VRIJESCHOOL – 6e klas – geschiedenis (3-4)

.

Lindenberg geeft in zijn weekplanning aan dat ook de Gracchen behandeld moeten worden.
.

TWEE VOORUITSTREVENDE BROERS
.

De boeren werden vervangen door slaven
.
Hoewel de slaven voor een belangrijk deel bijdroegen tot de economische
macht die Rome in de wereld was gaan vormen, zorgden ze ook voor
onverwachte maatschappelijke problemen die vooral na de Punische
Oorlogen de kop opstaken. Vele boeren kwamen in moeilijkheden. De
troepen van Hannibal waren plunderend over het Apennijnse schiereiland
getrokken en hadden tal van boerderijen verwoest. Vele boeren, ook
plebejische, waren in militaire dienst op­geroepen, wat velen in moeilijkheden had gebracht. Velen waren gesneu­veld, anderen hadden zich diep in de schulden moeten steken om hun be­drijfjes tijdens hun afwezigheid draaiende te houden. Voor rijke lie­den was het geen kunst om in die na­oorlogse jaren tientallen boerenbe­drijfjes op te kopen. Ze voegden de landerijen samen tot onafzienbare plantages, waarop honderden, vaak zelfs duizenden slaven het werk ver­richtten. Een slaaf was altijd nog goedkoper dan een betaalde werkkracht. We zouden kunnen zeggen dat op deze manier de landbouw op grote schaal werd gesaneerd. Zij die noodgedwongen afstand van hun boerderij hadden moeten doen, trok­ken massaal naar Rome, zoals alle eeuwen door de grote, rijke steden een grote aantrekkingskracht op de armen hebben uitgeoefend. Maar ook in Rome vonden ze geen werk; ook daar werd de meeste arbeid door slaven verricht. Aan slaven was im­mers geen gebrek, zeker niet toen de oorlog juist achter de rug was en tal­loze Puniërs in gevangenschap waren geraakt.

Zo werd Rome allengs bevolkt door mensen zonder bezit en zonder een ander vak dan dat van boer. Ze beza­ten eigenlijk maar twee dingen: de Romeinse burgerrechten en veel, heel veel kinderen.

Om het eerste, de burgerrechten, vormden de armen van Rome een toch niet te verwaarlozen groep. Ze mochten immers in de Volksvergade­ring stemmen en daarom dongen zij die de macht begeerden naar de gunst van deze armen. Ambitieuze politici beloofden het volk brood en spelen, met andere woorden: voldoende voedsel en genoeg amusement om de tijd te doden. De armen waren daarom te vinden in het circus of in een van de andere grote stadions en thea­ters, óf ze brachten hun tijd door in de Volksvergadering.
Aan de tweede reden, hun rijke kin­dertal, dankten ze hun naam:
prole­tariërs of ‘kroostbezitters’. De vele kindertjes immers vormden de enige ‘rijkdom’ van de armen en speelden alleen al een grote rol als het ging om voedsel en andere uitdelingen. Er waren politici die wel begrepen dat het snel toenemend aantal prole­tariërs voor Rome een gevaar zou gaan betekenen. Twee van de politici die de toestand niet meer gezond von­den, waren de gebroeders Gracchus.

De roem van Cornelia

Tiberius en Gaius Gracchus kwamen uit een aanzienlijk en ontwikkeld
mi­lieu. Hun moeder Cornelia was een dochter van de held Scipio de
Afri­kaan die Hannibal had verslagen. Zij had kwaliteiten en zij was een van de leidende persoonlijkheden in de Ro­meinse hogere kringen. Zij
verzamel­de alle mensen om zich heen die iets te betekenen hadden. De riante wo­ning van Cornelia onderscheidde zich door de culturele belangstelling die er heerste. Het meest welkom waren natuurlijk de Griekse kunstenaars. Maar ook Romeinse schrijvers verschenen er. Aan Cornelia komt de eer toe dat ze door deze vermenging het letterkundig leven van Rome enorm gestimuleerd heeft. Haar roem ging tot over de grenzen. Het schijnt zelfs dat Ptolemaeus haar ten huwelijk heeft gevraagd en haar tot koningin van Egypte wilde maken!
In deze om­geving groeiden Tiberius en Gaius op. Het Griekse stempel dat hun opvoeding kreeg, gaf hun natuurlijk een wat ruimere blik. Ze bekeken de za­ken niet alleen van de nuchtere Romeinse kant maar ook van de meer filosofische Griekse kant. Hierbij kwam uiteraard nog dat ze de best denkbare relaties hadden en daarmee grote mogelijkheden in de politiek.

Een onfatsoenlijke streek

Tiberius Gracchus werd voor het jaar 133 v. Chr. als volkstribuun geko­zen. Hij kwam toen met de eis dat de zogenaamde Licinische wetten, die in het vergeetboek waren geraakt, opnieuw van kracht zouden worden ver­klaard. Deze wetten hadden onder meer bepaald dat niemand meer dan 125 hectare van de staatslanderijen in bezit mocht hebben. Tiberius wilde dat grotere grondbezittingen zouden worden verdeeld onder de vele werk­loze boeren, die als pachters zouden optreden. Hij vergat niet de groot­grondbezitters een ruime vergoeding toe te denken in zijn hervormingspro­gramma.

Het plan kreeg de instemming van de Volksvergadering. Maar de
tegen­standers – de grootgrondbezitters, waartoe ook alle senatoren
behoor­den – zaten niet stil. Als de Volksvergadering een wet aan­nam, hoefde je maar een van de tri­bunen zover te krijgen dat hij ‘Veto’ (= Ik verbied het) zei en de wet kon niet meer worden uitgevoerd. Er wa­ren tien tribunen. De Senaat had geen moeite er een te vinden die bereid was het verlammende ‘Veto’ uit te spre­ken.

Hevig verontwaardigd over deze on­fatsoenlijke streek van de Senaat, besloot Tiberius tot een forse maatre­gel. Hij verzocht het volk de dwars­liggende tribuun uit zijn ambt te ont­zetten. En hoewel de tribunen onaan­tastbaar waren, werd de betrokken tribuun weggestemd!
Tiberius kreeg nog wel de gelegenheid een begin te maken met zijn landverdeling. Er werd een college van drie mannen aangewezen om de plannen te verwe­zenlijken: Tiberius zelf, zijn broer Gaius en zijn schoonvader Appius Claudius. Maar toen Tiberius in 133 v. Chr. probeerde herkozen te worden, wisten zijn tegenstanders hem tijdens een gewapend conflict te laten vermoorden.

De hervormingen van Gaius

Dankzij Tiberius Gracchus waren 70.000 burgers landbezitters gewor­den. Bovendien was voor het eerst in de geschiedenis gebleken dat men de machtige, eerbiedwaardige Senaat met enig succes kon uitdagen. Tien jaar later zette Gaius Gracchus, de jongere broer van Tiberius, de her­vormingen voort. Hij werd tribuun in 124 v. Chr. Onmiddellijk begon hij het probleem van de werkloosheid en armoede aan te pakken. Hij handhaafde niet alleen het idee van landverdeling van zijn broer, maar hij stelde ook maatregelen voor als: emigratie naar de overzeese provincies waaronder het verdoemde gebied van Carthago!), de aanleg van wegen naar afgelegen landbouwgebieden in Italië en het maandelijks uitdelen van graan tegen zeer lage prijzen. Met die wegen zouden niet alleen de wegarbeiders aan werk geholpen zijn, maar zouden de boeren gemakkelijker hun landbouwproducten naar de markt kunnen vervoeren. De uitdeling van goedkoop graan zou betekenen dat het volk voortaan verzekerd was van het hoofdbestanddeel van zijn voedsel.
Gaius Gracchus liet gro­te graansilo’s bouwen en liet het graan tegen een lage standaardprijs verkopen.

Mevrouw had moeten wachten

‘Niet lang geleden kwam een consul naar Teanum. Zijn vrouw zei dat ze graag een bad wilde nemen in het badhuis van de mannen. De quaestor Marius kreeg opdracht alle baders weg te sturen. De vrouw vertelde achteraf aan haar man dat ze had moeten wachten en dat de baden niet schoon waren geweest. Meteen richtte men op het stadsplein een paal op, om Marius, de aanzienlijkste man van de stad, aan vast te binden en een aantal stokslagen te geven.’
Met dit verhaal vestigde Gaius Gracchus tijdens een van zijn redevoerin­gen de aandacht op het wangedrag van de overmoedige patriciërs.

Een nieuwe stand: de ridders

Zoals alle politici kon Gaius het niet zonder stemmen doen. Om zijn posi­tie te versterken, won hij de steun van de ‘ridders’. Dit was een nieuwe groep in de Romeinse samenleving. De ‘ridders’ of ‘ruiters’ waren oor­spronkelijk de niet-patriciërs die ver­mogend genoeg waren om op eigen kosten dienst te nemen bij de ruiterij. Naderhand kwamen de grote kapita­len in hun handen, omdat de patri­ciërs zich te goed achtten voor de handel. De patriciërs vonden de land­bouw een edeler beroep. Aan de sena­toren was het bovendien verboden om aan handel – althans buitenlandse handel – te doen. Gaius wist de ridders op zijn hand te krijgen door aan hen het rechtersambt op te dragen. Daarvóór was de rechtspraak in han­den van de patriciërs geweest. Het be­tekende een klap voor de Senaatspar­tij, want de patriciërs waren gewend geweest zich in de provincies op schandelijke wijze te verrijken, in de wetenschap dat ze in geval van een proces door hun eigen mensen zou­den worden berecht en vrijgesproken. De ridders daarentegen lieten zich aan de patriciërs niets gelegen liggen! Bovendien kregen de ridders (rijke kooplui, speculanten en geldwisse­laars) door het rechtersambt een enorme macht, die ze veelal ten eigen bate zouden aanwenden.

De Senaat hielp een handje

Gaius Gracchus kwam echter ten val toen hij voorstelde de verschillende Italiaanse bondgenoten het Romeinse burgerschap te verlenen. Want daar voelde het Romeinse volk niets voor. Het piekerde er niet over zijn
voor­rechten, zoals goedkoop graan, toe­deling van het land en gratis gladiato­rengevechten, met anderen te delen. Vele varkens zouden immers de spoe­ling dun maken. De bondgenoten moesten maar voor zichzelf zorgen! Zo kwam het Romeinse volk in op­stand tegen zijn eigen weldoener. De senatoren hielpen natuurlijk een handje. Ze maakten ijverig stemming tegen de man die ‘nota bene een kolo­nie wilde stichten op de verdoemde plaats van Carthago’.
Tijdens een onrustige offerplechtig­heid werd een lictor door een van Gaius Gracchus’ aanhangers gedood. Lucius Opimius, de consul, was vast van plan om van deze gebeurtenis ge­bruik te maken om Gracchus ten val te brengen. Hij had Kretensische boogschutters, die zich toen juist te Rome bevonden, op het Capitool ontboden. Alle aanhangers van de Senaat werden opgeroepen om gewa­pend te verschijnen. Ook die leden der ridderschap, die de Senaat trouw waren gebleven, kwamen op, elk door twee gewapende slaven verge­zeld. De Senaat besloot de consuls met onbeperkte volmacht te bekleden en hun recht te verlenen om de moor­denaars desnoods met aanwending van geweld te tuchtigen. Gracchus en zijn vrienden gingen naar de Aventijn en verschansten zich in de tempel van Diana. De aanval kwam. Onder aan­voering van de consul Lucius Opimius rukten de gewapende senatoren, door de Kretensische boogschutters en de adellijke ridders vergezeld, op de Aventijn aan. Bijna zonder slag of stoot werd de kleine bende omsingeld en overhoop gestoken. Gracchus wil­de zichzelf van het leven beroven, maar vrienden bezworen hem dit niet te doen, want hij kon nog zoveel tot stand brengen. Toen vluchtte hij, ver­gezeld van een slaaf. Hij bereikte de andere oever van de Tiber, maar ver­stuikte in de haast zijn voet. Een paard was nergens te krijgen. In het bos van Furina vond men later zijn lijk en dat van zijn slaaf. Ongetwij­feld op bevel van zijn meester had de trouwe dienaar eerst zijn heer en daarop zichzelf van het leven be­roofd.

Het volk vergat de Gracchen echter niet. Eerst na de dood van de
voor­treffelijke mannen zag het in wat het in hen verloren had. Cornelia werd voortaan nooit anders dan ‘de moeder der Gracchen’ genoemd, waarmee men zowel de moeder als de zoons wilde eren.
.

6e klas geschiedenis: alle artikelen

6e klas: alle artikelen

Geschiedenis: alle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld: 6e klas geschiedenis

.

701-640

.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.