Tagarchief: paashaas

VRIJESCHOOL – Pasen (46)

.
Dieuwke Hessels postte dit artikel in de Facebookgroep ‘Vrijeschool’: (maart 2022). Hier gepubliceerd met toestemming van de schrijfster.
.

Pasen

.
Wat vieren we met dit feest?
Pasen valt ieder jaar op een andere datum: het wordt gevierd op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente. Pasen valt daarom op zijn vroegst op 22 maart en op zijn laatst op 25 april.
Pasen is voor christenen het belangrijkste feest van het jaar. Ze vieren dan de kruisdood en de verrijzenis (opstanding) van Jezus. Voor christenen betekent Pasen: de dood heeft niet het laatste woord en ook na de dood is er ‘leven’ en uitzicht.
Pasen is van oorsprong geen christelijk feest. De joden vierden al lang daarvoor hun Pesach-feest; het feest ter herdenking van hun uittocht uit Egypte, dat symbool stond voor bevrijding en perspectief naar de toekomst.
De traditie van het paasfeest gaat echter nog veel verder terug en is van oorsprong een lentefeest. Dat is ook te zien aan de wijze waarop de datum waarop Pasen wordt gevierd, wordt bepaald. Mensen vierden van oudsher dit
keerpunt in de natuur; was de winter een periode van rust in de aarde, van ingehouden kracht, van voorbereiding op het volgende, het voorjaar is
een tijd van leven, van verborgen, ingehouden krachten die tot uiting komen.
Met Pasen vieren we het nieuwe leven dat zich laat zien in alle kleur en fleur, in de vruchtbaarheid van het land en de overwinning van het licht.
Ook binnen de antroposofie heeft Pasen een grote betekenis, vanwege de plaats
die Rudolf Steiner Jezus Christus toekende in de ontwikkeling van de mensheid. Volgens Rudolf Steiner was de fysieke incarnatie van Jezus aan het begin van onze tijdrekening een eenmalige en centrale gebeurtenis.
Rudolf Steiner noemt dit de „Christus impuls“ en het „mysterie van
Golgotha“.
Naast een groot aantal voordrachten over dit thema, werkte Rudolf Steiner, samen met een aantal theologen, ook een vernieuwing van de cultus uit. Deze beweging voor een liturgische vernieuwing is wereldwijd actief onder
de naam Christengemeenschap.
Dat het paasfeest een gekerstend lentefeest is, blijkt duidelijk uit de gebruiken die er door de eeuwen heen mee samengegaan zijn.
Het Paas/lentefeest moest het prille nieuwe leven versterken en beschermen en het ei is al vanaf de prehistorie het symbool bij uitstek van deze onzichtbare levenskracht, de oneindigheid, het begin van alles. Er ontstaat nieuw leven uit iets wat ogenschijnlijk dood is.
Eierrituelen vindt men in alle culturen terug, zo ook het gebruik om paaseieren te verstoppen. In vele volksgebruiken vormt het zoeken van iets waarvan men heil verwacht, een essentieel onderdeel van de heilzame werking. Het schilderen van eieren is in wezen eveneens een magische handeling. Door een voorwerp te decoreren geloofden onze voorouders dat de kracht die erin stak geactiveerd werd: de heldere kleuren waarmee eieren werden beschilderd werden gezien als een weerspiegeling van het zonlicht in de lente.
Dat de paashaas de eieren brengt, wordt pas sinds het einde van de 19e eeuw aanvaard. Daarvoor waren het de kerkklokken die de eieren verstopten.
Hoewel de haas binnen het christendom pas redelijk kort als symbool wordt gebruikt, werd de haas al duizenden jaren vereerd door de Egyptenaren, Grieken en Romeinen. De haas is een zachtmoedig dier dat veel waakzamer en vruchtbaarder is dan een konijn. Een haas werpt als eerste zijn jongen en maakt in tegenstelling tot het konijn geen hol maar een leger. Een leger is een soort nest; een simpel ondiep kuiltje in het open veld of onder begroeiing. Deze
legers worden door vogels wel eens gebruikt om hun eieren te leggen. Wanneer men vroeger zulke eieren vond, beschouwde men ze als hazeneieren, vandaar ook het gebruik dat de paashaas de eieren verstopt. Niet alleen is de haas onzichtbaar, maar ook zou hij een gouden vacht hebben. Niet zo vreemd dat over zijn ontstaan verschillende verhalen de ronde doen. Net als het ei, is de haas – vanwege zijn voortplantingsdrang – te zien als vruchtbaarheidssymbool. Het was niet voor niets een van de symbolen van de vruchtbaarheidsgodin Isjtar. Het
konijn had voor ons wellicht meer voor de hand gelegen. Dit diertje werd echter pas in de Middeleeuwen in ons land gesignaleerd.
Een ander verhaal vertelt dat de paashaas eigenlijk een vogel is die zich zo had misdragen, dat hij voor straf in een haas werd veranderd. Nu mag hij nog maar één keer per jaar eieren leggen, die hij goed moet verstoppen.
De meest logische verklaring lijkt wel te zijn dat eieren die door vogels in verlaten hazenlegers werden gelegd, per ongeluk werden aangezien voor ‘hazeneieren’.
Het eerste eetbare paashaasje werd begin 1800 in Duitsland gemaakt van deeg en suiker.
De paashaas werd door Duitse immigranten in de achttiende eeuw meegenomen naar Amerika. In die tijd bouwden kinderen een nest waarin de paashaas zijn eitjes kon achterlaten.

Pasen

Veertig dagen na Carnaval vieren we het paasfeest, op de eerste zondag na de lente-volle maan.
Het paasfeest is een feest waarmee we het nieuwe leven vieren, maar waarmee we ook stilstaan bij de dood. In de christelijke traditie herdenken we namelijk de
opstanding van Christus uit de dood, in de voorchristelijke traditie werd rond deze tijd met uitbundige vruchtbaarheidsfeesten gevierd dat de natuur de winter overwonnen heeft. Met Pasen staan we stil bij het nieuwe leven, door bijvoorbeeld bonen of sterrenkers te zaaien en door eieren te versieren.
Voor de jongere kinderen komt de paashaas langs met een mandje vol met eieren. De paashaas is niet voor niets een haas. Hazen zijn dieren zonder vaste verblijfplaats die zich opofferen voor hun soortgenoten (net als Christus): als
een haas die achtervolgd wordt moe is, neemt een andere haas zijn vlucht over.
Het Christelijke paasfeest valt samen met het Joodse Pesach (ook wel bekend als het lentefeest). Met Pesach vieren de Joden de bevrijding van de Joodse slaven uit Egypte onder leiding van Mozes. Omdat de vluchtelingen snel weg
moesten, konden ze alleen ongerezen brood meenemen op hun vlucht. Dat waren de Matses, die wij nu ook met onze paasmaaltijd eten.
Op de seizoentafel verschijnt de haas al met Palmpasen, nauwelijks te zien, om met het Paasfeest volop in de zonneschijn te stralen op een tafel met gele doeken en lichtgroene tinten , en paastakken, haan, kip, kuikentjes, lammetjes….
Alleen op school was dat op de dinsdag na Pasen. Thuis werd het Paasfeest eerst gevierd, op school werd er naar toe geleefd in de stille week.
“Paasfeest viering of eigenlijk beleven van de Stille Week voor Pasen, voor de hele school.
Maandags: gezamenlijke weekopening met verhaal, eventueel euritmie of combinatie van beide. Gezamenlijk zoeken naar een actieve luisterhouding is het plan erachter. [ zonder kleuters]
Dinsdags: schoonmaakactiviteiten allen [ klas, tuin, plein] na de ochtendpauze, bedoeling erachter is dat de leerlingen zien dat alle kinderen bezig zijn school schoon te maken, op te ruimen.
Woensdags: sterrenkers zaaien. Leerkrachten verzorgen zelf “bakjes” sterrenkers krijg je van de Paascommissie.
Donderdags; sobere maaltijd met matzes, boter en een “gewoon ”brood [geen paasbrood] dat ter plekke gesneden wordt.
Verhaal in je klas vertellen met Paasmotief. [bijv. kleuters sprookje van Doornroosje of Het ezeltje]
Dinsdags na Pasen: liggen er in ieder sterrenkers bakje 2 chocolade-eitjes en wordt er bij het eten een gekookt eitje genuttigd.
Kookplaatje begint zijn reis deze morgen in de 1e klas en als daar de eitjes gekookt zijn gaat het kookplaatje naar de 2e klas enzovoort. Tot alle klassen hun eieren gekookt hebben. Gedachte erachter; gezamenlijkheid voor elkaar zorgen.
Bij mooi weer langer buiten, wandelen, park.
Kleuters: chocolade-eitjes zoeken op eigen speelplein, in gewone speeltijd.
In jouw stukje gang: bloesemtakken plaatsen, die na Pasen open gaan. [leerkracht gaat dat zelf [[laten]] verzorgen]
Eieren, matzes, boter, chocolade-eitjes wordt voor gezorgd.
Brood leveren ouders uit iedere klas aan, [dit staat op de takenlijsten van de verschillende klassen].”
Dit vond ik nog als notitie op de computer..
Voor een groot deel is de viering zo gebleven, de sterrenkers echter werd later in de tijd gezaaid op de Palmpaasdag [maandags op school gekomen rook je bij binnenkomst de kenmerkende geur al], zodat we op witte donderdag de
sterrenkers konden eten op ons brood of matzes. Eitjes [als teken van levensbegin,] aten we op de dinsdag na Pasen op school. De kleuters zochten hun choco-eitjes én het gouden ei op een afgesproken plaats in het stadspark.
De week voor Pasen noemen we de “stille week” (of goede week) die begint met de palmpasenoptocht op de laatste zondag van de vastentijd. Op de dagen in de “stille week” herdenken we de gebeurtenissen vóór de opstanding van Christus op paaszondag: de tempelreiniging, de twistgesprekken met de Schriftgeleerden, het laatste avondmaal op witte donderdag, op goede vrijdag de kruisiging en op stille zaterdag de helletocht van Christus.
Op school vierden we de Stille week en probeerden dat te benaderen in de stemming van die dagen.
Dat betekent: niet in deze week uitbundig Paasfeest vieren, maar andere activiteiten inzetten [opruimen, poppenkinderen extra verzorgen, poetsen,
kast uitruimen en inruimen…] om met de kinderen de voorbereiding op Pasen te ervaren.
Donderdag zullen de kinderen in de klas een sobere maaltijd nuttigen met een gewoon gebakken brood (geen paasbrood) wat in het bijzijn van de kinderen gesneden en verdeeld wordt.
Op de dinsdag na Pasen gingen de kleuters eieren zoeken op een afgesproken plaats in het park: ’s ochtends lag er een “briefje van de Paashaas”: hij had kleine eitjes verstopt, samen met het Gouden ei…

Paasgedicht

Ik hoop dat er eens licht zal zijn
dat straalt uit onze ogen zo dat wij elkaar kunnen zien
zoals wij zijn geschapen: naakt en onbedorven.

Ik hoop dat er eens licht zal zijn
dat straalt uit onze harten en waar dan plaats zal zijn voor velen
die nu nog geen plaats hebben in onze wereld.

Ik hoop dat er eens een licht
zal stralen over onze gedachten die ons tot nadenken zal aanzetten
waardoor de besluiten weer rechtvaardig zullen zijn.

Ik hoop dat er eens licht zal zijn
die door onze huizen zal schijnen waardoor er weer vriendschap en gastvrijheid
een vanzelfsprekendheid zal worden.

Ik hoop dat het licht
eens op onze weg zal schijnen zodat wij weer te zien zijn
voor wie wij altijd verborgen zijn geweest.

Ik hoop dat het licht
onze paden zal blijven verlichten zodat wij van ons leven
geen doolhof blijven maken.

Ik hoop dat het licht
dat op Paasmorgen straalt ons de weg blijft wijzen
tot in de verste uithoek toe…….

                                                                                      Gedicht van Klaas van Eijbergen

Genoemde liedjes en nog vele andere zijn te vinden op TinekesDoehoek of Vrijeschoolliederen.nl

Handgebarenspelletjes:

Een tere, warme zonnestraal
Kwam hierbeneden aan.
En zag een kleine bloemenknop
Nog dichtgevouwen staan.
De tere, warme zonnestraal
Scheen nu nog eens zo fel.
En dacht: als ik maar schijn en schijn,
Dan opent het knopje zich wel.
En toen nu de warme zonnestraal
Het knopje maar aldoor bescheen,
Toen gingen de blaadjes als vanzelf,
Heel langzaam, heel langzaam vaneen.
Daarbinnen zag de zonnestraal
Een hartje van stralend goud.
“Dat komt”, sprak ’t kleine bloemetje,
Omdat ik zoveel van je houd!”

Ach, kleine kip, wat kijk je sip,
ben jij je ei verloren. .
Lag het in ’t bos, lag het in ’t mos,
of viel het tussen ’t koren?
Helaas, helaas, mijn lieve haas,
wij zoeken met z’n beidjes,
de haan en ik, maar o, wat schrik:
De wei ligt vol met eitjes.

Opa is blij en Oma is blij
ze hebben een kipje dat legde een ei
Daar kwam een muisje aangetript
dat had toch zo met zijn staartje gewipt
hij zwiepte het ei opzij
“Krak” zei het ei!”
Huil maar niet hoor Oma
huil maar niet hoor Opa”
zei het kipje”
Ik leg in een wipje een nieuw ei!
Het is niet van hout het is niet van steen
het is van stralend goud!”

Het kleine kippetje Ukkepuk
heeft het altijd vreselijk druk
Op maandag moet ze dweilen
op dinsdag nageltjes vijlen
op woensdag houtjes hakken
op donderdag wormpjes bakken
op vrijdag kippepap roeren
op zaterdag kuikentjes voeren
alleen op zondag heeft zij vrij
dan legt ze een gespikkeld ei!

Kippetje, kippetje, tok tok tok
Kipje al in het kippenhok
Kukelt, kakelt en hakkelt blij
kijk daar ligt mijn laatste ei!

Twee haasjes Flip en Flap
Die gingen samen eens op stap
Zij speelden haasje over
Zij knabbelden aan het lover
Zij buitelden over stenen
Zij liepen naar het koolland henen
Maar daar kwam de jager aan!
Toen zijn ze er vlug vandoor gegaan
Flip ga eens kijken of de jager al weg is
Flap ga eens kijken of de jager al weg is
Zullen we samen gaan kijken of de jager al weg is
Ja hoor!!!

Lied: 21 lange dagen zat ik in een kippenei,
Ik wil eruit, ik wil vrij,
ik prik een gaatje in het ei.
Ik wil eruit, ik wil vrij,
ik prik een gaatje in het ei.
Nog een stukje, nog een rukje,
wat is dat een zwaar karwei.
Even rusten, even hijgen,
even droge veertjes krijgen,
even pootjes uitproberen
en dan ren ik en dan kruip ik
lekker onder moeders veren.

Kringspelen:

Groen is t gras
Zakdoekje leggen
Haasje in de groeve

Sowieso zijn zoekspelletjes in deze tijd leuk om te doen, buiten of binnen. [Een speurtocht bijv.]

Grimm Sprookjes om te vertellen:

Het ezeltje
De kikkerkoning
Doornroosje

Bakersprookjes  [Lois Eijgenraam]
Het wordt lente
Haantje Goudenkam
Het Hazenhuisje

Nog een verhaal:

De paashaas en het gouden ei

Samenvatting
Als de paashaas zich – zoals ieder jaar – voorbereidt om de lente te beginnen, blijkt het belangrijkste ingrediënt gestolen: het gouden ei dat het zonlicht in zich heeft.

Toelichting:
Dit verhaal werd opgestuurd door een kleuterlerares van een vrije school. Zij schreef dat ze het verhaal meerdere keren heeft verteld aan de klas, waarbij ieder keer een ander personage (dier) uitgelicht wordt.
De laatste keer staat
het kind centraal.
Komt van de site: Sprookjes top 100

HET GOUDEN EI

Dat schittert als de zon
is in feite waar het begon
uit de wateren der liefde ontstaan
ook al is het je even ontgaan
voortkomend uit de zuivere betovering
is een kracht geschonken waarom het ging
het diepste,
het binnenste,
het heerlijkste, zo puur
de passie van het vuur
door universele warmte verzegeld,
in de eeuwige geest.
waar de universele onbegrensde,
zijnssfeer leeft.
dit gouden ei
dat ben JIJ

En nóg een verhaal:

De zon komt op deze paasochtend stralend op en de wakker geworden haan kukelt vrolijk al het andere op de wereld ook wakker!
“ Kukeleku, kukeleku, wakker worden nu!
Ik heb me naar alle kanten gedraaid, ik heb al naar alle kanten gekraaid:
Wordt wakker , wordt wakker…
Kukeleku, kukeleku “
Dan strijkt hij zijn regenboogveren glad, zodat de zon ze nog beter kan laten glanzen op deze bijzondere dag, die maar één keer komt.
Verderop staat de paashaas: hij verstopte vannacht de door hem gekleurde eitjes: die eitjes waren hem maar wat graag gegeven door de kippetjes. Mooie eieren voor Pasen: het gouden ei moest hij nu nog verstoppen: hij maakte een nestje van hooi en legde voorzichtig daar het stralende gouden ei in..
Zonnestralen streelden het ei en de paashaas …
De mand waar alle eitjes in hadden gelegen was leeg: haas was blij dat alle eitjes waren verstopt en tegelijk was hij een best moe geworden van al het harde werken, hij wilde wel even rusten gaan in zijn holletje en gaapte een lange
gaap…
Maar….vandaag bleef hij wakker, bleef hij wachten: hij wou zo graag kinderen zien en horen en zien hoe goed ze de paaseitjes konden vinden, en… bovendien… kon hij kijken hoe mooi deze dag , die maar één keer komt, zou worden.
Hoor!
Haas spitst zijn oren: vrolijke kinderstemmen: lachen, giechelen, zingen, hij poetst zijn ogen : kijk daar! Zie ze wijzen, rennen, huppelen en hand-in-hand-lopen…
“Wij willen zoeken, in alle hoeken, onder de linde, zullen wij het vinden, een nestje van hooi, een mooi gouden ei, oh paashaas kwam jij soms hier voorbij?…”

Als de kinderen steeds dichter bij het gouden ei
en de paashaas komen,
verstopt hij zich achter
de lindeboom.
De kinderen komen
tenslotte aan bij het
gouden ei.
Blij roepen ze: “ ohhhh, kijk
het gouden ei!”
De jongste ,die nog geen eitje gevonden had, mocht hem vasthouden en meenemen naar huis, overlegden de kinderen met elkaar.
“Dankjewel Paashaas!” zeggen de kinderen. Al zingend zijn ze daarna naar huis gegaan, en de paashaas zuchtte van geluk en zocht zijn holletje op, de zon straalde als nooit tevoren op deze éne dag, die maar één keer komt. De wereld
ziet er prachtig uit.
“Zon, zon, lieve zon, ik wou dat ik je pakken kon, want dan zou ik vriendelijk vragen:
“Wil je stralen alle dagen?” Zon, zon lieve zon ik wou dat ik je pakken kon…”

Het ei

Symbool voor het leven
Mirjam Chamuleau

Al zolang de mensheid op aarde leeft, vormt zij haar eigen beelden en symbolen. Soms zijn deze beelden streek- of cultuurgebonden. Het ei is echter een symbool dat universeel, over de hele wereld, door vele eeuwen heen, voor de mensheid symbool voor leven is!
In het scheppingsverhaal (schepping = wordend leven) van de oude Indiërs (7227-5007 v.C.) kwam een gouden ei voor. Het was een ei, goudglanzend als de zon, en het deelde zich in twee helften: de hemel en de aarde.
Ook de oude Perzen (5067-2907 v.C.) stelden zich de nog niet door het kwaad aangetaste wereld voor als een reusachtig licht-ei.
De Egyptenaren (2907-747 v.C.) hadden een mythe waarin de eerste god uit een ei kwam. Ook hun doden begroeven zij in een eivorm (hoop op nieuw leven?) Het binnenste van een sarcofaag waar de mummie in lag had een eivorm.
Bij de Grieken (747 v C -1413 n.C.) was het de godin en oermoeder Nyx die een ei legde. Uit dit ei werd de god met de gouden vleugels: Eros, de god van de liefde, geboren.
Uit Finland zijn scheppingsverhalen bekend, waarin, net als bij de oude Grieken, hemel en aarde zijn ontstaan uit een ei. De dooier is in dit geval de zon (zon – kiem van levenskracht?).
Eieren werden in voorchristelijke culturen in het voorjaar in de aarde begraven, in de hoop dat dit de aarde vruchtbaar zou maken.
Dat het ei als kiem – hoop op nieuw leven – werd gezien in de christelijke cultuur blijkt o.a. uit het feit dat in veel christelijke graven eieren als grafgift gevonden zijn.
Het ei – een ogenschijnlijk dood, hard ding, is toch voor ons hét symbool voor de opstanding (= nieuw leven). In het onzichtbare binnenste van het ei ligt de kiem verborgen waar uiteindelijk het nieuwe leven door de harde schil heen
kan breken.
Als wij met onze kinderen op paasmorgen de eieren gaan zoeken die de paashaas voor ons heeft verstopt, spreken we eigenlijk dan ook de wens uit dat ook wij aansluiting zoeken bij de opstandingskracht – levenskracht – kiemkracht
– in ons eigen leven.

Voor een kind ligt het Pasen zoals wij dat kennen ver van zijn leefwereld af. Het Laatste Avondmaal, het lijden aan het kruis, de opstanding zelf, het kind zou het aan kunnen horen, maar er weinig mee kunnen beginnen.
Een jong kind leeft in beelden. In die beelden ligt de wereld niet vast. Alles kan, er zijn geen beperkingen. Een kind neemt de wereld ook niet waar zoals wij dat doen, namelijk met zijn vijf zintuigen. Een kind is één groot ontvangend oog. Het neemt de hele wereld in één keer tot zich, in volle overgave. De wereld is voor het kind een uitdijende eenheid van fantasie en beeldenrijkdom, als in een sprookje. In feite is een kind een en al sprookje.
De werkelijkheid is sterk afgebakend. We weten wat wel en wat niet mogelijk is. Voor ons volwassenen is dat niet erg, het biedt ons zekerheid. Maar voor een kind dat zich ontwikkelt kan dit beperkend zijn. Het kan een realistische
vertelling aanhoren, ja of nee knikken, maar innerlijk heeft het er weinig aan. Het kan er niet in groeien. En groeien wil het, moet het. Vergelijk het met een paar schoenen waarmee een kind het voor de rest van zijn leven moet doen.
Die gaan op den duur behoorlijk knellen.
Met name de kruisweg is zo van leed, schuld en boetedoening doortrokken dat dit een kind eerder beklemt dan dat er iets in zijn wezen wordt aangeboord. Het zou hem verlammen.
Toch kun je een kind de essentie van Pasen aanbieden, door het beeld van de paashaas. Deze brengt het kind in een belevingswereld die aansluit bij de achtergronden van het paasfeest. Uit volle borst zingen de kinderen dan ook:

De paashaas, de paashaas
Die is weer in ’t land

Een kind is nog dromend. Voor het kind is de paashaas geen verzinsel om het zoet te houden, maar een reële beleving, mits aangereikt natuurlijk door de omgeving van school en gezin. De paashaas kan ook overal opduiken, op
de meest onverwachte momenten, een kind staat er niet van te kijken. Soms zelfs denkt het de paashaas daadwerkelijk gezien te hebben, althans het puntje van zijn staart toen hij net de hoek om wipte… De paashaas is dan bijna tastbaar.
Je kunt je afvragen waarom de haas als beeld, als symbool voor Pasen is gekozen en niet een ander dier. Een haas heeft van nature geen vast nest of hol. Wel maakt hij op verschillende plekken een ondiep kuiltje, een leger genaamd, waar hij zijn korte hazenslaapjes houdt of waarin de jongen de eerste weken van hun leven verblijven.
Er wordt veel jacht gemaakt op de haas, door roofdieren maar bovenal door de mens. Onze verre voorvaderen joegen al op hazen. Een haas is altijd op de loop voor zijn vijanden. Hij heeft nooit rust, vandaar zijn waakzaamheid.
Een haas leeft voornamelijk solitair. In tegenstelling tot veel andere dieren leeft hij niet op een voor zichzelf afgebakend terrein, heeft hij geen territorium, maar duldt hij ook soortgenoten naast zich. Soms leven hazen in tijdelijke groepjes met elkaar, tijdens het foerageren bijvoorbeeld. Dan treedt een voor het dierenrijk opvallend gedrag op, het vermogen zich voor een ander op te offeren. Het is een bekend verschijnsel dat, wanneer de ene haas achterna wordt gezeten, een andere haas zijn slachtofferrol soms overneemt. Een uniek gebeuren.
Zo heeft ook Christus zich, in de visie van veel mensen, opgeofferd door voor ons aan het kruis te sterven.
En de kinderen zingen:

En aan zijn ene pootje
draagt hij een grote mand.
Die mand zit vol met eieren,
bim bam beieren.
En volgend jaar komt hij weerom,
bim bam bom.

Het lijkt vreemd dat een haas met een mand vol eieren loopt. Een haas is een zoogdier en heeft in het echt niets met eieren van doen. Als je echter bedenkt dat een haas het symbool van vruchtbaarheid is, is het verband al gemakkelijker te zien. Het dragen van die eieren, dat maakt hem ook tot ‘paashaas’. Hij verstopt de eieren in de tuinen van de kinderen. Deze mogen ze zoeken en ze daarna al of niet kleuren.
Een treffend beeld is dat, dat van het ei. Er is de harde buitenkant, de schaal, met binnenin de kiem van het nieuwe leven. Let wel, deze kiem, deze levenskracht, is nog niet te zien, maar zal op termijn wel de buitenkant doorboren en daarmee zichtbaar worden. Het leven (de kiem) overwint zo de dood (de schaal).
De paashaas verstopt deze eieren in de tuinen van de kinderen. Een tuin draagt het in zich iets te laten groeien. Zo kan het beeld van het ei, van het nieuwe leven, van de eigen vonk, mede in het kind groeien. Maar het moet de
eieren wel zelf zoeken en vinden, dat spreekt voor zich. Een ei, gevonden en aangereikt door een ander, daar is niets aan, dat is niet echt.
Zodra het kind alle gevonden eieren verzameld heeft, worden ze gekleurd. Hoe symbolisch wederom. Het kind mag zelf richting geven, bepalen hoe het zijn ‘kiem van leven’ later in de wereld naar buiten zal uitdragen.
Er komt een moment, zo rond het zesde jaar, dat een kind opeens zegt: ‘Maar de paashaas bestaat helemaal niet.’
Terecht, op zo’n moment. Het kind is inmiddels gewend geraakt zijn uiterlijke zintuigen steeds meer te gebruiken en daar meer en meer op te vertrouwen. Het is schoolrijp geworden. Het heeft voor het eerst geleerd een beetje als een volwassene te denken. Op die weg wil hij verder. Maar het beeld van de paashaas leeft voort, in zijn binnenste, als onbewuste kiem. En ooit zal dit zaadje doorbreken…

Uit: Fred Tak – Jaarfeesten; achtergronden en betekenis in onze tijd, uitgeverij Christofoor, september 2017

Hup, hup, daar gaat Langoor het konijn.
Huppelen vindt hij o zo fijn.
“Ik snuffel met mijn neusje in de wind.
Eens kijken of ik een lekker worteltje
vind. Knabbel hier wat aan een
grassprietje…”
Pas op, want de vos ziet je!
Roetsj, weg is ‘ie, zo snel als de wind.
Niemand die je in je holletje vindt…

Manouk Locher

Palmpasen en Pasenalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldjaarfeesten     jaartafels

.

2749-2578

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pasen (42)

.

De onzelfzuchtigheid van de paashaas

Een bruine langoor die met grotesprongen kris-kras door het veld springt. In de jacht offert hij zich op door de achtervolging van een soort­genoot over te nemen. Hij heeft geen hol om zich te beschermen – de hemel is zijn dak. Dat is het beeld dat de haas bij ons oproept. Wat heeft het symbool van de onzicht­bare haas die eieren verstopt met Pa­sen ons nog meer te zeggen?

Wie dagelijks met jonge kinderen bezig is, leeft te midden van een beeldenwereld die voor hen heel reëel is. Als volwassene ga je je afvragen waar die beelden die je tegenkomt in gezegden, kinderspelen en sprookjes voor staan. Meestal moet je voor uitleg te rade gaan bij mensen die zich in de symbolenwe­reld verdiept hebben. De meest uitgebreide uitleg over het symbool ‘haas’ heb ik gevon­den in een boek getiteld De symboliek van Haas en Anjer van CA. Wertheim Aymès en dr. P. van Schilfgaarde. In de inleiding wordt allereerst op het wezen van een symbool ingegaan en wel met een citaat van Goethe: ‘Het Ware, een met het Goddelijke, kunnen wij nooit rechtstreeks vatten; wij zien het slechts in een afglans, een voorbeeld, een symbool, in afzonderlijke en verwante verschijningen; wij worden het gewaar als onbegrijpelijk leven en kunnen ons niet onttrekken aan het verlangen het toch te begrijpen’.

Het woord ‘symbool’ stamt af van het Griek­se woord ‘symballein’ – letterlijk vertaald ‘samenwerpen’. Van dezelfde stam komt para­bel – gelijkenis. In de diepste betekenis wordt bedoeld dat het zinnelijke en het bovenzin­nelijke bij elkaar gebracht worden, terwijl in aardse betekenis het begrip ‘symballein’ werd gebruikt voor het op geheime wijze sa­menvoegen van twee delen. Een vertrouwelij­ke brief bijvoorbeeld, waarvan het de bedoe­ling was dat anderen hem niet konden lezen schreef men veelal op een strook, gewikkeld om een staaf van bepaalde dikte. De ontvan­ger kon de brief dan alleen lezen, als hij de beschreven strook weer om een staaf wik­kelde van dezelfde dikte die hem van tevoren bekend moest zijn. Dan brachten de standen der letters dezelfde woorden weer bijeen. Een symbool is dus een helft, die aansluit op een andere helft, zijn wederhelft. Op soortgelijke wijze worden denkbeelden samengebracht met beelden uit de zintuigelijke wereld. Die beelden, aan de natuur ont­leend, worden dan tot zinnebeelden, waarbij sprake is van herkenning. Vandaar, dat echte symbolen duurzaam zijn, en dat dezelfde symbolen onafhankelijk van elkaar in ver­schillende tijden en bij ver van elkander le­vende volken kunnen optreden.

Een zoeloesprookje ‘De behekste boom’ geeft ons inzicht in de symboliek van de haas. Een Zoeloekoning belooft zijn beeld­schone dochter aan diegene die de kwaadaar­dige otter kan vernietigen die tussen de wor­tels van een boom in zijn tuin huist. De eer­ste die een poging waagt is de olifant. Hij vult zijn slurf en spuit met kracht het water tussen de wortels, maar zonder succes. Dan komt de slang die met listigheid sissend om de stam kronkelt maar de otter blijft blazend zitten in zijn hol en komt niet tevoorschijn. Tenslotte probeert de haas het en dansend lokt hij de otter naar buiten zodat die gevan­gen kan worden. De haas vertegenwoordigt het hogere bewustzijn, in staat boosaardige krachten te bedwingen.

Waarom de haas als symbool van het hoger bewustzijn, het ik?
De haas is uitgerust voor de nacht. Dan is hij actief met zijn goed ont­wikkelde zintuigen. Hij wordt wakker bij het minste gerucht, is niet bang maar waakzaam, alert, snel.
Als zoogdier kent de haas de warmte van het bloed (het ik leeft in het lichaam), als knaag­dier vreet het aan (het ik vreet aan de levens­krachten), maar de haas doet niemand kwaad, eet alleen planten. (Het ik is onscha­delijk als het zich harmonisch kan ontwikke­len.) De haas is opofferend: achtervolgd door jachthonden en uitgeput zal een ai zijn plaats innemen en zich laten achtervol­gen. Tenslotte: de haas heeft geen hol. En zie hier het beeld: het ik is onzelfzuchtig, schaadt niemand, komt in actie voor zijn broeders en heeft geen tehuis op aarde, is al­tijd wakker om de mens de geestelijke wereld te laten zien.
De haas staat ook voor de liefde, te verstaan als natuurlijke èn hemelse liefde, waarbij vruchtbaarheid geestelijke vernieuwing aan­duidt. En zo zien we de haas overal opdui­ken: op een Griekse vaas uit de vijfde eeuw waar de ene man bij wijze van liefdesverkla­ring de andere een haas overhandigt, in het sprookje van Grimm van de hazenbruid, op Boeddhistische afbeeldingen waarin de Boed­dha na zijn aardse dood als haas in de maan kan worden geschouwd en bij ons met Pasen.
Het Ostarafeest, genoemd naar de Babylonisch-Assyrische godin Ostara, godin van lief­de, schoonheid en vruchtbaarheid werd ver­bonden met Ostern, Easter, Pasen, de Opstan­ding van Christus.
Een onzichtbare haas ver­stopt paaseieren. Talrijke weidevogels maak­ten immers gebruik van hazelegers om hun eieren in uit te broeden, dus de verbinding ligt voor de hand. De eieren zijn gekleurd met de kleuren van de regenboog als sym­bool yan een nieuw begin, van geestelijke le­venskiemen. In de kalkschil dragen zij de zon (dooier) en de maan (eiwit) maar we moeten ze zoeken – als we tenminste niet het haasje willen zijn.

pasen 24

stenen rozet in de kathedraal van Paderborn, Westfalen 

pasen 25

Griekse schaal, 6e eeuw v.Chr.

pasen 26

Leagros op Griekse schaal

Tineke Geus, ‘Jonas’17, 13 april 1984

Palmpasen/Pasen: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

1251-1169

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pasen (43)

.

Hans Harres, Der Elternbrief 04-1992
.

wij vieren Pasen
.

Tot het leven van de mens in het ritme van het jaar behoren al sinds ‘de eeuwigheid’ de vier jaarritmen: lente, zomer, herfst en winter.
Is het ‘toeval’ of de bedoeling van hogere geestelijk-goddelijke machten dat ook de grote feesten die de christenheid in het jaar viert, dikwijls aan het begin van een nieuw jaargetijde liggen?

Tegen het begin van de lente, dus in maart of begin april wordt het paasfeest gevierd. Pasen is wat de datum betreft een beweeglijk feest; het valt – door een besluit van het Concilie van Nicea in 325 altijd op de eerste zondag na de eerste volle maan van de lente.

De voorloper van Pasen daarentegen, het joodse paasfeest, viel steeds precies op de eerste vollemaansdag na het begin van de lente, zonder rekening te houden met de dag van de week.

Het eerst mogelijke feest kan dus volgens de huidige regeling op 22 maart vallen, het laatste op 25 april, daar zitten dus 35 dagen tussen. Van deze datum is ook die van Pinksteren afhankelijk; dit hoort dus ook tot de beweeglijke feesten.

Bij het begin van de zomer en wel op 24 juni wordt het Sint-Jansfeest ter herinnering aan Johannes de doper gevierd, dikwijls met grote vreugdevuren. In dit jaargetijde staat bij ons de zon op de zomerdag om 12 uur in de middag op het hoogste punt; dit is de langste dag en daar tegenover staat dus de kortste nacht.

Het Michaëlsfeest vieren de christenen tegenwoordig zeker niet meer zo als een 100 jaar geleden, dus bij het begin van de herfst wanneer dag en nacht even lang zijn.

Bij het begin van de winter, op 21 december,  de kortste dan en langste nacht beleven, wordt het zeker bekendste (en waarschijnlijk door de geschenken ook het meest gewilde) van alle christelijke feesten gevierd op 25 december: Kerst als het geboortefeest van Jezus Christus.

Maar niet alleen de christenen vieren hun grootste feesten aan het begin van een nieuw seizoen, ook veel andere ‘natuur’volken, heidense enz. hadden op deze tijdstippen uit kosmische wijsheid en kosmisch weten dikwijls hun heilige feesten.

Waar komt de naam Pasen vandaan

De naam Pasen (omdat dit artikel uit het Duits werd vertaald staat hier Ostern) komt als Ostern alleen in het Engels (Easter)  en het Duits voor. Hij berust blijkbaar op een vergissing. De kerklatijnse naam voor paasweek (Osterwoche) ‘Albae paschales’ werd abusievelijk lang verwisseld met het Oud-Hoogduits ‘austro’ – in het meervoud: ostarun – wat zoveel betekent als ‘morgenrood’. Rond ongeveer 600 na Chr. kwam deze verkeerde naam in Engeland door de vertalers van Augustinus, die de Angelsaksen tot het christelijk geloof bekeerd had.

Zeker bestaat ook de afleiding van de naam Ostern uit het Germaanse spraakgebruik die toch nog meer van toepassing lijkt. Lang voor de Germanen bekeerd werden, vierden ze het feest van de lentegodin Ostara aan het begin van de lente en het is vrij zeker dat deze naam later door de bekeerde Germanen voor het feest van de opstanding van Jezus – Ostern – werd overgenomen.

Hoe vieren we Pasen met de kinderen
.
De christelijke opvatting, de christelijke cultuur verbindt met het paasfeest de kruisiging en de lichamelijke dood van Jezus Christus op ‘de eerste’ Goede Vrijdag in de wereldhistorie en zijn opstanding drie dagen later op de historisch ‘eerste’ paasmorgen. Voor de gelovige en belijdende christen behoort wat er met Pasen plaatsvindt tot de centrale gebeurtenis van de geschiedenis der mensheid; volgens zijn inzicht en geloof is Jezus Christus voor alle mensen voor hun verlossing als mens geboren en heeft hij ook de fysieke dood (door de kruisiging) geleden en op zich genomen.

Daarom is het wel te begrijpen dat met name in het verleden, gelovige ouders, kerkelijke en niet – kerkelijke opvoeders – van godsdienstfanaten afgezien – er betrokken mee bezig waren de historische achtergrond en de betekenis van Goede Vrijdag en Pasen de kleine kinderen zo vroeg als mogelijk mee te geven en te verklaren, opdat zij zoveel mogelijk ‘goede’ en gelovige christenen zouden worden.

Het kan zijn dat deze goed bedoelende mensen juist het tegenovergestelde hebben bereikt: welk kind zou dood en opstanding nu al in begrippen kunnen vatten. Hebben wij zelf als volwassenen niet vaak problemen met het begrijpen van de diepere achtergronden van de werken van Christus en zijn daden en uitspraken?

Zijn er andere, misschien betere mogelijkheden om aan de kinderen het paasfeest op het niveau van hun leeftijd bij te brengen, de gebeurtenissen voor hen levendig te omschrijven?

Pasen in de natuur

Het paasfeest is onlosmakelijk verbonden met het begin van de lente. Naar aanleiding van deze bijzondere tijd van het jaar waarin het nieuwe leven uit de door het winterproces afgestorven natuur weer opnieuw ontspringt, werd sinds mensenheugenis bij vele volken een opgewekt, vrolijk voorjaarsfeest gevierd en werden de goden dank en offers gebracht. Oorspronkelijk was het lente- respectievelijk paasfeest noch joods noch christelijk, het was een ‘heidens’ feest. De weer uitlopende, ontkiemende natuurkrachten hebben de ‘doodskrachten’ van de winter overwonnen; de hoop voor het nieuwe begin, de hernieuwde opstanding van licht- warmte- en groeikrachten kiemde. In die oudere tijden was de winter met zijn ijzige kou, duisternis, vele ontberingen en last en de weinige voedingsmiddelen – er was geen centrale verwarming, elektrisch licht enz. ook geen moderne mogelijkheid om voorraden te bewaren – het hardste van alle seizoenen waarin de meeste mensen stierven en wel het meest door honger, kou, ontbering en talloze ziekten. 

Daarom begrijpen wij en de kinderen wel, wanneer we terugkijken in de cultuurgeschiedenis, dat de mensen het begin van de lente met jubel en vrolijke feesten gevierd hebben en hun goden en heiligen dankten, omdat zij de winter overleefd hadden en voor een hoopvol nieuw begin stonden.

Maar niet alleen de mensen begroetten en vierden de terugkeer van de lente, ieder jaar begroet en viert ook heel de natuur de opklimmende warme zon, het terugkerende levend brengende licht; de vogels jubileren met hun zang; vele mensen vinden elkaar in de liefde en verbinden zich en de voorjaarsbloemen betonen hun vreugde met de allermooiste bonte kleuren.

Wie herinnert zich dan nu niet ‘Osterspaziergang’ uit de Faust van Goethe:

Vor dem Tor

Vom Eise befreit sind Strom und Bäche
Durch des Frühlings holden, belebenden
Blick,Im Tale grünet Hoffnungsglück;
Der alte Winter, in seiner Schwäche,
Zog sich in rauhe Berge zurück.
Von dort her sendet er, fliehend, nur
Ohnmächtige Schauer körnigen Eises
In Streifen über die grünende Flur.
Aber die Sonne duldet kein Weißes,
Überall regt sich Bildung und Streben,
Alles will sie mit Farben beleben;
Doch an Blumen fehlts im Revier,
Sie nimmt geputzte Menschen dafür.
Kehre dich um, von diesen Höhen
Nach der Stadt zurück zu sehen!
Aus dem hohlen finstern Tor
Dringt ein buntes Gewimmel hervor.
Jeder sonnt sich heute so gern.
Sie feiern die Auferstehung des Herrn,
Denn sie sind selber auferstanden:
Aus niedriger Häuser dumpfen Gemächern,
Aus Handwerks- und Gewerbesbanden,
Aus dem Druck von Giebeln und Dächern,
Aus der Straßen quetschender Enge,
Aus der Kirchen ehrwürdiger Nacht
Sind sie alle ans Licht gebracht.
Sieh nur, sieh! wie behend sich die Menge
Durch die Gärten und Felder zerschlägt,
Wie der Fluß in Breit und Länge
So manchen lustigen Nachen bewegt,
Und, bis zum Sinken überladen,
Entfernt sich dieser letzte Kahn.
Selbst von des Berges fernen Pfaden
Blinken uns farbige Kleider an.
Ich höre schon des Dorfs Getümmel,
Hier ist des Volkes wahrer Himmel,
Zufrieden jauchzet groß und klein:
Hier bin ich Mensch, hier darf ichs sein!

VOOR DE POORT

Van ijs bevrijd zijn rivier en beken,
door de stralende blik van de lente ontdooid,
het dal is hoopvol met groen getooid;
de oude winter is uitgeweken
naar barre hoogten, al vluchtende gooit
hij machteloos, met bevende hand
ijzige korrels in straffe vlagen
over het groen-gestreepte land.
Maar de zon kan geen wit verdragen,
overal is er een kiemen en streven,
alles probeert ze weer kleur te geven,
maar bloemen ontbreken nog op de wei,
dus neemt ze mensen in feestkledij.
Draai je om! Daarbeneden ligt onze stad.
Zie wat er alles staat te gebeuren:
uit de poort, dat sombere holle gat,
stromen de mensen in vrolijke kleuren.
Ze zoeken de zon op, hun grootste gemis,
en vieren dat Christus herrezen is
want zijzelf zijn opgestaan:
uit hun muffe hokjes naar buiten gegaan,
moe van het juk van nering en werken,
te lang onder gevels en daken gebukt,
door gangen en steegjes benauwd en bedrukt,
ontsnapt aan de heilige nacht van hun kerken
vonden ze allen de weg naar het licht.
Kijk al die mensen, een prachtig gezicht-
krioelen langs velden, tuinen en perken.
Op de brede rivier zie je boot na boot
aan komen drijven, een vrolijke vloot;
en kijk, tot zinkens toe beladen
sluit dat pleziervaartuig de rij.
Zelfs op de berg trekt langs de paden
in de verte een bonte stoet voorbij.
Het dorpje is vol gegons en gewemel,
hier vindt het volk zijn ware hemel,
je hoort het gejuich van groot en klein:
hier ben ik mens, hier mag ‘k het zijn.

(vertaling: Ard Posthuma)

Offerfeesten in het voorjaar

Toen de individuele mens in het stadium verkeerde waarin hij veel meer een deel van een groep was en in de mensheidsontwikkeling nog niets individueels ontwikkeld had, dus nog geen ‘Ik’ of een persoonlijkheid was zoals wat we daar nu onder verstaan, was er in veel volksgroepen verspreid over de hele wereld sprake van mensenoffers – naast dier- en plantenoffers – als dankgave aan hun hogere goden. Toen in de loop van de ontwikkeling het menselijke bewustzijn zich steeds verder ontwikkelde, werden de mensenoffers steeds vaker vervangen door het offeren van dieren; dat hield later ook op naarmate een volk of een volksgroep zich verder ontwikkelde.

Aan het offeren van mensen herinnert ons nog het verhaal rond Abraham die voor God zijn zoon Izaak moet doden en moet offeren, waartoe Abraham zonder aarzelen bereid was. Toen hij het mes om de dodelijke steek toe te brengen al getrokken had, gaf een stem uit de hemel hem het gebod niet verder te gaan en in plaats van zijn zoon een lam te offeren. Hieruit ontstond het gebruik om met Pasen – lentetijd – het paaslam te offeren.

Toen later het gevangen volk van Israël Egypte wilde verlaten en moest, was het tegen de Pasen, eind maart, begin april; toen at men gemeenschappelijk het paaslam met de ongezuurde broden met bittere kruiden, zoals het heet. Het bloed van het paaslam werd op de deurposten van de huizen gestreken; daarmee zou het onmogelijk worden dat ‘de boze’ het volk van Israël zou vernietigen. Zoals in Exodus 12 – 12, 23 is beschreven, gaat de ‘boze’, ook de ‘verderver’ genoemd aan die mensen voorbij en spaart hen die afzien van het verdere verblijf in Egypte. Dat ‘sparen van het leven’ en in zekere zin ‘het voorbijtrekken’ heet in het Hebreeuws ‘pe’sach’ en dat werd tot Passahfeest’ d.w.z. het offerlam werd onderdeel van het joodse paasfeest.

Het opstandingsbeleven bij andere volken

Wat er in de jaargetijden gebeurt, het sterfproces van de natuur in de winter en het weer opbloeien in het voorjaar, kennen vanzelfsprekend talloze volken over de hele aarde, zoals we dat uit hun mythen en vertellingen tegenwoordig precies weten.

In het oude Egypte was het Osiris die stierf en altijd weer opnieuw tot leven kwam.
Al het leven van de Egyptenaren werd enkel en alleen bepaald door de Nijl die eenmaal per jaar de smalle stroken land tussen de beide grote woestijnen rechts en links van de rivier met haar levensbrengend water en vruchtbaar slib overstroomde en zo het land niet alleen van water, maar ook van vruchtbare meststof voorzag.

In het tweestromenland van de Assyriërs en Babyloniërs was het de god van de vegetatie Tammuz die tegen de tijd van Pasen in het voorjaar tot nieuw leven werd opgewekt.

Een symbool voor het proces van sterven en weer opstaan is ook de geschiedenis van de vogel Phoenix  die zichzelf steeds weer in het vuur verbrandt en daaruit steeds weer jong, met nieuwe levenskrachten begiftigd, opstaat.

In het land van de Syriërs , Kanaän genoemd, werd aan het begin van de lente de semitische weer- en hemelsgod Baäl, de grootste van alle goden van dit volk, weer geboren.

Ook het volk van de Oude Grieken kende de dood en de wederopstanding; bij hen was het de schone jongeling Adonis, die ook na zijn aardse dood tijdens de winter in de onderwereld moest verblijven, maar die met het voorjaar weer terug mocht in het licht van de wereld, dus opstond.

Zo is er nog bij veel meer volken het feest van de wederopstanding van de natuur- en levenskracht, dat met grote dankbaarheid en blijdschap wordt gevierd.

Pasen in de sprookjes

Op de diepere en wijsheidsvolle betekenis van het zich steeds weer herhalende leven in de natuur kun je je bezinnen en dat loont de moeite want het is het lot van ieder van ons dat we dit, doordat we geboren worden en weer sterven (en weer geboren worden voor zover je dit kunt aannemen) meemaken.

Aan de jonge kinderen kun je dit leven dat zich steeds weer in de natuur herhaalt op een begrijpelijke manier bij brengen door bijv. het prachtige sprookje van Grimm ‘Doornroosje’.
Het 15-jarige Doornroosje viel, nadat ze zich op haar verjaardag aan een spintol had geprikt, in een honderdjarige doodsslaap, waaruit ze door een prins met een kus werd opgewekt.

Wellicht nog dieper wordt de wijsheid van dood en wedergeboorte van de mens, dus het beeld van de vernieuwde opstanding van de ziel, dat is het paasmotief, in het sprookje van de wachtelboom verbeeld.
Wijze leiders der mensheid hebben deze en andere verhalen, ook sproken genoemd, zeer lang geleden gevormd om de mens van die tijd die beeldend dacht, en nog niet zo zeer met het verstand kon leren en gevormd worden, te vertellen over kosmisch-geestelijke en aardse natuurgebeurtenissen, over de achtergronden van hemel en aarde.

In het sprookje van de wachtelboom wordt het paasmotief van dood en opstanding van de ziel duidelijk verbeeld.
De boze stiefmoeder doodt haar stiefzoon. Zijn zusje legde zijn beenderen in een witte doek onder een wachtelboom, waaronder zijn moeder al begraven lag. Uit de boom stijgt een nevelwolk omhoog die tot een vlam wordt. Daaruit vliegt een wonderschone vogel op, (het Phoenixmotief), die prachtig begint te zingen, zo dat alle mensen hun werk en waarmee ze bezig zijn laten voor wat het is om naar hem te luisteren en hem te bewonderen. Hij is als de weergeboren paaszon.
Op het eind van het sprookje wordt de boze stiefmoeder door een zware molensteen verpulverd; uit een vuur komt haar zoon, levend herboren.

Als deze twee sprookjes zijn er nog veel andere waarin het motief van dood en opstanding tot nieuw leven wordt geschilderd.

Sneeuwwitje die na een beet in de vergiftigde appel voor dood in de glazen kist ligt en weer levend wordt, kent ieder kind, net zoals Roodkapje die door de wolf met huid en haar wordt verslonden en door de jager weer in het licht van de zon teruggehaald wordt.

Ook in Vrouw Holle zit hetzelfde motief; Goudmarie en Pekmarie vallen in de met water gevulde bron en komen – lichamelijk dood – in een andere wereld waaruit ze, na goede of slechte werken, weer terugkeren naar de andere wereld.

Wie de sprookjes van de gebroeders Grimm kent of leest, zal nog een paar andere vinden die verhalen van dood en opstanding.

Deze sprookjes zijn zeer geschikt om aan kinderen tot (en met) de tweede klas te vertellen, als je ze beeldend bij wilt brengen wat er aan het begin van de lente, rond Pasen gebeurt. Wanneer je de kinderen deze sprookjes vertelt is het wel heel belangrijk dat je ze die met een inlevend bewustzijn vertelt, wanneer je zelf probeert je in te leven in wat met Pasen gebeurt.
Net als met het vertellen van andere sprookjes; wanneer je als volwassene deze met hun diepe wijsheidsvolle beelden doorgronden en accepteren kan, werken ze bij het vertellen aan de kinderen met veel inniger kracht verder waardoor zij in hen waardevolle opbouwende en sterker makende helpers kunnen vinden voor hun toekomst.

Verhalen voor de oudere kinderen

De kinderen die op een vrijeschool zitten, krijgen in de 3e klas de grootse verhalen uit het Oude Testament; in de 4e klas de sagen van de Germanen, door hun leerkracht verteld.

De kinderen hebben nu een ander bewustzijn gekregen (zijn de Rubicon overgestoken) en zij kunnen nu de verhalen over het Joodse volk horen. De uittocht uit Egypte van het volk Israël (tot aan de Sinaï) en de betekenis van het offer van het paaslam – hierboven beschreven.

Vanaf klas 6-7 , dus vanaf 12-13 jaar kun je de kinderen ook verhalen uit het Nieuwe Testament vertellen zonder over hun hoofden heen te spreken. Met hun bewustzijn kunnen ze steeds beter het dode, abstracte opnemen. Bij de dood echter, hoort ook steeds het leven, het opnieuw geboren worden; die feiten mag je niet verre van hen houden om hun niet het gevoel van angst, maar dat van vertrouwen en uitzicht te geven.

Paasgebruiken – paasgewoonten

Wat zou het paasfeest in een gezin zijn zonder  hopelijk zelf beschilderde bonte paaseieren en zonder de paashaas.
Wat heeft dat met het ei, met het ‘paasei’ van doen

Wel, steeds al gold het ei als symbool van het (nieuwe) leven en van de vruchtbaarheid. Je moet bij deze beschouwing niet meteen aan het kippenei denken; vele zaden die in zich de kiem van de nieuwe plant dragen, vele eieren van dieren – en natuurlijk ook die van de vrouw – zijn bolvormig rond en zijn daarmee niet alleen een beeld van de aarde, maar ook van de totale kosmos. De kosmos echter draagt – zoals ook het ei – alle krachten voor het nieuwe leven dat ontstaat, in zich. Omdat het kippenei ook nog eens goed te verteren is, dus als voedsel te gebruiken, heeft men het wellicht als plaatsvervangend voor alle zaden en kiemen als symbool voor het nieuwe, wordende leven genomen en heeft zich juist in de lente daaruit in vele volken een gewoonte  ontwikkeld.

Het is bekend dat de Chinezen 4- tot 5-duizend jaar geleden al elkaar bij het begin van de lente bont versierde eieren cadeau gaven. Ook uit de geschriften en verhalen uit de Oudperzische cultuur; die van de Indiërs, Babyloniërs, Egyptenaren, Grieken, Finnen en Germanen en andere volksgroepen weten wij, dat de mensen elkaar beschilderde eieren gaven of dat het ei een bijzondere offergave voor de goden betekende.

In een Indische mythe wordt verteld dat in het oerbegin alle Zijn uit een reusachtig ei dat in een zilver en een gouden helft splitste, zich de hemel en de aarde hebben gevormd.

Een oude Perzische sage verhaalt dat eens een reusachtige stier met zijn puntige hoorns het grote wereldei opengestoten heeft en dat alle levende wezens voor de aarde daaruit kwamen. In het geloof van de Oude Perzen was de wereld waarin nog geen kwaad bestond, een reusachtig groot licht-ei. Zij gaven elkaar later bij het begin van de lente vooral rood beschilderde eieren.

In een Fins scheppingsverhaal ontstaat uit een groot gouden ei dat in twee helften brak, hemel en aarde. Uit de gele dooier werd de stralende zon gevormd.

In de Romeinse catacombengraven heeft men nagemaakte eieren gevonden uit louter zilver.

Uit al deze mythen en sagen ontstonden steeds weer nieuwe gebruiken om elkaar versierde en geschilderde eieren te geven. Eieren van kippen en ook van andere vogels, maar ook kunstzinnig gemaakt van goud, zilver en edelsteen.
Na de uitvinding van het horloge werden er ook kostbare uurwerken in de vorm van een ei gemaakt.

Wij beschilderen eieren
Wie zelf graag eens eieren met natuurverf zou willen beschilderen, kan dat als volgt doen:

Een tot twee handjes uienschillen een paar minuten in een liter water gekookt en daarbij dan de eieren koken tot ze hard zijn. Hoe langer de eieren hierin koken, des te donkerder de schalen worden; je kunt het uitproberen.

Ook met zwarte thee kun je de witte schalen bruiner maken. Groen krijg je door brandnetels; rood door rode bieten, geel door saffraan of karwei als je dit van te voren eerst kookt. Doe je azijn in het water, dan worden de kleuren vaak intenser. Wie na het koken de eieren met olie of spekzwoerd inwrijft, krijgt mooie, glanzende exemplaren.
Plak je vóór het schilderen kleine blaadjes erop, of grashalmpjes o.i.d. en je doet er dan verband of tule omheen en je kookt ze dan in het plantenvocht, zie je naderhand de mooie patroontjes op de eierschalen als je de blaadjes er dan afhaalt.

Je kan de eieren natuurlijk ook met bonte waslaagjes beplakken of met waskrijt bewerken. Wanneer de eieren nog warm zijn, smelt de kleur van de waskrijtjes en dan kun je dit mooi uitwrijven of dat weer mengen. Je kunt – papier eronder – het drogen met de föhn.

Er zijn nog veel meer technieken om eieren te beschilderen of met kleurig papier te versieren, nesten en diertjes te knutselen.

Er zijn veel boekjes in omloop met voorbeelden.

Wie het geluk heeft in een omgeving te wonen waar in het bijzonder de dorpsbronnen met honderden eieren versierd worden, rijdt door die dorpen om ze te bewonderen. Je vindt ze soms in de kleinste dorpjes. In deze streken is het ook de gewoonte om struiken en bosjes in de tuin en in huis met bont beschilderde eieren te versieren.

Natuurlijk behoort het voor de kinderen wel tot het mooiste van de paasbelevingen om in de tuin of de vrije natuur eieren te zoeken die de ouderen daar van te voren hebben verstopt. Misschien krijg je onderweg nog een idee om een zinvol verhaal te vertellen over de paashaas.

 

Pasenalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Ritmenalle artikelen

Vrijeschool in beeldPasen

 

815-750

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pasen (41)

.
Verteltijd ca. 8 min.
.

Elisabeth Klein, Der Elternbrief 04-1966
.

Een verhaal over paaseieren voor kinderen rond de leeftijd van 6
.

DE PAASEIEREN
.

Een kuiken dat nog niet zo heel lang geleden het licht in de wereld voor het eerst zag, besloot eens een uitstapje te maken in deze wereld. Vergenoegd rende het langs een beekje, tot het plotseling stijf van schrik bleef staan. Een vreselijk ondier waarvan het gevaar vooral aan de reuzenoren af te lezen was, kwam het nu juist van daar tegemoet, waar het naartoe wilde gaan. Het nieuwsgierige kuiken maakte meteen rechtsomkeer en rende terug naar waar het vandaan was gekomen.

Het monster echter waarvoor het op de vlucht was geslagen, was een jonge haas die ook op zijn eerste ontdekkingsreis was. Hij was nietsvermoedend langs de beek gehuppeld, hier eens een groen grassprietje plukkend, en daar eens over de grond snuffelend, tot hem ook een hoogst gevaarlijk wezen tegemoetkwam. Een vogel was het, niet erg groot, maar met scherp spiedende ogen en een weinig uitnodigende, spitse snavel. Kort en goed, onder deze omstandigheden leek het de haas beter het hazenpad te kiezen. Pas bij de rand van het bos hield hij stil en gluurde voorzichtig achterom om te kijken hoe ver zijn achtervolger gekomen was. Maar met de beste wil van de wereld kon hij daarvan alleen nog de wegrennende achterkant zien. ‘Er is dus een dier,’ dacht hij verzaligd, ‘dat voor mij op de vlucht slaat. Dat moet een heel aardig dier zijn.’

Intussen was ook het kuiken blijven staan om op adem te komen en ontdekte nu dat het vermeende ondier overduidelijk de benen had genomen.

En wat deden de beide helden nu?

Heel voorzichtig liepen ze weer op elkaar af, tot ze bij elkaar waren en elkaar, een beetje beschaamd, groetten. Van toen af aan mochten zij elkaar en er ontstond een mooie vriendschap. Je kon ze heel vaak samen zien. Dat had tot gevolg dat ook hun familie met elkaar kennis maakte en zij vonden elkaar aardig. Dat was heel belangrijk, want dit allemaal is alleen maar verteld omdat het door deze vriendschap is gekomen dat er nu paashazen en paaseieren zijn. Dit zit zo.

De hazen en de kippen die beide rond Pasen vele kleintjes hebben, behoren tot de meest vredelievende dieren die er op de wereld bestaan. En vooral die waarover hier wordt verteld, waren heel erg zachtaardig. De oude kip had half onder een struik een mooi plekje ontdekt waar ze besloten had te gaan broeden. De hazen, die nog nooit eieren hadden gezien, konden er maar niet genoeg van krijgen naar die mooie, witte, ronde eieren te kijken en toen de hen dat zag, schonk zij ze aan de hazen. Ze wist dat ze nog genoeg eieren zou kunnen leggen.

En daar zaten heel de hazenfamilie en heel de kippenfamilie bij elkaar bij de struik waar de eieren lagen en ze raakten in gesprek.

‘Waar komt de wereld eigenlijk vandaan’, vroeg de oude grijze haas. ‘Wij komen uit het bos waar onze ouders woonden, maar waar komt de wereld vandaan?’

‘Dat kan ik jullie wel zeggen,’ antwoordde de oude hen gewichtig. ‘Dat kunnen alleen de kippen weten.

D e  w e r e l d  k o m t  u i t  e e n  e i.’

En ze vertelde over het broeden van haar eigen eieren.

‘Dan moet er ook iemand geweest zijn die het wereldei uitgebroed heeft,’ zeiden de hazen. ‘Ja, zeker,’ gaf de hen ten antwoord, ‘zonder broeden gaat het niet. Dan kan er niets uit het ei komen. Dat heeft de grote wereldvogel gedaan die het ei heeft gelegd. Die heeft het ei warm gehouden en uitgebroed.’

Dat vonden de hazen geweldig en ze keken heel blij naar de eieren. Zij wisten niet dat het die dag toevallig paaszondag was.

‘Hoe is het dan verder gegaan met dat wereldei?’ vroegen de hazen; maar toen hoorden ze plotseling allemaal muziek. De zon was in volle glorie opgekomen en ze straalde op de eieren die oplichtten, die anders onder de hen gelegen zouden hebben. De muziek klonk en de hazen, die erg muzikaal zijn, begonnen op hun achterpootjes op de maat mee te dansen. Hun oren, lang en kort, waren net de noten die bij deze muziek hoorden. Een leeuwerik had zich in de lucht begeven en zong hetzelfde lied en prees het licht.

En terwijl de leeuwerik zong en de zonnestralen de eieren aanraakten, kregen ze voor de ogen van de hazen en de kippen bonte kleuren. Door de stralen van de zon kregen ze kleur, omdat het deze morgen paasmorgen was en de zon een heel bijzondere kracht had. De zon geeft immers ook de kleur aan de bloemen en dikwijls aan de regenboog en aan de hemel. En op deze dag kleurde ze de eieren.

En terwijl de hazen en de kippen dit alles sprakeloos beleefden, herinnerde de oude haas zich plotseling iets over de wereld.

‘Eerst was daar de wereldvogel en het wereldei,’ zei hij ‘en toen scheen het licht op het wereldei, zodat het met alle kleuren straalde.’

De oude hen vroeg: ‘Mag ik de geschiedenis verder vertellen, want dit is nog niet alles. In het ei zat een zilverkleurige vloeistof en een gouden bol. Zoals dat ook in mijn eieren zit. Eèèèindelijk was dit ei met het water en de bol rijp. Als dat bij mijn eieren het geval is, dan is er een gepiep en gepik en de harde schaal breekt en komt er een goudgeel kuiken tevoorschijn, dat meteen zijn kopje omhoog steekt. Zo moet het met het wereldei ook zijn gegaan. De schaal brak en de wereld en de mens en wij allemaal wandelden naar buiten, want het was wel een oneindig groot ei.’

‘Ja, zo móet het wel gegaan zijn,’ zei de oude haas nadenkend en ging weer liggen. De muziek was ook opgehouden. En hij deed zijn oren naar beneden.

Daar lagen nu tussen de hazen en de kippen de gekleurde eieren. ‘Wat kunnen we nu het beste met de eieren doen die we van de lieve kippen hebben gekregen?’ vroeg de kleine haas, waarover we het in het begin hadden.

Op dat ogenblik kwamen de kinderen van de boer, van wie de kippen waren, aangesprongen op de weg die vanaf de boerderij langs de beek liep. ‘Ik weet het,’ zei de kleine haas, die het vriendje van het kuiken  was. ‘We hebben de eieren zelf gekregen. We geven ze weg aan de kinderen van de boer die daar aankomen. Dat is het beste wat we ermee kunnen doen.’

En dat werd gedaan. De kleine haas ging naast de eieren zitten aan de oever van de beek. Hij ging op zijn achterpoten zitten, zodat de kinderen hem wel moesten zien. Wat juichten ze toen ze het nest met de bonte eieren ontdekten. ‘Paaseieren, gekleurde paaseieren,’ riepen ze en zij lieten ze aan hun ouders zien die in hun zondagse kleren achter de kinderen langs de beek meeliepen. ‘Waar komen die nou vandaan,’ vroegen de ouders. ‘dat zijn geen gewone kippeneieren.’

‘De haas heeft ze ons geschonken,’ antwoordden de kinderen en ze waren heel blij met de bonte eieren.

 

Pasenalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Ritmenalle artikelen

Vrijeschool in beeldPasen

 

813-748

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pasen (40)

.

Jörgen Smit, die Menschenschule 34-4-1960
.

HOE KUNNEN WE MET KINDEREN PASEN VIEREN?
.

De christelijke cultuur verbindt met het woord ‘Pasen’ bovenal de centrale gebeurtenis van het christendom, de dood van Christus op Goede Vrijdag en de opstanding op paaszondag. Zonder deze is het christendom niet te begrijpen.

Hoe kun je met kinderen Pasen vieren, zo dat je antwoord geeft op iets wat al in het kind leeft?

Dan zul je moeten kijken naar de leeftijd en leren inschatten wat zij ieder jaar passend bij hun ontwikkeling kunnen opnemen.

Daarbij mag je eigenlijk niet kijken naar dogmatische formuleringen van deze of gene christelijke richting, maar zou je moeten kijken wat Pasen eigenlijk voor de hele mensheid en voor de ontwikkeling van ieder individu betekent.

Je zult in eerste instantie merken dat Pasen oorspronkelijk noch christelijk, noch joods was, maar een puur ‘heidens’, religieus feest dat door de meeste volken van de gematigde zone op de meest uiteenlopende manier werd gevierd, lang voor de eerste letter in de Bijbel werd geschreven, zowel in het Nieuwe – als in het Oude Testament.

Pasen is het grote voorjaarsfeest, waar het nieuwe leven tevoorschijn spruit, nieuw leven geboren wordt, waar in de natuur de macht van de dood opnieuw overwonnen wordt. In jubelende dankbaarheid dansen en zingen allen en prijzen de weer opgestane levensgod, zonnegod, vruchtbaarheidsgod. Hij was dood, gedood door zijn wrede tegenstander. Maar nu is hij uit de dood in het leven herrezen. In ieder nieuw geboren lam wordt hij geprezen en het eerstgeboren paaslam wordt geofferd. Toegenegen en met overgave nemen de mensen deel aan het grote natuurmysterie. Allen moeten bereid zijn evenveel aan de levensgod te offeren. Niemand mag uit egoïsme iets voor zichzelf houden. Als symbolische handeling wordt het eerstgeboren lam, het paaslam, aan de dood overgeleverd, maar dat betekent aan het nieuwe, eeuwige leven dat steeds weer uit de dood opgewekt wordt.

Ook het mensenoffer was tijdens de heidense paasvoorjaarsfeesten sterk verbreid. Het bleef gehandhaafd zolang de individuele mens nog geen bijzondere plaats innam, toen stammen en volken nog zo’n sterke bloedseenheid waren, dat het groepsbeleven doorslaggevend was.

Dan breekt de tijd aan dat dit op de achtergrond begint te raken. Het mensenoffer wordt vervangen door het dierenoffer. Abraham is nog bereid het mensenoffer te voltrekken; hij heft het mes boven zijn zoon Izaak om de god van het leven te dienen. Maar een stem uit de hemel roept en Abraham breekt zijn handeling af. In plaats van Izaak wordt een dier geofferd.
Door zijn trouwe gehoorzaamheid bekrachtigt Abraham dat het grote mensenoffer van de Messias zelf binnen zijn geslacht zal plaatsvinden.

Wie is deze grote zonnegod, de god van het leven? Wie is het die iedere lente weer in het nieuwe leven terugkeert. Daarvoor vind je bij de verschillende volken de meest uiteenlopende namen.

Voorzichtigheid is wel geboden bij een algemene identificatie! Iedere godengestalte heeft wel een zekere eigenaard en die mag niet vervaagd worden; hoewel je ook overeenkomstige eigenschappen kunt vinden. Hoe verschillend Baal, Osiris, Tammuz en Adonis ook zijn, gemeenschappelijk hebben ze dat ze in de loop van het jaar sterven en weer opstaan en dat ieder jaar. Het tijdstip waarop en in welke sfeer de feesten plaatsvinden hangt van het karakter van de volken af en van het klimaat. Het voorjaar kan een noords voorjaar zijn, met smeltende sneeuw en het ruisen van beken, met leverbloempjes en het gezang van leeuweriken wanneer een lange, donkere winter waarin de dood de overhand had, voorbij is. De winter kan ook een tijd zijn van mist waarin alles afgestorven en levenloos erbij ligt. De lente komt dan met de bevruchtende regen of met bv. een overstroming zoals bij de Nijl en het nieuwe leven komt met een overweldigende kracht tevoorschijn .

Bij de Egyptenaren is het Osiris die sterft en steeds weer tot nieuw leven komt. Op een Egyptisch beeld zie je letterlijk hoe het koren uit het gestorven lichaam van Osiris tevoorschijn groet. Bij de Sumeriërs, Babyloniërs, Assyriërs was het Tammuz die met Pasen tot nieuw leven werd gewekt. Bij de Grieken is het Adonis die sterft en weer opstaat.

Toen de Israëlieten het beloofde land Kanaän binnengingen, was Baäl de oppergod van de streken van de Syrische Kanaänieten. En tijdens hun lentefeest ‘Pask’  (in het Aramees ‘Paska’) wordt ieder jaar de zonnegod Baäl weer levend.

Dat alles is uitvoering in het spijkerschrift beschreven dat in 1929 en 1930 in Ras Sjamra werd gevonden en al in 1930 werd ontcijferd.

Baäl sterft en wordt door zijn zuster en geliefde, de godin Anat, gezocht (net zoals Isis Osiris zoekt ). Want zolang Baäl dood is, ‘zijn de mensen door het leven in de steek gelaten; het leven trekt weg uit de kudden op het veld.’

En dan vindt de dramatische strijd plaats waarbij de tegenstander van de levensgod, de moordenaar Mot, de heer van de dood, eindelijk wordt overwonnen. Baal leeft weer en ieder verheugt zich: ‘Hemel laat het regenen in overvloedigheid, dalen laat de honing vloeien.’

Baäl is vruchtbaarheid, regen, donder, bliksem, het groene gras dat opschiet. Hij wordt afgebeeld als een mens met hoorns op het hoofd of als een stier zoals Apis, de stier van de vruchtbaarheid in Egypte.

Hoe wordt het paasfeest in de voorchristelijke en voorjoodse tijd gevierd?

De dood van Baäl, de strijd en de opstanding werden door de priesters op een aanschouwelijke manier het volk ten tonele gevoerd en heel het volk had deel aan de zorgen rond de dood en de vreugde van de opstanding. Zowel de zorgen als ook de vreugde waren allesbehalve stil en ingetogen. Het verdriet was extatisch, met huilen en geweeklaag en de blijdschap net zo, met gejubel, lawaai, roes en geluk, met overvloedige spijs en drank en losbandige, seksuele orgiën. De vruchtbaarheid werd vereerd en het belangrijkste symbool, het ei, het paasei, is heilig. Het wordt rood geschilderd. Dat is zo in de Perzische alsmede in de Egyptische cultuur. De zonnegod die in het nieuwe leven ontwaakt, danst  en maakt drie sprongen waarbij heel het volk meedanst. In Egypte gaan de vruchtbaarheidskrachten mee met de perioden van de maan, golvend op de maat. 14 en 14 is het getal van Osiris. Dat zijn de dagen van de afnemende en wassende maan. Periode heet in het Egyptisch ‘un’. Dat betekent tegelijkertijd ook haas, bij uitstek het dier van de vruchtbaarheid. Zo kwam dan ieder jaar in het oude Egypte, maar ook op andere plaatsen, de paashaas aangesprongen. Het paasfeest was aan de zon, maar ook aan de maan gewijd.

In het gebied van de Oud-Germaanse volken vinden we een godin als vertegenwoordigsters van het nieuwe leven. Het is de lentegodin Ostara, op andere plaatsen Eostre genoemd. Haar feest was in april (Eostur monath). Hierin is zowel de Engelse als de Duitse naam voor Pasen te horen: Easter en Ostern.

Met dit jaarlijkse ritmische proces van dood en opstanding hebben alle volken geleefd. Steeds overwint het leven, net zoals in het sprookje de prins Doornroosje uit haar slaap van honderd jaar wekt; in het sprookje ‘De wachtelboom’ is dit paasmotief nog sterker. Hier wordt de zoon (broeder) door de boze stiefmoeder gedood. Maar de dood van de zoon leidt niet tot vergaan. Het is een dood tot nieuw leven. Hij wordt onder een boom begraven. Maar vanuit de boom stijgt een nevelwolk omhoog, uit de nevel laait een vuur op en uit het vuur vliegt een prachtige vogel die begint te zingen. Hij zingt zo mooi over alle daken van de huizen dat de mensen hun werk in de steek laten en op zoek gaan om de schitterende vogel te zien en zijn gezang te horen. Hij is de zon op paasmorgen. Op het eind van het sprookje verandert de vogel. De boze stiefmoeder die de zoon gedood had, wordt door een molensteen verpulverd (net zoals de doodsgod Mot door Baal wordt overwonnen) en uit vuur en nevel komt de zon ongeschonden levend te voorschijn.

Zouden de mensen echter nu tot in alle eeuwigheid in de vegetatieve kringloop van het jaarritme moeten leven? Zouden ze nu voor altijd in dit gezamenlijke kuddebewustzijn dat het vegetatieve natuurleven noodzakelijkerwijs met zich mee bracht moeten verwijlen? Zouden zij nooit tot een innerlijke geestelijk zelfstandige ontwikkeling komen, onafhankelijk van het jaarverloop?

Dit is het punt waarop het volk der Joden in de wereldgeschiedenis zijn intrede doet. Dit ‘uitverkoren’ volk wordt uit het vruchtbare land Gosen weggevoerd, weg van de vleespotten van Egypte, de dorre woestijn in. Het volk moet de vruchtbaarheidsgod, de Apis-stier, de zonnegod Baal die ieder jaar nieuw tot leven komt, de rug toekeren. Het volk moet God, de heer, volgen, Jahwe, de ‘Ik-ben” die gedurende de omloop van het vegetatieve jaar niet sterft en opstaat, maar onvergankelijk is en die spreekt tot het diepst van het innerlijk en het morele leven.

Het volk ervaart door dit uitverkoren zijn een nieuwe dood. En de opstanding is een nieuw innerlijk leven, niet alleen maar meer een herhaling van de natuurkracht.

Wanneer verlaten de Israëlieten Egypte? Met Pasen, op de veertiende dag in de maand Niesan, die wat de volle maan betreft, overeenkomt met onze maand april of eind maart. Zij eten het paaslam, de ongezuurde broden met de bittere kruiden. Het oude lentefeest krijgt hier een nieuwe inhoud. En het bloed van het offerlam werd op de deurposten gestreken, opdat de verderver het volk niet ten gronde kan richten, zodat het verlost uit Egypte vertrekken kan.

De verderver  (Exodus 12 – 12,23) gaat aan hen voorbij en spaart hen die uit vrije wil Egypte loslaten om zich voor te bereiden op het nieuwe innerlijke leven.

‘Voorbijgaan, overslaan’ betekent in het Hebreeuws ‘Pe’sach’. Van nu af aan werd dit de inhoud van het joodse paasfeest.

Het was een herinneringsfeest aan een cultureel gegeven, een teken dat het verschil tot uitdrukking brengt; dat er ieder jaar opnieuw moet zijn, niet omdat het iets met het natuurleven heeft te maken – in tegendeel – het betekent juist het vrij geworden zijn van het natuurleven. En de paasmaand moet de eerste maand van het jaar zijn.

Maar zich af keren van het natuurleven is moeilijk. Het Israëlitische volk verlangt keer op keer weer naar de vleespotten van Egypte terug.

Maar de goden die in hun tijd nog goed waren, bv. de vruchtbaarheidsgod Apis, worden op het ogenblik dat er een nieuwe ontwikkelingsfase bereikt is, meteen wanneer de mensen weer in het oude terugvallen, iets heel anders. Dan worden deze goden afgoden die het volk afhouden van zijn eigenlijke opdracht. Ze worden tot boze machten. De profeten van Israël moeten hun uiterste best doen om het weerbarstige en hardnekkige volk weg te houden van de verleidingen van Baäl.

Slechts een kleine groep is drager van de grote nieuwe mensheidsimpuls. Maar die leidt er niet toe dat deze voor heel de mensheid gaat gelden; ook niet individueel. Het volk van de Joden treedt binnen in de historische ontwikkeling, het leidt niet tot een vervolmaking. Het leeft in verwachting van het grote dat komen gaat, dat daarin zal plaatsvinden. Het is alleen voorbereiding.

En dan komt de Christus-impuls als het beslissende keerpunt in de ontwikkeling. In het volk van de Joden ligt het uitgangspunt, maar treedt tegelijkertijd buiten de grenzen ervan. Alles concentreert zich in ‘de enkeling’ en daarom omvat het de gehele mensheid: ‘Daar is niet meer Jood of Griek, niet meer slaaf of vrije, niet meer mannelijk of vrouwelijk; want u bent allen Eén in Christus Jezus.’

Deze nieuwe gemeenschap is geheel onafhankelijk van de bloedsbanden van het volk en geheel onafhankelijk van sociale status. Zij vindt haar grondslag in wat in het individu zich afspeelt. Wat is daarbij het meest doorslaggevende? De dood en de opstanding. Het is wat met Pasen gebeurt:
‘Of weet u niet, dat wij allen die door de doop in Christus Jezus zijn ingewijd, in zijn dood zijn ingewijd? Wij zijn door de doop met hem begraven in de dood, opdat gelijk Christus uit de doden opgewekt werd door de lichtmacht van de Vader, zo ook wij in de kracht van een nieuw leven zullen wandelen. Zijn wij met hem saamgegroeid door het gebeuren dat op zijn dood gelijkt, dan zullen wij het ook zijn door een opstanding als de zijne. Wij worden ons ervan bewust, dat onze oude mens medegekruisigd werd, opdat het orgaan der zonde teniet gedaan zou worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn. Want wie gestorven is, wordt uit de ban der zonde bevrijd. Indien wij met Christus gestorven zijn, vertrouwen wij daarop, dat wij ook met hem zullen leven. Wij ervaren, dat Christus, opgewekt uit de doden, niet meer sterft; de dood heeft geen macht meer over hem. Want door zijn sterven is hij voor de zonde eens en voorgoed gestorven; zijn leven echter leeft hij voor God. (Paulus, brief aan de Romeinen 6 – 3/10).

Hierdoor heeft Pasen een heel nieuwe inhoud gekregen. Het oerbeeld van de mens vind je hier als een uitbottende knop voor een nieuwe wereldorde. Uit hem moet een nieuwe wereld ontstaan: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Heel de schepping wacht op verlossing die door de nieuwe ‘Adam’ door kan breken.

Terwijl het vóórjoodse paasfeest gewijd was aan het ritme van het jaarverloop, wordt hier in dit paasgebeuren de hele mens , de hele mensheid, zelfs het hele ritme van de aarde-ontwikkeling in een grote omvattende dood en de opstanding daaruit samengevat.

Het christelijke Pasen plaatst de mens en de aarde op de voorgrond. Hier heerst een heel andere stemming dan bij het joodse paasfeest!

In beide gevallen ondernemen de tegenmachten alles wat zij maar kunnen om dit nieuwe leven te doden. De machten der duisternis proberen alles om het verschijnen van het licht te verhinderen. Farao weigert het volk hardnekkig te laten vertrekken. Het wordt echter door een vuurkolom geleid. Alleen Mozes, de leider, kan met de Heer in de vuurkolom spreken. De geboden van de Heer komen van buiten naar het volk. Met ontzetting en schrik gehoorzaamt het aan de wet die zegt: ‘Gij zult’ en ‘’gij zult niet’. De wet geldt voor het volk als geheel.

Het christelijke Pasen is niet voor een volk bedoeld. Het is bedoeld voor de enkeling. Een aantal enkelingen zijn het die aan het nieuwe leven mogen deelnemen. Het christelijke Pasen leidt niet naar de vuurkolommen in de woestijn, zij leidt naar het christelijke Pinksteren waar de geestelijke tongen van vuur in het innerlijk van een ieder oplaaien. En het woord dat vanuit dit nieuwe vuur klinkt, kan door alle mensen, ongeacht de volksgrenzen, begrepen worden. Het doet de harten overstromen. –

De donderstem in de woestijn heeft plaats gemaakt voor de liefde. De stralende, reine en bevrijdende voorjaarszon is het, die op de morgen van de christelijke paasdag schijnt.

Het is niet de sabbat, de zevende en laatste dag van de week waarop men zich na zes arbeidsdagen in de buitenwereld zich terugtrekt in zijn innerlijk en beschouwend terugblikt. Het is de zondag, de paaszondag, de dag van de zon, waarop het leven van heel de aarde uit de dood opgewekt wordt.

We zien hier op een wonderbaarlijke manier hoe het christelijke paasfeest alle elementen van het joodse, vóórjoodse en ook de heidense paasstemming in zich verenigd heeft. Maar alles is veranderd, op een hoger plan gekomen en komt weer te voorschijn in een lichtender vorm. De kringloop van het jaar in dood en opstanding wordt zo tot een klein beeld van de grote dood en de grote opstanding.

Iedereen moet door de harde paasbeproevingen van het Joodse volk heen en de kelk tot op de bodem leegdrinken. Maar het nieuwe leven, de nieuw geboren zon zijn al in het innerlijk aanwezig. Waarom zouden de duizenden jaren oude symbolen van het nieuwe leven, het paasei, het paaslam en de paashaas niet ook deze nieuwe betekenis krijgen. Waarom zou je dit innerlijke leven niet ieder jaar wanneer de uiterlijke natuur tot nieuw leven gewekt wordt, niet steeds weer vieren.

Bij volle maan na de even lang durende lentedag – en nacht wordt het voorchristelijke paasfeest gevierd.

Op de eerste zondag na de volle maan na de even lang durende lentedag – en nacht wordt de christelijke paasdag gevierd.

Over het joodse paasfeest heerst de stemming van de volle maan en de nacht (Exodus 2 – 12, 42-43)

Het christelijke paasfeest heeft de zonsopgang meteen na volle maan, dat betekent als de sabbat ten einde is: ‘Toen de sabbat was voorbijgegaan, kochten Maria van Magdala, Maria de moeder van Jakobus, en Salóme geurige kruiden om hem te zalven. En zeer vroeg in de morgen van de eerste dag der week, toen de zon opging, kwamen zij bij het graf. (Markus 16, 1-2).

Dat het paasfeest met de zondag als de eerste weekdag na de sabbat, na de eerste volle maan na de even lange dag en en nacht verbonden werd, was voor de eerste christenen zeer wezenlijk. Zo werd de oude samenhang bewaard en de nieuwe wezenlijke inhoud benadrukt.

Maar wat heeft het voor zin Pasen te vieren in overeenstemming met het alleen zaligmakende  ‘ware’ geloof; duizend keer op de ‘ware’ dag te vieren, wanneer daarbij niet iets plaatsvindt waaruit iets van de waarheid duidelijk wordt?

Het ware wezen van het christendom en ook het ware wezen van Pasen is iets, waarvoor je je door een muur van conventie en verstarde dogma’s heen moet vechten.

Hoe kunnen de volwassenen de kinderen helpen opdat ook zij deel kunnen hebben aan de levende kern van het christendom?

Boven al door het steeds groter worden van de werkelijkheid van deze kern voor de volwassene. Hoe zou je de kinderen kunnen leren dienen wanneer je niet zelf een dienaar bent? Hoe zou je kinderen eerbied en liefde voor de waarheid leren, wanneer je niet zelf een zoeker naar waarheid bent? Hoe zou je kinderen liefde leren, wanneer die voor iemand zelf een leeg woord is of een zalvende frase?

Hoe kun je Pasen, ook inhoudelijk, voor kinderen beleefbaar maken?

Er zijn veel mogelijkheden. Maar in deze onoverzichtelijke hoeveelheid is er één basis die beslissend is: dat je kijkt naar de leeftijd van het kind.

Tot in de 2e klas (8 jr) leeft het kind nog met een zo beeldend, spelend en dromend bewustzijn, dat je dit het beste tegemoet komt, wanneer je dat wat met Pasen gebeurt in de vorm van sprookjesbeelden tot uitdrukking brengt. In veel opzichten maakt het kind op deze leeftijd een bewustzijnsfase door die te vergelijken is met die van de voorchristelijk en voorjoodse. Het is vanzelfsprekend dat de dood gevolgd wordt door de overwinning van het leven. Wanneer in een sprookje de prins sterft en weer levend wordt, betekent dit voor het kind een bevrijding, een verlossing. Een sprookje af te willen sluiten met de dood van de prins, zou misplaatst zijn. Een dergelijke dood is te vergelijken met de doornroosjesslaap, een overgangsfase naar een nieuw, sterker leven. Er zijn veel sprookjes die dood en opstanding als een verborgen motief in zich hebben. Wanneer je de kinderen sprookjes vertelt is het van doorslaggevende betekenis als de verteller de samenhang begrijpt. Die verklaar je de kinderen natuurlijk niet, daarmee zou je het spontane van de sprookjesbeelden verstoren. Het bewustzijn van de verteller geeft de sprookjesbeelden pas het juiste gewicht. Wanneer de volwassene de werkelijkheid van de sprookjesbeelden doorziet, werken deze met grotere levenskracht op het kind.

Wanneer je de kinderen zulke paassprookjes verteld hebt waarin de overwinning van het leven op de dood in frisse beelden tevoorschijn komt, dan kun je op een spelende en tegelijkertijd feestelijk-eerbiedige manier die eeuwenoude symbolen gebruiken: het paasei, het paaslam en de paashaas. De paashaas en de rood beschilderde verstopte eieren, door de kinderen te laten zoeken, is wel de beste manier voor de heel kleinen. Wat grotere kinderen, kunnen met vlijt en moed deze ‘beelden van het leven’ zelf maken. Nooit zou je groene of blauwe paaseieren moeten gebruiken, want het is de opgaande zon, het zegevierende leven, in beeld gebracht en dat beleven de kinderen het sterkst aan de rood of oranje kleur.

Een feestelijke en vrolijke stemming kun je daarbij alleen bereiken, wanneer je de kinderen eerst iets vertelt, waarmee ze ook werkelijk kunnen leven.

Vanaf klas drie hebben de kinderen iets meer nodig dan het natuurbeleven en de eerbied en dankbaarheid tegenover god de vader, de bron van al het leven. Op deze leeftijd krijgen de kinderen een zelfstandiger Ik-gevoel. Ze komen in de fase waarin het goddelijke ook in het morele, in het innerlijk gevonden kan worden en niet alleen meer in de grote paradijselijke natuur. Nu hebben de kinderen de geschiedenis van het volk der Joden uit het Oude Testament nodig. Op deze leeftijd moeten de kinderen, beeldend gesproken, uit Egypte weggeleid worden, naar de berg Sinaï waar hun de morele wet met alle kracht tegemoet komt.

Pasen, als joods Pasen, gaat de weg van buiten naar binnen. Diezelfde weg gaat ook het kind op deze leeftijd. – zo als het Joodse volk zich als groep beleeft, voelen ook de kinderen zich nog in klas drie. Maar als een groep die op weg is naar de zelfstandigheid van de enkeling.
Vanaf de zesde en de zevende klas zijn de kinderen hierop al een schrede verder gekomen. Zij hebben de eenvoudige beelden van de oosterse volksgeschiedenis gevolgd. Ze zijn tot aan Hellas en Rome gekomen, waar het recht van de enkeling en het ontoereikende van de volksgroepen aanschouwelijk te voorschijn komen. – op deze manier komen de kinderen door de samenhangende wereldgeschiedenis bij het christelijke paasfeest. Betekent dat dat je de kinderen vóór ze in de zesde klas komen niets uit de evangelies kunt vertellen? Dat is hier zeker niet zo bedoeld.

Al in de allereerste kindertijd kun je van het kind in Bethlehem vertellen; van het licht dat in de donkere wintertijd straalt; van de herders die het kind aanbidden, van de wijze koningen die met hun rijke gaven goud, wierook en mirre komen, van Herodes en de vlucht naar Egypte. Bijzonder uitgebreid kun je tijdens de kerstvoorbereidingen in de eerste en tweede klas bij deze beelden stil blijven staan. Dit speelt zich af in een tijdloze sprookjesstijl. Ieder jaar kan dit weer herhaald worden.

En verder, in de vierde en vijfde klas kun je de aansprekende beelden van de evangelische gelijkenissen vertellen, de wonderen, genezingen en woorden van wijsheid. Je zou ze moeten behandelen als tijdloze, eeuwige gebeurtenissen die altijd werkelijkheid zijn.

Het eigenlijke christelijke Pasen wordt pas dan begrepen als het kind er rijp voor is en daarop moet je geduldig wachten. Het gaat erom dat het kind de tijd van de wereldgeschiedenis kan beleven. In het bijzonder geldt dit voor het beleven van de dood.

Op de leeftijd van twaalf worden de botten zo vast en hard dat het kind vanaf die tijd in staat is de dood heel anders en helderder te vatten dan vroeger. Het natuurwetenschappelijk onderwijs moet tot in de fysieke en mechanische wetten komen.

Vanaf deze leeftijd (12-14) hoort het bij de ontwikkeling van de mens de dood in zijn volle consequentie te kunnen doordenken; het hele wereldal als een grote dode machinerie, een uurwerk van dode, losse delen. Maar ook te doordenken: wat is sterker dan de dood, hoort bij deze leeftijd. Vanaf deze leeftijd hoort het ook bij de ontwikkeling van de mens het christelijke Pasen, in de enkeling, in de hele mensheid als leed, dood en opstanding te leren kennen.

Je doet het kind onrecht wanneer je het al eerder met deze problemen belast. Hoe groter de eerbied tegenover het machtig goddelijke dat zich in het christelijke paasfeest openbaart in iemand leeft, des te voorzichtiger zul je deze benaderen en des te voorzichtiger zul je ook zijn om het juiste tijdstip en de juiste manier te vinden om dit grote aan de kinderen mee te delen.

Goethe had deze diepe eerbied in hoge mate. In ‘Wilhelm Meisters Wanderjahre’ schetst hij (2e boek, 2e hoofdstuk) hoe men in de ‘pedagogische provincie’ kinderen opvoedt. Hoe laat hij de kinderen met het Oude en Nieuwe Testament kennismaken? Op een kunstzinnig-beeldende manier. En hij hanteert tegelijkertijd een strenge driedeling.

De eerste bevat het Oude Testament met zijn grootse, dramatische beelden. De tweede omvat de evangeliën in meer innerlijke en tederder beelden. Die gaan tot het avondmaal, voor de lijdensgeschiedenis begint. Hier, vóór het derde onderdeel trekt Goethe een dikke streep.

Wat daarna komt, het lijden, de dood en de opstanding, laat Goethe in de ‘pedagogische provincie’ in de loop van de jaren nog verborgen. Alleen in de paastijd worden deze verheven beelden tijdens een feestelijke handeling openbaar. Alleen de oudste leerlingen mogen erbij zijn. Goethe noemt geen bepaalde leeftijd, maar uit de samenhang kun je opmaken dat deze niet vóór het twaalfde jaar ligt.

Deze voorzichtige en aparte, uitgezochte en grondige voorbereidingen om nader te komen tot de wezenlijke kern van het paasfeest, betekenen het tegendeel van deze als minder belangrijk terzijde te willen zetten. Zoals Goethe zegt: ’Wij leggen een sluier over dit lijden, juist omdat wij er zo’n diepe eerbied voor hebben.’

.

Pasenalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Ritmenalle artikelen

Vrijeschool in beeldPasen

811-746

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pasen (28)

.

ENKELE ACHTERGRONDEN M.B.T. HET PAASFEEST

In de kleuterklas vieren we Pasen als een lentefeest.
Het feest van de uitlopende natuur.
In ons ochtendspel zingen en spelen we het verhaal van de wortelkindertjes. Zij ontwaken uit hun winterslaap. Moeder aarde zorgt dat ze ijverig hun nieuwe bloemenjurkjes gaan naaien. O, wat zijn ze mooi als ze klaar zijn om in optocht naar boven te vertrekken. Als de lentefee op haar gouden slee met rinkelende belletjes de lente inluidt, komen alle bloemenkindertjes uit de grond naar boven. In de gebaren van het ontwaken wordt de nieuwe geboorte zo ervaren.
Ook het van donker naar licht gaan, wordt ervaren in dit spel. Het ontwaken van de natuur geeft ook de beelden van opstanding en overwinning uit de dood.
De symbolen van de paastijd geven het weergekeerde leven weer.
De palmpaasstok is eigenlijk een persoonlijke levensboom. De haan, bovenop, is de figuur die de dag aankondigt en met Palmpasen de nieuwe dageraad in een mensenleven.
Het groene takje, van de buxus is het symbool van het eeuwige leven. Ook horen er eieren aan de paasstok.
Al het leven komt uit een ei.

Het paasei is een schijnbaar dood ding, dat leven in zich heeft. Ook een beeld voor het wonder van de opstanding.
De krachten van de zon (gele dooier) en de maan (eiwit) zijn in het ei terug te vinden.
Door de Grieken, Germanen en Russen werden de eieren  op graven gelegd als symbool voor onsterfelijkheid.
Dit gebeurt nog steeds in delen van Kroatië. Dit rouw-ei is zwart.
Het nieuwe leven kunnen we in het verborgene vinden.
Vandaar dat de eieren worden verstopt.

Een ander eeuwenoud symbool is dat van de paashaas.

In oude tijden vóór Christus was de haas toegewijd aan de godinnen van de vruchtbaarheid (Artemis in Griekenland, Oeroet in Egypte, Ostara in het Noorden),  het Duitse Ostern verwijst nog naar Ostara.
In de tijd na Christus is de haas het symbool geworden van het ‘Ik’ in het fysieke lichaam.
Het ‘Ik’ is onzelfzuchtig, schaadt niemand en komt de ander te hulp.
De haas heeft geen eigen huis, het terrein is zijn woning.
Hij doet geen dier kwaad, is zachtmoedig, maar heeft vele vijanden. Daarom is een snelle vruchtbare voortplanting nodig. Een haas die door een vijand wordt nagejaagd in de achtervolging, wordt vervangen door een soortgenoot. Zo is hij zijn ‘broeders hoeder’.
Zo kan een klein ikje uitgroeien tot Ik. De wereld als ons huis en alle mensen als onze broeders.
Aan kleuters leggen we al deze zaken niet uit. Maar op een diep niveau beleven zij het wonder van de opstanding van de natuur en mens in de kringloop van het jaar door onze feesten, als vanzelfsprekend mee.

Hanneke, maart 1998, vrijeschool Zevenster, Uden

Palmpasen/Pasen: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

Peuters en kleuters: alle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld: peuters en kleuters

139-134

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pasen (15)

.

Hulpjes bij het schilderen

Een breinaald met onder een kurk. Daarop het ei.
Een satéprikker kan natuurlijk ook en de kurk kan ook door iets anders vervangen waarop/in de breinaald/prikker blijft staan.

Eieren beschilderen

Eieren verven voor Pasen is een oude tradi­tie. Vroeger gebruikte men natuurlijke kleurbronnen van fruit, groente of bloesem (uien, peen, rode bieten, brandnetels, malva enzovoort). Later kwamen poeders in de handel, ongiftige kleurstoffen. De eieren worden erin gekookt en staan te pronken op de paastafel. Soms worden ze liefdevol be­schilderd of beplakt. Iedereen vindt het jammer, al dat moois kapot te moeten ma­ken, om de inhoud op te kunnen eten.

Dit is zeker een van de redenen, waarom men eieren leegblaast en zich op de hulzen creatief gaat uitleven. Ieder jaar opnieuw zijn vele moeders van plan, om vroegtijdig met dat leegblazen te beginnen, zodat ze omstreeks Pasen tientallen keurig nette hol­le-bolle eitjes hebben liggen om met zijn al­len gezellig te gaan beschilderen. Maar hoe gaat dat? Even gauw spiegeleieren of pannenkoeken bakken. Geen tijd voor die blaastoestanden, want dat duurt even. Vol­gende keer dan maar… En drie dagen voor Pasen wordt wat verf uit de drogisterij ge­haald en het is het oude liedje!

Ga dus meteen beginnen!
Als je net een cake wilt bakken, neem de moeite, blaas de eieren leeg. Voor degenen, die misschien een beetje onwennig tegenover deze ademoefening staan, een kleine uitleg:
Prik aan de top en precies er tegenover een gaatje in het ei (stopnaald, satéstokje). Houdt het ei licht maar stevig in de holte van je hand. Het gaat niet stuk en het loopt ook niet vanzelf leeg! De gaten voorzichtig wat groter maken, en dan maar blazen. Bij kleine eitjes duurt het meestal wat langer dan bij grotere. Maar de inhoud komt beslist d’r uit!

Blijvende paasversiering

De hulzen schoonspoelen met koud water, en daarna een poos deponeren in warm zout water. Voor het drogen de eieren (ook later bij het schilderen) op bijvoorbeeld schroefdoppen van limonadeflessen zetten. Ze moe­ten werkelijk kurkdroog zijn, alvorens je be­gint met het artistieke werkje! Ik gebruik de verfdoos uit mijn schooltijd en werk nauwkeurig met penseeltjes — voor ie­dere kleur een ander. Zo droog mogelijk werken.

Voor het schrijven van dit stukje nam ik een proef met viltstiften. Gaat prima. Kinderen doen dat liever. Het resultaat is minder sub­tiel.

Voor de verdere — conserverende — bewer­king is het enorm belangrijk, dat de schilde­rijtjes enkele dagen rusten alvorens de be­schermende laag erop te brengen. Je kunt met vernis werken, met kleurloze nagellak of — dat vind ik het gemakkelijkst — met vetvrije haarlak. Ook daarmee lukt het pas na acht à tien dagen zonder uitlopen. Het drogen van de verf is mede afhankelijk van de tijd, die het ei leeg is geweest.

Knoop een houten kraal vast aan een lint of draad, trek deze door het ei, en hang het he­le clubje op een veilige plaats (tochtig!) aan wasknijpers op. Besproeien met haarlak op een afstand van 15 centimeter, anders be­schadigt de straal de verf! Ik hang ze op aan kale takken, maak er een boompje van en heb nog een krans van ‘henneneitjes’ liggen, die vijftien jaar geleden zijn beschilderd (toen zaten wij nog in Ham­burg!) en alle verhuizingen hebben doorstaan Ze worden ieder jaar verpakt in een karton­nen doos in watten. Het is een schat — wer­kelijk iets kostbaars! De kinderen, die ze be­schilderd hebben, zijn nu al grote mensen. Het is daarom leuk, als ieder kind zijn naam heel klein erop zet en het jaartal.

Ik heb enkele suggesties getekend (hier niet afgebeeld)— beestjes, bloemen, ornamenten. Ieder kind kan het terrein kiezen, waarop het meent het beste resultaat te bereiken. In deze keuze spiegelt zich al vroeg het karakter van onze oogap­pels! Het is een boeiend schouwspel, als er een groep met elkaar zit te werken. Als moeders meteen afspreken, vanaf vandaag al­le eitjes leeg te blazen (mits er geen sneeuw geklopt moet worden!), kunnen de kinderen spoedig aan de slag gaan. Wie ook een krans (voor onder de lamp of aan het plafond) wil maken, adviseer ik: Rijg steeds niet meer dan vijf eitjes aan een touw, en knoop deze dan aan elkaar. Op deze manier ontstaat een mooie boogkrans.

Katja Lobbe, ‘Jonas”, 12 maart 1976

.

Eiertak(ken)

Blaas een ei uit door er aan twee kanten een gaatje in te prikken, dan voorzichtig blazen boven een kopje.
Hang het ei op door in het gaatje een halve lucifer aan een draadje te laten zakken. Hang de uitgeblazen eieren op aan een uitlopende tak of aan een hoepel die omwikkeld wordt met groen crêpepapier.

Bron: ‘Jonas’ 5 april 1974

.

Paaseieren versieren

U zult het wel allemaal met mij eens kunnen zijn, wanneer ik zeg: Pasen en eieren horen bij elkaar.
Ik wilde wel, dat u het ook  met mij eens bent, dat bij Pasen geverfde eieren – en niet gewone witte – horen, waardoor u zoveel de nadruk legt op het eten van de eieren, wat toch niet de hoofdzaak van het paasfeest is….

Denkt u ook niet, dat speciaal onze kinderen het veel meer een “paasfeest” zullen kunnen vinden als de eieren mooi ge­kleurd en beschilderd zijn?

Er zijn nog grote gebieden in Midden-Europa, waar een paasei alleen maar een beschilderd ei kan zijn;  waar in elk gezin op Witte Donderdag een schaal met eieren op tafel komt, en waar iedereen, die maar enigszins een penseel kan hanteren, de paaseieren beschildert.

In Rusland werd op paasmorgen je ei door de Pope gezegend en het werd dan zuinig bewaard, want, nietwaar, een paasei is géén gewoon ei; in Czecho-Slowakia versiert men elk drie ei­eren en biedt deze als paasgeschenk aan.

Ongetwijfeld denkt u, dat het heel moeilijk is, om eieren kun­stig te beschilderen – enhet kan inderdaad tot kunstwerk worden -. Maar we moeten eens eenvoudig beginnen,  en als we dan de techniek beter beheersen en de verschillende mate­rialen ons geen poets meer kunnen bakken, dan kunnen we kunstiger patronen of voorstellingen gaan tekenen.

De meest gebruikte manier, die ook voor niet – ervaren moeders (èn vaders! èn kinderen!) tot leuke resultaten leidt, is de z.g. batiktechniek.
U tekent daarvoor met een dun houtje of lucifer, die U in au-bain-Marie verwarmde bijenwas doopt, of met een penseel en vloeibare Arabische gom, patroon­tjes of motieven op de eieren. Begint u vooral zo simpel mo­gelijk; er zijn in de natuur en in de volkskunst motieven te over te vinden, als u zelf geen ontwerpersgaven heb. (Ik noem bv. een zonnetje, bloem, plant of blad, een haasje, lammetje of engel, het zonnerad of de levensboom, ja zelfs nóg eenvoudiger: kruisjes, lijntjes en stippeltjes!) U moet met de was vooral snel werken, en steeds opnieuw in­dopen, want de was stolt bijna onder uw handen; het is in het begin niet makkelijk om een egale,  ononderbroken lijn te maken, en toch moet de lijn niet dun of beverig zijn, anders kruipt later de kleurstof eronder. Na het tekenen van de motieven gaan de eieren n.l. in een verfbadje..
Zult u niet te veel motieven op een ei zetten? Het moet rustig en fijntjes worden en niet te bont, zoals tegenwoordig vaak alle versieringen zijn!

Het is werkelijk al heel leuk, als u het ei door lengte- of breedtelijnen in een paar grote vlakken verdeelt, die U dan vult met bv. een paar stipjes, of een schuin kruisje, of een sterretje. Let U er ook op, vóórdat u begint, dat handen en eieren goed droog en schoon zijn, anders pakt de verf soms niet!

Als u nu een aantal eieren met de was beschilderd hebt, gaan ze in een verfbad. U kunt hiervoor speciale eierverf kopen, in kleine envelopjes met nogal sprekende vormen.’ Wat ook heel leuk is: de kleurbadjes maken volgens de oeroude methode van planten- en vruchtensappen, waarvan bv. het kooknat van spi­nazie, rode kool of biet, en het sap van vlierbessen of rode bessen goed bruikbaar zijn. Dat koffie bruin verft, weet u na­tuurlijk al; verder geeft lindebloesemaftreksel rosig-,  en sterke camillenthee zacht-geel.

Ik moet u wel waarschuwen, dat de plantensappen veel zachtere kleuren geven dan de (chemische) eierverf, die u in de winkel koopt, en velen onder u zullen dat maar “flauwe” kleuren vinden. U moet zelf beslissen wat u wilt doen. Vindt U, dat een paasei een sterke kleur mag hebben, dan kan ik beter de eierverf aanraden, anders bevredigt het resultaat U toch niet. Neemt U de verf niet warm, anders smelt de was er weer af en is al Uw werk voor niets geweest! Daardoor moeten de eieren wel lang in de verf blijven liggen, wel meerdere uren!

Voor degenen, die nog huiverig staan tegenover de gesmolten  wastekeningen is er de omgekeerde manier, n.l. eerst de eieren in het verfbad en als ze droog zijn, er met andere, afstekende kleuren de motieven op aanbrengen. Dat gaat heel aardig met plakkaatverf, en er is ook een synthetische verf op basis van aceton in de handel, die het voordeel heeft, dat ze direct droogt. Past u bij het drogen van de eieren na het verven wel op, dat de “onderkant” niet “smet”, anders krijgt u daar een witte plek. Een goed hulpmiddel daarvoor is een touwtje of draadje katoen er kruiselings omheen te binden en het ei op te hangen.

Als u de wasfiguren er na het verfbad afkrabt, steken de lij­nen of motieven goed af tegen de geverfde ondergrond. Als u in tweekleurentechniek werkt, kunt u de gom ook laten zitten. Vindt u het zo al heel wat, dan bent u klaar; de moedigen on­der ons gaan nu nog de witte lijnen en motieven in een andere, afstekende kleur (of misschien zelfs wel meerdere kleuren?) verven. Als de gewaste plekken niet heel goed gereinigd zijn, zullen ze niet makkelijk andere verf aannemen,  daarom ried ik u die synthetische verf aan, die tenminste “pakt”Om te be­ginnen is het tweekleurenwerk heus heel fijntjes en mooi, en het is toch beter een geslaagd ei in twee kleuren, dan een mislukt met meerdere kleuren!!!

Als de eieren heel goed droog zijn, kunnen we ze wat met een wollen lap poetsen,  waardoor ze gaan glanzen; in vroeger tij­den gebruikte men daarvoor een stukje spekzwoerd en tegen­woordig wel vaseline.

U kunt nu begrijpen, dat de beroemde, Russische paaseieren heel wat werk vragen,  want de motieven worden daar wel in zes kleuren uitgevoerd, waarvoor nodig is, dat telkens was opge­bracht, de eieren in een verfbad gaan, en dan weer nieuwe mo­tieven geschilderd worden, soms hele taferelen of voorstellin­gen, die ons aan de ikonen doen denken.

Maar als ons mandje met zelfversierde eieren dan op paasmorgen op tafel staat – en de kinderen, die ons gezwoeg en gezucht niet hebben meegemaakt, zien ze voor het eerst, zul­len ze het heus prachtig vinden! En voor onze kinderen willen we het paasfeest toch een blij en kleurig feest maken?

Wie weet, kunt u het dan achteraf toch wel met mij eens zijn, dat bij Pasen beschilderde eieren horen!?

P.Rijs-Bruyn, schoolblad Haagse vrijeschool, jaar onbekend

.

Eieren verven en versieren

eieren hard koken: als je ze een half uur kookt, kunnen ze nauwelijks meer  bederven

verven met natuurlijke kleurstoffen:
geel:                   uien (grof gesneden), even koken, saffraan
bruin:                thee, koffie, uienschillen, eikenschors
rood:                  uienschillen + azijn, bietjes (grof gesneden) meekrap
groen:                spinazie, klimopbladeren, wortels en blaadjes brandnetel
zwart/grijs:      elzenschors, elzenkatjes

Al dit materiaal koken in water en zeven. Hoeveelheid per liter heel verschillend, zelf uitproberen. Scheutje azijn verhoogt intensiteit van kleur. In warme vloeistof de eieren leggen; wil je zachte tinten: kort; wil je krachtige kleuren ca 1 uur. Eieren afdrogen en opwrijven met wollen lapje waarop druppeltje olie.

versieren:
geverfde eieren kun je versieren met goed geknede, gekleurde bijenwas of versierwas. Heel geschikt voor kleintjes.

technieken van versieren vóór het verven:
Jonge, groene blaadjes plukken (topje varen of fluitekruid, bv.) even laten verwelken en met tipje olie voorzichtig op ei plakken. Stukje nylonkous er stevig omheen binden. Verven. Kous losknippen. Motief van blaadjes is dan uitgespaard. Beeldig effect. Grassen en fijne bloempjes doen het ook goed.

Doe bijenwas en stearine (gewone witte kaars) half om half in vuurvast kommetje en verwarm dit op waxinelichtje of spirituslichtje. Het mag niet gaan koken!
Prik spijkertje met kleine kop in oud potlood of houtje (handvat) en doop dit in vloeibare was. Tip snel op het ei, voor ieder motiefje even indopen. ’t Gaat ook met fijn penseeltje. Verven niet warm en onder 40′, anders smelt de was. Afdrogen en voorzichtig was wegwrijven met warm doekje, niet krabben.

bron onbekend

.

Paaseieren kleuren met bloemblaadjes

Benodigdheden: eieren, uienschillen, jonge blaadjes en bloempjes, koffiedik, wit katoenen lapjes, garen.

Enkele dagen voor Pasen gaan de kinderen buiten allerlei kleine blaadjes en bloempjes zoeken: speenkruid, madelieven, hondsdraf, krokussen, blaadjes van fluitenkruid, van vroege heesters en wat er nog meer aan jong groeisel is te vinden.
Op een vierkant oud wit lapje wordt een laagje uienschillen ge­legd. Daarop komt een laagje bloem-en-blad, liefst van verschillen­de soorten. Het ongekookte ei wordt dan midden op dat bloemenlaagje gelegd en het lapje met schillen en groen wordt voorzichtig om het ei dichtgevouwen en met een stevige witte draad omwonden zodat alles goed op zijn plaats blijft zitten.

Die ingepakte eieren worden nu 15 à 20 minuten gekookt in water waarin flink wat koffiedik gedaan is.

Na het koken worden de eieren voorzichtig uitgepakt en tot ver­bazing van oud en jong zijn de eieren dan prachtig geverfd – men zou het beter “gebatikt” kunnen noemen – in geel (van de uien­schillen), bruin (van het koffiedik) en wit (waar de blaadjes hebben gezeten), zelfs met hier en daar een blauw, lila, of roze kleurtje van een bloempje dat af gaf.

Men moet eerst eens een proef-ei gemaakt hebben om te begrijpen dat het de kunst is zoveel mogelijk de eierschaal met fijn getekende blaadjes af te dekken – ook weer niet teveel, niet over elkaar heen, maar zo, dat een fijn varenachtig blaadje of een straalbloempje van de madelieven gaaf afgedrukt wordt.

Met een stukje spek of een vet lapje worden de gekookte eieren nog even opgewreven. Het worden natuurlijk erg hard gekookte eieren.

Paaseieren verven

Je kunt prachtige eieren krijgen door er allerlei planten- of bloemblaadjes omheen te leggen, dit geheel vervolgens in een lapje te wikkelen en 20 minuten koken in water of koffie.

Als planten kun je o.a. gebruiken: viooltjes, spinazie, krokussen, grasjes, uienschillen, enz.
Als je de nog warme eieren nawrijft met spekzwoerd, krijgen ze een prachtige glans.
Je kunt ook de eieren voor het verfbad met vloeibare bijen­was beschilderen. De eieren worden daarna koud geverfd en de met was beschilderde plekken nemen dan geen verf aan. Later wordt de was er voorzichtig afgekrabd. De restjes was worden er afgehaald door de eieren even in warme doeken te wikkelen.
Ook kunnen we op gekleurde eieren met een gewone stalen pen, die we in een oplossing zoutzuur (1/2 zoutzuur- -1/2 water) hebben gedoopt. Ook dit is een oude volkskunst.

bron onbekend

.

Verrassingseieren van chocola

Verse eieren leeg maken: geef een zacht tikje op de stompe kant, prik een behoorlijk groot gaatje en laat het ei (na zacht schudden) leeglopen. Uitspoelen en laten drogen.
Vullen met een mengsel van gesmolten chocola (au bain-marie) stukjes marsepein, koekkruimels, stukjes noot, oranjesnippers, evt. zuidvruchten, sucade.
Bij het vullen af en toe schudden, zodat het ei goed vol is. In de koelkast hard laten worden.

bron onbekend

.

Feest van de chocola

Pasen is het feest van de banketbakkers, van de chocolade-eieren, hazen en wat dies meer zij.
Het Studiecentrum Snacks en Zoetwaren (SSZ) rekent voor dat we per hoofd van de bevolking, per jaar, in totaal zo’n vier kilo choco­lade wegwerken. Hoeveel paaseitjes daar exact tus­sen zitten, is niet bekend. Ze vallen met de chocola­deletters en kerstkransjes onder de ‘seizoensartikelen’. Daarvan peuzelen we per saldo vier ons op. Dat is toch mooi zeventig mil­joen euro. Oftewel één-achtste van de totale berg repen, candy-bars, chocolaatjes en bonbons.
Een willekeurige Leonidaszaak meldt in de twee weken voor Pasen normaal zeker een verdub­beling van de omzet te kunnen boeken. Het loopt overigens wat minder hard dan vorig jaar* – de recessie eist overal zijn tol.

Vanwaar chocola?
Vanwaar die chocolade-eitjes met Pasen? Dat is een een-tweetje tus­sen de paassymboliek en de chocolade-industrie. Chocola was lange tijd een luxe, iets voor de aristocra­tie en de rijke bourgeoisie. Het drinken van chocolade – de vaste vorm moest nog bedacht worden -gaf status. Het persen van chocolade tot een harde massa lukte rond 1828. Begin 19e eeuw is begonnen met de productie van chocoladepaaseieren. “Deze, aanvankelijk zeer harde en korrelige eieren, wer­den in eerste instantie vooral in Frankrijk en Duitsland vervaardigd”, schrijft Gert-Jan Maaskant op de site van SSZ. “Deftige mensen wilden eieren snoepen. Het was een echte luxe. Na 1900 konden er ook holle figuren van hazen en kippen gemaakt wor­den. De producten werden goedko­per en dus toegankelijk voor het gewone volk”, voegt Ineke Strouken van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur eraan toe. “Mensen gaven elkaar eieren en deden er een chocolade-eitje bij. Frappant is dat het eten van chocolade in die tijd gestimuleerd werd door de arbeidsbeweging. Het voorzag in de behoef­te aan veel calorieën.”

Heidens
“Het ei en de paashaas hebben hun betekenis gekregen in een ver hei­dens verleden”, stelt Maaskant. “Het ei gold eeuwenlang als symbool van de vruchtbaarheid, weder­geboorte en zelfs als symbool van alle begin. De Germaanse gewoon­te om eieren te offeren aan hun lentegodin Eostre is hiermee ook te begrijpen. Het christendom heeft het ei een plaats kunnen geven. Het werd symbool voor de weder­opstanding.”

Maar daar gelooft Ineke Strouken geen sikkepit van. “Daar is geen enkel bewijs voor. Het ei is een heel oud christelijk symbool. Het wordt al in 325 genoemd in een liturgie. Het ei staat voor het graf waar Christus uit opstaat.” “Na maanden van schaarste, met als dieptepunt de vastenperiode, werd met de paasmaaltijd de komst van vers voedsel gevierd. Eieren gol­den als bijzonder voedzaam en dus geschikt om de verzwakte mens na de winter aan te laten sterken”, zegt Strouken. “Als ultiem
vrucht­baarheidssymbool werden eieren bovendien geverfd of verpakt in mooie papiertjes cadeau gedaan om de medemens een goed sei­zoen te wensen.”
Zo ontstond ooit de traditie om elkaar eieren te geven.Van daar­uit verschenen de beschilderde (kippen- en eenden-) eieren. Eivormig speelgoed kwam in de handel.

Toppunt van luxe: Carl Fabergé bezette eieren met juwelen. Oma’s en opa’s die eitjes in de tuin verstoppen, een kleurrijk lichtsnoer, het zijn varianten op een stokoud thema.

Maarten van Rakt in Brabants Dagblad 10 april 2004

.

Bijzondere eieren uit Perzië

In het eerste begin was er Ahoera-Mazda, de Grote Geest uit wie alle licht voort­kwam. Het licht kwam uit de Grote Geest en uit dit licht kwamen Ormoezd en Ahra-Manyu. Twee broers, maar Ahra-Manyu (Ahriman) hield niet van Ormoezd en be­streed hem waar en wanneer hij maar kon en bedierf de goede werken van Ormoezd. Daar­om veroordeelde de Grote Geest Ahriman en werd hij voor drieduizend jaar naar de diep­ste duisternis verbannen. In de duisternis nam de haat van Ahriman jegens zijn broer alleen maar in hevigheid toe. Tenslotte bestond hij alleen nog maar uit leugen, boosheid en duisternis. Toen de drieduizend jaar verstreken waren, schiep Ahriman een groot aantal boze gees­ten en stuurde hen ten strijde tegen de goede geesten die Ormoezd dienden. Toen maakte Ormoezd, de Heilige Geest, een ei en vulde dat met goede geesten. Ahriman, de Verwoes­tende Geest, zag het en maakte eveneens een ei maar vulde het zijne met de boze geesten van leugen en boosheid. En het geschiedde dat de eieren braken en de inhoud zich ver­spreidde over de aarde. Naar alle uithoeken van de aarde gingen de boze en de goede geesten en zetten hun strijd voort.
Zo is goed en kwaad onder de mensen gekomen.
(Perzische legende)

Net als veel andere vóór-christelijke cultuurvolken vierden de oude Perzen, die ons deze legende hebben nagelaten, aan het begin van de lente een voorjaarsfeest. En net als overal was dat het feest van het nieuwe leven dat triomfeert over dood en duisternis.
Naast het ‘nieuwe vuur’, speelden eieren de hoofdrol bij deze feesten. De koude witte steen die het geheim van het leven in zich draagt, dat moet een goddelijk teken, een godsgeschenk zijn. Geen mens kan dat zelf nemen. Bij het opstandingsfeest schenkt men de ander middels het ei hoop op (levens)-kracht, vruchtbaarheid op aarde en in de geest, onkwetsbaarheid voor ziekte en betovering, kortom de zegen der Goden.
Vaak was het ei het eerste, geheiligde voedsel na de kortere of langere vastentijd die van oudsher aan dit feest vooraf ging. Zelden in ‘natuurlijke’ staat, maar gekleurd, gezegend, van spreuken voorzien of…als doosje.

Doosjes van eieren kennen we in onze tijd uit Rusland en andere Oost-Europese landen waar de paasviering nog steeds het religieuze feest bij uitstek is.
In het westen is dat Kerstmis. Hier geden­ken wij het begin van de lijdensweg om onzer wille, daar viert men de glorieuze overwinning van het licht op de duisternis en begroet men elkaar op paasmorgen met:
‘Hij is waarlijk opgestaan’.
Men schenkt el­kaar eieren, het wit gepleisterde graf waaruit het leven met Christus is opgestaan.
De oude Perzen vierden hun opstandingsfeest met dezelfde blijheid, maar zij waren een nuchter volk. Had niet ook Ahriman een ei gescha­pen? Dus schonken zij sommigen van hun vrienden doosjes in de vorm van eieren ge­vuld met plagerijtjes.

Het is eigenlijk helemaal niet moeilijk om van een ei een doosje te maken. Het vraagt van ons dat wat elk jong leven vraagt, behoed­zaamheid.

Een ganzenei is wel het grootste ei waar men vrij eenvoudig, bij poelier of goede markt­koopman, aan kan komen. Een ganzenei geeft ook een zeer spectaculair resultaat. (Met kippeneieren gaat het natuurlijk ook. Neem dan alleen wel echte scharreleieren. Ik heb met een legbatterij-ei meegemaakt dat hij bij het uitblazen gewoon plofte.)
Zo wie zo is dit een knutsel waarbij de tem­peramenten zich al snel verraden, eerst bij het uitblazen en later bij het doorzagen. Er zijn mensen die kunnen volstaan met twee kleine blaasgaatjes, zelf heb ik meer midden­maat gaatjes nodig, voor mensen als ik de volgende hint: een ganzenei kan heel wat hebben.

Blaas het ei uit en spoel het schoon.Teken een lijn op de schaal waar u hem wilt doorza­gen, zo recht mogelijk en plak een stuk plak­band langs deze lijn. Eventueel meerdere lagen over elkaar om de rand wat dikker te maken. Dit plakbandrandje geleid de ijzer­zaag over de gladde schaal. Neem een fijn ijzerzaagje en begin zachtjes langs het randje te zagen steeds rondom, niet drukken! Ei­genlijk is het meer doorslijpen dan zagen. Bij zagen ontstaan er onherroepelijk schilfers terwijl de snede helemaal gaaf kan zijn. Een zacht kussentje onder het ei maakt het ge­makkelijker. Wanneer de schaal is doorgesle­pen is het beter om het vliesje dat taaier is met een scherp mesje door te snijden. Nu hebben we eigenlijk al een doosje maar het is zo erg breekbaar. Verstevigen van de binnenkant gaat het beste met een laagje Darwiklei, een spierwitte kleisoort die goed aan het ei hecht en niet gebakken hoeft te worden. Hiermee maken we ook een voetje voor de schaal en een knopje voor de deksel. Laat het een dag drogen en beschilder het met hobbyverf.

Nicole Karrèr,  ‘Jonas”29 maart 1985

.

Wat doen we met de eieren?

Wat doen we met al die koude geverfde eieren ?

Eierragout                                  b.v. met 4 à 5 eieren.
Uitje fruiten, mosterd,(flinke theelepel) knoflook (naar believen), 1 laurierblad, 1 bouillontablet oplossen (bv. kerrie bouillon van Hügli of uienbouillon) met 3/4 I melk, nootmuskaat, beetje kerrie.

binden:   met een drupje citroen, paar korrels suiker en zout en met wat peterselie afmakenDe fijngesneden eieren er door roeren.

geven: bv. met geroosterd brood.

Kerrieragout
ui fruiten, fijn gesneden appel erbij, flinke hand rozijnen, kerriepoeder erbij, een bouillonblok en water toevoegen. Binden en op smaak maken met snufje zout/suiker en citroen. Eieren in plakjes erdoor heen roeren..

geven: met rijst en sla of als rauwkost

Kruidenboter met ei;
3/4 pakje roomboter – zout, peper, knoflook, peterselie, wat
druppels citroensap – bieslook (als er is) en of dillekruid-
fijn gewreven eieren erdoor (evt. een dopje sherry toevoegen]
Heerlijk op warm stokbrood!
Lege eierdoppen kunnen prachtig in onze lente- en paastuintjes gebruikt worden.
Zet er kleine bloempjes in: speenkruid en klein hoefblad of zaai er (in een piepklein beetje aarde) sterrenkers in. Lekker op een beschuitje met een beetje citroensap.

bron onbekend

.

.

Palmpasen/Pasen: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

 

121-116

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pasen (11)

.

EEN OVERWEGING BIJ ONDERSTAANDE LEGENDE

Aan de etalages merk ik het al, het is weer zo ver. Vreemdsoortige hazen staren me aan. Lange flapperoren, een vreemde grijns, soms een paar uitstekende tanden, halverwege een broek en sjouwend of duwend met eieren: de paashaas.
Ik krijg dan het benauwende ge­voel: ‘daar is hij weer’, ‘we moeten weer zo nodig’ en ‘waarom eigenlijk’.
Pasen-hazen, het rijmt, en dat is op dat ogenblik de enige verbinding die ik tussen die twee beleven kan.

Vanuit het verleden kan ik me nog herinne­ren dat het toch wel wat had; eieren zoeken; bijna de paashaas gezien hebben. Met het stijgen der jaren verdwijnt het geheimzinnige, opgewonden gevoel. Je gaat andere motieven zoeken die met Pasen verband houden. De paashaas dreigt zich dan al snel in de rij van de vele cultuurfrasen te scharen waarin het kerstmannetje, de cultuurkabouter, en kerstengeltjes al marcheren.
Ik vraag vrienden: wat doe jij met de Paas? Ideeën waarin ‘vroeger’ herleeft, donzen kui­kens, suikereitjes in rood- wit- blauwe netjes, chocolade ei, narcissen.
Of laten we nu maar ophouden met al dat kinderachtige ge­doe, een gezellige dag waarin de eieren nog hun plaats behouden, maar waarin het haasje het loodje heeft gelegd. Geen van de geboden alternatieven maakt me enthousiast, ergens zoek ik naar een aanknopingspunt om de paashaas weer in mijn paasgebeuren bin­nen te laten stappen.

Dit gevoel komt hoofdzakelijk door mijn goede herinneringen aan de paashaas toen hij er nog was voor mij. Maar die haas was een heel andere in mijn beleving, als die ik nu om me heen zie. Vanuit mijn manier van met dingen omgaan, kan ik ten opzichte van het ‘grut’ thuis, hun alleen maar een paashaas aanbieden, waar ik zelf ook iets in herken, wat met mijn paasmotivatie te maken heeft. Anders zijn het twee dingen die los staan van elkaar. In die zin zou ’t het gevoel van ‘het moet weer zo hoognodig’ bevestigen.
Hier­door bleef een zeurderig gevoel van niet te­vreden zijn me bezig houden. Zelfs in die mate dat, als ik ergens het woord al gedrukt zag, ik nieuwsgierig de tekst begon te lezen.

‘De haas is een veel geplaagd dier. Niet alleen de mens schijnt zijn vlees een heerlijke hap te vinden, ook zijn medewoners in het veld’.
Je zou denken dat hij daarom langzamer­hand uitgestorven zou zijn. Maar moedertje Natuur heeft hem een grote vruchtbaarheid toegekend, tevens heeft hij een optimaal gehoor, een onopvallende kleur en hij kan heel hard rennen. Haasje rep-je. Hazen-asso­ciatie: groen groen knollenknollenland, er wordt er één geschóten. Hazen zijn dus blijkbaar dieren op wie veel gejaagd wordt. Angsthaas. Zijn ze laf? Wan­neer een hond een haas achtervolgt dan kan een andere haas bliksemsnel voor hem in de plaats springen en rent verder in plaats van die eerste, die gered is en kan uitrusten.
Mis­schien wordt dit ‘spelletje’ nog een keer her­haald, maar dikwijls zal de tweede haas het leven moeten laten ten behoeve van de eer­ste.

In een boek met verklaringen van maanvlekken, kwam ik ‘de springende haas in de maan’ tegen. Maan-pasen (associatie), de paasdatum houdt verband met de maan: de eerste volle maan na het begin van de lente (21 maart) moet voorbij zijn, dan is de eerste zondag daarna de paaszondag.
Veel verder kwam ik niet, totdat ik de Hin­doelegende van het haasje in de maan las. Het verhaal gaat over drie hazen die een vroom leven leidden in drie grotten in de Himalaya. Deze sage gaf mij een mogelijkheid om pasen-haas-dood-opstanding met elkaar te verbinden en er voor dit jaar een paasge­beuren van te maken met haas en al. Hier volgt het:

Marijke Roetemeijer in ‘Jonas’ 8 april 1977

.

De legende van de drie hazen

Er waren eens drie hazen, die elke dag tot God gingen bidden of Hij hun hartewens zou willen vervullen: éénmaal in de hemel te mogen komen.
De eerste haas had een bruin vel, de tweede was wit gevlekt, de derde was wit en heette “Sneeuw”. De drie hazen waren erg aan elkaar gehecht, en wat de een deed, deden de anderen ook. Veel uren waren aan het gebed gewijd, maar om niet te verhongeren moesten ze toch ook voor hun voedsel zorgen.

In drie grotten leefden zij zo vele jaren. Hun gebeden reikten tot in de hemel en God besloot om de hazen te belonen. Hoewel hij hen kende, wilde hij ze toch op de proef stellen. Dus sprak Godvader tot de maan:”Je hoeft vannacht pas om twaalf uur te schijnen, ga dus voor die tijd het Himalaygebergte in, zoek de drie hazen op en vraag aan iedere haas iets om je honger te stillen. Als je bij alle drie geweest bent, kom je bij mij en breng verslag uit.” De maan gehoorzaamde en ging het eerst naar de bruine haas.

Die maakte zijn maaltijd klaar en toen hij zag dat de maan voor zijn hol stond, vroeg hij hem vriendelijk het maal met hem te delen. De maan bedankte hem en ging naar de tweede haas. Toen die hoorde dat er iemand aankwam, riep hij opgewekt: “Welkom, vriend!.” Toen de maan gezegd had waarvoor hij kwam, zei de haas :  “Graag zou ik u iets te eten willen geven maar…..ik heb vandaag te lang gebeden en daardoor vergat ik om voor voedsel te zorgen. Als u even wacht haal ik iets.” En toen hij wat bij elkaar had gezocht, gaf hij alles wat hij had aan de maan. Daarna, als laatste, kwam de maan bij de derde haas, Sneeuw.
Hij moest een hele tijd aankloppen, maar eindelijk kwam de haas naar buiten en begroette hem. “Ik zoek iemand, die me wat te eten kan geven”, zei de maan. Na die verre tocht over de besneeuwde toppen ben ik erg moe en hongerig.” “Rust eerst wat uit”, zei Sneeuw,  “intussen zal ik zien of ik u iets kan bezorgen”. De maan hurkte neer bij de ingang van de grot. Intussen zocht de haas in zijn voorraadkamer. Maar o wee! Sedert dagen had hij geen voedsel verzameld, zo diep was hij in gebed verzonken geweest.
Sneeuw dacht aan een spreuk: “Hij die een gast niet herbergt, zijn honger
niet stilt en zijn dorst niet lest, heeft vergeefs tot God gebeden.”
Wat moest die arme haas nu beginnen? In dit moeilijke ogenblik kreeg hij een
goede inval. Hij ging naar binnen, maakte een vuur en nodigde de gast uit om het zich bij de koesterende vlammen makkelijk te maken. Daarna zei hij : “Heer, ik heb de laatste dagen zo veel gebeden, dat ik geen voedsel zoeken kon, en dus heb ik niets in huis dat ik u zou kunnen voorzetten.”
De maan zei boos: “Dan ga ik maar weer en bij je vuur wil ik ook niet zitten.”
“O blijft u alstublieft”, riep Sneeuw.  “Is het u hetzelfde welk soort vlees
ik u voorzet?” De”maan antwoordde : “Nu ik zie hoe serieus je het meent, zal
ik elk soort vlees eten dat je me voorzet.”
“Goed”, zei Sneeuw blij,  “maar daar ik niet anders bezit dan mezelf, zal
ik nu mijn eigen lichaam in het vuur werpen, dan hebt u een maal om uw honger te stillen.”  “Neen!” riep de maan verschrikt, “neen, niet doen.”

Maar het was al te laat. Voor de maan het kon verhinderen was de haas al in
de vlammen gesprongen. Geen kreet weerklonk, de zelfgekozen dood werd door geen enkel geluid begeleid.

Na deze derde ervaring vloog de maan terug naar de hemel. Daar vond hij in de schoot van God een mooie witte haas. God sprak: “Kijk naar deze haas, o maan, die zichzelf offerde en voor u in het vuur sprong. Hoe zal ik zijn opoffering belonen?” Toen vroeg de maan: “Heer, wil mij het haasje tot vriend en levens­gezel geven. Ik zal het altijd bij me houden, waar ik ook heenga.” “Zo zal het zijn”, antwoordde Godvader. “Als ge uw glans op de aarde doet neerstralen, laat dan de haas mèt u glanzen, zodat alle mensen hem kunnen zien en een voorbeeld kunnen nemen aan zijn vroomheid en zijn zelfverloochening.” Sinds die dag kun je in het zilveren licht van de maan de haas zien.

bron onbekend

 

Palmpasen/Pasen: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

 

 

113-110

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pasen (5)

.
Henk Sweers, ‘Jonas´ 6 april 1979
 

De paashaas
.

Een jonge vrouw zegt: ‘Ik ben ’t haasje.‘  Zij vertelt, dat haar man is weggelopen, dat zij getrouwd was met een stier en dat ze van hem twee kinderen heeft. Meteen daarna ver­trouwt ze ons toe: ‘Ik ben ‘n maagd.‘ –

Een mens moet wakker zijn om de raadsels van het leven te kunnen oplossen. Astrologie is erg in. Maar waarom krijgt de zon de schuld van allerlei menselijke misluk­kingen, alsof het een noodlot is, waaraan niet valt te ontkomen? Hebben wij niet alle licht, alle warmte en alle leven te danken aan de zon?
Wanneer mensen elkaar niet meer begrijpen, is dat dan niet hun eigen verant­woording?
De mogelijkheden die ik op aarde heb, hangen zeer zeker samen met de kos­mos. Doch dat ik af en toe voor deze of gene ‘onmogelijk’ ben, dat ligt aan mij, – of aan hem -. Of aan allebei? Onbegrip, twist, kort­om alle relatiestoornissen willen zeggen, dat wij nog niet, of niet meer in staat zijn om ons zó vrij te maken, dat wij in de ander zijn ware, werkelijke wezen, zijn ‘zonnewezen’ kunnen ontdekken.

Alles is vergankelijk, behalve de werkelijk­heid, waar al het aards-zintuigelijke een weerschijn, een spiegeling van is. Die werke­lijkheid is bewegelijk, groeiend, maar vergaat niet. Men kan in het bovenzinnelijke, het geestelijke, nooit voortbouwen op iets wat af is. Iedere verworvenheid moet er ieder ogenblik weer worden veroverd. Alles is er in voortdurende ontwikkeling. Dat geldt ook voor de liefde. Wie beweert, dat ware, eeuwige liefde niet bestaat, ontkent het bestaan van een geestelijke wereld. ‘Love is eternal’, schreef Chesterton, ‘even if it is only eternal for a month.’ – ‘Liefde is eeuwig, zelfs al is het slechts eeuwig voor ’n maand.’ (Appreciations and critcismes).

Men moet wel wakker blijven, om haar steeds opnieuw te kunnen scheppen, haar steeds opnieuw te veroveren. Dit hoeft ons niet te verontrusten, want je krijgt toch steeds meer vaardigheid in dat scheppen! Liefhebben is evenzeer een kunst als het hele leven. Wezenlijk leven is eeuwig, wezenlijke liefde ook. Leven en lieven, geen van beiden kunnen op aarde altijd lukken. Geen van bei­den zijn een veroverde toestand. Het zijn onophoudelijke bezigheden. Wat af is staat stil en is dood. Wat óp komt beweegt en leeft. Het blijvende leven is niet te vinden in de aardse materie. De wezenlijke liefde vindt men niet in het zintuigelijk lichaam, maar in dat, waar dit lichaam de schaduw van is. Hoe kan men iets werkelijk kennen, als men al­leen kijkt naar de schaduw ervan? Het blijvende wezen nemen wij wel degelijk waar in de ander. Het is echter moeilijk om ons dat bewust te maken. De aardse materie schuift zich ervoor. Nu en dan ziet men het, herkent men het, maar zeer snel is het weer voor onze waarneming verdwenen. Is men er op bedacht, dan duikt het steeds weer op, kijkend en vooral… luisterend. In onszelf is het ons ‘geweten’ en stelt het ons in staat om moreel te hande­len. Het is dat wat ons bewust doet zijn. Naarmate het in ons wakker is, zijn wij ver­antwoordelijk voor onze daden. Deze wezenskern van iedere mens streeft naar éénheid met de ander zonder daarbij zijn individualiteit te verliezen. Wie over één­heid spreekt veronderstelt reeds een twéé- of meer-dan-tweeheid. Voor liefde is nodig het beminnende en het beminde. Als één van deze twee zijn individualiteit opgeeft, houdt de liefde op te bestaan.
Meer dan ooit wordt in het tijdperk waarin wij leven de persoonlijkheidskern belaagd. Er wordt meedogenloos jacht gemaakt op ieders eigen aard, op het creatieve beginsel, het ware Ik, het Zelf van ieder mens. Dit wezen komt uit de geestelijke wereld, waar het een unieke totaliteit is, een groeiende kosmos op zich en waar het als groeiende eenheid-in -zich deel heeft aan de goddelijk-geestelijke werkelijkheid. In die wereld streven wij allen naar een-heid.

Bij onze geboorte op aarde maakt ons gees­telijk wezen, juist doordat het zelf-bewust-zijn veroorzaakt, ons tot enkelingen. Een al­tijd groeiend wezen komt in een toestand, waar alles naar voltooidheid verlangt, waar alles af is. Het schept in het bewegende aardeleven een tijdelijk verblijf en in de levende ziel een steeds veranderende leger­stee. Maar materieel gezien is de enige werke­lijke zekerheid op aarde: de dood. Zou er geen geestelijke wereld bestaan, zou er geen geestelijk wezen zijn, dan hadden aarde en leven en psyche en bewustzijn geen zin. Het ontkennen van die wereld, het twij­felen eraan en zelfs de opvatting dat zij wel bestaat, maar dat de mens er geen kennis van kan nemen, veroorzaakt genadeloze ‘afzon­dering’, levenslange celstraf. Afzondering zonder uitzicht op vereniging ontneemt aan de mens zijn bestaansgrond en is de oorzaak van alle angst. De enige redding is het streven naar wezenlijke liefde. Wezenlijke liefde be­staat uit bewuste, moreel verantwoorde da­den, waarmee mijn Ik ‘antwoord’ geeft op de daden van anderen.

Wie onbevangen om zich heen kijkt, ziet hoe er gejaagd wordt op dat Ik. Men twijfelt er­aan of noemt het onzin, waardoor alleen de zucht van het aardse ik, de zelfzucht, grenzeloos de kans krijgt. Men streeft naar ge­lijkheid, niet naar eenheid. Bijgevolg raakt men op elkaar uitgekeken, want men ziet toch steeds hetzelfde. De oor­zaak van mislukkingen, bijvoorbeeld van een kapot huwelijk, wordt gezocht in zon- en sterrenstand. De eigen, vrije verantwoorde­lijkheid wordt uitgeschakeld en er gebeuren rampen door… ‘een fout van de computer!’

In de lente staat de natuur weer op uit de dood. Met Pasen verrijst Christus uit het graf van de aarde. Wij vieren het feest van de ver­rijzenis op de eerste zondag na de eerste volle maan na het lentepunt, wanneer de zon precies in het Oosten oprijst en dag en nacht gelijk zijn, maar de levensdag de doodsnacht overwint. Pasen is het feest van de liefde­daad. Wat voor voorstelling wij ons ook ma­ken van God, hoe wij ook het wezen noe­men, dat alles in stand houdt, alles leidt en alles liefheeft, het goddelijk woord, het god­delijk antwoord op de jacht, waarbij ons geestelijk Ik door de binding aan de materie verloren dreigt te gaan, was de menswording van Christus. Hij onderging de dood van de materie, maar behield het leven in al het bovenzinnelijke. Hij verbindt Zijn leven met dat van de aarde. Door Hem, met Hem en in Hem kan het wezenlijke Ik van de mens be­houden blijven. Daardoor kan op aarde de liefde gaan ontstaan.

Vanuit vóórhistorische tijden tot nu toe, maakt men om de geestelijke wereld beter te leren kennen, gebruik van beeldentaal. In sprookjes en kinderspelen, in en op kathe­dralen, in beelden en op schilderijen, in oude tradities en gebruiken, zelfs nog in onze da­gelijkse omgangstaal vindt u beelden, herkenningstekens van het bovenzinnelijke. Als de aardse tegenslagen en aanvallen door onbegrip zó ondragelijk worden, dat het we­zenlijke Ik weer moet wegspringen om zijn identiteit en zijn integere liefde niet in ge­vaar te brengen, dan zegt men: ‘Ik ben ’t haasje’.

Omstreeks 4500 vóór Christus, toen het be­wustzijn van dat hogere wezen in de mens begon te ontwaken, stond de zon in haar lentepunt tussen het sterrenbeeld van de Stier en de Tweelingen. De stier is de imaginatie voor de geweldige aandriften, de bewegende krachten in de stofwisseling en in de libido van de mens. De tweeling is een beeld van de menselijke liefdekracht, het streven naar een­heid, vol vertrouwen en openheid. Tussen die beiden staat Orion, de geweldige knappe jager, gekeerd naar de Stier. De jager is het zinnebeeld van de waakzame, doelgerich­te kracht in de mens, die de driften opspoort, doodt of temt, om ze niet de overhand te la­ten krijgen en om het Ik-wezen voor onder­gang te behoeden. Onder de voeten van Orion staat, – slechts op winteravonden in ons land nog net zichtbaar boven de zuidelij­ke horizon – het sterrenbeeld van de Haas. De haas is het herkenningsteken der werking van het geestelijke Ik. ‘Je kunt nooit weten, hoe een koe (stier) een haas vangt.’ De Christus-haas is de Zonnehaas, de Paas­haas. Hij brengt ons de geestelijke levenskie­men als fraai gekleurde eieren, die binnen hun kalkschaal zon(dooier) en maan(wit) dragen. Als Hij in ons is, en wij allen in Hem, kunnen wij elkaar vinden. Dan hoeven we geen jacht te maken op de karikatuurhazen, die omstreeks Pasen overal opduiken en die onze echte haas en de haas in zijn allerhoog­ste vorm, de Liefde van Christus, proberen te ontluisteren tot een wezenloze grap of een afgezaagde verkoopstunt. Laten we met Pasen innerlijk trachten, bij elkaar ‘Haasje over’ te springen, zoals het middeleeuwse minnelied zingt:

‘Willen wij, willen wij, ‘
’t haasje jagen door de hei,
Ja, het haasje, gij en ikke
Door de dunne, door de dikke,
’t Haasje willen wij jagen gaan, ‘
t Haasje willen wij jagen gaan!
Hup haasje, lieflijk haasje,
Hup haasje door de hei.´                                                       (muziek)

Dat ‘Paashaasje’ willen wij jagen gaan, niet om het te doden, maar om het in de anderen en in onszelf te ontdekken en te laten leven op de aardse hei.

Nog iets over het zoogritueel:

Het zoogritueel

Sim Broekhuizen (1937) deed van 1966 tot 1976 onderzoek naar hazen bij verschillende wetenschappelijke instituten. “Op een dag tipte een jachtopzichter me dat een boer in de uiterwaarden van Brummen jonge haasjes op zijn land had gevonden. Hij had het hele land gemaaid, behalve de pol gras waarin de jonge haasjes lagen. Ik ging met mijn medewerker kijken en we besloten te blijven. We hebben ze de hele zoogperiode geobserveerd, een maand lang, 24 uur per dag. In een caravan aan de rand van het weiland sloegen we apparatuur op, zoals warmtecamera’s.”

Ze ontdekten dat de jonge haasjes eenmaal in het etmaal werden gevoed, op de plaats waar ze geboren zijn. ’s Avonds kwam de moederhaas en werden de jongen gezoogd. Dat gebeurde een uur na zonsondergang. De jongen verspreidden zich naarmate ze ouder werden na het zogen steeds meer. Ze trokken naar de randen van het weiland, maar drie kwartier na zonsondergang verlieten ze hun schuilplek om terug te keren naar de plek waar ze waren geboren – ook toen de graspol eenmaal gemaaid was. “Een kwartier later kwam dan steevast de moeder aangehuppeld. Dat zogen duurde gemiddeld een minuut of drie. Dan keken de jongen nog even van: ‘Is het echt afgelopen?’ en daarna verdwenen ze weer.”

Om te achterhalen of het zoogritueel uniek was voor dit nest of algemeen bij hazen, volgden Broekhuizen en collega’s nog zo’n 25 andere nestjes. Steeds bleek de moederhaas een uur na zonsondergang de jongen te zogen. “De jonge haasjes gingen voor die tijd al bij elkaar zitten. Als ze wat ouder waren, hadden ze soms de neiging om naar de moeder toe te hippen zodra ze haar zagen aankomen, maar dat werd niet geaccepteerd. De moeder ging precies terug naar de plaats waar ze de jongen had geworpen. Het is belangrijk dat zo’n jong haasje daar op tijd is, want anders moet hij 24 uur wachten voordat hij weer melk krijgt.”

Na een maand zogen houdt de moeder het voor gezien en moeten haar jongen zichzelf redden. Vaak is ze dan alweer drachtig van een volgende worp. “De jongen komen nog twee dagen voor niks, en blijven daarna ook weg.” Als de moeder na haar laatste worp in de herfst niet opnieuw drachtig wordt, blijft ze de jongen vaak nog lang zogen. “Het is een ritueel”, zegt Broekhuizen. “Soms worden ze maar 10 seconden gezoogd, maar ze blijft melk geven.”

 

Palmpasen/Pasen: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

 

107-104

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pasen (2)

.

De paashaas blijft

De haas is in de nacht veel meer actief dan overdag. Zijn zintuigen zijn goed ontwikkeld, vooral het gehoor. Het is een zoog- en knaagdier, dat zich uitsluitend met planten voedt. Z’n ‘bloem’ (staart) is niet lang. Een hol heeft hij niet. Twee of vier maal per jaar worden er 2 tot 5 jongen geworpen in z’n ‘sas’, meestal ‘leger’ genoemd, een kuiltje in de vlakke grond. Dan is de haas in z’n ‘knollentuin’. Vooral de ‘rammelaar’ (mannetje) staat bekend als uiterst intelligent en slim. Deze eigenschappen zowel als de grote vruchtbaarheid van de moederhaas behoeden hem voor totale ondergang, want de haas is het dier, waarop het meest jacht wordt ge­maakt. Geen zoogdier werd en wordt (?) zó achtervolgd als hij. Hij slaapt niet met open ogen, zoals men beweert, maar wel wordt hij wakker bij ’t allerminste gerucht. Is er gevaar dan drukt hij zich plat neer, houdt zich doodrustig en let scherp op. Dit noemde men het ‘slapen’ van de haas. Wij spreken van ‘hazeslaapjes’, wanneer, in een lichte halfslaap, onze ziel steeds even op speurtocht gaat buiten het lichaam. De Romeinen meenden, dat het eten van hazenvlees voor 7 of 9 dagen lieflijke schoonheid gaf, terwijl nu nog nog de mening heerst, dat hazenvlees een slaap schenkt, die rijk is aan dromen. De ja­gende mens heeft vaak de alertheid van de haas en zijn snelle vlucht-bij ontdekking, verkeerd geïnterpreteerd als bangheid. De haas is niet bang, maar waakzaam en zeer snel.

In Egypte was de haas toegewijd aan de godin Oeroet. In Griekenland aan Artemis en aan Afrodite. In het Noorden aan Ostara. Dit waren allen godinnen van schoonheid, liefde en vruchtbaarheid. En al heeft de kerk dan ook in de 8ste eeuw het eten van haze­nvlees verboden, zij heeft niet kunnen verhin­deren, dat nu nog bij het Ostarafeest (vgl. ‘Ostern’ is Pasen) de Ostara-haas (vgl. ‘Osterhase’ is paashaas) bij ons z’n intree doet. Daarmee acht men het geheim van de paas­haas verklaard. Maar ‘on peut lever le lièvre’ (men kan de haas optillen), zoals de Frans­man zegt. In goed Nederlands: ‘men kan een origineel idee krijgen’! Dit leerde ons het werk van wijlen C.A. Wertheim Aymès: ‘Die Bildersprache des Hieronymus Bosch’. (Ook in het Engels vertaald). De meeste achter­grondgegevens omtrent de haas dank ik aan hem en aan de Heer D. van Bemmelen te Den Haag.

Een zoogdier is altijd een symbool voor iets, dat te maken heeft met een activiteit van het fysieke lichaam van de mens. De haas verte­genwoordigt de activiteit van het Ego, het hogere Ik, in het fysieke lichaam. Van het verre Oosten tot het uiterste Westen, overal treft men het symbool aan van de haas. De Grieken kenden reeds het sterrenbeeld ‘lagoos’, de Romeinen ‘lepus’, aan het zui­delijk halfrond. Beide namen betekenen’ haas’. Ook de Egyptenaren moeten dit sterrenbeeld gekend hebben. Het is te vinden onder Orion en omvat 19 sterren. De Boeddha in de maan werd gezien als een haas  (‘Het Haasje in de Maan’). Men vindt hem in Peru, in China, op munten, op kledingstuk­ken, in sprookjes over de hele wereld, op Griekse vazen, op aardewerklampen uit vroegchristelijke tijd, op alchemistische te­keningen, op beeldhouwwerken uit China, Duitsland en de Elzas, enz… Hij is afgebeeld op schilderijen, o.a. dicht bij de Madonna of in haar hand (Titiaan, Hans Baldung Grien, Holbein e.v.a.). Wij zien hem tenslotte op verschillende schilderingen van Jeroen Bosch, (plus-minus 1460-1516). – C.G. Jung, de be­roemde Zwitserse psychiater, schrijft in zijn boek ‘Psychologie und Alchemie’ (1952): ‘Wonend in het Westen zou ik in plaats van ‘Zelf’ zeggen ‘Christus’; in het nabije Oosten waarschijnlijk: ‘Chadir’; in het verre Oosten: ‘Atman’ of ‘Tao’ of ‘Buddha’ en in het verre Westen misschien ‘Haas’ of ‘Mondamin’ en in de taal van de Kabbala: Tifereth.’

Wat is dat dan, wat Jung het ‘Zelf noemt? Het IK van de mens, die op aarde leeft, woont in de warmte van het bloed. Het symbool moet dus een warm-bloedig dier zijn. Tijdens het leven teert het IK de levens­krachten op, het knaagt aan de levenskrach­ten. Dus moet het door een knaagdier wor­den voorgesteld. Zolang de Ik-kracht  niet verdrongen is door krachten van het kwaad, het boze, d.i. door krachten die de harmo­nische ontwikkeling remmen of tegenwerken, is het Ik zonder verweer en doet het nie­mand enig kwaad. Daarom komt slechts een dier dat uitsluitend planten eet in aanmer­king. De schadelijke krachten worden meest­al voorgesteld door knaagdieren met een lange staart, die van alles eten. (Ratten, mui­zen, eekhoorns)

Wanneer een haas achtervolgd wordt door jachthonden en vermoeid raakt, springt een andere haas voor hem in de plaats en laat zich achtervolgen. Hij offert zich op voor zijn soortgenoot. Nooit geeft de haas geluid. Hij schreeuwt alleen, als hij in doodsnood is. Ook bootst hij de mens na in het ‘opzitten’, de vertikale lichaamshouding. Plutarchus zegt, dat de Egyptenaren de accuraatheid van zijn zintuigen en zijn snelheid als iets godde­lijks beschouwden. — Herinneren wij ons dan nog, dat een haas geen hol heeft en uiterma­te waakzaam is, dan begrijpen wij, dat hij bij uitstek het symbool is van het Ik. Het Ik is onzelfzuchtig, schaadt niemand, komt in actie voor zijn broeders, heeft geen tehuis op aarde en is altijd wakker. Het lagere Ik neemt de zintuigelijke wereld in zich op; het hogere Ik neemt waarnemingen op uit een hogere wereld. Het ziet deze in innerlijke, maar ware beelden, in imaginaties en hoort haar in woorden van binnen, in inspiraties. Het Ik is altijd wakend, laat aan de mens de geestelijke wereld zien en horen, maakt wakker en bewust en stelt hem verantwoor­delijk voor zijn daden. Dit Ik is het Zelf, waar Jung op doelt. Het is het blijvende deel in de mens, dat zijn ‘gewe­ten’ vormt, dat hem tot een moreel wezen maakt en dat voor zijn doen en laten uitein­delijk verantwoording draagt. Doch dit is slechts mogelijk in zoverre dit Zelf of Ik ook werkelijk voldoende aanwezig is. In deze tijd heeft het de fysieke organisatie zeer zelden reeds geheel doordrongen. Het Ik, het Zelf, dat de lichamelijk levende mens en zijn zielenleven nog maar gedeeltelijk kan bestu­ren, wordt gesymboliseerd door de haas. De haas graaft geen hol in de grond.

Het konijn, dat nauw met de haas verwant is, doet dat wel. Daarom is het konijn het beeld voor de volledige penetratie van het Ik in de mens. Het Ik dringt door tot in het merg van de beenderen, daar waar het Ik-dragende bloed gevormd wordt. Over de wereld waartoe dit Ik behoort, kan men alleen maar spreken in beelden en deze moet men nemen uit de uiterlijke fenome­nen. Zij zullen over de hele aarde niet altijd en overal precies hetzelfde zijn, doordat de uiterlijke verschijnselen verschillen. Het Ik wordt belaagd door duistere krach­ten, eveneens gerepresenteerd door knaag­dieren.

De eekhoorn is de egoïstische kennis. In de Germaanse mythologie heet hij Ratatosk (Vliegende Twijfel). Hij is steeds vol twijfel en aarzeling, de schaduwzijde van het ware, geestelijke inzicht. In de bijbel heet dat waaruit hij voortkomt, Diabolos.

De Sa­tan van de bijbel brengt ons de rat. Hij is het beeld van de egoistische hebzucht, de die­naar van de grote zelfzuchtdraak, die de wereld omspant en die de Ik-ontwikkeling tegenhoudt.

De muizen zijn de dagelijkse boosaardigheidjes van de mens. Zij zijn nog veel vruchtbaarder dan hazen en konijnen. Nu heeft ieder symbool twee kanten: Een aardse kant en een die meer naar de hemel, het boven-zinnelijke, is gericht. De aardse kant van deze knaagdieren, ook van de haas, is hun sterk voortplantingsvermogen. De bovenaardse kant hun creativiteit. De ikzucht, de hebzucht, is buitengewoon creatief, slim en scherpzinnig, gericht op aards bestaan en geestelijke macht. Maar het is de spirituele vruchtbaarheid, de ware geestelijke creativi­teit, die ons Ik behoedt voor een totale on­dergang.

Deze ondergang zou onafwendbaar zijn ge­weest, als de hogere, goddelijke wereld niet had ingegrepen. Door de invloed van diabo­lische en satanische machten zou het Ik van de mens geheel ten gronde zijn gegaan. De incarnatie van een goddelijk Ik-wezen in een menselijk lichaam, Zijn offerdood en Zijn opstanding, die de overwinning is op de on­dergang, heeft de mens weer de mogelijkheid gegeven zijn werkelijke leven, het leven van zijn Ik, te behouden en zijn eigen Zelf crea­tief verder te ontwikkelen en te vervolma­ken.

Zo werd het feest van Ostara, van de ver­jonging, van de opstanding in de natuur, voor de christenen het feest van Christus’ dood en verrijzenis. Van Ostara bleef in Duitsland ook nog de naam. Bij ons bleef al­leen het dier, dat haar was toegewijd: de paashaas. Hij brengt ons de nieuwe levenskiemen, de nieuwe mogelijkheden: de paas­eieren. In het ei zijn ook de krachten van zon en maan te vinden: de ronde, gele dooier en het wit. Ook schenkt Pasen het jonge, nieuwe leven: de paaskuikens. Maar wat wordt er niet op de paashaas ge­jaagd! Miljoenen karikaturen van hem wor­den over de wereld verspreid. Hij is verne­derd tot een handelsobject, een commerciële stimulans, een winstmaker, gevuld met winstmakende eitjes. Dat bent U, dat ben Ik! In de bekende Playboyclub in Londen wordt men bediend door ‘bunnies’. Dat zijn ‘ko­nijntjes’, mooie meisjes met blote schouders en blote benen en een grote strik met hoog opstaande punten (oren !) in het haar. Be­gint u te begrijpen wat achter dit alles schuilt? Hoe de Christus en ons Paas-Ik nog steeds wordt achtervolgd door snuffelende, rennende, goed afgerichte honden? In vroe­gere eeuwen waren het dogmaverstarring, zucht naar rijkdom, roem en macht, onver­draagzaamheid, kettervervolging. Het waren ‘honden’ in velerlei soorten. De meesten van die ‘honden’ zijn nog aan ’t werk. Er zijn er vele bijgekomen.

Maar de paashaas blijft. Hij blijft ook zacht­moedig. Voordat de haan bovenop onze le­vensboom, onze Ik-drager, onze palmpaas, gekraaid heeft, zullen wij Christus misschien nog vaker dan Petrus verloochend hebben. Maar direct daarna zegt Christus: ‘Uw hart worde niet ontsteld… Men heeft Mij ver­volgd, men zal ook U vervolgen… Schept moed: Ik heb de wereld overwonnen. (Joh. 14:1;15:20;16:33)

Het zal enorm moeilijk zijn, de paashaas van binnenuit goed te gaan begrijpen en in ere te herstellen. Wie hem tracht uit te roeien, roeit zichzelf uit. Wie hem vanuit zijn onbegrip minacht en bespot, minacht en bespot zich­zelf. Toch zal onze paashaas ons helpen het hoogtij van Pasen steeds dieper te doorleven. Want ‘Christus is waarlijk opgestaan.’

 Henk Sweers, ‘Jonas’ van 8 april 1977.

 

Palmpasen/Pasen: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

 

101-98

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Palmpasen (3)

.

‘DRIE EI IS EEN PAASEI’
De dood schenk het leven

Er is een tijd geweest, waarin de mensen de veranderingen in de natuur meebeleefden: het verwelken van het leven in de herfst, het ontwaken van de natuur in de lente. Men nam echter niet alleen de uiterlijke feiten als buitenstaander waar, maar men liep de kring­loop van het jaar zelf met zijn hele wezen mee. — Wat gaat er om in de mens als hij zijn lichaamskracht voelt afnemen? Wat gaat er om in de kinderziel, als zij de levenskrachten in zich voelt ontwaken?

Toen de eerste christenen de kruisdood en de herrijzenis van Christus gingen herdenken, toen konden zij nog meemaken, hoe in de lente hun eigen leven opging in dat van de uiterlijke wereld. Hun religieuze belevenis, hun gevoel van verbonden te zijn met een hogere, bovenzinnelijke wereld inspireerde hen echter tot de gedachte: ‘De goddelijke wereld is in ons in het graf gelegd, maar hij is opgestaan. – Hem kan men begraven, zonder dat hij te gronde gaat.’

Doch hoe beleven wij in deze tijd nog de kringloop der seizoenen? Ons leven wordt steeds meer air-conditioned. De heb- en ge­makzucht verblinden ons, en als wij door de zichtbare wereld proberen heen te kijken naar een toekomst, dan zien we slechts ziek­te, dood en… niets. Dan wordt iedere religie een fopspeen, iedere bewering over een bo­venzinnelijke wereld, over een wereld achter de dingen een zoethouwertje.
En toch: alles wat wij verwachten van een sociale vernieu­wing, van een verbetering van onze maatschap­pij, het zal alleen dan mogelijk zijn, als de mensheid opnieuw en nu zeer bewust geïn­spireerd wordt door de gedachte, dat al het natuurlijke, het zintuigelijk waarneembare in directe samenhang staat met het morele, met het geestelijke. Het kan voor iemand die even dieper kijkt toch geen stom toeval zijn, dat hij hier in deze wereld is, dat zijn om­standigheden zijn zoals ze zijn. Hij zal zich afvragen: ‘Welke rol speel ik zelf in dit alles?’ – En dan heeft hij zichzelf en daarmee de wereld achter de dingen reeds ontdekt. Want als iets beweegt, als er iets gebeurt, dan moet er iets zijn, dat het in beweging brengt, dat het tot een feit maakt. In het zegenbrengende licht van de lentezon kan de bewust den­kende mens, als hij het wil, opnieuw de reali­teit ervaren van een wereld, die goddelijk, geestelijk, occult, bovenzinnelijk, achter de dingen is. Hoe men die wereld ook wil noe­men: voor de christen is dat de wereld die Christus voor de mens heropend heeft.

Christus heeft de mens de mogelijkheid ge­geven om zélf de hel van het niets, de ziekte en de dood te overwinnen. Door Zijn daad zette Hij in de plaats van de leugengestalte van de dood-als vernietiger de ware, werke­lijke gestalte van de dood-als-schenker-van-le­ven.

Toen de mens deze wereld achter de dood nog, zij het meer onbewust, kon beleven, ontstonden de oeroude, voorchristelijke ge­bruiken. Wat is de zin ervan? Het zijn alle­maal symbolen, beelden voor datgene wat eigenlijk niet in woorden kan worden weer­gegeven. Deze beeldentaal gebruikt ook de mythologie, gebruiken ook de sprookjes.

Paasei
Probeert u eens even te vergeten wat een ei is. Het is op het eerste gezicht – een witte gepolijste steen. En dan, nadat de hen het 21 dagen heeft bebroed, komt er een levend wezen, een kuiken uit te voorschijn. Een be­ter beeld voor het wonder der opstanding uit de dood is nauwelijks denkbaar. Dit schijn­baar dode ding heeft dus leven in zich! Heb­ben zo alle dingen niet een onzichtbare kracht in zich? De graankorrel, de boon, de plant, de boom, het water, de lucht, de aarde en het zonlicht? En de mens, die wij zien groeien en bewegen, zal die niet op zekere dag voor ons een nieuwe, niet vermoede kracht kunnen openbaren?
Veel mensen beginnen zich bewust te wor­den, dat de gebeurtenissen waarmee zij wor­den geconfronteerd, evenzeer als hun eigen beslissingen geen toevalligheden zijn. De mens draagt nog altijd in zich een bovenzin­nelijke levenskracht. Wie goed om zich heen kijkt, kan in vele van zijn medemensen de opstanding zien. Zou het kind, dat nog heel anders kijkt dan de volwassene, niet onbe­wust iets van die ontwaking mee beleven? Wat een vreugde als het een in de tuin of in het huis verstopt paasei vindt! Laten wij toch zoeken naar de eieren die overal in de wereld verstopt zijn!

Na de lichtfeesten in de wintertijd, begonnen in de lente de feesten der vruchtbaarheid. Maar de mens is niet alleen lichamelijk vruchtbaar. Zijn geest kan vruchtbaar zijn voor de hele wereld. De levensboom, waar­om wij ons schaarden met Kerstmis, is het symbool van de groei- en levenskrachten in de mens, maar ook van de ik-drager, de dra­ger van de geest. Wij zien in de lente dan ook deze levensboom als meiboom terugkeren. Met de palmpaasoptocht draagt ieder kind zijn eigen mei, zijn eigen levensboom. Bo­venop prijkt meestal de haan, het mytholo­gische dier, dat in de prilste morgenschemer de heraut is van de nieuwe dag die komt. Soms was het een zwaan, het symbool van de kracht in de ziel, die omhoog kan vliegen tot grote, geestelijke hoogten.
Vaak is een broodkrans, horizontaal of vertikaal, aan de paasstok gebonden. Deze duidt aan: het rad van de zon, de geestelijke zon, die eeuwig is. Aan de stok is altijd groen bevestigd van een boom die nooit verdort. In onze streken meestal van de buksboom (Buxus sempervirens), die dan ook dikwijls Bukspalm heet. Weer een symbool voor het eeuwige leven. Er hangen gedroogde of andere vruchten aan, of de stok is gestoken door één of meer­dere sinaasappels. Vruchten dragen immers het nieuwe levenszaad! De ‘palmpaas’ heeft de vorm van een mei­boom in het klein, doordat een ring ( men noemt het ‘rad’ of ‘wiel’) horizontaal rond­om de stok is opgehangen. Stam, krans en haan vormen de hoofdbestanddelen van de meiboom (Saksisch type). Ofwel het is een lange stok, waaraan appels, sinaasappels, krentenbroodjes enzovoort, zijn geregen, met bovenop de zwaan of de haan (Fries type). Ofwel het is een kruishout (een Chris­tussymbool), met gekleurd papier omwoeld, dat de bovengenoemde ingrediënten draagt (Zuid-Nederlands type) Maar overal hangen er de eieren aan, de paaseieren.

Palmprocessies
Met deze ‘palmpasen’ houden de kinderen een ommegang. Dit is een overblijfsel van de heidense lente-optochten en van de palm­processie. Deze processie werd het eerst in Jeruzalem gehouden. Een non uit de Provence, die in de 4de eeuw een pelgrimstocht maakte naar het Heilige Land, vertelt er over in haar dagboek. De gelovigen kwamen op de Olijfberg tesamen en geleidden vandaar de bisschop, die Christus verbeeldde, naar de stad. Allen droegen palm- of olijftakken. Van Jeruzalem uit verbreidde het gebruik zich over het westen.
In de middeleeuwen hield iedere stad één gezamenlijke processie. Er werd altijd een ‘palm-ezel’ meegevoerd. De ezel is het beeld van ’s mensen stoffelijke lichaam. Eerst was het een levende ezel, maar later werd het, omdat zo’n ezel erg koppig en weerbarstig kan zijn, een ezel van hout. Ook de berij­der, Christus, aanvankelijk door een hoge geestelijke voorgesteld, werd later in hout uitgebeeld. Eerst gedragen op de schouders, later op wielen voortgetrokken. U kunt de ‘palmezel nog in enkele musea zien. Het werd steeds meer een uiterlijk kijkspel. De hervorming maakte er een eind aan.
De oude gebruiken gaan van de volwassenen over naar de kinderen. Eerst bootsten zij ’s middags na wat zij ’s morgens hadden ge­zien. Al bezitten wij nog een keur van het dorp Uitgeest uit 1635, waarbij het lopen met Sint-Maartenslichten of met Palm- ofte diergelijcke groenten’ of met ‘Pingsterblommen’ wordt verboden, toch vinden wij dit ge­bruik nog zowel in protestantse als in ka­tholieke streken terug. Een van de meest interessante bijzonderhe­den is het lied, dat in vele varianten bij deze optocht gezongen wordt:

.
Pallem-pallem-pasen,
Ei – koer – ei,
Over enen zondag dan krijgen wij een ei.
Een ei is geen ei,
Twee ei is een hallef ei,
Drie ei is een Paas-ei.

Het oorspronkelijk lied, waar deze kinderdreun een kapot gezongen overblijfsel van is, kennen wij niet. Maar dit overblijfsel is al in­teressant genoeg. ‘Ei — koer –   ei1 komt waarschijnlijk van een Griekse smeekbede (op z’n Latijn uitgesproken), die ook nog te vinden is in de roomse mis: ‘Eleison, Kurië, eleison.’ Ontferm u. Heer, ontferm u.’ —
En dan die merkwaardige drie eieren! De oude Chinese wijzen leerden, dat alles ontstaat uit drie dingen: Twee krachten en het span­ningsveld tussen beide. Twee levende, steeds veranderende krachten en hun onderlinge relatie. Iets is lang en iets anders kort door het verschil tussen beide. Vader, moeder en kind. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Een aardse mens, zijn bovenzinnelijk hogere wezen, en dat waar de mens ik tegen zegt. De aarde, de hemel en… het ‘feest’.
Ons redenerend verstand heeft om dit te begrij­pen een norm nodig. Het moet een moment in de tijd, een vorm in de ruimte fixeren. Het levende, altijd groeiende krachtenveld tussen ruimte en oneindigheid, tussen tijd en eeuwigheid, kan slechts betreden worden door ons geestelijk wezen, door ons creatief vermogen, door onze inspiratie, door ons Ik. —
Eén ei, één kiem van een mensen-ik is niets, want iedere mens heeft de andere mens nodig. Twee-ei, twee mensen kunnen gemeenschap hebben en zich voortplanten, maar dat is nog maar de helft van het men­senwezen: het zintuigelijk-lichamelijke. Wat is een half ei? Het is ten dode gedoemd.!
Drie ei (niet drie eieren) de drie-eenheid van het lichaam, en de ziel, en de geest, die hen tot werkelijkheid brengt, dat is het werkelijke paasei: de opstanding uit de dood! – Chris­tus is de waarheid en het leven én de weg.

Paashaas
Uit het oosten kwam de haas naar onze lan­den gesprongen, om hier de paashaas te wor­den, die ons de eieren der opstanding brengt. Een zachtmoedig dier, dat zich snel voort­plant en dus een symbool voor de vrucht­baarheid. Hij heeft geen eigen huis, het hele land is zijn woning. Daarom is de haas ook het beeld voor ons hogere Ik-wezen. Wordt een haas achtervolgd, dan gaat een andere haas voor hem aan het lopen, om zijn ver­moeide soortgenoot te redden. Zo is hij tenslotte een symbool voor het Christus-wezen, dat onzelfzuchtig is en toch altijd achter­volgd wordt door de zelfzuchtigcn en dat zijn leven geeft voor zijn broeders.
Het kind kent nog niet het werkelijke kwaad, het kent de dood nog niet en is daar­om nog niet aan de eigen opstanding, aan het werkelijke, het christelijke paasfeest toe. Voor hem duurt het paasfeest meer dan één volle week. Want het paasfeest begint reeds met palmzondag, de zondag vóór Pasen. Dit feest heet dan ook ‘Palmpasen’. Het is het begin van de paasweek, het overwinnings­feest van de zichtbare, uiterlijke zon. Die schenkt ons ieder jaar een nieuwe lente en iedere morgen een nieuwe aarde dag. Aan haar dankt de aarde het natuurlijke leven. Maar deze natuurlijke zon gaat iedere avond onder. Zo bloeit het leven op, om weer te sterven in de dood.
Het was het stoffelijk li­chaam van Jezus, dat men eenmaal feestelijk binnenhaalde in Jeruzalem. Vijf dagen later liet men het kruisigen. Want het wezen, dat in dat lichaam woonde, het eeuwige licht van de geestelijke zon, dat had men niet gezien. Daarom vertelt het Lucasevangelie ook, dat Jezus, tijdens zijn intocht dichterbij de stad gekomen, Jeruzalem vóór zich zag en zei: ‘Och mocht gij op deze dag toch verstaan, wat tot uw vrede dient, maar thans is het verborgen voor uw ogen.’
Pasen, een week later, is het hoogfeest van het leven, dat geen ondergang kent en dat Christus aan de mens schonk door zélf mens te worden. Hij over­won de dood van de materie en opende de poort naar de geest. Hij onthulde voor onze ogen de toegang tot het wezenlijke vrede­feest.

Henk Sweers , ‘Jonas’ 09-04- 1976

 

Palmpasen/Pasen: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

 

100-97

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.