wonen?
In een hangslot

104.Waar zijn de zeeën zonder water
Op de landkaart

105.Wat kan men niet met woorden uitdrukken?
Een citroen

106.Op welke horen blaast men niet?
Op een neushoorn

107.Wat zien we nooit overdag?
De nacht

108.Hoeveel kanten heeft een cirkel?
2: binnen- en buitenkant

109.’t Is weg, blijft weg en is alle dagen weg
Een weg

110.Op welke tocht gaat men niet vooruit?
De terugtocht

111.Welk werk kan men in ’t donker zien?
Vuurwerk

112.Waar kan men ’s zomers niet op staan en ’s winters op rijden gaan?
Water

113.In welke kranten staat nooit nieuws?
In oude kranten

114.Welk stuk kan de beste muzikant niet spelen?
Een biefstuk

115.Welke huizen worden nooit verkocht?
Slakkenhuizen

116.Welke stokken neem je niet in je hand?
Kapstokken

117.Met welke vleugels wordt niet gevlogen?
Neusvleugels

118.Wie kan men achtervolgen en niet krijgen?
De schaduw

119.Welk paard is geen trekdier?
Een luipaard

120.Welke mensen gebruiken wel klinkers, maar geen medeklinkers?
Straatmakers

121.Wie eet na de maaltijd?
De molenaar

122.Welk paard kan niet trekken
Een hobbelpaard

123.Wat heeft geen deuren en ramen en gaat toch openen dicht?
Een boek

124.Welke dief is altijd heel lief?
Een hartendief

125.Ik heb er een; ach, had ik hem maar. Maar ik heb hem niet, dus heb ik hem nog.
Een vlo

In het Duits

Es hat keine Ohren,
der Dummkopf,
und die Haare
sind ihm ausgegangen.
Er hat viele Augen
und kann doch nicht sehen,
der arme Kerl!
Im Winter kommt er ins Haus,
aber er kommt nicht wieder heraus.

Die Kartoffel

Er bestaan bepaalde rijmpjes/versjes zoals bv.

Amsterdam, die grote stad,
Die is gebouwd op palen.
Als die stad eens ommeviel,
Wie zou dat betalen?

Soms nog gevolgd door:

Amsterdam, hoe schrijf je dat?

Raadsel 38 – heeft ook zoiets.

Het is niet de bedoeling dat je ‘Amsterdam’ spelt, maar ‘dat’.

In het Engels bestaat deze:

Round and round the rugged rock
The ragged rascal ran
Say how many R’s are in that
And you’re a clever man.

Uiteraard kun je deze tongue-twister al vanaf de laagste klassen oefenen, maar wanneer je hem in een hogere klas weer eens opfrist, kun je het raadsel ook aan de orde stellen.

Veel kinderen zullen proberen te tellen en al naar gelang ze de woorden of kennen of de r horen, met antwoorden tot 11 komen. Dat er geen R in ‘that’ zit, dringt soms wat later door……

Voor de hogere klassen zijn er ook

Reken’raadsels’

Breinbrekers

Taalraadsels

.

866-797

.

VRIJESCHOOL – Zingen met kleuters

.

Fiona van Mansvelt, Jonas 18, 05-05-1978

.

ZINGEN MET KLEUTERS

daar reden drie ridders langs de Rijn……..

Vroeger werd er veel meer gezongen dan tegenwoordig. Ook door volwasse­nen bijvoorbeeld bij ‘t werk, op fami­liefeesten, of tijdens de wandeling. Veel mensen generen zich om te zin­gen. Vraag maar eens in een groep mensen of iemand z’n stem wil laten horen. Als er een plaat wordt ge­draaid of de top 10 van de radio aan­staat, wil het nog wel lukken, maar al­leen, of met elkaar zomaar wat zingen, waarom ook eigenlijk?

Dikwijls klinkt ‘s morgens uit de kin­derkamer waar twee van onze kleuter­zonen slapen een vrolijk gezang. Eerst zijn het vaak fantasiemelodieën, zingen ze zomaar zachtjes wat voor zich heen, ieder voor zich. Dan lang­zamerhand herken ik ook allerlei lied­jes, ‘t Kleintje van drie is er ook bijge­komen en samen wordt er van alles ge­zongen: Soms oefenen ze hele moei­lijke liedjes, dan weer maken ze grap­jes door alle woorden van zo’n liedje met éénzelfde klank te laten begin­nen (bijvoorbeeld in plaats van lamme­tje, pammetje enz.) Zo zingen ze uit volle  borst hun morgengezang.

‘t Is fijn als je kinderen veel zingen, vind ik. Het is voor mij een teken dat het goed met ze gaat. Samen met een paar andere moeders ben ik nu al een jaar of twee aan het werk om voor onszelf en vandaaruit ook voor de kinderen de feesten van het jaar te leren kennen, er meer aan te beleven en te proberen er vorm aan te geven. Een van de houvasten daar­bij zijn de liedjes. Liedjes die elk feest helpen voorbereiden en weer laten uit­klinken. Ik begin al enkele weken voor de feestelijke dag (dagen) die liedjes te zingen die erbij horen, kunnen gaan horen. En na het feest zingen we de­zelfde liedjes nog een tijd, soms lan­ger, soms korter, dat hangt van het feest, maar ook van de kinderen af. (De St. -Nicolaasliedjes overtreffen daarin alle andere, tot in maart kwa­men ze af en toe boven!)
Nu ik alweer zo’n tijd op deze manier met liedjes bezig ben, merk ik dat het langzamerhand een soort stroom wordt waarin we terecht komen. Som­mige liedjes vallen af, andere nieuwe komen erbij, maar het golft van het een in het ander, als eb en vloed is het meer.

Pasen hebben we achter de rug met een liedje over eieren zoeken (uit: De Gouden Poort), maar ook het moeilij­ke lied van: ‘Daar nu het feest van Pa­sen is’, waarbij de kinderen zo van het ‘halleluja’ genieten.

Ik houd me bij dit alles niet streng aan de pentatonische liedjes of liedjes in de kwintenstemming. Van de kwinten­stemming weet ik hoe die bij de kleu­terleeftijd hoort, maar het liedjes­repertoire dat je nu eenmaal hebt, is lang niet altijd aangepast aan de leeftijd van je kinderen. Daar moet je langzaam ingroeien. Dat kan je niet voor ze klaar hebben, zoals je een les kunt voorbereiden…’t Is met de opvoeding zó, dat je het, lijkt me, pas een beetje kunt als de kinderen groot zijn, nou, en dan zijn ze groot!
Zo komt het dat ik in een bepaalde situatie een liedje zing, dat me op dat moment invalt, van vrouw Holle (uit De Gouden Poort) als het sneeuwt, maar ook van de zwarte kraaien die in het weiland neerstrijken op een regenmiddag, als we vanuit de kamer uitkijken over de wei met van die grauwe voortjagende wolken erboven. Dat kraaienliedje is nu echt zo’n liedje van de heren uit de vorige eeuw waar Henk Sweers over schreef in zijn artikel van Jonas 16. (niet op deze blog)

Het “t is kras, ‘t is kras, ‘t is kras kras kras’, dat in dit liedje voorkomt geeft zo prima de stemming van buiten weer, dat ik het daarom gewoon graag zing.
De kinderen vinden het prachtig. Maar daar gaat het juist om. Alles wat je als volwassene met enthousiasme kunt doen voor kinderen vinden ze fijn. Dat maakt daarom ook niet minder een groot verantwoordelijkheidsgevoel noodzakelijk en het blijft nodig je te verdiepen in de ontwikkeling van je kinderen.

Maar het leven gaat gewoon door. Ik doe wel mijn best om mijn repertoire liedjes aan te passen aan de leeftijd van mijn kinderen, maar ik zing onder­tussen wat me invalt en wat ik leuk vind om mét of vóór ze te zingen. Liedjes, maar vooral ook rijmpjes kunnen vaak zo prachtig benarde si­tuaties verlichten. Ze geven ruimte en opluchting. Ze kunnen werken als iets objectiefs tussen mijzelf en het kind. Als het lukt om het juiste rijmpje, of liedje op zo’n moment te vinden, kan het kind er iets van zichzelf en de si­tuatie in herkennen. Het laat hem vrij en maakt mij vrij van gevit of geïrriteerd zijn. We beleven er samen iets aan en kunnen dan samen weer verder. Ik moet zeggen dat dit een streven van mij is en lang niet altijd lukt! Soms kan ook voor een kleuter een duidelijk woord meer op zijn plaats zijn. Laatst, toen ik met een paar kinderen bij de schapen was, die net gelammerd hadden, nam ik zo’n klein paar dagen oud lammetje op schoot, zodat de kinderen hem rustig konden aaien, ter­wijl de moeder wat bokkig tegen mijn rug duwde.

Eén van hen zei toen: ‘zullen we heel zachtjes voor hem zingen?’ We zon­gen:

lammetje lammetje in de wei
kwispel met je staartje
dansen, springen o zo blij
ieder naar zijn aardje

Heel zachtjes zongen we, terwijl wij het diertje streelden. ‘Ik geloof dat hij het heel fijn vindt’, zei toen een ander kind. Ik beschrijf deze situatie niet
al­leen omdat ik er zelf zo van genoot, maar om te laten zien hoe zo’n een­voudig liedje voor een kind een vorm kan zijn voor het uiten, het mededelen van een gevoel. Dat te verwoorden is voor een kleuter vaak nog niet moge­lijk. Wél wil hij zich uitdrukken en doet dat dan ook dikwijls door wild te gaan springen, of te schreeuwen. Soms kan dat ook best, maar soms verstoort het alles en zeker in dit geval waren alle lammetjes blatend achter hun moeders verdwenen.

Bij het pannenkoekenbakken hebben wij vaak veel plezier met het volgende rijmpje:

ale wale wanneke
moeder bakt koek in een panneke
moeder bakt koek van boekweitemeel
bruin van buiten, van binnen geel
heet is het vuurtje, dun is het deeg
‘t lepelke schept er het potteke leeg
‘sssissende-sis’, zegt het panneke
klaar is het koekske voor
‘t manneke

Zo’n rijmpje is veranderbaar en ge­makkelijk aan te passen aan de
situa­tie, bijvoorbeeld door boekweitemeel te vervangen door tarwemeel enz.

Wanneer wij uit de Betuwe komen en bij Rhenen de Rijnbrug overrijden, en dan aan de overkant de hoge Grebbeberg zien liggen, kunnen we het niet laten om het oude weverslied te zin­gen van:

daar reden drie ridders al over de Rijn,
zet aan (2x)
bij ene schoon’ jonkvrouw daar moesten ze zijn,
zet aan en trap neder, schiet door en sla weder,
zet aan (2x)*

Met kinderen reizen per auto: de een zit wat voor zich uit te staren, de ander heeft buikpijn, de derde vraagt maar steeds of we er nu nog niet zijn…
Door het zingen van een enkel liedje (best wel tien keer herhaalbaar) komt alle aandacht tezamen en is alle leed voor even verdwenen.

Vierentwintig juni is het St.- Jansfeest. Daarvoor vonden we een leuk volks­liedje van ‘Jezus en St.-Janneke’.

In de boekjes van Dien Kes, Jop Poll­man en Piet Tiggers, Kinderzang en Kinderspel, vond ik het later ook. Al­leen is de melodie daarin anders. In ‘De Gouden Poort’ staat een penta­tonisch liedje voor dit feest. We zingen dat ook. Ikzelf heb daar veel meer moeite mee. ‘t Spreekt me niet aan. En aan de kinderen merk ik dat. Wat ikzelf met plezier zing, nemen ze met plezier over. ‘t Omgekeerde is helaas ook waar.

Zo zingen we het jaar rond, rondom de feesten; in en om ons dagelijks doen en laten. Toch gebeurt het ook, dat het zingen wat op de achtergrond raakt, vergeet ik het een beetje en raak ik er soms helemaal uit. Dat werkt dan óók door naar de kinderen. In zo’n periode wordt het moeilijk want nu blijkt een liedje ineens niet meer te kunnen, zit het gewoon verkeerd, klinkt het niet, past het niet. Het wordt dan tijd om moed te verzame­len om de stroom weer op gang te brengen. Daarbij rekening houdend dat dat niet in één dag kan. Maar wanneer het weer begint te ko­men is het zingen fijn in het samenle­ven met opgroeiende kinderen, geeft het vreugde en verlichting (maar ook pedagogische mogelijkheden als je ze ontdekt), die, zo beleef ik het, ik zo goed kan gebruiken in mijn dagelijks bestaan.

Als ik bij liedjes of rijmpjes geen bron vermeldde, dan was die mij onbekend. Zelf heb ik veel aan de kombinatie van de volgende boekjes:
de Gouden Poort, Beatrijs Gradenwitz-van Bemmelen, uitg. Vrij Geestesleven. Spreuken en liedjes voor kinderen, uitg. Christofoor.

Drie deeltjes Kinderzang en Kinder­spel. Dien Kes, Jop Pollman, Piet Tiggers, uitg. De Toorts, Haarlem.

*ik heb de muziek hiervan (nog) niet kunnen vinden

Voor veel liedjes

Peuters en kleutersalle artikelen

Opvoedingsvragen: alle artikelen

Ontwikkelingsfasen: alle artikelen

Vrijeschool in beeldde peuter-kleuterklas

787-722

VRIJESCHOOL – 7e klas – alle artikelen

.

Rudolf Steiner: leerplan 7e klas

Caroline von Heydebrand: leerplan 7e klas

Leerplan klas 7
Uit ‘Het binnenste buiten’

Aardrijkskunde
Het binnenste buiten over: een 7e klas schildert gezamenlijk een grote wereldkaart; andere culturen m.n. China; Chinese wijsheden; metalenspel in trant van Kalevala; sterrenkunde;

Aardrijkskunde klas 4 t/m 12:

overzicht
Christoph Göpfert ‘menskunde door aardrijkskunde’ deel 1 over: om welke ervaringen gaat het die een kind moet hebben over de wereld van nu; aardrijkskunde heeft verbinding met bijna alles: gesteenten, planten, dieren, waar en hoe mensen leven en leefden (geschiedenis); aardrijkskunde moet ook leiden tot meer naastenliefde; wat en waarom – ook menskundig gezien – van wat in de klas behandeld wordt; een overzicht

[2] Van heemkunde naar de eerste aardrijkskunde in klas 4, 5

deel 3 en deel 4 bij klas 6      deel 5 biklas 7
.

Algebra en rekenen   [2] [3] [4]

Geschiedenis
alle artikelen

Handenarbeid
5e; 6e en 7e klas

Boetseren in een 7e klas
Wolfgang Stammen over: puberteit en evenwicht; evenwicht en rechtvaardigheid; voorbeeld Robin Hood, boogschutter van Bourdell.

Meetkunde

Menskunde zie voedingsleer

Natuurkunde
alle artikelen

Nederlandse taal

[1] Een zevendeklasser
Karakteristiek van de 7e-klasser; hoe het leerplan daaraan tegemoetkomt; wat er bij Nederlands aan bod komt: over de zin: gevoels-, verbazing-, wenszin; bijzinnen; gedichten maken; dichters behandelen; 

[2]
Het binnenste buiten
 over: leerstof Nederlands; grammatica: wenszinnen, samengestelde zin; toneel (gedeeltelijk voorbeeld: Columbus)

voorbeelden van opstellen

Niet-Nederlandse taal
Frans
Engels

Rekenen:
zie algebra

Scheikunde
alle artikelen

Spraakoefeningen

Sterrenkunde
alle artikelen

Tekenen
zwart-wit (2-1)
Arceertechniek, toegelicht door Assja Turgenieff
zwart/wit [2-2]
waarom in klas 7; verschillen met andere technieken van illustreren
zie ook: de vele nuttige aanwijzingen op deze site 

Vertelstof
Biografieën

Voedingsleer
Alle artikelen

Raadsels
‘gewone’;    rekenraadsels;    breinbrekers

7e klas ‘impressie’

.
Vrijeschool in beeld: 7e klas

.

766-701

.

VRIJESCHOOL – 6e klas – geschiedenis – alle artikelen

.

6e klas geschiedenis
.

[1]  Vakkenintegratie met het vak Engels
Julius Caesar in Roman Britain 

[2-1]  Spelletjes in Rome
Een aantal spelletjes uit de Romeinse tijd die ook door de leerlingen kunnen worden gespeeld.

[2-2] Geld in Rome
Over het ontstaan van geld; hoe het werd gemaakt; namen van Romeinse munten; verklaringen van woorden, o.a salaris, money, geld stinkt niet; voorbeelden van munten en wat er precies op staat.

[3] Vertaling van LindenbergGeschichte lehren‘:
6e klas; overzicht van de lesstof

Uitwerking van Lindenberg
[3-1] Rome: Aeneas; Romulus en Remus

[3-2] Democratie of aristocratie; patriciërs en plebejers

[3-3]  Hannibal    zie ook [11]  op deze pagina
[3-3/1] Hannibal

[3-4] De Cracchen
Ontstaan slavernij in Rome; invloed van proletariërs ‘kroostbezitters’; invloed van Cornelia; Licinische wetten; veto; in de context nog iets over senaat, tribuun, consul.

[3-5] Julius Caesar    zie ook [10-2]
Julius Caesar 
Julius Caesar

[3-6] Jeruzalem en Rome

[3-7] Volksverhuizing en ondergang Rome

[3-7/1] Attila

[4-1] Mohammed
[4-2-1] Anne Bakker over: de islam in de 6e klas, als onderdeel van een bredere visie: de islam in het vrijeschoolonderwijs.

[4-2] Franken

[4-3] Karel de Grote

[4-4] Karolingen

[5-1Heilige Romeinse Rijk; Otto 1

[5-2] Otto 1

[5-3] Gregorius VIl

[6-1] Kruistochten: 1e

[6-2] Andere kruistochten en de gevolgen

[7-1] Monniken en kloosters

[7-2] Adel, boeren, ridderschap

[7-3] Steden

[8-1] Hoe ga je te werk: levendig vertellen

[9-1] Het ontstaan van Rome
Zie ook: [3-1]

[10-1] Romeinen in de Nederlanden
[10-2] Julius Caesar in de Nederlanden

[11] Carthago

[12-1] Romeins soldaat (kleding); centurio; gevangenis – Carcer Mamertinus); gesel

[12-2] Romeins legerkamp

[13-1] Romeinse keizers
N.a.v. een boekbespreking ‘Heersers over het Romeinse Rijk – Mary Beard -: de beeltenissen van de keizers: Augustus, Caligula, Claudius, Domitianus Elagabalus, Hadrianus, Julius Ceasar, Marcus Aurelius, Nero, Nerva, Septimus Severus, Tiberius, Titus, Trajanus, Vespasianus.

.

Alexander de Grote

Keizer Augustus

Constantijn 1 de Grote

Justinianus 1 de Grote

ILLUSTRATIES:
Op Pinterest [1]   [2]
.

6e klas: alle artikelen

Geschiedenis: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: 6e klas geschiedenis

.

705-643

VRIJESCHOOL – 6e klas – alle artikelen

.

6e klas(ser): impressie

Aardrijkskunde
alle artikelen

Geschiedenis
alle artikelen

Handenarbeid
[1] hout

Meetkunde
alle artikelen

Mineralogie
alle artikelen

Natuurkunde
alle artikelen

Nederlandse taal
[1] ontleden
[2] het Nederlandse taalonderwijs
Het binnenste buiten
over: ontwikkeling kind v.a. 12e jr.; overzicht van de woordsoorten; enkelvoudige en samengestelde zin; stijl: door gebruik van ‘de wijzen’; vertelstof; leer- en ontwikkelingsdoelen; ontleden;

woordsoorten

Niet-Nederlandse talen
Frans: leerplangezichtspunten
Engels: vakkenintegratie met geschiedenis: Engels leesboekje over Julius Caesar and Roman Britain

Rekenen
alle artikelen

Raadsels
‘gewone’; rekenraadsels; breinbrekers

Spraakoefeningen

sterrenkijken (8 – 12jr)

Tekenen
zwart-wit (1)
tekenen met houtskool
zie ook:
de vele nuttige aanwijzingen op deze site 

Vertelstof
Over de Kalevala

Vormtekenen
zie de blog

6e klas: alle artikelen


VRIJESCHOOL in beeld: 6e klas: alle beelden

.

690-630

.

.

VRIJESCHOOL – 5e klas – alle artikelen

.

Uit het leerplan

Aardrijkskunde
alle artikelen

Dierkunde
alle artikelen

Geschiedenis
alle artikelen

Handenarbeid
[1]

Nederlands
[1] o.a. grammatica – lijd.v.; directe-indirecte rede; hexameter

[2] Nederlandse taalonderwijs
Het binnenste buiten
over: leer- en ontwikkelingsdoelen klas 5; vertelstof; n.a.v. literatuur uit de Oudheid; van beeld – naar abstract bewustzijn; grammatica: bedrijvend en lijdend; hexameter; voorbeelden grammatica: actief/passief, directe en indirecte rede; naamvallen; toneel, met voorbeeld (gedeelte)

[3] Grammatica op de vrijeschool
Martin Tittmanns boek over: actief en passief; directe en indirecte rede; verbuiging; stijlsoorten.

taalspelletjes vanaf klas 1
Naamvallen

Niet-Nederlandse talen
Frans: leerplangezichtspunten

Plantkunde
alle artikelen

Rekenen
alle artikelen

spraakoefeningen

sterren kijken (8 – 12jr)

Vertelstof
algemeen, waaronder klas 5
idem

Vormtekenen
zie de blog

676-618

.

.

VRIJESCHOOL – 4e klas – alle artikelen

.

Uit de 4e klas
Impressie

Aardrijkskunde
Alle artikelen

Dierkunde
Alle artikelen
N.a.v. ‘de koe’ Duits spelletje

Nederlandse taal
[1] De 4e-klasser; de vakken; Nederlands – grammatica

[2] Nederlands in klas 4
Het ‘Binnenste buiten‘ over: de 4e-klasser; ik-beleving; relatie tot eigen taal; relatie tijd; leer- en ontwikkelingsdoelen; vertelstof; voorbeelden voor grammatica, tijden, woordsoorten; raadsels

taalspelletjes vanaf klas 1
Naamvallen

Niet-Nederlandse taal
Engels: grammatica
Frans: leerplangezichtspunten
Duits: dierkundespelletje

Rekenen
alle artikelen

spraakoefeningen

sterrenkijken (8 – 12jr)

Tekenen
Tekenen van dieren – katachtigen

toneel
Thrymslied: Hoe Thor zijn hamer terughaalde –

Vertelstof:
de Edda – achtergronden; verklarende namen

Vormtekenen
zie de blog

heel veel meer: pinterest

663-606

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

.

.

VRIJESCHOOL- 3e klas – alle artikelen

.

Kind en leerplan

Beweging
bikkelen  handschaduwbeelden   hinkelen   touwtjespringen

Heemkunde:
alle artikelen

Muziek
Over het aanleren van het notenschrift

Nederlandse taal:
[1]
Werkplan Geert Grooteschool over: de psyche van de 3e-klasser; spreken; schrijven: stelopdrachten; grammatica en denken, voelen, willen; toneelspelen; schrijven met inkt; [met aantekening van mij: waarom drukletters schrijven]

[2]
Het ‘Binnenste buiten over: het belang van spraakoefeningen; grammatica: voorbeeld van doe-hoe-noemwoorden; leestekens; schrijven: lopend schrift [met aantekening van mij: waarom drukletters schrijven]; toneelspel

[3] Interpunctiespel
Freerk Weerstra: klassenspel voor de interpunctie>
Aanvulling Pieter HA Witvliet: kun je, wat in de tijd verloopt, ruimtelijk uitbeelden; het grote belang van ‘luisteren’; aanwijzingen voor het lezen.

[4] Het begin van de taalkunde; de woordsoorten in de 3e klas
Martin Tittmann: Uit zijn boek ‘Deutsche Sprachlehere der Volksschulzeit’ (Duitse grammatica in de basisschool), waarbij in de vertaling vooral de nadruk ligt op de Nederlandse; met achtergronden en voorbeelden.

[5] 3e klas grammatica
Kleine impressie uit een vrijeschool.

taalspelletjes vanaf klas 1

Niet-Nederlandse talen: Duits   [2]
Niet-Nederlandse talen:Engels
Niet-Nederlandse talen: Frans

Rekenen:
alle artikelen

Schilderen
N.a.v. de vertelstof: de scheppingsdagen

spraakoefeningen

sterren kijken (8 – 12jr)

de natuur in

Vertelstof:
alle artikelen

Vormtekenen
zie de blog

.

658-603

.

Wat op deze blog staat

.

VRIJESCHOOL – 2e klas – alle artikelen

.

 ‘Er is er een jarig’
ideeën voor de verjaardag van een kind

Een ouderavond
Een moeder doet verslag

Beweging
bikkelen  handschaduwbeelden   hinkelen   touwtjespringen

Impressie
[1] H.Kwindt geeft een indruk van de 2e klas: wat, hoe en waarom

Heemkunde [1]  [2[3]

Herfstspelletje
Een spel van D.Udo de Haes uit ‘Zonnegeheimen’deel 4.
Wanneer je in de herfst heemkunde doet, kun je dit spel goed gebruiken: over het verkleuren van de bladeren; de rol van zon en wind

Nederlands

[1]

[2] Nederlandse taal
Het binnenste buiten over: dialoog; grammatica; voorbeeld voor zelfst.nw. en ww.; spellingsvoorbeeld; spelen van fabel en legende
taalspelletjes vanaf klas 1

Lezen, een suggestie
Pieter HA Witvliet 
over: voor de beginnende lezer zijn er niet zoveel boekjes met een ‘literaire’ inhoud. Vrijeschoolleerkracht Max Stibbe† stelde een boekje samen met de vertelstof van de 2e klas: de fabels, om deze met de kinderen te lezen.

Niet-Nederlandse talen: Duits    [2]
Niet-Nederlandse talen: Frans

Rekenen
alle artikelen

Spraakoefeningen

Sterrenkijken (5 -7 jr)

de natuur in

Vertelstof
Alle artikelen

Vormtekenen
zie de blog

VRIJESCHOOL in beeld: 2e klas

649-595

.

VRIJESCHOOL 1e klas – alle artikelen

.

Rudolf Steiner over de 1e klas
Waarom kom je op school.

[1-1] De eerste schooldag in de 1e klas 
Pieter HA Witvliet over: voorbeeld van hoe het in de klas kan gaan; waarom op school; onze handen; beschouwing over ‘recht en rond/krom’.

[1-2] Het eerste uur op school
Martin Rothe over: het eerste schooluur. Voorbeeld van een verhaal ‘waarom je op school komt’.

[1-3] Een opening van schooljaar voor de eerste klas en het eerste schooluur
Frank Stark over een schooljaaropening voor de 1e klas en het 1e schooluur. Waarom op school? Recht en rond.

[1-4] De eerste les in de eerste klas
Ton Mensenkamp 
over: wat is ‘rond’ en ‘krom’; waarom in de 1e klas op het 1e schooluur.

Het belang van de eerste klas op de vrijeschool
D.J van Bemmelen
over: wat gebeurt er in een 1e klas en waarom; met de nadruk op het leren schrijven en lezen vanuit de beelden.

Een begin van een ochtend in de 1e klas
Pieter HA witvliet
over: ‘bewegend deel’; wat en hoe beweeg je aan het begin van de dag; pittenzakjes.

Vingerspelletjes [1-1]    [1-2]
Het zijn vooral kleutervingerspelletjes die je soms ook nog in de 1e klas kunt gebruiken.

Bewegen in de klas

Kringspelletjes:
de boom die wordt

Aftelversjes  bikkelen   hinkelen   touwtjespringen

Boetseren

Boetseren als uitdrukking
Elisabeth Klein over: in het boetseren drukken de kinderen iets van zichzelf uitvrijgekomen plastische vormkrachten; karakters van kinderen en hun boetseerwerk; samenhang met temperament;

Heemkunde
Alle artikelen

Impressie [1]    [2]    [3]   [4]

Lezen – schrijvenalle artikelen

Menskundige achtergronden

Muziek
blokfluit
blokfluit

Nederlandse taal
[1] Uit een schoolwerkplan van de Geert Grooteschool over: het wezen van de 1-klasser; zijn ontwikkeling en hoe de leerstof van de klas daaraan bijdraagt; langere verhandeling over leren schrijven en lezen vanuit de praktijk, becommentarieerd

[2] Nederlandse taal
Het ‘binnenste buiten
‘ over: karakteristiek van taal; het beeldend-plastische/ritmisch-muzikale; taal als Ik-functie; 6-9 taal als instrument, 9-12 taal als schoonheidsbeleven;  vanaf 12: overbrengen van gedachte en idee; klas 1, 2 en 3: goed spreken en goed luisteren; eisen aan taalonderwijs; verschil klinker-medeklinker; leren schrijven (met voetnoten van Pieter HA Witvliet over het leren schrijven van blokletters, het gebruik van bepaald schrijfmateriaal en de behandeling ‘benoeming’ van kleuren.)

Rekenen: alle artikelen (waaronder rekenen en temperamenten)
Rekenwerkboek: Rekenen in beweging

Niet-Nederlandse talen:
alle artikelen

Schrijven – lezenalle artikelen

Spraak- en taalontwikkeling
Goed leren spreken doe je vóór je zevende.
Het belang van goed waarnemen hoe het met de taalontwikkeling van het kleine kind gaat; eventuele fysieke stoornissen en de gevolgen.

Spraakoefeningen

Sterren kijken (5 – 7 jr)

De natuur in

Vertellen:
Elisabeth Klein
over: hoe vertel je in de verschillende klassen; de 1e klas; sprookjes(beelden); vertellen moet op verschillende manieren op het gevoel werken.

Vertelstof: alle artikelen

Vormtekenen[1]    [2]
zie de blog

Toneelstukje ‘De 7 raven’

Driekoningenspelletje

.

646-593

.