Tagarchief: Kerstmis

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (31)

het donkere gat tussen os en ezel

Dagen, soms wel een hele week, mochten we niet in de voorkamer komen. De mooie kamer. Zelfs op zondag niet. Want ook op die dag werd er gewerkt. De stoelen gingen aan de kant. De tafel werd ergens anders opgeslagen en als de geur van warme worstenbroodjes uit de oven van het fornuis kwam, mochten we binnen. Kerstmis. Het was een sprookje. In een week tijd was Bethlehem en wijde omgeving compleet in onze voorkamer overgeplant De kamer was Bethlehem geworden. Honderden lampjes flonkerden in de blauwe hardboardhemel. Weggetjes slingerden zich wit onder piepkleine lantaarntjes omhoog in de papieren rotsformatie. Een wand vol Alpen. Plukjes schapen keken op van mossige weitjes of spiegelden zich in waterpartijtjes.
Midden in dat gigantische land brandde een piepklein lampje in een stalletje. Daar woonden ze. Tijdelijk, omdat er in de herberg een steenworpje verderop geen plaats was.

Weken lang tot 2 februari, Maria Lichtmis, was Israël een flinke lap grond kwijt en Judea samen met Lucas II  l-14 bij ons in de voorkamer te gast.

En niet alleen bij ons. In veel huiskamers waren ‘stalmeesters’ keihard aan het werk om Kerstmis vorm te geven. Er was er zelfs een, zo werd gefluisterd, die een electrische trein tussen Bethlehem en de stal had lopen.

Elk jaar opnieuw worden de kerststalletjes van stal gehaald. Soms uitbundig, dan weer jarenlang rustig. Een simpel stalletje. De stal als tijdsbeeld. Dwarrelende plukken engelenhaar, glitterballen, gipsen heiligen, nog grotere kerstbomen. En na de nachtmis: worstenbroodjes, stollen, een plas of een plats, balkenbrei of kerboet.

Maar niet alles is heilig pal onder de plek waar de drie stralen door één schieten. Daar zou het engeltje een kleur van kunnen krijgen.

Een Tour de Noël door de oude boeken van het kerstverhaal Op zoek naar het licht in het donkere gat tussen os en ezel.

De kerstboom, de bijl van St. Winifried, worstenbroodjes en balkenbrij

‘We dromen naar Kerstmis toe,
het is in ons hart geweven…’

De eerste regels van een warm kerstgedicht gemaakt op een stille middag oog in oog met de kerststal, met de kerstboom. Een piek in de top, een engeltje ter bewaking van het prille geluk in de schaduw van de os en de ezel.

Een vredig tafereel. Niets is er te horen van het briesen en stampvoeten van de de blonde Germaan Winifried, ergens tijdens een koude winternacht in het jaar 725.
Winifried was een van de eerste brengers van het evangelie die in Noorwegen de Scandinaviërs probeerde te bekeren. Geen makkelijke opgave, want de druïden hadden een dikke vinger in de toverpap. Onder de leiding van die druïde kwamen de Noormannen onder de heilige eik van Donar bij elkaar om de dondergod te vereren. Telkens als Winfried dat zag, bad hij tot zijn god om hulp. Maar hij hoorde niets terug.

Tot die koude decemberwinternacht. Winifried wandelde door het grote woud en kwam oog in oog te staan met de Heilige Eik. Maar er was meer: vlakbij zag Winifried hoe een stel woeste barbaren met iets bezig waren: een klein kind. Winifried had niet veel nodig om te begrijpen dat dat kleine kind aan de god Donar geofferd zou worden. Dat was teveel. Hij ontstak in woede, sprong naar voren, het kind onder de wrede handen van de woestelingen weg en pakte een bijl. Met ferme klappen viel hij de Heilige Eik aan. De barbaren hielden hun adem in. Donar zou dat nooit toelaten en met donder en bliksem die blonde Germaan mores leren.

Geraas
Maar er gebeurde niets. De Noormannen waren sprakeloos. Iemand die geen ontzag had voor de donderdergod Donar en ook niet gestraft werd…. Terwijl de eerbied voor de prediker met elke klap toenam, brak een donderend geraas los. Geen Donargedonder, maar de laatste splinters die de gigantische eik nog aan de wortels bond, werden gebroken en met een daverend geweld klapte de woudreus als een toren naar beneden. Niets ontziend, alles meesleurend, bomen brekend.

Behalve…… een jonge den.

Het boompje bleef onbeschadigd en zoals het in het scenario van een goede legende altijd geregeld is: geheel onverwacht brak een straal maanlicht door de donkere wolken en zette de naalden in een zilveren glans. Een wonder, dachten de mannen met baarden en Winifried sprak de historische woorden: „Dit boompje zal vanavond uw heilige boom zijn. Zijn hout is het hout van de vrede, want uw huizen zijn van dennenbomen gebouwd. Hij is het teken van het eeuwige leven, want zijn tooi is altijd groen. Zie, hoe hij naar de hemel wijst. Het is de boom van het Christkind.”

En het was de Eerste Kerstdag.

Winifried zelf: hij had succes, bekeerde bossen Noormannen en werd beloond met de titel ‘St’

Voorgebakken
Waar of niet waar. „’t Is echter een gewoon verschijnsel in de geschiedenis van het Christendom, dat de kerk een heidensch feest, dat niet zo gemakkelijk was uit te roeien, annexeerde door er een christelijke beteekenis aan te geven”, zo staat in het boek Mozaik Tegels uit 1892.
De schrijver F.W. Drijver heeft het over de accommodatie- of verzoeningstheorie en legt uit: het is hem opgevallen dat het Kerstfeest samenvalt met het Joodse feest van de Tempelreiniging en het heidense feest Saturnalia. De Saturnaliën werden eind december na de oogst gevierd ter ere van Saturnus, de god van de landbouw. Aan het feest van de Romeinse god was ook de zogenaamde Brumalia verbonden, het feest van de kortste dag, dat door Julius Caesar zelf met enig historisch besef op 25 december was vastgesteld. „Die dag, ook solstitium, zonnestilstand, of dies natalis invicti solis, geboortedag der onoverwinlijke zon geheeten, kan misschien de overgang gevormd hebben tusschen ’t feest der Heidenen en dat der Christenen.”

Maar niet alleen de Romeinen hadden feest. Ook de Germanen in de noordelijke bossen vierden hun midwinterfeest, de Joeltijd, het feest ter ere van de zon, die na de korste dag aan een nieuw leven begon. Joel staat voor toverij. De aarde die ontwaakt in nieuw leven, het begin van dertien dagen Joelfeest

Van 25 december tot 6 januari was een tijd van rust voor de zon en voor de mensen. Een feesttijd van dertien dagen, waarvan de laatste als dertiendag gevierd werd en nu nog als Driekoningen.

Maar het was dé tijd voor de geesten, de elfen, de nixen en de nimfen om los te breken in een nieuw leven. Ze trekken met vliegende vendels over de aarde. „Woeste horden”, staat er in het volkskundig leesboek voor de lagere scholen uit 1931. „Nu moet er ook geofferd worden aan de god der vruchtbaarheid, aan Wo- dan; onder ’t winterkleed vergadert de aarde nieuwe levenskrachten, en ’t is Wodan, die dat alles schikt en die over dat alles zijn zegenende zorg doet gaan. Nu verheugt men zich bij dans en drank….”

Eten
En wat zegt de schrijver Drijver: voor de zendelingen was het een makkie om een feest dat bij de heidenen al bestond een Christelijk betekenis aan te geven. Een voorgebakken feest, inclusief heidense gebruiken.

Het klokgelui in de kerstnacht om de boze geesten te verjagen, de midwintersboom. Het gebruik bij onze oosterburen om elkaar met kerst geschenken te geven: het is een oud Germaans gebruik, de ‘Jul-klapper’, de Joelcadeautjes in het Zweeds. Het branden van het kerstblok, dat in veel landen wordt gedaan, de ‘Souche de Noël’ in Frankrijk, de Letten noemen kerstavond zelfs ’Bluckewart’ blokavond. In sommige delen van Nederland werd vroeger de Kerststobbe op het vuur gelegd, het kerstblok. In een charter van 1264 gaven de schepenen van Susteren aan ieder de vrijheid om tegen kerstmis een kerststobbe uit het bos te halen.
Allemaal staat het in verbinding met de vuren van de Germaanse eredienst, zeggen historici.

Offer
En het eten. Het schoolboekje uit 1931 heeft het over de de ‘dikke vretaovond1  zoals die in de Gelderse Achterhoek werd genoemd. De Kerstnacht en eten. ‘Het kerstgebak’, zo schrijft de heer Drijver uit 1892, „dat mede afstamt uit de heidensche oudheid, toen men nog godenbeelden van deeg maakte.”
De krakeling, met de vier spaken, het zinnebeeld van de Zonnegod. Het kerstbrood is niets anders dan een overblijfsel van de oude offermaaltijden, waarbij koeken een zinnebeeldige vorm hadden. De benaming duvekater voor kerstbrood, bepaald geen heilige naam.

Eten: later het worstenbroodje, balkenbrij dampend op tafel na de nachtmis. De smaak van Kerstmis.

Het donkere gat tussen os en ezel: heidense gebruiken, Germanen, Wodan, Donar, duvekater, offerbrood.

Zo leert het leesboek uit 1931:
„De dieren vertellen van het kerstfeit:
De haan kraait: Kin..detje ge- bóren”..
De duif roept: „Woe.. woar?”
Het lam zegt: „In Bê.. .t.lêm”

„Zeker, nog leeft het geloof, dat de Kerstnacht, zooals Midwinternacht weleer, een toovernacht is, voort.”

Hans Jacobs, De Gelderlander, 15 december 1989

Kerstmis, alle artikelen

972-899

 

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (30)

.
Hella Krause-Zimmer, *Das Goetheanum, *51-52/2002
.

De zuilen/pijlers van de geboorte
.

De afbeelding van twee madonna’s op een terracottategel
.

Talrijk waren de reacties van lezers op de artikelen en boeken van de op 11 april van dit jaar* gestorven schrijfster Hella Krause-Zimmer. Zo kreeg Krause-Zimmer rond kerst 2001 een brief van Rose Marie Egger Kreutz met een foto van een reliëftegel met de voorstelling van 2 madonna’s met het kindje Jezus, die de afzendster in een landhuis in Toscane ontdekte.
Aangespoord door deze ‘verrassende vondst […] tot in detail’, zoals Krause-Zimmer in maart 2002 aan Egger Kreutz schreef, ontstond een kleine bijdrage aan ‘das Goetheanum’.* Een paar vragen: uit welk materiaal, met welke techniek de tegel was gemaakt en waar deze vandaan kwam, stelde Krause-Zimmer wel aan Egger Kreutz, maar deze kon die helaas niet beantwoorden. Het manuscript schijnt niet af te zijn.

.

Op heel bijzondere wijze en met een verrassende rijkdom aan kennis is het thema van de 2 Madonna’s op een tegel bij elkaar gezet, die uit Ligurië (Italië) komt – men weet echter niet waar die vandaan komt. Ze bevindt zich in Italië in privébezit.

De twee Maria’s die om het hoofd een aura hebben, zitten gelijkwaardig naast elkaar en houden hun kleine Jezuskind op schoot. Ze zijn met zorg, vaste hand en schoonheid uitgewerkt. Aannemelijk is dat de tegelmaker – of hij nu meer vakman of meer een beeldhouwer was – volgens een voorbeeld gewerkt heeft, misschien naar een altaar in zijn omgeving.

Het thema van de twee Maria’s is zelden zo uitgebeeld ‘to the point’ als bij dit kleine reliëf en het eventuele voorbeeld. Bij alle uniformiteit is naar een subtiel, maar duidelijk onderscheid gestreefd.

De rechter Maria met een jeugdig open gelaat, maar met bescheiden geloken ogen, is eenvoudig gekleed, een doek bedekt haar hoofd. Haar naar beneden gerichte blik rust op haar jongetje dat op haar bovenbeen zit en er zeer kinderlijk uitziet. Ze steunt het met haar linkerhand en met haar rechter omvat ze zijn voetje. Het kind zelf heeft iets in zijn beide handjes, wat op een granaatappel lijkt. De Moeder van dit zo liefdevol vastgehouden kindje zit op een troon, geflankeerd door engelen en zingende engelen houden een kroon boven haar hoofd. De uitdrukking op haar gezicht zou je, in vergelijking met de andere Maria, verinnerlijkt kunnen noemen.

Door bogen verbonden:
De eenvoudige en de aristocratische madonna

De linker Maria oogt strenger – met de rechte neus, de enigszins starre blik die niet op het kind rust. Haar hoofd is niet met een doek bedekt. Hier zie je ook geen engelen, niet bij de troon en ook wordt deze Maria niet door engelen gekroond. Haar gewaad is voller, rijker en er zit een opvallend voorname boord aan. Haar kindje staat en wordt door haar linkerhand maar weinig gesteund. Het is soevereiner en minder kind dan het andere knaapje. Hij houdt geen granaatappel vast, maar hij houdt zijn rechterhand tegen zijn eigen borst en houdt met de andere hand de rijke zoom van Maria’s mantel vast. De Moeder houdt hem een bloem of een vrucht voor. Ook hij heeft, net als zijn Moeder, zijn ogen open, de oogleden niet geloken.

Je zou kunnen zeggen dat de rechter ‘eenvoudige’ Madonna een ietwat boerse inslag heeft, terwijl de linker met haar scherpere, fijn uitgewerkte trekken eerder aristocratisch lijkt.

Door de inspanning van de meester kunnen we de beide Madonna’s onderscheiden in die zin, dat we in de engel-Maria en haar kinderlijke jongetje de Madonna uit het Lucasevangelie kunnen herkennen en in de strengere, uiterlijk rijker geklede linker Moeder de ‘Mattheüs-Maria’. Met andere woorden, het Kind aanbeden door de engelen en de herders hier en het Kind van de aanbidding der koningen, daar.

Bij deze karakterisering past ook de granaatappel, want deze is het symbool van de dood en het ‘Kind uit Lucas’ is hij die op Golgotha zal sterven.

De Maria’s zijn gescheiden door een zuil en verbonden door een dubbele boog die op de zuilen rust. Boven de bogen zweeft de duif van de Heilige Geest.

Op veel voorstellingen van de oudere christelijke kunst is een zuil te zien. Bij de scène van de verkondiging staat deze tussen Maria en de engel Gabriël die haar de onbevlekte ontvangenis aanzegt. Bij de beelden van de geboorte ligt het kindje aan de voet van de zuil. Zo vertoont de zuil zich als een metafoor, als een uitdrukking van het nederdalen en het overeind staan op het aardoppervlak: de geboorte.
De geboortezuil, evenals de daarboven zwevende Heilige Geest die het tot stand brengt, valt de beide Maria’s ten deel.
Op voorstellingen is ook vaker links en rechts van de zuil een arcade te zien. Wat deze dubbele rondboog moet vertellen, laat onze meester open en zonder verhulling zien: de 2-voudige geboorte; de twee Jezuskinderen; de twee Maria’s.

twee Jezuskinderen

Een kleine tegel, misschien voor een huisaltaar gedacht – vol verwondering staan wij ervoor en vragen ons af, hoe dat hier zo duidelijk benadrukte weten over de twee Kinderen en hun Moeders tot de kunstenaar en zijn opdrachtgever gekomen is, ondanks de toen zo machtige kerk. De woordelijke traditie is zo tegengehouden dat de christenen heden ten dage daarvan nauwelijks iets weten.

Rudolf Steiner heeft langs de weg van geesteswetenschappelijk onderzoek naast de documenten en tradities dit geheim weer ontdekt. Alleen daardoor en ook sindsdien kun je ontdekken dat in de beeldende kunst dit thema eens rijkelijk aanwezig was; honderden voorbeelden, verspreid over heel Europa zijn als rest nog aanwezig en getuigen ervan.

De kleine tegel sluit als een van de nieuwste vondsten aan bij de grote groep van deze getuigen.

.

Ongeveer 200 voorbeelden worden besproken en met foto’s gedocumenteerd in het boek: ‘Die zwei Jesusknaben in der bildenden Kunst‘ van Hella Krause-Zimmer; voor een deel ook in ‘Herodes und der Stern von Bethlehem’
(beide niet vertaald)

Er bestaat wel een Nederlandse uitgave met de titel ‘De twee Jezuskinderen in de beeldende kunst’ van Hans Lap Stolp (zie reacties)

zie ook: De twee kerstkinderen: theologisch probleem

.

Kerstmis: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: Kerstmis

Jaartafels

.

743–680

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (29)

. 
De Gelderlander, 22-12-1993

.

Jezus kwam ter wereld, maar waar is onzeker

.

„Het gebeurde in die dagen…” Het kerstverhaal volgens Lucas is op kerstavond in overvolle kerken het meest gebruikte Bijbelgedeelte.

Het verhaal wordt gretig opgesierd. In een kerstspel houden hardvoch­tige herbergiers de deuren voor Jozef en Maria gesloten. Jezus wordt geboren in een stal waar een ijzige wind door de kieren giert.

Met de oorspronkelijke Bijbeltekst heeft dit alles weinig van doen. Met de werkelijke toedracht van de geboorte van Christus nog minder. Kerkhistorici achten het zeer on­waarschijnlijk dat herbergiers Ma­ria en Jozef onderdak weigerden. Jozef kwam uit Bethlehem en heeft daar beslist familieleden gehad die hem en zijn zwangere vrouw in huis zouden hebben opgenomen. Het is waarschijnlijker dat alle ka­mers in herbergen in verband met de volkstelling waren bezet.

In het begin van onze jaartelling was het in Bethlehem gebruikelijk dat zich onder het woonhuis een stal voor het vee bevond. De krib­ben waren toen net als nu uit steen gehouwen. Het zal ook buiten de stal niet koud zijn geweest. De herders weidden hun schapen in het open veld. Er moet voor deze dieren voldoende te eten zijn ge­weest. Geleerden menen daarom dat Jezus in het begin van de herfst ter wereld is gekomen: na de oogst eind augustus trokken de herders met hun schapen naar de velden met korenstoppels.

Waar de geboorte van Jezus zich heeft voltrokken, kunnen de Bijbelonderzoekers na 2000 jaar niet meer achterhalen. Lucas is de eni­ge evangelist die gedetailleerd over de geboorte schrijft. Mattheüs, wiens beschrijving van het leven van Jezus veel overeenkomsten met die van Lucas vertoont, meldt niets over herbergiers, een kribbe en herders, maar biedt wel het verhaal van de drie wijzen uit het Oosten, die overigens waarschijn­lijk koning noch wijs waren. Ook het geboortejaar van Jezus is niet precies bekend. Keizer Augus­tus heeft twee volkstellingen laten houden: in 8 voor Christus en in 6/7 na Christus. In het eerste jaar was Quirinus nog geen landvoogd van Syrië en in het tweede was de wrede koning Herodes al overle­den. Sterrenkundigen hebben hun eigen berekeningen gemaakt. In het jaar 7 voor Christus ontmoetten de planeten Jupiter en Saturnus elkaar aan de zuidelijke sterrenhemel. Deze ‘Kerstster’ moet de drie wijzen van Jeruzalem naar Bethlehem hebben geleid. In het jaar 2238 zal zich hetzelfde ver­schijnsel voordoen.

Dat Jezus op 25 december is gebo­ren, is nagenoeg uitgesloten. De datum van het kerstfeest heeft een heidense oorsprong. Bij het ingaan van de winter werd het feest van de zonnegod gevierd. De protes­tantse predikant Thomas Gandow heeft een andere theorie: hij legt een verband met het joodse feest van de tempelwijding. In onze om­geving wordt pas sinds de negende eeuw op 25 december het kerstfeest gevierd. De oosterse kerken vieren Kerstmis op 6 januari, als de rooms-katholieke kerk het feest van de Verschijning des Heren (Driekoningen) viert.

.

Kerstmisalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldKerstmis              jaartafel

.

740-677

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (27)

.
Oscar Klinkenberg, vrijeschool Den Haag, jaartal onbekend
.

AAN DE KERSTBOOM: elektrische verlichting of kaarsen?
.

Degenen die tegenwoordig nog echte kaarsen laten branden in de kerstboom zijn met een lantaarntje te zoeken. De elektrische kaarsverlichting is vrijwel algemeen geworden.

Nu goed, kan men zeggen, dat ligt in de lijn der dingen. Tenslotte is de tijd van kaarslicht, petroleumlamp en gloei­kousje voorbij. Ieder heeft elektrisch licht. Waarom dan kunstmatig zo’n eiland met kaarslicht in stand te houden te midden van een zee van elektrisch licht? Daar zijn we niet mee gebaat. We kunnen de tijd niet meer terugschroeven en ‘weltfremd’ worden. En zeker geldt dit voor onze kinderen die toch in deze moderne wereld moeten leven en geen uit­zonderingspositie moeten gaan innemen. De kerstboom met de echte kaarsen stamt nog uit een wat romantische (ouderwetse) tijd en het is sentimenteel daarnaar terug te verlangen.

Inderdaad, zouden de voorstanders van de echte kaars uit behoudzucht, sentimentaliteit of gebrek aan moed om het nieuwe te aanvaarden, deze kaarsen blijven gebruiken dan voe­ren zij een achterhoedegevecht, waard om verloren te worden.

We kunnen ons echter afvragen of er ook zinvollere ideeën zijn om toch de echte kaars trouw te blijven en daarbij eerst de blik eens richten op wat die kaars in wezen uit wil beelden.

Bezien we de gewone waskaars.  Zijn vlam is bewegelijk, slechts dan brandt hij goed als hij rechtop staat in volle rust. En waardoor kan hij branden? Doordat de kaars zich opoffert. De was, zijn lichaam, gaat op in licht en warmte.

Doet dit niet aan de mens zelf denken?

De mens heeft ook steeds de behoefte om vanuit de aardse zwaarte op te stijgen tot de wereld van de kunst en de ideeën, van warmte en licht. Niet in starheid, maar beweeg­lijk. Doch de weg naar omhoog gaat de mens slechts door zich vele offers te getroosten.

En wat zien we bij de elektrische kaars? Zijn vlam is star en onbeweeglijk, werkt daardoor wezenloos. Deze kaars wordt tijdens het branden niet kleiner en zijn stand is willekeurig, hij kan in alle richtingen branden. Hieruit blijkt wel dat het oerbeeld van de kaars daardoor geheel verloren gaat.  Zo is hij een karikatuur van de echte kaars. Wat een gezicht als men kaarsen omgekeerd aan de kerstboom ziet hangen.

Nu willen we de blik richten op wat het kind beleven kan als we de waskaarsen gebruiken.
Het is de dag voor Kerstmis. De kerstboom staat in de kamer en zal versierd worden.  Allereerst wordt aan de kaarsen ge­dacht. De houders, schoon en glimmend, worden aan de takken bevestigd. Dat moet met overleg gebeuren, omdat de kaarsen niet vlak onder een andere tak mogen branden. Sommige
tak­ken, merken we, zijn te slap, andere te stijf om er een kaars in te zetten. Als alle houders op hun plaats zitten komen de kaarsen erin. Wel ervoor zorgen dat ze goed klem zitten. Is dat gelukt dan moeten de houders vaak nog ‘bijgesteld’ worden, zo lang tot de kaarsen mooi rechtop staan want an­ders branden ze niet goed. Dat vereist soms veel geduld en nauwgezetheid.
Toch kan na een tijdje blijken dat enkele twijgen doorgebogen zijn onder het gewicht. Weer moet hier en daar wat veranderd worden. En ja, eindelijk blijven ze goed staan….. een zucht van voldoening!
Daarna volgt het versieren. Ook dit vereist veel zorgzaam­heid opdat niets te dicht bij de brandende kaarsen komt te hangen.

Dan komt ’s avonds het lang verwachte ogenblik: de kaarsen worden ontstoken. De kamer is slechts verlicht door een kaars waarmee de kerstboomkaarsen aangestoken worden. Elk kind krijgt gedurende de kersttijd natuurlijk een beurt. Wat gewichtig, als je de oudste bent en dit als eerste mag doen, wat heerlijk als je de jongste bent en je wordt op­getild tot bij de hoogste kaarsjes! Ieder leeft mee of het goed gaat!

Langzaam neemt de lichtglans toe totdat de boom daar in volle luister staat. Wat een aandacht en rust was ervoor nodig tot alle kaarsen branden.

Aan het eind van de avondviering worden de kaarsen gedoofd. Het uitblazen geeft veel plezier, het doven met een domper is plechtiger en eist veel aandacht,  want het is beter de pit daarbij niet te raken.

Zo geleidelijk als het licht toenam, zo geleidelijk neemt de lichtglans weer af.

Na verloop van tijd moeten dan de kaarsen vernieuwd worden. En op de laatste avond mogen dan alle kaarsen uitbranden. Het is heel spannend welke kaars of zelfs wie z’n kaarsje het langst blijft branden! Ze gloeien soms nog heel lang na, roodachtig en blauw. Aan de zoldering ontstaan de mooiste schaduwen die telkens veranderen als er weer een kaars dooft. Zo neemt het licht weer afscheid van ons.

De volgende dag wordt alles opgeruimd. De houders worden schoongemaakt, de stompjes van kaarsen, die misschien nog over waren van vorige dagen, gaan bij elkaar. Daar kunnen de kinderen volgend jaar zelf weer nieuwe kaarsen van maken.

Als U dit gebeuren zo meegevolgd en beleefd hebt, merkte U hoeveel gevoelens van zorg, rust, vreugde, eerbied, teleur­stelling misschien, spanning en voldoening er bij de kinde­ren ontstonden. En juist dit leek mij zo’n belangrijk aspect. Maar deze gevoelens moeten dan ook, zoals een plant, de tijd krijgen zich te ontplooien en op te bloeien.
Bij de elektrische kerstboomverlichting is dat echter onmo­gelijk. De stekker gaat in het stopcontact en al die werke­lijk kostbare tijd wordt samengeperst in een onderdeel van een seconde. Daarbij kunnen al die gevoelens niet ontstaan. Ze worden, om bij de plant te blijven, in de kiem gesmoord. Ook alle zorg, nodig bij de gewone kaarsen, is hier overbo­dig. Waar en hoe men de elektrische kaarsjes hangt speelt hoegenaamd geen rol.

Een ander verschijnsel dat bij de elektrische kerstboom­verlichting optreedt, is dat men deze vaak de gehele dag laat branden. Dat dit geen verdieping in het innerlijk teweegbrengt maar juist vervlakking, behoeft geen betoog,

Ligt dit dan niet aan de mensen? Ik meen van niet. Het is, dunkt me, een logisch gevolg van de elektrische verlichting, die slechts imitatiekaarslicht geeft, stenen voor brood. Daardoor is men er innerlijk niet door verzadigd. En wat intuïtief aan kwaliteit gemist wordt, zoekt men in de kwan­titeit. (Wat men aan diepte mist, zoekt men in de lengte)

En zo blijken twee uitersten de elektrische verlichting te begeleiden. Bij het aangaan en doven krijgt het gevoelsleven té weinig tijd zich te ontplooien, bij het voortdurend bran­den daarentegen teveel tijd.

Samenvattend zou ik willen zeggen: de elektrische kerst­boomverlichting geeft veel minder aan het gevoels- en wilsleven van het kind, dan de echte kaarsjes.

De elektrische werking is zeer praktisch in het dagelijks gebruik, maar daar waar het gaat om het vieren van een feest, plechtig of vrolijk, speelt niet het praktisch nut een rol, maar de levende ziel van de mens en die eist een andere benadering. – Trouwens, ook vele volwassenen voelen intuïtief dat de kaars ons iets bijzonders te zeggen heeft en erbij hoort als er iets feestelijks of plechtigs plaatsvindt. Men luistert niet voor niets een diner op met kaars­licht. En waarom dit dan aan de kinderen te onthouden?

Blijft men met deze gedachten de echte kaars trouw, dan levert men geen sentimenteel achterhoedegevecht, maar kan men zich als modern mens bewust een voorvechter voelen (die op de bres staat) voor een gezonde ontwikkeling van de kinderziel: verdieping van het gevoel en versterking van de wil. Juist in deze tijd, die in vele opzichten vervlakkend en verslappend werkt op het innerlijk, kan dit ons een gevoel geven van grote verantwoording en enthousiasme.

 

kerstboomverlichting kaars

 
kerstboomverlichting 2
 

Kerstmis: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen 

Vrijeschool in beeld: Kerstmis         jaartafels
.

733-670

 

 

.

 

 

.

 

 

.

 

 

.

 

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten van de herfst (3)

 

(Marcel de Leuw, Jonas 5, **02-11-1990)
.

VERBORGEN LICHTJES
.

Sint-Maarten staat niet op zichzelf. Het donkere jaargetijde wordt ingeluid door Michael, om via Martinus en Sint-Nicolaas uiteindelijk tot het kerstlicht te komen.
Hoe het u vergaat weet ik niet, maar ik word elk jaar weer verrast door het Michaelsfeest. Nog nazinderend van de zomer lukt het me nog net om de voorbereidingen te treffen. Het is alsof je met een schok wakker wordt; ongeveer het gevoel dat je hebt als je na het aflopen van de wekker nog even blijft liggen en dan ineens ziet dat het kwart voor acht is in plaats van kwart voor zeven. Je bent nog net op tijd op je werk, maar vraag niet hoe. Soms nog tijdens de dag zelf, maar anders in ieder geval in de dagen erna hoor je om je heen dezelfde geluiden: de plannen die we voor de zomer hadden, moeten nu maar eens worden uitgevoerd.
Voor een Michaelsfeest op school kunnen spelen en opdrachten die moed en slagvaar­digheid oproepen, worden gemaakt en be­dacht. Met mikspelletjes, zoals in zijn een­voudigste vorm de spijker op de kop slaan, boogschieten of het moeilijke speerwerpen, wordt gericht op het gestelde doel. Ook
op­drachten en speurtochten waarbij de rich­ting en de goede weg zelf moeten worden ge­vonden en waarbij moeilijkheden worden overwonnen, vormen een goed motief voor zo’n feest.
Moeilijkheden de baas worden en zuiver­heid van richting en doel te pakken krijgen, is nodig om de draak te bestrijden. Nauw verweven met Michael is namelijk het beeld van de draak die zieltogend het onderspit zal delven. In veel verhalen is het de jonkvrouw die ten offer valt aan de draak, als een moe­deloos, berustend volk de kracht niet bezit om zich tegen deze donkere onheilsmacht te verweren. De kracht om nieuw leven te ba­ren, ontwikkelingskrachten te schenken, droogt dan op, wat tot uitdrukking komt in de opgedroogde bron of de verdorrende ap­pelbomen in deze legendes.

Metamorfose

Van 29 september naar 11 november, het Sint-Maartensfeest, lijkt een hele sprong. Tijdens de uitvoering van al die gerijpte plannen, komt een feest waarin een heel an­dere stemming ontstaat. Toch is er een rela­tie te ontdekken. Deze reikt echter verder en wordt zichtbaar door de daaropvolgende feesten Sint-Nicolaas, advent en Kerstmis erbij te betrekken.
We kennen het verhaal van Sint-Maarten: een groep Romeinse soldaten komt voor de poort van de stad Amiens. De soldaten heb­ben een lange rit achter de rug en verlangen ongetwijfeld naar eten en een bed. Naast de poort zit een man, een bedelaar, half naakt en hongerig. Hoewel de kans klein is dat hij wat krijgt, vraagt hij toch om een aalmoes. Maarten wordt getroffen door de aanblik van deze mens. Hij houdt zijn paard in en trekt zijn zwaard. Hij snijdt zijn mantel doormidden en reikt de helft aan de bede­laar. Die nacht verschijnt Christus in zijn droom. Hij draagt het afgesneden stuk van de man­tel om zijn schouder en spreekt tot de enge­len die bij hem zijn: ‘Martinus, de onge­doopte, heeft mij met een kleed omhult.’ Maarten laat zich hierna dopen en stelt zijn leven in dienst van Christus.
Zoals Maarten deelde, moeten wij ook de­len. Het is de kunst om onze ideeën en plan­nen met anderen te delen, niet om hen voor onze plannen te winnen, maar om daadwer­kelijk te delen. Ook al worden de plannen dan anders dan wij hadden gedacht, of mis­schien wel juist daarom.
De kleinsten doen het ons voor, uiteraard in het gebied waar zij zich thuis voelen: de na­tuur. Een knol of grote winterpeen wordt uit­gehold. Van deze vrucht, tot wasdom geko­men in de donkere aarde, wordt de buiten­kant, de huid of schil, bewerkt zodat de uit­gesneden zon, maan en sterren transparant oplichten door het licht van het kaarsje dat er binnenin is geplaatst.
Wie ooit zelf als kind met zo’n lichtje langs de deuren van het dorp of de hele stadswijk heeft gelopen, kan zich – naast de pret – het bedelaarsgevoel dat je kreeg zodra er werd aangebeld nog levendig herinneren. Lopen met zo’n lichtje over straat is spannend en feestelijk, maar jezelf als arme tentoonstellen en zingend vragen om een appel of een peer is wel een hele drastische metamorfose van moed en besluitkracht. Toch komt het bij Sint-Maarten daarop aan. Uiterlijke kracht werkt in het sociale leven al­leen maar vruchtbaar in samenhang met in­nerlijke moed. Het liedje heeft in al zijn een­voud ook een verborgen wijsheid:

Vriend van verre landen
Dat wij hier met lichtjes lopen
is geen schande

Hier woont een rijk man
Die ons heel wat geven kan
Geef een appel of een peer
Komen we ’t hele jaar niet meer*

De rijke man kan van zijn oogst schenken aan de kinderen; een appel die met zijn ster­vormig hart en ronde vorm de verbinding met de hemel representeert of een peer die door zijn zwaar uithangende vorm en over­rijpe smaak meer met de aardse krachten is  verbonden. Tegelijkertijd wijst dat nog verborgen lichtje ons op het grote licht dat gaat komen. In de steeds donker wordende tijd van het jaar kan ons dat tot troost zijn.

Kindervriend

In de daarop volgende adventstijd beleven we het korter worden van de dagen en de steeds lager staande zon. Het lijkt of de maan aan invloed wint en de zon zich terugtrekt. De eerste adventzondag (dit jaar** op 2 decem­ber) wordt volgens oud gebruik de eerste kaars van de adventskrans aangestoken. In Nederland lijkt deze eerste week overvleu­geld te worden door het feest van Sint-Nico­laas.
Van deze goede bisschop van Myra, een Arabische stad, geeft de geschiedenis weinig of geen feiten. Er wordt zelfs getwijfeld of hij in de vierde of de zesde eeuw leefde. Pas na het jaar 1000 komen de legendes en verhalen over de beschermheilige van zeevaarders, jonkvrouwen en kinderen ook in de streken ten noorden van de Alpen voor. De goedheilig man brengt degenen die in moeilijkheden verkeren tot nieuw leven. Zo­als in het verhaal van de kindertjes die bij een slager om onderdak vragen, maar wreed worden weggestuurd. De slagersvrouw is echter belust op het geld dat ze bij zich zou­den hebben en biedt hen toch een slaap­plaats aan. Als zij en haar man ’s nachts ont­dekken dat er niets van rijkdom bij de arme wichten is te bespeuren, brengen ze de kin­deren om, hakken ze in stukjes om ze vervol­gens in een pastei te verwerken. Nicolaas in een droom gewaarschuwd door een engel, gaat naar de markt waar de vlees­waren liggen, slaat een kruis boven hen en brengt ze terug in het leven. Dit is een legende die ver af staat van de wijze waarop we thans het Sinterklaasfeest bele­ven. Sinterklaas heeft in deze moderne tijd een aantal feestaspecten die zowel eigentijds zijn als hun wortels in het verleden hebben. Overgebleven is in elk geval de kindervriend. Met Sinterklaas verras je de ander. Door het delen, het samen werken en leven, hebben wij elkaar zo goed leren kennen dat er ruimte is gekomen om de ander te verrassen. Eerst met een gedicht waarin we de ander een spiegel voor mogen houden, hem of haar iets van zichzelf mogen laten zien. Goedmoedig, vriendelijk en met humor, maar wel duide­lijk, glashelder. Als pleister op de wonde volgt dan een geschenk, met zorg en liefde voor de ander uitgekozen. Het is altijd weer spannend of je het gevoel van gewaardeerd worden kunt oproepen.

Edelsteen

Met Sint-Maarten krijgt ieder een geschenk dat hetzelfde is. Met Sint-Nicolaas is het juist de kunst iets persoonlijks voor ieder apart te vinden. Het gebaar is bij Michael doelge­richt, bij het Sint-Maartensfeest ontvangend en bij Sint-Nicolaas schenkend. In de weg van het licht door deze drie feesten is waar te nemen dat waar de uiterlijke zon afneemt – en niet alleen in het kinderlied ‘Zie de maan schijnt door de bomen’ – de invloed van de nacht toeneemt en het licht binnen juist aan kracht wint.
Tijdens de adventstijd bereiden wij ons voor op de komst van het Zonnekind. Het is een tijd van bezinning; hoe werken de uitgevoer­de plannen, zijn ze in overeenstemming met onze idealen of moeten ze meer doorwarmd, meer doorlicht worden? Uiterlijk wordt die voorbereiding zichtbaar door de kerststal. Op de eerste adventzon­dag: wordt een tafel met behulp van mooie stenen en hout een landschap gemaakt met daarop het stalletje. De weg er naar toe voert langs edelstenen en Jozef en Maria komen met hun ezeltje elke dag een beetje dichterbij.
Op de tweede adventzondag wordt de tafel versierd met bloemen. Het is elk jaar weer een feest om te zien hoe kleurrijk het geheel daar van wordt.
Op de derde adventzondag verschijnen de schapen en de os in de stal; ook de dierenwe­reld bereidt zich voor. Tenslotte komen op de vierde adventzondag de herders. Als dan ook nog de kerstboom in huis wordt gehaald, versierd met kaarsen, tekens en dertig rode en drie witte rozen, is alles klaar om het Kind te ontvangen.

 

*dit liedje begint zo:

 Sint Martinus Bisschop
roem van alle landen (vriend is een variatie geworden, evenals
‘komt uit verre’)

[1-1] Jaarfeesten door het jaar
[1-2] Jaarfeesten door het jaar – peuter/kleuterklas

[2-1] Herfst met peuters
[2-2] Herfst: oogstfeest (dorsen, malen, bakken)
[2-3] Herfst met kleuters

[3-1] Michael (20)
[3-2] Michaël (29)

jaarfeesten: alle artikelen

 

VRIJESCHOOL in beeld: peuters/kleuters

.

658-604

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wat op deze blog staat

 

 

 

 

 

 

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (24)

.

KERSTMIS

Het verhaal van de geboorte van het kind Jezus is zo bekend dat we dit hier niet hoeven te herhalen. Zeker de kinderen van de vrijeschool zijn er zeer mee vertrouwd. Immers ook zij voeren met hun klas jaarlijks het prachtige kerstspel op en wel met zoveel overtuiging dat ze alle rollen uit hun hoofd kennen en elkaar zo kunnen vervangen bij de uitvoering. Nog vers in uw geheugen ligt waarschijnlijk het spel waarvan de leerkrachten ons ook dit jaar weer lieten genieten in de heuse toneelzaal die onze school nu rijk is.

Achtergronden
Het woord Kerstmis is afgeleid van Christusmis, het feest ter herdenking van de geboorte van Christus. In de Oosterse kerk werd dit feit oorspronkelijk mede herdacht op het feest van Epifanie (de verschijning van het goddeliik Woord. 6 januari). In Rome werd omstreeks 330 als datum 25 december gekozen, in verband met het zonnewendefeest van ‘sol invictus’, de onoverwinnelijke zon, met de bedoeling dit te vervangen door het feest van de Heiland, die (tekst weggevallen)
Het kerstfeest wordt vooraf gegaan door de advent (zie de Flierelier van Oktober 1987 – niet op deze blog). In Rome was het gebruikelijk dat de paus driemaal een mis opdroeg, nl. in de nacht (nachtmis), bij het aanbreken van de dageraad (dageraadsmis) en in de morgen (dagmis). Deze gewoonte is later in de Romeinse ritus algemeen geworden. De liturgische kleur van het kerstfeest is wit. In de beeldende kunst is voor het uitbeelden van het kerstgebeuren door de kunstenaars veelvuldig geput uit de apocriefe bronnen. De vroegchristelijke kunst van het westen (4de -6de eeuw) kleedt de geboortescène als volgt in: het Kind ligt in de kribbe, een soort gemetselde altaartafel (het Lam Gods, dat geofferd wordt!), geplaatst onder een soort afdak. Ernaast staan de os en de ezel, terwijl de gesluierde Maria ernaast zit. Hiernaast komt vanaf de 6de eeuw het Byzantijnse type voor: het afdak is vervangen door een grot, Maria rust op een bed en Jozef zit afgewend terzijde. Het Kind wordt nog een tweede maal op de voorgrond afgebeeld, waar een vroedvrouw bezig is het te baden. Een of meer engelen verkondigen de blijde mare aan de herders. Deze voorstelling verbreidde zich in de 7de en 8ste eeuw over de landen van het Westen, waar zij tot de 14de eeuw gangbaar bleef. Tegen het midden van de 14de eeuw kwam plotseling – het eerst in Italië – een nieuw type op: Maria knielt met gevouwen handen neer, terwijl het kind op een laagje stro of op een slip van haar mantel rust. Jozef krijgt meer aandeel in het gebeuren, terwijl de legendarische vroedvrouw geleidelijk verdwijnt. Dit type bleef ook na de middeleeuwen gangbaar, al beeldde men toen bij voorkeur de aanbidding af.

KERSTGEBRUIKEN
Deze zijn deels van christelijke, deels van heidense oorsprong. Tot de eerste behoren het opstellen van de kerstkribbe en het kindjewiegen.

Het opstellen van een kerstkribbe (presepio [It.]) in de kerk, later ook in het woonhuis, voert terug op Franciscus van Assisi, die de arme stal van Betlehem trachtte na te bootsten. In de late middeleeuwen ontstond, vooral in de nonnenkloosters, het kindjewiegen, waarbij men een pop in de wieg legde en wiegeliederen zong. Van christelijke oorsprong zijn ook de kerstspelen (sedert de 11de eeuw), waarbij scènes uit de geboorteverhalen werden opgevoerd, oorspronkelijk in of voor de kerken.

Uit de middeleeuwen is geen enkel Nederlands kerstspel bewaard gebleven. Kerstliederen zijn van de 10de eeuw af bekend, maar kwamen vooral in de 15de en 16de eeuw in zwang, met name in kringen der Franciscanen. Sommige zijn nu nog overbekend, andere dateren van later, zoals het wereldberoemde Stille Nacht, Heilige Nacht van de Oostenrijkse kapelaan Jozef Mohr.

FOLKLORE EN BIJGELOOF
Ook van christelijke oorsprong zijn alle folkloristica die samenhangen met de zegen van de geboortenacht, waaraan een magische betekenis wordt toegekend. Volgens het volksgeloof verandert dan te middernacht het water in beken en putten in wijn, beginnen onderaardse klokken te luiden, zingen bijen in hun korven, spreken paarden en koeien mensentaal en liggen de schapen geknield. De roos van Jericho en de vlierboom zouden in deze nacht bloeien.

Van Romeins-heidense herkomst is alles wat berust op het geloof in het omineuze (de voortekens) van het begin van het jaar; het Romeinse Nieuwjaarsfeest is nl. opgegaan in de kerstviering. Germaans-heidens van oorsprong zijn alle gebruiken die met de vegetatie- en dodencultus samenhangen, nl. die gebruiken die de levensvernieuwing bevorderen, zoals de omgang van gemaskerden, het lawaai maken, het ontsteken van vuren en later het verbranden van de kerstboom.
Het eten van kerstbrood (kersttimpen, kerstwiggen, kerststollen, korsseweggen) is een zeer oud gebruik. Vermoedelijk een voortzetting van het voor-christelijk offerbrood.

De 20ste eeuwse kerstman is deels voortgekomen uit Santa Claus, een figuur die ontstond uit de Sinterklaas (zie de Flierelier van 1987-niet op deze blog), die Nederlandse kolonisten meebrachten naar Amerika en deels uit de veel oudere Father Christmas uit Engeland en Père Noël uit Frankrijk.

De vrijeschool en Kerstmis

Kerstmis, het feest van de Vrede en het feest van het Licht. Het Licht dat in de vorm van het Kerstkind, het Christuskind, tot ons komt en kracht geeft voor het nieuwe jaar. Kerstmis valt aan het begin van de winter en vormt het sluitstuk en tegelijkertijd het begin van de cyclus lente, zomer, herfst en winter. De dagen worden steeds korter. De kinderen staan op als het nog donker is en gaan naar bed terwijl het allang weer donker is. Het leven lijkt zich steeds meer naar binnen toe af te spelen. De natuur trekt zich terug in zichzelf om nieuwe krachten op te doen, maar ook de mens trekt zich steeds meer terug in kleine kring: uiterlijk stil, maar innerlijk aandachtig. De kersttijd is een tijd van bezinning en dat kan alleen als je je daadwerkelijk terug kunt trekken, uit het licht kunt treden. Iedereen zal daar op zijn eigen manier vorm aan geven, maar er zijn ook gezamenlijke aspecten. Een stuk gemeenschappelijkheid wordt bevorderd door het samen toeleven naar de  kerstnacht, het hoogtepunt van de winter. Alles lijkt koud, kaal, donker en doods. Maar zie: er is ook een lichtpunt. Een stralende ster wijst ons de weg naar het nieuwe leven, een nieuwe toekomst, die we voor een belangrijk deel zelf mede  kunnen bepalen. Op positieve wijze proberen we het nieuwe jaar aan te gaan.

Zo duister de dagen, zo donker de nacht,
Maar ’s morgens vinden we onverwacht,
Een wereld vol stilte, zo wit en zo rein,
een deken geweven door sneeuwvlokjes klein.

Zo duister de dagen, zo donker de nacht,
Maar dan, in de kersttijd, wordt het kindje gebracht,
Een wereld vol liefde en het eeuwige licht,
Dat brengt ons het kindje, zo zegt het Engelenbericht

(De Flierelier 1988, nadere gegevens onbekend)

.

Kerstmisalle artikelen

jaarfeestenalle artikelen

kerstspelenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld:  advent    jaartafel       Kerstmis    jaartafel

.

407-383

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (25)

.

KERST OP GEBOORTEDAG PERZISCHE ZONNEGOD

Romeinen bepaalden datum; heidenen de rituelen

Dat Kerst op 25 decem­ber valt, danken we aan de Romeinen. Die vierden op die dag het feest van de zonnegod Mitras, die van Perzi­sche oorsprong is. Veel rituelen rond Kerst zijn terug te voeren naar ‘heidense’ gebruiken.

In de eerste eeuwen van het christendom was er geen kerstfeest. Christenen noch joden vierden hun geboorte­dag; dat was een Romeins ge­bruik. Het is dan ook een be­keerde Romeinse generaal, Julius Africanus, die in 211 voorstelt om de geboorte van Jezus te vieren en wel op 25 december, de geboortedag van de Perzische zonnegod Mitras.
Deze Mitras was door keizer Aurelius tot God van het Romeinse rijk verheven. Toen de Romeinse keizer Constantijn (306-337) zich be­keerde tot het christendom, beval hij de geboortedag van Je­zus te vieren op 25 december om op die manier het feest van Mitras (bekend als Sol Invictus – onoverwinnelijke zon, of Saturnalia) te kerstenen. Dat feest van Mitras ging ge­paard met het geven van pak­jes, muntstukken en kaarsen, het versieren van groenblijvende bomen (wat al een eeu­wenoude traditie was), takkenkransen aan de voordeur en muren en een gezamenlij­ke maaltijd.
Paus Liberius maakt de datum 25 december officieel in 354. Overigens vie­ren orthodoxen het kerstfeest op 9 januari en de Armeense kerk op 19 januari.

Ons kerstverhaal met stal, os en ezel komt noch in het evangelie van Mattheüs noch in dat van Lucas voor. Wél in het geboorteverhaal van Mi­tras. Waarschijnlijk zijn die symbolen onder Romeinse druk overgenomen.

Mitras-verhaal
Volgens de Perzische traditie werd Mitras geboren uit een ‘onbevlekte, maagdelijke’ moeder Anahita en kwam het zaad van Zarathustra, be­waard in een heilig meer. In de Iraakse versie is de moeder Semirames of Astarte. Zij noemde zich maagdelijk om­dat haar man Nimrod (ook Marduk genoemd of Ninus, de bouwer van Ninevé) al eer­der gedood was. Deze Nimrod (Hebreeuws voor rebel) komt in het Oude Testament voor als zoon van Kus, kleinzoon van Cham, die door diens vader Noah ver­vloekt werd omdat hij diens naaktheid gezien had (Gene­sis, vers 20-25). De rebel Nim­rod bouwde een machtig rijk, waartoe ook de (bijbelse) vol­keren van Kanaän behoorden zoals de Filistijnen. In dat rijk werd de god Bel/Bellus/Baäl vereerd, waarschijnlijk de vergoddelijking van Nimrods vader Kus. Nimrod bouwde de Toren van Babel (babel bete­kent poort naar God). Waar­schijnlijk waren er meerdere babels: archeologen vonden in het huidige Irak en Iran 30 heilige torens, ziggurats. De familie Nimrod, Semirames en zoon Mitras (ook wel Tammuz genoemd) was wellicht het voorbeeld voor het Egypti­sche goddelijke trio Osiris, Isis en hun kind Horus; het Griekse drietal Kronos, Rhea en Zeus en in Rome: Saturnus, Venus en Jupiter. Zelfs in de Aziatische tradities komt een ‘goddelijke moeder’ voor. De christelijke familie Jozef, Maria en Jezus moest voor de Romeinen deze oude voor­beelden doen vergeten op de geboortedag van de zonnegod Mitras.

Jezus werd vrijwel zeker niet op 25 december geboren. Zelfs niet in de maand decem­ber. Bisschoppen konden het vanaf het eerste begin van de christenheid al niet eens wor­den over Jezus’ geboortedag, vanwege het verschil tussen joodse maanmaanden (29-30 dagen) en Romeinse zonne­maanden (30-31 dagen). Als de gegevens uit de Bijbel over Jezus’ sterven, doop en vooral zijn gang naar de tem­pel gelegd worden op de jood­se (tempel)kalender, moet Je­zus geboren zijn in augus­tus/begin september. Dat klopt ook beter met het tijd­stip van de Romeinse volkstel­ling, waarvoor Maria en Jozef naar Bethlehem moesten. Je houdt toch geen volkstelling in december, in de regentijd, als de zandwegen in een mod­derpoel zijn veranderd en dus vrijwel onbegaanbaar? Volgens de joodse traditie moesten Jozef en Maria op de 41ste dag na de geboorte van hun zoon Jezus naar de tem­pel in Jeruzalem om te offe­ren.

Dat maakt het waarschijnlijk dat de vlucht naar Egypte daarna heeft plaatsgevonden, waarschijnlijk kort vóór Je­zus’ tweede jaar. Dat zou ten­minste verklaren waarom Herodes, getipt door de wij­zen uit het Oosten, kinderen tot twee jaar oud liet vermoorden.

Wijzen
De wijzen uit het oosten wa­ren geen koningen, maar waarschijnlijk Perzische ster­renkundigen. Het waren ze­ker niet koning Caspar uit Tarsus, Melchior uit Arabië of Baltasar uit Ethiopië, want die rijken liggen niet in het oos­ten, maar resp. in het noor­den, zuidoosten en zuidwes­ten. Nergens in de Bijbel staat trouwens dat het er drie wa­ren. Het zouden er drie zijn geworden om het drietal Zaratrustra, Anahita, Mitras en opvolgers te doen vergeten. Jezus’ geboorteverhaal zou ge­lezen moeten worden in de joodse contekst. Zo zou ‘krib­be’ berusten op een verkeerde vertaling. Een jood zou zijn baby niet graag in een voeder­bak voor ‘onreine’ dieren leg­gen. Waarschijnlijk gaat het om een houten bak waarin broden in een doek moesten rijzen. De bevalling had wel­licht plaats in een verlaten ‘loofhut’ van het joodse loof­huttenfeest.

‘Er was geen plaats in de her­berg’. In die tijd werd een zwangere vrouw als onrein beschouwd en mocht om die reden niet in de gemeen­schappelijke ruimte van een herberg. Daarbij moet je niet denken aan een hotel, maar aan een omheinde ruimte rond een bron, een caravanserai.

Zonnewende
Kerst is de Germaanse uit­spraak van Christus. Kerst moest bij de Germanen het feest van de zonnewende (21-22 december) ‘kerstenen’. Bij de zonnewende werden (men­senoffers voor de Germaanse god Odin in een boom gehan­gen. Kelten hingen dode vo­gels en andere offers in bo­men. Druïden ontleenden hun kracht aan bomen, bij­voorbeeld aan de maretak. Het is dan ook niet verwon­derlijk dat het kerstfeest rond een boom werd gesitueerd. In de Achterhoek en andere plaatsen werd tot in de vorige eeuw rond eenzame bomen in het bos gebeden. In Zweden begon men met een kunstmatige boom in elk dorp te plaatsen, op welks takken lichten geplaatst wa­ren; later vervangen door een driearmige kandelaar. In mid­deleeuwse afbeeldingen is soms een kerstboom vol etenswaar en een naakt kerst­kind te zien. Het eerste be­richt over een kerstboom bin­nen in huis komt uit Straats­burg in 1605: versierd met veelkleurig papier, appels, wafels, chocola en klater­goud.

De gewoonte dennenbomen als kerstboom te nemen ont­stond in Duitsland. Prins Albert bracht die Duitse ge­woonte in 1841 over naar En­geland. Tenslotte rukte de dennenboom op naar Italië, waar ‘dit heidens gebruik’ aanvankelijk door het Vaticaan werd veroordeeld. De kerstballen waren natuur­lijk symbolen van de zon, maar Europa kende ook 300 jaar ‘heksenballen’ in ramen in het huis, die heksen zou­den afschrikken of juist van­gen. Ook paddenstoelen, rood met witte stippen, in kerst­stukjes gaan terug naar ‘hei­dense’ tijden: het waren hal­lucinerende paddenstoelen die door toverdokters, sjama­nen, werden gebruikt. De kerstman zou uiteindelijk teruggaan op de Germaanse God Odin, die vaak met ren­dieren werd afgebeeld en er­gens in het verre noorden (vandaar de Noordpool) zou huizen.

Zo kreeg kerst elementen van een feest van een zonnegod, joodse gebruiken, heidense boomverering en heksenangst.

(Jan Meulemeester, Brabants Dagblad, 18-12-2000)

.

Kerstmisalle artikelen

jaarfeestenalle artikelen

kerstspelenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld:  advent    jaartafel       Kerstmis    jaartafel

.

406-382

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (23)

.

KERSTVIERING IN HET GEZIN

Door de redactie werd mij gevraagd iets te willen vertellen over de wijze waarop wij thuis Kerstmis vieren, in ons gezin.

Zomaar een gezin binnen de vrijeschool, niet antroposofisch, niet uitgaand van een bepaalde kerk, wel zeer sterk meevoelend en meegroeiend met de wijze waarop de jaarfeesten in de vrijeschool tot uitdrukking komen. De kerstviering, eigenlijk beginnend met eerste advent, vormt zeker een hoogtepunt binnen al die jaarfeesten.

Opvallend hoe de moderne mens, juist in die decembermaand overspoeld met overdreven materialistische zaken als eten en drinken, feestkleding en cadeaus, steeds meer gaat zoeken naar de essentie van het kerstfeest, zo is het ons ook gegaan.

Van huis uit opgevoed met kerstdagen vol glitter en overdadigheid, zochten
wij als jong gezin al heel vroeg een andere weg.
Maar hoe moeilijk is die…….

Heel goed herinner ik me de waardevolle ideeën, die ik in onze begintijd binnen de vrijeschool, opdeed uit een schoolkrant van de Bergense Vrije School, door ouders volgeschreven met hun visie, hun viering van het kerstfeest, thuis.

Daarom denk ik, dat het zinvol kan zijn om met elkaar, ook binnen een schoolkrant van gedachten te wisselen over zó iets persoonlijks als dit feest.

Decembermaand is een maand waarin aanvankelijk toch de Sinterklaassfeer overheerst, ook al probeert de vrijeschool die sfeer zo rustig mogelijk te houden binnen haar muren.

De kinderen zijn opgewonden en druk en naar onze ervaring komen ze pas rond half december wat in de kerststemming.

Natuurlijk is er thuis al wel de adventskrans vanaf 4 weken voor Kerstmis: een eenvoudige ronde krans met 4 witte kaarsen, versierd met groen en witte bloemen, bij ons midden op tafel, doch vrij hangend aan vier linten, minstens zo mooi.

Iedere adventszondag wordt er één kaars door de kinderen aangestoken, waar­door we het gevoel hebben steeds dichter naar Kerstmis toe te leven. Vooral voor het jonge kind heel aanschouwelijk en te overzien. De zelfgemaakte kerststal komt half december op z’n vaste plaatsje. Op het strodak prijkt de ster en rond de kribbe {die nog leeg is ..} staan de schapen van verschillende makelij en in verschillende houdingen: het wollen schaap met de afgebeten poot (door poes) achterin, de staande en liggende dieren zelf van klei gemaakt door de kinderen meer naar voren. Maria en Jozef zijn op weg naar die stal en staan opzij en Maria draagt onder haar wijde rok het kindeke verborgen (hoe fel realistisch), dat op kerstavond door een van de kinderen in het kribbeke gelegd zal worden. Voor de stal een klein waxinelichtje dat brandend een wonderlijke glans naar binnen zal werpen op die bijzondere avond van 24 december. Langzaam worden er thuis steeds meer voorbereidingen getroffen: we maken kerstkaarten om te verzenden, we trekken kaarsen van bijenwas die de kin­deren vergezeld van een kerstgroet aan alle naaste buren rondbrengen en aan diegenen die ons gezin dierbaar zijn en aan wie we vaak door ons gevlieg en geren te lang voorbij zijn gegaan. En dan komt het kerstspel van de school:
Inderdaad een geschenk van leerkrachten en bestuur en hopelijk dit jaar weer als gezin te beleven; zo achter in de middag, als het schemert.

Desnoods in een gehuurde zaal, maar wel allemaal met elkaar, want er gaat veel verloren van dit geschenk door de wijze waarop het kerstspel het afge­lopen jaar werd “opgesplitst”. Juist het met z’n allen beleven is een waar­dige afsluiting van het eerste kwartaal en een prachtige start van de kerstweek thuis.

Kerstavond, 24 december in ons gezin:

De dag tevoren is de kerstdoos uit de kelder gekomen. Voor iedereen weer even spannend om alles terug te zien: de eenvoudige versierinkjes uit de kleuterklas; de prachtige strofiguren uit Zweden en Zwitserland, de grote stroster voor de top, gemaakt nog voor de kinderen werden geboren. Het is allemaal traditie en hoe opvallend sterk hangen de kinderen aan al die gebruiken, die elk jaar terugkomen. Ze genieten er zichtbaar van.

Met elkaar versieren we de boom, alleen de witte kaarsen plaats ik zelf en we zijn er met elkaar best een beetje trots op dat er in al die jaren vanaf toen de kinderen heel klein waren (3, 4 en 5 jaar en 2 jonge honden} er nooit een takje van de boom in brand is gegaan, natuurlijk kan je een boom met echte kaarsen niet gebruiken als “seizoenverlichting“, zoals iemand dat eens zo plastisch uitdrukte en is het niet mogelijk om te hollen en te spelen als de boom brandt, maar is dat niet juist de bedoeling?
Bij ons brandt de boom een uurtje voor het eten en daarna. Iedereen geniet van die momenten en is het zich bewus\t. We zitten rustig bij elkaar, luisteren naar muziek of iemand leest een verhaal voor. Opvallend: de kinderen vinden het steeds leuker dat laatste zelf te doen. Maar terug naar de kerstavond. Aan het begin van de avond, nog voor het eten, als het toch al goed donker is, maken de kinderen met hun vader een flinke wandeling in de omgeving. Als ze na een uur terugkomen straalt het hele donkere huis van binnen een zee van louter kaarslicht uit.
Naast de kerstboom roept ook voor alle ramen het zachte flikkerende schijnsel een welkom thuis. Je voelt dan werkelijk: “t wonder komt heel zachtjes aan, Kerstkind wil hier binnengaan”.
Een prachtig lied om op dat ogenblik met elkaar te zingen. Binnen, rond die stralende boom zingen we met elkaar en wie fluit wil spelen doet dat. Misschien studeren we dit jaar wel speciaal iets in, nu de kinderen ouder worden en steeds meer zelf actief betrokken willen worden in de viering.

Er zjjn zoveel mogelijkheden en vaak komen ze daar zelf mee aandragen. Dan volgt een kerstverhaal, speciaal door mij uitgekozen voor die avond, altijd aangepast aan de jongste van het gezin en vooral niet van te lange duur. Er zijn zoveel schitterende, eenvoudige verhalen. Kent U het verhaal van Werumeus Buning over Jacob de Bijter, de kameel van Koning Balthazar, die alleen maar schopte en trapte tot hij het Kerstkind ontmoette? Misschien is het eerder iets voor Driekoningen, maar voor gro­tere kinderen (vanaf ca. 9 jaar) zeer geschikt. Vorig jaar waren de verha­len die Joop Buma voor z’n eigen leerlingen schreef, voor jong en oud een werkelijke verrijking. Als adventsverhaal voor de maand december was bij ons een groot succes, de vertelling over Maria’s kleine ezel van Gunhlld Sehlin. Het laatste hoofdstuk vormt een prachtig hoogtepunt op kerstavond. Op de boekentafel op school is er zeker keuze genoeg voor iedere leeftijd. Na het verhaal mag één van de kinderen het kindeke in de kribbe leggen, ieder jaar om de beurt een ander, daarna drinken we nog wat met elkaar. Een sobere maaltijd (Jezus werd immers in de grootste eenvoud geboren) completeert ons kerstsamenzijn aan een stemmig versierde tafel. Daarna is er nog tijd voor een spel of muziek.

Voor een nachtdienst in de kerk vonden wij onze kinderen tot nu toe nog te jong.

Kerstavond, 24 december, een avond per traditie altijd gereserveerd voor
ons eigen gezin: een ogenblik van bezinning en dankbaarheid voor wat we
hebben met elkaar. Zonder gehol, zonder bezoek en zonder voorbereidingen
van gecompliceerde diners.
De dagen daarna staat ons huis voor anderen weer open, doch die avond willen we slechts met elkaar de komst van het Kind vieren.
Zó gaat dat in ons gezin, hoe viert U het met de Uwen?

(Valerie Schepers, nadere gegevens onbekend)

.

Kerstmisalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeldKerstmis     jaartafel

.

404-381

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

 

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (26)

.

PUER NATUS EST NOBIS……….EEN KIND IS ONS GEBOREN

Wonderlijke wegen kunnen mensen gaan. Wonderlijke lotgevallen kunnen ook het deel zijn van hun werken.

De kerstspelen uit Oberufer in Hongarije, van geslacht op geslacht gespeeld ieder jaar opnieuw, leken hun levenskracht te verliezen in het midden van de vorige eeuw. Met zorg en moeite opgetekend en gecompleteerd, werden zij, door een Weense hoogleraar- taalkundige uitgegeven. Het boekje zal hier of daar nog wel bij een particulier of in een antiquariaat te vinden zijn. Of het veel gelezen
is ?

Het persoonlijke woord van deze enthousiaste geleerde bracht de stichter van onze scholen ertoe de spelen te laten opvoeren.

Een nieuw en buitengewoon rijk leven bloeide op na vijftig jaar van on­zichtbaarheid; na een schijndood van een halve eeuw.

En een opdracht werd eraan toegevoegd :  iedere lerarengroep zal ieder jaar voor de leerlingen dit spel opvoeren. Ieder jaar zullen zij hun leerlingen voorspelen dit spel, dat zo duidelijk de glans heeft van de grootse gebeur­tenis, die het keerpunt der tijden bewerkstelligde.

Hoe scherp moeten onze ogen zijn, hoe volhardend moeten wij blijven oefenen als wij willen zien, wat er in de wereld belangrijk is. Niet Augustus, niet Cyrenius, niet Herodes; evenmin Rome of Alexandrië, Athene of Jeruzalem, maar Nazareth en Maria.

Daar vindt het werkelijke gebeuren plaats.  De rest speelt zich af aan de buitenkant.  Er moeten er ook toen geweest zijn die wisten, die zich ver­heugden, maar hun naam of hun daden zullen wel niet in schrifttekens zijn vastgelegd. De gebeurtenis is liefelijk en toch ook vol vreemde schrik : ‘Vrees niet Maria’. Uitverkorenen van God zijn zelden uitverkorenen van de mensen.

Driemaal daags luidden eeuwenlang de klokken, driemaal drie keren om aan deze gebeurtenis te herinneren. Sinds enige tijd niet meer over de Nederlanden.

Het angelus klept niet meer.

Jozef werd  eeuwenlang vereerd om zijn trouw en mannelijke zelfbeheersing. Ook in onze stad droeg er een kerk zijn naam. Wie die ruimte aan de Kruiskade nu betreedt, vraagt zich wellicht veel af. Wellicht ook dit: Hoe scherp moeten onze ogen zijn, hoe volhardend moeten wij blijven oefenen als wij willen zien, wat er in de wereld belangrijk is.

Wie zijn ogen sluit, ziet niets. Wie met het gelaat tegen de aarde slaapt, ziet niet de hemel. Hij hoort niet.

Toch zijn het de herders die zien, het zijn de herders die horen, het zijn de herders die de Zon aanschouwen, in de nacht, in de aarde, in de winter.

Onzichtbaar is het licht en toch: het maakt alle dingen zichtbaar en aan­wezig.

Onzichtbaar blijft in het spel het Licht der Wereld en toch zien velen van de kleinsten het Kind. Toch zien ook wij met de herders het Kind in de kribbe, dat allen verlicht en ieder aanwezig kan maken.

Het volgen van het spel door vele jaren is een middel om het oog te scherpen. Het volgen van de herders op hun tocht, het mee opgaan naar Bethlehem in de nacht, het is een mogelijkheid om wakker te worden, om aanwezig te worden, om te kunnen horen en luisteren als de engel verkondigt. Verkondigt, wat er in de wereld belangrijk is.

Een kind is ons geboren,
een zoon is ons gegeven
en de heerschappij is op zijn schouder gelegd:
en zijn naam zal genoemd worden :
gezant van de grote raad.

Jesaja 9 :6.

(nadere gegevens onbekend)

.

Kerstmisalle artikelen

jaarfeestenalle artikelen

kerstspelenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld:  advent    jaartafel       Kerstmis    jaartafel

.

403-380

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

 

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (22)

.

HET KERSTGEHEIM VAN DE GOEDE WIL

Midden op de Dam, midden in het hart van Amsterdam, verheft zich een machtige boom, een woudreus uit het hoge noorden, een kerstboom. Zacht be­wogen door de wind twinkelen daarin hon­derden lichtjes. Eromheen razen auto’s, vluchtauto’s, trams, fietsen en haast zich een menigte van mensen voort, hun gedachten en hun begeerten vervuld van talloze, zeer verschillende zaken. Ze gaan allemaal ergens heen. Waarheen? Wat leeft er in hun hart? Wat beleeft ieder van hen aan die kerstboom.
De oude mythologieën kenden reeds de Wonderboom des Levens.
Als aan de bomen in het voorjaar alle knoppen opengaan, dan ziet men het duidelijkst de levenskracht van de natuur. Het beeld voor deze kracht die alles leven doet is de meiboom of de meitak.
Op de eerste meidag, maar ook met Pinkste­ren of Sint-Jan, wordt een hoge den of spar uit het woud gehaald en, ontdaan van zijn zijtakken en zijn schors en versierd aan de top, in een plechtige optocht door het dorp gedragen. In plaats van een boom ziet men ook overal een met linten en bloemenkran­sen opgeschikte meitak. Pas in het begin van de vorige eeuw werden deze levensbomen van de lente ook opgericht in het midden van de winter als kerstbomen. Aanvankelijk alleen binnenshuis in de woonkamers. Nu staat hij met Kerstmis ook midden op de Dam.

De levensboom werd Kerst-(Christus)boom, want Christus heeft zich, na zijn opstanding uit de dood, verenigd met de levenskracht van heel de aarde. Eeuwen en eeuwen lang heeft men dit aangevoeld, maar eerst nu is de mensheid eraan toe om dit ook te gaan be­grijpen. De levensboom, in de Noorse my­thologie Yggdrasil, de ‘ik-drager’, wordt, als in het lengen der dagen de nieuwe zon gebo­ren wordt, voor de mens tevens de Christus­boom. Hebben de miljarden mensen op aar­de behalve hun stoffelijk leven ook niet een nieuwe, geestelijke levenszon nodig?

Duizenden gaan over de Dam. Miljarden over de aarde. Overal is haat en vijand­schap. Waar liefde ontbreekt kan haat komen. Waar geen werkelijke vriendschap is kan vijandschap ontstaan. Hoe komt het kwaad in de wereld? Kwaad is alles wat ach­terblijft en wat ons mensen doet achterblij­ven bij de harmonische ontwikkeling van het heelal. Kwaad is overal daar, waar goedheid ontbreekt. Er is zoveel kwaad, omdat wij zo­wel in wederzijdse liefde als in begrip en hulpvaardigheid voor elkaar zoveel te kort komen. Het is de liefde die begrijpen doet. Thomas van Aquino, de grote denker van de middeleeuwen, heeft het zo kernachtig ge­zegd: ‘Iets wordt net zoveel begrepen als het wordt bemind’. Dat iets, waarover Tho­mas spreekt, is alles wat is. Waar wij, mensen, niet buiten kunnen, als wij iets willen begrij­pen, is de geboorte van iets in onszelf, wat wij ‘liefde’ noemen, maar wat ook met ‘we­zenlijk begrip’ is aan te duiden. Wat wij hard nodig hebben is iets dat ons allen liefdevol leidt en verlicht. Iets wat hoger is dan alles wat de mensen op aarde ooit van elkaar kan vervreemden. Iets wat de mensen verenigt, hoe oneens zij het met elkaar ook mogen zijn. Dat kan geen abstractie zijn, want ab­stracties bestaan niet in werkelijkheid. Het moet een concreet wezen zijn, dat ons door de dood van het niets naar het leven kan voe­ren. Iets dat innig verbonden is met de leven­de aarde en met ieder mens. Het moet de warmte en het licht der wereld zijn.

Kerstfeest: het geboortefeest van de Liefde en het vredefeest van het Licht. Het geboortefeest moet je voelen, het lichtfeest is te begrijpen. Beide feesten krij­gen hun reliëf door de achtergrond. Temid­den van vijandschap en haat, van zelfzucht en machtswellust ligt in de kribbe de pasge­boren Liefde. In de donkere tijd van het jaar en in de duisternis van de meest prozaïsche nuchterheid en uitzichtsloosheid komt het nieuwe Licht op aarde. Als je niet gelooft in het bestaan van een we­reld achter die van de zintuigen, als je met je verstand in alles wat er gebeurt slechts toeval ziet, een blinde samenloop van omstandighe­den, een zinneloos gedoe, een onbegrijpelijk spel, waarin de mens een volstrekt onbelang­rijke rol speelt, dan wordt de aarde en alles wat erop gebeurt, dan worden al onze bele­venissen zinloos. Dat is een onmogelijkheid, omdat het absurd is. Want absurd is per defi­nitie iets wat ondenkbaar is! Bovendien heeft ieder mens een hart dat zegt – hoe stil en zachtjes ook -: ‘Voor iets beters ben ik ge­boren. Wat geeft het leven zijn zin?’ Waaraan ieder mens behoefte heeft is de blijde gewaar­wording, het warme gevoel, dat er een kracht leeft, waarvan de seksuele liefde een allereer­ste begin en een zwakke afspiegeling is, een kracht, waardoor God, die Liefde is, kon af­dalen in een mensenlichaam om de wereld van de ondergang te redden. Daarnaast heeft de mens echter inzicht nodig. Inzicht in de wijsheid, die het heelal en ook de aarde en het mensenwezen heeft geschapen en in stand houdt. Liefde maakt niet blind, liefde maakt helderziende. Liefde en inzicht horen bij elkaar.

De kersttijd begint met Sint-Maarten, de elfde dag van de elfde maand (elf is het begin van een nieuw tiental), ongeveer 40 dagen vóór de zonnewende. De kersttijd eindigt 40 dagen na Kerstmis met Maria Lichtmis op de tweede dag van de tweede maand. In het midden van die tijd liggen van oudsher de twaalf heilige nachten (Weinachten), de tijd van het zogenaamde solstitium, waarin de zon bijna stilstaat. De eerste van die twaalf nachten is de kerstnacht en aan het eind komt de laatste, als dertiende, de nacht vóór Driekoningen (6 januari).
Ons feest van Kerstmis bestond in het jaar 353 nog niet. Het is ingesteld op het einde van de vierde eeuw, toen de mensen de laatste resten van hun oorspronkelijke helderziend­heid verloren. Veel ouder, een der oudste christelijke feesten, is dat van Epifaneia, de Verschijning des Heren, waarop de doop van Christus in de Jordaan – waarmee zowel het Marcus – als het Johannesevangelie beginnen – en het bezoek van de Wijzen uit het oosten, de drie koningen der wijsheid, worden ge­vierd. Zo duurt het kerstfeest twaalf nachten en twaalf dagen en wordt het afgesloten met de herdenking van de komst, de verschijning op aarde van Christus als een goddelijk we­zen. Het Christusfeest duurt van Kerstmis tot en met Driekoningen.
Toen in de vierde eeuw, tegelijk met het ont­waken van het heldere denkbewustzijn, dat voor ons nu zo vanzelfsprekend is, het dro­merige, helderziende zielenleven, zoals een kleuter dat nu nog heeft, was verdwenen, toen moest dit beleven worden vastgelegd in een feest. Daardoor ontstond ons kerstfeest. Het oude verschijningsfeest raakte op de achtergrond. Het meeste in die streken waar het denken zich het sterkst ontwikkelde. Het minste in het oosten en in Spanje. Er ont­stond langzamerhand een kloof tussen voe­len en denken, tussen geloven en weten.
In de vorige eeuw, toen de afgrond tussen dat wat je moest geloven en dat wat je kon weten schier onoverbrugbaar werd, begon overal het beeld van nieuwe geestelijke le­venskracht, de kerstboom, te groeien.
Waarom? De boom des levens stond in het aards paradijs. Doordat de mens echter be­wust werd en at van de boom van kennis, van het goede en dus ook kennis maakte met het niet-goede, met het kwaad, werd hij uit het paradijs verdreven en kon hij niet meer eten van de levensboom. Hij moet voortaan gaan door de poort van de dood. Maar, zo zegt de legende, uit het hout van de boom des levens werd de kribbe getimmerd voor hel Kerstkind, het kind van de liefde. Leven en lieven zijn van dezelfde woord­stam.

De boom van kennis echter, de inzichtboom, die midden in het paradijs stond en waarvan de verjaagde mens nu eten kan en eten moet, mocht dienen voor het kruis waaraan Christus stierf op Golgotha. Christus stierf en stond weer op tot leven waarmee de aarde nu word! vernieuwd. Wij kregen daardoor de mogelijkheid om datgene wat wij in wezen zijn, ons onstoffelijke wezen, te verlossen van de dood waaraan ons stoffelijk lichaam onderworpen werd. Zo leven wij tussen krib­be en kruis. Zo moet ons hele leven als het ware een overgang zijn over de brug tussen onze geboorte tot leven op aarde en onze dood, die een opstanding tot geestelijk leven wordt. Zo werden beide bomen, de boom des levens door Christus’ komst op aarde en de boom van kennis door Christus’ opstan­ding tot onze kerstboom.

Om aan een gevoelsbelevenis, die iets levends is, een door het doodse denken
verworven inzicht te verbinden, daar is moed voor nodig. Dat moet je willen. Kerstmis is een feest van liefde en inzicht. Het is het feest van het kind van liefde, geboren in een stal en gelegd tussen een os en een ezel in de kribbe van ons hart.
De geboorte van dit kind wordt niet aan wijzen en geleerden verkondigd, maar een koor van hemelse wezens verkondigt het aan straatarme herders, die in de tijd van Jezus’ geboorte de meest verachte en ongeletterde bevolkingsgroep vormden. Daarover vertelt de evangelist Lucas.
De Driekoningen: drie wijzen, drie ingewijden, lezen in de sterren en zij zien in, dat er een Koning der Joden geboren is. Een feit, waarvan koning Herodes hevig schrikt en heel Jeruzalem met hem. Want heeft de profeet Micha (5:1) niet voorspeld, dat uit Bethlehem Efrata de heerser over Israël zal voortkomen, wiens oorsprong is vanuit de dagen der eeuwigheid? Over dat kind verhaalt de evangelist Mattheüs

Wij in onze lijd waarin het zelfbewust­zijn zo sterk groeit, hebben allemaal behoefte aan leven en lieven. Maar dat lukt niet meer vanzelf. Er zijn nu ook in­zicht en wijsheid nodig, vermogens die moei­zaam veroverd moeten worden. Wij moeten eenvoudige herders zijn in ons liefdevol vertrouwen en tegelijk door ons inzicht ook wijze koningen worden. Ons streven daarnaar, onze inzet, onze moed, onze wil-die-tot-daad wordt – op wat voor gebied dan ook, in ’t klein of in ’t groot – wordt in ons geboren met de hulp van de kracht die Christus ons geeft. Deze kracht is er. Jezus heeft deze kracht op aarde gebracht.
In deze tijd, waarin het ik-bewustzijn in de mens pas werkelijk ontwaakt, waarin de ‘scheiding der geesten’ een aanvang neemt, kan de mens de kracht van Christus niet alleen op zijn gevoel laten inwerken en zeggen: ‘Heer, Gij zijt geboren en Gij zult mij verlos­sen en ervoor zorgen dat ik vooruit kom’.
De mens moet nu ook tot zichzelf zeggen: ‘Ik wil gaan inzien wat Christus is, hoe Hij is afgedaald, ik wil met behulp van mijn geest deel hebben aan de daad van Christus’. Er is behalve het vermogen om liefde te schenken en te ontvangen ook de wil nodig tot steeds dieper inzicht.

De engelen gaven in de kerstnacht aan de herders een teken om te bevestigen, dat de Heiland geboren was: ‘Een kind in doeken gewikkeld, liggend in een kribbe. Dat teken wijst ons op het kind, dat ieder van ons, wie of wat hij ook is, bewust of onbewust, altijd blijft in zijn of haar hart.
De drie priesterwijzen echter moeten het zelf ontdekken en het verklaren uit de sterren.
Mattheüs spreekt niet van een teken, maar van ‘ton astera’, wat sterrenbeeld betekent.
Wij zullen, volwassen wordend, ook de beelden, die alles wat vergankelijk is ons geeft, moeten leren verstaan.

Dit steeds dieper voelen en steeds klaarder en levendiger denken worden pas effectief als daarmee een vaste wil om beide steeds meer en meer in onze daden te verwezenlijken gepaard gaat. Daarin ligt het geheim van het Christusfeest. Ons werkelijke wezen kan dank zij Christus’ geboorte op aarde en zijn offerdaad op Golgotha, ons leiden tussen kribbe en kruis.

Miljoenen hartevuren geven warmte en liefde op aarde. Een wereldboom, een Christusboom van eeuwig leven staat in het midden vol twinkelend licht. Aan allen die Christus aanvaarden en op Hem vertrouwen verkondigen de engelen dit geheim:
Openbaring van het goddelijke in de hoogten van alle bestaan en vrede op aarde voor de mensen, die van goeden wille zijn.

kerstmis levensboom

(Henk Sweers, Jonas 8/9, 14-12-1984)

.

Kerstmisalle artikelen

jaarfeestenalle artikelen

kerstspelenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld:   advent    jaartafel       Kerstmis    jaartafel

.

401-378

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (1)

.

Kerstmis: alle artikelen

Voor veel meer kerstknutsels: Tineke’s doehoek

KNUTSELEN

overzicht:

ENGELTJES
11) engeltjes;
15) engeltje van zijdevloei;
16) kerstengel van goudpapier;
20) engeltjes samen omhoog -trek-engeltjes;
24) kerstengeltje;

KAARSEN
1) kaarsentrekken in de klas;
2) kaarsentrekken;
3) kaarsentrekken, een heerlijk werkje;
4) zelf kaarsentrekken;
5) versieren van kaarsen;

KERSTBOOM
17) kerstboomversieringen van papier;
27) kerstboomhartje;
14) kerstmobile;
31) kerstmobile;

KERSTSTAL
9) kerststal
32) kerststal
19) draaischijf: herders aanbidden het kind;
26) kerstgroep van schapenwol;
33) van karton en katoen

KERSTSTUKJE
34) eenvoudig te maken met de kleinsten
6) kijkdoos;

LICHT
10) lantaarntjes;
28) lichtglaasje versieren
18) transparanten: op glas, van papier, hangend, van verschillende lagen, staand, met uitgeknipte figuren, met materiaal uit de natuur);
30) glasmozaïek

STERRREN
7)  strosterren;
13) sterren;
21) sterren van stro;
22) sterren van papier;
23) stroster;2
25) origami-ster;
29) ster van 2 vierkantjes

WALNOTEN
12)
vergulden
bootje
popje in bedje
kabouter in schommelstoel

8) ideeën voor advents- en kersttijd;

[1] Kaarsen trekken:
in de klas en thuis

[2] Kaarsen versieren

KAARSENTREKKKEN

[1/1]
in de klas
In de heemkundeperiode(n) van de 3e klas waarin ook oude ambachten aan de orde komen, is kaarsentrekken een activiteit die met de kinderen goed te doen is.

Wanneer je een jaar tevoren bijv. “Het bijenboekje” van Jakob Streit (klassikaal) hebt gelezen, weten de kinderen al veel over het ontstaan van de bijenwas – het lijkt me dat je de kaarsen daarvan maakt.

Een goede, zorgvuldige voorbereiding is essentieel. Tenslotte werk je met gloeiend hete was!

Hoe je het ook doet: er mag voor de kinderen geen enkele gevaarlijke situatie ontstaan. Dus wanneer je de was warm maakt en houdt op een elektrische plaat, moeten de kinderen niet kunnen struikelen over het snoer. De pan moet stevig staan, dus geen wiebelende campinggasbrandertjes – om maar wat te noemen.

De hulp van een ouder is zeer welkom. Die kan in de keuken de was alvast iets voorverwarmen.

In de klas maakte ik een rechthoek/vierkant van de tafeltjes – de stoeltjes kun je dan in de binnenkant neerzetten, zodat de kinderen er niet over struikelen – een en ander hangt natuurlijk af van de hoeveelheid kinderen en/of de klassengrootte.

In het midden van dit vierkant staat de pan met water  op het vuur met daarin een (hoog) blik met de vloeibare was. Van te voren hebben de kinderen een lontje gekregen.

Dan lopen ze achter elkaar aan – met afstand – ‘er loopt nog een onzichtbaar kind tussen’ – en in optocht gaan ze langs de was. Op de tekening heb ik een rode streep getrokken. Daar mag alleen het kind ‘overheen’ dat aan de beurt is. Pas als dit kind aan de andere kant de rode streep weer passeert, gaat het volgende kind indopen.

De kinderen ervaren snel genoeg dat je voorzichtig moet lopen als je ingedoopt hebt. Loop je te vlug, dan maakt de lont slingerende bewegingen en dus ook de vorm van je kaars.

Slimmeriken die een dikke kaars willen maken en de lont extra lang ingedoopt houden, krijgen de deksel op de neus, want nu smelt alle vorige was eraf. Het is dus indopen en voorzichtig (snel) weer omhoog.

Zet voor alle zekerheid een emmertje koud water ( met ijsblokjes) onder de tafel, voor het geval dat…en natuurlijk blijft de kraan vrij, want ‘eerst water, de rest komt later…’  En brandzalf (van Weleda).

De geur van bijenwas vind ik heerlijk, maar is ook wel zwaar. Bovendien gebruikt het branden zuurstof, dus ook flink ventileren.

Natuurlijk mocht het kaarsje mee naar huis.

De kinderen maakten (later) nog een tweede. Dat stond op de morgen van de kerstviering op hun tafeltje in een eenvoudig kandelaartje van klei – ook zelf gemaakt.

Wanneer dan (voor de laatste keer) de 4 adventskaarsen brandden, mocht een kind zijn kaarsje daaraan aansteken en met zijn lichtje het lichtje van het kind naast hem, enz.

Lichter en lichter wordt het dan in de klas. Het mooiste licht schijnt je echter tegemoet uit de ogen van de kinderen waarin de vlammetjes weerkaatsen.

Het laatste kind heeft geen buurman meer om diens lichtje aan te steken; hij of zij mag natuurlijk jufs of meesters kaars op het bureau verzorgen.

(zie ook, voor nuttige aanvullingen, de andere artikelen over kaarsentrekken)

kerst kaarsentrekken

[1/2]
k
aarsen trekken
Zelf kaarsen maken is voor kinde­ren en volwassenen een fijne voor­bereiding van de kersttijd. Op verschillende manieren kan men kaarsen maken, maar het trekken of dompelen is wel de meest feeste­lijke.

de was
Voor een gezin met enkele kinde­ren hebt u aan ongeveer 2 kg bijen­was voldoende.
Vraag vooral schone en zuivere bijenwas. De kleur hiervan is goud­geel en het ruikt heerlijk. Hoe scho­ner de was, hoe minder de kaarsen druipen.
Bijenwas is bij elke bekende imker te bestellen. Ook het bijenhuis te Wageningen levert was.

de pitten
Voor kerstboomkaarsjes en lange, niet te dikke kaarsen, is breikatoen no. 8 goed te gebruiken. Voor dikke kaarsen zijn wel echte pitten nodig.

Bijenhuis Wageningen, Grintweg 273, en enkele kaarsenwinkels ver­kopen pitten in twee diktes.

een smalle bus
bijvoorbeeld een ovomaltine-bus of voor lange kaar­sen twee op elkaar gesoldeerde busjes van plakband.

een voorraadblikje
bijvoorbeeld koffieblik (even nakijken of het waterdicht is! ).

een oude pan
waar busje en blik beide in passen.

het trekken
Vul de pan half met water. Het voorraadbusje en blik gevuld met de in stukjes gehakte was er in, en ver­warmen au bain-marie, tot de was vloeibaar is.

De pitten langer nemen dan de eigenlijke lengte van de kaars moet worden, dit voor het vasthouden. De pitten één voor één in de vloei­bare was dompelen en daarna — als de was aan de pit nog zacht is — voorzichtig recht trekken. Wachten met de volgende dompeling tot de was aan de pit gestold is.
Als er een aantal kinderen zijn, die kaarsen willen trekken, laat ze dan in een kring lopen [zie artikel hierboven], waar­bij ze steeds langs de pan komen. Zo kunnen ze om de beurt hun kaarsje in de was dompelen, en “groeit” de kaars steeds dikker. Een mooie gotische vorm krijgen de kaarsen door ze steeds helemaal onder te dompelen: het niveau van de was moet dus op dezelfde hoogte blijven. Voortdurend aanvullen uit het voorraadblikje met vloeibare was. Af en toe de kaars van onderen iets afsnijden, anders ontstaat er een lange punt.

De was moet niet te heet worden, anders ontstaat geen nieuwe laag bij de dompeling, maar smelt er juist een laagje af. De ervaring leert dit vanzelf.

Met Kersmist een boom met zelfgemaak­te kaarsjes erin, is echt een feest.

(Jonas, 30-11-1973)

 

[1/3)]
kaarsen trekken, een heerlijk werkje
Kaarsen trekken is een heerlijk werkje in de adventstijd. De geur van de bij­enwas vult weldra je hele huis en hoort al snel onverbrekelijk bij advent, St.-Nikolaas en Kerstmis. Kinderen vinden het fijn om te helpen en klein­tjes zijn dol gelukkig met hun eigen getrokken kaars, die ze vaak als een kostbare schat, zelfs tot kerstavond of een ander door hen gekozen moment willen bewaren.
Op de St.-Nikolaasmarkt van de Geert Groote School in Amsterdam is alle jaren de gelegenheid voor kinderen om een kaars te trekken. Vorig jaar om­streeks deze tijd kwam er een jongetje naar me toe met de vraag: ‘Mevrouw, gaan we weer kaarsen trekken op de St.-Nikolaasmarkt?’
Toen ik vertelde dat we dat zeker zouden doen, zei hij: ‘O, fijn dan kom ik een kaars maken. Weet U, die van vorig jaar die heb ik nog, want ik vind hem zo mooi, ik heb hem nog niet aangestoken’.
Een kostbare schat, voor hem vol­doende om er af en toe alleen maar even aan te ruiken.

benodigdheden
Een oud keukentafeltje of stevige kist.
Een kampeer- of ander butagasstelletje met twee branders, of op het gasfornuis, iets onhandiger)
Een oude hoge pan bijvoorbeeld melkkoker.
Een smal conservenblikje bijvoor­beeld van asperges.
Een oud steelpannetje.
Een dun sterk stuk touw of koord iets breder dan uw kamer.
Twee haakjes om het touw van de ene naar de andere muur te spannen.
Plus minus tien S haakjes.
Een scherp mesje.
Doosje lucifers.

en natuurlijk niet te vergeten:
Bijenwas
Pit.

We beginnen het touw of koord, met behulp van de haakjes, van de ene muur naar de andere te spannen, iets boven hoofdhoogte. De kinderen lopen er dan makkelijk onderdoor. Nu nemen we de pit, maken aan de bo­venkant een lusje, lusje aan het S haak­je, haakje aan het touw. Zo tien, twaalf of meer op een rijtje. De andere spullen hebben we allemaal klaar gezet en nu gaan we de was, waarin we gaan dompelen, vloeibaar maken.

De eerste keer is het het duurste want we moe­ten de ‘stok’ nog vormen. Dat is de voorraad was in het smalle conserven­blikje, dat door zijn diepte, de uiterste lengte van de kaars bepaalt. We breken wat was in kleine stukjes in het oude steelpannetje en laten dat op de ene brander, op een héél laag vuur­tje smelten. Op de andere brander staat de oude hoge pan met zoveel ko­kend water, dat het smalle conserven­blikje in het midden er ruim in staat, maar er geen kans bestaat, dat het wa­ter door stoten of koken in het blikje loopt. Gaat het blikje drijven, steen onderin.

De was in het steelpannetje is nu ge­smolten en we gieten het voorzichtig in het smalle blikje waarin ‘au bain-marie’ de was vloeibaar blijft, maar waardoor ze niet verbrandt. Nieuwe stukjes was worden gesmolten in het steelpannetje en weer in het blikje ge­goten. Net zo lang tot het blikje, tot op een rand van 3 a 4 cm na, vol is. Nu nemen we een haakje met pit er­aan en houden het in de was. De pit moet zich de eerste keer volzuigen (let op: alléén de eerste keer) en als we geen kleine luchtbelletjes meer op de was zien borrelen is de pit verzadigd. We halen hem uit de was, en laten hem goed uitdruipen boven het blikje. Als de was die in en aan de pit kleeft, hard wordt, hangen we hem aan het lijntje. Nu het nog uiterst dunne kaars­je in wording even strekken, zodat het niet gebubbeld aan het haakje hangt. Het trekt na vijf minuten weer krom, maar daar trekken we ons niets van aan, er mogen alleen geen kreukels in zitten. Als hij wat dikker is blijft hij mooi recht hangen. Nu laten we de eerste en we nemen de volgende: vol­zuigen, uitdruipen, weghangen, strek­ken. Zo alle andere en na de laatste, beginnen we weer aan de eerste, die nu lekker koud is geworden en dat is ook de bedoeling, want dan kleeft er meer was aan als we hem dompelen. Nu komt het eropaan, zo snel moge­lijk het dunne sprietje even in de was te dompelen. Echt er in – eruit, zon­der omkijken. Zou je een kaars, hoe dik hij ook is, in de vloeibare warme was hangen en even een praatje ma­ken, dan zou je de lege pit eruit halen. Hij is snel warm en zakt zonder hou­vast van de pit. Daarom ook is het goed altijd een aantal tegelijk te ma­ken, zodat de eerste afkoelt als je naar de laatste toewerkt. Krijgt de kaars wat meer postuur, dan vormt zich een kluitje onderaan, waar de pit niet in doorloopt, dat snijden we af met een scherp mesje, als de kaars nog warm is.
Voorzichtig, de was is nog heel kwets­baar en zo krom te buigen. ’t Kluitje wordt weer gesmolten in het steelpan­netje en kan opnieuw gebruikt wor­den, Nooit stukjes was in het ‘au bain-marie’ blikje gooien, want ze kleven snel aan de kaars, die daardoor bescha­digt.

(Willemijn Otte, Jonas 6, 17-11-1978)

[1/4]
zelf kaarsen trekken

Benodigdheden:
blok bijenwas
lont
lange smalle fles of smal blik.

Snijd de bijenwas in blokjes en stop die in de fles of het blik. Het moet lang en smal zijn, anders blijven de kaarsen heel klein. Zet de fles in een pan met water en verwarm het geheel op het vuur*. Als de was helemaal ge­smolten is, kan het trekken beginnen. Op tafel of aan­recht worden kranten uitgespreid. Hierop zet men de fles. (Voorzichtig met een doek uit het water halen.) Zet de fles vooral niet op een koude aanrecht, want dan knapt hij. Iedereen heeft nu een stukje lont van ongeveer 20 cm. en doopt dit in de fles. Langzaam erin laten zakken en snel omhoog trekken, dan worden de kaarsen het mooist. De lont moet vastgehouden worden tot je weer aan de beurt bent, de was is ondertussen hard geworden en er kan een nieuw laagje overheen. Om bobbels te voorkomen kun je de kaars beter niet neerleggen. Wie door wil gaan tot de kaarsen klaar zijn, zal tussentijds de was moeten opwar­men. Er ontstaan vrij snel klonten in de was door afkoe­ling en dat maakt de kaars er niet mooier op. De kaarsen hoeven niet in één keer af. Dat duurt voor kleine kinderen te lang. Het is een leuk idee om de hele advent door aan de kaarsen te werken, om met Kerstmis een mooie verzameling te hebben. Bewaar kaarsen die nog niet af zijn niet liggend, maar hang ze bijv. aan een spijkertje op een plankje aan de muur.

Was die over is, kan tot het volgend jaar bewaard worden en er kan altijd nieuwe was aan toegevoegd worden. Deze bijenwas is te koop in de Bongerd in de Boschstraat evenals het lont. Witte katoen kan ook heel goed als lont gebruikt worden.

*ik heb geen ervaring met glas – lijkt mij niet zo’n veilig idee

[2] KAARSEN VERSIEREN

[2/1]
Van dunne versierwas, te koop in allerlei kleuren, kunnen figuurtjes gemaakt worden die stevig op de kaarsen worden gedrukt. Grote kinderen kunnen vaak prachtige voorstel­lingen maken en op deze ma­nier, bij de kleinere kin­deren is begeleiding wel nodig.

Een adventkaars kan ook als volgt gemaakt worden.

Neem een vrij grote witte kaars en maak daar omheen ringetjes van versierwas, net zoveel ringen als de advent dagen heeft. Elke dag kan de kaars één ringe­tje opbranden, tot aan kerstmis.

(Netty van Veen, nadere gegevens ontbreken)

 

6) kijkdoos

Een stal van goudpapier en zijdevloei
Voor kinderen is het fijn het hele kerstgebeuren nog eens te vangen op een klein overzichtelijk plekje. Een kerststal waar ze rustig naar kunnen kijken en die zijn eigen plaats krijgt in huis.
Deze keer hebben we gekozen voor een kijkdoos die in de adventsweken kan worden opgebouwd en op Kerst­mis met Jozef, Maria en het kind volle­dig wordt.

Een verpakkingsdoos voor laarzen geeft vol­doende binnenruimte voor de stal, een twee­de doos is handig omdat we van beide dek­sels raampjes gaan knippen.
Eerst snijden we uit de voorkant van één van de dozen een raam uit, zo groot dat aan alle kanten alleen een rand overblijft voor de ste­vigheid.
We verven de binnenkant van de doos goud, en maken de buitenkant mooi met papier, verf of waskrijt.
Op de achter-binnenkant komt de vijfpuntster als symbool van de geïncarneerde mens.
We maken haar van goud papier (zie patroon 1).
Daaromheen de engelenhemel van geel zijdevloei (patroon 2).
Hiervoor komen twee waxinelichtjes die de doos laten verlichten.
Van de twee deksels knippen we nu zes raampjes die precies de breedte en de hoogte van de kijkdoos hebben, maar aan de zijkant 2 cm extra om ze in de doos te plakken. Bo­ven- en onderkant zijn 1 cm breed (tekening 3). In al deze raampjes spannen we geel cel­lofaan, dat helemaal doorzichtig is. Elke paar dagen kunnen we nu een raampje voor de doos maken, eerst het achterste waar­op de balken van de stal worden afgebeeld (patroon 4). Het zijdevloei dat we in ver­schillende kleuren gebruiken om de figuren op de raampjes te maken moet met heel weinig lijm (velpon, geen plaksel) worden vastge­plakt op het cellofaan.

We geven hier slechts de basis omtrekken van de voorstellingen. De techniek om de trans­paranten te verfijnen staat goed beschreven in het boekje ‘Advent’ van Freya Jaffke, uit­gegeven bij Christofoor, en kan hier uitste­kend gebruikt worden.

Het volgende raampje is het voorste, waarop de kudde schapen van wit zijdevloei (pa­troon 5) en later de oudste herder (bruin, pa­troon 6) worden geplakt.
Volgt het een na achterste raam met de os en de ezel (pa­troon 7 en 8), en het een na voorste met twee engelen (patroon 2).
Steeds moeten we even kijken om een com­positie te vinden die de hele ruimte vult en waarin de figuren elkaar niet in de weg staan.
Als volgende wordt het raam met de herders in de doos gezet (patroon 9-10-11) en ten slotte op kerstavond het laatste raam met Maria (patroon 12), Jozef (patroon 13) en het kind in de kribbe (14).
Twee engelen achter hun rug houden de wacht (patroon 15). De raampjes worden circa 4 cm achter elkaar vastgeplakt of geniet in de doos.
Op de bodem van de doos leggen we wat hooi. Het dak bedekken we met blauw zijde­vloei, behalve het achterste gedeelte waarin de kaarsjes staan.

Zo vindt deze kerstdoos zijn weg naast het bed, als de kinderen voor het slapen gaan nog eventjes naar al dat moois mogen kijken.
Als het Driekoningen wordt, ten slotte, plak­ken we geel cellofaan aan de binnenkant van het kijkvenster en laten daarop de drie ko­ningen de doos binnenkomen; de rode voor­op gevolgd door de blauwe en de groene (Moorse) koning (patroon 16-17 en 18).
De hele doos kan natuurlijk in hout worden uitgevoerd, waarbij de raampjes in kleine gleufjes vallen. Ze zijn dan voor elk jaarfeest verwisselbaar.

kerst kijkdoos 2

kerst kijkdoos 1

(Frans en Tinke Geus, Jonas 8/9, 16-12-1983)

7) strosterren

Nu al weer enkele jaren achter elkaar hebben we op de Sint-Nicolaasmarkt de strosterren en -figuren kunnen kopen.
Hoewel de winter nog niet afgelopen is, zien we nu toch de wintertarwe alweer zo!n 15 à 20 cm boven de’grond staandat zo’n prachtig groene waas geeft over de zwarte aarde.
Als men dan gaat bedenken, dat wat nu net boven de grond komt het materiaal wordt, waarmee je over een half jaar de goudglanzende figuren maakt, dan zal een ieder moeten begrijpen, dat daar nog vele krachten moeten werken voor het zover is.
In vele oude volkeren werden die krachten gezien als Goden of Geesten,  die daar werkten en uit verering voor hen zijn de strofiguren ontstaan.

Zo wordt verteld dat in Egypte Koningin Isis de aandacht van haar gemaal Osiris laat vestigen op de in het wild groeiende tarwe en de gerst. Osiris liet toen zijn onderdanen zaden verzamelen en de grond langs de vruchtbare Nijl bewerken. Hier liet hij de zaden kiemen en groeien, totdat ze geoogst konden worden.

In Babylon vereerde men de Godin Ishtar, de moeder van het heelaldie de mens en de dieren kon voorzien van voedsel. Haar zoon Tammuz werd de ‘graangeest’. Men be­schreef hem als een jonge God, die ieder jaar stierf en ieder jaar geboren werdnadat er in het voorjaar gezaaid was. Hij moest tegen de demonen en tegen het slechte weer vechten, zodat het voor de mensen moge­lijk was te ploegen en te zaaien.

In India was het Indra, die tegen de Vritra vocht en de demonen verdronk.

In Scandinavië was het Thor, die vocht tegen de !vorstreuzen’.

In India worden nog steeds de meeste strofiguren gemaakt van rijst. Deze dienen als talisman; vaak hangen ze boven de deuren van pas getrouwde paren. Meestal is het de ramshoorn’ als symbool van de hoop op genoeg voedsel. Dit soort symbolen duidt aan hoe de mensen vroeger de wonderen der natuur ervaren hebben. De oogstsymbolen waren dankoffers voor de Goden. Eerst alleen nog versierde schoven met bloemen en bladranken, maar daarna kregen ze meer gestalte. Eerst nog voorname­lijk de gestalte van Moeder Aarde. We vinden dat in de vele vrouwenfiguurtjes (corn dollies) terug. Later werden ook andere vormen gebruikelijk.

In de meeste landen kende men de gewoonte om de laatste bos
graan later te oogsten. Daarin kon de ‘graangeest’ zich
huisvesten en gedurende de winter rusten. In de lente, als het graan weer uitgezaaid werd, werd de oude bos meegenomen naar de akker, waar het nieuwe graan aan het
ont­kiemen was, zodat de ‘graangeest’ zich weer kon verenen met het jonge groene graan.
Die bundel graan is in de loop der jaren veranderd tot strofiguren. Als we dan nu weer terug kijken naar de akker, zoals hij er nu bij ligt, dan zouden we binnenkort de strofiguren, die we vorig jaar gemaakt hebben, buiten moeten leg­gen, om de ‘graangeest’ verder te kunnen laten leven.

Een ieder die deze oeroude traditie verder zou willen laten leven en zelf het ple­zier zou willen beleven van het maken van strofiguren, zou van de zomer bij de boer langs moeten gaan en hem vragen om een bundel graan.

De tarwe is het fijnste graan om mee te werken, maar de haver heeft de mooiste goudglans.

In het najaar kunt U dan onder leiding van een groepje, dat het vaker gedaan heeft, misschien meehelpen om deze mooie symbolische figuren te maken voor de Sint-Nicolaasmarkt

(Irene Bordewijk, nadere gegevens onbekend)

8) Ideeën voor advents- en kersttijd

In deze donkere tijd voor het kerstfeest waarin we toch bezig zijn met het verschijnen van het Licht in de duisternis, kunnen we proberen ook iets van die advent, die verwachting bij onze kinderen te wekken. Het gaat er immers ieder jaar weer om het kerstfeest opnieuw in ons tot leven te laten komen, zodat we hieruit opnieuw en met kracht voor de toekomst verder kunnen. De woorden, motieven en beelden die hiervoor al eeuwen mensen tot het gemoed spraken, blijken tijdloos te zijn door hun wijsheid en vroomheid. Het feest van het Licht in deze donkerste tijd van het jaar wijst ons de weg naar de scheppende liefde van de Vader, die zijn zoon naar de aarde zendt. Die liefde wil in het hart van ieder mens geboren worden.

Hoewel bij het verschijnen van deze krant de adventstijd een eind gevorderd is, volgen toch hieronder een aantal ideeën om voor en met je kinderen samen uit te voeren.

Een aantal ervan is ontleend aan het Boekje “Advent, ideeën voor de advents­tijd” van Freya Jaffke en aan “Jaarfeesten’‘ van Henk Sweers e.a.

9) De kerststal

Met het opbouwen van het stalletje kunnen we beginnen op de eerste advents­zondag. We kunnen proberen zo ook de kinderen het gevoel te geven dat er een zorgvuldige voorbereiding nodig is voor de komst van het Christuskind in de kribbe en dat daarbij alle natuurrijken moeten worden betrokken.

Hij  is de ster, hij  is de zon,
hij is de eeuwige levensbron,
uit plant en steen, uit zee en licht,
straalt zijn
godd’lijk aangezicht.”
Op de eerste adventszondag beginnen we met mooie stenen, de tweede mos,  plantjes, dennengroen.
Op de derde zondag komen er de dieren bij: schapen, os en ezel  (ook hiervoor staan goede ideeën in het boekje van Freya Jaffke). Het stalletje wordt verder opgebouwd, Jozef en Maria komen elke dag een stukje dichter bij de stal, waarin op kerstavond het kindje in de kribbe verschijnt. Ook de herders en de engel zijn dan bij de stal. Na de 12 heilige nachten verschijnen de Drie Koningen. De herders zijn dan weer verdwenen.

10) lantaarntjes

Met een spijker allemaal gaatjes maken in een mooi glimmend conserven­blik* en hierin een waxinelichtje zetten.

De hele kleintjes kunnen een glazen potje mooi beplakken met allemaal verschillende kleurtjes vloeipapier.

Van tekenkarton of goudkarton is natuurlijk ook op meerdere manieren een lantaarntje te maken.
Aan alle 4 de kanten een venster uitsnijden en hierachter van vloeipapier iets plakken of een eenvoudige transparant voor de groteren (ook de tech­niek van het transparanten maken komt in het boekje van Freya Jaffke uit­gebreid aan de orde).

In plaats van een venster kun je natuurlijk ook iets anders uitsnijden of -knippen:  een ster, een kerstboom, een kaars, en aan de binnenkant een stukje zijdevloei- of transparantpapier plakken. Op deze manier zijn ook versieringen voor in de kerstboom te maken of om voor het raam te hangen.

*in een ander artikel wordt de suggestie gedaan het blik met water te vullen en een nacht in de vriezer te leggen; dan kun je de gaatjes erin slaan zonder dat het blik indeukt.

kerst knutselen

11) engeltjes 

Voor in de kerstboom of aan een mobile kunnen we op verschillende manieren engeltjes maken:

–   wol, kamband is het mooist en het meest geschikt. Een bolletje afbinden met goud- of zilverdraad, verder ook met bv. draad er het model van een engel aan geven (middel afbinden en proberen vleugeltjes te maken).

–   vloeipapier, een cirkel van vloeipapier dubbel vouwen, in het midden met behulp van een bolletje papier of wol een hoofdje afbinden, een klein knoopje aan weerszijden voor de vleugeltjes.

kerst knutselen2

goud- of zilverfolie: de vorm van een engeltje uitknippen, eventueel de vleugeltjes apart en eraan plakken.

van stro
voorgeweekte strootjes
schaar/scherp mesje
rood garen

Hiervoor nemen we negen mooie dunne halmen, leggen precies in het midden een lucifer en binden op deze plaats af. Van zes strootjes de vleugels maken en van drie de armpjes (nog niet afbinden). Nu boven de afbinding de strootjes voorzichtig met een knikje naar beneden vouwen en losjes in de hand houden. Drie strootjes achter opnemen en hier de vleugels tussen schuiven, drie strootjes voor opnemen waar we de strootjes voor de armpjes onderleggen. Alle halmen weer in het gelid leggen en in het midden afbinden, terwijl de armpjes en vleugeltjes naar boven geduwd worden. Onder deze afbinding waaiert het rokje uit. We slijpen een puntje aan de lucifer, prikken een gaatje in het kurken bolletje, doen een beetje velpon op de lucifer en duwen het kopje hierop. Van een plukje vlas maken we het haar. Het gezichtje hoeft niet aangegeven tc worden. De armpjes vouwen we nu naar voren en we binden hiertussen een boeketje van bloemetjes, gevonden tussen het stro. Om het halsje binden we een draadje, zodat het engeltje kan hangen aan een kerstboom, lamp of waar dan ook!

kerstengel van stro

nog een:
kerstengel van stro 2(i.v.m. de leesbaarheid:)
bij -d-staat: armpje
bij -e- vleugels; knoopje
bij -g- vleugeltjes en armpjes tegelijk vastmaken door het bundeltje — nog een keer af te binden

van kamband
Nu het middel afbinden, weer met een zilveren draadje. Kruis ook nog eens over de borst. Het gewaad van de engel is af, wanneer je de kambandstreng een beetje uitspreidt. Geef de engel nog een mooie haarband – klaar!

kerstengel van kamband

van gekamde lont
Van mooi gekamde lont, van lange plukken schapenwol of van dikke wol uit de winkel. Neem een lange pluk wol – niet te dik, anders wordt het zo’n propje! Maak in het midden een knoop en vouw dubbel. De knoop is dan het gezicht en het haar (knotje)! Onder deze knoop (gezicht) de twee einden afbinden met een draadje of een dun plukje van de wol. Tussen de 2 lagen een plukje wol voor de armen leggen en daarachter – ook tussen de lagen één voor de vleugels. De armen aan de einden dubbelslaan en voor de handjes afbinden. Om het middel afbinden en de rok mooi wazig uitpluizen en eventueel in een vorm knippen – rond. Zo ook met de vleugels. Een draadje eraan en de engel kan hangen.

van papier:
Voor een engel van circa 8 cm hoogte: Knip een strook wit papier van 1 cm breed. Knip van deze strook 5 stukken van 8 cm lang, 2 van 3 cm lang en 1 van 4 cm lang. Knip aan al deze stroken een punt, behalve aan die van 4 cm. Van de stukken van 8 cm geeft u er drie een golf door ze over de schaar te trek­ken. Plak deze drie aan de bovenkanten op elkaar zodat ze de jurk van de engel vormen. De andere twee stukken geeft u een krachti­ger golf en u rolt ze om een potlood tot kurkentrekkers. Plak ze als vleugels aan de jurk. De twee stukjes van 3 cm worden als gebo­gen armen aan de voorkant van de jurk ge­plakt. Het stukje van 4 cm vormt u tot een kapje. Knip de onderkant tot een punt bij en lijm het zo op de schouders vast dat het een hoofd suggereert. Het ophangdraadje wordt onder het kapje bevestigd.

kerstengel van papie 2r

kerstengel van papier

kerstengel van papier 3

van papier
van zilver- of goudpapier. Teken een cirkel – bv. om een schoteltje (niet te klein, want dan wordt het zo moeilijk vouwen). 
Elke vouw door het midden. Dan rondom plooien, zoals bij een harmonica, maar nu rond het midden dicht bij elkaar en naar buiten toe plooien. Een houten kraal met wat lijm erop als hoofd. Wol of schapenwol; als haar en 2 vleugels van hetzelfde papier in een vorm die je mooi vindt. En zo maak je een hele rij engeltjes voor in de vensterbank of op de kersttafel.

van brooddeeg
van een soort brooddeeg of ook wel bakkersklei genoemd. Je kunt het niet eten; er zelfs niet van snoepen! Maar je kunt ermee boetseren en dan in de broodoven bakken. Je maakt het zo:
4 kopjes gewone witte bloem
1 kopje zout
1,5 kopje water
1 eetlepel slaolie
goed door elkaar mengen, het mag niet kleven. Dan nog wat meel erbij.

En nu fijn engeltjes boetseren die voor het raam kunnen hangen. Lusje van ijzerdraad erin prikken en in de oven hard bakken. Een laagje vernis en klaar.

12) WALNOTEN

Ook hiermee zijn weer verschillende mogelijkheden:

vergulden: met goud- of zilververf, voor de adventskrans (met 4 kaarsjes, waarvan er elke adventszondag weer een kaarsje meer mag branden) of voor de kerstboom.

Dit vergulden kan natuurlijk ook met dennenappels, eikels, rozenbottels en andere vruchten. De walnoot is echter bij uitstek geschikt om in deze tijd te gebruiken.
Vooral in de adventsketting van walnoten komt dat tot uiting: elke dag mag er een noot “gekraakt” worden. In een beeld wordt duidelijk ge­maakt dat er veel moeite en ook vreugde nodig zijn om het grootse mysterie van Kerstfeest te mogen ervaren.

ervoor nodig zijn:
evenveel noten als de adventstijd dagen telt,
2 of 3 meter rood lint, allerlei kleine verrassingen om de noten mee te vullen (evenals bij de adventskalender van de lucifersdoosjes).

De noten heel voorzichtig openmaken en de buitenkant vergulden, laten drogen. Dan een kleinigheidje in de noot doen en de beide kanten weer aan elkaar lijmen met het lint ertussen (een geduldwerkje),
op deze manier een ketting maliën. Elke dag mag er een noot open.

kerst knutselen 3

Een bootje:
Een halve walnoot vergulden,
van blauwe en rode bijenwas een kleine Mariafiguur vormen en in de walnoot zetten.

‘Het komt een schip geladen
tot aan de hoogste boord’

voor in de kerstboom
poppenbedje van halve walnoot
Langs de rand van de noot, het deketje en het kussentje met tubelijm vastzetten.
Het hoofd van het popje is een kraal, het lijfje een piepklein dun lapje, in de kraal gelijmd.
Wat uitgeplozen wol als haar op het hoofd plakken.
Ogen en mondje heel dun met viltstift tekenen of helemaal weglaten.

kerstboomversiering walnoot 1

kaboutertje
in schommel van halve walnoot.
Het kaboutertje is gemaakt van een pijpenrager of chenilledraad, hoofd van een kraaltje, muts van rood vloei- of crêpepapier. Een klein stukje vilt is zijn jakje, een baardje van een beetje schapenwol.
Aan de noot een draad vastlijmen om op te hangen, daarop een sterretje van goudpapier.

kerstboomversiering walnoot 2

13) sterren

Van stro,  goudkarton of transparantpapier

acht rechthoeken van gelijke grootte (bv. 9 bij 4 cm.)  uitknippen,
in de lengte vouwen en weer openklappen. De 4 hoeken omvouwen tot de middellijn, zodat boven en beneden een punt ontstaat.
De nu ontstane zijden van de punt ook weer naar de middellijn vouwen.

Nu alle 8 gevouwen punten op een stukje doorzichtig plakplastic(boeklon) netjes tot een ster samenvoegen.
Aan alle kanten van de ster een streepje plakplastic overhouden, zodat de ster op het raam geplakt kan worden.

kerst knutselen 4

(Bep Kroeze, nadere gegevens onbekend)

 

14) kerstmobile

Een gezamenlijk werkje tijdens de kerstda­gen of erna, is het maken van deze mobile, die ook in januari het huis nog siert. Naarmate er meer mensen mee helpen, zijn de vele sterren vlugger geknipt! Neem van gekleurd karton stroken van ver­schillende lengte en breedte en plak of niet elke strook tot een ring. Aan de bovenste, grootste ring, worden de kleinere met dun garen opgehangen. Aan alle ringen wordt een regen van sterretjes opgehangen, geknipt uit goudfolie, of uit rood-, wit- of zilverkleurig stevig papier.

kerst knutselen 5

(Katja Lobbe, Jonas 8/9/, 19-12-1975)

 

15) engeltje van zijdevloei

kerst knutselen 7jpg

kerst knutselen 6

16) kerstengel van goudpapier

Voor een grote engel van ongeveer 28 cm hoogte hebben we stevig goud- en zilverpapier nodig, verder wat was of stearine en fijn ijzerdraad (of twee houten stokjes).
Als lijm kunnen we Collal of iets dergelijks nemen.
We nemen een stuk ijzerdraad voor het hoofd, een tweede stuk voor de armen en die draaien we volgens voorb. 1 in elkaar.  (We kunnen ook twee houten stokjes kruisgewijs op elkaar binden.)
Dan kneden we om de uiteinden van dit geraamte van was het hoofd en de handen. Wie geen was heeft, kan met stijfsel bestreken zijdevloei om het ijzerdraad in elkaar frommelen tot een balletje en deze grondvorm dan herhaaldelijk in dik vloeibare stearine dopen (tussendoor telkens laten afkoelen), waarvoor we wat kaarsenstompjes hebben gewarmd.
De mouwen knippen we volgens voorb.- 4;
de los neerhangende pandjes plakken we om het middel, zodat de figuur wat meer vorm krijgt.
Voor de rok wordt een groot vierkant gevouwen, zoals voorb.6 aangeeft. Eerst moeten de diagonale vouwen worden gemaakt, dan de dwars- en lengtevouw, vervolgens de tussenvouwen en dan nog eens de tussenvouwen. In totaal moeten we dan 32 vouwen hebben (allemaal hoogliggend).
Nu vouwen we het blad goudpapier luchtig als een zakdoek op en knippen dan de rand rond; ook om het middelpunt heen knippen we een klein rondje (ca. 12 mm straal). Het blad wordt weer uitge­vouwen en nu gaan we alle naast elkaar liggende vouwen op elkaar vouwen, waardoor het geheel een waaiervormige plissérok wordt (voorb. 7), waarin we het lijf van de pop kunnen steken (voorb. 8).
Een klein stukje zelfplakkend band kan hierbij wel helpen.
We trekken onze engel daarna een keurs­lijfje (voorb. 11) aan om de plakkerij te bedekken.
De vleugels (voorb. 9) knippen we van zilverpapier (zilver aan beide kanten en anders dubbel nemen), waarna we ze op de rug vastplakken.
Het gezicht wordt eventueel nog licht gekleurd.
Voor de haren kunnen we het best zgn. engelenhaar (of lontwol) nemen.
Ten slotte krijgt de engel nog een kroontje.
Wie er van houdt kan van zilverpapier nog kanten manchetten en een kraagje knippen. Eenvoudiger is vaak mooier.

kerst knutselen 9

(bron onbekend)

 

17) kerstboomversieringen van papier

Deze versieringen worden gemaakt van doorslagpapier of van een ander soort papier van dezelfde dikte.
Het gewenste model overtekenen op een stuk dubbel gevouwen papier. De stippellijn geeft de vouwlijn aan.
Het papier wordt opengevouwen.
Nu 3 à 4 vellen papier onder het papier met de tekening leggen en met de naaimachine stikken op de vouwlijn. De draden moeten aan beide kanten goed worden afgehecht.
De papieren bij het stiksel dubbelvouwen en het patroon uitknippen met een scherp puntig schaartje.
Dan de papieren van elkaar halen en ze regelmatig om het stiksel verdelen. Nu nog een draad eraan om ze aan op te hangen.

0019.tif

0011.tif

Piramidevormige versieringen

Om goed resultaat te krijgen is het noodzakelijk zeer precies te werken. Het beste is om zelf de driehoeken met een passer te construeren, maar heel nauwkeurig de tekening overnemen gaat ook. Teken de fifuur met de 4 driehoeken en vouw de driehoeken over elkaar heen. Op de bovenste wordt de motieftekening aangebracht. Nu in alle 4 de lagen tegelijk het motief uitknippen. Vouw de figuur weer open. Nu wordt een draad door de 3 punten gehaald en vastgemaakt. Klaar.

0011.tif0012.tif

0020.tif

(Uit ‘knipsels, knutsels, kneepsels’ van G. en H. Ask, uitg. Wolters, Groningen, 1969)

 

18) licht doorschijnende beelden

Vanaf de herfst kun je beleven hoe het licht zich dag na dag langzaam terug­trekt. Steeds kleiner wordt de boog die de zon aan de hemel doorloopt, steeds groter en dieper wordt de boog onder de horizon. Uiterlijk wordt het steeds duisterder. Innerlijk kun je de beweging van de zon mee maken, hoe deze in het zuidwesten ondergaat, steeds verder afdaalt langs het westen, het noordwesten en het noorden om de volgende ochtend in het zuidoosten pas iaat weer op te komen. Wanneer je je dit zo voorstelt kun je tot de merkwaardige ervaring komen dat de aarde enigszins transparant voor je wordt, dat je het zonlicht dat je in zijn loop blijft vervolgen als het ware een beetje door de aarde heen ziet schijnen. Een beeld hiervoor is de koolraap die van binnen uit doorlicht wordt, zoals de kinderen die met Sint-Maarten ronddragen.

Er is een wezenlijk verschil tussen licht dat dóór materie heen schijnt en licht dat ergens op schijnt en teruggekaatst wordt. Ook de kleuren worden heel anders, wat je bijvoorbeeld aan bloe­men en herfstbladeren of aan kristal­len kunt zien, die ineens zélf gaan stra­len met een verdiepte, warme gloed, wanneer het lage licht er door valt.
In de mens leeft een zeker verlangen naar deze verschijningsvorm van het licht, die de zwaarte en de dichtheid van de materie doorbreekt en die werkelijk de kleuren als ‘daden en lijden’ van het licht openbaart. Zoals de natuur daarmee speelt, in de plantenwereld, in de wolkenlandschap­pen, zo kun je als mens ook spelen met dit doorvallende licht en die kleu­rengloed door zelf ‘transparanten’ te maken. Het is een fascinerende bezig­heid, die je een beetje opheft uit de aardezwaarte en die tot verrassende ontdekkingen voert.
Johanna Kollewijn en Willy Steiner beschrijven hieronder hoe je op een eenvoudige manier transparanten kunt maken in verschillende vormen en met verschillend materiaal.

Met welke materialen kun je transparanten maken? Hoe werk je ermee? Wat heb je er voor nodig? We willen enkele ideeën en voor­beelden geven.

Transparanten op glas

Glazen potten beschilderen met glasverf. Een waxinelichtje erin.
Op een glazen plaat kleine stukjes gekleurde bijenwas, die in de hand dun is gemaakt, drukken. Cellofaan papier er tegenaan leggen ter bescherming. In een koord van gevloch­ten raffia voor het raam:

kkerst knutselen 10 1

Transparanten van papier

Materiaal:
Fotokarton – dit knipt goed en is door en door gekleurd.
Eén grote en één kleine goed knippende schaar.
Zijdevloeipapier, minimaal de drie grondkleuren: geel – blauw – rood; ook in lichte tinten.
Bij het kopen erop letten of het papier licht doorlaat en of het niet te vezelig is. In plaats van vloeipapier kun je ook met vlie­gerpapier werken. De kleuren hiervan zijn sterker waardoor de transparant gauw te donker wordt. Vliegerpapier is wel meer be­stand tegen de inwerking van licht. Boterham- of transparant papier.
Cellofaan: wit, bij wijze van glas.
Lijm, bijvoorbeeld: Gimcol, prittstift, velpon.
Lichtbron bij het werk: buitenlicht, lamp, kaars of lichtbak.
Een lichtbak bijvoorbeeld van een kistje maken, meteen klein lampje erin en een glasplaat er over heen.

Voorbeelden voor het maken van transparanten van papier:

Voor kinderen
Op een vel boterhampapier vorm je met stukjes gescheurd vloeipapier een achtergrond. Begin met grote vlakken, daarop lijm je kleinere stukken tot voorstel­lingen.
Als je een groot papier voor het raam hangt, kun je met een groep samen aan deze trans­parant werken.

Voor de kleintjes
Op een lijst of ‘raam’, ge­knipt van fotokarton, wordt een boterham­papier geplakt. Daarop kunnen zij gekleurde vlakjes vloeipapier lijmen tot een vrolijk kleurenspel.

hangende transparant

Van fotokarton twee raampjes knippen.
Op een los stuk boterhampapier de kleurvlak­ken of de voorstelling maken. Voor de ach­tergrond scheur of plak je enkele grotere lichtgekleurde stukken vloeipapier. Ze mogen elkaar gerust overlappen.
Plak alleen de buitenste randen vast. Hierop kunnen dan de figuren geplakt worden. Deze kan je opbou­wen uit kleine stukjes of uit één stuk scheu­ren. Houd de voorstelling af en toe tegen het het licht om te zien hoe het wordt en of het licht er doorheen blijft schijnen. De voorstelling tussen de raampjes plakken. Zo is het goed houdbaar. Vloeipapier ver­bleekt gauw, dus licht-dicht opbergen!

Transparant met verschillende lagen

Verschillende lagen van op elkaar afgestemde tinten. Wat het lichtst moet zijn wordt uit al­le lagen weggeknipt, en dan vervolgens daar­omheen telkens één laag minder wegknippen. Mooi is om het licht in het midden te nemen zodat het uitstraalt, (zie foto onder).

kerst knutselen 10 2

 Staande transparant

Fotokarton (of goud­karton) dubbel vouwen en de vorm uitknip­pen. Met een mesje de stippellijn inritsen (aan de achterkant) en de flappen naar ach­teren vouwen. De onderkant van de flappen iets schuin wegknippen zodat de transparant niet naar voren valt. Achter de opening trans­parantpapier plakken waarop een voorstel­ling aangebracht kan worden. Mariamantel en roosjes kunnen uit gefrommeld vloei worden gemaakt.
Ster uit karton knippen en aan de achterkant geel transparantpapier plakken. Op dezelfde manier kun je ook een drieluik maken. Links bijvoorbeeld de verkondiging, in het midden het kribje, rechts de koningen, (zie tekening onder).

kerst knutselen 10 3

kerst knutselen 10 4

Transparant met uitgeknipte figuren

Een model knippen van fotokarton. Aan de ach­terkant met bijvoorbeeld wit potlood de voorstelling (figuren) tekenen. Bij het uit­knippen van de figuren zorgen dat tussen de vlakken een reepje karton blijft staan. Hier­door ontstaat een licht-donker effect. Het dient ook om het gekleurde vloeipapier op te plakken! Het overtollige vloeipapier zorgvul­dig wegknippen. Heel weinig lijm gebruiken, alléén op de randjes! Anders komen er vlek­ken!

Een groter vlak kan met meerdere laagjes be­plakt worden om kleurnuances te krijgen. Je kunt ook de uitgeknipte figuurtjes aan de voorkant verbindend opnemen in een tekening waardoor de transparant, ook als er geen licht doorvalt, toch het aanzien waard is.

kerst knutselen 10 4

Transparanten met materiaal uit de natuur

Droog bloemen, bloemblaadjes, bladeren, grassen enzovoort. Knip een lijst van fotokar­ton. Ronde vorm: 18 cm. middellijn, 1 cm breed. Plak er cellofaan achter. Lijm één voor één de bloemen enzovoort er op met enkele druppels lijm. Neem gekleurde vloeibladstukjes en schik die zo op de bloemen, dat er een mooie licht-donker verdeling is. Houdt het geheel vóór een lichtbron. Lijm de vormen op de bloemen en werk af met cellofaan.
Je kunt de tijd van het jaar, de jaarfeesten, of een verjaardag in de keuze van je bloemen betrekken.
Een leuke transparante kerstkaart maak je van een dubbelgevouwen vel tekenpapier (17/22 cm). Knip een klein raam (8 cm middelijn) uit de voorkant. Plak er cellofaan achter en doe hetzelfde als hierboven be­schreven met kleine bloemen, takjes, een ster.

Nog een klein idee: plak bladeren op een doorschijnend wit papier, knip het papier op de maat van een jampot en wikkel het daaromheen, lijm de einden over elkaar. Een theelichtje erin en je hebt een mooie tafel­versiering.

kerst knutselen 10 6

Johanna Kollewiin en Willv Steiner; Annet Schukking, tek., Jonas 8/9. 19 – 12 1980)

 

 19) draaischijf: herders aanbidden het kind

De donkerrode achterkant (a) van deze draaischijf is van etalagekarton geknipt en 24 cm groot.
De voorplaat (c), waar de voorstelling van Maria en Jozef op geschilderd of getekend is, wordt van wit karton gemaakt en op vier punten met splitpennen (d) op de achterkant vastgezet.
Het derde deel is een cirkel (b) van wit kar­ton, die met de middelste splitpen (d’) tus­sen voor en achterkant wordt bevestigd.
De­ze cirkel steekt aan de onderkant iets tussen de voor en achterkant uit, zodat hij gemak­kelijk rondgedraaid kan worden. In de voorplaat is een opening (e) geknipt, waardoor herders en schapen zichtbaar zijn. Op de draaibare schijf worden in een kring herders en schapen (straks koningen) ge­schilderd, die als de schijf gedraaid wordt, steeds weer in de opening te voorschijn ko­men en na de aanbidding verdwijnen.

kerst knutselen 11

20) engeltjes samen omhoog

Uit een plankje van 10 bij 10 cm en 10 mm dik, engeltjes en kapstokje met de figuurzaag uitzagen. Door de vleugels een schuin gat bo­ren (zie stippellijn).

De engeltjes, wit en/of goudgekleurd geschil­derd, rusten op kralen (k). Stevig fijn touw gebruiken. De onderste kralen vasthouden, touw strak trekken en de handen om beur­ten op en neer bewegen.

kerst knutselen 12

 (Juultje v.d. Stok, Jonas 7,5-12-1975)

21) Sterren van stro

Droog stro breekt heel snel, daarom moet je het altijd eerst inweken tot het soepel is. Met warm water gaat dat vrij snel.

Wil je platte stukjes verwerken, dan moet je de aren opensnijden en voorzichtig met een strijkij­zer op een krant platstrijken. Maak je het ijzer heet, dan schroeit het stro en kan je kleurver­schillen maken.

a)   Acht korte, platgestreken strohalmen van gelijke lengte kruisgewijs met 1 uiteinde op elkaar leggen en met velpon of andere sneldrogende lijm vastplakken. De uiteinden van de strootjes kan je puntig afknippen. Voorzichtig, ze breken snel. Van goudpapier 2 rondjes knippen en op het mid­den plakken aan voor en achterkant. Je kunt deze ster iets ingewikkelder maken door tussen de lange stralen nog 8 kortere stukjes te plakken. Of door om en om smalle en brede te nemen.

kerst knutselen 12 1

b)  In plaats van 8 korte, losse, stukjes kan je ook 4 langere stukken stro nemen en die in het midden kruisgewijs over elkaar leggen.  (Eigenlijk twee kruizen en die laten verspringen.) Deze weer vastlijmen en verder als de vorige ster afwerken, eventueel weer met 4 wat kortere stukjes er tussen in. In plaats van te lijmen kan je het stro ook met een draad vastzetten. Die moet je dan tussen de strootjes doorvlechten, 1 of 2 rondjes, en kno­pen.

kerst knutselen 12 2

c)  Een 6-puntige ster maak je op soortgelijke ma­nier, maar dan met 3 (wat langere) stukken die je weer in het midden vastplakt of bindt, enz.

Wanneer je de sterren met een draadje vastzet kan je ook heel goed het ronde stro gebruiken. De hoeveelheid strootjes, dus de hoeveelheid pun­ten, kan je net zo groot maken als je wilt. Bij meer dan 4 (dus 8 punten) met het doorvlechten in fasen gebeuren. Eerst 3 of 4 stukjes vastzetten. Dan de volgende 3 of 4 daartussen in leggen en weer vlechten en knopen, enz. De draadjes komen dan steeds meer naar buiten toe te liggen. Je kunt de draad ook als versiering gebruiken door bv. een rode te nemen, of gouddraad (maar dat werkt wat moeilijker!).

kerst knutselen 12 4

d)   ‘Zonnetjes’; 6 of 8 platte stukken stro van gelijke lengte nemen en de uiteinden v-vormig insnijden of afknippen. Leg ze kruislings over elkaar en bind ze vast met een rondom gevlochten draadje. Als je ze heel klein maakt, (strolengte 3 à 4 cm) kan je ze gebruiken als opzetstukjes bij grote sterren.

kerst knutselen 12 5

e) Grote ster met ‘zonnetjes’; Maak een ster van 16 ronde strohalmen: 8 stukken van ongeveer 20 cm en 8 van ongeveer 12 cm lang, allen puntig afgeknipt aan de uiteinden. Leg ze om en om kruislings op elkaar en zet ze vlechtend vast. Prik nu om en om op de korte punten een klein zonnetje.

f) Of maak een ster van 4 lange, ronde stukken (18 cm) en 12 kortere (10 cm) en steek 8 zonnetjes op de lange stralen van de ster.

Een andere manier om strosterren te maken is door een bosje rond stro te nemen (goed geweekt en soepel) en deze in het midden met een draadje stevig vast te knopen, zodat de uiteinden uit­waaieren. Door 2 van zulke bosjes op elkaar te leggen krijg je een basisster waar je weer van alles mee kunt doen.

kerst knutselen 12 6

g)  Twee bosjes van 8 maken en op elkaar binden. Verdeel ze nu in bundeltjes van 4 die je weer vastknoopt, een eindje uit het midden. Het mooiste is om even voor die knoop nog een draad door de hele ster te vlechten, dus ongeveer 4 cm uit het midden, dan blijft de vorm mooi gespreid en het stro goed op zijn plaats.

kerst knutselen 12 6

Door de plaats van het opnieuw in bosjes bijeen binden te variëren krijg je verschillende vormen. Je kunt de vorm net zoveel uitbreiden als je wilt door telkens opnieuw te splitsen en te herbundelen.

NB. Het maken van stevige knoopjes gaat het beste met zijn tweeën!

kerst knutselen 12 7

22) sterren van papier 

a)  Zon van goud of zilverpapier.
Knip een strook van ongeveer 7 x 30 cm en vouw die in de lengte dubbel zodat het goud of zilver aan beide kanten zichtbaar wordt. Vouw de strook volgens de tekeningen, alle vouwen goed scherp maken.
1- middenvouw maken en de uiteinden daar tegenaan leggen.
2- de uiteinden nog eens dubbelvouwen tegen de middenvouw. Weer helemaal openleggen; er zitten nu 7 vouwlijnen in de strook. Leg het uiteinde nu tegen de eerste vouwlijn en strijk het glad.
3- het uit­einde tegen de 3e vouwlijn leggen en glad strijken.
4~ tegen de 5e vouwlijn.
5- tegen de 7e vouwlijn. Weer openleggen en hetzelfde nog eens doen met het andere uiteinde. Nu zijn de ‘bovenvouwen’ klaar.
6- maak de tegenvouwen door de ‘bovenvouwen’ telkens op elkaar te leggen als een harmonica (mui­zentrapje). Dit is een heel precies werkje!

kerst knutselen 12 8
7- trek met een naald 2 draden door alle vouwen.

kerst knutselen 12 9

8- trek deze samen tot er een zon ontstaat, en knoop ze vast. Schuif de eerste en de laatste vouw in elkaar trek daar de draden door naar boven, om de zon aan op te hangen, en plak de uiteinden vast. Even­tueel de ‘punten’ zigzag uitknippen, dan wordt het meer een ster.

b) Gevlochten ster

Knip 4 repen van ongeveer 1×35 cm van goud of zilverpapier. Is het papier maar aan 1 kant gekleurd, dan moet je de strook dubbelnemen en vouwen,  zodat de kleur aan beide zijden zichtbaar wordt.

1- vouw de repen dubbel en schuif ze in elkaar tot een vierkant.

kerst knutselen 12 10
2- de 4 bovenliggende uiteinden omslaan naar de tegen­overliggende kant. Eerst de bovenste, dan rechts, onder en tenslotte links.

kerst knutselen 12 11
3- de laatste door de lus van de eerste heenhalen.

kerst knutselen 12 12
4- de reep rechts onder een kwartslag naar rechts omslaan

kerst knutselen 12 13

5- een kwartslag naar boven

kerst knutselen 12 14

6- nog eens dubbelslaan zodat je een uitstekende tand krijgt aan de onder­kant. De strook nu door het vlechtwerk heentrek­ken (6).

kerst knutselen 12 12
7- op dezelfde manier de andere drie tan­den vormen. Draai de ster om en doe hetzelfde nog eens met de vier andere, tot nu toe ongebruikte, stroken.  Zo ontstaan er acht tanden. Draai de ster weer om.

kerst knutselen 12 16

8- vouw telkens één reep achterwaarts tot een lus en trek die onder de dichtst bijzijnde reep door,  zodat hij aan de onderkant te voorschijn komt door de tand. Knip hem daar nu schuin af. Deze zelfde handeling herhalen met alle losse repen, aan beide zijden van de ster. Je kunt de lussen plat strijken of ze een beetje bol laten.

kerst knutselen 12 17

kerst knutselen 12 18

Naar ‘Heimschmuck aus Stroh’ van Inge Walz;
‘Spelen met stro’ van N.Kerbert (Cantecleer);
‘Wat onze handen kunnen maken’ van Ruth Zechlin (Ploegsma)

 

kerstversieringen

Als zo na St.-Nicolaas de etalages weer fluks ingericht worden met allerlei kerstversieringen en er al overal kerstbomen en groen verkocht wordt, dan gaan je gedachten al heel snel uit naar deze feestdagen.

Het is natuurlijk eenvoudig om allerlei mooie versieringen te kopen en hiermee je huis een feestelijk aanzien te geven, vooral als je een hekel hebt aan rommel maken, is dit de beste methode.

Maar toch mis je dan iets wat juist zo erg fijn is, nl.  de beleving om samen met de kinderen bezig te zijn aan de voorbereiding van dit kerstfeest.
Er is een groot aantal mogelijkheden om hier aan te werken, bv. het maken van kandelaars, mobielen, kerstboomversieringen,
kerst­kaarten, transparanten, het maken van een kerststalletje etc. Allerlei technieken kunnen hierbij worden toegepast: schilderen, boetseren, knippen, vouwen, scheuren. Voor ieder die hiermee bezig wil zijn is wat te vinden,  ongeacht de leeftijd of vaardigheid. Als suggestie volgen hier een paar kleine voorbeelden.

23) EEN STROSTER
We gaan hierbij uit van ronde strootjes, die bijna in iedere handenarbeid zaak te koop zijn.
Het beste is de halmen ongeveer 1,5  uur te laten weken in lauw water en daarna te splijten met de punt van een mesje. De halve halmen worden nu met een goed warm strijkijzer plat en droog gemaakt.

Er zijn natuurlijk veel vormen van strosterren, maar de hier beschre­ven is toch wel erg mooi en doet het vooral goed in een mobiele of in de kerstboom.

Slechts 1 vorm wordt hier aangegeven, maar al doende merk je dat er nog veel meer mogelijkheden zijn.

Eerst worden langs de botte kant van een mes 4 strootjes rond gebogen zodat een spiraaltje ontstaat (fig I):

kerst knutselen 13 1

daarna worden deze spiraaltjes dichtgeplakt of gebonden tot de volgende vorm (fig II),

kerst knutselen 13 2

Als dit gebeurd is plakken we 2 x 2 strootjes van bv. 10 cm lang met de doffe kanten tegen elkaar. Bij 1 stel lijmen we er gelijk een stukje vissersgaren tussen, waarmee we de ster later kunnen ophangen. De 2 ontstane delen zijn nu al behoorlijk stevig en worden als volgt geknipt, (fig III):

kerst knutselen 13 3

Daarna kunnen we de ster in elkaar zetten en ontstaat figuur IV:

kerst knutselen 13 4

ENGELTJE
Vooral ook de kleintjes zullen veel plezier beleven aan dit engeltje, te maken van stevig tekenpapier. De zwarte gedeelten uitknippen en daarop in elkaar schuiven. De haartjes kunnen er worden opgeplakt, (bv. schapenwol) fig V en VI:

kerst knutselen 13 5

Deze twee figuren kunnen we nu bv, verwerken in een mobile, als materiaal kunnen we bv. anjerdraad gebruiken (te verkrijgen bij een bloemist)

Een mobile altijd van onderen af op bouwen.
ijzerdraadje 1 ± 12 cm
2 ± 16 cm
3 ± 20 cm

kerst knutselen 13 6

Veel plezier met het maken van de versieringen,

(Henk van Nimwegen, nadere gegevens ontbreken)

 

25) ORIGAMI-STER

kerst knutselen 14

(nadere gegevens ontbreken)

 

26) KERSTGROEP VAN SCHAPENWOL

De groep is gemaakt van ongesponnen, uitgeplozen, geverfde schapenwol.
Je kan met wol leuk vormen, want de haartjes blijven aan elkaar kleven.

kerst knutselen 15 1

De figuren moeten wel een stevige kern hebben. Daarvoor neem je een streng wol, vouwt deze dubbel en bindt het bovenste deel af voor het hoofd. Daaronder wordt een 2e kleinere streng geschoven, door de romp heen, voor de armen. De hoofdstreng wordt aan de onderkant gesplitst en tot benen en voeten afgebonden.

kerst knutselen 15 2jpg

Nu kan je het figuurtje met wolplukken aankleden. (waar nodig met naaigaren omwikkelen. De groep wordt hierna op een schijf berkenhout gezet.

kerst knutselen 15 3

(bron onbekend)

 

26) kerstengeltje

kerst knutselen 16

27) kerstboomhartje

kerst knutselen 18 jpg

28LICHTGLAASJE VERSIEREN

kerst knutselen 19

29) ster van 2 vierkantjes

kerst knutselen 17

30) glasmozaïk

Mijn vader had op de zolder van het huis waar wij woonden een atelier
inge­richt. Het was er, zelfs in mijn herin­nering, heel klein, maar licht en helder door de spierwitte wanden en het naar verhouding grote raam.

Voor mijn zusje en mij een verboden domein, geheimzinnig ver achter twee of drie donkere trappetjes en gangen.

Ik ben één keer in dat heiligdom geweest om mijn vader voor de maaltijd te roepen. Er hing een indrukwekkend luchtje van verf, lijm en terpentijn en overal lagen brokken glas in alle kleuren. Ergens op een tafel zag ik een groot dik donkerrood stuk glas dat in het licht van een lamp lag te stralen tussen groene en blauwe stukken. Zó mooi heb ik later geen enkele hele of halve edelsteen meer gevonden. Alleen de gebrandschilderde ramen van een kerk konden dat gevoel op­roepen.

Later bracht ik mijn kinderen naar de Vrije Kleuter School en maakte kennis met de transparanten van zijdevloeipapier die, de seizoenen volgend, maar vooral met Kerst, een groot deel van de heerlijke sfeer in de klas bepalen. Wij hebben dan ook een moe­der in de klas die de techniek van het trans­paranten maken als een kunst beheerst. Van haar heb ik veel afgekeken dat ik nu ook met het werken met glas kan toepassen.

Advent en Kerst roepen het verlangen naar warm, levend licht op. Meer nog dan zijde­vloeipapier werkt gekleurd glas als gestold licht en het roept haast vanzelf een stemming van blijde vroomheid op. Maar bij het maken van een glastransparant is voorzichtigheid geboden. Een grote pleis­ter om mijn duim bracht mijn enthousiasme over het werken met ‘gestold licht’ weer tot aardse proporties terug. Glas is – anders dan licht – heel zwaar en heel scherp, zeker als je zoals ik scherven van gekleurde flessen en an­der glaswerk als materiaal gebruikt. Gekleurd glas kopen is voor de amateur bijna niet te doen, zeker niet als je veel kleuren nodig hebt: het is moeilijk te krijgen en daarbij duur.

Gebruik daarom flessen en dergelijke wat door de grilligheid van de verkregen scherven ook wel aardig is. Wikkel een krant om de fles, sla haar in scherven en spoel elke bruikbare scherf af in een emmer water om het heel venijnige gruis kwijt te raken. Spoel de inhoud van de emmer door de wc. Houd de kleuren apart om te veel zoekwerk te voor­komen, dat verhoogt de veiligheid. Het is het beste om uit te gaan van een plaat­je blank glas dat met een stevige lijst omge­ven is. Neem voor de lijst om de glasplaatjes latten van ongeveer 2 bij 3 cm. Laat in de breedste kant een sleuf van 1 bij 1 cm uitza­gen. Als het werkstuk klaar is, kan het ver­volgens met een zelfde ingelijste glasplaat afgedekt worden. De beide lijsten kunnen nu aan elkaar geschroefd worden. Door beide glasplaten te omlijsten ontstaat vanzelf de behoorlijke tussenruimte die nodig is voor de bolle scherven. Een tussenruimte van zo’n 1,5 cm blijkt goed te voldoen. De scherven kunnen dan hier en daar nog dubbel en zelfs driedubbel genomen worden waardoor het mogelijk is met de kleuren te ‘weven’. Een absoluut kleurloze sterke lijm is wel het allerbelangrijkste dat verder nodig is. (Collall geeft een goed resultaat.) Gebruik het over­vloedig, de stukjes moeten haast zwemmen in de lijm om na droging zoveel mogelijk houvast te hebben. Werk op een spierwit vel papier waarop met dunne lijnen de voorstellingsschets is aan gegeven.
Til het werkstuk niet eerder op voordat het een nacht gedroogd heeft, hoe verleidelijk het ook is. Doordal de scherven betrekkelijk zwaar zijn, hebben ze ook bij half uitgeharde lijm de neiging ie gaan zakken.

Nicole Karrèr, Jonas 8/9, 14-12-1984)

31) kerstmobile

Deze mooie kerstmobile is niet moeilijk om te ma­ken.

Benodigd materiaal:
een vierkant stuk stevig wit tekenpapier, minstens 35 cm breed
een velletje wit zijdevloeipapier
een stukje goud- of zilverpapier.

Trek met potlood de diagonalen van het vierkant stuk papier en teken met het kruispunt als middel­punt zeven stralen, waarvoor je van figuur a kunt uitgaan, en verleng die tot 17 cm (kruin van de engelen).

Knip uit een stevig stuk willekeurig papier figuur b, leg dit met de stippellijn langs een straal van de ster (het onderste punt 6 cm vanaf het middelpunt)
en trek het met potlood om.
Klap het om en trek de andere helft om, zodat het engeltje compleet is.

Herhaal dit bij alle stralen; de verbinding bij p moet vloeiend verlopen. Bij p blijven de engeltjes aan elkaar zitten.
Knip daarna het geheel uit.
Nu de vleugels (c) knippen uit dubbelgevouwen vloeipapier en met een tipje lijm midden op de ruggetjes vastlijmen.
Knip uit dubbelgevouwen zilver/goudpapier het haar: sikkelvormig voor de voorkant, rond voor de achterkant en plak dit op het hoofdje.
Prik gaatjes in de handjes en haal telkens één lange draad (d) door de handjes van twee buurengeltjes.
Om wegglijden te voorkomen kun je de draad een keer terug laten gaan. Er zijn dus in totaal zeven draden.
Maak vouwen langs p, trek de draden aan zodat de handjes aansluiten en knoop de draden zo vast dat ze later weer los kunnen, dan kan de mobile plat opgeborgen worden.

Het mooiste is het als het kransje zo kan hangen dat je er van boven af in kijkt.

kerst knutselen 20

kerst knutselen 20 1

(Jonas 8/9, 18-12-1981)

32) kerststal

Een paar dagen voor Kerstmis wordt jaarlijks bij ons onder groot gejuich een oude, door plakband in het gelid gehouden, kartonnen doos tevoorschijn gehaald: de ‘kerstspullen’. Alles wordt uitgepakt, in de hand genomen en ter plekke weer bezield door wat de kinde­ren zich er allemaal aan herinneren, ja, op­nieuw beleven. De sterren en engeltjes van stro, papier en klei, de boomversierselen, de tekeningen en voorstellingen van gekleurd vloeipapier die indertijd gemaakt zijn, de kerststalfiguren en zelfs jarenoude dennenappels die iedere keer uitgepakt en weer mee ingepakt werden. Wat geeft het dat veel ge­kreukt is en kaarsbevlekt? Er zijn jaren dat ik dankbaar alles weer een plaats geef – al voel ik een lichte aarzeling bij het zien van de verzameling van zes stalletjes met heilige families van bijenwas, die de kin­deren op de kleuterschool maakten. Andere jaren benauwt me die hoeveelheid spullen, die het haast overbodig maken om opnieuw fris aan het werk te gaan. Waar houdt de in­nerlijke zeggingskracht van dergelijke dingen op en is het ogenblik van stoffige piëteit aan­gebroken?

Een dergelijke vraag roept ook de aanblik van de kerststal bij me op – zo uit de doos op de schoorsteenmantel gezet, buiten bereik van twee-driejarige armpjes. Het beeld, hoe mooi ook, wordt zo onaanraakbaar, zo onbe­wogen. Iemand vertelde me eens dat zij de fi­guren van de kerststal door de kamer laat wan­delen. De herders liggen op het veld in de ene hoek van de kamer, omgeven door scha­pen en hun hond. De koningen wonen in een andere hoekr in blokken paleizen. Jozef en Maria gaan een paar dagen voor Kerstmis op weg van Nazareth naar Bethlehem; dan
ko­men in de kerstnacht de herders ter plekke; ze vinden het niet erg de tocht meerdere ma­len te maken. Daarna is de beurt aan de ko­ningen, die allerlei avonturen beleven op hun reis van twaalf dagen. Ze kunnen er in die tijd ook een gevolg bij krijgen, of een kameel als ze te voet gestart zijn. Misschien dat iets grotere kinderen Herodes op zijn troon zet­ten, recht tegenover de stal. Er is van alles mogelijk, maar het kan ook heel simpel ge­houden worden.

In het boekje met ideeën voor de adventstijd dat Christofoor heeft uitgegeven, [‘Advent’ ] wordt beschreven hoe je in de adventstijd het stalletje zelf op kunt bouwen door achtereenvolgens de vier natuurrijken te vertegenwoordigen – eerst worden mooie stenen neergelegd, dan mos, dennenboompjes, planten. Daarna vinden de verschillende dieren er hun plaats en vanaf de vierde adventszondag gaan Jozef en Maria op pad naar de stal, waarin op kerstavond het kindje verschijnt. Zo kan het onbewogen beeld onder je handen tot leven ko­men, zowel voor de volwassene als voor het kind.

In Ruth Zechlins ‘Wat onze handen kunnen maken‘ vonden we een beschrijving van be­weegbare figuurtjes van ijzerdraad, boetseerwas en stof of zijdevloei. Ze zijn niet moei­lijk te maken; kinderen vanaf een jaar of zes kunnen er goed bij helpen.

Voor kleine popjes, ongeveer 15 cm hoog, kan je bloemdraad gebruiken, voor de iets grotere van 21 cm stevig ijzerdraad nemen.

Voor elke figuur twee stukken draad afknip­pen, een lang stuk voor hoofd, romp en be­nen, een korter stuk voor armen en handen, in het lange stuk middenin een lus voor het hoofd buigen, het kortere stuk onder de lus doorhalen en de draden een slag om elkaar draaien.

kerstal 1

 

Let op de goede verhoudingen. De armen van hand tot hand – gestrekt – zijn even lang als de afstand van hoofd tot voeten. Met ro­ze of half doorzichtige boetseerwas het hoofd, de handen en de voeten kneden om het ijzerdraad. Je kunt ook een hoofdje op het geraamte maken van een pluk wol met stof eromheen; het gezicht wordt aangeduid door het ter hoogte van de ogen met een draadje af te binden en voor de neus een klein plukje wol erop te naaien.

kerststal 2

 

Dit moet dan een paar keer in gesmolten wit kaarsvet (stearine) vermengd met een paar druppels rood kaarsvet gedoopt worden. Het smelten gebeurt au bain-marie. De handen en de voeten kunnen op dezelfde manier ge­maakt worden.

kerststal 3

 

Het geraamte verder omwikkelen met watten, vastgehouden door verbandgaas en hecht­pleister. Ter hoogte van het bekken kan er een kiezelsteen in gestopt worden, dan staat het figuurtje wat steviger. Het poppetje wordt nu aangekleed met lapjes stof of zijdevloei, het grondpatroon voor de kleren is hier aangegeven.

kerststal 4

 

Voor het haar kan uitgeplozen breikatoen, vlas of wol gebruikt worden. De schaapjes maak je ook met bloemdraad, gewikkeld om een opgerold stukje stof, om het lijf aan te geven. De snoet weer van boet­seerwas maken. Op het lijf stukjes ongesponnen schapewol vastnaaien.

kerstal 5

Advent – Freya Jaffke. Uitg. Christofoor. Prijs f 12,50.*

Wat onze handen kunnen maken – Ruth Zechlin. Uitg. Ploegsma (uitverkocht). Groot werkboek voor de vrije tijd – Ruth Zechlin.

(Imke Abma en Lili Chavannes, Jonas 8/9, *19-12-1980)

 

33) kerstkijkdoos

Nodig:
4 vellen stevig papier, formaat A4 of dun karton
in de kleuren: bruin, blauw, goud
wit tekenpapier
transparantpapier

werkwijze:
ramen knippen of snijden zoals het voorbeeld
(de tekening is niet helemaal duidelijk. De buitenste blauwe rand staat er bijna niet op, maar op tek. 2 zie je wel wat de bedoeling is)

kerstkijkdoos 2
tek 2:kerstkijkdoos 1.jpg

van wit tekenpapier schaapjes, de andere figuren knippen. Eventueel inkleuren of beplakken met transparantpapier

Het laatste raam voorzien van transparantpapier en een engel van transparantpapier daarop aanbrengen
os en en ezel van gewoon papier op het raam plakken

repen van papier om harmonica’s te vormen”.
tussen de ramen plakken

even uitproberen hoe ’t geheel eruitziet – sterretje niet vergeten – klaar.

waxinelichtje erachter

kerstkijkdoos 3

1e raam: blauw ster en schaapjes

2e raam: bruin en herders

3e raam: goud en Maria en Jozef

4e raam: met transparant papier beplakt, daarop de engel, ook van transparant; ezel en os van gewoon papier op het raam

de harmonicareepjes om tussen de ramen te plakken:

kerstkijkdoos 4

 

kerstkijkdoos 5

kerstkijkdoos 6

kerstkijkdoos 7

34) feeëriek rozenlampje

nodig:
yoghurtbekertje
transparantpapier: donkerrood, lichtrood, groen
waxinelichtje in hulsje
plaksel
ijzerdraad

werkwijze
knip de rand van het bekertje weg: 2 cm overhouden
knip bloemblaadjes: 5 lichtrode; 5 donkerrode;
10 groene: plak er telkens 2 op elkaar met een dun ijzerdraadje ertussen
plak de bloemblaadjes op het bekertje – laat ze iets over elkaar komen:
eerst een rijtje lichtrode blaadjes
dan een rij donkerrode
dan de groene
buig deze naar buiten
hieronder nog een extra reep groen plakken
de bloemblaadjes voorzichtig iets omvouwen: geen brandgevaar!
lichtje erin: niet te laag

feëeriek lampje 1

 

feëeriek lampje 2

33) kerststalfiguren
Het is ons gelukt om kerstfiguren te maken voor de eerste klas en we zijn eigenlijk best trots op het resultaat. Een paar andere moeders van school waren ook enthousiast en daarom dachten we dat het niet zo gek zou zijn om er een werkbeschrijving van in de schoolkrant te zetten.

Wij zijn vast niet de enige mensen die klunzig zijn met klei, maar wel redelijk handig met naald en draad. Het is wel nodig dat je van mevrouw Brouwer op de poppencursus hebt geleerd (of nog gaat leren) hoe je een poppenhoofd moet maken, want dat lukt nou eenmaal niet uit een boekje.
Benodigdheden:
– lege rollen van .keukenpapier of aluminiumfolie (w.c.-rollen zijn te dik en te kort, hebben we gemerkt)
-witte en beige tricot (witte tricot in de thee leggen voor beige)
– flanel in de kleuren rood, blauw, groen en verschillende tinten bruin
– jute in verschillende tinten bruin
– schapewol (ongesponnen, maar wel gewassen)
– pijperagers
Werkwijze:
Eerst de keukenrollen halveren, dan is de lengte precies goed. Bovenrand figuurnaadjes geven (1) en de flapjes schuin naar binnen vouwen, dan heb je een soort hals.
knutselen 33 1
De onderkoppen maken van wit tricot, en de uitstekende frutsels in de hals steken (2).
knutselen 33 2
Daarna van een langwerpige strook beige tricot een kousje naaien dat strak om zowel hoofd als lijf (= keukenrol) past en dat over het geheel schuiven. De hals weer met een draad samentrekken en dan heb je een stevig geheel, dat prima “staat”. Nu per pop twee pijpenragers een eindje in elkaar draaien en op de rug iets onder de hals stevig vastzetten (3).
knutselen 33 3
Dan uitgeplozen schapenwolk op de hoofden als haar, rondom vastzetten met kleine steekjes.
Nu komt de aankleding: Jozef, Maria, de herders en de koningin hebben allemaal een soort pij aan {4).
knutselen 33 4
Maria rood, Jozef én de herders bruin en de koningin resp. rood, blauw en groen. Maria krijgt over haar jurk een blauw kleed, gewoon een rechthoekige lap over het hoofd (bij de hals even vastzetten), langs de armen vouwen en dan de armen met lap en al gekruist voor de borst vouwen en vastzetten. Jozef krijgt over zijn jurk een donkerbruine lange cape met capuchon om, die we bij de hals hebben gerimpeld. Voor de herders hebben we van jute een soort overkielen gemaakt met rafelige kanten (5).
knutselen 33 5
Van de uitgehaalde rafels maak je dan een koord om de kielen in het middel bij elkaar te binden.
Tot slot krijgen ze allemaal (behalve Maria) handjes over de uiteinden van de pijperagerarmen (kleine bolletjes van beige tricot).
Over de kleding van de koningin hebben we ons nog niet gebogen (6 januari lijkt nog zo ver weg), maar wie het bovenstaande gemaakt heeft kan dat wel zelf uitvogelen.
Veel succes met deze leuke klus !
Irma Kleberg, Mieke Ehrlich
.
34) kerststukje
Neem een bal klei, steek er een kaars middenin en versier die met wat dennentakjes, dennenappels, eikeltjes enz.
Laat dit goed hard worden.
.

kerstmis: alle artikelen

jaarfeestenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld:  adventjaartafel Kerstmisjaartafel

.

397-375

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (21)

.

KERST EN KERSTSPELEN

Met een forse ruk gaat de blinkende ster aan de Jacobsladder omhoog. De spelers, waaronder vooral de ruige herders in groen, rood en blauw opvallen, groeten vrolijk de houtjes, die de ster overeind houden. De kundige sterrezanger zwaait met de hoed en er wordt gegroet: zon, maan en sterren, de Drieëenheid, de planten, de gehele natuur. Maar ook worden de geestelijke en wereldlijke autoriteiten gegroet. Dit alles geschiedt met veel eerbied, vrolijke eerbied, waarvan alleen middeleeuwse spelen het geheim schijnen te bezitten. Men moet het beleefd hebben om erover te kunnen spreken. Of men meespeelt of toehoorder is … er kan een gevoel ontstaan, dat er een werkelijk kerstgebeuren op handen is.

De middeleeuwen hadden een sterke gemoedscultuur, die in zijn naïviteit en primitiviteit, zuiverheid en oorspronkelijkheid, een sterke en gezondmakende werking op de menselijke ziel had. Onze tijd heeft een verstandscultuur, die juist zwak is in die middeleeuwse gemoedskwali­teiten.
Zo kan men middeleeuwse kerstspelen leren zien als een pedago­gisch medicijn voor onze kinderen. Maar ook de volwassene kan veel aan deze spelen hebben.
Vaak tonen nieuwe ouders hun verbazing, dat steeds dezelfde spelen worden opgevoerd. Is het niet nodig, dat er steeds iets nieuws wordt gebracht?
Een grote misvatting.
Even dwaas als de opvatting, dat iets ouds altijd iets goeds zou zijn, is de mening, dat iets nieuws altijd waarde zou hebben.
Op het stenen paard van de verstarde traditie kan men niet rijden, hoogstens zitten.
Maar op de wilde hengst van de ongedurigheid kan men noch rijden noch zitten.

Wie het ritme van de jaarfeesten en de jaargetijden innerlijk tracht te volgen, kan bemerken, dat hetzelfde steeds nieuwe inhoud kan krij­gen. Daaraan moet bewust gewerkt worden.
Zo is het met de jaarlijks opgevoerde Kerstspelen ook.

Deze tijd van het jaar heeft een heel bijzondere sfeer. Alles wordt donkerder, kouder en kaler. Donker en lang worden de nachten. Vaal en kort de dagen. Koud en doods is de aarde in onze hemelstreek. De bloeiende plantenwereld is verdwenen, kaal staan de bomen, de dierenwereld is grotendeels verborgen. Maar de terugkeer van licht en warmte wordt voorbereid. De nieuwe knoppen zitten al aan boom en heester.
Op 21 december is het de kortste dag, ook winterzonnewende of solstitium genoemd. Geleidelijk wint de zon aan kracht. Zegevierend keert hij terug.
Lange tijd voor de opkomst van het christendom vier­den de noordelijk cultuurvolken omstreeks 21 december het feest van de terugkerende, onoverwinnelijke zon.

Het christendom behoefde slechts aan te knopen aan de plaatselijke ‘heidense’ traditie, zegt men wel. Slimme geestelijken zouden gebruik hebben gemaakt van de traditionele heidense feesten om de christelijke feesten er bij de bevolking ‘in te krijgen.
Deze nog veel verbreide opvatting vindt geen steun in de cultuurhistorie en behoort in de rommelkamer der utilistische fabelen te worden opgeborgen.
Van Perzië tot IJsland wist men reeds duizenden jaren in de mysteriën, dat er een kind zou worden geboren als heiland en verlosser voor de mensheid. Bovendien wist men, dat de vereerde, onoverwinnelijke zon de mantel van dit goddelijk wezen – later met een Grieks woord ‘Chris­tus’ genoemd – vormde.
Rudolf Steiner bevestigt dat.
Een traditioneel adventslied zegt in een van zijn couplettent “De Zonne, voor wier stralen het nachtlijk duister zwicht … is Christus,’t eeuwig Licht”.
De dichter heeft deze woorden zonder twijfel symbolisch bedoeld. Maar dit symbool duidt op een werkelijk­heid, die grootser is dan hij waarschijnlijk zelf ooit gedacht heeft.

Hoe vierde men het kerstfeest in de eerste eeuwen van het christendom? Nu, men vierde Kerstmis in het geheel niet. Veel belangrijker vond men in die tijd de “Doop in de Jordaan”, waardoor de Christus zich als hoogste Geestwezen verbond met het lichaam van Jezus van Nazareth. Dit is de geboorte, waarmede het Markus- en Johannesevangelie beginnen. Volgens de overlevering vond deze plaats op 6 januari. Het feest werd Epiphanie (=goddelijke verschijning) genoemd. Om allerlei redenen werd in het begin van de middeleeuwen door de Kerk de geboorte van het Jezuskind in het middelpunt van de belang­stelling geplaatst. In theologisch opzicht betekende dat een voor­keur voor het Mattheüs- en Lucasevangelie, welke immers beginnen met de geboorte van een heilig kind.

Dit alles geschiedde niet zonder wijsheid. Want de dag voor de 25ste december was vanouds gewijd aan Adam en Eva. Was het Jezuskind niet de ‘nieuwe Adam’, gekomen om de zonde van de oude Adam goed te maken? Zo werden de lotgevallen van het oudste mensenpaar verbonden met de geboorte van Jezus.

Onze Kerstspelen bestaan dan ook uit een “paradijsspel”, een “Geboortespel” en een “Drie Koningenspel”.

Zoals gezegd wortelen zij in de middeleeuwen, een tijd van felle kleur, helder licht en duistere dramatiek. De felste hartstocht en meest brute wreedheid kwamen voor naast de diepste innigheid, trouw en geloof in God en mensheid. De goddelijke geestwereld was dichtbij en men keek meer naar het toekomstige hemelse dan naar het aardse leven. In onze tijd is het omgekeerde het geval. Vandaar dat voort­brengselen van Middeleeuwse cultuur in onze tijd een opwekkende en genezende uitwerking kunnen hebben.

Kerstspelen als element van kerstviering hebben zelf een lange ontwikkeling achter de rug.
In de vroege middeleeuwen bestond de kerstviering uit een nachtmis in het Latijn. Niemand bijna verstond de teksten. Gelukkig kwamen er in de kerken steeds meer gekleurde glazen en schilderijen, waarop, als in een beeldroman, de heilige kerstge­beurtenissen zichtbaar werden.

Maar de gelovigen verlangden het kerstgebeuren in steeds concreter gestalte voor zich te zien, ja er in te participeren. Aan dit verlangen werd tegemoet gekomen: zg.  “kerststallen” van hout, klei of metaal ontstonden. Ook kerststallen met levensgrote poppen. De kerkgangers mochten het kindje in de kribbe helpen wiegen. Het ging er vaak vrolijk toe ‘men juichte het kindje en moeder Maria uit­bundig toe en bespotte de ietwat sullige Jozef.’

Nog later begonnen geestelijken het kerstevangelie als een soort toneelspel in de kerk uit te beelden. Gezongen bijbelteksten werden als basis voor het spel gebruikt. Gesproken teksten zijn van nog jonger datum.
Zo ontstonden in West-Europa vele religieuze spelen, ook wel mysterie­spelen genoemd.

Tenslotte kwamen deze spelen”buiten de kerk”, waar zij door zich ernstig oefenende “leken”  (= niet-geestelijken) werden opgevoerd.

Het toneelspel als Kunst heeft zich in de late middeleeuwen losge­maakt uit de schoot der kerk, zoals alle kunsten, en is een steeds wereldlijker weg gaan bewandelen.

Tijdens de Renaissance vond een beïnvloeding plaats door de oervorm van toneeldrama, de Griekse tragedie, eveneens oorspronkelijk een religieuze aangelegenheid.

Onze Kerstspelen zijn in vrijwel gave toestand ontdekt in het dorpje Oberufer, waar Duitse emigranten al sinds de middeleeuwen zich hadden gevestigd. Oberufer ligt op een eiland in de Donau bij de stad Pressburg (Bratislava). Geïsoleerd in een Hongaars gebied bewaarden de boeren van Oberufer hun spelen als een kostbare schat. Zij werden in één boerengeslacht van vader op zoon opgeleverd. Na de oogsttijd zocht de leermeester-boer een stel geschikte jongens uit – vrouwen mochten niet meespelen – en studeerde de spelen met hen in. De regels voor de spelers waren zeer streng (bv. boetes voor elke fout in de tekst). Het was dan ook een heilige aangelegenheid. De boeren speelden deze Kerstspelen in Oberufer en omgeving vanaf de eerste adventzondag tot en met Driekoningen op iedere zon- en feestdag.

Professor C.J. Schroer ontdekte de spelen en gaf ze uit. Als taal­geleerde besefte hij de waarde in hoge mate. Het enthousiasme van Schröer werd overgedragen op zijn student, Rudolf Steiner. Laatstgenoemde stelde aan het lerarencollege van de Waldorfschool in Stuttgart voor om deze spelen door de leraren als kerst­geschenk voor de leerlingen te laten opvoeren. Dat gebeurde. Het is een opwekkende gedachte, dat deze waardevolle spelen thans in meer dan honderdveertig* Vrije Scholen en heilpedagogische in­stituten in de gehele wereld, van Canada tot Nieuw Zeeland worden opgevoerd in de komende dagen.

In de Kerstspelen uit Oberufer vindt men alle elementen uit de lekespelen terug die in het voorafgaande genoemd zijn. De drieledigheid van de Griekse tragedie, het koorzingen, het kindje-wiegen en de in de tekst verwerkte bijbelwoorden.
Op de inhoud van de spelen zelf hoop ik in een volgend artikel nader in te gaan.

Mogen deze Kerstspelen niet alleen bij de kinderen, maar vooral ook bij de ouders en de belangstellenden die waardering vinden die zij ten volle waard zijn.

(P.C.Veltman, vrijeschool Leiden, nadere gegevens onbekend)
*2017 zijn dat er ca 1100

.

Kerstmisalle artikelen

jaarfeestenalle artikelen

kerstspelenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld:  advent    jaartafel       Kerstmis    jaartafel

.

394-372

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (20)

.

Mineralen ~, planten -, dierenrijk       

GESTOLDE FASEN IN DE EVOLUTIE

Steen, plant en dier, ze beho­ren tot onze directe omgeving. Tot ieder van de drie hebben we echter een andere ver­houding.
Hoe kunnen we ze zien in ‘de draad’ van de mense­lijke evolutie? Een beschouwing naar aan­leiding van de aanwezigheid van deze drie natuurrijken in de kerststal.

Wanneer tegen Kerstmis allerwegen onder kerstbomen kerststalletjes worden opgesteld, met het Jezuskind in het kribje en Jozef en Maria aan weerszijden, ziet men bijna altijd ook os en ezel.

Lange tijd geleden zag ik veel kerststallen in Bohemen, met veel meer dieren erom heen. Men kreeg de indruk dat het de bedoeling was het hele dierenrijk te vertegenwoordigen. Er waren ook rijkelijk veel planten te zien, terwijl stenen ook nooit ontbraken. Aanvan­kelijk heb ik daar niet bij stil gestaan, doch langzamerhand is het tot mij door gaan drin­gen dat dit op een traditie berust, waarin een vroegere wijsheid zich nog uitspreekt, die wij langzamerhand uit het oog dreigen te verlie­zen. Het Kerstkind wordt geboren en dieren, planten en stenen – de rijken der natuur -staan ‘peet’. Waarom?

Ik meen, dat slechts de onthullingen van Rudolf Steiner hier licht kunnen brengen.
De drie natuurrijken, stenen, planten en dieren, die vóór het verschijnen van de mens op aar­de ontstaan zijn worden gewoonlijk be­schouwd als deel van zijn evolutie, dat wil zeggen dat de mens tenslotte uit het dieren­rijk voortgekomen is. Dit laatste moet men dan weer uit het plantenrijk ontstaan denken en dit ten slotte weer uit het minerale rijk. Het is hier niet de plaats om deze gedachtegang ter discussie te stellen. Hoogstens kun­nen wij zeggen dat 200* jaar intensief weten­schappelijk denken voor het raadsel van de verhouding van de mens tot deze drie rijken, geen bevredigende oplossing heeft gevonden.

Belicht vanuit de antroposofie is de mens nooit een dier, nooit een plant en nooit een mineraal geweest, doch hij heeft het dierenstadium, plantenstadium en minerale stadium doorlopen.
Hier mag niet verzwegen worden dat een moderne onderzoeker, Erich Blechschmidt, onafhankelijk van deze gegevens, tot het inzicht gekomen is dat de mens nooit een dier, doch altijd een mens geweest is. Rudolf Steiner spreekt erover, dat de mens in een eerste stadium, dat het minerale ge­noemd kan worden, slechts een fysiek lichaam geschonken kreeg, dat uit een ‘warmte-vorm’ bestond.
In een volgende fase werd de mens het leven geschonken, terwijl zijn sub­stantie zich ten dele tot ‘lucht’ verdichtte.
In de derde fase werd de mens de ziel geschon­ken en de substantie verdichtte zich verder ten dele tot het ‘vloeistofachtige’.
In de vier­de fase tenslotte werd de mens zijn geest ge­schonken, terwijl de substantie zich ten dele nog verder verdichtte tot ‘aarde’, dat wat wij nu de minerale wereld noemen.
Wat hiernaast vermeld moet worden is, dat van elke fase een gedeelte zich afsplitst wat zich niet verder ontwikkeld heeft, zodat wij een rijk gekregen hebben dat alleen het ‘lichamelijke’ element bevat, een tweede rijk dat lichaam en leven vertoont en een derde rijk dat lichaam, leven en ziel bevat.
Het zal de lezer niet veel moeite kosten, te herken­nen dat wij hier met het mineralenrijk, plan­tenrijk en dierenrijk te doen hebben, waarbij men zich voor ogen moet houden, dat de ge­leidelijke verdichting, die van warmte naar lucht, naar water en naar aarde plaats heeft gevonden en heeft geleid tot het beeld van de rijken zoals zij nu zijn. Men kan begrijpen dat het minerale rijk dus het langste verleden heeft en de mens pas betrekkelijk aan het be­gin van zijn ontwikkeling staat.

Vreugde
Ik zou nu verder drie formules willen uitspre­ken, waarvan ik hoop dat men zal kunnen merken dat zij in een logisch verband met het voorafgaande gedacht kunnen worden en ook de rijken geleidelijk aan in een geheel nieuw licht doen zien.

Het dierenrijk is de belichaming van een over­maat aan begeerte, die voor de mens een be­lemmering geweest zou zijn zijn mensenfa­se te beginnen.
Het plantenrijk is de belicha­ming van een overmaat aan vitaliteit, die voor de mens een belemmering geweest zou zijn in zijn dierenfase te komen.
Het mine­ralenrijk is de belichaming van een verdichting, die de mens belemmerd zou hebben tot de plantenfase te komen. Wij kunnen nu ook zeggen: daardoor is de mens in staat te leven op het mineraal, van de plant, met de dieren, onder de mensen.
Wanneer dit over mineraal, plant, dier en mens gezegd is, moeten wij niet verzuimen te beseffen wat het zeggen wil, ons op de vaste grond te kunnen verheffen, wat een vreugde wij kunnen ondervinden door het ‘kunnen staan’.
De plant daarentegen is de bron van het menselijk leven. Wat een vreugde beleven wij niet aan het plantenrijk.
Op drievoudige wijze kennen wij de plantenzegen, die ik als volgt pleeg aan te geven:
wij hebben mooie planten om naar te kijken, dikke planten om van te eten en onvolledige planten – die nog, wat ‘te zeggen hebben’ – om mee te genezen.
Wat zijn dieren? Wezens die ons dienen, doch ook onze vrienden zijn. Er zijn weinig woorden voor nodig om ons eraan te herin­neren welk een vreugde wij aan dieren kun­nen beleven. Wanneer wij echter tevens den­ken aan de zo-even gegeven definitie, veran­dert dit gevoel vóór alles in een van dank­baarheid.

Wanneer tenslotte over het ‘onder de mensen’ leven ook als een bron van vreugde gespro­ken wordt, hoor ik in gedachten stemmen, die veel kritiek op hun medemens hebben en deze gedachte in twijfel zouden willen trek­ken. Laat men zich echter eens voorstellen wat het betekent, eenzaam te zijn, naast het samen-zijn met onze medemensen. Laten we niet vergeten hoe sterk de liefdeband met an­dere mensen zijn kan.

Verantwoordelijkheid
Men spreekt te veel over het slechte in de mens en vergeet daarbij het goede dat in alle mensen te vinden is, dat wij elk ogenblik van de dag meemaken. Doch wij moeten dan niet in de eerste plaats denken aan de regerings­leiders, de bekende staatslieden. Ik wil geen kwaad van hen zeggen, doch ik zou erop willen wijzen, dat het werkelijk goede ge­zocht moet worden in de kleine dingen, die zich voortdurend om ons heen afspelen, klei­ne attenties, kleine offers, een vriendelijke blik, een helpende hand. Waardoor kunnen wij dankbaar zijn? Door­dat in elk mens iets van dit goede leeft. Het is het zelfde mysterieuze iets in de mens, waardoor hij zijn vrijheid beleeft en zijn ver­antwoordelijkheid voelt, ook wanneer dit niet elk ogenblik aan den dag treedt. Het is er, in elk mens op de wereld. Vroeger was dat niet zo. Mag ik nog een keer in een enke­le formule uitdrukken hoe in vroegere tij­den de mensen met hun leiders, die destijds vaak koningen genoemd werden, leefden?
‘De volkeren hingen aan de koning, de ko­ningen hingen aan de hemel.’ Dit betekent, dat de mensheid tenslotte nog geheel afhan­kelijk was van richtlijnen, die direct vanuit de geestelijke wereld aangegeven werden. Niet alleen in mythologische verhalen, ook het hele Oude Testament getuigt van deze af­hankelijkheid van de mens. De mens was nog niet goed. ‘God was goed.’
Dit veranderde op dat ogenblik, dat datgene wat de mensheid eens van buitenaf geleid had, in de mens ging wonen: toen een godde­lijk wezen de mens volgde in datgene, wat altijd genoemd wordt ‘de zondeval’. Het is zelfs niet moeilijk om wat over het ontstaan van het dierenrijk gezegd is, ook hiermee in verband te brengen.

Offer
Door dit alles heen loopt ‘de draad’ van de menselijke evolutie. Het algemeen herkennen van deze evolutie in de natuur, een paar hon­derd jaar geleden, heeft een golf van enthousiasme in de wetenschappelijke wereld ver­oorzaakt. Wanneer we ons een ogenblik voor de geest halen dat mens-zijn onverbrekelijk verbonden is met ontwikkeling, met evolutie dan moeten we even terugdenken aan de rij­ken, die door hun achterblijven ons het mens-worden mogelijk gemaakt hebben.
Stenen, planten en dieren kunnen zich nooit ontwikkelen. Dit geldt zeker voor die wezens die de rijken geschapen hebben en ze in stand houden. Zij zijn daardoor buitengeslo­ten van de evolutie, doch men moet dit vóói alles zien als een grandioos offer.
Wat tot nu toe gezegd is, leeft in het gedicht van Christian Morgenstern

‘Die Fusswaschung’:

Ich danke dir, du stummer Stein,
und neige mich zu dir hernieder:
Ich schulde dir mein Pflanzensein.

Ich danke euch, ihr Grund und Flor,
und bücke mich zu euch hernieder:
Ihr halft zum Tiere mir empor.

Ich danke euch, Stein, Kraut und Tier,
und beuge mich zu euch hernieder:
Ihr halft mir alle drei zu Mir.

Wir danken dir, du Menschenkind,
und lassen fromm uns vor dir nieder:
weil dadurch, dass du bist, wir sind.

Es dankt aus aller Gottheit Ein-
und aller Gottheit Vielfalt wieder.
In Dank verschlingt sich alles Sein. *

Wat ‘mensenkind’ betekent, is hopelijk tus­sen de regels door uit het voorafgaande dui­delijk geworden. Het is datgene, wat met het woord ‘het goede’ aangeduid is. Dit alles heeft echter zijn gevolgen. De scheppende wezens die met de drie rijken verbonden zijn, kunnen weer opgenomen worden in de stroom der evolutie, wanneer zij daartoe bevrucht worden door hetgeen wat de mens tegenover de rijken doet, dat wil zeggen dat hij ze leert begrijpen, dat hij leert dankbaar te zijn en dat hij op de juiste manier met ze om leert gaan. Wat dit laatste betreft, wil ik hier liever niet in verwijten treden, die ons op de lippen kunnen komen wanneer wij er aan denken wat de mens dieren, planten en mineralen op het ogenblik aandoet. Laten wij terugkeren naar de eerste zinnen, toen gezegd werd dat de rijken ‘peet staan’ bij de geboorte van dat­gene, dat de bron kan worden van hun ‘be­vrijding’.

*Hoe dank ik U, Gij stille steen,
en neig ik nederig mij tot U:
aan U dank ik mijn planten-zijn.

Ik breng U dank, Gij plant en steen
en maak een buiging naar U heen:
het dieren-zijn viel mij ten deel.

Ik dank U, steen en plant en dier,
en buk mij diep voor U terneer:
door U pas kwam ik tot mij zelf.

Wij danken U, Gij mensenkind,
en knielen, liefdevol en vroom:
want door Uw komen zijn wij hier.

Zo dankt het een het ander steeds
en alles telkens weer elkander:
het zijn omvat slechts dankbaarheid.

(Leen Mees, Jonas 8/9, 14-12-1984)

.

Kerstalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeldKerstmisjaartafel

.

393-371

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (19)

.

BONIFATIUS EN DE KERSTBOOM

Voordat Bonifatius in het jaar 755 bij Dokkum door Friese heidenen werd vermoord, had hij heel wat van hun mede-Ger­manen tot het christendom weten te bekeren. De heilige schuwde daarbij het spektakel niet. Zo hakte hij eens in de buurt van het Duitse Geismar een eeuwenoude, aan de don­dergod Thor gewijde eiken­boom om. De reusachtige eik vernielde nogal wat kleinere bomen en struiken bij het neerkomen, maar op miracu­leuze wijze bleef een klein den­nenboompje gespaard. De aanwezige Germanen wa­ren danig onder de indruk toen de missionaris niet ter plekke door de bliksem werd getroffen en bekeerden zich massaal. Bonifatius, die besefte dat twee wonderen altijd beter zijn dan een, wees zijn kersverse kudde op het dennenboompje dat te­midden van de omval­lende eik aangerichte puin­hoop nog fier overeind stond en verklaarde dat het hier ging om ‘de boom van het kindje Je­zus’ Aldus is het gebruik van de kcrstboom ontstaan.
Zo wil  althans de legende
Serieuze onderzoekers  twijfelen echter hier aan de waarheid van dit verhaal. Ze hechten al even weinig geloof aan de traditie die zegt dat het gebruik om de kerstboom met lichtjes te versieren teruggaat op Maarten Luther. De grote hervormer zou eens op een winternacht de sterren hebben zien schitteren tussen de takken van de naaldbomen. Dat zou een mooie manier zijn om de komst van het Licht te symboliseren dat met de geboore van de Heiland in de wereld was gekomen, bedacht hij. Luther zou vervolgens in zijn eigen huiskamer een met brandende kaarsen versierd sparretje hebben geplaatst.

Voor beide legenden be­staat geen enkel bewijs. Vast staat wel dat het plaatsen van kerstbomen in Duitsland is be­gonnen.
De eerste ver­melding van een kerstboom (nog zonder licht­jes) zou dateren uit 1521 in de Elzas (toen nog Duits). In de aantekeningen van een onbe­kende Straatsburger uit 1605 wordt melding gemaakt van ‘naaldbomen, die de mensen in hun woonkamers plaatsen en waaraan zij papieren bloemen, appels, koekjes, goudfolie en snoepgoed ophangen’.
Mogelijk is het gebruik de voortzetting van een oude Ger­maanse traditie, die wilde dat tijdens het winterse joelfeest naaldboompjes in huis werden gehaald. De altijd groene spar­ren en dennen symboliseerden de tijdelijke aard van de barre wintertijden. Als het inderdaad een oud Germaans gebruik be­treft, is echter niet duidelijk waarom er in de eeuwen tus­sen de kerstening van de Ger­manen, die rond het jaar 800 voltooid was, en de zestiende eeuw nergens melding van wordt gemaakt. Wellicht is het ontstaan van de kerstboomtraditie daarom eerder terug te voeren op de ‘mysteriespelen’ die vanaf de elfde eeuw in Eu­ropa werden opgevoerd. Dat waren een soort stichtelijke to­neeluitvoeringen waarin scè­nes uit de Bijbel werden nage­speeld ter lering en vermaak van het ongeletterde volk. Zeer in trek was het paradijsverhaal, waarin de geschiedenis van de zondeval werd verklaard met behulp van een ‘paradijsboom’ die prominent op de bühne werd geplaatst. De boom hing vol appels, waarvan ‘Eva’ er op het geëigende moment een plukte om met ‘Adam’ te de­len.

Omdat de mysteriespelen steeds meer gepaard gingen met losbandigheid (althans in de ogen van de kerkelijke ge­zagsdragers), werden zij aan het einde van de middeleeu­wen door de Kerk verboden. De gewone burgers zouden inmid­dels echter zozeer aan de
‘para­dijsboom’ gewend zijn geraakt, dat ze ze in hun eigen wonin­gen begonnen op te tuigen. Dat gebeurde op 24 december, de feestdag van Adam en Eva. Omdat op 25 december de ge­boorte van Jezus werd gevierd, werd de paradijsboom ook daarmee geassocieerd. Gelovige christenen herinnert de boom derhalve niet alleen aan de zondeval in het paradijs, maar ook aan het hout van het kruis waaraan Christus is gestorven. De kerstboom moet hoe dan ook een goed idee zijn geweest, want het gebruik heeft zich sinds de zestiende eeuw vanuit Duitsland over zowat de hele wereld verspreid.

(Martijn Hover, Brabants Dagblad, 17-12-2003)

.

Kerstalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeldKerstmis     jaartafel
.

392-370

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Kerstmis (18)

.

GEDICHTEN

1)
Begin van Kerstnacht

De moeder Gods was nog niet
gekomen tot den stal,
de herders hielden nog rustig
hun nachtwacht in het dal.

Sint Joseph liep nog zoekend
de deuren af in ’t dorp,
de boeren bij den teerling
roerden nog worp om worp,

soldaten en afgereisden
zaten nog neer bij den wijn,
knechtjes en maagden schreden
nog over paden en plein,

de velden lagen nog ledig
de heuvelen stil daar omtrent,
Efrata was nog vergeten
Bethlehem niet bekend.

De Draak die rond ging op aarde
speurde zijn Winnaar nog niet,
het wijde gebied van de nacht had
nog geen lichtend verschiet,

ook brandde nog niet aan den hemel
Gods teken in de Ster,
nog stonden de blijde Engelen
fluisterende van ver,

het was de laatste avond
onder de oude bewind,
de eeuwen der eeuwen naderden
nu tot het uur van het Kind!

(bron onbekend)

2)
Ons ghenaket die avontstar

Ons ghenaket die avontstar,
Die ons verlichtet also claer,
Wel as haer doe.
Susa ninna susa noe,
Jesus minne sprac Marien toe.

Dat huus dat hadd so menich gat,
Daer Cristus in gheboren waa.
Wel was haer doe.
Susa ninna susa noe,
Jesus minne sprac Marien toe.

Si sette dat kint op haren schoot.
Si cussedet voor sijn mondekijn root,
Het was so soet.
Susa ninna susa noe,
Jesus minne sprac Marien toe.

Si sette dat kint op hare cnien.
Si sprac: groot eer moet u gheschien!
Wel was haer doe,
Susa ninna susa noe,
Jesus minne sprac Marien toe.

Si sette dat kint op haren aerm,
Mit groter vrouden sach sijt aan,
Het was so soet.
Susa ninna susa noe,
Jesus minne sprac Marien toe.

Die moeder makede den kinde een bat,
Hoe lieflic dattet daer
Wel was haer doe.
Susa ninna susa noe,
Jesus minne sprac Marien toe.

Dat kindekijn pleterde mitter hant,
Dattet water uten becken spranc.
Wel was haer doe,
Susa ninna susa noe,
Jesus minna sprac Marien toe.

Die os ende ooc dat eselkijn
Die aenbeden dat soete kindekijn.
Wel was haer doe.
Susa minna susa noe,
Jesus sprac Marien toe.

(Anonymi, 15e eeuw)

muziek

3

kerstfeest

De bloemen bloeiden in de warmte van de zomerzon.
De bijen dronken het edele vocht, dat de plant uit licht en warmte bereidde.
In het lichaampje van de bij werd de nectar tot was.
Onze kinderen trokken er kaarsen van.
Straks zal het vlammetje branden.
Ruikt u nog de bloemengeur?
Wat is zo’n kaars anders dan om­gewerkte zomerwarmte, zonnelicht en bloemenstof?

Is dit het licht, waarover wij spreken in de meest donkere tijd van het jaar?
Ontsteken wij dit licht vanuit een heimwee naar de zomerzon?
Of is er nog een diepere zin misschien?

Straks in het voorjaar zal de berk weer berkenblaadjes maken,
de appelboom haar bloesem en de rozenstruik haar rozen.
Uit welke sferen hebben zij hun vormen ontvangen?
Zingen wij niet met Kerst van de twaalf Heilige Nachten, waarin de hemel geopend is?
Zou het zaad ooit kunnen ontkie­men, de knoppen ontspruiten zon­der deze geopende hemel?

Wij zingen in deze tijd van Maria en haar heilige kind.
Wie voelt niet een zweem van vroomheid oplichten in onze nuch­tere en moderne ziel?
Dit zweempje vroomheid zou ster­ker kunnen worden,  zó sterk, dat wij – als Maria – onze engel zonden kunnen horen.

Maria met het kind, de engel, de ster – alleen maar ontroerende herinnering?
Of dieper werkelijkheid?
Een werkelijkheid in het leven van onze aarde en een werkelijk­heid in onze eigen ziel.

Hebben wij de ster ontmoet, die straalt boven de kribbe van ons eigen hart?
In het midden van de Twaalf Heilige Nachten wensen wij el­kaar een gezegend nieuwjaar.
Vóór ons ligt de toekomst.
Boven ons straalt de Christus­ster.

Mogen we ieder jaar iets meer meedragen van dit licht.

(Map Remmers, vrijeschool, nadere gegevens ontbreken)

4

KERSTLIEDJE

In  de donkere dagen van Kersttijd
is een kind van licht gekomen,
de maan stond helder over de dijk
en ijzel hing aan de bomen.

Onder de doeken in de krib
daar lag dat lief Jezuskindekijn
en spelearmde en van zijn hoofd
ging af een zuivere lichtschijn

Maria die was bleek en zwak
op de knieën neergezegen
en zag blij naar het kindeke;
en Jozef lachte verlegen.

En buiten in de bittere kou
en de stille Kerstnacht Iaat
de heilige driekoningen kwamen van ver
door de diepe sneeuw gewaad.

De heilige driekoningen hoesten en doen
en rood zijn beî hun oren,
een druppel hangt er aan hun neus
en hun baard is wit bevroren.

De heilige driekoningen in de stal
verwonderd zijn binnen getogen;
het licht, dat van het kind afging,
schijnt in hun grote ogen.

De heilige driekoningen staren het aan
en weten zich niet te bezinnen
en het kind ligt al te kijken maar
en tuurt in een denkbeginnen.

(J.H.Leopold)

.

Kerstalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeldKerstmis     jaartafel

.

391-369

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

..