Categorie archief: handenarbeid

WAT VIND JE OP DEZE BLOG?

.

.

Via onderstaande rubrieken vind je de weg naar meer dan 3200 artikelen

Kleinere en grotere, makkelijk toegankelijke en die meer studie vragen; direct met de vrijeschool te maken hebbend of zijdelings: de meest uitgebreide vrijeschoolsite die er te vinden is.

Ondanks regelmatige controle komt het voor dat bepaalde links niet werken. Waarschuw me s.v.p.     vspedagogie voeg toe apenstaartje gmail punt com
.

RUDOLF STEINER
alle artikelen
wat zegt hij over——
waar vind je Steiner over pedagogie(k) en vrijeschool–
een verkenning van zijn ‘Algemene menskunde’


AARDRIJKSKUNDE
alle artikelen

BESPREKING VAN KINDERBOEKEN
alle auteurs
alle boeken
leeftijden
over illustraties

BORDTEKENEN zie TEKENEN

DIERKUNDE
alle artikelen

GESCHIEDENIS
alle artikelen

GETUIGSCHRIFT
alle artikelen

GEZONDHEID – die van de leerkracht
Alle artikelen

GODSDIENST zie RELIGIE

GYMNASTIEK
alle artikelen

HANDVAARDIGHEIDSONDERWIJS
a
lle artikelen

HEEMKUNDE
alle artikelen

JAARFEESTEN
alle artikelen

KERSTSPELEN
Alle artikelen

KINDERBESPREKING
alle artikelen

KLASSEN alle artikelen:
peuters/kleutersklas 1; klas 2; klas 3; klas 4; klas 5; klas 6; klas 7; klas 8; klas 9: klas 10; klas 11; klas 12

LEERPLAN
alle artikelen

LEERPROBLEMEN
alle artikelen

LEZEN-SCHRIJVEN
alle artikelen

LINKS
Naar andere websites en blogs met vrijeschoolachtergronden; vakken; lesvoorbeelden enz

MEETKUNDE
alle artikelen

MENSKUNDE EN PEDAGOGIE
Alle artikelen

MINERALOGIE
alle artikelen

MUZIEK
Alle artikelen

NATUURKUNDE
alle artikelen

NEDERLANDSE TAAL
alle artikelen

NIET-NEDERLANDSE TALEN
alle artikelen

ONTWIKKELINGSFASEN
alle artikelen

OPSPATTEND GRIND
alle artikelen

OPVOEDINGSVRAGEN
alle artikelen

PLANTKUNDE
alle artikelen

REKENEN
alle artikelen

RELIGIE
Religieus onderwijs
vensteruur

REMEDIAL TEACHING
[1]  [2]

SCHEIKUNDE
Alle artikelen

SCHILDEREN
Alle artikelen

SCHRIJVEN – LEZEN
alle artikelen

SOCIALE DRIEGELEDING
alle artikelen
hierbij ook: vrijeschool en vrijheid van onderwijs

SPEL
alle artikelen

SPRAAK
spraakoefeningen
spraak/spreektherapie [1]    [2

STERRENKUNDE
Alle artikelen

TEKENEN
zwart/wit [2-1]
over arceren
[2-2]
over arceren met kleur; verschil met zwart/wit
voorbeelden
In klas 6
In klas 7
Bordtekenen [1]
Bordtekenen [2]

VERTELSTOF
alle artikelen

VOEDINGSLEER
7e klas: alle artikelen

VORMTEKENEN
alle artikelen

VRIJESCHOOL
Niet elders gerubriceerd:alle artikelen
Ahriman en/in het onderwijs;
Grafische vormgeving bij Steiner
Interviews met oud-leerlingen
Kritiek op de vrijeschool
Kunstzinnige vormgeving van een klaslokaal
Naamgeving en schrijfwijze vrijeschool;
Ochtendspreuk;
Organische architectuur;
Uitgangspunten vrijeschool;
Vrijeschool en antroposofie;
Vrijheid van onderwijs;  
Worden wie je bent

bewegen in de klas
In de vrijeschool Den Haag wordt op een bijzondere manier bewogen.

bewegen in de klas
L.L.. Oosterom over: beweging tussen persoon en wereld; kind leert bewegend de wereld kennen; sport

.
EN VERDER:

geschiedenis van het Nederlandse onderwijs, een kleine schets

karakteriseren i.p.v. definiëren

lichaamsoriëntatie

(school)gebouw
organische bouw [1]     [2-1]    [2-2]

In de trein
onderwijzer Wilkeshuis over een paar ‘vrijeschoolkinderen’ in de trein
.

VRIJESCHOOL in beeld: bordtekeningen; schilderingen, tekeningen, transparanten enz.
voor klas 1 t/m 7; jaarfeesten; jaartafels

Deze blog wordt/werd bekeken in:

Afghanistan; Albanië; Algerije; Amerikaans-Samoa; Andorra; Angola; Argentinië; Armenië; Aruba; Australië; Azerbeidzjan; Bahama’s; Bahrein; Bangladesh; Belarus; België; Benin; Bolivia; Bosnië en Herzegovina; Brazilië; Brunei; Bulgarije; Burkina Faso; Burundi; Cambodja; Canada; Caribisch Nederland; Chili; China, Congo Kinshasa; Costa Rica; Cuba; Curaçao; Cyprus; Denemarken; Dominicaanse Republiek; Duitsland; Ecuador; Egypte; Estland; Ethiopië; Europese Unie; Finland; Filipijnen; Frankrijk; Frans-Guyana; Gambia; Georgië; Gibraltar; Griekenland; Ghana; Guadeloupe; Guatemala; Guyana; Haïti; Honduras; Hongarije; Hongkong; Ierland; IJsland; India: Indonesië; Isle of Man; Israël; Italië; Ivoorkust; Jamaica; Japan; Jemen; Jordanië; Kaapverdië; Kameroen; Kazachstan; Kenia; Kirgizië; Koeweit; Kroatië; Laos; Letland; Libanon; Liberia;  Libië; Liechtenstein; Litouwen; Luxemburg; Macedonië; Madagaskar; Maldiven; Maleisië; Mali; Malta; Marokko; Martinique; Mauritius; Mexico; Moldavië; Monaco; Mongolië; Montenegro; Myanmar; Namibië; Nederland; Nepal; Nicaragua; Nieuw-Zeeland; Nigeria; Noorwegen; Oeganda; Oekraïne; Oman; Oostenrijk; Pakistan; Panama; Paraguay; Peru; Polen; Portugal; Puerto Rico; Qatar; Réunion; Roemenië; Rusland; Saoedi-Arabië; Senegal; Servië; Sierra Leone; Singapore; Sint-Maarten; Slovenië; Slowakije; Soedan; Somalië; Spanje; Sri Lanka; Suriname; Syrië; Taiwan; Tanzania; Thailand; Togo; Tsjechië; Trinidad en Tobago; Tunesië; Turkije; Uruguay; Vanuatu; Venezuela; Verenigde Arabische Emiraten; Verenigde Staten; Verenigd Koninkrijk; Vietnam; Zambia; Zuid-Afrika; Zuid-Korea; Zweden; Zwitserland’ (156)

..

Rudolf Steiner over handvaardigheid (GA 300B)

.

Wellicht doet de uitdrukking ‘handvaardigheid’ wat ouderwets aan, zoals bv. ook ‘nuttige’ handwerken – het vak handwerken werd ooit zo genoemd – maar wat Steiner erover zegt, valt voor mij weer binnen de categorie ‘100 jaar oud, maar niet van gisteren’.
Net zoals zijn ‘wegwijzers‘.

In de neuro-wetenschap wordt het steeds duidelijker hoe en welke bewegingen van invloed zijn op de vorming van de hersenen, in het vormen van alle mogelijke verbindingen die (o.a.) het denken ten goede komen.

En dat beweerde Steiner al in de jaren rond de oprichting van de 1e vrijeschool in 1919.

Het ging hem om ‘menskunde’ en wat de leerkracht daarmee kan en moet! om leerstof hulp te laten zijn als ontwikkelingsstof.

Maar dat niet alleen!

In verschillende voordrachten – niet in alle – over handvaardigheid probeert Steiner ook een gevoel op te roepen voor wat ‘kunstzinnige vorm’ is, of zou kunnen/moeten zijn.
Als leerkracht kunnen we met zijn aanwijzingen ons gevoel daarvoor ontwikkelen. 
M.i. ligt er wel een gevaar op de loer, n.l. dat je hierin te star of te dogmatisch kan worden. Het is ook manoeuvreren tussen ‘kunst en kitsch’. 

In de vergaderingen met de leerkrachten worden aan Steiner allerlei vragen gesteld. Voor mij zijn niet alle antwoorden duidelijk.
Vaak krijg ik de indruk dat een preciezere context ontbreekt of dat niet alles op een duidelijke manier in aantekeningen terecht is gekomen.
M.a.w. de antwoorden roepen weer nieuwe vragen op.
Ook wordt dat nog versterkt doordat ik niet weet wat sommige begrippen van toen, nu daadwerkelijk inhouden.

GA 300B

Blz. 27    vergadering van 17-06-1921

Nun muß der Handfertigkeitsunterricht hinübergezogen werden nach dem wirklich Künstlerischen. Das haben Sie schon getan mit dem Modellieren. Das kann man abwechseln lassen mit Malen; daß Sie mit denen, die geschickt dazu sind, malen. Bei denjenigen, die jetzt in die 10. Klasse kommen, kann man Rücksicht nehmen, daß wir sie haben werden wie am Gymnasium; durch das können wir ins Künstlerische und Kunstgewerbliche hinüberkommen. Ich meine, daß wir da noch etwas wie eine Art Ästhetisches brauchen, und da könnte der Dr. Schwebsch eintreten, daß er die ästhetische Verbin­dung herstellt zwischen dem Plastisch-Malerischen und dem Musikalischen

Nu moet het handvaardigheidsonderwijs op het niveau komen van het echt kunstzinnige. Dat hebt u al gedaan met het boetseren. Dat kun je afwisselen met schilderen; dat u met degenen kan doen die dat kunnen. Bij degenen die nu in de 10e klas komen, kunnen we er rekening mee houden dat we ze hebben tot aan het gymnasium; daardoor kunnen we tot het kunstzinnige en het ambachtelijke komen. Ik ben van mening dat we daar nog iets esthetisch bij kunnen gebruiken en daar zou Dr. Schwebsch kunnen beginnen om de esthetische verbinding te leggen tussen het plastisch-schilderende en het muzikale.

Blz. 28

Mit dem Musikalischen hat er sich viel beschäftigt. In der Musikästhetik – was in den Elementen auftreten müßte -, da müßten Sie zusammen eine Art Subkollegium bilden: Handfertig­keitsunterricht, der ins Kunstgewerbliche hinübergeht und dann ins Musikalische, daß das Ästhetische, nicht das Musiktheoretische gepflegt wird. Ich würde doch meinen, daß man möglichst früh den Kindern den Begriff beibringt, wann ein Sessel schön ist, wann ein Tisch schön ist. Daß Sie es so machen, daß der Unfug aufhört, daß ein Stuhl schön sein soll für das Auge. Der Stuhl, man will ihn fühlen, wenn man sich darauf setzt, will seine Schönheit fühlen. Geradeso wie ich es gestern im Handarbeitsunterricht gesagt habe, daß die Kinder fühlen sollen, daß, wenn etwas aufgemacht wird nach der einen Seite, daß das auch in der Stickerei empfunden wird. Ich glaube überhaupt, es werden jetzt die Dinge etwas zusammenwach­sen. Sie werden etwas zusammenwachsen: Handarbeitsunterricht, Handfertigkeitsunterricht, das künstlerische Empfinden und Musik. Das muß natürlich ordentlich gemacht werden, daß man diese Dinge überwindet.

Hij is veel bezig geweest met het muzikale. Voor het esthetische in de muziek – wat in de wezenlijke onderdelen moet aanwezig moet zijn – zou u een soort deelcollege kunnen vormen: handvaardigheid die in het ambachtelijke overgaat en dan in het muzikale; dat het esthetische verzorgd wordt, niet het muziektheoretische. Ik bedoel toch dat je de kinderen zo mogelijk al snel het begrip bijbrengt wanneer een stoel mooi is, wanneer een tafel mooi is. Dat je het zo doet, dat de onzin verdwijnt dat een stoel mooi moet zijn voor het oog. Een stoel wil je voelen als je erop gaat zitten, je wil de schoonheid voelen. Net zo als ik gisteren in de handarbeidles heb gezegd dat de kinderen moeten voelen dat als je naar de ene kind een opening maakt, dat ook bij het borduren wordt ervaren. Ik geloof wel dat de dingen nu samenkomen. Ze zullen wel samenkomen: handarbeid, handvaardigheid, het kunstzinnige beleven en muziek. Dat moet natuurlijk op een goede manier gedaan worden, zodat deze dingen overwonnen worden. 
GA 300B/27-28
Niet vertaald

Blz. 51   vergadering van 16-1-1921

In een vergadering kunnen vragen (en antwoorden) door elkaar heen lopen. Wanneer Steiner hier antwoord geeft op onderdelen van het schilderen, noemt hij ook iets voor het handwerken.

Ein gründliches Farbenvertie­fen kommt dann heraus, wenn das Kind eine Farbe verändern muß und alles andere danach richten muß, zum Beispiel auf einer Tasche oder irgend etwas anderem, dieses dann ausnäht und ausstickt, so daß das Betreffende gerade am rechten Fleck sitzt.

Er ontstaat een grondige (belevings)verdieping van de kleur wanneer het kind een kleur moet veranderen en al het andere daarop moet richten, bijv. op een tasje of iets anders, dit dan naaiend of bordurend uitwerkt, zodat waar het om gaat op de juiste plaats zit. 
GA 300B/51
Niet vertaald

Blz. 290   vergadering 14-02-1923

X: Die Kinder haben oft gefragt, was der tiefere Sinn wäre des Spinnen-lernens.

De kinderen hebben al dikwijls gevraagd wat de diepere zin is van het leren spinnen.

Dr. Steiner: Das fügt sich in ihr Seelenleben ganz ausgezeichnet ein, und sie lernen dadurch das praktische Leben wirklich kennen. Man lernt nicht das praktische Leben wirklich kennen, wenn man sich eine Sache bloß anschaut, sondern wenn man es so ausführt, wie es in Wirklichkeit ausgeführt wird. Die Kinder sollen bloß bemerken: ein Paar Stiefel machen lernen kann man auch in acht Tagen, aber Schusterlehrling müßte man drei Jahre sein.

Dr.Steiner: dat past heel goed bij hun gevoelsleven en daardoor leren ze het praktische leven echt kennen. Dat leer je niet als je alleen maar naar de dingen kijkt, wél als je het zo doet als het in het echt gebeurt. De kinderen hoeven alleen maar te ervaren: een paar laarzen leren maken kan je ook in acht dagen, maar schoenmakersleerling moet je wel drie jaar zijn.
GA 300B/270
Niet vertaald

Rudolf Steiner over handvaardigheid

Handvaardigheidalle artikelen

Menskunde en pedagogie: [5] Intelligentie (hand en intelligentie)

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3120-2933

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over handvaardigheid (GA 295)

.

Wellicht doet de uitdrukking ‘handvaardigheid’ wat ouderwets aan, zoals bv. ook ‘nuttige’ handwerken – het vak handwerken werd ooit zo genoemd – maar wat Steiner erover zegt, valt voor mij weer binnen de categorie ‘100 jaar oud, maar niet van gisteren’.
Net zoals zijn ‘wegwijzers‘.

In de neuro-wetenschap wordt het steeds duidelijker hoe en welke bewegingen van invloed zijn op de vorming van de hersenen, in het vormen van alle mogelijke verbindingen die (o.a.) het denken ten goede komen.

En dat beweerde Steiner al in de jaren rond de oprichting van de 1e vrijeschool in 1919.

Het ging hem om ‘menskunde’ en wat de leerkracht daarmee kan en moet! om leerstof hulp te laten zijn als ontwikkelingsstof.

Maar dat niet alleen!

In verschillende voordrachten – niet in alle – over handvaardigheid probeert Steiner ook een gevoel op te roepen voor wat ‘kunstzinnige vorm’ is, of zou kunnen/moeten zijn.
Als leerkracht kunnen we met zijn aanwijzingen ons gevoel daarvoor ontwikkelen. 
M.i. ligt er wel een gevaar op de loer, n.l. dat je hierin te star of te dogmatisch kan worden. Het is ook manoeuvreren tussen ‘kunst en kitsch’. 

GA 295

Erziehungskunst Seminarbesprechungen und Lehrplanvorträge

Praktijk van het lesgeven, werkbesprekiungen met leraren

14e werkbespreking, 2e leerplanvoordracht, Stuttgart 6 september 1919

Voor de betreffende opmerkingen ging het over tekenen van o.a. wiskundige vormen. Die kunnen ook geboetseerd worden:

Blz. 169   vert.  155

Da setzen wir noch fort, durchaus auch immer zu plastischen Formen hinführend, indem wir uns des Plastilins bedienen – wenn es zu haben ist; sonst kann man irgend etwas anderes benützen, und wenn es Straßenkot wäre, das macht nichts! -, um auch Formenanschauung, Formenempfindung hervorzuholen.

Dan komen we ook nog bij plastische vormen en gebruiken we boetseerklei – als we dat tenminste kunnen krijgen, anders kan men iets anders gebruiken, desnoods modder, dat doet er niet toe! – om een voorstelling van en een gevoel voor vorm op te roepen.
GA 295/169
Vertaald/155

15e werkbespreking, 3e leerplanvoordracht, Stuttgart 6 september 19191

Blz. 182  vert. 166

Plastisches soll vor dem neunten Jahre beginnen, Kugeln, dann anderes und so weiter. Auch beim Plastischen soll man ganz aus den Formen heraus arbeiten.

Met plastische vormen moet men voor het negende jaar beginnen, met bollen, dan verder met andere dingen. Ook bij het boetseren moet men geheel en al werken vanuit de vormen.
GA 295/182
Vertaald/166

.

Uit het artikel: Handvaardigheid lagere klassen

Rudolf Steiner over handvaardigheid

Handvaardigheidalle artikelen

Menskunde en pedagogie: [5] Intelligentie (hand en intelligentie)

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3110-2923

.

.

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over handvaardigheid (GA 306)

.

Wellicht doet de uitdrukking ‘handvaardigheid’ wat ouderwets aan, zoals bv. ook ‘nuttige’ handwerken – het vak handwerken werd ooit zo genoemd – maar wat Steiner erover zegt, valt voor mij weer binnen de categorie ‘100 jaar oud, maar niet van gisteren’.
Net zoals zijn ‘wegwijzers‘.

In de neuro-wetenschap wordt het steeds duidelijker hoe en welke bewegingen van invloed zijn op de vorming van de hersenen, in het vormen van alle mogelijke verbindingen die (o.a.) het denken ten goede komen.

En dat beweerde Steiner al in de jaren rond de oprichting van de 1e vrijeschool in 1919.

Het ging hem om ‘menskunde’ en wat de leerkracht daarmee kan en moet! om leerstof hulp te laten zijn als ontwikkelingsstof.

In GA 305 zien we dat Steiner – wat bij ons vroeger de ‘nuttige handwerken’ heette, ‘Handarbeitsunterricht’ noemt en al het andere (houtbewerking bijv.) ‘Handfertigkeitsunterricht), wij zouden dus zeggen ‘handenarbeid’.

Het kan enigszins verwarrend zijn als ik de uitspraken van Steiner dan samenvat onder ‘handvaardigheidsonderwijs’, waarbij het dus én om handwerken gaat én om handenarbeid.

GA 306

Die pädagogische Praxis vom Gesichtspunkte geisteswissenschaftlicher Menschenerkenntnis

Die Erziehung des Kindes und jüngeren Menschen

Op deze blog vertaald:

                     De praktijk van de pedagogie bezien vanuit                                                            geesteswetenschappelijke menskunde

Behalve voordracht 7, deze is uitgegeven onder de titel: Motivatie en kompromissen in de vrije school

Uit deze voordracht van Dornach 21 april 1923:

Blz. 142   vert. 22/23

Aber dann ergibt sich einfach durch eine solche Menschenerkennt­nis, wie ich sie geschildert habe, wie notwendig es ist, daß der Unter­richt und die Erziehung, angefangen von dem 12. Jahre, hintendie­rend zur Geschlechtsreife und namentlich nach der Geschlechtsreife, übergehe in einem hohen Grade in das Praktische. Das wird nun bei uns in der Waldorfschule so gehandhabt, daß es vorher vorbereitet wird. In der Waldorfschule sitzen ja Knaben und Mädchen nebenein­ander. [ ] Nicht wahr, heute wissen viele Männer wirklich gar nicht, was man für ein gesundes Denken, für eine gesunde Logik hat, wenn man stricken kann.
Viele Männer können das gar nicht beurteilen, was man für das Leben hat, wenn man stricken kann. Bei uns in der Waldorfschule stricken die Knaben neben den Mädchen, stopfen auch Strümpfe. Dadurch wird natürlich, wenn später differenziert werden muß, diese Differenzie­rung als etwas Selbstverständliches sich ergeben, aber es wird da­durch auch eine Erziehung erreicht, welche mit dem Leben, in das sich der Mensch hineinstellen muß, wirklich rechnet.

Vanuit menskundig inzicht, zoals ik dat heb beschreven, blijkt hoe nodig het is dat het onderwijs en de opvoeding vanaf het twaalfde jaar rekening gaan houden met de puberteit en met name zich vanaf de puberteit richten naar het praktische leven. Op de vrije school bereiden wij voor op die puberteit. Meisjes en jongens zitten immers bij elkaar in de klas. [  ]
Tegenwoordig beseffen veel mannen echt niet dat je gezond leert denken, dat je logisch leert denken van breien! Veel mannen kunnen helemaal niet beoordelen wat het voor het leven betekent als je kunt breien. Bij ons op de vrije school leren zowel de meisjes als de jongens breien, en kousen stoppen leren ze ook. Het differentiëren zal daardoor later vanzelfsprekender zijn. Maar belangrijk is dat op deze wijze de school echt rekening houdt met het leven, waarin de leerlingen later terecht komen.

Die Leute sind immer furchtbar erstaunt darüber, wenn ich eine Behauptung aufstelle, die nicht bei mir nur Überzeugung, sondern psychologische Erkenntnis ist: ich kann einmal nicht den für einen guten Professor ansehen, der nicht, wenn es nötig ist, sich seine eige­nen Stiefel flicken kann. Wie soll man denn überhaupt über das Sein und über das Werden etwas Ordentliches wissen, wenn man nicht einmal seine Stiefel flicken kann, wenn es notwendig ist! Es ist das natürlich etwas paradox und extrem gesprochen. Aber heute gibt es

De mensen verbazen zich echt verschrikkelijk wanneer ik iets beweer wat niet alleen mijn overtuiging is, maar wat een psychologisch inzicht is. Ik kan nu eenmaal niet iemand een goede leraar vinden die niet, wanneer dat nodig is, zijn eigen laarzen kan verzolen. Hoe kan men dan überhaupt iets behoorlijks weten over het zijn en over het ontstaan als men niet eens, wanneer nodig, schoenen kan verzolen! Dit is natuurlijk enigszins paradoxs en extreem uitgedrukt. Maar vandaag de dag heb je

Blz. 143   vert. blz. 23/24

selbst Männer, die sich nicht einmal im nötigen Falle einen Hosen­knopf richtig annähen können. Ja, das ist etwas Furchtbares! Man kann wirklich nichts Ordentliches über Philosophie wissen, wenn man nicht in der Hand eine bestimmte Geschicklichkeit für gewisse Dinge hat. Das gehört zum Leben. Und man muß sagen: Nur derjenige kann ein guter Philosoph sein, der, wenn es sein Schicksal gewesen wäre, auch ein guter Schuhflicker geworden wäre. Manchmal werden ja so­gar Schuhflicker Philosophen, wie es die Geschichte der Philosophie zeigt. Nun, die Menschenerkenntnis fordert eben, daß man durch eine richtige Vorbereitung in das praktische Leben hinein die ganze Füh­rung der Erziehung leitet. Und so ergibt es einfach das Lesen in der Menschenwesenheit, daß zum Beispiel in einer bestimmten Schul­klasse die Kinder – nein, die jungen Herren und jungen Damen – her­angeführt werden an das Weben, daß sie den Webstuhl beherrschen lernen; daß sie herangeführt werden an das Spinnen; daß sie lernen auch einen Begriff sich aneignen, wie Papier gemacht wird zum Bei­spiel; daß sie lernen, wenigstens die einfachen Verrichtungen der me­chanisch-chemischen -nicht nur Mechanik und Chemie -, sondern der mechanisch-chemischen Technologie zu begreifen und auch im Klei­nen zu handhaben, so daß sie wissen, wie es im Leben geschieht. Die­ser Übergang zu einer wirklich praktischen Unterrichts- und Erzie­hungsführung, er muß gefunden werden. Und das wird eben gerade angestrebt werden müssen, wenn man in Ernst und Ehrlichkeit auf wirklicher Menschenerkenntnis eine Pädagogik und Didaktik insbe­sondere für die höheren Klassen aufbauen will.

zelfs mannen die niet eens, wanneer nodig, een knoop aan hun broek kunnen aanzetten. Dat is toch vreselijk! je kunt echt niets behoorlijks over filosofie weten als je niet een bepaalde behendigheid voor zekere zaken hebt. Dat hoort bij het leven. En we moeten zeggen dat alleen diegene een goede filosoof kan zijn, die, als het zijn lot was geweest, ook een goede schoenlapper had kunnen worden. Soms worden zelfs schoenlappers filosoof, zoals de geschiedenis van de filosofie laat zien. Welnu, menskundig inzicht brengt ons ertoe dat ontwikkelen van praktische vaardigheden een richtsnoer wordt in de opvoeding. Als je het menselijk wezen in z’n ontwikkeling kunt lezen, dan zie je eenvoudigweg dat bijvoorbeeld in een bepaalde klas de kinderen – nee, de jonge dames en heren – zouden moeten weven. Dat ze het weefgetouw zouden moeten leren bedienen. Of dat ze leren spinnen. Of dat ze leren enig begrip te krijgen bijvoorbeeld van hoe papier wordt gemaakt. Of dat ze leren de eenvoudige mechanisch-chemische – niet alleen maar mechanica en chemie – maar de mechanisch-chemische technologie te begrijpen en ook in het klein ermee om te kunnen gaan, zodat ze weten hoe dat in het leven toegaat. Deze overgang naar een werkelijk praktisch lesgeven en opvoeden moet worden nagestreefd. Dat zal moeten worden nagestreefd als men serieus en in alle oprechtheid een pedagogie en didaktiek speciaal voor de hogere klassen wil opbouwen op basis van werkelijk menskundig inzicht.
GA 306/142-142
Vertaald/22-24 

Blz. 147/148   vert.  27

Aus dem, was ich jetzt gesagt habe, ersehen Sie aber, daß gerade für den Zeitpunkt, der mit der Geschlechtsreife heranrückt im menschlichen Leben, auch der Übergang in das äußere wirkliche Leben ge­funden werden muß; daß da immer mehr und mehr dasjenige in die Schule hineinspielen muß, was den Menschen nach Leib, Seele und Geist in einem höheren Sinne zum lebensbrauchbaren Menschen macht. In dieser Beziehung haben wir ja gar nicht genügend psycho­logische Einsichten. Denn die feineren Geistzusammenhänge im menschlichen geistig-seelisch-leiblichen Leben, die ahnt man ja zu­weilen gar nicht. Die ahnt nur derjenige heute noch, der es sich gera­dezu zur Aufgabe setzt, das Seelenleben kennenzulernen. Und ich kann Ihnen aus einer gewissen Selbsterkenntnis in bescheidener Weise durchaus sagen, daß ich gewisse Dinge, die ja heute vielleicht – sogar gewiß – manchem als unnütz erscheinen, auf dem Gebiete der Gei­steswissenschaft nicht in der Weise vorbringen könnte, wie ich sie vorbringe, wenn ich zum Beispiel nicht in einem bestimmten Lebens­alter – nicht durch Waldorfschul-Pädagogik, aber durch das Schick­sal – Buchbinderarbeiten gelernt hätte. Die besondere menschliche Betätigung beim Buchbinden, die ergibt auch für das intimste Gei­stig-Seelische, besonders wenn es im richtigen Lebensalter auftritt, etwas ganz Besonderes. Und so ist es gerade für die praktischen Betätigungen.

Want uit wat ik hier heb gezegd kunt u opmaken dat in de puberteit het maatschappelijk leven een belangrijke rol in het onderwijs gaat spelen. Dan moet steeds meer in de school gaan gelden wat de mens naar lichaam, ziel en geest in een hogere zin tot ’n bruikbaar mens voor het leven maakt. In dit opzicht hebben we nog te weinig psychologische gezichtspunten. Want van de fijnere geestelijke samenhangen in het menselijk leven van geest, ziel en lichaam, daarvan heeft men weinig tot geen notie. Alleen hij die zich tot taak stelt het zielenleven te leren kennen, heeft daar vandaag de dag nog ideeën over. Inzicht in m’n eigen wezen, zo kan ik in alle bescheidenheid zeggen, leerde mij het belang inzien van bepaalde vakken, die menigeen tegenwoordig van generlei nut acht. Dankzij het feit dat ik op een bepaalde leeftijd – niet door middel van vrije schoolpedagogie, maar door het levenslot – heb leren boekbinden, heb ik allerlei zaken op geesteswetenschappelijk gebied naar voren kunnen brengen. De speciale menselijke activiteit bij boekbinden levert, vooral als het op de juiste leeftijd wordt gedaan, ook voor het innigste psychisch-geestelijke, iets heel bijzonders op. En zo is dat voor alle praktische vakken.

Und ich würde es als eine Sünde betrachten gegen die Menschenwesenheit, wenn bei uns in der Waldorfschule nicht in ei­nem bestimmten Zeitpunkte, der eben der Menschennatur abgelesen wird, der Handarbeits unterricht auch das Buchbinden und das Schach­telnmachen, die Kartonagearbeiten, aufnehmen würde. Die Dinge gehören dazu, wenn man ein ganzer Mensch werden soll. Nicht daß man diese oder jene Schachteln fabriziert hat, oder dieses oder jenes Buch eingebunden hat, ist wesentlich, sondern daß man die Verrich­tungen gemacht hat, die dazu gehören, – daß man diese bestimmten Empfindungen und Denkprozesse durchgemacht hat. Die Differenzierung zwischen Knaben und Mädchen tritt dann schon von selber ein. Dafür muß man auch wiederum ein Auge haben, ein Seelenauge nämlich. Zum Beispiel tritt etwas ein, dessen Psycho­logie, weil ich ja doch nicht genug Zeit in der Waldorfschule selber zubringen kann, noch nicht erforscht ist, aber noch erforscht werden wird. Es tritt das Eigentümliche ein, daß beim Spinnen es sich herausstellt,

Ik zou het beschouwen als ’n zonde tegen het menselijk wezen wanneer bij ons op de vrije school niet in een bepaalde periode, die aan de menselijke ontwikkeling kan worden afgelezen, naast de handwerklessen ook boekbinden en kartonnage zou worden opgenomen. Deze dingen horen erbij als we kinderen zich zo volledig mogelijk willen laten ontplooien. Niet het feit dat je deze of gene doos hebt gemaakt, of dit of dat boek hebt gebonden is wezenlijk, maar wel dat je de handelingen die daarbij horen, hebt verricht, dat je die specifieke gevoelens en denkprocessen hebt doorgemaakt. Het differentiëren tussen jongens en meisjes ontstaat dan vanzelf. Daar moet je natuurlijk oog voor hebben, namelijk ’n zielenoog. Er ontstaat bijvoorbeeld iets waarvan ik de psychologische achtergrond nog niet heb onderzocht, omdat ik niet voldoende tijd in de vrije school kan doorbrengen; maar het wordt nog onderzocht. Het eigenaardige feit treedt op dat bij het spinnen blijkt

Blz. 148  vert. 29

daß die Mädchen sehr gerne spinnen; die Knaben wollen auch ganz gerne dabei sein, aber sie wollen nur den Mädchen die Dinge zutragen, sie wollen Ritterdienste leisten. Sie bringen gerne alles herbei, was dann die Mädchen verspinnen; sie machen lieber die vorbereitenden Arbeiten. Das hat sich herausgestellt, und das muß nun erst psychologisch erforscht werden, daß sich in dieser Weise die Dinge differenzieren. Aber auch aus dieser – wenn ich mich so ausdrücken darf – besonderen Weichenstellung des Handarbeitsunter­richts, auf den sehr viel gehalten wird in unserer Waldorfschul-Pädagogik, aus dieser Weichenstellung des Handarbeitsunterrichtes nach dem Buchbinden, nach den Kartonagearbeiten hin, zeigt sich eben auch, wie überall, gerade wenn man es auf den Geist absieht, das Praktische des Lebens zu berücksichtigen sich als eine Selbstver­ständlichkeit ergibt. Es haben ja schreckliche Unpraktiker die Me­thoden hervorgerufen, die eigentlich die Lebenspraxis glauben mit dein Löffel gegessen zu haben. Es kommt am wenigsten Lebenspraxis heraus, wenn man von pädagogischen Theorien ausgeht. Die ergeben gar nichts, nur Vorurteile ergeben sie eigentlich. Dagegen ist die wirkliche Pädagogik Menschenerkenntnis Und richtige Men­schenerkenntnis ist es schon, wenn sie nach dieser besonderen Rich­tung hin ausgebildet wird, wie ich es angedeutet habe. Sie ist schon Pädagogik, und sie wird zur Didaktik in der lebendigen Handhabung des Unterrichts und der Erziehung; sie wird eben zur pädagogisch-didaktischen Gesinnung, und auf diese kommt es an. Und dem muß natürlich das ganze Wesen der Schule angepaßt sein.

dat meisjes heel graag spinnen; jongens willen er ook heel graag bij zijn, maar ze willen de meisjes slechts de dingen aanreiken, ze willen ridderdiensten verlenen. Ze brengen graag alles aan wat de meisjes vervolgens verspinnen. Ze doen liever de voorbereidende werkzaamheden. Dat is gebleken en we moeten nu eerst psychologisch doorzien waarom de zaken zich op deze manier differentiëren.\
Maar uit deze – als ik me zo mag uitdrukken – nieuwe oriëntering op het handwerkonderwijs, waaraan wij in onze vrije schoolpedagogie zeer veel waarde hechten; nieuwe oriëntering ook in de richting van het boekbinden en de kartonnage-werkzaamheden, blijkt dat het uit de aard van onze menskunde vanzelfsprekend volgt dat wij ons onderwijs in de richting van het praktische sturen. Er zijn verschrikkelijk onpraktische mensen, die onderwijsmethoden maken: zij menen dat ze de praktijk van het leven in pacht hebben. Er komt nog het minst van de praktijk van het leven te voorschijn als men uitgaat van pedagogische theorieën. Die leveren helemaal niets op, alleen maar vooroordelen. Daarentegen is werkelijke pedagogie: menskundig inzicht. En het menskundig inzicht is juist wanneer die in deze speciale richting, die ik heb aangeduid, wordt uitgebouwd. Pedagogie is het al, en het wordt tot didaktiek in het levendig omgaan met onderwijs en opvoeding; het wordt zelfs tot een pedagogisch-didactische gezindheid. En daar gaat het om. Daar moet natuurlijk heel het wezen van de school op zijn gericht.
GA 306/147-148
Vertaald/27-29

Handvaardigheidalle artikelen

Menskunde en pedagogie: [5] Intelligentie (hand en intelligentie)

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3088-2902

.

.

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over handvaardigheid (GA 307)

.

Wellicht doet de uitdrukking ‘handvaardigheid’ wat ouderwets aan, zoals bv. ook ‘nuttige’ handwerken – het vak handwerken werd ooit zo genoemd – maar wat Steiner erover zegt, valt voor mij weer binnen de categorie ‘100 jaar oud, maar niet van gisteren’.
Net zoals zijn ‘wegwijzers‘.

In de neuro-wetenschap wordt het steeds duidelijker hoe en welke bewegingen van invloed zijn op de vorming van de hersenen, in het vormen van alle mogelijke verbindingen die (o.a.) het denken ten goede komen.

En dat beweerde Steiner al in de jaren rond de oprichting van de 1e vrijeschool in 1919.

Het ging hem om ‘menskunde’ en wat de leerkracht daarmee kan en moet! om leerstof hulp te laten zijn als ontwikkelingsstof.

In GA 305 zien we dat Steiner – wat bij ons vroeger de ‘nuttige handwerken’ heette, ‘Handarbeitsunterricht’ noemt en al het andere (houtbewerking bijv.) ‘Handfertigkeitsunterricht), wij zouden dus zeggen ‘handenarbeid’.

Het kan enigszins verwarrend zijn als ik de uitspraken van Steiner dan samenvat onder ‘handvaardigheidsonderwijs’, waarbij het dus én om handwerken gaat én om handenarbeid.

GA 307        Vertaald

Steiner spreekt in deze voordrachten uitgebreid over handvaardigheid. Hoe dit ertoe bij moet dragen dat je als mens sterker in het leven staat, m.n. ook in het sociale leven. Dat handvaardigheid voor alle leerlingen is, dus in de tijd vrij ongebruikelijk: voor meisjes en voor jongens.
Eveneens weer hoe handvaardigheid en denken met elkaar samenhangen.

Gegenwärtiges Geistesleben und Erziehung
Opvoeding en moderne cultuur

Voordracht 11 Ilkley, 15 augustus 1923

Begründung und Einrichtung der Waldorfschule
Grondslagen en inrichting van de vrijeschool

Blz. 195-196    vert. 251

Nun haben wir auf der einen Seite im Waldorfschul-Prinzip durchaus das Ziel, aus dem Menschen heraus den Lehrplan selbst zu schaffen. Sie sehen, wir beachten genau die Lebensepochen, setzen dasjenige in den Klassenunterricht für irgendein Lebensalter, was sich vom Menschen selber ablesen läßt. Auf der anderen Seite haben wir aber auch gar sehr das Ziel, daß der Mensch durch die Schulzeit in der rechten Weise in das soziale Leben hineingesetzt wird, daß er überhaupt in der richtigen Weise in die Welt hineinversetzt werde. Das erreicht man dadurch, daß man nun, wenn das Kind das vierzehnte, fünfzehnte Lebensjahr erreicht, gerade diesen physikalischen, den chemischen Unterricht in einen praktischen Unterricht überführt.
Daher haben wir in den Lehrplan unserer Waldorfschule für diese Lebensjahre solche Dinge aufgenommen, die durchaus den Menschen verständnisvoll in das praktische Leben hineinstellen: Spinnerei, Weberei, mit der Erlernung der entsprechenden Handgriffe. Der Schüler soll wissen, wie gesponnen wird, auch fabrikmäßig gesponnen wird, wie gewebt wird. Er soll die Anfangsgründe auch der chemischen Technologie kennenlernen, Farbenbereitung und dergleichen.

Nu hebben we aan de ene kant in het vrijeschoolprincipe in ieder geval het doel, vanuit de mens het leerplan zelf tot stand te brengen. U ziet, we houden ons precies aan de leeftijdsfasen, we plaatsen datgene in het onderwijs in de klas voor een of andere leeftijd wat zich aan de mens zelf laat aflezen. Maar aan de andere kant hebben we ook wel degelijk het doel dat de mens door zijn schooljaren op de juiste wijze in het sociale leven wordt geplaatst, dat hij überhaupt op de juiste wijze in de wereld wordt verplaatst. Dat bereik je doordat je nu, wanneer het kind het veertiende, vijftiende levensjaar bereikt, juist dit natuurkunde- en scheikundeonderwijs in praktijkonderwijs omzet. Daarom hebben we in het leerplan in onze vrijeschool voor deze levensjaren dingen opgenomen die volstrekt de mens vol begrip in het praktische leven plaatsen: het spinnen, het weven, met het leren van de erbij behorende handgrepen. De leerling moet weten hoe er wordt gesponnen, ook hoe er fabrieksmatig wordt gesponnen, en hoe er wordt geweven. Hij moet de beginselen ook van de chemische technologie leren kennen, het bereiden van kleuren enzovoort.

Er soll ferner durchaus einen praktischen Begriff bekommen von dem, was uns fortwährend im Leben umgibt und das heute noch für viele Menschen, weil die Schule nicht die Möglichkeit findet, im rechten Momente überzugehen von dem Menschlichen zu dem Lebensmäßigen und Weltgemäßen, etwas ganz Unbegreifliches, Unfaßbares ist. Für gewisse Dinge des Lebens geht das nicht, ohne daß der Mensch Schaden leidet an seiner ganzen seelischen Entwicklung.
Man denke nur daran, daß ja der Mensch organisch außerordentlich empfindlich ist, wenn, sagen wir, irgendein Stoff in der Luft ist, den er nicht assimilieren kann, den er nicht in sich aufnehmen kann, wenn irgend etwas, das ihm nicht gemäß ist, in der Luft ist.
Nun, im sozialen Leben, im Leben der Welt verhält es sich allerdings anders. Da müssen wir mancherlei Dinge erleben, die uns vielleicht weniger gemäß sind; aber sie werden uns gemäß, wenn wir ein Verhältnis zu ihnen dadurch gewinnen, daß wir im rechten Lebensalter in der richtigen Weise in sie eingeführt werden.
Denken Sie doch, wie viele Leute heute einen Straßenbahnwagen besteigen, ohne zu wissen, wie so etwas in Bewegung gesetzt wird, wie

Verder moet hij absoluut een praktisch begrip krijgen van dat wat ons voortdurend in het leven omgeeft en wat tegenwoordig nog voor veel mensen geheel onbegrijpelijk, niet te vatten is, omdat de school niet de mogelijkheid vindt op het juiste ogenblik over te gaan van wat overeenkomt met het menselijke naar wat overeenkomt met het leven en met de wereld. Voor bepaalde dingen van het leven gaat dat niet zonder dat de mens beschadigt in zijn hele zielenontwikkeling. Je hoeft er maar aan te denken dat de mens organisch uitermate gevoelig is als, laten we zeggen, de een of andere stof in de lucht zit die hij niet kan assimileren, die hij niet in zich op kan nemen, als het een of ander wat niet bij hem past, in de lucht zit. Welnu, in het sociale leven, in het leven in de wereld is het beslist anders gesteld. Daar moeten we allerlei dingen ervaren die misschien minder bij ons passen; maar ze zullen bij ons gaan passen als we een verhouding ertoe krijgen doordat we op de juiste leeftijd op de goede manier erin worden binnengeleid. Bedenkt u maar hoeveel mensen tegenwoordig in een tram stappen zonder te weten hoe zoiets in beweging wordt gezet,

Blz. 197  vert. 251

der Mechanismus ist. Ja, es gibt Menschen, die sehen jeden Tag die Eisenbahn an sich vorbeifahren und haben keine Ahnung davon, wie der Mechanismus einer Lokomotive ist. Das heißt aber, der Mensch steht da in der Welt und ist umgeben von lauter Dingen, die aus menschlichem Geiste kommen, die menschlicher Geist geschaffen hat, aber er nimmt nicht teil an diesem menschlichen Geiste.
Damit ist überhaupt der Anfang gemacht mit dem unsozialen Leben, wenn wir dasjenige, was menschlicher Geist geschaffen hat, in unserer Umgebung sein lassen, ohne ein entsprechendes, wenigstens allgemeines Verständnis davon zu haben.
Und so wollen wir im Waldorfschul-Prinzip gerade um das vierzehnte, fünfzehnte Lebensjahr herum den Unterricht einströmen lassen in das Lehren und auch in das Handhaben von durchaus lebenspraktischen Dingen.

 hoe het mechanisme werkt. Ja, er zijn mensen die elke dag de trein voorbij zien rijden en geen enkel idee hebben hoe het mechanisme van een locomotief is. Maar dat wil zeggen, de mens staat daar in de wereld en is omgeven van louter dingen die uit de menselijke geest voortkomen, die de menselijke geest heeft geschapen, maar hij neemt geen deel aan deze menselijke geest. Er is überhaupt hét begin gemaakt met het asociale leven als we dat wat de menselijke geest heeft gemaakt, in onze omgeving laten bestaan zonder een adequaat, althans algemeen inzicht erin te hebben. En zo willen we in het vrijeschool-principe juist rond het veertiende, vijftiende jaar het onderwijs laten binnenstromen in het doceren en ook in het hanteren van dingen die beslist in de praktijk van het leven staan.
GA 307/195-197
Vertaald/251-252

Voordracht 12, Ilkley 16 augustus 1923

In de 12e voordracht noemt Steiner – meestal gaat over handwerken – het ‘plastische’ als ‘handvaardigheid’, dat is niet uitsluitend boetseren, maar ook houtbewerking.

Blz. 222     vert. 284

 Auch das Plastische wird möglichst viel gepflegt, allerdings erst etwa vom neunten, zehnten Jahre an und in primitiver Weise. Aber es wirkt ungeheuer belebend auf das physische Sehvermögen des Kindes, auf die Beseelung des physischen Sehvermögens daß das Kind auch in das Formen von plastischen Gestalten in der rechten Weise im richtigen Alter eingeführt werde. Die Menschen gehen ja vielfach so durchs Leben: die Dinge und Ereignisse sind um sie herum und viele sehen das Allerwichtigste nicht. Sehen lernen so, daß der Mensch in rechter Weise in der Welt drinnen steht, das muß man ja auch erst lernen. Und für dieses richtige Sehenlernen ist es ganz besonders fruchtbar, die plastische Betätigung, die das Gesehene vom Kopf ableitet, von den Augen in die Fingerbewegung, in die Handbewegung ableitet, beim Kinde möglichst frühzeitig zu pflegen. Das Kind wird dadurch nicht nur in geschmackvoller Weise hinübergeleitet dazu, daß ihm in seiner nächsten Umgebung, ich will sagen, in seiner Zimmereinrichtung und dergleichen nur das Geschmackvolle gefällt, nicht das Geschmacklose, sondern es wird dadurch auch in der richtigen Weise dazu geführt, in der Welt dasjenige zu sehen, was von der Welt vor allen Dingen in Menschenseele und Menschengemüt hereinkommen soll.

Ook het plastische wordt zo veel mogelijk verzorgd, weliswaar pas ongeveer vanaf het negende, tiende jaar en op primitieve wijze.
Maar het werkt geweldig verlevendigend op het fysieke gezichtsvermogen van het kind, op de bezieling van de fysieke gezichtsvermogens dat het kind op de ware wijze op de juiste leeftijd ingevoerd wordt in het vormen van plastische gestalten. De mensen gaan immers veelal als volgt door het leven: de dingen en gebeurtenissen zijn om ze heen en velen zien het allerbelangrijkste niet. Zó leren zien dat de mens op een goede manier in de wereld staat, dat moet men immers ook eerst leren. En voor dit juist leren zien is het heel erg vruchtbaar de plastische activiteit die het geziene uit het hoofd wegvoert, bij het kind zo vroeg mogelijk te beoefenen. Niet alleen wordt het kind daardoor op smaakvolle wijze ernaar toegeleid dat hem in zijn naaste omgeving, laat ik zeggen, in de inrichting van zijn kamer en dergelijke alleen het smaakvolle bevalt, niet het smakeloze. Nee, daardoor wordt het ook op de juiste wijze ertoe gebracht datgene in te zien wat van de wereld vooral in ziel en gemoed van mensen binnen moet komen.
GA 307/222
Vertaald/284

Voordracht 13, Ilkley 17 augustus 1923

Blz. 227     vert. 294

Sie haben ja gesehen, wir legen einen großen Wert darauf, daß das
Kind nicht nur nach der Seite des Geistes und der Seele ausgebildet
wird, sondern daß es ausgebildet wird als ganzer Mensch nach Geist,
Seele und Körper. Deshalb pflegen wir auch die körperliche Betätigung,
jene körperliche Betätigung namentlich, durch die der Mensch richtig
verständnisvoll ins Leben hineingeführt werden kann.
Und so können Sie bei uns in der Waldorfschule in dem sogenannten
Handarbeitsunterricht Knaben und Mädchen strickend und häkelnd
nebeneinander sitzen sehen. Daß wir damit nichts Unmenschliches,
sondern etwas sehr Menschliches treffen, das können Sie dadurch wahrnehmen, daß tatsächlich mit einer gewissen Begeisterung bei uns die
Knaben Strümpfe stricken und auch Strümpfe stopfen lernen. Sie tun
das, ohne zu glauben, daß ihre männliche Würde dabei in irgendeiner
Weise einen Abbruch erleidet.

U heeft gezien, nietwaar, we hechten er grote waarde aan dat het kind niet alleen naar de kant van de geest en de ziel wordt ontwikkeld, maar dat het ontwikkeld wordt als gehele mens, naar geest, ziel en lichaam. Daarom beoefenen we ook de lichamelijke activiteit, met name die lichamelijke activiteit waardoor de mens echt vol begrip in het leven kan worden binnengeleid.
En zo kunt u bij ons in de vrijeschool in de zogeheten handwerklessen jongens én meisjes naast elkaar zien zitten breien en haken. Dat we daarmee niets onmenselijks, maar iets zeer menselijks doen, dat kunt u daaraan waarnemen dat bij ons de jongens werkelijk met een zeker enthousiasme kousen leren breien en ook leren stoppen. Ze doen dat zonder te denken dat hun mannelijke waardigheid daar ook maar enigszins onder lijdt.

Blz. 228  vert. 294

Nicht so sehr, um diese verschiedenen Künste den Knaben beizubringen, lassen wir sie pflegen, sondern vor allen Dingen darum, daß nach allen Richtungen hin Verständnis entstehe. Denn das ist ja einer der Hauptschäden unserer gegenwärtigen sozialen Zustände, daß der eine Mensch so wenig versteht, was der andere tut. Wir müssen tatsächlich dazu kommen, nicht als abgesonderte einzelne Menschen oder Gruppen dazustehen, sondern mit vollem Verständnis der eine dem anderen gegenüberzustehen. Und was die Hauptsache ist, eine Pflege solcher Handarbeiten macht den Menschen nach den verschiedensten Richtungen geschickt.
Es sieht ja vielleicht etwas paradox aus, aber dennoch bin ich der Überzeugung, daß niemand ein ordentlicher Philosoph sein kann, der nicht in der Lage ist, wenn es nötig wird, sich auch seine Strümpfe zu stopfen oder seine Kleider auszubessern. Wie soll man denn über die größten Weltgeheimnisse irgend etwas auf vernünftige Art wissen, wenn man nicht im Grunde genommen im Notfalle sich sogar seine Fußbekleidungen machen kann. Man kann ja wahrhaftig nicht mit innigem menschlichem Anteil in die Weltgeheimnisse eindringen wollen, wenn man für das Nächste überhaupt nicht die geringste Geschicklichkeit hat!

Niet zozeer om de jongens deze verschillende kundigheden bij te brengen laten we dat doen, maar vooral opdat er in alle richtingen begrip ontstaat. Want het is wel een van de belangrijkste nadelen van onze huidige sociale toestanden dat de ene mens zo weinig begrijpt van wat de ander doet. We moeten in feite zover komen dat we niet als geïsoleerde, afzonderlijke mensen of groepen erbij staan, maar vol begrip tegenover elkaar staan. En wat de hoofdzaak is, het beoefenen van zulk handwerk maakt de mens handig in de meest uiteenlopende richtingen. Het ziet er misschien een beetje paradoxaal uit, maar toch ben ik de overtuiging toegedaan dat niemand een behoorlijke filosoof kan zijn die niet in staat is, wanneer het nodig is, ook zijn sokken te stoppen of zijn kleren te repareren. Hoe kun je nu over de grootste wereldgeheimen iets zinnigs weten als je in de grond van de zaak niet in noodgeval zelfs je voetbekleding kunt maken. Je kunt heus niet met innige menselijke belangstelling in de wereldgeheimen willen binnendringen als je voor wat het dichtste bij ligt helemaal niet de geringste vaardigheid hebt!

Ich weiß, daß das paradox aussieht, aber ich glaube eben, daß sogar ein wenig Verständnis bei einem Philosophen vorhanden sein müsse, wie man Stiefel macht und dergleichen, weil sonst der Philosoph ein Abstraktling wird.
Nun, das sind extreme Fälle, aber ich will durch die extremen Fälle darauf hinweisen, wie das Hinaufsteigen in die höchste Geistigkeit auf der einen Seite, und auch das Hinuntersteigen zu körperlicher Behandlung, körperlicher Pflege, in unserem pädagogischen Prinzip vorhanden sein muß.
Nun, das sind extreme Fälle, aber ich will durch die extremen Fälle
darauf hinweisen, wie das Hinaufsteigen in die höchste Geistigkeit auf
der einen Seite, und auch das Hinuntersteigen zu körperlicher Behandlung, körperlicher Pflege, in unserem pädagogischen Prinzip vorhanden sein muß.

Het ziet er misschien wat paradoxaal uit, maar ik ben er toch van overtuigd dat een filosoof zelfs een beetje verstand zou moeten hebben van hoe laarzen worden gemaakt en dergelijke, omdat de filosoof anders een abstracteling wordt. Welnu, dat zijn extreme gevallen, maar door middel van die extreme gevallen wil ik erop wijzen hoe het opstijgen naar het hoogste geestelijke aan de ene kant en ook het afdalen naar behandeling van het lichamelijke, verzorging van het lichamelijke in ons pedagogische principe aanwezig moet zijn. kunst werkelijk wordt ontwikkeld.
GA 307/227
Vertaald/295

.

Handvaardigheidalle artikelen

Menskunde en pedagogie: [5] Intelligentie (hand en intelligentie)

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3082-2896

.

.

.

 

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over handvaardigheid (GA 305)

.

Wellicht doet de uitdrukking ‘handvaardigheid’ wat ouderwets aan, zoals bv. ook ‘nuttige’ handwerken – het vak handwerken werd ooit zo genoemd – maar wat Steiner erover zegt, valt voor mij weer binnen de categorie ‘100 jaar oud, maar niet van gisteren’.
Net zoals zijn ‘wegwijzers‘.

In de neuro-wetenschap wordt het steeds duidelijker hoe en welke bewegingen van invloed zijn op de vorming van de hersenen, in het vormen van alle mogelijke verbindingen die (o.a.) het denken ten goede komen.

En dat beweerde Steiner al in de jaren rond de oprichting van de 1e vrijeschool in 1919.

Het ging hem om ‘menskunde’ en wat de leerkracht daarmee kan en moet! om leerstof hulp te laten zijn als ontwikkelingsstof.

In GA 305 zien we dat Steiner – wat bij ons vroeger de ‘nuttige handwerken’ heette, ‘Handarbeitsunterricht’ noemt en al het andere (houtbewerking bijv.) ‘Handfertigkeitsunterricht), wij zouden dus zeggen ‘handenarbeid’.

Het kan enigszins verwarrend zijn als ik de uitspraken van Steiner dan samenvat onder ‘handvaardigheidsonderwijs’, waarbij het dus én om handwerken gaat én om handenarbeid. 

GA 305        vertaald

Die geistig-seelischen Grundkräfte der Erziehungskunst
Spirituelle Werte in Erziehung
und sozialem Leben

Opvoeding en onderwijs
Spirituele grondslagen

Voordracht 7, Oxford 23 augustus 1922

Die Waldorfschule als Organismus
De Waldorfschool als organisme

Blz. 141  vert. 130

Nun, außer diesem Handfertigkeitsunterricht haben wir einen eigentlichen Handarbeitsunterricht. Und da ist das zu bemerken, daß in der Waldorfschule immer für alles Knaben und Mädchen durchein­andersitzen. Wir haben durchaus bis in die höchste Klasse hinauf Knaben und Mädchen durcheinandersitzen. So daß in der Tat, mit geringen Varianten natürlich, und je weiter wir hinaufkommen wer­den in die höheren Klassen, so muß natürlich differenziert werden, aber es ist so, daß im ganzen tatsächlich der Knabe dieselben Arbeiten lernt, die das Mädchen lernt, und es stellt sich heraus in einer merkwürdigen Weise, wie gern die kleinen Knaben stricken oder häkeln, und wie die Mädchen auch Arbeiten machen, die man sonst nur die Knaben machen läßt. Dadurch wird auch sozial etwas erreicht: das gegenseitige Ver­ständnis der Geschlechter, was ja in erster Linie heute angestrebt wer­den muß, wo wir in dieser Beziehung sozial noch gar nicht vorge­schritten sind, wo wir unter den größten Vorurteilen leben [ ] Aber in der Waldorfschule, wie gesagt, arbeiten im Handarbeitsunterricht Knaben und Mädchen durcheinander. Da wird alles mögliche dann im Handarbeitsunterricht zustande gebracht. Knaben und Mädchen arbeiten da ganz friedlich zusammen. 

Goed, naast dit handvaardigheidsonderwijs hebben we nog het eigenlijke handwerken. En daarbij valt op te merken dat op de Waldorfschool jongens en meisjes altijd bij alles door elkaar zitten. Tot en met de hoogste klas zitten jongens en meisjes door elkaar. Af en toe wordt daar natuurlijk wel eens van afgeweken, en hoe hoger we komen hoe meer er in de klassen gedifferentieerd moet worden, maar over het geheel genomen krijgen de jongens les in dezelfde vakken als de meisjes. En opmerkelijk genoeg blijken de jongetjes heel graag te breien en te haken, en doen de meisjes ook graag het werk dat men anders alleen de jongens laat doen. Ook sociaal levert dat iets op, voor het wederzijds begrip tussen de geslachten, wat tegenwoordig toch ons allereerste streven moet zijn. Op dit terrein is maatschappelijk nog geen enkele vooruitgang geboekt en leven wij nog met de grootst mogelijke vooroordelen. [ ]
Maar op de Waldorfschool zitten, zoals gezegd, bij het handwerken jongens en meisjes door elkaar. In die handwerkles wordt van alles gemaakt. Jongens en meisjes werken daarbij heel harmonisch samen.

Steiner deelt dan nog een waarneming die hij deed bij het spinnen en weven, in een hogere klas:

Blz. 142   vert. 131

Das einzige, was sich i n merkwürdiger Art herausgestellt hat, das ist – wir gehen dann in der höchsten Klasse, die wir bis jetzt gebildet hatten, in der die sechzehn-, siebzehnjährigen Knaben und Mädchen durcheinander sind, über auch zu Spinnen und Weben, so daß tatsächlich die Menschen ins praktische Leben eingeführt werden, das Leben auch kennenlernen —, nun ist das Merkwürdige: spinnen wollen die Knaben nicht, dabei wollen sie nämlich den Mädchen helfen. Die Mädchen sollen spinnen, und die Knaben wollen dann Zuträger sein, sie wollen da eine Art Ritterschaft ausüben. Das ist das einzige, was sich bis jetzt herausgestellt hat, daß beim Spinnen die Knaben die Mädchen
bedienen wollen. Aber im übrigen haben wir gesehen, daß die Knaben alle möglichen Handarbeiten machen.

Er is maar één merkwaardigheid opgetreden. We gaan in de hoogste klas die we tot nog toe hebben, waarin jongens en meisjes van zestien en zeventien jaar door elkaar zitten, ook over op spinnen en weven, zodat mensen werkelijk met het praktische leven in aanraking worden gebracht, en ze het leven ook leren
kennen. Nu is het merkwaardige dat de jongens niet willen spinnen, maar dat ze wel de meisjes daarbij willen helpen. De meisjes moeten spinnen en de jongens willen dan de materialen aandragen, ze willen daarbij op een of andere manier hun ridderlijkheid tonen. Dat is het enige wat tot nog toe is gebleken, dat bij het spinnen de jongens de meisjes van dienst willen zijn. Maar voor het overige hebben we kunnen zien dat het handwerken in alle mogelijke vormen ook door de jongens wordt gedaan.
GA 305/141-142
Vertaald
/130-131

.

Handvaardigheidalle artikelen

Menskunde en pedagogie: [5] Intelligentie (hand en intelligentie)

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3079-2893

.

.

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over handvaardigheid (GA 304)

.

Wellicht doet de uitdrukking ‘handvaardigheid’ wat ouderwets aan, zoals bv. ook ‘nuttige’ handwerken – het vak handwerken werd ooit zo genoemd – maar wat Steiner erover zegt, valt voor mij weer binnen de categorie ‘100 jaar oud, maar niet van gisteren’.
Net zoals zijn wegwijzers‘.

In de neuro-wetenschap wordt het steeds duidelijker hoe en welke bewegingen van invloed zijn op de vorming van de hersenen, in het vormen van alle mogelijke verbindingen die (o.a.) het denken ten goede komen.

En dat beweerde Steiner al in de jaren rond de oprichting van de 1e vrijeschool in 1919.

Het ging hem om ‘menskunde’ en wat de leerkracht daarmee kan en moet! om leerstof hulp te laten zijn als ontwikkelingsstof.
.

GA 304

Erziehungs- und Unterrichtsmethoden auf anthroposphischer Grundlage
Opvoed- en onderwijsmethoden vanuit de antroposofie

Voordracht 6, Oslo 24 november 1921     2e voordracht

Erziehungs- und Unterrichtsmethoden auf anthroposophischer
Grundlage

Blz. 173/174

Und wir stehen ja leider einer Welt gegenüber in unserer heutigen Zivilisation, in der der Mensch nur in sehr geringem Maße zur Lebenspraxis geführt wird. Er wird zur Lebensroutine geführt, wird dazu geführt, daß er ein praktischer Mensch doch nur dadurch ist, daß er in mechanischer Weise einzelne Handgriffe ausführt. Die volle Liebe zur Praxis, die volle Liebe selbst zu demjeni­gen, was unsere Hände im groben verrichten müssen, die wird durch die heutige Schulerziehung nur in sehr geringem Maße entwickelt werden können. Gerade dann aber, wenn man in dieser Weise aus wirklicher Menschenerkenntnis heraus unterrichtet und erzieht, wird man den Übergang finden dazu, daß das Kind, wenn es das Reifezeitalter erlangt hat, ein inneres, selbstverständliches Bedürfnis hat, ein praktischer Mensch zu werden. Wir versuchen daher in der Waldorfschule, indem wir die Kinder heranführen bis zu diesem Lebensalter, das sich der Reife nähert, durchaus überall das Praktische in die Schule einzuführen. Wir versuchen, Handwerkliches, das zu gleicher Zeit in einem gewissen Sinne kunsthandwerklich behandelt wird, in die Schule einzuführen.
Wir haben die Waldorfschule so eingerichtet, daß Knaben und Mäd­chen durcheinander sind.

En helaas staan we in onze huidige beschaving tegenover een wereld waarin de mens maar op heel bescheiden schaal naar de praktijk van het leven wordt geleid. Hij wordt naar routine in het leven geleid, wordt ertoe gebracht, dat hij alleen maar een praktisch mens is door op een automatische manier een paar handgrepen te verrichten. De volle liefde voor de praktijk, de volle liefde zelf voor wat we met onze handen ruwweg moeten verrichten, kan door de huidige schoolopvoeding maar in zeer geringe mate worden ontwikkeld. Maar juist dan echter, wanneer je op deze manier vanuit een echte menskunde lesgeeft en opvoedt, zal je de overgang vinden naar, dat het kind, wanneer het in de puberteit is gekomen, een innerlijke, vanzelfsprekende behoefte heeft om een praktisch mens te worden. Daarom proberen we op de vrijeschool wanneer we de kinderen tot aan deze leeftijd wanneer de rijpheid nadert begeleiden, overal in school het praktische in te voeren. We proberen het werken met de handen, dat tegelijkertijd in zekere zin als kunstzinnig met de handen werken gegeven wordt, in de school te brengen.
We hebben het in de vrijeschool zo georganiseerd dat jongens en meisjes door elkaar zitten.

Es hat sich dadurch bis jetzt nicht der geringste Schaden in der Erziehungsführung herausgestellt. Dafür aber hat sich das andere herausgestellt, daß Knaben Mädchenarbeiten, Stricken, Häkeln und dergleichen außerordentlich gern verrichten, und daß gerade in bezug auf diese Handarbeiten ein wunderbares Zusammenarbeiten stattfindet in der Waldorfschule. Und vielleicht nehmen Sie mir diese persönliche Bemerkung nicht übel: Derjenige, der als Knabe in der Schule einmal Stricken oder Häkeln gelernt hat, der weiß, wieviel heraufgeströmt ist von diesem Strickenlernen, von diesem Häkelnlernen in den Kopf; wieviel übergegangen ist von dem Anfassen der Strickna­deIn und dem Einfädeln der Nadeln in die konsequente Entwickelung des logischen Denkens. Das mag paradox erscheinen, das gehört aber doch zu den Intimitäten des Lebens.
Es ist durchaus nicht immer ein Denkfehler in seinem Ursprunge zu suchen im Intellekt, sondern es muß dasjenige, was in der Blüte des menschlichen Lebens in der Intelligenz zum Vorschein kommt, im ganzen Menschen gesucht werden. Vor allen Dingen aber muß man sich

Tot op heden is er niets gebleken van enig nadeel bij de opvoedingsbegeleiding. Maar er is wel wat anders gebleken, nl. dat jongens het meisjeswerk breien, haken e.d. buitengewoon graag doen en dat juist wat dit betreft bij dit werken met de handen er een prachtige samenwerking op school plaatsvindt. En wellicht neemt u mij deze persoonlijke opmerking niet kwalijk: wie als jongen op school eenmaal heeft leren breien of haken, weet hoeveel er door dit leren breien en haken naar het hoofd gestroomd is; hoeveel er door het beetpakken van de breipennen en de haaknaalden en van een draad in de naald steken naar de zorgvuldige ontwikkeling van het logische denken gestroomd is. Dat mag dan paradoxaal klinken, maar dat hoort toch tot de fijnere zaken in het leven. Het is zeer zeker niet zo dat je een fout in het denken oorspronkelijk in het intellect moet zoeken, maar wat er in de bloei van het mensenleven in de intelligentie tevoorschijn komt, moet in de hele mens worden gezocht. Vooral echter moet je

Blz. 175

klar darüber sein, daß dasjenige, was an praktischer Betätigung zum Ausdrucke kommt, innig zusammenhängt nicht nur in der Wirkung, sondern auch in der Rückwirkung mit alledem, was menschliche Kopf­kultur ist.
Überhaupt liegt derjenigen Menschenerkenntnis, die auf anthroposo­phischer Grundlage ruht, wenn sie Pädagogik und Didaktik werden will, durchaus ob, den Menschen hinzuführen zu einer praktischen, zu einer realistischen Auffassung des Lebens. Anthroposophie will ja nicht in ein mystisches Wolkenkuckucksheim führen, indem der Mensch sich fremd macht gegenüber der Lebenspraxis, Anthroposophie will gerade in die volle Lebenspraxis hineinführen, so daß einem das praktische Leben wirklich lieb wird.
Ich glaube nicht, daß einer ein wirklicher Philosoph sein kann, der, wenn es darauf ankommt, nicht auch einen Schuh wenigstens annähernd fabrizieren kann, der nicht hineingreifen kann in das volle Menschenle­ben. Alle Spezialisierung im Leben, so sehr sie sein muß, hat eigentlich nur eine heilsame Wirkung, wenn der Mensch zu gleicher Zeit wenig­stens von einer gewissen Seite her im vollen Leben drinnensteht. Das können wir natürlich als erwachsene Menschen nicht Das soll aber in einer gewissen Weise doch erfüllt werden in der Erziehung und im Unterricht in der Weise, wie ich mir erlaubte, dies auseinanderzusetzen.

er helder over zijn dat wat er aan praktische activiteit tot uitdrukking komt, sterk samenhangt, niet alleen in de werking ervan, maar ook in het terugwerken op alles wat zich in het hoofd aan het ontwikkelen is.
En eigenlijk is het de taak van de menskunde die haar grondslag vindt in de antroposofie, wanneer deze tot pedagogiek en didactiek wil worden, vooral de mensen tot een praktische, tot een realistische opvatting over het leven te brengen. Antroposofie wil je niet naar luchtkastelen voeren, waardoor de mens vreemd tegenover de praktijk van het leven komt te staan; antroposofie wil juist tot het volle praktische leven brengen, zodat iemand werkelijk van het praktische leven gaat houden.
Ik geloof niet dat iemand een ware filosoof kan zijn, die, als het erop aankomt, niet ook minstens redelijk een schoen in elkaar kan zetten, die niet in het volle mensenleven kan aanpakken. Elk specialiseren in het leven – hoezeer dat ook nodig is – werkt alleen maar heilzaam, wanneer de mens tegelijkertijd, in ieder geval op een bepaalde manier, in het volle leven staat. Natuurlijk kunnen we dat als volwassen mensen niet.
Maar op een bepaalde manier moet dat in de opvoeding en in het onderwijs wel voor elkaar komen, zoals ik dat uiteengezet heb.
GA 304/173-175
Op deze blog vertaald/173-175

.

Handvaardigheidalle artikelen

Menskunde en pedagogie: [5Intelligentie (hand en intelligentie)

.

3076-2890

.

.

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over handvaardigheid (GA 303/1)

.

Wellicht doet de uitdrukking ‘handvaardigheid’ wat ouderwets aan, zoals bv. ook ‘nuttige’ handwerken – het vak handwerken werd ooit zo genoemd – maar wat Steiner erover zegt, valt voor mij weer binnen de categorie ‘100 jaar oud, maar niet van gisteren’.
Net zoals zijn wegwijzers‘.

In de neuro-wetenschap wordt het steeds duidelijker hoe en welke bewegingen van invloed zijn op de vorming van de hersenen, in het vormen van alle mogelijke verbindingen die (o.a.) het denken ten goede komen.

En dat beweerde Steiner al in de jaren rond de oprichting van de 1e vrijeschool in 1919.

Het ging hem om ‘menskunde’ en wat de leerkracht daarmee kan en moet! om leerstof hulp te laten zijn als ontwikkelingsstof.

In GA 301 [op deze blog vertaald komt opnieuw ter sprake de samenhang tussen denken en beweging. zoals dat in GA 201 en GA 297A vanuit een bepaald perspectief werd belicht.

In GA 302 spreekt Steiner in de 2e voordracht [Stuttgart, 13-06-1921] weer over hoe een kind leert, zou moeten leren – met het oog op de ontwikkeling van hoofd, romp en ledematen.

GA 303

Die gesunde Entwickelung des Menschenwesens
Gezondmakend onderwijs

Voordracht 8, Dornach 30 december 1921 

Die Einrichtung der Waldorfschule
 De gang van zaken in de vrijeschool

Blz. 143  vert. 156

In diese Zeit fällt dann auch noch dasjenige hinein, was als besonders wichtig gehalten werden muß: der Handarbeitsunterricht; auch
zum Teil dasjenige, was man gewöhnlich als den Handfertigkeitsunterricht bezeichnet. Der Handarbeitsunterricht wird gemäß dem Prinzip der Waldorfschule, das ja in einer Klasse Knaben und Mädchen ver­einigt, auch für Knaben und Mädchen gleichmäßig getrieben. Und es ist im Handarbeitsunterricht eine große Freude für einen, wenn die Knaben und Mädchen zusammen stricken, häkeln und andere ähnliche Arbeiten machen. Man kann durchaus aus der Schulpraxis heraus die Versicherung geben, obgleich der Knabe etwas anderes hat von dem Stricken als das Mädchen, daß dennoch der Knabe auch viel hat da­von, und daß er es vor allen Dingen mit großer Freude tut. Es ist dieses Zusammenarbeiten für die Gesamtentwickelng eines Menschen, wie sich bisher gezeigt hat – ich werde auch das in den Einzelheiten noch besprechen -, von einem ganz besonderen Vorteile. In dem Handfer­tigkeitsunterricht müssen dann wiederum die Mädchen genau dasselbe mitmachen, was die Knaben machen, schwerere Arbeiten, so daß über­all auf die Geschicklichkeit, auf das Geschicktwerden des Menschen hingesehen werden kann.

In de ochtenduren komt ook nog aan bod wat als bijzonder belangrijk moet worden beschouwd: de les handwerken. Gedeeltelijk ook dat wat men gewoonlijk handvaardigheidsonderwijs noemt. De handwerkles wordt gegeven volgens het principe van de vrijeschool, waarin meisjes en jongens samen in een klas zitten, zowel aan de jongens als de meisjes. En het is in de handwerkles voor ons een grote vreugde wanneer de jongens en meisjes samen zitten te breien, te haken en andere, soortgelijke activiteiten. We kunnen vanuit de praktijk de verzekering geven dat, hoewel de jongen het breien anders beleeft dan het meisje, de jongen er ook erg veel aan heeft, en dat hij het voor alles met veel plezier doet. Dit samenwerken is voor de totale ontwikkeling van een mens, zoals tot nu toe gebleken is — ik zal ook dat nog in details bespreken — een heel bijzonder voordeel. In het handvaardigheidsonderwijs moeten dan op hun beurt de meisjes net zo meedoen als wat de jongens doen, zwaardere werkzaamheden dus, zodat overal de aandacht gericht kan worden op de ontwikkeling van de behendigheid, het handig-worden van de mens.
GA 303/143
Vertaald/156

Voordracht 12, Dornach 3 januari 1922

Das Kind vom zehnten bis vierzehnten Lebensjahre:
Pädagogik und Didaktik II
Het kind van 10 tot 14
Pedagogie en didactiek 2

Blz. 220  vert. 248

Unmittelbar nachdem wir den Menschen aus dem schulpflichtigen Alter entlassen, muß er in dasjenige eintreten, was ihn für diesen oder jenen Beruf vorbereitet. Da muß ihm dasjenige überliefert werden, was nun nicht mehr bloß allein aus der menschlichen Natur gegeben wird, sondern was in der Zivilisation als für diesen oder jenen Beruf geeignet aufgespeichert ist. Da muß der Mensch also an eine Spezialität des Lebens anpassungsfähig sein. Wir versuchen gerade in unserer Pädago­gik diesem Hinausgehen in das Leben dadurch gerecht zu werden, daß

Direct nadat de schoolplichtige leeftijd eindigt en we hem laten gaan, moet hij beginnen zich voor te bereiden op een of ander beroep. Dan moet aan hem worden doorgegeven wat nu niet meer alleen uit de menselijke natuur gegeven wordt, maar wat in de beschaving als bestemd voor een of ander beroep besloten ligt. Daar moet de mens dus in staat zijn zich aan te passen aan een specialiteit van het leven. We proberen juist in onze pedagogie te voldoen aan deze intrede in het leven

Blz. 221

wir bei den Kindern oder jungen Leuten, die eben im vierzehnten, fünf­zehnten Lebensjahre stehen, nun allmählich ganz praktische Unter­richtszweige, Weberei, Spinnerei eintreten lassen, an denen wir das Hineinwachsen in das Leben heranbilden wollen. Denn so etwas zu kennen, namentlich an so etwas einmal herumhantiert zu haben, wie an Weberei, Spinnerei, das ist nicht nur für den wichtig etwa, der ein Spinner, ein Weber werden soll, sondern das ist für jeden Menschen, der lebenspraktisch sein will, von außerordentlicher Bedeutung. Es handelt sich dann nur darum, daß man es trifft, gerade im richtigen Alter die richtigen Dinge zu behandeln.

door bij de kinderen of jongelui, die veertien of vijftien jaar oud zijn, nu geleidelijk zeer praktische vaklessen te introduceren, zoals weven en spinnen, waaraan we het binnengroeien in het leven willen ontwikkelen. Want zoiets te kennen, vooral zich met zoiets als weven en spinnen te hebben beziggehouden is niet alleen voor iemand die spinner of wever zal worden belangrijk, maar is voor ieder mens die praktisch in het leven wil staan van buitengewoon groot belang. Het gaat er dan alleen om, dat we op de juiste leeftijd de juiste dingen behandelen.
GA 303/220-221
Vertaald/248-249

In voordracht 14 van deze GA komt handewerken en kunstzinnige vormgeving aan bod, met voorbeelden en vragen van mij.

Rudolf Steiner over handvaardigheidalle artikelen

Handvaardigheidalle artikelen

Menskunde en pedagogie: [5Intelligentie (hand en intelligentie)

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3075-2889

.

.

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over handvaardigheid (GA 301)

.

Wellicht doet de uitdrukking ‘handvaardigheid’ wat ouderwets aan, zoals bv. ook ‘nuttige’ handwerken – het vak handwerken werd ooit zo genoemd – maar wat Steiner erover zegt, valt voor mij weer binnen de categorie ‘100 jaar oud, maar niet van gisteren’.
Net zoals zijn ‘wegwijzers‘.

In de neuro-wetenschap wordt het steeds duidelijker hoe en welke bewegingen van invloed zijn op de vorming van de hersenen, in het vormen van alle mogelijke verbindingen die (o.a.) het denken ten goede komen.

En dat beweerde Steiner al in de jaren rond de oprichting van de 1e vrijeschool in 1919.

Het ging hem om ‘menskunde’ en wat de leerkracht daarmee kan en moet! om leerstof hulp te laten zijn als ontwikkelingsstof.

In GA 301 [op deze blog vertaald [1] komt opnieuw ter sprake de samenhang tussen denken en beweging. zoals dat in GA 201 en GA 297A vanuit een bepaald perspectief werd belicht.

Die Erneuerung der pädagogisch-didaktischen Kunst durch Geisteswissenschaft

De vernieuwing van de pedagogisch-didactische kunst door geesteswetenschap

Voordracht 5, Basel 26 april 1920

Einiges über den Lehrplan
Iets over het leerplan

Blz. 81

Man wird wahrscheinlich zunächst etwas paradox berührt sein, wenn
man bei uns in der Waldorfschule in Stuttgart in den Handfertigkeitsunterricht kommt und da sieht, wie Knaben und Mädchen durcheinandersitzend stricken und häkeln und alle, nicht nur »weibliche« Handarbeiten machen, denn da sind es auch »männliche« Handarbeiten. Und warum dieses? Der Erfolg zeigt sich ja daran, daß die Knaben, wenn sie nicht künstlich davon abgehalten werden, ganz dieselbe Freude haben an diesen Arbeiten wie die Mädchen. Aber warum dieses? Wenn man weiß, daß unser Intellekt nicht dadurch gebildet wird, daß wir direkt losgehen auf die intellektuelle Bildung, wenn man weiß, daß jemand, der ungeschickt die Finger bewegt, einen ungeschickten Intellekt hat, wenig biegsame Ideen und Gedanken hat, während derjenige, der seine Finger ordentlich zu bewegen weiß, auch biegsame Gedanken und Ideen hat, hineingehen kann in die Wesenheit der Dinge, dann wird man nicht unterschätzen, was es heißt, den äußeren Menschen mit dem Ziel zu entwickeln, daß aus der ganzen Handhabung des äußeren Menschen der Intellekt als ein Stück hervorgeht. Insbesondere ist dann der Moment von einer ganz besonderen er-

Het zal waarschijnlijk eerst paradoxaal op u overkomen, dat wanneer je bij ons op de vrijeschool in Stuttgart in de handwerkles komt en ziet hoe daar jongens en meisjes door elkaar zitten en breien en haken en allemaal, niet alleen maar ‘vrouwelijk’ handwerk maken, want daar is dat ook ‘mannelijk’ handwerken. En waarom dat zo? Aan de uitwerking zie je, dat de jongens, wanneer ze er niet expres vanaf gehouden worden, net zoveel plezier beleven aan die activiteit als de meisjes. En waarom dat dan? Wanneer je weet dat ons intellect niet alleen maar gevormd wordt door direct met intellectuele vorming te beginnen, wanneer je weet dat iemand met onhandige vingers, niet zo’n goed intellect heeft, weinig beweeglijke ideeën en gedachten, terwijl degene die zijn vingers handig kan bewegen, in kan gaan op het wezenlijke van de dingen, dan zal je niet onderschatten wat het betekent de uiterlijke mens te ontwikkelen met het doel dat door met de uiterlijke mens dingen te doen, het intellect als gevolg zich ontplooit.
GA 301/81
Op deze blog vertaald/81

Vóór deze passage spreekt Steiner over het leren schrijven (en lezen). Het schrijven moet worden ontwikkeld vanuit een kunstzinnig tekenen en schilderen van de schrijfvormen. 
Hij eindigt dan met:

Je weniger man den Intellekt dressiert, je mehr man darauf ausgeht, den ganzen Menschen zu behandeln so, daß aus den Gliederbewegungen, aus der Geschicklichkeit der Intellekt wird – und er wird -, desto besser ist es.

Hoe minder je het intellect dresseert, hoe meer je je toelegt om met de hele mens zo om te gaan dat vanuit de bewegingen van de ledematen, uit de handigheid het intellect ontstaat – en dat doet het – des te beter is het.

Voordracht 14, Basel, 11 mei 1920

Weitere Gesichtspunkte und Fragenbeantwortung
Verdere gezichtspunten en beantwoording van vragen

 Das ist das Sonderbare, daß die richtige Erzie­hung des Intellekts auf die Aktivierung des Willens, die richtige Er­ziehung des Willens auf die Aktivierung des Intellektes wirkt.

Dat is het opmerkelijke, een goede opvoeding van het intellect activeert de wil, de juiste wilsopvoeding werkt stimulerend op het intellect.
GA 301/226
Op deze blog vertaald/225

Rudolf Steiner over handvaardigheid: alle artikelen

Handvaardigheidalle artikelen

Menskunde en pedagogie: [5] Intelligentie (hand en intelligentie)

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3069-2883

.

.

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over handvaardigheid – alle artikelen

.

Een kleine inhoudsopgave bij de opmerkingen die Rudolf Steiner in de pedagogische voordrachten – en in een aantal niet-pedagogische –  maakte over handvaardigheid. 
Hoewel er meestal gesproken wordt over handenarbeid – dat zijn dan alle onderwerpen die daaronder kunnen vallen, behalve handwerken – en handwerken, heb ik hier gekozen voor ‘handvaardigheid’ en daarmee heb ik ze samengevoegd.

GA 201 niet vertaald
Voordracht 9:       
vertaling betreffende passage
Wat betekent ‘vaardig bewegen van de vingers’ voor de mens; elasticiteit van het denken; aansluitend opmerkingen uit GA 294 over het wezen van de handen en de voeten; 

GA 294
Voordracht 2       vertaald   vertaling betreffende passage
Het kunstzinnige zou moeten uitmonden in ‘kunstnijverheid’.
Voordracht 11    vertaald    vertaling betreffende passage
Vakkenintegratie: handvaardigheid bij aardrijkskunde (Japanse kunst, landbouw 3e klas); aansluiten bij het leven; geen ‘fröbelwerk’.

GA 297A    op deze blog vertaald
Vragenbeantwoording   vertaling betreffende passage
Denken hangt samen met de hele mens, niet alleen met het hoofd; handigheid in de vingers; een wederkerige werking hoofd-hand, hand-hoofd; 

GA 300A
Vergadering 23-12-1919:   
vertaling betreffende passage
Zelf leren wat je met de klas gaat doen.
Vergadering  01-01-1920: vertaling betreffende passage
Boetseren: niet slaafs nadoen: observeren en model veranderen.
Vergadering 23-06-1920vertaling betreffende passage
Breien en tanden en vaardigheid.
Vergadering 15-11-1920: vertaling betreffende passage
Eis: kunstzinnige handvaardigheid; vormgevoel, kleurgevoel, geen naturalisme; stijl; geen euritmieschoenen maken.
Vergadering 16-01-1921: vertaling betreffende passage
Houd het midden tussen wat kunstzinnig kan en moet; geen fröbelwerk, het moet zin hebben; niet te hoog grijpen: een lepel maken is prima, geen luxe nastreven.

GA 301    op deze blog vertaald
Voordracht  5      vertaling betreffende passage
Meisjes én jongens handwerken: de motoriek van de handen bevordert het intelligente denken.

GA 302/1 
Voordracht  3             vertaling betreffende passage
Hoe  leert een kind, zou het moeten leren – met het oog op de ontwikkeling van hoofd, romp en ledematen.
Voordracht 4             vertaling betreffende passage
Handvaardigheid werkt op de geestelijke ontwikkeling

GA 302/2
Voordracht 4             vertaling betreffende passage
Handwerken: vorm en versiering; kunstzinnige functionaliteit, met voorbeelden (en vragen) 

GA 303/1
Voordracht 8            
vertaling betreffende passage
Handvaardigheid voor de ontwikkeling van de behendigheid.
Voordracht 12           vertaling betreffende passage
Praktische vakken om vol in het leven te staan     

GA 303/2                 
Voordracht 14                 vertaling betreffende passage
Handwerken: vorm en versiering; kunstzinnige functionaliteit, met voorbeelden (en vragen) 

GA 304
Voordracht 6                vertaling betreffende passage
Het gaat om het praktische leven; het werk moet kunstzinnig zijn; handwerken en intelligentie.

GA 304A
Voordracht 2              
vertaling betreffende passage
Bewegingsmogelijkheden van onze ledematen en ons intellect; onze loodrechte lichaamsas is een uiting van morele aanleg, morele wilskrachten.

GA 305
Voordracht 7               
vertaling betreffende passage
Handvaardigheidsvakken voor jongens en meisjes gezamenlijk. Belangrijk voor het sociale leven.

Voordracht 7              vertaling betreffende passage
Over het kunstzinnige; vanuit de eigen wil, niet iets voorschrijven; vormgevoel, b.v. hout snijden; bewegend speelgoed; kleurbeleving; vorm en functie.

GA 306
Voordracht 7               
vertaling betreffende passage
Handvaardigheidsvakken voor jongens en meisjes gezamenlijk; voorbereiding op het praktische leven; logisch denken en breien; leren hoe het er in het leven aan toegaat (spinnen, weven, boekbinden e.d.)

GA 307/1
Voordracht 11                   vertaling betreffende passage 
Begrip krijgen van het praktische leven; belangrijk voor het sociale leven.
Voordracht 12
Praktisch in het leven staan; smaak ontwikkelen.
Voordracht 13
Jongens en meisjes samen: begrip voor wat de ander in de wereld doet; denken en met de handen werken.

GA 310
Voordracht 9                   
vertaling betreffende passage
Jongens en meisjes samen; belang van ‘iets’ met je handen kunnen; denken en breien; spreken en gebaren van de hand; 

GA 311 
Voordracht 7                   
vertaling betreffende passage
Over het kunstzinnige in de vorm.
Met door mij toegevoegde voorbeelden.

Bij deze opmerkingen heb ik die over ‘het plastische’ nog niet meegenomen.
In dit artikel van Helga Loewe worden er veel genoemd, tevens geeft ze voorbeelden uit de praktijk.

 

Handvaardigheid: alle artikelen

Rudolf Steiner: alle artikelen

Vrijeschool in beeld; alle beelden

.

3067-2881

.

.

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over handvaardigheid (GA 297A)

.

Wellicht doet de uitdrukking ‘handvaardigheid’ wat ouderwets aan, zoals bv. ook ‘nuttige’ handwerken – het vak handwerken werd ooit zo genoemd – maar wat Steiner erover zegt, valt voor mij weer binnen de categorie ‘100 jaar oud, maar niet van gisteren’.
Net zoals zijnwegwijzers‘.

In de neuro-wetenschap wordt het steeds duidelijker hoe en welke bewegingen van invloed zijn op de vorming van de hersenen, in het vormen van alle mogelijke verbindingen die (o.a.) het denken ten goede komen.

En dat beweerde Steiner al in de jaren rond de oprichting van de 1e vrijeschool in 1919.

Het ging hem om ‘menskunde’ en wat de leerkracht daarmee kan en moet! om leerstof hulp te laten zijn als ontwikkelingsstof.

In GA 297A   [op deze blog vertaald [1]] komt opnieuw ter sprake de samenhang tussen denken en beweging. zoals dat in GA 201 vanuit een bepaald perspectief werd belicht.

ERZIEHUNG ZUM LEBEN

OPVOEDING VOOR HET LEVEN 

Fragenbeantwortungen am pädagogisdche Abend, Darmstadt 28 Juli 1921

Vragenbeantwoording bij de pedagogische avond Darmstadt, 28 juli 1921

Blz. 77

Aber man muß wissen, wie eng ein ordentliches Denken nicht bloß mit dem Gehirn und dem Kopf des Menschen zusammenhängt, sondern mit dem ganzen Menschen.
Es hängt von der Art und Weise, wie jemand denken gelernt hat, ab, welche Geschicklichkeit er in den Fingern hat. Denn der Mensch denkt ja in Wirklichkeit mit dem ganzen Leibe. Man glaubt nur heute, er denke mit dem Nervensystem, in Wahrheit denkt er mit dem ganzen Organismus. Und auch umgekehrt ist es: Wenn man in richtiger Weise dem Kinde Schlagfertigkeit im Denken, sogar bis zu einem gewissen Grade Geistesgegenwart auf natürliche Weise beibringen kann, arbeitet man für die körperliche Geschicklichkeit, und wenn man bis in die Körperlichkeit hinein diese Denkgeschicklichkeit treibt, dann kommt einem auch die Geschicklichkeit der Kinder zu Hilfe. Es ist viel wichtiger, was wir jetzt in der Waldorfschule eingerichtet haben, daß die Kinder statt des gewöhnlichen Anschauungsunterrichts im Handfertigkeitsun­terricht übergehen zum Selbstformen, wodurch sie in die Emp­findung hineinbekommen die künstlerische Gestaltung der Fläche. Das leitet dann wiederum hinüber zur mathematischen Auffassung der Fläche in späteren Jahrgängen.

Maar je moet wel weten hoe nauw verbonden een juiste manier van denken niet alleen met de hersenen of met het hoofd van de mens te maken heeft, maar ook met de totale mens.
De manier waarop een mens heeft leren denken, hangt af van wat voor handigheid hij in zijn vingers heeft. Want de mens denkt in werkelijkheid met zijn hele lijf. Alleen nu gelooft men dat hij met zijn zenuwsysteem denkt, in waarheid denkt hij met zijn hele organisme. En het is ook omgekeerd: wanneer je op de juiste manier slagvaardigheid in het denken, zelfs tot op zekere hoogte op een natuurlijke manier tegenwoordigheid van geest, kan bijbrengen, dan werk je aan de lichamelijke handigheid en wanneer je deze handigheid in het denken tot in je lichamelijkheid probeert te krijgen, dan kom je de handigheid van de kinderen te hulp. Het is veel belangrijker wat wij nu in de vrijeschool georganiseerd hebben, dat we met de kinderen i.p.v. het gewone aanschouwelijkheidsonderwijs in de handvaardigheidsvakken, overgestapt zijn naar dat ze zelf vormgevend bezig zijn, waardoor ze een gevoel krijgen voor de kunstzinnige vormgeving van vlakken. Dat brengt ze dan weer bij het in latere jaren wiskundig kunnen begrijpen van vlakken.
GA 297A/77
Op deze blog vertaald/77

De kunstzinnige vormgeving van vlakken komt elders nog ter sprake – nog niet oproepbaar. Zie onderstaand voorbeeld.

[1] Inhoudsopgave  voordracht [1]  [2]  [3]  [4]  [5]  [6]
vragenbeantwoording bij voordracht 1    vragenbeantwoording 2

.
Rudolf Steiner over handvaardigheid: alle artikelen

Handvaardigheidalle artikelen

Menskunde en pedagogie: [5] Intelligentie (hand en intelligentie)

Het belang van vingerspelletjes

.

Voorbeeld van vlakverdeling

.

3066-2881

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over handvaardigheid (GA 201)

.

Wellicht doet de uitdrukking ‘handvaardigheid’ wat ouderwets aan, zoals bv. ook ‘nuttige’ handwerken – het vak handwerken werd ooit zo genoemd – maar wat Steiner erover zegt, valt voor mij weer binnen de categorie ‘100 jaar oud, maar niet van gisteren’.
Net zoals zijn ‘wegwijzers‘.

In de neuro-wetenschap wordt het steeds duidelijker hoe en welke bewegingen van invloed zijn op de vorming van de hersenen, in het vormen van alle mogelijke verbindingen die (o.a.) het denken ten goede komen.

En dat beweerde Steiner al in de jaren rond de oprichting van de 1e vrijeschool in 1919.

Het ging hem om ‘menskunde’ en wat de leerkracht daarmee kan en moet! om leerstof hulp te laten zijn als ontwikkelingsstof.

In GA 201 gaat hij uitgebreid in op de samenhang van mens en kosmos:

Entsprechungen zwischen Mikrokosmos und Makrokosmos
Der Mensch – eine Hieroglyphe des Weltenalls

Overeenkomsten tussen de micro- en de macrokosmos:
De mens – een hiëroglief van het universum

Dornach, voordracht 9, 23 april 1920

Blz. 141

All diese Dinge  werden von einer umfassenden Pädagogik durch­aus ins Auge gefaßt. Sie würden wahrscheinlich Ihre Freude haben, wenn Sie, in unsere Waldorfschule eintretend, gerade in das Zimmer kommen, wo so nach 10 Uhr vormittags der Handarbeitsunterricht gegeben wird von unserer Freundin, Frau Molt, mit einigen andern Damen zusammen, und Sie sehen würden, wie da unmittelbar ne­beneinander die strickenden Knaben, die häkelnden Knaben sitzen, wie sie fleißig und hingebungsvoll stricken und häkeln, geradeso wie die Mädchen. Das alles sind Dinge, die durchaus aus dem Ganzen dieses Waldorfschulgeistes herauskommen, denn da handelt es sich wirklich nicht darum, daß man in einigen abstrakten programmati­schen Sätzen dies oder jenes schreibt, sondern daß man das ernst nimmt, daß der ganze Unterricht von Menschenerkenntnis aus­gehen soll; daß man wissen soll als Lehrer, was es für eine Bedeutung hat, wenn ich geschickt die Finger zu bewegen verstehe – wenn ich unter Umständen sogar ordentlich den Mittelfinger über den Zeige­finger zu geben vermag, so wie einen Merkurstab, oder wenn ich das durchaus nicht zu machen vermag

Een omvattende pedagogiek zal met al deze dingen wel degelijk rekening houden. U zou het waarschijnlijk leuk vinden als u bij het binnenkomen van onze Waldorfschool in het lokaal kwam waar na 10 uur onze vriendin mevrouw Molt en een paar andere dames de handvaardigheidsles geven, en zou zien hoe  de jongens die breien en haken pal naast elkaar zitten, ijverig en toegewijd aan het breien en haken, net als de meisjes. Het zijn allemaal zaken die voortkomen uit de geest van de Waldorfschool als geheel, want het gaat er echt niet om dit of dat in een paar abstracte programmatische zinnen op te schrijven, maar serieus te nemen dat het hele onderwijs begint met kennis van de menselijke natuur; dat je als leraar moet weten wat het betekent als ik weet hoe ik mijn vingers vaardig moet bewegen – als ik zelfs mijn middelvinger goed over mijn wijsvinger kan bewegen, zoals bij een esculaap, of als ik dat helemaal niet kan –

was das für einen großen Un­terschied macht für das Denken. Unsere Fingerbewegungen sind in hohem Maße Lehrer der Elastizität unseres Denkens. Diese Dinge können aber nun auch erkennend weiter verfolgt werden. Sie wer­den verhältnismäßig leicht sich die Fertigkeit aneignen, den mittle­ren Finger über den Zeigefinger elastisch drüberzulegen, so daß Sie eine Schlange um den Merkurstab zuwege bringen, aber Sie werden das mit der mittleren Zehe gegenüber der zweiten Zehe weniger leicht zustande bringen. Daraus sehen Sie den Unterschied der gan­zen Organisation. Es ist sehr wichtig, das ins Auge zu fassen, denn die Fußkonstruktion hängt innig zusammen mit unserer ganzen menschlichen Erdennatur. Durch unsere Handorganisation erheben wir uns über die Erdennatur. Wir erheben uns zum Außerirdischen. Dieses Sich-Erheben zum Außerirdischen im Menschen, das fühlte

wat voor een groot verschil dat maakt voor het denken. Onze vingerbewegingen zijn voor een groot deel leraren van de elasticiteit van ons denken. Deze dingen kunnen nu echter ook bewust verder worden gevolgd. Je zal relatief gemakkelijk de vaardigheid verwerven om de middelvinger over de wijsvinger te strekken, zodat je net als bij de esculaap een slang kan maken, maar je zal dit minder goed kunnen doen met de middelste teen en de tweede. Hieruit zie je het verschil van de hele organisatie. Het is heel belangrijk om dit in gedachten te houden, want hoe de voeten gebouwd zijn, hangt nauw samen met onze hele menselijke aardse natuur. Door onze handorganisatie stijgen wij uit boven de aardse natuur. We stijgen naar het buitenaardse. Dit opstijgen naar het buitenaardse in de mens, dat werd

Blz. 142

die alte Weisheit, indem sie sagte: Der untere Mensch ist dem Mond zugeteilt; der sich über die Erdennatur erhebende Mensch ist dem Mars zugeteilt. – So fühlte diese uralte Weisheit in dem ganzen Weltenall drinnen die Organisation, wie wir im Menschen die Or­ganisation fühlen.

in de oude wijsheid ervaren. Men zei: de benedenmens hoort bij de maan; de mens die uitstijgt boven de aardenatuur hoort bij Mars. Op deze manier voelde deze oeroude wijsheid de menselijke organisatie als deel van het hele universum, zoals wij die nu in onszelf voelen.
GA 201/141-142
Niet vertaald

In deze voordracht is sprake van een ‘beneden’- en ‘boven’mens.
Daarover o.a. in de ‘Algemene menskunde‘  voordracht 1
Tevens van het verschil in armen/handen en benen/voeten.
Daarover bv. in het aansluitende cursusdeel van de ‘Algemene menskunde: ‘Opvoedkunst”(GA 294):

Der Unterschied der menschlichen Beine und Füβe und der menschlichen Arme und Hände soll das Kind frühzeitig hingewiesen werden. Der Unterschied zwischen dem Dienst, den die Füβe und Beine leisten, indem sie den menschlichen Leib tragen, und dem Dienst, den die Hände und Arme leisten indem sie nicht für den menschlichen Leib, sondern für die Welt arbeiten, dieser Unterschied zwischen dem egoistischen Dienst der Hände im Arbeiten für die menschliche Auβenwelt, sollte dem Kinde gefühlsmäβig früh beigebracht werden.

En het is goed als u bij de kinderen ook al een gevoel wekt voor het verschil tussen de rol die de voeten voor het lichaam van de mens vervullen, namelijk hem te dragen en ervoor te zorgen dat hij op de verschillende plekken waar zijn leven zich afspeelt kan werken – en de rol die in tegenstelling hiertoe de armen en handen vervullen, waarmee de mens niet zijn eigen lichaam hoeft te dragen, maar vrij kan werken. Terwijl de voeten op de aarde staan, kunnen de handen in de lucht worden uitgestrekt om dingen te doen, om te werken. Kortom, het kind moet al vroeg gewezen worden op het essentiële verschil tussen de benen en voeten enerzijds en de armen en handen anderzijds. Het verschil tussen de rol die de voeten en benen vervullen doordat ze het menselijk lichaam dragen, en de rol die de handen en armen vervullen doordat ze niet voor het menselijk lichaam maar voor de wereld werken, dit verschil tussen de zelfzuchtige dienst van de voeten en de onzelfzuchtige dienst van de handen, die werken voor de wereld om de mens heen, moet het kind gevoelsmatig al vroeg bijgebracht worden. 
GA 294/99
Vertaald/93

Die Arme und Hände sind alles Tragen des Organismus abgenommen. Die Hände kommen für Körperzwecke nicht in Berührung mit der Erde. Sie sind umgeformt zum Ergreifen der Gegenstände, zum Verrichten der Arbeit. Für das, was im menschlichen Leibe vorgeht, sind die Hände und Arme des Menschen zwecklos geworden-äuβerlich das schönste Sinnbild der menschlichen Freiheit!
Es gibt kein schöneres Sinnbild der menschlichen Freiheit als die menschlichen Arme und Hände.

Voor de verrichtingen van het menselijk lichaam zijn de handen en armen van de mens nutteloos gewordenuiterlijk het mooiste symbool voor de menselijke vrijheid! Er bestaat geen mooier symbool voor de vrijheid van de mens dan zijn armen en handen. De mens kan met zijn handen werken voor de wereld om hem heen, en hij kan natuurlijk ook, wanneer hij zich voedt, wanneer hij zelf eet, uit vrije wil voor zichzelf werken met zijn handen. 
GA 294/104
Vertaald/96

Vanuit deze optiek is de handvaardigheid een van de belangrijkste vakken op de vrijeschool. 
En er zijn nog andere gezichtspunten die het belang ervan onderstrepen.
Die komen in volgende artikelen aan de beurt.

.
Rudolf Steiner over handvaardigheid: alle artikelen

Handvaardigheid: alle artikelen

Menskunde en pedagogie: [5] Intelligentie (hand en intelligentie)

Het belang van vingerspelletjes

.

3063-2878

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Handwerken (5-3)

.

Auteur onbekend
Voetnoten door mij aangebracht.

.

Gezichtspunten over  het leerplan handwerken

.

Handwerken in de vrijeschool

Algemeen belang van handwerken

HET WILSGEBIED

Door middel van de zintuigen [1] kunnen we kinderen de wereld laten verkennen. Hierbij gaan we er vanuit dat elk kind vanuit zichzelf het goede wil doen. Om dit ook daadwerkelijk te doen, is een verbinding met de wereld noodzakelijk.
Vooral via de tastzin [1] – die grenzen aangeeft en gewaarwordingen geeft bij het aanraken en het worden aangeraakt – kan het kind de wereld leren ervaren. Wanneer de tastzin voldoende wordt gevoed, kan de ik-zin zich ontwikkelen.
In ieder kind zit de aanleg tot scheppend werken.
Maar vanaf de industrialisatie werd veel scheppend werk door machines overgenomen. Dit had tot gevolg dat de mogelijkheden om scheppend bezig te zijn, aanzienlijk verminderden.
Dit is tot op heden niet veranderd en geldt evenzeer voor kinderen, omdat zij meer en meer worden geconfronteerd met afgewerkte producten en niet meer betrokken zijn bij het productieproces. Aan deze ‘nood’ kan worden
tegemoetgekomen door kinderen te laten handwerken, zodat ze kunnen gewaarworden dat ze meedoen met de wereld.

Gezien vanuit het antroposofisch mensbeeld is willen eigenlijk doen. En dat handwerken echt doen is, hoeft geen betoog.
Met het handwerken ontwikkelt een kind het willen [2] doen of de daadkracht.
Bovendien ontwikkelt door het handwerken de fijne motoriek en het concentratievermogen. Met de handen kan je grijpen wat je nadien al denkend kan begrijpen. Zo komen we in een ander gebied, namelijk dat van het denken.

HET DENKGEBIED

Voor veel mensen zijn denkwerk [3] en handwerk twee verschillende zaken. Dat dit niet noodzakelijk zo hoeft te zijn en in wezen ook niet zo is, wist men in vroegere tijden maar al te goed. Heel wat van onze spreekwoorden – die uit de
volkswijsheid zijn ontstaan en tot het culturele of geestelijke erfgoed behoren – hebben betrekking op handwerken: de draad kwijt zijn, iets weten van naaldje tot draadje, heet van de naald, aan iets geen mouw weten te passen, zijn naad
naaien…zijn slechts enkele van de vele zegswijzen die betrekking hebben op handwerken.
Hierin zag men nog het verband tussen oorzaak en gevolg. Handwerken is dan ook goed om het causaal of oorzakelijk denken te oefenen,

Als voorbeeld nemen we breien.
Daarin zit een systeem waarin de ene stap uit de andere voortvloeit. Eerst
insteken, dan overslaan, vervolgens doorhalen en uiteindelijk afhalen. In die volgorde en niet anders of je krijgt geen goede steek. Maar ook het beweeglijk denken wordt geoefend, want steek na steek dient er te worden geordend.

HET GEVOELSGEBIED

Dit gebied bevindt zich tussen denken en willen [3]. Als deze twee gebieden in evenwicht zijn, ligt het gevoelsgebied daar middenin. Wanneer hartslag en ademhaling zich in een goed ritme verhouden en rustig hun werk kunnen doen, mag dit gezien worden als een uiting van een goed werkend gevoelsgebied. Of zelfs als een graadmeter van het gevoelsgebied.
In het gevoelsgebied spelen zich ook de processen af die tot sociaal en moreel gedrag leiden. Het is het gebied waaruit eerbied voor de mens, de natuur en de wereld voortvloeien. Dat is belangrijk, want door het onderkennen van het mooie
wordt de wil, de impuls om in de wereld te handelen, gewekt. Als kinderen eenmaal willen doen, kan het handwerken beginnen Er dient wel op te worden gelet dat het handwerken niet blijft steken in het slechts technisch uitvoeren van de handeling, wat nogal eens voorkomt bij knutsellessen.
Handwerken houdt namelijk een proces in dat uit vier stappen bestaat die alle vier aan bod moeten komen:

een plan maken,
uitvoeren,
afronden
en schenken.

Leerlijn handwerken in de basisschool

Hier wordt kort en heel strikt weergegeven wat de doelen van het handwerken in de basisschool zijn.
In het bespreken van de verschillende handwerktechnieken komt nog eens aan bod wat in welk leerjaar aan de orde is.

Klas 1:
Breien: recht breien, steken opzetten, meerderen en minderen, zelfstandig afwerken. voorbeeld: kabouter, knikkerzak, tasje, …    Eventueel vingerhaken.

vingerhaken

Klas 2:
Haken  met haakpen: losse en vaste steken; voorbeeld: pannenlap, knikkerzak, …    Eventueel voortzetting breien met dunnere pennen; voorbeeld: fluitenzak, poppenkleertjes, …

Klas 3:
Breien: recht-averrecht breien, insteken. Eventueel voortzetting haken; voorbeeld: muts breien of haken, poppen.

Klas 4: Borduren: functionele borduurtechnieken, met de nadruk op de kruissteek en varianten; voorbeeld: tasje, pennenzak, …Vlecht- en knoopwerk maken.

Klas 5: Breien met 4 priemen; voorbeeld: wanten of sokken.

Klas 6Pantoffels of sloffen met een hiel maken in de eigen maat. Eventueel voortzetting van de eerder genoemde technieken; voorbeeld: marionetten haken of breien.

Enkele handwerktechnieken en hun pedagogische en didactische toepassing.

BREIEN: ontstaansgeschiedenis

De breikunst wordt al duizenden jaren beoefend. Hoe het breien ooit is uitgevonden, is echter een mysterie. Zelfs het land en het globale moment van de oorsprong zijn onbekend. Sommigen geloven dat de breikunst is uitgevonden in
Perzië, anderen menen dat in Israël, Jordanië, Syrië of Noord-Afrika de oorsprong van het breiwerk ligt.
Er zijn gebreide sokken aangetroffen in Egyptische graven met een datering tussen de 3de en 6de eeuw na Christus; deze Koptische sandaalsokken bleken evenwel niet vervaardigd uit één lange, enkele, doorlopende draad, maar uit
verschillende kortere draden.
In de Middeleeuwen was breien in Europa een belangrijke industrie, vrouwen sponnen de wol terwijl de mannen weefden en breiden. In 1527 werd in Parijs het eerste breiersgilde opgericht, en andere Europese steden hadden al snel daarna elk hun eigen breiersgilde. Vrouwen werden niet toegelaten tot het ambacht, met uitzondering van weduwen die na de dood van hun man zijn werk voortzetten. Een gildeleerling moest een leertijd van 6 jaar doorlopen, waarna hij als meesterstukken een wollen buis, een vilten baret, een paar kousen en een bont karpet moest maken.
Oorspronkelijk was breien beperkt tot sokken en kousen. Voordat breien hiervoor gebruikt werd, werden deze voet – en beenbedekkingen gemaakt uit geweven stoffen. Later werden meer en meer andere kledingstukken
gebreid.
Het was pas aan het begin van de moderne tijd dat vrouwen – doordat ze meer vrije tijd kregen – het breien overnamen van de mannen. De breikunst als ambacht was toen al verdrongen door de uitvinding van de breimachine, die door de industrie op grote schaal wordt gebruikt om allerlei breiwerk te produceren. Dit had eveneens tot gevolg dat in de scholen in de loop van de 20ste eeuw het breien als onderdeel van de lessen handwerken geleidelijk aan verdween.
Uitzondering hierop zijn de vrijescholen, die het belang van het leren breien nog erkennen.

BREIEN: vanaf klas 1

Wanneer het kind schoolrijp [4] is en het bij gedane waarnemingen zelf denkbeelden kan vormen, is de metamorfose van het denken begonnen. Vanaf dit moment kunnen kinderen hun eigen voorstellingen maken. Dit resulteert in een enorme openheid om te leren, maar wil niet zeggen dat ze louter cognitief moeten worden aangesproken. Bij het ontluiken van het denkvermogen gaat bij jonge kinderen nog heel veel via hun lichamelijkheid. De leerstof ‘te pakken krijgen’ heeft bij hen nog een letterlijke betekenis. Door te handwerken hebben ze dan ook iets om handen.
In de eerste klas komt bijvoorbeeld breien aan bod, wat bijdraagt aan een harmonieuze ontwikkeling. Voor 6 à 7-jarigen vergt breien een grote
inspanning. Veel volwassenen die nooit hebben leren breien en het op latere leeftijd alsnog proberen, weten hoeveel moeite het kost om de techniek onder de knie te krijgen. Jonge kinderen leren het natuurlijk wel iets gemakkelijker,
maar wie de kinderen waarneemt tijdens het breien kan toch zien hoeveel inspanning het van ze vraagt. Dit heeft dan te maken met het afsluitende gebaar dat wordt gemaakt, wat gesymboliseerd wordt door de kruisende breipennen. Deze beweging bevordert bewustzijn en beweeglijk denken. [5] De denkkrachten die nu dankzij het meer vrijkomen van het etherlichaam kunnen worden aangesproken, hebben de neiging om zich naar het astrale gebied te verplaatsen, waardoor bijvoorbeeld gebabbel ontstaat. De denkkrachten zijn dan niet tot in het etherlichaam gezakt, maar ‘hangen’ meer ter hoogte van het astraallichaam. Het is de bedoeling dat handwerken bijdraagt tot het ‘zakken’ van deze denkkrachten tot in het etherlichaam, zodat het spanningsveld tussen astraal- en etherlichaam [6] wordt geharmoniseerd.
Wie niet zover wil of kan kijken, kan zich toch nog tevreden stellen door te stellen dat breien een heel goede oefening is voor de ontwikkeling van de fijne motoriek, die één maatstaf is om te kijken of een kind harmonieus ontwikkelt.
Zo komen we dan van twee verschillende kanten weer samen..
Belangrijker dan het feit dat de kinderen in de eerste klas nu al de ‘perfecte’ breitechniek beheersen, is het aanleren van goede gewoontes, zodat de lessen in een aangename stemming kunnen verlopen. Zoals voor vele andere vakken geldt ook voor handwerken dat er enkele basisvoorwaarden zijn om tot goede gewoontes te komen: regelmaat, goede werkhouding en duidelijke regels.
Wat niet mag worden vergeten in de eerste klas is dat de kinderen in hun leerproces nog sterk afhankelijk zijn van wat ze van buitenaf horen en zien. Dit auditief en visueel leervermogen kan aangewend worden om tot beter begrip te komen.
De breitechniek met een liedje aanleren, terwijl het breien traag voorgedaan wordt, kan voor heel wat kinderen beter werken dan gewoon zeggen hoe de vork aan de steel zit. Voor het aanleren van het eigenlijke breien is het goed om met
de kinderen op verkenning te gaan naar de herkomst van wol.
Nadien kunnen ze dan bolletjes wikkelen, een toverlus leren maken en dan uiteindelijk een breipen opzetten. Ook de traditionele vingerspelletjes [7] zijn in de handwerkles van toepassing, want ze brengen bewustzijn in voor de handen, wat vanzelfsprekend bevorderlijk is om te handwerken.

HAKEN: vanaf klas 2

In de tweede klas zetten de kinderen stilaan hun eerste stappen in het zoeken naar een evenwicht tussen binnen en buiten.
Omdat haken sterk incarnerend werkt, is het goed om de kinderen voor het haken even aan beweging te laten doen.
Haken vergt meer dan breien, omdat je de fijne motoriek aanspreekt, maar met name de vingertoppen. Bovendien zijn bij haken de twee handen verschillend aan het werk. De steken dienen steek na steek bewuster te worden gepakt. Dromerig zijn is bij haken niet aan de orde. Omdat de fijne motoriek wordt aangesproken, ondersteunt haken het schrijfonderwijs, [8] iets dat kinderen van de 2de klas volop aan het aanleren zijn. Zaak is dat net zoals het schrijven, ook het haken heel gestructureerd moet worden aangeleerd.
Eerst komt de toverlus, die de kinderen al kennen van het breien, weer op de proppen. Daarna wordt voorgedaan hoe steek voor steek moet worden gehaakt, waarbij veel aandacht wordt geschonken aan het meedoen van de andere hand, bij de meeste kinderen die rechts schrijven is dat de linkse. In het begin kunnen er enkele grove werkjes (slierten) worden gebreid om dan over te gaan tot armbandjes, riempjes of popjes. Als iedereen het een beetje onder de knie heeft en het haken van lussen al meer geautomatiseerd is, kan er worden begonnen met bijvoorbeeld een pannenlap, waarvoor de techniek van het ‘vasten’ dient te worden aangeleerd. Omdat haken heel vaak met katoen wordt gedaan, vergt dit meer wakkerheid. (Katoen is stugger dan wol, waarmee in de eerste klas werd gebreid) Door de stugheid van het materiaal gaat het verwerken minder vlot en komt er meer bewustzijn bij kijken om de techniek te beheersen. Ook het werkritme wordt bewuster veroverd, waardoor de chaotische bewegingsdrang meer gericht wordt.

Over de geschiedenis van de haakkunst is niet zo veel bekend. Over deze kettinglustechniek wordt gezegd dat hij is ontstaan in Afrika en pas aan het einde van de Middeleeuwen in Europa bekend werd, waar het al vlug een imitatie werd
van het kantklossen. Al vlug ontstonden allerlei nevenvormen van haken, waarvan de bekendste Irish Point en Old America zijn. In de beginjaren van de doorbraak in Europa was haken een echt ambacht, maar geleidelijk aan verdween het als ambacht van de markt door het verschijnen van de haakmachine. Vanaf dat moment ontstonden er haakclubjes waarin het haakwerk echter van het nuttige naar het tuttige ging.

BREIEN: voortzetting vanaf klas 3

Vanaf de derde klas worden de bewustzijnskrachten van de kinderen meer aangesproken. [9] Het dagdromerige begint stilaan plaats te maken voor het meer naar de omgeving kijken. Er blijkt een proces van zich afsluiten van de geestelijke wereld aan de gang rond het achtste levensjaar. De fontanel komt ook tijdens deze periode tot definitieve verharding en de mond van het kind – die bij de tweedeklasser vaak nog lichtjes openhing – sluit zich nu. De ogen krijgen nu vaak ook een afwachtende blik, terwijl die daarvoor een en al open naar de wereld stond. Kinderen van deze leeftijd beginnen zich, meer en meer bewust te worden dat er aan hen een binnen- en een buitenkant is. Daarom is dit ook het goede moment om recht-averecht breien aan te leren, want dit is een soort spiegelmotief waarbij de kinderen bewustzijn ontwikkelen, bijvoorbeeld om te weten dat ze telkens van steek moeten veranderen.
Ook moeten ze weten dat er zowel steken voor als steken achter moeten worden gebreid.
In het begin van de lessen handwerken in de derde klas is het nuttig om de ‘oude’ techniek nog even terug te halen om te kijken wat ze nog kunnen en wat nog verder moet worden ontwikkeld. Dan kunnen enkele eenvoudige werkjes worden gemaakt: een tasje, een popje en vervolgens een ietwat moeilijkere bal, om ten slotte een muts te gaan breien. Als blijkt dat de kinderen genoeg hebben aan het breien van tasje, pop, enz…kan eventueel de muts ook worden gehaakt, wat dan weer beter uitkomt met het seizoen waarin de opdracht wordt voleindigd.

BORDUREN: geschiedenis

De oudste geborduurde stoffen die men heeft ontdekt, dateren uit 850. In de Middeleeuwen werden in Europa vooral kerkelijke gewaden geborduurd. Dit gebeurde op zijde met gouddraad. Het waren zeer gedetailleerde en gecompliceerde motieven. Veel oude stoffen werden in reliëf geborduurd om zo een duidelijk beeld te creëren; dit was zeer zwaar omdat onder het borduurwerk vulsels van papier en wol zaten. Vaak werden deze motieven dan ook geborduurd door mannen met veel kracht.
Tijdens de Renaissance werd het borduren steeds meer gebruikt voor wereldse doeleinden. Leden van het koninklijk huis en mensen van adel droegen rijkversierde kleding. Ook werden stukken stof naar het oosten gestuurd om geborduurd te worden; China is nog steeds internationaal geroemd om het zeer fijne borduurwerk.
In de zeventiende eeuw werd het bekleden van meubilair met borduurwerk populair. Door de handel met het Verre Oosten kwamen de oosterse motieven naar Europa, zoals exotische vogels en bloemen.
Rond 1850 werd de borduurmachine uitgevonden. Dit betekende het einde van de glorietijd van de borduurkunst. Maar kerken blijven wel een belangrijke opdrachtgever, zoals bijvoorbeeld in Spanje; daar worden nog steeds mantels
geborduurd voor processiebeelden. Ook Kazuifels worden nog steeds met de hand geborduurd.
Tegenwoordig is borduren vooral als vrijetijdsbesteding bekend en is er buiten de vrijescholen zo goed als geen poging ondernomen om het borduren als pedagogisch waardevol te beschouwen.

BORDUREN in klas 4

Het borduren in de 4de klas wordt vooral toegepast als versieringstechniek om allerhande functionele attributen zoals tasjes, pennenzakken of armbandjes te verfraaien. Het is overwegend de kruissteek die wordt gebruikt, omdat deze steek goed weergeeft in welke ontwikkelingsfase de kinderen die in een 4de klas zitten, zijn aanbeland: op een kruispunt. [10]
Het borduren van kruissteken kan bijdragen tot een harmonisering van het gevoel van afgescheiden te zijn van de omgeving dat het kind van rond de tien jaar vaak ervaart. Dit gevoel heeft te maken met de ik-inslag of het bewustwordingsmoment van de eigen individualiteit. Ook rond deze leeftijd zet de metamorfose van het gevoel in, waardoor kinderen in de 4de klas in een nieuwe verhouding tot hun omgeving komen te staan. Rond de leeftijd van 10 jaar beginnen ze zich te oriënteren op de buurt waar ze wonen, om dan verder te gaan naar stad, provincie, land, werelddeel waarin ze wonen. Van dit alles
voelen zij zich nu de kern, het centrum. [11]
Een andere verhouding die zich manifesteert is die van hartslag/bloedsomloop, die zich vanaf ongeveer 10 jaar verhouden in een ritme van 4 hartslagen op 1 ademhaling. Met het borduren in de 4de klas wordt het vinden van dit
ritme ondersteund. Ook het moeten tellen van de steken werkt ordenend op het organisme en draagt bij tot de concentratie.
Met het specifiek borduren van de kruissteek wordt de verhouding ik/wij weergegeven. Ik ben dan een steek (x) en vele steken vormen samen wij (xxxxx). De kruissteek is pas aan het einde van de Middeleeuwen ontstaan en komt wonderwel bijna gelijktijdig tevoorschijn met het ontstaan van de signatuur op kunstwerken tijdens de Renaissance, het tijdperk van de verlichte geesten. Het zetten van een signatuur, voor wie niet kan schrijven een kruisje, mag worden gezien als de wil om zich te onderscheiden d.m.v. de individualiteit.
In de 4de klas is het deze individualiteit waarvan het kind zich stilaan bewust wordt.
Het borduren van vooral spiegelende ontwerpen kan ertoe bijdragen dat het kind in deze periode niet in zichzelf opgesloten geraakt, doordat het leert reflecteren en het gevoel voor binnen- en buitenwereld niet kwijtraakt.

Vanaf klas vijf

Vanaf klas 5 kunnen de technieken die in de voorgaande jaren zijn aangeleerd weer aan bod komen, maar met een hogere moeilijkheidsgraad. Zo kan er worden overgegaan tot breien met vier naalden.

VILTEN: multifunctioneel door de onderbouw heen

Vilt is een niet-geweven textielsoort die wordt vervaardigd door samenpersing van vezels. De vezels vormen de structuur van de stof.
Vilt was vermoedelijk de eerste kunstvezel die de mens vervaardigde, al komt ook een prehistorische manier van ineenvlechting van plantenstrengen daarvoor in aanmerking. In elk geval ging de uitvinding van het vilt die van het
weven en het breien ruimschoots voor. De oudste bewaarde viltresten dateren van ca. 6500 voor Christus en werden gevonden in Turkije.
Er zijn verschillende manieren om te vilten, de ene al wat moeilijker dan de andere.
Zo onderscheiden we nat en droog vilten, maar ook rondvilten (nat), platvilten (nat), malvilten (nat) en naaldvilten(droog).
Wij staan vooral stil bij wat van toepassing is in de meeste vrijescholen: natvilten.
Door het op elkaar leggen van opengetrokken toefjes wol en ze vervolgens nat te maken met een heet zeepsopmengsel, komen de schubben van de wol open en klitten in mekaar. Door zorgvuldig met de handen te knijpen, duwen en wrijven,
kan men het materiaal tot een meer hechte, vaste structuur brengen die na opdroging zijn vorm en stevigheid behoudt.
Het zo verkregen product noemen we vilt en de bewerking die eraan vooraf ging, vilten. Als we steeds maar blijven vilten, zodat de stof steeds harder wordt, spreken we niet langer van vilten, maar wel van vollen.
Als toepassing bij de kleuters en in de lagere school zijn rondvilten en platvilten aanbevolen.
Kleuters en kinderen van klas 1 en 2 hebben genoeg aan rondvilten (b.v. kerstballen) en vanaf klas 3 kan er ook platvilten worden gedaan. Er zijn
dan ook al heel wat meer mogelijkheden: wandlapjes in klas 3, tasjes of pennenzakken in klas 4 of 5 en in klas 6 kan zelfs een paar echte pantoffels op het programma staan.
We mogen zeker niet vergeten dat vilten (handwerken op zich) een grote inspanning van de vormkrachten van een mens vraagt. Aan sommige kinderen kan dat worden afgelezen, doordat ze zich tijdens het werken onbehaaglijk of slap beginnen te voelen. De inspanning van het vormkrachtenlichaam die bij platvilten moet worden geleverd, is veel groter dan die bij rondvilten moet
worden geleverd en gaat de meeste kinderen jonger dan negen jaar hun petje te boven. Dat is meteen de reden waarom kinderen jonger dan negen jaar enkel zouden mogen rondvilten. Zij hebben genoeg aan het ‘spelen’ met de wol, het warme water en de zeep. Hierin oefenen ze al heel wat. Vooral: tastzin door het voelen met de handen, levenszin (of ze het prettig vinden of niet), bewegingszin en evenwichtszin (duwen, knijpen, staan). [1] Dit geldt zowel voor kleuters als voor schoolkinderen, al worden de twee laatste zintuigen door de specifieke werkwijze bij het platvilten meer aangesproken. Scherp gesteld zouden we kunnen zeggen dat rondvilten zich goed leent voor lessen met een meer speels karakter, in tegenstelling tot de lessen platvilten die tot de ‘noeste’ arbeid behoren.

Belangrijk bij lessen handwerken is dat de kinderen ook vreugde aan het werk beleven en dat ze echt te veel moeite met iets kunnen hebben. Je kunt als leerkracht beslissen om een kind iets anders te laten doen als je ziet dat de opdracht een kwelling voor een kind is. Later kan het kind het dan opnieuw proberen. Dat noemt men soepelheid en dat is echt nodig als je de handen uit de mouwen steekt. Wat voor andere vakken geldt, geldt evenzeer voor handwerken: de leerstof is een middel om het kind op een zinvolle manier de kans te geven zich in vrijheid te ontwikkelen, maar de vrije ruimte die noodzakelijk is voor deze ontwikkeling uit zich in de de verhouding tussen opvoeder en kind.

[1] Zintuigen: alle artikelen
[2] Algemene menskunde: voordracht 2
[3] Drieledige mens: denken, voelen, willen
[4] Schoolrijpheid: alle artikelen
[5] Menskunde en pedagogie: handen en intelligentie
[6] Vierledig mensbeeld: ether- astraallijf
[7] Vingerspelletjes
[8] Schrijven: alle artikelen
[9] Een derdeklasser
[10] Een vierdeklasser

Handenvaardigheid: alle artikelen

Rudolf Steiner over handvaardigheid: alle artikelen
(sommige met voorbeelden)

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3052-2867

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – 11e – 12e klas – handenarbeid

.

kartonnage en boekbinden
.

Rudolf Steiner hechtte veel waarde aan het ‘werken met de handen’.
Daar zijn verschillende verklaringen voor te vinden:
=over het handwerken – breien e.d. – zei hij letterlijk dat het ‘de intelligentie bevordert’, iets waar we nu met de resultaten van het moderne hersenonderzoek niet meer van opkijken.

=zijn opvatting dat de mens het meest mens is zijn handen, niet in zijn hoofd.

=zijn gezichtspunt dat de mens eigenlijk niets in zijn leven zou moeten gebruiken, waarvan hij niet weet hoe het gemaakt is. 
Een soort concretisering van het feit dat Steiner ‘mens en wereld in een vorm van eenheid’ wilde verbinden. 
In Steiners tijd waren er ongetwijfeld veel minder gebruiksvoorwerpen dan nu en wat er werd gefabriceerd, was in het procesmatige nog te volgen.

Ik was eens met een 3e klas naar een steenfabriek. Je kon er precies zien hoe een homp klei een baksteen werd. [1985]
Later viel het niet mee nog een fabriek te vinden waar je dat kon zien. In de meeste steenfabrieken verdween de homp klei in een groot apparaat en kwam er als steen uit. Van het hele proces was niets meer te volgen.

Het grapje dat sommige kinderen denken dat chocolademelk uit een bruine koe komt, is niet helemaal bedacht: er is een veel grotere vervreemding ontstaan tussen wat de mens in zijn leven gebruikt en wat hij daarvan weet.

Het leerplan had daarom tot in de hoogste klas activiteiten die de leerlingen inzicht moesten geven in hoe hun alledaagse gebruiksvoorwerpen gemaakt worden. Je kan hier denken aan bijv. kleding, schoenen, koken e.d.
En voor klas 11, 12 was dat o.a. boekbinden.

En hoewel er minder gelezen wordt en er veel via pc en/of laptop wordt gewerkt, vrijwel alle leerlingen dragen iedere dag een tas vol boeken met zich mee. 

Daarom is ‘boekbinden’ zeker geen ‘nostalgische bezigheid’, zoals ik eens las bij iemand die meende op een bepaalde manier kritiek te kunnen leveren op deze vrijeschoolactiviteiten, ‘want niemand maakt toch zijn eigen boeken meer? Of breit zijn sokken?’
Misschien is de criticaster er inmiddels achter dat hij/zij met zijn kritiek hopeloos naast de essentie zat, waarom het hier gaat.

Ik heb geen idee hoe het in de Nederlandse 11e- en 12e-vrijeschoolklassen is gesteld met ‘boekbinden’, dit artikel van een Duitse vrijeschool geeft aan dat het daar nog naar waarde wordt geschat.

.

Gundula Hahn-Keuler, Rudolf Steinerschule Nürtingen
.

In de 11e en 12e klas krijgen de handarbeidlessen een geheel nieuw aspect door het werken met papier en karton. In de vorige schooljaren werd dit materiaal vooral gebruikt voor ontwerpwerk en patronen. Nu moeten de leerlingen papier en karton als zelfstandig materiaal leren kennen en hun mogelijke toepassingen begrijpen. Als alledaags handelsartikel en verbruiksartikel is papier nu vanzelfsprekend voor iedereen in elke gewenste hoeveelheid beschikbaar. Voor vouwwerk, van sterren of geometrische vormen tot papieren vliegtuigjes, konden leerlingen in de onderbouw al veel ervaring opdoen met papier zonder zich echt bewust te zijn van de bijzondere eigenschappen van het materiaal. Meestal merk je er nauwelijks iets van, wordt het gezien als een uitgesproken wegwerpmateriaal, lijkt het niet erg duurzaam en is de gebruikswaarde uiterst beperkt.
Kartonwerk en boeken kunnen tegenwoordig industrieel zeer goedkoop geproduceerd worden, dus het kan niet de bedoeling zijn dat het boekbindwerk daarmee concurreert. Het gaat om het effect dat voortkomt uit een juiste omgang met het materiaal. De leerlingen worden op een heel specifieke manier uitgedaagd; het pedagogische doel zit niet alleen in het eindproduct, maar ook in het ontwikkelingsproces.

Kartonwerk in de 11e klas

De twee perioden van kartonwerk in klas 11 en boekbinden in klas 12 bouwen op elkaar voort. De nieuwe materialen leren kennen en hun eigenschappen leren waarnemen en onderscheiden, betekent een aanscherping van de zintuigen en het beoordelingsvermogen. De strikte techniek van het boekbinden, met zijn onderling afhankelijke en opeenvolgende handelingen, vereist en traint discipline in denken en doen. Het biedt de leerlingen de mogelijkheid om alle stadia van een ontwikkelingsreeks te zien, die vooruit en terug na te lopen, ze te kunnen controleren en verbeteren. De volgende stap kan niet worden uitgevoerd als de vorige fout is. Uit de zaak zelf herkent de leerling de wetmatigheden volgens welke de werkprocessen moeten worden ingericht.

Op het eerste gezicht lijkt het werken met karton en papier voor de meeste leerlingen eenvoudig. Als kant-en-klaar product vereist het materiaal geen grote fysieke inspanning, zoals bij hout-, klei- of steenbewerking. Aan de andere kant mist het op het eerste gezicht het levendige, expressieve karakter dat bekend is van natuurlijke materialen.

Als je de leerlingen aan het begin van de periode papier en karton geeft zonder specifieke opdracht, weten ze vaak niet wat ze ermee aan moeten. Ze buigen, kreuken, scheuren de stukken zonder ze in detail te onderzoeken. Als hen wordt gevraagd om de materiaalmonsters gericht te onderzoeken, bijvoorbeeld om ze aan te raken of met water te bevochtigen, onthult het materiaal toch enkele van zijn eigenschappen.
Een van de eerste dingen die leerlingen bij boekbinden doen, is een portfolio of fotoalbum. Naast het exacte vakmanschap wordt waarde gehecht aan de kleur en het formele ontwerp. Evenwichtige verhoudingen zijn net zo belangrijk als de kleurafstemming van papier en stof. Het maken van een doos is een stap verder, omdat de leerlingen de juiste maat en vorm moeten vinden voor een specifieke, zelfgekozen inhoud. Omdat dozen ruimtelijke structuren vertegenwoordigen en bovendien uit een groot aantal verschillende afzonderlijke onderdelen zijn samengesteld, ontstaan ​​er in dit werk geheel nieuwe problemen, die alleen kunnen worden beheerst door een zeer grondige voorafgaande planning. Fouten zijn echter zowel hier als in de andere werken heilzaam. Ze maken wakker en vestigen de aandacht op de zaak, en de leerlingen worden erdoor gecorrigeerd.

Tijdens de uitvoering van het praktijkwerk wordt de omgang met de nieuwe materialen karton, papier, stof en lijm uitgelegd. Verder leren de leerlingen de nodige gereedschappen en machines (persen en snijmachines) kennen en hanteren.

Boekbinden in de 12e klas

Terwijl de focus van het werk in de kartonperiode van de 11e klas op de zorgvuldig maken van alledaagse voorwerpen ligt, gaat het in de periode in de 12e klas om het eigenlijke boekbinden. Hoewel de materialen hetzelfde zijn als in klas 11, is dit een geheel nieuwe taak. Terwijl de inhoud van bijv. het portfolio  veranderd kan worden en nauwelijks gerelateerd is aan de kaft, vormen de inhoud en het kaft van het boek een hechte verbinding die blijft en die als een samenhangend geheel wordt ervaren.

Als het om boekbinden gaat, is het pedagogische doel niet het voltooide boek, maar het werken op zich, de eigen activiteit. De leerling kan de vele werkstappen van het nieten van het boekblok tot het maken van de omslag begrijpen en uitvoeren. Pas als hij dit langdurige werkproces onder de knie heeft, verschijnt het boek als eindproduct.

Aangezien kant-en-klare onbewerkte vellen bijna niet te verkrijgen zijn, werken de leerlingen met blanco vellen en maken ze een schrijfboek. Het wordt naar keuze bewerkt met half- of vollinnen binding. Ondanks zijn uiterlijke perfectie is dit boek niet af, omdat het de essentie, de inhoud mist. Hoewel de leerlingen worden aangemoedigd om het als dagboek of dichtbundel te gebruiken, is er vaak schroom om in het eerste zelf gebonden boek te schrijven. Als de lengte van de periode het toelaat, worden ook andere boekvormengemaakt, zoals gelijmde boeken, Japanse stiktechnieken of middeleeuwse boeken, zogenaamde coperten.
In de periode kan tegelijkertijd aangeknoopt worden bij het ontstaan van de boekdrukkunst en de geschiedenis van de papierproductie.
.

Handenarbeidalle artikelen

Klas 11alle artikelen

Klas 12: alle artikelen

.
Menskunde en pedagogiealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle artikelen

.

2975-2792

.

.

.

VRIJESCHOOL – 9e – 11e klas – boetseren

.

9e – 11e klas – boetseren
.

In de mens leeft de innerlijke drang, het innerlijke verlangen om vormend in de ruimte, scheppend bezig te zijn. Dit plezier in het omgaan met het natuurlijke materiaal klei is ook al in de kindertijd duidelijk te ervaren. Onervaren, met volledige overgave vormt het kleine kind zijn innerlijke beelden. Of het nu een schelp is of een dier, de vraag is niet: is dat mooi, klopt dat? In plaats daarvan doet het gewoon en leeft het in het doen en is het blij met wat er is gebeurd. De situatie is later bij het ingaan van de puberteit anders, wanneer de jongere zijn werken intellectueel en emotioneel bekijkt en beoordeelt.

9e klas

Na enkele plastische oefeningen is het hoofdthema van het 9de leerjaar het boetseren van dierfiguren. De leerlingen hebben nog steeds een natuurlijke, oprechte sympathie voor de wereld van de dieren. Door dit thema kan een aanvankelijke afkeer van het materiaal en het doen overwonnen worden. Het tweede oefengebied is de draaischijf: het bewegen en het omhoog werken van het werkstuk, het creëren van een binnenruimte die zowel binnen als buiten oppervlaktespanning heeft.

10e klas

In het 10e leerjaar maken de leerlingen kennis met een ander materiaal, namelijk speksteen. In tegenstelling tot natte klei, die transformaties mogelijk maakt, is serieuze vormverandering beperkt. Het betekent dat de leerling een idee moet hebben van de vorm zodra hij de steen uitkiest.
Een tweede leergebied is het modelleren van “menselijke figuren”.
Het boetseren van een figuur betekent tegelijkertijd het eigen lichaam ervaren en meer bewust worden van hoe het menselijk lichaam is gevormd.

11e klas

Het laatste onderwerp, “het menselijk hoofd”, is een uitdaging, maar de meeste leerlingen kunnen zich in dit werk vinden. Na het bespreken van de verhoudingen en gelaatstrekken van het gezicht, werkt elke leerling zonder model voor zich, waardoor een fantasiehoofd ontstaat. De leerling bepaalt zelf de menselijke trekken en de leeftijd. 

Nu wordt duidelijk welke vaardigheden zich kunnen ontwikkelen in het omgaan met de stof klei.

Het gevoel voor vorm: door het creëren van vormen zie en voel je de wereld van vormen meer gedifferentieerd en intenser.

De kracht van observatie: het oog volgt actief het artistieke proces en onderzoekt en wordt getraind om goed te kijken.

De beleving van de omgeving: Door artistieke creatie leert de leerling de omgeving bewuster waarnemen.

De vorming van de wil: De eerste impuls van de wil ontstaat in het begin wanneer je voor de vormloze massa staat en verondersteld wordt iets uit niets te vormen. Dan is er veel doorzettingsvermogen nodig, ook als je al lang wil stoppen voor het artistieke proces echt afgerond is.

Zelfkritiek: je leert vormfouten herkennen en veranderen.

Fijne motoriek: Het belangrijkste werk wordt gedaan met de vingertoppen.

Creativiteit: het ontwikkelt zich tijdens het doen en blijft als ervaring. Je krijgt steeds meer vertrouwen in je eigen creativiteit.

.

Foto’s: Rudolf Steinerschool Nürtingen – Duitsland.

Deze school heeft als praktische vakken:

boekbinden, scheikunde-practicum, tuinbouw, handwerken, handenarbeid, informatica, koperslaan, schilderen, boetseren, kleding maken, spinnen.

.

Handenarbeidalle artikelen

Klas 9: alle artikelen

Klas 10: alle artikelen

Klas 11: alle artikelen

.
Menskunde en pedagogiealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle artikelen

.

2970-2787

.

.

.

.