Tagarchief: Michaël

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (56)

.

kort samengevat door waldorfschool Potsdam
.

waarom vieren wij het feest van Michaël
.

De geschiedenis

Michaëlsdag wordt in het christendom al sinds de 9e eeuw op 29 september gevierd.
Volgens de Apocalyps van Johannes brak er een conflict uit in de hemelse wereld en vocht Sint-Michaël tegen de draak, het kwaad dat de wereld verleidt, en wierp hij hem uit de hemel naar de aarde. Hij is niet dood na deze strijd, maar zijn overweldigende macht is gebroken.

Symboliek

De draak symboliseert de verstoten macht van het kwaad. Hij probeert mensen uit elkaar te spelen, af te leiden van het spirituele en te binden aan de materiële wereld. Het feest van Sint-Michaël is een oproep aan mensen om de krachten die hen naar beneden trekken te herkennen en er grenzen aan te stellen.

Elke dag zijn we getuige van geweld, vernietiging, haat, leugens en nog veel meer. Om de draak te trotseren hebben we grote innerlijke inspanning, kracht, moed en waakzaamheid nodig. Michaëls strijd is een beeld van het feit dat ons bewustzijn wakker moet zijn zodat we het kwaad kunnen doorzien en bestrijden. De lans die Michaël in de voorstellingen draagt, symboliseert de heldere focus op een doel en tegelijkertijd het vermogen om daarmee iemand op afstand te houden.

Het zwaard is een beeld van het vermogen van de mens om in zijn denken afzonderlijke dingen te onderscheiden en te scheiden. Het zwaard wordt ook geassocieerd met ijzer. We hebben ook ijzer nodig in ons lichaam. Zonder ijzer voelen we ons zwak en machteloos.

Sint-Michaël wordt vaak afgebeeld met een weegschaal. Hij is de weger van de zielen. Hij weegt goed en kwaad. Ook wij moeten onze beslissingen afwegen. Onze alerte intelligentie en de krachten van het hart moeten samenwerken. Het sterrenbeeld Weegschaal schittert aan de sterrenhemel op Michaël.

Plaats in de jaarlijkse cyclus

Na Sint-Maarten en Sint-Nicolaas is Michaël een van de drie feesten die ons helpen voor te bereiden op Kerstmis. Alle drie de heiligen weerspiegelen op hun manier het corresponderende seizoen (ze geven een innerlijk aspect van wat er in de uiterlijke natuur gebeurt).

Ze vertegenwoordigen ook de drie krachten: Willen – Voelen – Denken,
en ze staan voor toekomst – heden – verleden

Sint-Joris is de aardse helper van Michaël, de sterke jonge held die met wilskracht, moed en kracht de draak, het symbool van het kwaad, verslaat.

Eind september schijnt de zon hier en daar nog fel, maar de herfststormen komen er al aan en vegen de eerste kleurrijke bladeren van de bomen. De vruchten zijn rijp. De natuur staat tussen groei en verval. In deze tijd zouden de mensen moeten  proberen het zonlicht van de zomer in zich op te nemen en te bewaren.

Sint-Maarten, afgebeeld in het midden van zijn leven, geeft uit barmhartigheid aan de armen. Hij toont mededogen.

In november wordt het buiten steeds grijzer, kouder en natter en keren mensen hun energie naar binnen.

Sint-Nicolaas wordt afgebeeld als een oude, wijze man die van binnenuit handelt.

In december kan er al sneeuw liggen, het is koud en vochtig, ijzig, helder.

Het Michaëlsfeest luidt dus de periode voor Kerstmis of voor de winter in. We willen al deze innerlijke aspecten tot leven brengen door middel van de proeven van moed, waarin je kracht en daadkracht kunt tonen, maar ook afwegingen moet maken. Er is ook moed voor nodig om iets niet te durven wat te roekeloos lijkt.
Het feest is vooral bedoeld om de zintuigen aan te spreken. Het is een krachtige viering die een langdurig effect heeft en ons helpt om het zonlicht en de warmte van de zon in ons hart mee de winter in te dragen.

Het gaat over de krachten die in ieder mens en in de natuur aan het werk zijn en die in beeld worden gebracht.

Bordtekening van 2e-klasjuf, waoldorfschool Potsdam

.

Michaël: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: Michaël

.

3319-3123

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (57)

.

Dieuwke Hessels

.

Natuur, uw moederlijk bestaan,
ik draag het in mijn willend wezen
en vuurkracht van mijn willen kan nu mijn geestkracht stalen
waaruit het zelfgevoel geboren wordt
mijzelf in mij te dragen.

Rudolf Steiner, Antroposofische weekspreuken

Na een lange zomertijd, kondigt de herfst zich aan. De
overgangstijd van zomer naar winter, van bloei naar afsterven,
van licht naar donker, van warm naar koud. De bloemen raken
uitgebloeid, bladeren worden geel en verdorren. Dieren gaan
hamsteren en trekken zich terug voor hun winterslaap. De
natuur begint zich duidelijk voor te bereiden op de winter. Zij
wordt stil en komt tot rust.
Aartsengel Michaël wordt gezien als brenger van de
zonnekracht. Hij zorgt voor sterke gewassen en voor een goede
oogst. Voor de mens is hij de helpende hand in strenge winters,
hij geeft kracht om door de winter heen te komen.
Het Michaëlsfeest is dan ook het feest van de moed. Hij
weegt het goed en het kwaad en strijdt met de negatieve
krachten, de ‘draken die vuurspuwen’. Hij staat daarom meestal
afgebeeld met zwaard en weegschaal en soms met een draak.
Michaël staat als symbool voor de omgang met balans tussen
goed en kwaad, ook in onszelf.

In voorchristelijke tijden werd in deze periode het oogstfeest of het begin van de herfst gevierd, waarin men net als op Michaëlsdag de goden dankte voor de goede oogst.
Op een druilerige dag in de laatste week van september vierden wij het Michaëlsfeest.
We vierden het als eerste in een reeks van herfstfeesten.
Die dag stonden we met elkaar stil bij wat het leven ons geschonken heeft en
wat we (misschien) achter ons willen laten. Na een verhaal over de oorsprong van dit feest, werden er vellen papier uitgedeeld met daarop een draak en een blanco deel. Op het blanco deel mocht ieder zijn eigen ‘draak’ tekenen of beschrijven. Iets wat je wilt overwinnen, een eigenschap die er juist meer mag zijn of die je graag achter je zou willen laten. Tijd voor iets nieuws?
Alle draken zijn daarna in de vuurkorf beland en zijn daarmee symbolisch verslagen, zoals Michaël zijn draak versloeg. Daar was moed voor nodig! Meteen warme drank en iets lekkers uit de oogstmand na afloop, zijn we nu écht onderdeel van deze mooie en bijzondere overgangstijd.
Artikel van ”mens en tuin”.

Het Beeld van Michaël door de tijden heen
Alice Woutersen

Michaël is een groot en machtig geestelijk wezen, dat de ontwikkeling van de mensheid begeleidt en behoedt. In dienst van Christus wijst hij de mens de weg naar de vrijheid, zodat de mens zijn Ik in zich kan dragen. Hij is de behoeder van de kosmische intelligentie, en vanuit die functie ziet hij toe op de ontwikkeling van het menselijke denken en begeleidt de ontwikkeling zo, dat de mensen de  mogelijkheid geboden krijgen niet te verharden en te verstarren. 

Wat dat inhoudt is voor ons mensen nauwelijks te bevatten. Wij kunnen hoogstens proberen een klein tipje van de sluier op te lichten en met een paar primitieve penseelstreken een beeld schilderen van de ontwikkelingsweg van de mens en van Michaël. Stamelend in de woorden van alledag zou het als volgt kunnen klinken: 

Heel lang geleden, zo lang dat wij mensen er geen voorstelling van kunnen maken, voelden geestelijke wezens (Goden, God) in zich de behoefte opkomen om bewustzijn te krijgen van iets dat in hen leefde: de Kosmische Liefde.
Nu weten wij mensen heel goed, dat je pas echt bewustzijn over iets kunt   krijgen, als je er afstand toe kunt scheppen, dat wil zeggen: ervan buitenaf   tegenaan kunt kijken.
De Geestelijke wezens besloten dan ook wezens te
scheppen, die ééns vanuit hun eigen innerlijk de Liefde zouden kunnen ontwikkelen. Zij besloten Mensen te scheppen. En alle geestelijke wezens die mee wilden doen, droegen hun steentje bij.
Dit proces duurde heel lang. De
mens leefde onbewust en nog geheel opgaand in de geestelijke wereld. De mens sliep als het ware en was één met de gedachten van God (Adam in het Paradijs). Maar het ogenblik kwam dat de mens moest ontwaken. Je kunt alleen ware en belangeloze liefde ontwikkelen als je vrij kunt zijn en ‘op je eigen benen staat’. De mens moest losgemaakt worden van de hem omringende geestelijke wezens. Een hoog geestelijk wezen nam de taak op zich  ‘tegenstandersmacht’ te worden en uit de kosmische harmonie te stappen. Op deze manier kon hij de  mens lostrekken van de goden, om zo de mogelijkheid te scheppen dat de mens zich tot een vrij wezen kon ontwikkelen. 

Er zijn vele verhalen waarin verteld wordt hoe Satanaël (Lucifer) uit de kosmische harmonie  verdreven wordt. Het is steeds Michaël die Satan (Lucifer) uit de hemel stoot. Vanaf dat moment is  Lucifer ‘tegenstandersmacht’ geworden en kan het werk, beginnen: de mens losmaken uit de  kosmische harmonie. 

In eerste instantie werken Lucifer en de geestelijke machten in zekere zin nog samen. Prachtig wordt  dit beschreven in de Noorse mythologie (Edda) waar Loki/Lucifer de goden nog helpt, maar na verloop van tijd gaat Loki alles in de war sturen en bewerkt ten slotte samen met zijn kinderen (o.a. de Fenriswolf) dat de goden voor de beleving van de mensen verdwijnen. Dan is de mens los van de goden. (‘God is dood’ beleven). Zou de mens werkelijk aan zijn lot overgelaten zijn, dan was het slecht met hem afgelopen. Als weerloos wezen was hij beland in de armen van de tegenstandersmachten. Hij zou geen vrijheid beleven en geen ware liefde kunnen ontwikkelen. 

Maar de geestelijke wereld liet de mensen niet alleen. Een heel hoog geestelijk wezen gaat met de mens mee: Christus noemen wij Hem. Hij is zo begaan met de mens, dat hij besluit in een aards mensenlichaam te incarneren. Op deze manier kan hij het mensenlichaam, met al zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zo doorwerken, dat hij juist die krachten kan ontwikkelen die de mens nodig  heeft om zich te bevrijden uit de omknelling van de tegenstandersmachten. Christus ontwikkelde deze krachten voor alle mensen: sinds het Mysterie van Golgotha draagt ieder mens deze krachten in zich. Deze Christusvonk kunnen wij in onszelf ontwikkelen en laten opvlammen, waardoor we in staat zijn ons doel te verwezenlijken: een vrij mens te worden die vanuit zichzelf de ware liefde ontwikkelt. Of wij deze kans gebruiken? Het is onze vrije keuze. In dienst van Christus werkt Michaël. Hij houdt de  mens steeds in het oog en blijft dicht bij de mensen. Hij wil de mens de mogelijkheden bieden, opdat hij niet verhardt in het dagelijks bestaan. Hij wil voorkomen dat het denken van de mens verstart. Zelf  is hij een en al goedheid en beweeglijkheid. 

Samenvattend: 

Doordat de tegenstandersmachten de mens losmaken van de goden en Christus de mens de nodige krachten schenkt, is de mens met behulp van Michaël in staat zijn vrijheid te ervaren en vanuit die vrijheid te leren denken met zijn hart, en zo uiteindelijk de ware onbaatzuchtige liefde te ontwikkelen. 

In het oude testament wordt duidelijk beschreven hoe de Satan de mens verleidt om te eten van de  vruchten van de Boom der kennis van goed en kwaad. De mens gaat zelf denken en daarmee begint  de afzonderings-val (=zondeval) van de mens. Het werk is begonnen. 

Langzaam maar zeker pellen de tegenmachten de mens los van de goden. Michaël is waakzaam en  behoedt de mens voor verharding. Hij begeleidt de mens.
Pas in de ‘na-Atlantische tijd’ begint de mens echt te denken; dit is dus na de zondvloed (Ark van  Noach), als door de grote watercatastrofe Atlantis ten onder is gegaan. Aangepast aan het  ontwikkelingsniveau van de mens schenkt Michaël beelden (voorbeelden) opdat de mens die deze  beelden in zich opneemt niet verzandt of verstart. De beelden tonen de mens waarnaar hij moet streven om werkelijk een vrij mens te worden. 

In de na-Atlantische tijd onderscheiden wij zeven cultuurperioden van ongeveer 2150 jaar, die elk zijn  verbonden met een sterrenbeeld van de Dierenriem, dat wil zeggen, het lentepunt tijdens de periode  in een bepaald sterrenbeeld staat. 

  1. De Oud Indische cultuurperiode 7227-5067 v.C. Kreeft 
  2. De Oud Perzische cultuurperiode 5067-2907 v.C. Tweelingen 
  3. De Babylonisch/Chaldeïsche/Egyptische cultuurperiode 2907-747 v.C. Stier
  4. De Grieks, Romeinse cultuurperiode 747 v.C.-1413 n.C. Ram 
  5. De Germaans/Angelsaksische cultuurperiode 1413-3573 Vissen 
  6. De Slavische cultuurperiode 3573-5733 Waterman 
  7. De Amerikaanse cultuurperiode 5733-7893 Steenbok 

In de Oud Indische Cultuurperiode leefden de mensen nog niet zo sterk verbonden met hun lichaam  als wij. Je zou beter kunnen zeggen: ze verbonden zich nog nauwelijks met hun fysieke lichaam, maar namen via hun etherlichaam de hen omringende wereld waar. Ze ademden de goddelijke gedachten als het ware in en uit en waren er één mee. De mogelijkheid om met het etherlichaam waar te nemen nam gaandeweg af en de zintuigelijke waarnemingen drongen zich steeds meer op, Dat wat men met de gewone zintuigen begon waar te nemen werd als storend en vijandig ervaren, als Maja (schijn), waarvan men zich beter verre kon houden. En diegene die dit beangstigende, deze ‘draak’, kon  verslaan noemde men Indra. In de Rigveda wordt dat als volgt verteld: 

“Hij die de in het gebergte wonende Sambara in het veertigste jaar opspoorde, die de van kracht  opgezwollen draak overwon, de Demon die daar ter neer lag, Hij, gij-lieden, is Indra.”
De wereld werd nog als heelheid ervaren, in tegenstelling tot de volgende periode.
In de Perzische Cultuurperiode was het niet meer mogelijk in het etherlichaam te leven en waar te nemen. De mens beleeft de wereld meer door zijn astraallichaam en zijn reacties op de waarnemingen. Hij gaat de wereld als tweeheid ervaren: licht-donker, onder-boven. Deze cultuur richt zich in eerste instantie op de buitenwereld en het dagbewustzijn. Achter het tapijt van de zintuiglijke wereld zag men het weven van geestelijke wezens en in samenwerking met deze wezens werden vanuit de mysterieplaatsen granen en dieren veredeld: uit gras werd graan gekweekt. Daar men dus erg naar buiten gericht was en in het dagbewustzijn leefde, kon men Michaël niet zo goed  waarnemen. Michaël kon zich in de voorchristelijke tijd alleen maar via het nachtbewustzijn openbaren. Wel ziet men reeds in deze cultuur het Christuslicht opglanzen. Ormuzd (Ahura Mazda) verschijnt als zonnegeest, omringd door dienaren, als vóór-beeld van Christus met zijn discipelen. Als  duistere macht verschijnt hier Ahriman. Zarathustra is de Grote Leider. 

Verdiepte men zich vanuit deze cultuur in de weg naar binnen, dan ontmoette de ingewijde daar de God Mithras: bemiddelaar tussen aarde- en lichtwereld, die de mens terzijde stond in zijn ontwikkeling. Deze Mithras-mysteriën kwamen pas goed tot ontwikkeling in de derde cultuurperiode, toen de zon in het sterrenbeeld van de Stier stond. De Mithrasdiensten werkten nog lang door, zelfs tot in de Romeinse tijd. Bekend is de afbeelding van Mithras op de stier; ook dit is een vóór-beeld. In die tijd stond de zon in het lentepunt in het sterrenbeeld van de Stier. Nu werken juist de levenskrachten en driften vanuit dit sterrenbeeld in op de aarde. Deze krachten werden in de lente sterk ervaren en het beeld van de stier werd tot beeld van de onbewuste (animale) mens. Deze stier moest overwonnen worden door de denkende mens. (de jongeling op de afbeelding draagt een frygische muts als teken van inwijding en denken) Mithras/Michaël geeft hier het beeld van de hogere mens, die het lagere moet overwinnen als vóór-beeld. 

In de Babylonisch, Chaldeïsch, Egyptische Cultuurperiode begint de mens zelf persoonlijk waar te nemen, is dus niet meer geheel ingebed in de groepswaarneming. Hij begint zijn eigen waarnemingsziel te ontwikkelen. Hierdoor begint de wereld voor de mens enigszins chaotisch te worden. In de Babylonische legende van Marduk wordt verteld hoe Marduk/Michaël de mens helpt orde te scheppen in deze chaos.
De tijd gaat voort; de tegenmachten krijgen steeds meer grip op de mens. Hij ervaart nog steeds zijn goden (geestelijke wezens), maar de beelden worden steeds vager en onduidelijker, of veranderen zelfs. Als dit zo door zou gaan, zou de mens loskomen van de geestelijke wereld en geheel in de armen van de tegenmachten belanden, zonder vrij te worden. 

Om te zorgen dat de mens wel een vrij wezen kan worden, gaat Christus met de mens mee, incarneert in een mensenlichaam. Dit moet voorbereid worden, en zo wordt het Joodse volk, dat afkomstig is uit Ur in Chaldea, uitverkoren om dit lichaam te ontwikkelen. Om dit proces te begeleiden  wordt Michaël, als ‘aangezicht van Javeh’, de leidende volksgeest (zie bv. het verhaal van Bileam). In  de literatuur zijn vele verhalen over Michaël en het Joodse volk. 

In de vierde na-Atlantische cultuurperiode, de Grieks-Romeinse, gaat de mens naast zelf waarnemen nu ook zelf voelen en denken. Naast de waarnemingsziel wordt nu ook de verstands-/gemoedsziel ontwikkeld. Door de eigen gedachten wordt ook de begeleiding van Michaël duidelijk. De geboorte van de goden-tweeling Apollo en Artemis kondigt als vóór-beeld de ontwikkeling van de  verstands-/gemoedsziel al aan. Zij zijn kinderen van Zeus en Leto (uit het geslacht der Titanen). Hera, de gemalin van Zeus, probeert op allerlei manieren deze ontwikkeling tegen te gaan, maar zelfs de verschrikkelijke draak Typhon kan dit niet verhinderen. Apollo/Michaël doodt de draak, zodat de  ontwikkeling verder kan gaan. Niet voor niets stond in het heiligdom van Apollo in Delphi de Spreuk:  “Ken U Zelf” in hoog aanzien. 

In onze tijd is Michaël tijdgeest; zo ook van 599 tot 245 v.C. dat wil zeggen dat dan zijn werking  duidelijk waarneembaar is. Onder zijn inspirerende invloed maakt de manier van denken een grote stap voorwaarts. 

Voorbeelden hiervan zijn o.a.: Gautama Buddha, Confucius, Pythagoras, Herakleitos, Socrates, Plato  en Aristoteles; maar ook de oudtestamentische profeten en Griekse kunstenaars en toneelschrijvers. Hoewel de mens de verbinding met het goddelijke nog zeer sterk voelde, probeerde men,  geïnspireerd door de geestelijke wereld, gedachten in een vorm of beeld te gieten. De werking van de gedachten van deze filosofen straalt nog door tot in onze tijd. 

In de vierde na-Atlantische periode vindt ook het Mysterie van Golgotha plaats. Jezus Christus overwint de dood en kan daardoor de mens de nodige krachten schenken om zich af te zonderen van de goden (zonder verloren te gaan) en vrij te worden. Vanuit deze vrijheid kan de liefde ontwikkeld worden en kan de mens bewust streven weer in harmonie met de kosmos te leven. Christus vernieuwt de mysteriën, dat wil zeggen: hij opent de weg voor ieder mens om zelf aan de slag te gaan dit hoge doel te verwerkelijken. 

Michaël, die steeds in dienst van Christus gewerkt heeft, kan na het Mysterie van Golgotha de mens ook via het wakkere dagbewustzijn inspireren. Michaël zal de mens nu verder moeten begeleiden in zijn denkproces. Eerst de weg tot in het zuiver natuurwetenschappelijke denken, en dan de bewuste weg naar het weer in harmonie met de kosmos denken. Zijn opdracht is de mens zo te begeleiden, dat de mens vrij wordt maar niet verhardt. De eerste zorg is dat de ziel van de mens (de ‘jonkvrouw’) niet in de macht van de draak komt. De tegenmachten loeren op elke mogelijkheid de mens van zijn doel af te houden. Een voorbeeld hiervan is het verhaal van Sint-Joris met de draak. In de Middeleeuwen wordt het beeld van Michaël met draak, weegschaal, of staf als het ware in de mens  geprent; overal duiken in deze tijd verhalen op hierover. 

En de ontwikkeling gaat verder… 

De vijfde na-Atlantische periode breekt aan: de Europese (Germaans-Angelsaksische) cultuurperiode. De natuurwetenschappen en de techniek komen tot ontwikkeling. Het is de tijd waarin de mens zijn bewustzijnsziel moet gaan ontwikkelen, dat wil zeggen: bewustzijn over de draagwijdte van je daden.  In deze periode kan de mens loskomen van God om daarna uit vrije wil de verbinding met de geestelijke wereld weer bewust te leggen. De mens moet zelf, uit vrije wil, het besluit nemen samen te werken met de geestelijke wereld. 

De Noors-Germaanse mythologie geeft daar een beeld van: Widar, de zoon van Odin (Wodan of Woen) gaat niet ten onder in de Godenondergang. Hij verslaat de Fenriswolf. Een leugenwolf: een  beeld voor datgene wat de waarheid verdraait en ons denken verhardt. Deze Fenriswolf wordt zo overweldigend, dat de Edda schrijft: “De Wolf Fenris trekt met opengesperde muil ten strijde; zijn  bovenkaak reikt tot aan de hemel en zijn onderkaak schuift over de aarde. Vuur laait uit zijn ogen en neusgaten.” Odin trekt ten strijde tegen de Fenriswolf, maar deze verslindt Odin.
En na de dood van Odin …komt Widar naar voren en zet één voet in de onderkaak van de wolf. Aan die voet heeft hij een schoen waarvoor men eeuwenlang gespaard heeft. Die is gemaakt uit de
stukken leer die de mensen uit hun schoenen snijden voor hun tenen en hielen. Daarom moet iemand  die de Asen wil helpen die stukken leer wegwerpen. Met één hand pakt hij de bovenkaak van de wolf  en scheurt zijn muil in tweeën en dat betekent het einde van de wolf. ” 

Wij mensen moeten Widar onze overschotskrachten schenken. Dat zijn dus niet de krachten die wij  gebruiken voor ons karma (schoenen zijn een beeld voor het lot, karma; vgl. de uitdrukking: ik zou niet  graag in zijn schoenen staan), maar juist krachten, zoals enthousiasme en inzet, die wij opdragen aan de geestelijke wereld. Deze overschotskrachten heeft Widar/Michaël heden ten dage nodig om de leugenwolf die rondwaart in o.a. wetenschap en media te lijf te gaan. En alleen wij mensen kunnen hem deze krachten schenken. 

Het beeld dat deze oude mythologie in de harten van de Europese mensen legde, was dus: wij  mensen moeten de Geestelijke wereld helpen het Boze te verslaan. Een prachtig beeld, dat we diep in onze ziel zouden moeten laten inwerken. 

Dit waren allerlei beelden die Michaël de mensheid gaf. Nu komt het erop aan dat de mens zelf het heft in handen gaat nemen. Worstelend op weg naar vrijheid, zoekend naar de Liefde en de bewuste  harmonie met de kosmos. 

Parcival laat ons zo’n weg zien, vele sprookjes vertellen erover. 

Faust toont dat de mens de duivel moet leren kennen en steeds moet streven. De Kleine Prins wijst erop dat je het kind in jezelf niet moet verliezen, want een kind kan onbevangen met zijn hart zien. 

Er zijn nog vele andere beelden. Het belangrijkste is dat we op weg moeten gaan. Op weg naar geestelijke ontwikkeling.
Zonnejaargroep 

Wat is de opdracht van Michaël, door Juul van der Stok 

Michaël wil de weg vrij maken van buiten naar binnen, van het hoofd naar het hart. Michaël wil de mens weer in gesprek brengen met de bovenaardse kosmos en hem weer burger maken van twee werelden.
Als zonnegeest wil Michaël het christendom in haar ware gedaante zichtbaar maken opdat de mensen het mysterie van Christus kunnen opnemen.
Sinds het begin van de zondeval moesten de goden zich steeds verder terugtrekken van de mens die uit het paradijs afdaalde in de duisternis.
Was het aanvankelijk zo dat de
goden hun wijsheid in de mens dachten, gaandeweg werd het kosmische denken mensen-denken.
Vanaf de negende eeuw
was de kosmische intelligentie geheel ter beschikking van de mensen.
Begrippen worden door de mens zelf gevormd en hebben steeds minder een bovenpersoonlijke kosmische oorsprong. In dit individualiseringsproces wordt het denken beperkt en steeds meer gericht op de zintuiglijk waarneembare wereld.
We zien hoe vanaf de vijftiende eeuw in de natuurwetenschap alles vast komt te liggen in maat en getal. Er ontstaat een materialistisch intellectualisme. De mens is tevreden met schaduwbeelden van de geestelijke waarheid die achter de materie verborgen blijft.
Michaël moet zich terughouden en
Ahriman heeft vrij baan om de mens in aardse wetten en bureaucratische netwerken te binden.
Toch moest dit abstracte, van de geestelijke realiteit losgemaakte denken ontstaan opdat de mens ooit een individualiteit zou kunnen worden die zich uit vrije wil tot de geestelijke wereld kan wenden.
Als Michaël in 1879 de heerschappij weer op zich neemt, is het de vraag of het  natuurwetenschappelijke denken, dat zoveel mensen gevormd heeft, weer aan Ahriman ontrukt kan  worden. Of het de mensen vanuit een omgevormd, doorlicht denken mogelijk is de wetenschap van de geestwereld op te nemen en weer in dienst te stellen van de ware doelen van de  wereldontwikkeling. 

Vlak voor zijn dood in 1925 schreef Rudolf Steiner indringend over Michaël: 

‘De mens moet de kracht vinden, licht te brengen in zijn ideeënwereld en die van licht doorstraald te beleven, ook als hij zich in zijn ideeënwereld niet op de verdovende zintuiglijke wereld richt. Door dit beleven van de zelfstandige – en in haar zelfstandigheid van licht doorstraalde – ideeënwereld zal het gevoel ontwaken bij de buitenaardse kosmos te horen. Daaruit zal de basis voor het feest van Michaël ontstaan’. 

In De Filosofie van de vrijheid van Rudolf Steiner, het eerste Michaëlsboek in het nieuwe Michaëlstijdperk, is een weg beschreven waarlangs je tot een begrijpen en ervaren kan komen van hoe je naast een denken met fysieke hersenen,  waarmee je eigen aardegedachten vormt, ook een levend denken hebt. Een  ‘ge-zon-d’ verstand waardoor de hersenen als waarnemingsorgaan bovenaardse gedachten kunnen opnemen en doorgeven naar het hart.
Michaël wil dit proces bevorderen en hoopt dat harten denkorgaan worden en weer gedachten krijgen. Hij wil leven in mensenzielen om de aards geworden kosmische intelligentie om te vormen tot levende mensengedachten.
We mogen hetgeen we in de afgelopen eeuwen met toenemend bewustzijn aan gedachten hebben ontwikkeld echter niet verwerpen, we kunnen deze gedachten doorlichten en ze weer een hart te geven.
Door het mysterie op Golgotha en de gebeurtenissen van Pasen, Hemelvaart en Pinksteren heeft  Christus zich met al het levende en werkende verbonden. Zijn intocht in de mens heeft het individuele Ik, waarvoor het hart de centrale woning vormt, gewekt voor Michaëls werk. We kunnen vermoeden hoe door een nieuw hartedenken een opstanding ontstaat van scheppende oergedachten, die ‘in den  beginne’ één waren met de logos, met Christus zelf. Dit levende denken kan het Christendom zijn ware vorm en werkzaamheid geven. Om deze weg te kunnen gaan is scholing nodig. Rudolf Steiner geeft daarvoor concrete wegen aan in zijn basiswerken en vele voordrachten. Objectieve waarneming speelt op deze weg een belangrijke rol zodat bijvoorbeeld waarheid of mening, waarachtigheid of onwaarachtigheid, werkelijkheid of schijn onderscheiden kunnen worden. Het verantwoordelijkheidsgevoel met betrekking tot waarheid en onwaarheid groeit en uit zich meer en meer in vreugde of pijn. 

Hartedenken is een sociaal denken.
We kennen allemaal wel de situatie, dat we na een intensief gesprek
even tijd nodig hebben ’om het te laten bezinken’, ‘het te laten zakken’, ‘om er een nachtje over te kunnen slapen’. Waarom? Omdat het hart mee wil denken en wil luisteren naar onverwachte antwoorden  die in ons innerlijk hoorbaar kunnen worden. Ons handelen verandert: we gaan de dingen dan ‘van harte doen’, ‘vanuit de grond van ons
hart’, ‘omdat ons hart het ons ingeeft’, ‘omdat het ons uit het hart gegrepen is’. Als we daarbij ‘Ik’ zeggen, wijzen we op ons                                Dorothea Smit
hart en niet
op ons hoofd. 

Stappen die de mens op deze weg zet, zijn bouwstenen voor Michaël die een brug wil bouwen tussen hemel en aarde. Van beide kanten kan deze brug bewandeld worden, waardoor er weer gesprek kan ontstaan. De goden kunnen de mensen weer bereiken en nemen dankbaar hun aarde-ervaringen op als leeftocht voor hun eigen verdere ontwikkeling. Zij krijgen daardoor de mogelijkheid het wereldplan verder uit te voeren. De aard en de kwaliteit van ons mensenwerk is van groot belang voor het verdere scheppingswerk.
Michaël wacht op mensendaden en richt zijn blik vooruit op godendoelen.  Het christendom in haar ware vorm leren begrijpen is Michaëls streven.
Zo kunnen wij het Michaëlsfeest als het eerste feest van de nieuwe jaarronde beschouwen. Door de  poort van het Michaëlsfeest krijgen alle christelijke feesten een nieuwe kleur en eigentijdse verdieping.

“Michaël, Sint-Maarten en Sint-Nicolaas zijn de 3 heiligenfeesten van de herfsttijd. Zij staan alle drie symbool voor innerlijke kwaliteiten die in de mensen kunnen groeien.
Michaël staat voor dankbaarheid, evenwichtigheid en de moed om een zuiver innerlijk te ontwikkelen door de juiste keuzes te maken. Sint-Maarten staat symbool voor de offerbereidheid en Sint-Nicolaas voor het kunnen geven en zelfreflectie.”
Van ” EverydayMommyday” 

Tradities op school en/of voor thuis afkomstig van ” EverydayMommyday” 

=Oogstsoep maken waarbij de kinderen al de groenten zelf mogen snijden.
=Broodzwaardjes of brooddraken bakken.
=Een riddergevecht houden.
=De tafel versieren met vruchten, korenaren en gekleurde bladeren.
=Haal de mooiste zonnebloemen in huis.
=Organiseer een spelletjesdag waar kinderen hun daadkracht, moed en evenwicht op de proef kunnen  stellen. Denk aan een evenwichtsbalk, geblinddoekt parcours, klimmen in een boom, ergens overheen springen, etc..
=Knutsel uit een dennenappel, een stukje draad en rood, oranje, geel crêpepapier mooie vurige zwierezwaaiers om mee rond te draaien. [beschrijving van de wipwapwaaiers staan verderop vermeld]
=Beplak glazen potjes met rood, oranje en gele zijdevloei en gedroogde bladeren. Zo ontstaan de mooiste kleine lichtjes voor in en rondom het huis. 
=In het Duits heten vliegers draken, daarom is het vliegers oplaten een geliefde traditie met het Michaëlsfeest. Je vlieger bedwingen vraagt als kind een hoop moed en kracht.
=Maak een mooie draak van een oude sok {zie “het zonnejaar” website].
=Maak een gevaarlijke draak van kastanjebolsters.
Kook hele maïskolven – heerlijk kluiven aan de kolven met boter, zout en peper. =Eet en verwerk nog alle bramen die te vinden zijn. Maak jam, eet bramen met scones of maak nog lekkere bramentaart. Bramen zijn volgens een oude Ierse legende niet meer te eten na het Michaëlsfeest. Toen de duivel (Lucifer) uit de hemel werd verjaagd, belandde hij in een braamstruik. Hij vervloekte de struik, zodat de bramen vanaf 29 september te bitter zijn om nog te eten. 

Een draak van kastanjebolsters
Bron: ‘Herfstversieringen’, Thomas Berger 


Materiaal

Kastanjebolsters
Cocktailprikkers
Kastanjebladeren
Rode besjes of rozenbottels 

Werkwijze
Zoek een aantal kastanjebolsters uit die nog helemaal dicht zijn. Eén bolster mag al iets opengaan, die gebruiken we voor de bek. Maak de bolsters met prikkers aan elkaar vast.
De afbeelding laat zien wat men verder nog kan doen om de draak er vervaarlijk te laten uitzien.
Het  spreekt vanzelf dat dit slechts een van de vele mogelijkheden is om een bolsterdraak te maken.

Zie ‘Mooie kastanje’ lied opvrijeschoolliederen

Michaëlsdag, een impressie… 

Bij het licht van een lantaarntje, zit ’s morgensvroeg in de kleutergang het appelvrouwtje haar appels te poetsen. Dan gaat de kleuterdeur open en kleuters en ouders komen binnen met in hun handen een mandje gevuld met herfst- en oogstproducten. De kinderen lopen verlegen lachend, of even stilstaand, langs het appelvrouwtje.
Dan komen de kinderen de klas binnen en wordt er voor het “oogstmandje” een plaatsje gezocht bij de “nieuwe” seizoenstafel.
De werktafels staan, gedekt en wel, klaar voor een herfstmaaltijd. De kleuters kijken de klas rond en zien aan het plafond prachtige herfstslingers hangen: “Die is van mij,  die hebben wij gemaakt….” 

Vrolijke en verwachtingsvolle gezichtjes, kinderen in afwachting van wat deze dag nog meer gaat  brengen. 

Alle mandjes staan, alle kleuters zijn binnen: we zingen Michaëls- en herfst liedjes, halen Zonnegroet [de klassenkabouter] uit bed, luisteren naar de vertelseltjes van een aantal kinderen en gaan op bezoek bij het Appelvrouwtje dat nog steeds aan het appeltjes poetsen is.  

De kleuters nemen aandachtig plaats en luisteren naar wat dit vrouwtje te vertellen heeft: over appels en appels plukken, we mogen een liedje voor haar zingen en als beloning krijgen wij een heerlijke, glimmend gepoetste appel mee de klas in: al zingend lopen we terug: 

In iedere kleine appel, 

Herfst, herfst wat heb je te koop….. 

De producten uit de meegebrachte oogstmandjes worden in de tijd die komen gaat zoveel mogelijk verwerkt tot jam, appelmoes, soep, pizza enz. door de kinderen zelf. 

In het oogstmandje zijn volgende eetbare producten gelegd:  

appels, peren, bessen, bramen, noten, pompoen, tomaatjes, courgette, uien, maar ook herfstproducten zoals eikels, kastanjes, oranje lampionnetjes, mooie bladeren enz. om de oogsttafel  mee te versieren. 

Behalve al dat lekkers uit de mandjes wordt er voor de kinderen een oogstbrood gebakken, gevuld  met noten, rozijnen enz. 

In deze tijd van het jaar worden volgende bakersprookjes verteld zoals:
Het huis zonder ramen en  deuren,
Pietertje appelpit,
De knol die niet uit de aarde wilde,
Masjenka en de beer.

29 september Michaëlsdag:
Oogstfeest:  

Wat is de wereld goed voor de kinderen: de seizoenstafel met meegebrachte mandjes van ieder kind, gevuld met voeding als appels, kastanjes, mais, prei enz. , worden  neergezet . 

Op de seizoentafel verder:
bloemen, pompoenen, herfstkettingen [die ook aan het plafond hangen in de

klas]..  Als kleuren: Donkergeel, oranje tinten, donkerbruin en goudgeel onder alle gaven.

 

Recept Brooddraak
• 500 gram bloem of meel (BD) (half bloem, half volkoren meel geeft de beste resultaten.)
• 10 gram zout
• 20 gram gist (bij meel 25 gram gist)
• Ca. 4 dl. water
• Eventueel ’n scheutje olie.

Bereiding
De gist met suiker en warme melk laten wellen.
Zout, en daarna het gistmengsel door het meel roeren.
Het deeg afmaken met het water en de olie.
Enige tijd kneden en daarna 1 uur laten rijzen op een warme plaats.
Ten slotte op een bemeelde plank of tafel de brooddraak vormen met een krent als oog.
Met een mesje vormgeven aan schubben, poten en bek.
Nog eens 15 min. na-rijzen,
Dan de voorverwarmde oven in, waar de draak zich kan opblazen.
Oven op no. 5 of 240° C. Baktijd 30 minuten.

Hoe ziet de brooddraak eruit?
Er zijn twee mogelijkheden:
1. In plat-reliëf (voor brooddeeg eigenlijk de beste manier).
2. In hoogstand, dus zittend rechtop (alsof je met klei bezig bent).
Bij meer kinderen zou je ieder kind zijn eigen draak kunnen laten
vormen! 

De herfst is het verzamelseizoen bij uitstek. Als de herfsttafel klaar is, spinnenwebben en eikelpoppetjes gemaakt, de pannetjes van het kinderkeukentje vol zitten  

met kastanjesoep en eikeltjesprut, dan is het tijd om eens een herfstslinger samen te maken.

In het artikel volgt nu ‘Het verhaal van de jongen met de vlieger’.
Dat staat op deze blog: Michaëlverhalen [10-5]

Vrouwtje Appelwang

“Lief klein vrouwtje Appelwang,
Waar kom jij vandaan?”
“Eerst hing ik boven in de boom,
Toen kwam Jan de Wind eraan.
Hij rukte en trok en duwde,
Ik zwaaide heen en weer.
Totdat, totdat mijn steeltje brak,
En ik viel op de aarde neer”…

In het artikel staat hier het liedje ‘In ied’re kleine appel’


Joris en de draak 

Heel lang geleden leefde er in een groot, diep meer een afschuwelijke draak. Meestal lag hij overdag op de bodem van het meer te slapen. En alleen dan durfden de mensen uit de stad naar het meer om water te halen. Maar soms kon de draak overdag niet slapen en dan kwam hij op klaarlichte dag uit het meer. De mensen bleven dan het liefst zo ver mogelijk uit de buurt van de draak. De draak was zo  groot, dat zijn brede staart de hele oever van het meer bedekte. Hij had scherpe tanden en enge groene ogen. Op mooie namiddag kwam een jongetje dat buiten de stadspoort had gespeeld heel  hard de stad binnen hollen. “De draak is uit het meer!” riep hij, “Hij loopt richting de stad”. De  poortwachters sloten direct met een grote klap de zware houten deuren van de stadspoort en alle  mensen barricadeerden vlug de deuren en ramen van hun huizen. 

Het werd avond, de mensen hoorden de draak aankomen over de weg naar de stad. Zijn brede staart schuurde over de keien en de grond trilde. Toen de draak bij de stadspoort stond en hij ontdekte dat deze dicht was, blies hij woedend vlammen uit zijn neusgaten. Enkele ogenblikken later stond de stadspoort in vuur en vlam. Het duurde dan ook niet lang voordat de stadspoort tot de grond toe was afgebrand. De draak liep langzaam door de stad en gluurde door de dichte ramen naar binnen. De  vrouwen en kinderen begonnen angstig te gillen en de mannen waren zo bang dat ze zich verstopten. “De draak heeft vast honger,” fluisterden de mensen tegen elkaar. “Hij is op zoek naar eten.” Een paar  mensen die niet meer op tijd bij hun huizen hadden kunnen komen, stonden angstig tegen de muren van werkplaatsen gedrukt. Maar de draak deed geen enkele moeite om hen te pakken. Hij brulde één  keer heel hard en blies weer vuur uit zijn neusgaten. Toen keerde hij om en liep terug naar het meer.

De volgende morgen liet de koning de verstandigste man van het land bij zich komen, zijn naam was Balder. “Weet u waar de draak naar op zoek is?” vroeg de koning. “De draak is op zoek naar het  mooiste meisje van de stad,” zei Balder. “En als hij haar gevonden heeft, zal hij haar opeten.” De  koning schrok heel erg. Want hij wist dat het mooiste meisje van de stad zijn eigen dochter, prinses Elin, was. “Ik kan haar toch niet laten opeten door de draak,” dacht de koning wanhopig.
De volgende  nacht kwam de draak weer naar de stad. En nu zette hij een rij huizen in brand. En na zijn  angstaanjagende ronde vertrok hij weer naar het meer. De mensen gingen de volgende dag naar het  paleis van de koning. “U moet uw dochter aan de draak geven,” zeiden ze. “Anders zal hij de hele stand afbranden.” De koning wist dat er niets anders op zat dan de prinses aan de draak te geven. En zo werd de ongelukkige prinses buiten de stad vastgebonden aan een paal. 

Later op de dag kwam de draak weer uit het meer. Hij zag de prinses al vanuit de verte staan en liep langzaam haar richting uit.
Maar op datzelfde moment kwam er een ridder te paard aanrijden. De ridder stopte bij het meer en liet zijn paard drinken. Het was ridder Joris en hij was de dapperste man van het land. Toen zijn paard genoeg had gedronken reed hij verder richting stad. En daar zag hij de draak, die inmiddels vlak bij de prinses was. De prinses beefde van angst. Ze kon de hete adem van 
het afschuwelijke beest op haar gezicht voelen. De ridder spoorde zijn paard aan en reed in  razendsnelle galop naar de draak. “Stop!” schreeuwde hij. “Ik ben Joris, de dapperste ridder van het  land. Je zult de prinses niet krijgen, voordat je met mij hebt gevochten.”
De draak draaide zich  woedend om. Hij blies vuur uit zijn neusgaten, maar het harnas van ridder Joris beschermde hem tegen de vlammen. Joris liet het vizier van zijn helm zakken en stormde met zijn lans gericht op de  draak af. Maar de draak beet de lans doormidden. Hij greep Joris beet met zijn grote klauwen en trok hem van zijn paard. Toen pakte Joris zijn bijl. Hij sloeg ermee naar de plaats waar hij dacht dat het hart van de draak zou zitten. Maar de draak had geen hart en de bijl brak in wel twintig stukken. Daarna gaf de draak Joris zo’n klap met zijn staart dat hij languit op de grond viel. Joris krabbelde  overeind, gaf niet op en trok vol moed zijn zwaard. Hij stormde op de draak af en stak het zwaard  recht in de buik van de draak. Het afschuwelijke monster brulde van woede en pijn en viel toen met een klap achterover. Zijn grote klauwen staken in de lucht. Joris trok zijn snel zwaard uit de buik van de draak. Hij hief het opnieuw omhoog en sloeg met één klap de kop van het afschuwelijke monster af. De draak was dood.
Toen de mensen begrepen dat de draak dood was, kwamen ze nog  nasidderend van angst hun huizen uit. De poortwachters die vanaf de stadsmuren het gevecht  hadden gevolgd, klapten en juichten van blijdschap.
Joris bevrijdde de prinses en hand in hand liepen ze naar het paleis.
Wat was de koning gelukkig toen hij zijn dochter terugzag. “Je hebt het leven van  mijn dochter gered,” zei hij tegen Joris. “Je mag wensen wat je wil.” Joris hoefde daar niet lang over na te denken. “Ik wil graag met uw dochter trouwen,” zei hij tegen de koning. En al de volgende dag trouwde Joris, de dapperste ridder van het land, met prinses Elin, het mooiste meisje van de stad.

Dan volgt het liedje ‘Langs een groen molentje’.

Alle jaarfeesten op een rijtje – Antroposofisch Leven
Het Zonnejaar
Draaidraakje – Antroposofie en het Kind (antroposofiekind.nl)
29 september – Het Michaëlsfeest, door Hans Stolp (nieuwetijdskind.com)
Waarom vieren we het hele jaar feesten? – (everydaymommyday.com)

Boeken:
Het hele jaar feesten
Leven met het jaar
Het jaar rond
Door het jaar heen
Van winterdans tot zomerkrans
Boekjes van Hennie de Gans -Wiggermans

Liane Collet Herbois

Wellicht zijn alle draken in ons leven
Uiteindelijk prinsessen
Die er in angst en beven
slechts naar haken
Ons eenmaal dapper en
schoon te zien ontwaken.
Wellicht is alles
wat er aan verschrikking leeft
In diepste wezen wel niets anders
dan iets
Wat onze liefde nodig heeft.

Rainer Maria Rilke

Hans Stolp 

“Over de weegschaal en de pest… 

Overigens wordt Michaël niet alleen afgebeeld met de draak onder zijn voeten, we komen hem op afbeeldingen regelmatig ook tegen met een weegschaal in de hand. De weegschaal is natuurlijk het attribuut van vrouwe Justitia en dus van de rechtspraak en symboliseert daarmee ons geweten. Het beeld van de weegschaal vraagt van ons, in onszelf af te wegen wat juist is, en wat niet juist is; wat respectvol is en wat kwetsend is; wat waar is, en wat niet waar is. Ook met dit beeld wil Michaël ons leiden van de sfeer van ons ego naar de sfeer van ons hoger zelf, ofwel van onze innerlijke Christus. In het verleden werd wel gezegd: vind je het moeilijk om écht, vanuit je hart, mee te leven met een ander, roep dan Michaël aan, en hij zal je helpen om te groeien in de kracht van het ware meeleven.
Hetzelfde geldt voor het beoefenen van geduld: heb je daar moeite mee, vraag dan Michaël om hulp.  Zo hebben de mensen door de eeuwen heen intensief met Michaël geleefd: hij was voor hen werkelijkheid, en zij leefden net zo onbevangen met hem, zoals je met vrienden en vriendinnen samenleeft. Daarom zie je nog overal afbeeldingen van hem, en niet alleen in boeken of op iconen: zo vinden we hem in Amersfoort bijvoorbeeld meer dan levensgroot afgebeeld op de zijgevel van de Michaëlschool. En daarom wordt er ook in vele legenden over hem verteld. 

Van paus Gregorius de Grote (een bijzondere paus, met een groot, natuurlijk gezag) wordt bijvoorbeeld verteld dat hij tijdens een pestepidemie de aartsengel Michaël zag, vliegend in de lucht. Daarbij mocht paus Gregorius echter ook zien, hoe Michaël op een gegeven moment zijn vlammende zwaard in de schede stak. Op dat moment was de pestepidemie meteen voorbij! In deze legende zien  we, hoe Michaël ons redt van de ondergang. Alweer: een typerend beeld voor wat de aartsengel  Michaël ook in deze tijd komt doen! 

Overigens, Michaël is niet alleen een aartsengel die in het Jodendom, het Christendom en de Islam  vereerd wordt. Ook in andere religies wordt hij vereerd, zij het onder andere namen. In Babylonië  werd hij bijvoorbeeld Mardoek genoemd, in Griekenland Apollo, in Egypte Anubis en in de Rigveda  (de oude heilige Indische boeken) wordt hij Indra genoemd. We hebben in Michaël dus te maken met  een groot geestelijk wezen dat in de meeste religies gekend en vereerd werd en wordt! “ 

.

Michaëlalle verhalen

Boeken over Michaël en de herfsttijd

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldMichaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

Michaëlsliederen

.

2838-2663

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Michaël (55)

.
Thomas Meyer, Weledaberichten nr. 163 sept. 1994
.

HET KWADE ALS BEWUSTZIJNSVRAAG

.

Een Michaëlsmotief in het oude Indië

.

Michaël, de overwinnaar van de draak, verschijnt in de geschiedenis van de mensheid onder uiteenlopende namen bij bijna alle culturen op aarde. Bij de oude Indiërs bijvoorbeeld als de oppergod Indra (die ook de heerser was over het luchtelement).

Uit het (bekende) beeld van Michaël die de draak doodt, wordt duidelijk dat het de speciale opgave van Michaël is om het kwade in de wereld te bestrijden. Tegenwoordig moet deze strijd vooral met het wapen van het inzicht gevoerd worden.

De hedendaagse mens zal de machten van het kwade alleen kunnen beheersen, wanneer hij zich een duidelijk inzicht in het kwade eigen maakt. Hoe actueel deze opgave ook is, toch vinden we haar al beschreven en opgelost in de vertelling van Nala en Damayanti – een vertelling die, net als de bekendere Bhagavad Gita, in het grote epos van de Mahabharata is ingevoegd.

Nala, de koning van het rijk der Nishaden, is op een dag niet zo oplettend bij het uitvoeren van een gebeds- en wasritueel. Door de poort van deze kleine onoplettendheid glipt Kali, de demon van het dobbelspel, bij hem binnen en neemt bezit van hem. Nala verspeelt al spoedig zijn kroon, zijn rijk en zijn aanzien, en bijna zijn geliefde Damayanti. Leed, waanbeelden en scheiding van vrouw en kinderen zijn het gevolg. Zonder herkend te worden en onder een andere naam, vervoegt Nala zich ten slotte aan het hof van een vreemde koning. Nala leert hem de koetsierskunst en in ruil daarvoor schenkt de koning hem zijn wonderbaarlijke kennis der getallen. Wie deze kunst beheerst kan bij voorbeeld in één oogopslag zien hoeveel bladeren of vruchten eraan een boom zitten.
Op het moment dat Nala deze kunst beheerst, verliest Kali, de demon van de dobbelcijfers, onmiddellijk al zijn macht over hem. Het gelijke wordt door het gelijke uitgedreven: de werkzaamheid van de getallen door de kennis van de getallen.
“En toen hij de kunst der getallen op deze wijze beheerste” zo meldt ons deze vertelling, “verliet de kwade dobbelgeest Kali zijn lichaam, voortdurend gif spuwend.
Toen week uit Nala het betoverende vuur van Kali.”

Nala hervindt zijn gemalin en wordt weer in zijn oude waardigheid als koning hersteld. En opnieuw rust de zegen van Indra, de oppergod, op het paar.

Zo wijst dit Oud-Indische Michaëlsgedicht ons al op het feit dat elke strijd tegen het kwade van deze tijd, als een strijd om het inzicht moet worden gevoerd. Dat alleen een overwinning van het inzicht een ware overwinning over het kwade kan brengen.

.

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldMichaël (bordtekeningen e.d.)  jaartafel, (ook herfst)

.

2836-2662

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Michaël (53)

.

Anne H.J. Bakker, vrijeschool-faceboekgroep, 20-09-2020

.

29 september vieren we het Sint-Michaëlsfeest

Michaël is een geestelijk wezen (aartsengel) dat ons begeleidt in ons menswordingsproces. Het Michaëlsfeest wordt gevierd aan het begin van de herfst, wanneer de zon zich terugtrekt en wij kracht moeten verzamelen voor de donkere dagen. Op deze dag danken we voor de oogst die ons in de winter zal voeden en bereiden we ons ook innerlijk voor op het donkere jaargetijde en de geboorte van het licht in ons innerlijk. Michaël overwon de duivel en leert ons moedig te zijn. Wat Michaël deed in de hemel, spiegelt zich in het verhaal van ridder Joris op aarde. Hij temde de draak en bevrijdde de prinses.

Terwijl we met Kerst en Pasen gebeurtenissen uit het verleden herdenken, is Michaël een toekomstfeest. De vorm ligt nog niet vast, want we weten niet wat de toekomst ons zal brengen. We leren onze kinderen door moed en vertrouwen in zichzelf hun angsten overwinnen. Dat is wat ridder Sint-Joris moest doen om de draak te temmen: moed opbrengen om zijn angst voor de dood te overwinnen door te vertrouwen op eigen kracht en leiding vanuit een hogere wereld. Dat is wat wij onze kinderen met dit feest op een eigentijdse manier willen bijbrengen.

.

Michaël– alle artikelen

Verhaal van Sint-Joris

VRIJESCHOOL in beeldMichaël

.

2338-2194

.

.

.

VRIJESCHOOL – Michaël (52)

.

Wij associëren Michaël vaak met de katholieke kerk, maar in 1726 bijv. schreef Bach een cantate (nr. 19) ‘Es erhub sich ein Streit’ – er ontstond een strijdvoor Michaelistag (Sint Michiel, 29 september), de feestdag van de aartsengel Michael, die Luther op de liturgische kalender handhaafde wegens zijn grote populariteit in Duitsland, en die in Leipzig het begin van de najaarsbeurs (Michaelismesse) inluidde.
Michaelistag was één van de grote feesten, van de orde van Kerstmis en Pasen, waarop de cantor met groot materieel placht uit te rukken, terwijl er veel Messegasten in de stad waren. [1]

Rudolf Steiner belichtte de aartsengel Michaël van vele kanten. Het zijn voor velen van ons moeilijke, soms niet zo toegankelijke gezichtspunten. 
En het ligt voor de hand dat anderen dan proberen te verduidelijken. Dat deed ook Walter Johannes Stein die o.a. leraar was aan de 1e vrijeschool te Stuttgart toen Steiner daar de leiding had. Stein schreef kort na de dood van Steiner een artikel in ‘Das Goetheanum’ [2]:

MICHAËLTIJD

De mens is niet alleen door dagen, maanden en jaren in de ritmen van de kosmos ingeschakeld. Er zijn veel grotere kosmische ritmen, die in de ontwikkeling van de mensheid een rol spelen. Een daarvan is bv. de verschuiving van het lentepunt, dat zich in 25920 jaar eenmaal door de gehele dierenriem verplaatst. Dit is het grote Platonische jaar. – De aarde krijgt nieuwe impulsen uit de kosmos, telkens wanneer de zon in de lente uit een ander sterrenbeeld de aarde toeschijnt. En de mensheid als geheel, in zoverre zij aarde-mensheid is, maakt dat mee. Zo ontstaan de opeenvolgende cultuurperioden, die als het ware de maanden voorstellen van het kosmische jaar. Maar terwijl in het gewone jaar de Stier-maand op de Ram-maand volgt, volgt de Ram-cultuur op de Stier-cultuur. De richting is dus omgekeerd.

Nog in een ander ritme is de mens ingeschakeld, dat we de kosmische week zouden kunnen noemen. Het zijn de zeven opeenvolgende perioden, waarin telkens een van die aartsengelen ‘regeert’, die als tijdgeest werkzaam zijn en die aan een bepaald tijdperk het karakter geven van de planeet, die ze vertegenwoordigen. Maar ook hier is de planetenopeenvolging omgekeerd van die van de weekdagen. De Maan-aartsengelperiode gaat vooraf aan die van de zon, de Saturnus-‘dag’ volgt op de Zonne-‘dag’. De opeenvolging is dus als volgt:

Orifiel – Saturnus
Anael – Venus
Zachariel – Jupiter
Rafael – Mercurius
Samael – Mars
Gabriel – Maan
Michael – Zon

Een dergelijke aartsengelperiode duurt 3541/3 jaar. Ook dit is een kosmisch getal, het is het aantal dagen van een zgn. maanjaar.

Johannes Trithemius, Abt van Sponheim (1462-1516) spreekt over deze aartsengel-perioden. Wanneer men probeert zijn boek: ‘De septem intelligentiis’ (over de zeven planeten-intelligentie’s) te lezen, dan krijgt men de indruk: hier is de studie van de zeven vrije kunsten tot hun kosmische oorsprong teruggevoerd.

Het is wijsheid, die verloren is gegaan, totdat Rudolf Steiner in een nieuwe vorm weer over de aartsengelperioden gesproken heeft. En hij maakt het ook mogelijk, te begrijpen, waarom Trithemius van Sponheim en ook Agrippa van Nettesheim over ‘Intelligentie’s’ spraken, wanneer zij de planetenaartsengelen bedoelden. Om zich hierover een enigszins bruikbare voorstelling te vormen heeft men het meest aan de derde band van de karmavoordrachten, de ‘Karmische Zusammenhange der Anthroposophischen Bewegung’. [3]
Dr. Steiner zegt daar (8 Aug.):
Kosmische Intelligenz sind die gegenseitigen Verhaltungs-Massregeln der höheren Hierarchien.
Intelligentie, dat zijn de wederzijdse gedragsregels van de hogere hiërarchieën.
Wat zij doen, hoe zij met elkaar omgaan, hoe zij zich tot elkaar verhouden, dat is kosmische intelligentie.

Het is dus datgene, wat aan de kosmische harmonie ten grondslag ligt. Michael is de eigenlijke beheerder van de kosmische intelligentie, maar het is tenslotte toch zo, dat die kosmische intelligentie gespecificeerd is in Zonne-intelligentie en de verschillend genuanceerde planeten-intelligenties; ja, er bestaat zelfs een soort tegenstelling tussen de zonne-intelligentie en die van de andere planeten. Zo is het dan ook begrijpelijk, dat een periode, waarin de zonne-aartsengel Michael de impulserende tijdgeest is, sterk in conflict kan komen met datgene, wat als denkgewoontes en geestelijke inzichten tot ontwikkeling gekomen is in de voorafgaande Gabriel-Maanperiode.

Rudolf Steiner geeft evenals Trithemius en Agrippa von Nettesheim het jaar 1879 aan als het begin van de Michaelsperiode, waarin we nu leven. Dat Rudolf Steiner de maand november daarvoor aangeeft en de beide anderen oktober, hangt daarmee samen, dat de laatsten de datum berekenden volgens de aan hen bekende ritmen, terwijl Rudolf Steiner het historische gebeuren geestelijk af kon lezen. Dit Michaeltijdperk zal duren tot 2234.

Wat zijn de meest typerende kenmerken van een Michaelstijdperk?

We kunnen ons daarvan een voorstelling maken door het historische beeld van het vorige Michaeltijdperk, dat duurde van 601 – 247 v. Chr. Het is de tijd van de grote Griekse denkers, kunstenaars en dichters. Van Thales en Heraklitos, van Pythagoras, Plato en Aristoteles, van Aeschilos, Sophokles en Euripides, van de hele wonderbaarlijke Griekse beeldhouwkunst. Maar het is ook de tijd van de profeten Jesaia, Jeremia en Daniël, van Gautama Buddha, van Lao Tse en Confusius, Kyros, de stralend-lichte koning der Perzen voert zijn gesprekken met Zarathas, in wie het Ik van Zarathustra woonde. Maar het is ook de tijd, waarin oude rijken vernietigd, nieuwe gevormd worden, die dan spoedig weer te gronde gaan. Tien van de twaalf stammen van Israël worden vernietigd, maar het enorme rijk van de veroveraars wordt verpletterd door de Babyloniërs, deze wederom onderworpen door de Perzen. De geweldige vloedgolf van de Perzen echter breekt aan de weerstand van het kleine volk der Grieken. En Alexander verovert in weinige jaren de bestaande machtige rijken en doordringt ze met datgene, wat het jonge Europa als geestelijk element ontwikkeld heeft.

Maar bij al dat tumult leeft in de mensenzielen de Messiasgedachte – niet alleen bij de profeten van het Oude Testament. In de Zend Avesta, die in die tijd geschreven wordt, wordt de geboorte van het Zonnewezen verkondigd, de grote Heiland, ‘tot in de beenderen’; Lao Tse zoekt naar het Tao, het oerwoord, de Logos. En in Plato’s Republiek wordt het lijden en de kruisdood geprofeteerd van een goddelijk wezen, dat geheel rechtvaardigheid is en dat alleen in staat zal zijn de mensheid te redden. Dezelfde karakteristiek vinden we terug in het Michaelstijdperk, dat in 1879 begonnen is.

De grondvesten van de oude wereld zijn grondig aan het wankelen gebracht. Wat is er over van het Rijk van Bismarck, wat van het Britse Imperium? Zo snel zijn de grote verschuivingen opgetreden, dat het gerechtvaardigd is zich af te vragen, wat er over 100 jaar over zal zijn van de kolossale rijken, die nu de wereld beheersen.

In een Michaelperiode komt de onderste steen boven te liggen.

We kunnen de ruïnes, die telkens weer om ons heen ontstaan, weer opbouwen. Maar het heeft alleen zin, dat te doen, wanneer we ons vertrouwd maken met de gedachte, dat ook wat we nu bouwen, spoedig weer een puinhoop zal zijn. En dat het niet zo belangrijk is, als dat gebeurt, want dat het erom gaat, dat we geestelijke gebouwen optrekken, die voort blijven bestaan, ook wanneer de uiterlijke aardse omhulling wegvalt. – Nog altijd zijn er mensen, die denken, ‘dat het nog wel weer eens zo goed zal worden als vroeger’.

Wie deze tijd werkelijk beleven wil, moet er zich rekenschap van geven, dat geen enkele zekerheid van de voorafgaande Gabriel-periode kan blijven voortbestaan: niet de zekerheid van de materiële welvaart, niet die van het geborgen zijn in het gezin, de familie, niet vooral de zekerheid van het berekenbare. Alles, wat het maan-orgaan in de mens, de hersens, gedacht heeft over de wereld van het berekenbare, de hele natuurwetenschap, die de mensen het gevoel gegeven heeft, zeker te staan op een aarde, die men kende en beheerste, zal blijken een gebouw te zijn, dat tegen de stormen van een Michaelstijdperk niet bestand is en het zal instorten in de eeuwen, die voor ons liggen.

Het is zeker geen gemakkelijk lot, in een Michaelstijdperk geïncarneerd te zijn, maar wie begint te begrijpen, waarom het in deze tijd gaat, kan het beleven als een geschenk, de afbraak van het oude en de opbouw van het nieuwe mee te mogen maken. Ook in ander opzicht kondigt dit Michaelstijdperk zich aan zoals het voorafgaande. – Plato en Aristoteles, Daniël en Buddha, ze waren boden van Michael, die zijn heel bijzondere vorm van intelligentie op aarde voor de mensen toegankelijk moest maken. Tot op onze tijd zijn we geestelijk gevoed geweest door wat zij gedacht en verkondigd hebben. –
Aan het begin van het nieuwe Michaelstijdperk trad Rudolf Steiner op, de grote ingewijde, die door zijn eerste grote werk de ‘Filosofie van de vrijheid’ [3] het menselijk denken de weg wees naar een nieuwe vorm van denken, die het aan het maanorgaan gebonden denken moet overwinnen.

Steeds meer werd zijn werk de reine Michael-boodschap. In de Michael-Imaginatie (5 okt. 1923), in de Michaelsbrieven, die hij vanaf zijn ziekbed tot ons richtte, in de spreuk van zijn laatste voordracht, staat Michael voor ons als de geestelijke inspirator, wiens ernstige blik ons vermaant de hoge vlucht van het reine denken doelbewust na te streven.

Maar Rudolf Steiner heeft over vele grote individualiteiten gesproken, die in de komende tijden wederom op aarde geïncarneerd zullen worden. Zodat we zeker kunnen zijn, dat steeds meer van hen als boden van de tijdgeest Michael onder de mensen werkzaam zullen zijn.

En ook de derde karaktertrek van het vorige Michael-tijdperk kunnen we nu terugvinden: de Messiasgedachte, de Christusverkondiging. Om ons heen zien we die Messiasgedachte tot uitdrukking komen in alle mogelijke sekten en verenigingen, waarvoor we misschien niet veel sympathie hebben. Maar het is toch het verlangen, ja, de gewisheid van het nieuwe Christusgebeuren, dat echter te vaag is en daarom in zijn uitdrukking onbevredigend!

Duizenden welmenende mensenzielen sluiten zich aan bij de Jehova-getuigen of de Morele Herbewapening (1955!) en vele andere mensengroepen die geen bevrediging meer vinden in het dogmatische – vooral het protestantse christendom, dat in de Gabriel-periode ontstaan is, omdat half bewust in hen de overtuiging leeft, dat een nieuwe Christusopenbaring gaat komen.

Zoals het vorige Michael-tijdperk de komst van de Christus op aarde aankondigde en voorbereidde, zo brengt dit Michael-tijdperk het verschijnen van de Christus in etherische gestalte.
Rudolf Steiner heeft ons over deze nieuwe Christusopenbaring gesproken.

Steeds talrijker worden de mensen, die hem aanschouwd hebben.

Michael is de Christus-bode, de strijder voor Christus bij uitnemendheid. Hij heeft dit als opgave op zich genomen in een oerver verleden, gedurende de Zonnetoestand der aarde. Daar maakte Michael als aartsengel zijn mensheidstrap door, zijn ik-ontwikkeling. En zo maakte hij bewust mee, hoe op de oude Zon het nieuw ontstane licht sommige zonnewezens tot hoogmoed verleidde, tot een alleen nog maar licht-wezen willen zijn, dat met de duisternis niets te maken wilde hebben. Aan de andere kant balde duisternis zich samen en er ontstonden duisternis-wezens, die geen kosmisch licht uitstralen konden. – Tussen licht en duisternis echter het evenwicht tot stand brengend, was daar het hoogste zonnewezen, het Christuswezen. -En zoals wij nu als ik-bewuste mensen kiezen kunnen, welke weg we gaan willen, zo koos toen Michael de weg van de Christus als zijn bode en strijder, als een mee-bewaarder van het evenwicht tussen te veel licht en te veel duisternis. – Aan dat gebeuren worden we herinnerd, wanneer we Michael voorgesteld zien met de weegschaal.

En zo innig verwant is Michael in zijn wezen met de Christus, dat hij Hem zijn aartsengel-gestalte ter beschikking stelde, toen de Christus, in de Atlantische tijd, helend in de ontwikkeling van de mensheid ingreep, zoals later Jezus van Nazareth zijn stoffelijk lichaam offerde voor het gebeuren in Palestina. (Zie: ‘Die vier Christusopfer’.)

Is dus Michael de regent van een bepaald tijdperk, dan is het kenmerk van die tijd de strijd tussen licht en duisternis.

Dan wordt al datgene afgebroken, wat de mens bindt aan de krachten van de duisternis, aan de materie. Wie niet huis en hof opgeven kan om de Christus te volgen, kan de opgave van een Michaeltijdperk niet vervullen. Niet in de zin van de armoede der middeleeuwse monniken. Maar in het ‘intelligente’ hanteren van het aardse in de vorm, waarin het ons ter beschikking gesteld wordt. Als een instrument, waarmee we het geestelijk dienen kunnen. Dit geldt voor landen en volken, maar ook voor de enkele mens. Want Michael grijpt diep in het persoonlijke karma, in ziekte en tegenslagen. Daarom tracht Ahriman de ziekte uit de weg te ruimen, wil ieder beschermen voor de gevolgen van tegenslagen en rampen.

Hoezeer ook dit Michaelstijdperk in zijn uiterlijke verschijning te vergelijken is met datgene, dat voor 2480 jaar begon, innerlijk heeft het een heel eigen karakter. – Het vorige eindigde 247 voor Christus. In het daarop volgend Orifiel-tijdperk had het Mysterie van Golgotha plaats. In de daarop volgende eeuwen heeft de mensheid getracht, zich met dit gebeuren te verbinden. Het is als het ware een zware kosmische werkweek geweest. Iedere ‘dag’ heeft een nieuwe begripsnuance gebracht. En het is interessant, na te gaan, welke nuance het christendom aannam gedurende het regentschap van een bepaalde aartsengel. – Maar nu is het wederom ‘Zondag’. Nu wordt er niet alleen een nieuwe impuls gegeven, er wordt als het ware rekenschap gevraagd van datgene, wat de mensen in de bijna 20 eeuwen gedaan hebben met dat, wat door het Mysterie van Golgotha aan de aarde geschonken werd. En de nieuwe impuls, die Michael geeft, is deze: nu is de tijd gekomen, met de volle kracht van de kosmische intelligentie, zoals Michael die de mensen schenkt, het Mysterie van Golgotha te begrijpen. Niet alleen meer in de Christus te geloven, hem te denken en te begrijpen.

En wanneer nu in de Michaeltijd het beeld voor ons staat van de drakendoder Michael, wiens zwaard gesmeed is uit het kosmische ijzer, dat zich aan ons in de lichtende sterrenregens geopenbaard heeft, dan beseffen we, dat dit beeld ons de eigenlijke impuls geeft voor de tijd waarin we nu leven. Dan begrijpen we ook, dat we nog leren moeten, het Michaels-feest werkelijk te vieren. En vanuit het Michaels-feest zullen we de andere jaarfeesten zo gestalte kunnen geven, als het voor onze tijd nodig is.

In het Gabriel-tijdperk, dat van 1525 tot 1879 duurde, was het kerstfeest het feest, van waaruit eigenlijk het jaar beleefd werd. Want Gabriel is de aartsengel van de geboorte. En het kerstfeest is nu veelal tot traditie geworden, een verburgerlijkt familiefeest, wanneer het niet door de geesteswetenschap, door het licht van de Michael-impuls, nieuwe vorm en inhoud krijgt.

Michael heeft de kosmische intelligentie, die hij beheerde ter beschikking van de mensheid gesteld in een tijdperk, waarin hij niet zelf als tijdgeest werkzaam was. Daarom kon Ahriman er zich van meester maken. Maar Michael heeft in een bovenzinnelijke ‘school’ de mensenzielen voorbereid, die op aarde die intelligentie wederom aan Ahriman ontrukken moeten. Nu hijzelf regent van de tijd geworden is, is die strijd begonnen. Mensenzielen zijn op aarde, komen op aarde, die voor die strijd door Michael zelf zijn voorbereid. En in dit jaargetijde staat zijn lichtend beeld voor ons, zeer nabij, dringend vermanend door zijn ernstige blik, dat we aan deze strijd actief deelnemen. Omdat, wanneer de kosmische intelligentie niet door de mens zelf aan Ahriman ontrukt wordt en in dienst van de Christus gesteld wordt, de gehele mensheid in de afgrond moet storten, waaruit de draak steeds weer zich opheft, wanneer het zwaard van Michael hem niet terugstoot. Wij, de mensen op aarde, moeten dat Michaelszwaard hanteren.

Elisabeth Mulder, vertaling, mededelingen Antroposofische Vereniging, jrg. 31 nr.10 1976

.

[1] Bron
[2] Das Goetheanum, 4 okt. 1925
[3] Karmaonderzoek 4
[4] Filosofie van de vrijheid

.

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldMichaël           jaartafel

.

2332-2188

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (51)

.

Diederick Sprangers, Antroposana jrg.2, nr.4, okt. 2006

.

Van heldenmoed tot hartewarmte

Bewustzijns- en hartekrachten vieren

Onze tijd stelt hoge eisen aan onze individuele ontwikkeling als mens. Beelden uit mythen en legenden kunnen ons daarbij tot hulp en inspiratie dienen. Tevens kunnen we via die beelden ontdekken dat bepaalde momenten in het jaar te verbinden zijn met stappen in onze innerlijke ontwikkeling. Die momenten kunnen we vieren. Zo kunnen we onze eigen ontwikkeling integreren in het verloop van de seizoenen. Van tijd tot tijd is het dan een feest om mens te worden.

Wie een helderder zicht op zijn leven wil krijgen, ontkomt er niet aan om naar binnen te kijken, naar zijn eigen karakter en ‘eigen-aardig-heden’. Er zijn vele aanleidingen om dit te doen: het vinden van een werkkring die bij je past, een terugkerende ruzie met een collega of gezinslid, een ernstige ziekte, enz. Maar ook de behoefte om jezelf te ontwikkelen, te ontplooien, kan aanleiding zijn tot zelfstudie: hoe zit ik in elkaar en wat zegt mij dat over wat ik het beste kan doen? De behoefte om jezelf te kennen, lijkt iets van deze tijd te zijn. We nemen er vaak geen genoegen meer mee dat bepaalde dingen ons overkomen: we willen weten waarom we ermee geconfronteerd worden en wat we ‘ermee moeten’. Geregeld loopt dat uit op de vraag waarvoor we eigenlijk leven, wat de zin van je leven is. Er zijn dan ook tegenwoordig talloze mogelijkheden om hieraan te werken: organisaties en bewegingen van allerlei aard en kleur bieden veelvormige trainingen, workshops en boeken aan waarmee je aan je persoonlijke ontwikkeling kunt werken.

Merkwaardig genoeg gaat de weg naar zelfkennis vaak gepaard met het beter leren kennen van de wereld om ons heen. Je kunt jezelf niet los zien van de buitenwereld; je hebt je omgeving nodig om ‘jezelf te worden’. Wie bijvoorbeeld tennist of een andere individuele competitiesport speelt, kan de ervaring opdoen: “Ik speel eigenlijk tegen mezelf – maar daarvoor heb ik een ander nodig”. Soms gaat het specifiek om de vraag hoe je beter met andere mensen ‘door de bocht komt’, hoe je op een menselijke manier met elkaar in contact kunt komen en blijven. We willen een ander kunnen aankijken, recht in de ogen kunnen zien, face to face. Maar ook de soms harde werkelijkheid van de wereld waarin we leven, komen we voortdurend tegen op de weg naar onszelf: want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, zoals Willem Elsschot schreef. En dan merken we dat we niet alleen over onszelf, maar ook over de buitenwereld anders moeten leren denken. Als we eenmaal door hebben waarom bepaalde dingen om ons heen gebeuren, willen we daar vaak verandering in brengen. Wie wil niet bijdragen aan een betere wereld? Maar dat vereist een nieuw bewustzijn: gewoon doen wat je geleerd is, wat je gewend bent of wat anderen doen, voldoet niet. Zelfbewustzijn en wereldbewustzijn gaan hand in hand, en voor beide moeten we innerlijk sterk in beweging komen: we moeten er vaak hard voor werken.

MICHAËL

Ook vanuit de antroposofie wordt hieraan gewerkt. (Antroposofie is eigenlijk een weg tot zelfkennis en wereldkennis.) Daarbij wordt inspiratie geput uit een beeld uit de Christelijke overlevering, namelijk de gestalte van de aartsengel Michaël. Deze laat ons verschillende eigenschappen zien die we nodig hebben op onze weg naar inzicht. Eén daarvan is moed: Michaël wordt vaak afgebeeld met een zwaard, waarmee hij de kwade geest Lucifer versloeg. (Vondel heeft dit prachtig beschreven in zijn treurspel “Lucifer” in 1654). Als je jezelf probeert te leren kennen, word je ook geconfronteerd met je onaangename eigenschappen: het kost moed om die onder ogen te zien, laat staan te bedwingen, zoals Michaël Lucifer bedwong. Lucifer wordt meestal afgebeeld als een draak of slang onder de voet van Michaël. Die draak is het beeld van onze innerlijke weerstanden, onze tekortkomingen. Ook voor het werken aan een betere wereld kunnen we inspiratie vinden bij Michaël. Hij weegt de gebeurtenissen tegen elkaar af, om de wereld te ordenen; een weegschaal is dan ook een tweede attribuut waarmee we hem wel afgebeeld zien. Zijn strijd is een geestelijke strijd, een strijd die in het innerlijk van de mens gevoerd wordt. Michaël spoort ons als het ware aan om dat wat met ons gebeurt, ook op een weegschaal te leggen en zo ons eigen evenwicht te vinden te midden van de chaos van de wereld. Daarvoor gebruiken we onze hoogste bewustzijnskrachten: we zoeken vanuit ons aardse bestaan de brug naar de geest, anders gezegd: in en achter de aardse materie zoeken we de geestelijke werkelijkheid. Michaël behoedt en verzorgt de bewustzijnskrachten waarmee we dat doen.

Michaël vormt aldus een inspiratie voor het hele tijdsgewricht waarin we leven. Maar zijn werkingssfeer is ook specifiek verbonden met een deel van het jaar: met de herfst. Voorjaar en zomer roepen op om je naar buiten te wenden, om te genieten van het leven. Maar als de natuur haar bloei achter zich heeft en in verval raakt, het weer kouder wordt en de dagen korter, kun je je vanzelf geneigd voelen om naar binnen te keren, het innerlijke vuur op te stoken. Het feest van Michaël valt dan ook op 29 september, aan het begin van de herfst. Het klinkt door in de hele herfstperiode – net zoals het nieuwe leven van Pasen het hele voorjaar inspireert en het licht van Kerstmis de donkere wintermaanden doorstraalt. Maar in tegenstelling tot de 2000 jaar oude feesten van Kerstmis en Pasen, waarmee we de blijvende werking van impulsen uit het verleden vieren, is Michaël een feest van de toekomst. Michaël vieren betekent zelf de toekomst bouwen: de impuls van Michaël moet in die zin nog werkelijkheid worden, en wij moeten dat doen. Daarom zijn er ook nog geen geijkte manieren om dit feest te vieren: Michaël kent niet zoiets populairs als een kerstboom of paaseieren. Dit feest moeten we zelf vormgeven. De beste manier is natuurlijk door daadwerkelijk aan onszelf te werken: daar draait het eigenlijk om. Maar we kunnen ook de beelden en verhalen uit vele overleveringen gebruiken om een feest vorm te geven. Die beelden kunnen ons ook inspireren bij het werk aan onszelf. Ze zijn te vinden in de talloze mythen en legenden over ‘ Michaël, maar ook in die over andere gedaanten waaronder hij bekend is of was: St.-Joris en de draak, bijvoorbeeld, is eigenlijk niemand anders dan Michaël. Ook in oudere culturen vinden we Michaël onder andere namen terug: Indra (Indisch), Mithras (Perzisch), Marduk (Babylonisch), Apollo (Grieks) en Widar (Noors). Er is een rijke schat aan verhalen, schilderijen, liederen en spelen rond het wezen van Michaël waaruit we kunnen putten.

Naast de moed is er nog een tweede belangrijke eigenschap die Michaël ons voorhoudt als broodnodige hulp bij ons zelfonderzoek: humor. “Verbeelding is de mens gegeven als compensatie voor wat hij niet is en gevoel voor humor als troost voor wat hij wel is” zei Francis Bacon. Onze taal heeft zelfs een puur ‘michaëlische’ uitdrukking voor het gebruiken van humor. Als Michaël – of St.- Joris – de draak verslaat, doodt hij hem niet; hij houdt hem in bedwang met zijn zwaard of lans. Hij steekt de draak. (In het Limburgse Beesel wordt nog elke zeven jaar het “Draaksteken” als openluchtspel opgevoerd.) De draak van je eigen tekortkomingen te leren beheersen, komt dus eigenlijk neer op ‘de draak steken met jezelf’.

SINT-MAARTEN

Het beeld van Michaël kan ons de moed, de wil en het enthousiasme geven om aan de gang te gaan met ons werk, bij onszelf en tegelijkertijd bij de wereld om ons heen, bij andere mensen. Hoe pakken we dat aan, hoe leggen we een goede verbinding tussen onszelf en anderen? Niet door het leven van de ander te gaan regelen, maar door hem zo te helpen dat hij zijn eigen weg kan gaan in vrijheid. Als we een ander gaan vertellen hoe hij moet leven, hem de les lezen of de wet voorschrijven, komen we niet ver. We moeten leren ons in de ander te verplaatsen en zijn werkelijke behoefte te herkennen; dan kunnen we zoeken naar een manier om die behoefte te vervullen. Als inspiratie hiervoor kan een andere gestalte uit de Christelijke overlevering dienen, namelijk Sint-Maarten of de heilige Martinus van Tours. Volgens de legende was hij een Romeins soldaat, die voor de poort van Amiens een bedelaar tegenkwam die het koud had. Maarten trok zijn zwaard en sneed daarmee zijn mantel – een kostbaar bezit – in tweeën. De ene helft gaf hij aan de bedelaar. Maarten herkende dus de behoefte van de bedelaar en vervulde die. Hij zei niet: “Maak een vuur en warm je daaraan”, dus hij vertelde de man niet wat hij moest doen. Hij zei ook niet: “Zoek werk, zodat je niet hoeft te bedelen”. Hij deelde zijn warmte met een man die het koud had. Daardoor behield die man zijn vrijheid om zijn eigen weg te gaan, welke dat ook mocht zijn. Het was een gebaar van solidariteit, van broederschap: deel wat je hebt, zodat ieder genoeg heeft.

Niet toevallig valt het feest van Sint-Maarten in de Michaëlstijd, op 11 november. Michaël prikkelt ons om onze draak te bedwingen, dat wil zeggen om onze lagere driften in toom te houden; Sint-Maarten laat ons zien wat er dan tevoorschijn kan komen uit ons hart. Als we niet meer in beslag genomen worden door egoïsme, jaloezie, dogmatisme enz., staan we werkelijk open voor de nood van de ander. Dan kunnen we die waarnemen en broederlijk delen wat we hebben. Merk ook op dat beide figuren, Michaël en Maarten, een zwaard hebben; maar ze doen er verschillende dingen mee. Het zwaard staat voor je wilskracht: die heb je zowel nodig om je driften in bedwang te houden, als om te delen wat je hebt.

Ook deze impuls, die van het samen delen, kunnen we vieren, rond 11 november. Hiervoor geeft de volksoverlevering ons talrijke gewoonten, verhalen, liederen en spelen, die elk een aspect van Maartens impuls belichten.

De Zonnejaargroep geeft boekjes uit over de jaarfeesten
Martin Sandkühler: “Michaël: verhalen en legenden
Het openluchtspel “Het Draaksteken” in Beesel.

.

Michaëlalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Het artikel verscheen in het tijdschrift van Antroposana

.

1996-1879

.

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (50)

.

MOED

De zomer heeft haar zonnekracht volop gegeven. Hemel en aarde hebben elkaar in alle glorie en pracht aangeraakt. Nu trekken zij zich weer van elkaar terug: de eerste bladeren kleuren, bessen rijpen, noten vallen, de eerste vogels trekken weer weg… 29 september is de dag ter ere van aartsengel Michaël, de aartsengel die als opdracht heeft de mensheid te helpen om met moed en (ijzer)kracht in het leven te staan, rechtop, tussen hemel en aarde, en verbonden met de werelden om zich heen.

De jonge kinderen genieten van de oogst van Moeder Aarde. De oogst helpt hen om de eigen lichamelijkheid te voeden, opdat zij sterk mogen worden, om eerst letterlijk op eigen benen te gaan staan en later ook figuurlijk ‘op eigen benen’ het leven te leven.
De oudere kinderen strijden met de draak, tonen hun moed in de spelen die op deze feestdag gespeeld worden. Deze spelen vragen aan de kinderen om op het juiste moment een keus te maken en bijvoorbeeld toe te slaan om een stuk van de staart van de draak te bemachtigen. Ook zijn er de spelen waarin gevraagd wordt zo met elkaar samen te werken, dat gezamenlijk iets overwonnen of gewonnen kan worden.
Voor volwassenen kan de nazomertijd, met daarin het Michaëlsfeest, een tijd zijn van inkeer en vragen stellen.

In gesprek met mensen over de jaarfeesten, lijken sommige thema’s na verloop van jaren al zo vaak behandeld te zijn, dat zij wat ‘uitgekauwd’ over kunnen komen.
In schoolkranten en bladen staan (vaak prachtige) artikelen geschreven waarin we kunnen lezen, dat het Michaëlsfeest een feest van de moed is.

Natuurlijk ‘moeten’ wij als mens moedig zijn. Werkelijk stil staan bij wat moed is, blijkt toch moeilijk te zijn. Moed is volgens Wikipedia: “[…] de bereidheid de confrontatie met lichamelijke pijn, tegenslag en levensbedreiging, onzekerheid, angst en intimidatie aan te gaan en te doorstaan. Het is een van de vier kardinale deugden, een psychologisch kenmerk en een karaktertrek. Soms wordt er onderscheid gemaakt tussen lichamelijke moed en morele moed. Moed heeft betrekking op de angst en dreiging in de toekomst, maar bestaat vooral in het heden, het meest nabije raakpunt met de naaste toekomst, stante pede. De wil om in de toekomst moedig te zijn of in het verleden moedig te zijn geweest is veeleer denkbeeldig en laf. Moed is individueel en persoonlijk.
Het is geen geweten maar een besluit, geen mening maar een daad. Moed wordt soms een zaak van wils- of geestkracht genoemd, streven blij te zijn en wel te doen tegenover de hindernissen, die talloos zijn.”

Moed lijkt dus te maken hebben met iets dat nog komen gaat, wat vanuit de toekomst op ons toe komt maar ook met het heden verbonden is.

Jonge kinderen leven in het hier en nu. Zij kunnen zich nog moeilijk een voorstelling maken van de toekomst. Uiteraard kennen jonge kinderen ook angst voor het onbekende dat vanuit de toekomst naar hen toe komt: eerste verjaardagspartijtje, eerste zwemles, naar de grote school toe gaan… Zij hebben zich echter nog weinig of geen beelden kunnen vormen en ervaring op kunnen doen. Door levenservaring bouwen wij als mens onze verhouding tot het verleden en de toekomst op en oefenen zo de moed.

Moed gaat dus blijkbaar over iets dat vanuit de toekomst ons nadert in het heden. Het gaat over iets dat nog niet bestaat maar aan het worden is.

Mandela

In gesprekken over moed komt naar voren dat mensen zich vaak vergelijken met anderen die moediger zouden zijn dan zijzelf. In hun verhalen klinkt ontzag door en eerbied hebben voor die ander. Een schaduwkant van het hebben van ontzag voor een ander is dat wij als mensen ons zó gaan vergelijken met anderen dat we onszelf als klein, nietig en onvolmaakt gaan ervaren.

In de inauguratierede van Nelson Mandela wordt dit gevoel zo verwoord: [1]

“Onze grootste angst is niet dat we onvolmaakt zijn.
Onze grootste angst is dat we mateloos krachtig zijn.
Het is ons Licht, niet onze schaduw, dat ons het meest beangstigt.
We vragen onszelf:.”Wie ben ik om briljant te zijn, prachtig, talentvol, fantastisch?”
Maar wie ben jij om dat niet te zijn?
Je bent een kind van God.

Je onbelangrijk voordoen bewijst de wereld geen dienst. Er is niets verlichts aan je klein te maken, opdat andere mensen zich bij jou niet onzeker zullen voelen.
We zijn allemaal bedoeld om te stralen als kinderen.
We zijn allemaal geboren om de glorie van God die in ons is, te openbaren.
Die is niet alleen maar in sommige van ons, die is in iedereen!
En als wij ons Licht laten stralen, geven we onbewust andere mensen toestemming hetzelfde te doen.
Als wij van onze eigen angst bevrijd zijn, bevrijdt onze aanwezigheid vanzelf anderen.”

[Nelson Mandela 1994]

Nelson Mandela slaat een brug tussen onze eigen persoonlijke angsten en de medemensen. Alléén kunnen wij niet leven, wij hebben elkaar als mens nodig.

Daarnaast wijst Mandela op de wereld van het Licht en de grootsheid van de (geestelijke) wereld die ons angst kan inboezemen,

Michaëla Glöckler schrijft daarover het volgende in Moed als vaardigheid en taak:

“Veel mensen zijn tegenwoordig bang voor de geestelijke wereld. Ze zijn zich hun eigen morele onvolmaaktheid zozeer bewust, dat alleen al de gedachte om een volmaakt wezen in de ogen te moeten kijken onverdraaglijk is.

Maar dit gaat ook op voor mensen onderling. Zo gemakkelijk is het immers niet een ander, verder ontwikkeld dan jijzelf, eerlijk te erkennen. Ligt het niet méér voor de hand een punt van kritiek te zoeken, op grond waarvan je je van hem kunt distantiëren? Als we deemoedig zouden kunnen zijn, dan zouden we als ménsen met elkaar omgaan. Maar doordat we onszelf tot maatstaf maken voor de beoordeling van anderen, vormt het onmenselijke in onze samenleving tevens een indicatie voor ons gebrek aan moed. Want er is moed en zekerheid nodig om tegenover iemand die groter is dan jij je zelfbewustzijn niet te verliezen en je naast hem niet klein en onbevangen te voelen. Zo kan het een actuele opvatting van moed zijn, je onvolmaaktheid te aanvaarden omdat je weet dat het ik iets is dat wordt, dat zichzelf nog moet scheppen en zich niet hoeft te schamen dat het zijn volle kracht en energie nog niet ontplooid heeft. Er is moed nodig om je eigen onvolmaaktheid te verdragen. Daarom kun je mensen die het aan moed ontbreekt, helpen door ze liefde en vertrouwen te schenken en zo zelfrespect en zelfvertrouwen te versterken. Zowel het prijzenswaardige als het problematische moet, vanuit de wil elkaar in het leven bij te staan, openlijk ter sprake kunnen komen. Een dergelijk manier om met elkaar om te gaan, sterkt en bemoedigt het ik.”

Glöckler beschrijft de moed om elkaar liefde en vertrouwen te schenken en zo bij elkaar het gevoel van zelfrespect en zelfvertrouwen te sterken. Als ons dit lukt, dan weeft er tussen mensen een vertrouwensrelatie.

Lex Bos noemt een vertrouwensrelatie een wilsrelatie: “Een vertrouwensrelatie is in feite een wilsrelatie. Wanneer wij trouw blijven aan een eenmaal gemaakte afspraak, wanneer wij trouw blijven aan een partner met wie we getrouwd zijn, wanneer we trouw blijven aan een principe waarvan we de juistheid hebben ingezien, betekent dat in feite, dat we met die afspraak, met die partner, met dat idee een wilsrelatie zijn aangegaan. Met onze wil zijn we veel existentiëler verbonden dan met onze gevoelens of gedachten.

Onze wilsbesluiten zijn een directe uitdrukking van ons Ik. Daarom hebben vertrouwenscrises meestal zo’n existentieel karakter, daarom laat beschaamd of misbruikt vertrouwen zulke diepe wonden na. Het schenken van vertrouwen maakt kwetsbaar. Je wordt afhankelijk van degene aan wie je je vertrouwen hebt geschonken. Die kan het vertrouwen beschamen of ten eigen voordeel benutten. Daarom heeft vertrouwen met angst te maken, met onzekerheid hoe de ruimte die je de ander hebt geschonken door hem wordt opgevuld. En daarom heeft het ontwikkelen van vertrouwenskrachten met moed te maken.” (Lex Bos, Vertrouwen – Fundament voor een gezonde samenleving.)

Emil Bock verbindt de moed waar Michaël ons toe oproept met vertrouwenskrachten:

“Het Michaëlische ligt nooit in dat wat reeds bestaat of af is. Het ligt steeds in het wordende, in dat waarvoor nog gestreden moet worden, waarboven de ster straalt van een volmaaktheid die nagestreefd wordt. Michaël spreekt tot ons in een taal van wilsgezindheid. Hij wil niet dat de mensen zich passief of ontvankelijk opstellen. Hij zoekt naar die mensen die zélf datgene tot stand willen brengen wat zij zich voor de wereld wensen. De blik van Michaël gaat steeds naar de toekomst.

En in die toekomst zullen wij steeds meer tot de conclusie komen dat herstel van onze krachten niet meer van buitenaf zal komen, zelfs niet van de mooie natuur, maar dat onze verbruikte levenskrachten slechts verfrist en vernieuwd kunnen worden van binnenuit: door innerlijke inspanning, door innerlijke activiteit en arbeid.” (Emil Bock, Michaëlstijd: feest van het wordende.)

Jonge kinderen laven zich aan de herstellende krachten van buitenaf: een gezond leefritme, gezonde gewoonte-vorming en voeding, eerbied, natuurbeleving, het vieren van de jaarfeesten, nabootsingswaardige voorbeelden van de volwassenen. Oudere kinderen genieten eveneens van dit alles maar verrijken zich innerlijk ook middels de verhalen en het voorbeeld van de opvoeder die ‘met innerlijke inspanning, activiteit en arbeid’ zich zelf probeert te verfrissen.

Michaël wil ons bijstaan de weg naar de moed te gaan!

Michaëlstijd

Voel je niet de sterke, helende kracht
van de zonnige dagen der herfst?
’t Is Michaël, die spreekt in de stervende pracht,
in de kleurige gloed van de herfst.

Voel je niet de dankbaarheid, diep in je ziel,
voor de rijkdom en oogst van het jaar?
Voor het vruchtgeschenk, dat van de bomen nu viel,
voor het koren, zo goud en zo zwaar?

Voel je niet, dat Michaël van ons nu verwacht,
dat wij ook in de duistere tijd,
als de stormwinden woeden en lang is de nacht,
zijn tot werken en helpen bereid?

Voel je niet, dat nu in de Michaëlstijd,
in de zonnige dagen der herfst,
wij de krachten verzaam’len voor ’t werk en de strijd
van het nieuwe, nu komende jaar?

.

[1] Een aantal mensen meldde dat deze woorden niet van Mandela zijn, maar van Marianne Williamson; ook zou Mandela deze woorden niet hebben uitgesproken.

Literatuur

• Emil Bock, Michaëlstijd: leest van het wordende
• Lex Bos, Vertrouwen – Fundament voor een gezonde samenleving
•Michaëla Glöckler, Moed als vaardigheid en taak
•Nelson Mandela, inauguratierede, 1994
• Wikipedia

.
Loïs Eijgenraam

Dit artikel verscheen eerder in  VRIJE OPVOEDKUNST, herfst 2014.
Hier gepubliceerd met toestemming van de auteur.

.
Boeken van Loïs Eijgenraam

Michaëlalle artikelen

Michaëlsliederen

Jaarfeestenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeldMichaël       jaartafel

.
1696-1590

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (49)

.

De Aartsengel Michael

 en de deugd van de moed

Door de opening naar de geestelijke wereld, welke Dr. Rudolf Steiner aan ons heeft gebracht, is het mogelijk om weer enige verbinding te gaan voelen met concrete, geestelijke wezens, welke in diepe zin met ons mens-zijn te maken hebben.

In vroegere tijden (sterker en duidelijker naarmate we verder teruggaan in het verleden van de Middeleeuwen tot in de culturen van de Oudheid), was deze verbinding aanwezig, zonder dat men ook maar de geringste twijfel hieromtrent koesterde. Men achtte het bestaan van ‘deugden’ als leidraden die de ‘goden’ ons in de ziel, in de levensgewoonten inlegden.

Dat is met de sterke opkomst en overheersing van het materialisme in de 19e eeuw (in de zin van de geest-ontkenning) min of meer verdwenen. Maar naarmate wij grondiger en in algemene zin de ‘geestelijke wereld’ weer au sérieux gaan nemen door de moderne geesteswetenschap genaamd antroposophia, kunnen we weer gaan denken en spreken over concrete, geestelijke entiteiten (bijvoorbeeld werkend uit de planetenregionen) welke geestelijke, psychische eigenschappen in ons oproepen, behoeden en versterken.

En dan verbaast het ons ook niet, als we menselijke psychische eigenschappen als samenhangend met ons planetenstelsel gaan herkennen.

In de grandioze cultuur van het antieke Hellas vinden we al een zekere methodische beschouwingswijze van wat we kortgezegd de menselijke deugden noemen.
In deze antieke deugdenleer ontmoeten we dadelijk al het grondmotief van een drieledigheid, kort gezegd de deugden van het hoofd, van de ‘middenmens’ en van de regio van de organen in de buik en de ledematen. Als ‘structuur’ van het deugdenstelsel.

Nu is het opvallend, dat de volken die na tijden van overstroming en verijzing het Europese continent dat zich uit een oudere geografische toestand ontwikkelt, gaan bewonen (Kelten, Germanen en Slaven), sterke overeenkomst vertonen, met name in het feit, dat de ‘middendeugd’ welke zij beschouwen en zelfs waarnemen, gelegen is in de borst, in het hart. Deze middendeugd is de moed.

Guido Reni’s impressie van aartsengel Michael (De abdij van Mont Saint-Michel)
.
Het is niet onbegrijpelijk dat zij als hun belangrijkste deugd de harte-deugd van de moed beschouwen.

Strijdend, bezield door deze hartekracht (deugd), worden het continent en de eilanden van Europa bezet door volken, die een ‘zonne-leiding’ ervaren. Er wordt verteld dat de binnentrekkende Germaanse stammen heel duidelijk een geestelijk wezen waarnemen, dat hen over de Alpen naar het zuiden dirigeert.

We zouden kunnen zeggen: een zonneaartsengel die vanuit Azië over de Oeral, maar ook vanuit noordelijke, noord-westelijke zijde naar die plekken wijst, waar deze stammen ‘Europese’ vestigingen gaan vormen.

Het is al in zeer vroege, christelijke geschriften te vinden, dat deze naar het zuiden gedirigeerde Germaanse stammen dit hoge zonnewezen ‘Michael’ de aartsengel noemen. Ik denk dat we mogen zeggen, dat het nog steeds de zonnekracht is, die in ons hart de kracht wekt van de zonnedeugd moed.

In de jaren die ik als leraar in de Vrije School werkte, werd het Michaelfeest (29 september) ook altijd gevierd met als thema de harte-kracht van de moed.

In de oude liederen van Europese volken wordt Michael als de moedige strijder bezongen.

Laten we niet vergeten dat Michael de kosmisch-goddelijke held is van de deugdkracht van de moed, welke zetelt in ons hart.

.

W.F.Veltman, Dit artikel verscheen eerder in VRIJE OPVOEDKUNST, sept 2016.
Voor plaatsing op deze blog werd toestemming verleend.
.

Michaëlalle artikelen

Michaëlsliederen

Jaarfeestenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeldMichaël       jaartafel

.

1694-1588

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (48)

.

Michaelstijd, Michaelsfeest

Onze tijd is een periode in de geschiedenis van de mensheid, die de meest flagrante paradoxen vertoont. Wanneer we voorbeelden daarvan vinden, gaat wellicht een gedachte in ons opkomen, welke een richtlijn zou kunnen geven voor het vraagstuk, hoe we bewust kunnen bijdragen aan een verandering ten goede in de wereldsituatie, die heden immers zo onhanteerbaar en zonder uitzicht lijkt te zijn.

Voorbeeld

Er is een opvallende tegenspraak van verdeeldheid en eenwording, van eigengereidheid en saamhorigheid. In geen enkel voorafgaand tijdperk was er een zo grote onenigheid binnen kleine en grote groeperingen van mensen, tegelijkertijd met wat we in een bepaalde zin ‘globalisatie’ noemen.

Wanneer we ‘globalisatie’ als algemeen menselijke aarde-eenwording, en daartegenover ‘verdeeldheid’ als mondig-wording van de individuele mens herkennen, dan beseffen we, dat deze tendenties, schijnbaar zo tegengesteld, beide hun goed recht hebben en gelijkelijk tot positieve resultaten gebracht zouden moeten worden.

Als je deze paradoxale bewegingen in hun ontwikkeling volgt, begrijp je wel dat we hier niet met een natuurlijk, een mechanisch of chemisch proces te maken hebben, evenmin met krachtwerkingen van economische aard, maar met een psychisch-geestelijk proces.

Waar komt zo’n proces dan vandaan? Wie of wat is de ‘motor’ van dergelijke veranderingen in de mensheid?

leiding

Tot in de late Middeleeuwen waren er nog mensen in Europa die, puttend uit oude wijsheidsbronnen, een concreet antwoord daarop konden geven.
Een daarvan wil ik noemen. Het was een abt van een klooster in Duitsland. Zijn naam luidt: Johannes Trithemius van Sponheim (1462-1516). Deze Trithemius schrijft over historische tijdperken onder de geestelijke leiding van aartsengelen (hij noemt ze ‘intelligenties’) van de zeven planeten.1
Hij noemt ze ook bij naam met de bijbehorende planeet:

Michael – Zon
Gabriel – Maan
Raphael – Mercurius
Anael – Venus
Samael – Mars
Zachariel – Jupiter
Oriphiel – Saturnus

Elk van deze aartsengelen geeft leiding aan een tijdvak van ruim driehonderdvijftig jaren. Zij wisselen elkaar af, volgen elkaar op en wanneer de kring van zeven is gesloten, herhaalt zich de opeenvolging in dezelfde volgorde als voorheen. Deze is:

Michael – Zon (als planeet beschouwd)
Oriphiel – Saturnus
Anael – Venus
Zachariel – Jupiter
Raphael – Mercurius
Samael – Mars
Gabriel – Maan

Dus niet de volgorde van de weekdagen, maar de afwisseling van binnenplaneten en buitenplaneten, terwijl de serie begint met Michael, de Zon.

Het moderne, door Rudolf Steiner ontwikkelde spiritueel-wetenschappelijke onderzoek bevestigt deze overlevering, welke natuurlijk in de materialistische eeuwen, volgend op de Middeleeuwen, volledig was verdwenen.

Gelijke trekken

Wanneer je nu niet zo onverstandig bent deze mededeling over een geestelijke leiding van historische tijdvakken als fantasterij naast je neer te leggen, maar als je de zaak eens nader wilt bekijken, dan ontdek je kenmerkende trekken van een tijdvak, nieuwe kwaliteiten in de cultuur, in dit geval van Europa. Als je dan het overeenkomstige tijdvak van een gepasseerde serie van zeven beschouwt, vind je daar gelijke trekken.

De moderne spirituele wetenschap levert ons het inzicht, dat een Michael-(zonne-)tijdperk is ingetreden in het jaar 1879 AD en als we een hele serie teruggaan, komen we in het voorafgaande Michaeltijdperk, dat wil zeggen in de bloeitijd van de antieke Helleense cultuur. Het is ook de tijd waarin Gautama Boeddha in India leeft en andere grote wijzen in het Aziatisch gebied.

Als we de cultuur van Hellas als een geboortemoment beschouwen van wat nieuw in de mensheidsgeschiedenis gaat optreden, dan vinden we het ontstaan van een wetenschap die op het menselijke denken, op intellectualiteit berust. En een eerste vorm van expansie die saamhorigheid en niet onderdrukking betekent: de impuls van Alexander de Grote onder invloed van zijn leermeester Aristoteles. In het gigantische wereldrijk dat Alexander veroverde, stichtte hij overal ‘Alexandrieën’, cultuurcentra, waar de Griekse wetenschap als verbindend cultuurelement van west tot oost zich kon ontwikkelen. Je zou dit een kosmopolitische impuls kunnen noemen.

Daarvoor moest eerst het nationalistische, de tendens van ‘bloed en bodem’ (zo sterk in Sparta), worden overwonnen: de Griekse stadstaten verloren hun ‘nationale’ zelfstandigheid en gingen op in het Macedonische rijk.

Tegenwerkende krachten

Doch hierin werken tegenwerkende krachten die uit een voorafgaand tijdperk [2] stammen, en deze werken veelal in boosaardige zin. We denken aan de zogenoemde apartheid, aan het nazidom, aan alle nog overvloedig voorkomende verschijnselen van racisme en bekrompen nationalisme. We hoeven ook niet lang te zoeken om de metamorfose van een ‘Romeins’ overheersingselement te herkennen. Daar wil ik hier nu niet op ingaan.

Tussen twee Michaeltijdperken met interessante gelijksoortige kenmerken is echter ook een diepgaand verschil ten gevolge van de komst van Christus op aarde. Daarmee samenhangend is de leiding van deze aartsengel ook ingrijpend veranderd. Hij die tevoren de hemelse hoeder van de denkkracht was, heeft dit vermogen uit handen gegeven. Het is aan de menselijke vrijheid overgeleverd om in ons bewust de saamhorigheid als ‘globalisatie van de onzelfzuchtigheid’ na te streven. Aan ons ‘eigengereidsprincipe’ wordt dus een zware eis gesteld.

In de Griekse tijd waren de om de vier jaar gehouden Olympische Spelen de diep indrukwekkende, in absolute saamhorigheid gehouden, bovennationale ontmoetingen. Dat kon zo zijn, omdat de Griekse stammen, stadstaten, aan de bodem gebakken, eigengereide eenheden, toch allemaal dezelfde goden hadden. En deze goden hielden in zekere zin beschermende handen over dit heilige gebeuren. Griekse atleten die als overwinnaars uit de Olympische wedstrijden naar voren traden, werden in alle Griekse steden en koloniën geëerd, niet als nationale helden, doch als begunstigden-door-de-godheid, die immers bovennationaal was.

Michaelsfeest

Mijn gedachte is, dat we zouden moeten komen tot een mensheids-Michaelsfeest, bijvoorbeeld om de drie jaar, een ontmoeting van volken en individuen. Een feest niet zozeer om te presteren, maar om te ontvangen. Geen internationaal gebeuren, maar een algemeen-menselijk beleven door de ontmoetingen met het kleurrijk Andere, door muziek, dans, volkssprookjes en historische beelden van een volk, door schetsen van grote figuren in de kunst, literatuur, wetenschap, kernmotieven van offerbereidheid, van humor en hulpvaardigheid, van schoonheid, wijsheid en goedheid. Het hoeft niet allemaal rozengeur en maneschijn te zijn, het lijden is immers ook een intrinsiek element in het individuele lot van de mens en het groepskarma van een volk. Het moet wel waarheid zijn! Dit soort bijeenkomsten zou natuurlijk niet door overheidsinstanties, evenmin door nauwelijks doorzichtige federaties of commissies, of belangengroepsorganisaties georganiseerd of gemanipuleerd moeten worden. Wanneer in de verschillende landen zogenoemde
Europahuizen, waarvan er al enkele zijn, zich zouden vestigen en ontwikkelen, dan zou van deze ‘huizen’ de oproep tot een Michaelssamenkomst om de drie jaar kunnen uitgaan.

In deze huizen wordt gewerkt aan een nieuw denken, aan nieuwe gedachten en overeenkomstige werkwijzen betreffende natuur, opvoeding en onderwijs, land- en tuinbouw, geneeskunst en sociale structuren.

Daar moge de gezindheid zijn van een diepe religiositeit zonder kerkelijke beperkingen, een devotie en tolerantie van vooral veel humor als grondslag van een beweeglijke eigenwaardigheid. En het allerbelangrijkste: een onvoorwaardelijk streven naar waarheid.

1 Johannes Trithemius (1462-1516) abt van het Benedictijner klooster te Sponheim. Hij schreef onder andere: De septem intelligentiis libellus het boek over de zeven planeetgeesten.

2 Als we vanaf 1879 AD terugrekenen, een tijdperk van 354 jaar, dan zien we in dit Gabriel-Maan-tijdvak, waarin juist het bloed-, ras-, en volksgebonden principe zo duidelijk werkt, het ontstaan van Europese ‘naties’. Dit woord komt van (Latijn) nascor, natus, geboren worden.

W.F.Veltman, Dit artikel verscheen eerder in VRIJE OPVOEDKUNST, sept 2012.
Voor plaatsing op deze blog werd toestemming verleend.

.

Michaëlalle artikelen

Michaëlsliederen

Jaarfeestenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeldMichaël       jaartafel

.

1690-1585

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (47)

.

Michaël en het Christusbewustzijn

Wie is Michaël?

Michaël is van oudsher de belangrijkste aartsengel en de tijdgeest van onze tijd. Hij is de boodschapper van Christus. Hij is zijn ‘aangezicht’ of zoals Rudolf Steiner zegt: ‘Michaël is the ambassador of Christ’ (Uit: Michael, the messenger of Christ, Londen 2 mei 1913).

Michaël roept als boodschapper van Christus op tot levend denken, bewust handelen, moedig en liefdevol leven. Michaël betekent: ‘Wie is als God?’ Dat houdt een vraag in, een oproep en een uitdaging. Het lijkt me niet dreigend bedoeld, maar uitnodigend: kijk diep in jezelf naar je eigen goddelijkheid en laat deze Vonk zien aan jezelf en anderen; ontplooi je geestelijke kern, de tweede mens in jezelf. In Steiners ‘Michaëlsbrieven’ staat dat Michaël de meest zachte liefdeskracht vertegenwoordigt. Dat vind ik fascinerend: de aartsengel met het zwaard die vecht met de Draak en die onze harten ‘weegt’, kent de meest tedere en zachte liefdeskracht! Deze kwaliteiten sluiten elkaar kennelijk niet uit; integendeel: intense tederheid en kracht kunnen in spirituele zin goed samengaan. Om deze twee vermogens te verbinden is echter veel moed en authenticiteit nodig en dat is nu precies datgene wat van de mens anno 2013* gevraagd wordt.

Wat is het Christusbewustzijn?

In het esoterisch christendom en in de gnosis wordt gesproken over de goddelijke Vonk in elk mens. Als deze goddelijke vlam gaat branden als een vuur, verdwijnt het egoïsme en wordt de tweede mens in de ziel gewekt. Deze hogere mens is er altijd al, maar ‘slaapt’. Als deze tweede mens eenmaal gewekt is, kan een nieuw bewustzijn ontstaan, een hoger bewustzijn, waarin het goddelijke van de mens zich ontplooien kan. Ik noem dit bewustzijn het ‘Christusbewustzijn’.

Het Christusbewustzijn is een begrip dat al heel oud is

Het duidt op het hoogste universele bewustzijn dat er op de wereld bestaat. In de mens Jezus is dit bewustzijn tot volledige ontplooiing gekomen en daarom wordt Jezus ‘de Zoon van God’ genoemd. Bij de doop in de Jordaan daalde het Christuswezen, het hoogste Goddelijke Wezen, neer in de mens Jezus. Door de komst van Christus, de Logos, naar de aarde is voor elk mens dit goddelijk bewustzijn te bereiken. Christus bracht de volle liefde naar de aarde en verbond zich met het lot van de mensheid.

In vrijheid kan nu elk mens zijn of haar weg gaan naar dit hogere bewustzijn. De eerste stap is te beseffen dat we geestelijke wezens zijn en onze oorsprong derhalve te vinden is in de geestelijke wereld. Op aarde mogen we wonen, maar we zijn niet van de aarde!

Het gaat dus in deze tijd om het voorzichtig en vol liefde ontplooien van het hogere bewustzijn. Dat dit op een geleidelijke en verantwoorde manier moet gebeuren, is duidelijk: van de geboorte tot het volwassen worden moet deze ontwikkeling door ouders en leraren begeleid worden. Een rijk en zuiver gevoel, een helder zelfstandig denken en een sterke wil zijn kwaliteiten die in de opvoeding en het onderwijs voorop horen te staan. Later, in het voortgezet onderwijs kan daar bewustwording en zelfreflectie bijkomen, evenals het bewust ontwikkelen van sociale vaardigheden, die op eigen inzicht en moreel besef gebaseerd zijn.

v.d Weyden
Christus staat hoger afgebeeld dan Michaël

Het belang van de liefde

De belangrijkste opdracht die Jezus Christus aan de mensheid geeft, zijn enige ‘wet’, is het ontwikkelen van waarachtige liefde. De mensen moeten ‘geesten van de liefde en de vrijheid’ worden. Uiterst zinvol is daarom de vraag over welke vermogens iemand moet beschikken om een ander werkelijk te kunnen liefhebben. Deze vermogens wekken is dus ook de belangrijkste opgave die Michaël ons geeft. Ik citeer hier een uitspraak van Steiner:

“De mens die kan liefhebben, moet volledig zelfbewust zijn; hij/zij moet volkomen zelfstandig zijn. Geen enkel mens kan een ander liefhebben in de diepste zin van het woord wanneer deze liefde niet een vrije gift is aan die andere mens. Mijn hand houdt niet van mijn organisme. Alleen een wezen dat zelfstandig is, dat afgescheiden is van andere wezens, kan deze liefhebben. Daartoe moest de mens een Ik-wezen worden. Van het grootste belang voor het ontwikkelen van de liefde is dus het ontwikkelen van een zelfstandig Ik. (Uit: ‘Het evangelie naar Johannes’, blz. 55-56).”

De opvoeding van het zelfstandig ik

Uit bovenstaande blijkt hoe essentieel het is dat we de jeugd (en onszelf) opvoeden tot zelfstandigheid en vooral tot het zelfstandig en authentiek durven denken. Het ‘out of the box’ kunnen denken wordt steeds belangrijker, omdat het eigen ik hierbij in sterke mate betrokken is. Natuurlijk moet de jeugd kennis maken met de traditionele denkbeelden, maar de kroon op de opvoeding bestaat eruit dat het zelfstandig oordeelsvermogen gevormd wordt en dat de jonge mens een ‘vrijdenker’ kan worden, in het verlengde van zijn of haar eigen, goed ontwikkelde geweten. Het gaat er bovendien om de volledige vrijheid van de mens te ontwikkelen, niet alleen in het denken, maar in de hele mens: zijn denken, voelen en willen. Daar komt in onze tijd, de tijd van Michaël, nog een vierde vermogen van de ziel bij: het (zich) bewust kunnen worden.

Het gaat in de opvoeding echter niet alleen om het vergaren van kennis en wijsheid, het leren van het zelfstandig en levendig denken en het komen tot een zelfstandig oordeel, maar ook om het voeden van het gevoel, het verrijken van het gevoelsleven door bijvoorbeeld kunstzinnige activiteiten, toneel, koor of het luisteren naar verhalen met een diepe betekenis, zoals de verhalen uit de wereldliteratuur: van sprookjes tot Faust en van heiligenlevens tot de ridders van de Ronde Tafel en Parzival. Op latere leeftijd (17 à 18 jaar) moet ook ‘duistere’ literatuur aan de orde komen, zoals Dantes Divina Commedia, de werken van Dostojewski of de Faust van Goethe, waarin de mens worstelt met de grote innerlijke vragen van goed en kwaad. Deze verhalen en de gesprekken die er onlosmakelijk bij horen, voeden de ziel. Het is alsof de adolescent zelf dit alles doorleeft, alsof hij/zij de levenslessen leert die in deze machtige werken verborgen zijn. Ook het vormen in alle rust van de wil door de kunsten en de verschillende vormen van handvaardigheden is van groot belang. We leven nu eenmaal in een tijd waarin het gemak de mens dient en waarin alles instant is en snel verkregen kan worden. De maaltijd uit de magnetron staat zo op tafel, het antwoord op een bepaalde vraag is zo opgezocht op google en het werkstuk voor een of ander vak is snel bij elkaar gesprokkeld van internet. Allemaal niet erg en ook heel efficiënt op zijn tijd, maar iedereen moet wel leren zich diepgaand met iets bezig te houden. Het vlechten van een mand, het maken van een kruk of het inbinden van een boek zijn ambachten die zich prima lenen voor het oefenen van geduld, precisie en het opgaan in een opdracht. De wil wordt getraind en de handen worden snel, accuraat en ‘handig’. Schilderen en boetseren verdiepen het beleven van stilte en schoonheid, van het gedurende langere tijd bij jezelf kunnen zijn en blijven.

Het vrijeschoolonderwijs

De lezer begrijpt inmiddels wel, dat ik een pleidooi houd voor het vrijeschoolonderwijs, waarbij deze aspecten veel aandacht krijgen. Zelf geef ik al meer dan 35 jaar les in Nederlands, (wereld)literatuur en filosofie in de bovenbouw en ik ben ervan overtuigd dat het stap voor stap en diepgaand vormen van de eigen identiteit van het grootste belang is voor het ontwikkelen van een liefdevol bewustzijn. Op school en thuis moet je leren dat het belangrijk is dat je je kunt inleven in een ander en dat je respect hebt voor elkaar, dat iedereen zijn of haar gevoelens in alle volheid mag leren kennen en ontwikkelen en dat je plezier kunt beleven aan het zelf mooie, kunstzinnige dingen maken. Ook het bij de kinderen ruim aandacht besteden aan de manier waarop de dingen gedaan of gezegd worden, het leren opkomen voor het eigenbelang en het leren ‘sorry’ zeggen, zijn onmisbare uitgangspunten in elke opvoedingssituatie.

Mediteren in de klas?

Wat verder nodig is, is het zich kunnen verbinden met de stilte in het eigen innerlijk. Door meditatie komt een diepere verbinding tot stand met de wijsheid van jezelf en de kosmos. Op scholen zou in deze tijd aan het begin van elke dag heel goed door de leerlingen en leraren gemediteerd kunnen worden. Dit zou twee of drie minuten, aansluitend aan het zeggen van de ochtendspreuk, kunnen gebeuren.

Drie oefeningen voor het bewustzijn

In onze tijd is het vergroten van een (liefdevol) bewustzijn dus erg belangrijk. Er zijn hiervoor aparte oefeningen te doen, een soort ‘vingeroefeningen’, net zoals je die doet bij het goed leren pianospelen. Deze oefeningen zijn uitsluitend bedoeld voor leraren en opvoeders, omdat bij hen de basis voor de bewustzijnsziel al stevig genoeg is. Bij leerlingen kan beter in algemene zin en stap voor stap (passend bij de leeftijdsfase) aan bewustwording gewerkt worden. Hieronder geef ik drie oefeningen:

Het bewust vergroten van het inlevingsvermogen:

Maak jezelf vredig en stil. Ga desnoods eerst even mediteren of een kleine wandeling maken. Leef je dan ongeveer tien minuten vol liefde en met je hele hart in iemand in. Kies eerst een persoon van wie je houdt: Waar is hij of zij nu? Wat doet hij of zij? Wat voor een leven leeft die geliefde persoon eigenlijk? Blijf altijd in vrede en diepe stilte bij jezelf, maar richt je volledige aandacht op die ander. Dit vergt bewustzijnskracht, omdat je je niet mag verliezen in die ander. Het is ook niet de bedoeling dat je zijn of haar problemen tot de jouwe maakt. Kijk vol mededogen, maar besef dat het niet jouw problemen zijn. Als het je lukt een geliefde persoon op de juiste wijze in je bewustzijn te dragen zonder dat je jezelf opdringt en zonder dat je in de vrijheid van de ander treedt, kun je iemand nemen die verder van je weg staat. Dank na afloop in gedachten de ander en sluit in alle rust af. —De bewuste zelfoverwinning: Kies met liefde en met binnenpret (een knipoog naar jezelf en je makkers) iets van jezelf waarvan je vindt dat er verandering in moet komen. Probeer een zelfoverwinning te behalen en verander dat ‘vervelende karaktertrekje’ of die ‘vervelende karaktertrek’ zo goed mogelijk. Wees mild voor jezelf, maar probeer het elke dag opnieuw. Ook bij deze oefening wordt weer een sterk appel gedaan op de activiteiten van de bewustzijnsziel: Wat kies je uit? Wanneer gebeurt het? Welke weerstanden kom ik tegen? Probeer juist bij deze oefening je oordelen terug te houden. Vergeef jezelf direct als je het weer doet. Lach erom en probeer het opnieuw: op een dag lukt het je! Blijf mild en wees trots als het een keer lukt.

—De bewuste liefdevolle dood: Doe regelmatig iets uit liefde voor een ander of voor de wereld. Zorg ervoor dat je daad zo belangeloos mogelijk is. Als je dat moeilijk vindt, oefen je weer eerst op je dierbaren: verras hen en verwen hen eens exorbitant of op subtiele wijze. Zeg of schrijf eens aan je dierbaren dat je van hen houdt en vind het dan niet erg als er geen antwoord komt. Iemand moet ooit ergens beginnen, toch? Doe het niet omdat anderen je dan aardig vinden of omdat je er zelf beter van wordt. Doe het gewoon omdat liefdevol leven daarom vraagt. Het mag ook iets heel kleins zijn, als je het maar met bewustzijn doet.

Tot slot een (eigen) parafrase van een spreuk van Rudolf Steiner die de oproep van Michaël in mijn ogen prachtig verwoordt:

Wij, mensen van deze tijd,
moeten op de juiste manier leren luisteren
om de Roep van Michael te kunnen horen:
‘Mens, word wakker in de geest!’

Dit artikel verscheen eerder in VRIJE OPVOEDKUNST, herfst *2013

Hier geplaatst met toestemming van de auteur, Daniëlle van Dijk

Dit artikel is gebaseerd op haar boeken:
Het Christusbewustzijn; een moderne inwijdingsweg,
Maria Magdalena, vrouw naast Jezus; een zoektocht naar het verborgen christendom.
(Meer informatie op haar website): Daniëlle van Dijk,
danielle-vandijk@hotmail.com
(voor aanvraag van lezingen en deelname aan haar meditatiewerkplaats)

Interview met Daniëlle van Dijk

Rudolf Steiner:
GA 26 Leitsätze
Vertaald: Kerngedachten (Michaëlsbrieven)
GA 103 Das Johannesenvangelium
Vertaald

Michaëlalle artikelen

Michaëlsliederen

Jaarfeestenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeldMichaël       jaartafel

.

1689-1584

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (46)

.

ER ONTSTOND EEN STRIJD

‘ES ERHUB SICH EIN STREIT’

Dit keer een doorverwijzing naar de achtergronden van Bachs cantate nr. 19

Ook cantate 149 is een Michaëlscantate:

men bezingt met vreugde de overwinning

MAN SINGET MIT FREUDEN VOM SIEG

Cantate 149

Michaëlalle artikelen

Michaëlsliederen

Jaarfeestenalle artikelen

VRIJESCHOOL in beeldMichaël       jaartafel

.

1687-1582

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (45)

.

Michaëlstijdperk

– storm in de engelenweek

Herfst. De kinderen zingen gloedvolle Michaëlsliederen in de warme hal, buiten blijft het elke ochtend iets langer donker. Nog een paar najaarsstormen en er is niets meer over van de mooie zomertooi…

Ook in het groot stormt het. Sinds begin vorige eeuw lijkt er zelfs wel een grootscheepse verbouwing gaande. Een wereldherfst – waarbij oude vertrouwde vormen en normen als blaadjes van de bomen waaien. Wat gebeurt er allemaal? Waarom gaan de huidige veranderingen zo snel en zijn ze zo radicaal?

Vanuit de antroposofie kan je daar een interessant licht op laten schijnen met de
‘engelenweek’ – een kosmische kalender waarin elke ‘dag’ een heel tijdperk bestrijkt onder leiding van een aartsengel. Wij leven volgens die kalender nu in een Michaëlstijdperk – een stormachtige periode die een kanteling inhoudt voor de hele mensheid.
Fasten your seat belts!

In de westerse esoterische traditie spelen aartsengelen een belangrijke rol. Ze staan bekend als beschermers van helden, profeten en volken. Je kunt ze ook zien als levende, archetypische krachten die telkens een noodzakelijke inspiratie in de wereldcultuur brengen. Aartsengelen wisselen daarbij de wacht, zegt Rudolf Steiner.

Zeven in getal, ze volgen elkaar op als kosmische weekdagen. Om de ongeveer 360 jaar waait er een nieuwe wind, waardoor de mensheid een volgend ontwikkelingsstadium binnengaat.
Waar zitten we nu, op de engelenkalender? Gisteren was het nog maandag – onder Gabriël. Omdat de kalender terugloopt, net als het lentepunt, is het vandaag dus zondag.
Die begon aan het einde van de negentiende eeuw, met het aanbreken van een
stormachtige periode onder leiding van de aartsengel van de zon: Michaël.

Oversteek

De beurt is dus nu aan de aartsengel Michaël.
Na zo’n 2500 jaar, (zeven tijdperken van 360 jaar), is het weer zondag op de engelenkalender. Kosmisch gezien is de week dus weer rond.
Maar kosmische zondagen zijn alles behalve ingetogen en stil.
Een Michaëlstijdperk betekent onrust, verwarring, maatschappelijke omwentelingen, oorlogen en crisis, naast ‘messiaanse’ verwachtingen van een ‘nieuwe tijd’. We staan als mensen dan ook opnieuw voor een belangrijke oversteek.
Het gaat daarbij om een brug tussen twee schijnbaar tegenstrijdige werelden – om de stap van een beperkt materieel bewustzijn naar een groter spiritueel bewustzijn.
Tijdens de vorige kosmische zondag, 2520 jaar geleden, of ‘vorige week’ in aartsengeltermen, werd de roerige Michaëlsperiode gekenmerkt door grote volksverhuizingen, oorlogen, ineenstortende wereldrijken en ingrijpende bewustzijnsveranderingen.
De grote Griekse filosofen ontdekten het hoger menselijk kenvermogen, Boeddha vond de weg naar het mededogen en de verlichting en de grote profeten Jesaja, Jeremia en Daniël voorspelden de komst van de Messias. Alles stond in het teken van de verwachting van iets ‘nieuws en groots.’ In de rustige periode daarna (een Orifiëlperiode) werd in Palestina Jezus geboren. Hij plantte een universeel, menselijk liefdesbewustzijn, en daarmee ook de kiem van een maatschappelijke vernieuwing. Christus (hoogste genius van diezelfde Jezus) heropende vervolgens de poort naar de goddelijke bron voor ieder mens, ongeacht spirituele rang, afkomst of sekse. Ons wordende mensen-ik kon na een lange persoonlijke weg bewust bij de Vader terugkeren. Dat betekende, na het oplossen van de menselijke identiteit in Nirwana als hoogste mogelijkheid, weer een grote spirituele omwenteling.

Paradigma shift

Zoiets staat nu weer te gebeuren. Het Palestina van toen ligt vandaag echter in het innerlijk van de individuele mens. We wachten op de geboorte van ons hoger Zelf. Dit Zelf is onze ware identiteit, ons stralende ‘zonnewezen’ dat altijd in contact is gebleven met de goddelijke oerbron. Als die kern ontwaakt, gaan er ‘wonderen’ gebeuren. Dan loop je zomaar over je eigen donkere water en pak je je persoonlijke missie op, om te doen ‘waar je voor gekomen’ bent. Dat kan op alle gebieden, want in een Michaëlsperiode is er ontzettend veel vernieuwingswerk aan de winkel.
Niet dat het allemaal vanzelf gaat. Veel oude structuren uit de voorafgaande
Gabriëlperiode hebben zich ingegraven – en staan haaks op de nieuwe lijn. Een Michaëlstijdperk gaat dan ook over een ware paradigma shift. Enorme tegenstellingen moeten in korte tijd overbrugd worden. Van ego naar eco, van mechanisch kopiëren naar bewust initiëren, van breindenken naar een alomvattend spiritueel bewustzijn – dat is nogal wat. Het verschil tussen maan en zon komt aardig in de buurt als metafoor.
Denken en voelen zullen verbonden moeten worden door de vurige wil om samen te werken, met het oog op een nieuwe tijd.

Verbinden van hoofd en hart

Ons bewustzijn is dus onder druk een flinke transformatie aan het doormaken. We zijn op weg naar het waarnemen van de totale werkelijkheid. Die werkelijkheid omvat ook de wereld achter het direct zichtbare. De geestelijke dimensie kan je pas ervaren als eerst het innerlijke denkvermogen ontwikkeld is – wat iets heel anders is dan het intellect. Het intellect, gezeteld in het fysieke brein, werkt binair, met zwart-wit tegenstellingen – en verloopt automatisch over gebaande paden. Het is gebaseerd op zelfbehoud en daarmee op angst. Het levende denken onderzoekt moedig en aanschouwelijk het onbekende. Het kent de tegenstellingen, maar zoekt naar de verzoening daarvan in een hoger potentieel geheel. Dat vraagt onbevangenheid, respectvolle liefde en scheppingsvreugde, ongeveer zoals je dat (onbewust) bij kleine kinderen ziet. De wereld is hier geen blinde machine of wreed roofdier, maar een fijnzinnig en intelligent levend wezen. Een zinvol organisme waar je zelf deel vanuit
maakt.
De mens zal hoe dan ook een perspectiefomslag moeten omarmen nu de oude denkwijze naar de afgrond leidt. De Michaëlskrachten zijn onverbiddelijk als het om onze innerlijke groei gaat. Dan gaat desnoods de hele zaak op de schop. In ons eigen belang.

Michaël als kosmische change manager

En dat zien we nu dus ook gebeuren. De Michaëlische impuls gaat als een bazuinstoot door de wereld. Alles wat de menselijke toekomst niet waardig is, wordt onder onze ogen afgebroken en weggeblazen – de ernstige effecten van ons eigen eenzijdige gedrag.
De ecologische, economische, sociale en morele crises laten zien dat er iets niet klopt aan onze huidige paradigma’s.
Veel van wat in de afgelopen Gabriëlperiode materieel tot stand is gebracht aan intellectuele zekerheden, luxe, technische wildgroei en onevenwichtig verdeelde welvaart zal moeten worden losgelaten. Een abstract darwinistisch wereldbeeld, gebaseerd op biologische overlevingsmechanismes als het recht van de sterkste, staat op het punt te verkruimelen. Het puur mentaal georiënteerde bewustzijn staat binnenkort buiten met lege handen, zonder innerlijk vuur of voedsel voor de ziel.
Michaël wil voorkomen dat wij als mens vastlopen. Hij blaast ons dus uit ons lauwe bed en spoort met grote kracht aan tot handelen. Als hemelse aanvoerder is hij ook de aartsengel van de wil en de actie. Er moeten lichtende toekomstideeën verzameld en uitgevoerd worden. Maar zolang al dat ‘doen’ nog niet gekoppeld is aan innerlijk besef, zien we vooral veel activiteit – in tomeloze bouwwoede, reisgekte, handelkoorts, veranderdrift en vernieuwingszucht. De wereld heeft zichtbaar moeite met haar ommezwaai van een materialistisch naar een innerlijk ankerpunt, ook al is het Gabriëltijdperk allang voorbij. Daarbij gaat het niet om het wegwerpen van alles wat geleerd werd in het afgelopen tijdperk. Onze ontdekkingen op het wetenschappelijke, intellectuele en materiële vlak moeten echter gebalanceerd worden met het rijk van hart en ziel. Zo delen we bijvoorbeeld als mensheid onze lichamelijke afstammingslijn wel met het dier, maar geestelijk stammen we daar niet van af. Een cultuur die de dimensies van liefde en moraliteit fundamenteel uitsluit van de zogenaamde ‘werkelijkheid’, maakt uiteindelijk een beest of machine van de mens. De sociale toepassing van Darwin’s biologische ontdekkingen zijn het treurige gevolg van de eenzijdige gerichtheid op het stoffelijke.
Die schijnbare storm van tegenstellingen tussen het fysieke en het geestelijke kunnen we echter leren verzoenen. Nieuw land, vaag zichtbaar vanuit het tollende kraaiennest.

De waarheden van het verstand

Om naar nieuw land te kunnen navigeren in de storm moet je eerst weten waar je bent.
Onder leiding van Gabriël sloot de spontane toegang tot de hogere werelden zich, om de mens zelfstandig te leren denken. Deze begon – nu zonder de hulp van de ‘goden’ – zijn situatie eens goed onder de loep te nemen. Hij stond alleen, in een onttoverde wereld en werd als het ware wakker op het aardse plan. De natuurwetenschappen, die de wereld beschreven aan de hand van waarneembare verschijnselen, ontstonden, Newton liet het heelal zien als een mechanisch uurwerk, Darwins volgelingen stelden een evolutietheorie op die de mens in een rechte afstammingslijn met de aap plaatste.
Deze gedachten – want dat waren het – werden als harde feiten door het jonge bewustzijn omarmd. Alleen het fysieke bestond! In een Gabriëltijdperk lijkt de materiële wereld absoluut. Daardoor kan het intellect zich ontwikkelen, maar blijft het innerlijk begrip van de wereld beperkt tot het materiële. Zo raakte de mens geleidelijk gevangen in een schijnbaar onverschillige evolutie, binnen een zinloos en mechanisch heelal. Hij had vrij spel met zijn wetenschap, maar stamde plotseling af van het dier in plaats van de goden. Wat de mens vroeger vanzelfsprekend ‘God’ noemde viel zelfs helemaal uit elkaar – als hij nu naar de hemel keek, zag hij een koude, inktzwarte ruimte vol eeuwig draaiende bolletjes. Friedrich Nietzsche, de getergde filosoof van het nihilisme dat de nadagen van het Gabriëltijdperk kenmerkte, vatte de toestand samen met de droevige mededeling ‘God is dood’.
Zelfstandiger kon de mens niet worden.

De ontketende krachten van de wil

Zolang de poorten van de geestelijke wereld nog gesloten waren, bleven de materiële gedachten wat ze waren: gedachten. Maar bij de dageraad van het Michaëlstijdperk, rond 1880, werd de hemelpoort als het ware opnieuw geopend. Een enorme geestelijke kracht vloeide plotseling binnen in het wilsgebied van de mens. Een storm van gebeurtenissen was het gevolg en de heersende gedachten werden realiteit. In korte tijd veranderde de wereld van een dromerig dorp in een stampende, industriële metropool.
De wil is een ‘magisch godengeschenk’ dat ons in staat stelt daadwerkelijk onze eigen wereld te scheppen. Maar we ontketenen daarbij ook krachten die we nog niet in de hand hebben. Dat werd goed zichtbaar in de afgelopen eeuw. De materialistische denkbeelden die overal hadden postgevat waren relatief ongevaarlijk zolang het mensenverstand er nog niets mee kon doen. Michaëls wekroep zet de mens echter aan tot direct geïnspireerd handelen. Het is daarbij aan ons, waardóór we onze ontwaakte wil laten aansturen. Is je ideaal geworteld in vrijheid en de liefde of in controle en zelfzucht? In mededogen of in macht? Wat we de afgelopen eeuw vooral hebben gezien, is de koppeling van het koude, abstracte verstand aan de toekomstgerichte wil.
Die combinatie had de stormachtige ontwikkeling van de techniek tot gevolg, zonder oog voor de noden van de ziel of de aarde. Als de wil slechts materialistische denkbeelden in ons ontmoet, worden er ontmenselijkte werelden geschapen – die elkaar ook weer mechanisch vernietigen.
Intussen moet de mens als kleine tovenaarsleerling maar zien te overleven in zijn zelf opgeroepen hel.
Zo voltrokken zich de verschrikkingen van de twee wereldoorlogen, vervolgingen en genocide met als sinistere climax de atoombom. – een demonische, dodelijke versie van de zon; wetenschappelijke creatie van een inmiddels zélf occult geworden materialisme.
De technische mogelijkheden leidden de wereld tot de rand van de afgrond, waaruit uiteindelijk dit ‘beest’ oprijst. Tegelijk werden er ook diepe inspiraties in de wereld gebracht, die de mens weer naar zijn hogere natuur wendden.
Rudolf Steiner, een Michaëlische denker en doener pur sang, slaagde erin om te midden van de chaos die inspiraties in maatschappelijke hervormingen om te zetten, zoals de vrijeschool en de biologisch-dynamische landbouw.
De antroposofie is van oorsprong dus een vernieuwingsbeweging en is dat nog steeds, ondanks interne en externe ‘maankrachten’ die de nieuwe, levende stroom proberen tegen te houden.

Verzoeningskrachten

Als hoofd en hart elkaar in het menselijke midden echt ontmoeten en leren begrijpen, hoeven we de non-keuze tussen naïef geloof of een materialistisch wereldbeeld niet meer te maken. De verzoeningskrachten zullen het scheppingsfundament van de liefde steeds meer zichtbaar maken, ook sociaal, als levende spirituele ruimte tussen de mensen. Daarin kan veel goeds geschapen worden.
Het omploegen van de wereldakker is nu al een flinke eeuw gaande – en de kluiten zullen ons nog wel een tijdje om de oren vliegen. Op deze stormachtige zondag worden lichtkiemen in ons gezaaid. We worden opgeroepen om vanuit ons eigen, morele liefdesvuur te handelen. Dat vergt moed, maar de vreugde van het medescheppen is er niet minder om.
Dit is de zevende keer dat Michaël aan het roer staat van de opgroeiende mensheid.
Ook in die zin is deze tijd een sluitstuk. Het doek dat ons van de wereld van de geest scheidt is aan het scheuren. Maar er is niets om bang voor te zijn – Michaël is altijd de heraut van een nieuwe liefdesopenbaring.

Bron:
Het tijdperk van Michaël, de mens op de drempel naar en nieuwe tijd – Emil Bock, Uitgeverij Christofoor, 1986

(Quote Bock: ‘De aartsengel Michaël verschijnt als de grote, inspirerende genius van dit tijdperk. Door hem begint het doek te scheuren, dat ons van de wereld van de geest scheidt. Zo wordt langzaam de taak van de huidige mens herkenbaar: zonder vrees het innerlijke met het uiterlijke verbinden en in het religieuze leven niet meer voorbijgaan aan een helder denken.’)

DE ENGELENWEEK, wat is dat?
De aartsengelen, zeven in totaal, geven om de beurt gedurende ongeveer 365 jaar leiding aan de mensheid. Achtereenvolgens geven Michaël (zon), Gabriël (maan), Samaël (mars), Rafaël (mercurius), Zachariël (jupiter), Anaël (venus) en Orifiël (saturnus) een inspiratie-impuls die samenhangt met hun planeetsfeer. Als alle zeven aartsengelen hun ronde voltooid hebben is er 7 x 360 jaar verstreken, ofwel een astronomisch zonnejaar van 2520 jaar. Vele grote cultuurtijdperken hebben om en nabij die duur gehad.

Met toestemming van de auteur, Maritgen Matter.
Het artikel verscheen in ‘De Seizoener’, herfst 2013

.

Over het Michaëlisch tijdperk

Michaël: alle artikelen

Michaëlsliederen

Jaarfeesten: alle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld: Michaël       jaartafel

.

1686-1581

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (10-2)

.

MICHAËL STELT DE OFFERVAARDIGHEID VAN MOZES OP DE PROEF

Een Hebreeuwse legende

Op een dag kwam er een duif haastig op Mozes, de grote profeet, toegevlogen en ze smeekte hem: ‘Genade, o profeet van God! Een havik zit me achterna, red mij!
Mozes gaf het bange dier een schuilplaats door het meteen onder zijn mantel te stoppen.
Toen kwam de havik aangevlogen en sprak de profeet aan: ‘Ach, Mozes, ik heb zo’n erge honger – ik heb voedsel nodig, mijn jongen ook -, en omdat je nu mijn buit afpakt, doe je mij een groot onrecht.’
‘Wel, havik’, antwoordde Mozes, ‘wil je van mij nu deze duif terug of wil je gewoon wat eten hebben? In het eerste geval moet ik je zeggen dat dit onschuldige dier bij mij bescherming zoekt en dat ik onder geen voorwaarde in zal stemmen met zijn dood. In het andere geval zal ik mijn best doen om je niet met lege handen naar huis te laten gaan.
Toen de havik geantwoord had dat het hem ging om wat voor voedsel dan ook, sneed Mozes van zijn heilige ledematen net zoveel vlees af als een duif weegt en hij wilde het juist aan de havik geven, toen deze tot hem sprak: ‘O, profeet van God, ik ben Michaël en wat je denkt te zien als een duif, is Gabriël. De reden dat we in deze gedaante naar je toe gekomen zijn, is om je grootmoedigheid en je edele gedachten te onderzoeken en kenbaar te maken.’

Met deze woorden verdwenen ze.

.

Deze legende is te vinden in ‘Aus Michaels Wirken‘ van Nora von Baditz

.

Michaëlalle artikelen

.

1685-1580

.

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (5)

.

de hedendaagse strijd van Michaël

Een rijke kindertijd is een bron van rijkdom voor het latere leven.
Feesten die op een mooie manier gevierd zijn, vormen herinneringen aan de kindertijd.
Oeroud zijn de feesten omtrent het keren van de zon in winter en zomer.
Kerst en Pasen werden belangrijke feesten voor het christendom. Met de prachtige gebruiken die in een beeld de zin verduidelijken, maken ze grote indruk op de ziel van het kind.
Het feest voor de herfst, die Michaëlstijd heet, is daarentegen nog een jong feest dat in wording is, omdat nu pas in de ziel van de mens de krachten ontstaan die tot een Michaëlsfeest kunnen uitgroeien. We moeten nog leren dit feest te vieren. Wat een opdracht voor opvoeders die dit toekomstige moeten voorbereiden!

De voorschristelijke feesten waren steeds verbonden met het leven in de natuur; de christelijke feesten horen meer bij het morele leven van de mensenziel. Voor het geestesleven van nu is het een verheven doel het moreel – geestelijke en het zintuiglijke natuurleven waarvan de samenhang voor het menselijk bewustzijn al zo lang gescheiden is, weer met elkaar te verbinden. Het zou een verdieping betekenen in de geschiedenis van het geestelijke wanneer feesten gevierd zouden kunnen gaan worden wanneer beide elementen meegenomen worden: het meeleven met de Christus in het verloop van het jaar en de werking van dezelfde goddelijkheid in de natuur.

De michaëlsdag op de kalender is 29 september.
Het beeld van de aartsengel die de draak overwint, is het grote oerbeeld voor een herfstfeest.
De Bijbel schetst hoe Michaël bij de opstand van de engelen de grote tegenwerker, die draak wordt genoemd, overwint en hem uit de geestelijke werelden verstoot. Hij leeft sindsdien in de zintuigwereld van de aarde als geestelijk wezen

Rudolf Steiner zet uiteen dat de opstandeling in de onschuldige, uiterlijke natuur die een spiegel is van het goddelijke, niet kan leven, maar dat hij een verblijfplaats heeft gevonden in het innerlijk van de mens.
En Michaël voert nu de strijd tegen de draak in het innerlijk van de menselijke natuur verder, wanneer de mens zich met hem (Michaël) verbindt.

De monnik in de middeleeuwen streedt door zelfkastijding en vasten tegen zijn eigen lagere natuur alsof het een draak was.
In de loop der tijden wordt niet alleen de mens anders, maar ook de engelen en de verleidende machten.
Wat kunnen we nu onder de gestalte van de draak verstaan?
Om een werkelijk antwoord op die vraag te krijgen, is het noodzakelijk in te zien dat de verleidingsmachten van twee kanten de mens proberen in hun greep te krijgen. Ze kunnen hem van binnenuit, vanuit zijn ziel bedriegen of van buitenaf, vanuit de zintuigwereld.
‘De begeerte is de wortel van alle kwaad’, zegt de Bijbel. Wie meer wil zijn, dan hij is, wordt eerzuchtig (het Duits heeft hier de woorden ‘Geiz’ en ‘Ehrgeiz’, wie maar wil hebben dan nodig is, zit vol begeerte. Ehrgeiz en Geiz bijv. zijn een uitdrukking van deze dubbele kans om verleid te worden.

De dubbele gestalte van de duivel is op veel middeleeuwse prenten nog te zien in bijv. de slang van het Paradijs die aan de bovenkant de gedaante van een vrouw aanneemrt, aan de onderkant die van een slang. Ook in oude spelen, waarin de duivel de naam Lucifer en Satanas draagt, komt die dubbele natuur tot uitdrukking, bijv. in het Reditiner Paasspel. Daarin wordt getoond hoe die twee elkaar sterker maken. Wanneer de verleiding van Satanas slaagt, zijn er voor Luifer ook nieuwe kansen in de strijd om de mensenziel. Uit het Oosten komen de namen Lucifer en Ahriman.
Heel vaak zijn de beide figuren niet duidelijk van elkaar te onderscheiden, heeft de ene trekken van de andere.
Wat hier in een beeld uitgedrukt wordt, kan psychologisch door waarneming door ieder mens gevonden worden die zelfkennis probeert te krijgen.

De verleiding van buitenaf door de zintuigen heeft er steeds meer toe geleid dat de mens die de wereld waarneemt de geestelijke kant van de natuur is gaan verliezen.
Tegen dit gevaar hoefden de mensen die in wat in de natuur werkzaam was, nog gnomen en elfen waarnemen, vroeger niet te strijden.
Voor nu ligt hierin een opdracht.
De wereldmacht die met de slang omschreven wordt, heeft zijn werking er steeds op gericht de mens uit het paradijs van zijn geestelijk thuis te verdrijven en hem alleen voor waar te laten houden  wat hij in de zintuigwereld ziet.
Nu vandaag de dag de uiterlijke kant van de zintuigwereld uit en te na onderzocht is, is het innerlijk van de natuur voor de beleving van de mens verloren gegaan. Er is heel veel inspanning nodig om de weg daartoe weer terug te vinden en bij de inspanning hoort moed.

Dat is heden de strijd van Michaël tegen de draak.

Vroeger konden de natuurwezens met de mens samenleven. Alle sagen spreken daarover. Zij hebben het samenleven met de mens nodig en krijgen daardoor deel aan geestelijk leven, dat zij alleen niet kunnen hebben. Zij vereenzamen sinds de mens ze niet meer beleven kan. Voor de mens zijn ze dood, maar daardoor zijn ze in de invloedsfeer van de draak gekomen.

Rudolf  Steiner beschrijft de draak in de mens als een ‘bovenzintuiglijk wezen in de wereld van de zintuigen’, dat door zijn bestaan naar zich toetrekt en ermee verbindt ‘wat uit de verten van de natuur naar de mens toestroomt als iets wat bovenzintuiglijk elementair is…., en in plaats dat de mens door wat hij in zijn ziel meedraagt, door zijn gevoel de elementairwezens, bijv. van de planten, verlost uit hun betovering, verbindt hij ze juist met de draak, laat hij ze in zijn lagere natuur met de draak ondergaan’.

Alles wat als een nieuw kennen van de natuur nagestreefd wordt, waarbij de mens niet alleen maar met zijn intellect, maar als totale mens actief is, is een deel van het grote streven, van die strijd die Michaël in de mens met de draak aangaat.
Rudolf Steiner beschrijft hoe de wezens in de wereld er in hun eenzaamheid aan toe zijn: ‘De lelie wanneer ze haar bladeren, met name haar bloembladeren uitvouwt, wacht eigenlijk op iets. Zij zegt bij zichzelf: ‘Er zullen mensen aan mij voorbijlopen, mensen die naar me kijken en wanneer er genoeg mensen hun blik naar me richten, zal ik – dat zegt de geest van de lelie – bevrijd worden van de betovering en kan ik mijn weg in de geestelijke wereld beginnen…..’

Overal in onze omgeving zijn deze elementairgeesten en die roepen eigenlijk naar ons: ‘Kijk toch niet zo abstract naar de bloemen en maak er toch niet van die abstracte beelden van, maar open je hart, je gevoel voor wat er aan geest en ziel in deze bloemen huist! Dat wil zo graag verlost worden uit een betovering, door jullie!
En het menselijk bestaan zou eigenlijk  een voortdurende verlossing moeten zijn van de betoverde elementairwezens in de gesteenten, planten en dieren.”

Ieder mens kan de waarheid van deze bewering ervaren. Die spreekt duidelijk uit wat invoelend de eigen ziel zegt.
Deze strijd van Michaël met de draak is in deze tijd alleen mogelijk, wanneer de mens eraan deelneemt door de manier waarop hij zijn kennis gebruikt. Op de mens en hoe hij zich geestelijk ontwikkelt, wachten eigenlijk alle wezens in de wereld. Wanneer de kennis van de natuur zich verruimd tot kennis van de geest, wordt het verlangen van de elementairwezens aan wie de mens dank verschuldigd is, vervuld.

De sprookjes zijn de beelden van de wegen die de ziel van de mensheid gaat. Het kan niet anders dan dat in veel sprookjes het michaëlsmotief zit.

Dat wordt hier duidelijk bij het sprookje van Sneeuwwitje.

De stiefmoeder heeft Sneeuwwitje, de mensenziel, uit het rijk van de koning, het geestesrijk, verstoten in het donkere bos van het aardse, lichamelijke leven. De jager, die in vele sprookjes als goede helper verschijnt, zorgt ook hier voor een goede wending van wat de koningin zo boosaardig voorstond. Hij doodt Sneeuwwitje niet, maar laat haar leven; d.w.z. op het aardse plan moet haar zelfbewustzijn bewaard blijven. Sneeuwwitje komt bij de dwergen.
‘Wie heeft er van mijn bordje gegeten? Wie heeft er van mijn brood genomen?’ In deze vragen komt tot uitdrukking hoe ieder mens leeft van wat de elementair wezens toebehoort. De dwergen houden van Sneeuwwitje die voor hen zorgt.
Maar de stiefmoeder kijkt in haar spiegel. De spiegel is het voorwerp dat van de natuur aan de zintuigen aanbiedt, wanneer je niet achter de sluier van de uiterlijke verschijningsvorm kan doordringen. Voor de dwergen die Sneeuwwitje nodig hebben, is de menselijke ziel het mooiste wat er voor hen bestaat. ‘O, koningin, u bent de mooiste hier’ (hier in het rijk van de zintuiglijke schijn), zegt de spiegel, ‘maar Sneeuwwitje over de bergen (dat is de grens van de twee werelden) bij de zeven dwergen (bij de elementairwezens) is duizendmaal schoner dan gij”.
De menselijke ziel wordt nog meer door de boze koningin, je kan ook zeggen door de slang of de draak, vervolgd. Eerst snoert de koningin haar in. Het beeld van de insnoering wil zeggen dat de grotere wereld van het zielenleven steeds meer in het lichaam samengedrukt wordt. Als gevolg daarvan valt Sneeuwwitje flauw en is ze blind voor het rijk van de elementairwezens.
Daarna wordt ze met de kam vergiftigd. Het haar duidt op een verbinding van het hoofd met de geestelijke wereld. Het kammen lijkt een beeld voor die kracht van het denken die alles uiteenrafelt (uitkamt) en ordent. Omdat de dwergen Sneeuwwitje en het samenzijn met een menselijke ziel nodig hebben, waarschuwen ze voor de boze koningin, die haar van hen wil scheiden.
Het beeld van het eten van de appel herhaalt op tere manier het Paradijsverhaal waarin nog duidelijk het bewustworden van het eigen lichaam en de zintuigwereld doorklinkt.
In het sprookje wordt de gang van zaken vanuit het beleven van de elementairwezens geschilderd voor wie Sneeuwwitje is gestorven, terwijl ze voor de zintuigwereld wakker wordt. De dwergen en de vogels, je kan ook zeggen heel de elementairwereld, knielt bij haar kist waarin het ‘dode’ Sneeuwwitje ligt. Dat is een indrukwekkend, schokkend beeld. Het is het beeld dat alle wezens in de wereld beleven sinds het denken van de mens intellectueel is geworden, sinds het ‘donkere tijdperk’ aangebroken is.
Met de draak die Michaël doodt, wordt meer het ahrimanische wezen bedoeld. In het Paradijsverhaal en in dit sprookje wordt meer de luciferische kant getoond. Omdat echter beide machten afhankelijk zijn van wat de andere bewerkstelligt, zit in het beeld van de koningin die zielenkracht die zoals de draak dat doet, de blik van de mens op het geestelijke in de natuur verduistert, zodat alleen de buitenkant zichtbaar is.

Michaël helpt de menselijke ziel de matheid van de kennis te overwinnen.
In het sprookje komt de koningszoon bij de glazen kist en verlost Sneeuwwitje van het gif van de appel.
De aartsengel Michaël bezit deze kracht omdat hij de draak overwonnen heeft.
Een overwinning op de draak komt in dit sprooje niet voor, omdat het verteld is vanuit het beleven van de elementairwezens.

Michaël is de bode van Christus.
In het sprookje gaat de koningszoon verder waar de jager mee is begonnen die Sneeuwwitje van de boze koningin redde en haar in het bos vergezelde en haar in de ware zin van het woord, het leven schonk.

.

Elisabeth Klein, Erziehungskunst jrg.18, nr.9/10 1954

.

Michaël: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

.Sprookjes: alle artikelen

.

1682-1577

.

.

VRIJESCHOOL – Is de vrijeschool een antroposofische school? (3-9)

.

over de jaarfeesten
.

Op zijn site LUXIELEN stelt de ex-vrijeschoolleraar, met zeer lange ervaring, Luc Cielen, deze vraag.

Op mijn blog [rechts in de kolom BLOGROLL] staat een linkverwijzing naar een van zijn sites waarop hij vele gezichtspunten over o.a. de praktijk van het lesgeven heeft gepubliceerd.

Hier verwees ik naar hem toen het ging over ‘blokschrift aanleren of niet’, en stelde:
Het is zeer de moeite waard om zijn gedegen uiteenzettingen over de vrijeschoolmethodiek grondig te bestuderen!

Nu heeft Luc zich op zijn site in een reeks artikelen uitgesproken over de vraag of de vrijeschool, in Vlaanderen steinerschool genoemd, een antroposofische school is.

Ik vraag me met hem af: wat is ‘het antroposofische’ in de school, waar vind je het.

Bij het lezen van de pedagogische voordrachten viel het mij op dat Steiner er steeds maar weer op terugkwam dat de vrijeschool geen wereldbeschouwelijke school moet zijn:

Rudolf Steiner over antroposofisch onderwijs

Luc is van mening dat er wél sprake is van ‘antroposofische dogma’s’ en hij geeft er – stand half jan.’18– elf voorbeelden van.

Zijn 9e artikel gaat over:

SCHOOLFEESTEN

Luc begint zijn artikel als volgt:

Een groot pluspunt van de steinerscholen is dat er nog seizoensfeesten gevierd worden. Dat die seizoensfeesten een christelijk karakter hebben, is te wijten aan de eeuwenlange opeising door de christenen die zich deze natuurfeesten hebben toegeëigend. Terwijl in zowat alle onderwijssystemen de seizoens- en christelijke feesten naar de achtergrond verdwenen zijn en vervangen door kunstmatige ouder- en grootouderfeesten en dergelijke, hebben de steinerscholen ze in ere gehouden of in ere hersteld. Waarom? Omdat in de antroposofie Christus een centrale figuur is, wiens kruisdood een essentieel keerpunt is in de aarde- en mensheidsontwikkeling. Het christelijke element in de jaarfeesten is daarom opvallend aanwezig. Bovendien vieren de steinerscholen een feest dat buiten hen en de antroposofische verenigingen nooit een feest is geweest: het Michaëlsfeest, het eerste feest van het schooljaar.

Beste Luc,
Na 9 artikelen is het overduidelijk dat je niet veel op hebt met wat in de richting van ‘het spirituele’ gaat. Dus ook met wat ‘het christelijke’ betreft. Je schreef een artikel over sympathie en antipathie en het zal je, hoop ik, dus wel bekend voorkomen dat je in deze eerste regels je antipathie laat overheersen. Dat blijkt zonneklaar uit het gebruik van het woord ‘wijten’. Objectiever gesproken kan er van ‘wijten’ eigenlijk geen sprake zijn. Wat er historisch is gebeurd, lijkt mij veel gecompliceerder dan de eenvoudige verklaring die jij hier gebruikt om je aversie tegen ‘het christelijke’ een basis te geven.
Het is onmiskenbaar waar wat je opmerkt over wat de antroposofie zegt over Christus. Overigens is ze daarin niet uniek – de enige -. Met dit aspect is zij een van de vele religieuze stromingen die Christus als het middelpunt zien van de aardse ontwikkeling – zij het dan op een heel eigen wijze. Eugen Rosenstock-Huessy die zichzelf als eigenzinnig denker opstelde – geen antroposoof – noemde Christus zelfs ‘de zin van de aarde-ontwikkeling’. Waarmee ik wil zeggen dat wat jij nu eenzijdig op de antroposofie plakt, ook in een ruimer perspectief moet worden geplaatst dan je hier doet.

Het zou veel te ver voeren op ‘dit ruimere’ genuanceerder in te gaan. Wat Michaël betreft vind je hier meer in detail in.[1]
Er kan nog heel anders worden gekeken naar de ‘begindatum in de herfst’: het weegschaalmotief spreekt al meteen uit het evenwicht dat er in die tijd bestaat tussen de duur van de dag en de nacht.
En vanuit een totaal andere visie: waarom zouden de kinderen niet mogen horen over Michaël als er zoveel kunstwerken aan hem zijn gewijd: schilderstukken, beelden en niet te vergeten de kerken en de heiligdommen die op een verrassende manier met elkaar verbonden lijken te zijn. In deze optiek is Michaël noemen niet meer dan een stukje algemene culturele vorming. Hem niet noemen krijgt dan iets weg van het achterwege laten van deze vorming.

Ik denk net zoals jij, dat zonder Steiner het michaëlsfeest niet op de vrijeschool gevierd zou worden – al is het in de pedagogische voordrachten als aanwijzing nergens te vinden –  maar ja, zonder Steiner heb je ook geen vrijeschool.
En de vraag blijft: is de vrijeschool door het vieren van een michaëlsfeest dan een ‘antroposofische’ school. Als dat al zo zou zijn, dan geldt dat zeker niet voor de middelbare vrijescholen. Daar heeft het een heel ander en eigen karakter gekregen, waarbij wel weer een motief een rol speelt, dat door Steiner is belicht, maar dat we levensgroot om ons heen aanwezig zien: het wegvallen van de grenzen tussen landen en volkeren.

Vervolgens schrijf je:

Moet een herfstfeest in het teken staan van Michaël? Absoluut niet.

Voor jou hoeft het niet, dat is duidelijk. Maar dat zegt nog niets ten nadele van de manier waarop de vrijescholen het gestalte geven.

Het zou zelfs beter zijn om dit niet te doen en van een herfstfeest gewoon een oogstfeest te maken zonder een of andere heilige of fictieve engel erbij te betrekken.

Waarom zou dat beter zijn? Om aan jouw behoefte tegemoet te komen geen feesten te hebben met een spirituele inhoud? Je suggereert dat dat beter voor de kinderen zou zijn; ik weet dat zo net nog niet: moed en strijdvaardigheid als beeld in een tijd waarin het licht langzaam verdwijnt en de duistere tijd op ons af komt – dat vind ik zo zinloos nog niet.

Waarom zouden moed en strijdvaardigheid kwaliteiten zijn die bij de herfst passen en wat betekent dat sterrenzwaard? [1]

De andere seizoensfeesten in de steinerschool kun je moeilijk antroposofische feesten noemen, al worden ze weleens met ‘geesteswetenschappelijke’ eigenschappen versierd. Het zijn vooral seizoens- en volksfeesten die in hun verchristelijkte vorm zijn overgeleverd. Het is waardevol dat de steinerscholen er zich om bekommeren deze feesten te blijven vieren.

De vraag is echter wat de nadruk moet krijgen: het volkse seizoensfeest of de christelijke inhoud.

Een interessante vraag, Luc, maar het is een simpel feit dat de volkse seizoensfeesten nu eenmaal ‘verchristelijkt’ zijn. Dat is geschiedenis en die kun je niet ongedaan maken.
Overigens is het op de vrijescholen waar ik werkte of die ik beter ken, niet zo zwart/wit als jij nu doet voorkomen. Het michaëlsfeest is vooral ook een oogstfeest: de jaartafels [2] liggen vol met herfstproducten die vaak door de kinderen zelf van het land zijn gehaald.
Pasen heb ik nog nooit gevierd (zien worden) met het motief van lijden, sterven en opstanding van Christus – dat is voor een echt begrijpen simpelweg te moeilijk voor kinderen (en voor volwassenen!) – dus ook daarbij overweegt ‘de natuur’: de haas en de eieren.
Wat advent betreft, ja daar wordt de stemming inniger – dat heeft alles te maken met het in de duisternis sterker wordende licht. Als dat voor jou te religieus is: laat het weg: die vrijheid heb je. Maar de vrijescholen hebben de vrijheid om dat wél te benadrukken en dat doen ze niet om ‘antroposofisch’ te willen zijn. Wel om de kinderen mee te nemen in de loop van wat er in het jaar aan ‘verinnerlijking en veruiterlijking’ gebeurt. En ja, daar zitten allerlei christelijke aspecten aan: in onze cultuur is het christendom nog steeds een van de cultureel/maatschappelijke peilers! Dat er geforceerd uit willen laten, is m.i. een te gekunstelde ingreep in een pedagogie die ook met het alledaagse leven wil verbinden.
Kortom: een opvoeding die meer is dan op basis van maat, gewicht en getal.

Een opvallend gegeven in de steinerscholen in Vlaanderen is het feit dat men zelfs een bepaalde leerinhoud aan een christelijk feest aanpast: zo krijgen de kinderen in de eerste klas de klinkers pas aangeboden in de advent, want het zijn de engelen die deze letters uit de hemel meebrengen ter gelegenheid van de geboorte van Jezus. En Sinterklaas brengt de blokfluit. Dit wil zeggen dat kinderen in de eerste klas minstens drie maanden moeten wachten om met leren lezen te beginnen, want zonder klinkers kun je niet leren lezen. Blokfluit leren spelen gaat pas als Sinterklaas gepasseerd is. Op deze manier mengt men geloof met pedagogische inhouden en zijn de kinderen daarvan het slachtoffer.

Het is goed dat je het hier over Vlaanderen hebt, al zou het me niet verbazen als ook dit genuanceerder ligt.
Ik heb echter een goed voorbeeld aan mijn eigen ervaring: ook ik heb de klinkers weleens uit de hemel laten komen – ook dat was in de adventstijd. Maar er was geen sprake van een koppeling van ‘leerstof aan een christelijk feest’.
Dat ‘ter gelegenheid van de geboorte’ gaat mij ook te ver!

Dat Sinterklaas met de blokfluit komt, lijkt mij hier helemaal niets mee te maken te hebben. Blokfluit – jaarfeest is een volkomen uit de lucht gegrepen koppeling.

Wanneer de kinderen gaan lezen, moet natuurlijk niet afhankelijk zijn van een jaarfeest, maar van de kinderen zelf, als je dat bedoelt, zijn we het eens. Datzelfde geldt ook voor de blokfluit. Ik begon meestal al in de 2e week van de 1e klas, als de kinderen wat gewend waren aan de allereerste nieuwe indrukken.

Op deze manier mengt men geloof met pedagogische inhouden en zijn de kinderen daarvan het slachtoffer.
‘Geloof met pedagogische inhouden’ , kom, kom. Luc….

En met ‘slachtoffer’ probeer je toch wel erg veel gewicht in je eigen weegschaal te leggen.

[1] ‘in detail’ vind je (o.a) hier

[2] Herfsttafel in michaëlstijd

.

Andere commentaren op de artikelen van Luc Cielen:

[1-1geschiedenis [1]
[1-2geschiedenis [2]
[1-3] dierkunde
[1-4plantkunde
[2de ochtendspreuk voor de lagere klassen
[3de ochtendspreuk voor de hogere klassen
[4] meer spreuken
[5] nog meer spreuken
[7] het schoollied
[8] kan een leerkracht agnost of atheïst zijn
[10euritmie en gymnastiek
[11] muziekonderwijs

vrijeschool en antroposofiealle artikelen

.

1493-1400

.

.