.
kartonnage en boekbinden
.
Rudolf Steiner hechtte veel waarde aan het ‘werken met de handen’.
Daar zijn verschillende verklaringen voor te vinden:
=over het handwerken – breien e.d. – zei hij letterlijk dat het ‘de intelligentie bevordert’, iets waar we nu met de resultaten van het moderne hersenonderzoek niet meer van opkijken.
=zijn opvatting dat de mens het meest mens is zijn handen, niet in zijn hoofd.
=zijn gezichtspunt dat de mens eigenlijk niets in zijn leven zou moeten gebruiken, waarvan hij niet weet hoe het gemaakt is.
Een soort concretisering van het feit dat Steiner ‘mens en wereld in een vorm van eenheid’ wilde verbinden.
In Steiners tijd waren er ongetwijfeld veel minder gebruiksvoorwerpen dan nu en wat er werd gefabriceerd, was in het procesmatige nog te volgen.
Ik was eens met een 3e klas naar een steenfabriek. Je kon er precies zien hoe een homp klei een baksteen werd. [1985]
Later viel het niet mee nog een fabriek te vinden waar je dat kon zien. In de meeste steenfabrieken verdween de homp klei in een groot apparaat en kwam er als steen uit. Van het hele proces was niets meer te volgen.
Het grapje dat sommige kinderen denken dat chocolademelk uit een bruine koe komt, is niet helemaal bedacht: er is een veel grotere vervreemding ontstaan tussen wat de mens in zijn leven gebruikt en wat hij daarvan weet.
Het leerplan had daarom tot in de hoogste klas activiteiten die de leerlingen inzicht moesten geven in hoe hun alledaagse gebruiksvoorwerpen gemaakt worden. Je kan hier denken aan bijv. kleding, schoenen, koken e.d.
En voor klas 11, 12 was dat o.a. boekbinden.
En hoewel er minder gelezen wordt en er veel via pc en/of laptop wordt gewerkt, vrijwel alle leerlingen dragen iedere dag een tas vol boeken met zich mee.
Daarom is ‘boekbinden’ zeker geen ‘nostalgische bezigheid’, zoals ik eens las bij iemand die meende op een bepaalde manier kritiek te kunnen leveren op deze vrijeschoolactiviteiten, ‘want niemand maakt toch zijn eigen boeken meer? Of breit zijn sokken?’
Misschien is de criticaster er inmiddels achter dat hij/zij met zijn kritiek hopeloos naast de essentie zat, waarom het hier gaat.
Ik heb geen idee hoe het in de Nederlandse 11e- en 12e-vrijeschoolklassen is gesteld met ‘boekbinden’, dit artikel van een Duitse vrijeschool geeft aan dat het daar nog naar waarde wordt geschat.
.
Gundula Hahn-Keuler, Rudolf Steinerschule Nürtingen
.
‘In de 11e en 12e klas krijgen de handarbeidlessen een geheel nieuw aspect door het werken met papier en karton. In de vorige schooljaren werd dit materiaal vooral gebruikt voor ontwerpwerk en patronen. Nu moeten de leerlingen papier en karton als zelfstandig materiaal leren kennen en hun mogelijke toepassingen begrijpen. Als alledaags handelsartikel en verbruiksartikel is papier nu vanzelfsprekend voor iedereen in elke gewenste hoeveelheid beschikbaar. Voor vouwwerk, van sterren of geometrische vormen tot papieren vliegtuigjes, konden leerlingen in de onderbouw al veel ervaring opdoen met papier zonder zich echt bewust te zijn van de bijzondere eigenschappen van het materiaal. Meestal merk je er nauwelijks iets van, wordt het gezien als een uitgesproken wegwerpmateriaal, lijkt het niet erg duurzaam en is de gebruikswaarde uiterst beperkt.
Kartonwerk en boeken kunnen tegenwoordig industrieel zeer goedkoop geproduceerd worden, dus het kan niet de bedoeling zijn dat het boekbindwerk daarmee concurreert. Het gaat om het effect dat voortkomt uit een juiste omgang met het materiaal. De leerlingen worden op een heel specifieke manier uitgedaagd; het pedagogische doel zit niet alleen in het eindproduct, maar ook in het ontwikkelingsproces.
Kartonwerk in de 11e klas
De twee perioden van kartonwerk in klas 11 en boekbinden in klas 12 bouwen op elkaar voort. De nieuwe materialen leren kennen en hun eigenschappen leren waarnemen en onderscheiden, betekent een aanscherping van de zintuigen en het beoordelingsvermogen. De strikte techniek van het boekbinden, met zijn onderling afhankelijke en opeenvolgende handelingen, vereist en traint discipline in denken en doen. Het biedt de leerlingen de mogelijkheid om alle stadia van een ontwikkelingsreeks te zien, die vooruit en terug na te lopen, ze te kunnen controleren en verbeteren. De volgende stap kan niet worden uitgevoerd als de vorige fout is. Uit de zaak zelf herkent de leerling de wetmatigheden volgens welke de werkprocessen moeten worden ingericht.
Op het eerste gezicht lijkt het werken met karton en papier voor de meeste leerlingen eenvoudig. Als kant-en-klaar product vereist het materiaal geen grote fysieke inspanning, zoals bij hout-, klei- of steenbewerking. Aan de andere kant mist het op het eerste gezicht het levendige, expressieve karakter dat bekend is van natuurlijke materialen.
Als je de leerlingen aan het begin van de periode papier en karton geeft zonder specifieke opdracht, weten ze vaak niet wat ze ermee aan moeten. Ze buigen, kreuken, scheuren de stukken zonder ze in detail te onderzoeken. Als hen wordt gevraagd om de materiaalmonsters gericht te onderzoeken, bijvoorbeeld om ze aan te raken of met water te bevochtigen, onthult het materiaal toch enkele van zijn eigenschappen.
Een van de eerste dingen die leerlingen bij boekbinden doen, is een portfolio of fotoalbum. Naast het exacte vakmanschap wordt waarde gehecht aan de kleur en het formele ontwerp. Evenwichtige verhoudingen zijn net zo belangrijk als de kleurafstemming van papier en stof. Het maken van een doos is een stap verder, omdat de leerlingen de juiste maat en vorm moeten vinden voor een specifieke, zelfgekozen inhoud. Omdat dozen ruimtelijke structuren vertegenwoordigen en bovendien uit een groot aantal verschillende afzonderlijke onderdelen zijn samengesteld, ontstaan er in dit werk geheel nieuwe problemen, die alleen kunnen worden beheerst door een zeer grondige voorafgaande planning. Fouten zijn echter zowel hier als in de andere werken heilzaam. Ze maken wakker en vestigen de aandacht op de zaak, en de leerlingen worden erdoor gecorrigeerd.
Tijdens de uitvoering van het praktijkwerk wordt de omgang met de nieuwe materialen karton, papier, stof en lijm uitgelegd. Verder leren de leerlingen de nodige gereedschappen en machines (persen en snijmachines) kennen en hanteren.
Boekbinden in de 12e klas
Terwijl de focus van het werk in de kartonperiode van de 11e klas op de zorgvuldig maken van alledaagse voorwerpen ligt, gaat het in de periode in de 12e klas om het eigenlijke boekbinden. Hoewel de materialen hetzelfde zijn als in klas 11, is dit een geheel nieuwe taak. Terwijl de inhoud van bijv. het portfolio veranderd kan worden en nauwelijks gerelateerd is aan de kaft, vormen de inhoud en het kaft van het boek een hechte verbinding die blijft en die als een samenhangend geheel wordt ervaren.
Als het om boekbinden gaat, is het pedagogische doel niet het voltooide boek, maar het werken op zich, de eigen activiteit. De leerling kan de vele werkstappen van het nieten van het boekblok tot het maken van de omslag begrijpen en uitvoeren. Pas als hij dit langdurige werkproces onder de knie heeft, verschijnt het boek als eindproduct.
Aangezien kant-en-klare onbewerkte vellen bijna niet te verkrijgen zijn, werken de leerlingen met blanco vellen en maken ze een schrijfboek. Het wordt naar keuze bewerkt met half- of vollinnen binding. Ondanks zijn uiterlijke perfectie is dit boek niet af, omdat het de essentie, de inhoud mist. Hoewel de leerlingen worden aangemoedigd om het als dagboek of dichtbundel te gebruiken, is er vaak schroom om in het eerste zelf gebonden boek te schrijven. Als de lengte van de periode het toelaat, worden ook andere boekvormengemaakt, zoals gelijmde boeken, Japanse stiktechnieken of middeleeuwse boeken, zogenaamde coperten.
In de periode kan tegelijkertijd aangeknoopt worden bij het ontstaan van de boekdrukkunst en de geschiedenis van de papierproductie.
.
Handenarbeid: alle artikelen
Klas 11: alle artikelen
Klas 12: alle artikelen
.
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle artikelen
.
2856
.
.