.
In het Duitse tijdschriftje ‘Der Elternbrief’ voor (vrijeschool)ouders schreef de vrijeschoolleerkrcht Elidabeth Klein een artikel over rekenen ‘als hulp voor thuis’.
Ik meen dat de leerkracht er ook wel wat aan kan hebben.
.
Elisabeth Klein, Der Elternbrief, nadere gegevens ontbreken.
.
hoe ontwikkelen we het rekenen
.
“Als er niet al een hele religieuze metafysica in het kind droomde, hoe zouden we hem dan zelfs maar de innerlijke opvattingen van oneindigheid, God, eeuwigheid, heiligheid, enz. willen geven, aangezien we deze niet via externe beelden kunnen overbrengen?” Wat Jean Paul hier zegt in “Levana” over filosofie is ook van toepassing op wiskunde.
Jean Paul Friedrich Richter, dichter, Steiner verwijst vaak naar hem i.v.m. zijn beleving van het Ik op jonge leeftijd.
Rekenen, alle wiskunde, slaapt in mensen en zit vervat in mensen. Zonder dat zou hij nooit wiskunde kunnen leren.
Dit geldt van het tiental vingers en tenen tot het uiteenlopende voorkomen van de gulden snede in het menselijk lichaam, maar ook voor de ritmes die bij de mens heersen. Alle rekenkunde, net als muziek, heeft te maken met de tijd, terwijl verhalen meer te maken hebben met beelden en het ruimtelijke bestaan.
Rekenen kan alleen op een gezonde manier worden ontwikkeld vanuit tellen en ritmisch tellen en altijd in het begin – dit is de rode draad voor sommige schoolmeesters – met de vingers of zelfs de tenen. De kinderen tellen enthousiast tot honderd en terug. Vaak tellen met z’n allen, soms ook individueel. Tel altijd evenveel achteruit als vooruit!
De tafels van vermenigvuldiging worden een vreugdevolle gebeurtenis als ze ritmisch worden uitgesproken: 1, 2, 3; 4, 5, 6; 7, 8, 9 etc. En dit weer achterstevoren: 30, 29, 28, 27; 26, 25, 24, enz. Voor kinderen die moeite hebben met rekenen, kan het voor- en achteruit tellen versterkt worden door met de voeten te stappen.
Tot tien zijn de handen of vingers bij elkaar geplaatst al de tafel van vermenigvuldiging met twee. Als je de tafel van vermenigvuldiging met twee goed kunt, kun je de tafel van vier en acht ook gemakkelijk leren. Iedereen die de drie goed kan, komt ook bij de tafel van negen, die ook nog eens de aardigheid heeft van vooruit en achteruit tellen (9, 1 8, 2 7, enz.). Voor de zes moet je de tafels van twee en drie kennen. Zeven is een bijzondere tafel van vermenigvuldiging en moet op een speciale manier geleerd worden.
Het vertellen van verhalen tilt het kind vaak stilletjes boven zichzelf uit. Het vindt plezier in rekenen. Kinderen worden gemakkelijk te luid. Ze houden ervan om de tafels van vermenigvuldiging te schreeuwen. Je moet op een kunstzinnige manier ingrijpen met een rustige hand, langzaam en snel, door luid en stil af te wisselen, anders kan het rekenen ervoor zorgen dat de kinderen wild worden.
Ik wil graag een kant van het rekenen belichten waar niet altijd rekening mee wordt gehouden. Op een dag zeg je: “Rekenen doe je hier in de klas of in de huiskamer. Dit doe je niet alleen. De hele wereld telt!” Je zou een tak kunnen laten zien waaraan altijd twee bladeren na elkaar groeien. ‘Deze plant heeft de tafel van twee geleerd’, zeggen ze. En de tulpen kunnen de tafel van zes doen en hebben altijd zes kleurrijke bloemblaadjes, net zoals de hondsrozen er altijd vijf hebben. De kinderen zijn opgetogen als ze erachter komen: de hele wereld telt! De maan helpt ons bij de moeilijke tafel van zeven, omdat hij dat ook kan en na zeven dagen altijd aanzienlijk van vorm verandert. Natuurlijk laat je ook merken dat alle planten en dieren, b.v. de zevenster, er maar één kunnen. Maar mensen kunnen alle berekeningen leren.
Het is het beste om getallen te schrijven met de Latijnse cijfers, aangezien de vijf (V) de uitgestrekte hand met vijf vingers is en de tien (X) twee handen vertegenwoordigt, naar beneden en naar boven geopend. Er zit een beetje rekenkunde in de cijfers. Omdat IV V is min I, VII dan weer V plus II.
Een belangrijk advies van Rudolf Steiner zal voor iedereen duidelijk zijn: ga bij het rekenen, indien mogelijk, van de som, van het geheel, naar de delen en niet andersom. Zeg niet: 2 en 4 zijn 6. Integendeel: 6 bevat 2 en 4, en ga dan verder met het zoeken naar zoveel mogelijk voorbeelden. Het is ook 1 en 5, of 8 min 2, of 2 keer 3, etc. Het is duidelijk dat dit meer bijdraagt aan de gezonde ontwikkeling van het denken. Rudolf Steiner wijst er zelfs op dat de hele manier van denken op latere leeftijd, of het nu synthetisch levendig of analytisch scheidend is, vooral verband houdt met de eerste rekenlessen. Iedereen die dit ziet, kan ook eventueel buiten school waar het anders wordt gedaan, die oefeningen met het kind doen die vanuit het geheel naar de delen gaan.
Dat de hele wereld rekent, geldt voor het wiskundeonderwijs tot in de hoogste klas. Want wie zou er over de ellips kunnen spreken en het ellipskompas gebruiken zonder te zeggen dat de ellips in de ruimte aanwezig is? De aarde beweegt rond de zon in de vorm van een ellips, met zichzelf als brandpunt. Of over de parabool, zonder te bedenken dat kometen komen en gaan volgens de wetten van parabolen.
Zoals in het kleine beeld de grote wereld in werkelijkheid leeft, zo leeft ook hier de grote wereld in de kleine. En dat inspireert en geeft altijd plezier bij wat we met de kinderen doen.
Rekenen is niet alleen gebaseerd op de inhoud, maar moet het kind op een zinvolle manier begeleiden door alle leeftijdsfasen heen.
Rekenen met breuken heeft een bijzondere betekenis voor het latere leven en werk. Wanneer is hiervoor het juiste moment? Op vrijescholen wordt het rekenen met breuken geïntroduceerd in het tiende levensjaar, wanneer het kind zijn eerste echte breuk met de wereld ervaart. Ik zie af van ongezonde omstandigheden. In natuurlijke omstandigheden kijkt het kind op naar de volwassenen om hem heen. De eerste kritiek, omdat het kind dan meer in zijn eigen Ik wakker wordt voor de wereld, ontstaat in het tiende levensjaar als het niet van tevoren van buitenaf wordt opgelegd.
En nu naar de breuken. Het belangrijkste en de kernervaring: elke eenheid kan in delen uiteenvallen en elk fragment is feitelijk onderdeel van een eenheid. Daarom is het starten vanuit de eenheid en het transformeren ervan in afzonderlijke delen een proces dat zorgvuldig en op indrukwekkende wijze met de kinderen moet worden uitgewerkt. Hoewel mijn ervaring en mening wat het andere rekenen betreft, dat je moet uitgaan van tellen en ritme, maar niet van ruimtelijke perceptie, is dit anders voor breuken. Hier kun je met de aanschouwelijkheid werken. Het is het beste om ronde voorwerpen te kiezen,waar het kind wel wat mee heeft, b.v. taart of pannenkoek die op een verjaardag in stukken wordt gesneden. Deze ervaring: wat een breuk is, moet je leven lang blijven bestaan.
Deze vraag kwam al eens aan de orde in een artikel in de Elternbrief uit 1969 (p. 113),[niet op deze blog] waar het prachtige gedicht van Rückert te vinden is:
Wie von der Sonne gehn viel Strahlen erdenwärts,
so geht von Gott ein Strahl in jedes Menschen Herz.
Net zoals veel stralen van de zon naar de aarde gaan,
zo gaat ook een straal van God in ieder menselijk hart.
De zon met haar stralen of het menselijk hart als onderdeel van het grote centrum van de wereld, dit zijn waarschijnlijk de grootste beelden van eenheid, die dan uit delen bestaat.
De introductie van de breuk als zodanig is niet zo moeilijk te begrijpen. Maar nu staat er: ½ maal 1/3 of ½: 1/3. Dergelijke berekeningen zijn geen onnodige onzin, maar het met zekerheid kunnen, is noodzakelijk voor de latere algebra.
Mijn ervaring is dat het heel belangrijk is dat een kind duidelijk ervaart wat deze berekeningen betekenen. ½ maal 1/3 betekent: Neem de helft van een derde. Of ¼ maal 1/3: Neem een kwart derde. Dit kun je eenvoudig duidelijk maken met kleine cirkels met tekeningen. Als je dit hebt meegemaakt, hoef je alleen maar te zeggen: het komt altijd goed uit als je teller met teller en noemer met noemer vermenigvuldigt.
½ : 1/3 betekent daarentegen: hoe vaak zit er een derde in de helft? Het kan er niet helemaal inzitten. Je kan zien dat het kleiner is en er meer dan eens in zit. Of ½ : ¼ betekent: Hoe vaak zit een kwart in een half. Je kunt zien dat het er twee keer in zit. Ik zei dan alleen maar: het klopt altijd als je de tweede breuk omkeert en dan de teller vermenigvuldigt met de teller en de noemer met de noemer. Dus: ½ maal 3/1 =3/2, dat is 1½ keer
In het begin moet je voorbeelden kiezen die te overzien zijn. Dan kan je het gaan doen met de rekenregel.
Breuken zijn moeilijk voor kinderen. Op een keer stelde ik, omdat ik het gevoel had dat de kinderen het begrepen hadden, de vraag: Wat zou je nu liever nemen, een halve appel of een derde? En het wijze kind antwoordde: “Het is maar het beste als ik ze allebei opeet!”
.
Rudolf Steiner over rekenen: alle artikelen
Rekenen: alle artikelen
Algemene menskunde: alle artikelen
Menskunde en pedagogie: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle beelden
.
3175-2987
.
.
.
.

