.
Kringspelletjes worden voornamelijk in de kleuterklas gespeeld. Ook in de 1e klas vinden veel kinderen het nog erg fijn, vooral als het ‘nieuwe’ zijn, d.w.z. die ze in de kleuterklas nooit hebben gedaan.
(Dus als 1e-klasleerkracht even verifiëren bij de kleuterjuf/meester.)
Ik bewaar heel goede herinneringen aan ‘De boom (die) wordt hoe langer, hoe dikker’.
Eerst loop je in een lange rij – hand in hand – achter elkaar aan en dan moet de achterste stil blijven staan en gaat de rest er voortdurend rond omheen. Dat achterste kind moet wel stevig zijn! en stevig staan! De rij moet wat dicht bij elkaar blijven, anders raken de handen los en is er een soort ‘ban’ verbroken. Ook moet je nog opletten dat de kring om het achterste kind niet te ‘strak’ wordt: het kind wordt anders bijna letterlijk verpakt.
Wanneer dan alle kinderen in een grote spiraal om elkaar heen staan, is het spelletje ten einde. Bij de wat oudere kinderen probeerde ik dan de hele kluwen iets heen en weer te wschommelen onder het roepen van: ‘O, wat komt daar een storm; de boom schudt heen en weer, als die maar niet omvalt’ en meer van deze opmerkingen.
De boom mag NIET omvallen, maar moet weer dunner worden, dus gaan we de spiraal weer uitwikkelen door min of meer nu achteruitlopend weer, uiteindelijk, tot de lange rij te komen. Ook hierbij weer opletten dat het niet te vlug gaat; dat kinderen niet gaan trekken (waarbij anderen kunnen vallen).
Er zijn nog varianten.
Er zijn wel verklaringen gegeven voor dit soort spelletjes.
Deze is van Melly Uyldert:
DE BOOM WORDT HOE LANGER HOE DIKKER!
.
De kinderen vormen een lange rij en houden elkaar bij de hand. De voorste houdt een boom of paal vast en nu beweegt de hele rij zich, zingend: De boom wordt hoe langer hoe dikker! daar al windend om heen. Als de boom klaar is, ontwinden de kinderen hem weer, zingend: De boom wordt hoe langer hoe dunner!
Of de kinderen vormen een kring, die ergens open blijft; het kind aan het ene uiteinde loopt nu met de anderen achter zich aan langs de binnenkant van de kring, dus in steeds kleinere ronden, tot het niet verder kan. Daarna, onder het zingen van: de boom wordt hoe langer hoe dunner! — keert het achterste kind óm en gaat aan het afwinden.
Verklaring
.
Deze dans is waarschijnlijk eens een draai-dans of tri-dans geweest, waarmee men om een heuvel heen spiraalde. Men bootste daarmee de spiraal na, die de zon voor ons ook aan de hemel beschrijft tussen de keerkringen: op de langste dag en op de kortste dag heeft zij die keer-kring bereikt en schijnt op haar weg terug te keren. Vooral op de langste dag, 21 juni, het grote feest van de zon, werden vroeger zulke dansen uitgevoerd tot haar eer, en werd ook rond oplaaiende midzomervuren -tegenwoordig: pinkstervuren, gedanst.
.
Spel: alle artikelen
Peuters/kleuters: alle artikelen
VRIJESCHOOL in beeld: kleuters: alle beelden
1106
.