.
Dieuwke Hessels
.
Natuur, uw moederlijk bestaan,
ik draag het in mijn willend wezen
en vuurkracht van mijn willen kan nu mijn geestkracht stalen
waaruit het zelfgevoel geboren wordt
mijzelf in mij te dragen.
Rudolf Steiner, Antroposofische weekspreuken
Na een lange zomertijd, kondigt de herfst zich aan. De
overgangstijd van zomer naar winter, van bloei naar afsterven,
van licht naar donker, van warm naar koud. De bloemen raken
uitgebloeid, bladeren worden geel en verdorren. Dieren gaan
hamsteren en trekken zich terug voor hun winterslaap. De
natuur begint zich duidelijk voor te bereiden op de winter. Zij
wordt stil en komt tot rust.
Aartsengel Michaël wordt gezien als brenger van de
zonnekracht. Hij zorgt voor sterke gewassen en voor een goede
oogst. Voor de mens is hij de helpende hand in strenge winters,
hij geeft kracht om door de winter heen te komen.
Het Michaëlsfeest is dan ook het feest van de moed. Hij
weegt het goed en het kwaad en strijdt met de negatieve
krachten, de ‘draken die vuurspuwen’. Hij staat daarom meestal
afgebeeld met zwaard en weegschaal en soms met een draak.
Michaël staat als symbool voor de omgang met balans tussen
goed en kwaad, ook in onszelf.
In voorchristelijke tijden werd in deze periode het oogstfeest of het begin van de herfst gevierd, waarin men net als op Michaëlsdag de goden dankte voor de goede oogst.
Op een druilerige dag in de laatste week van september vierden wij het Michaëlsfeest.
We vierden het als eerste in een reeks van herfstfeesten.
Die dag stonden we met elkaar stil bij wat het leven ons geschonken heeft en
wat we (misschien) achter ons willen laten. Na een verhaal over de oorsprong van dit feest, werden er vellen papier uitgedeeld met daarop een draak en een blanco deel. Op het blanco deel mocht ieder zijn eigen ‘draak’ tekenen of beschrijven. Iets wat je wilt overwinnen, een eigenschap die er juist meer mag zijn of die je graag achter je zou willen laten. Tijd voor iets nieuws?
Alle draken zijn daarna in de vuurkorf beland en zijn daarmee symbolisch verslagen, zoals Michaël zijn draak versloeg. Daar was moed voor nodig! Meteen warme drank en iets lekkers uit de oogstmand na afloop, zijn we nu écht onderdeel van deze mooie en bijzondere overgangstijd.
Artikel van ”mens en tuin”.
Het Beeld van Michaël door de tijden heen
Alice Woutersen
Michaël is een groot en machtig geestelijk wezen, dat de ontwikkeling van de mensheid begeleidt en behoedt. In dienst van Christus wijst hij de mens de weg naar de vrijheid, zodat de mens zijn Ik in zich kan dragen. Hij is de behoeder van de kosmische intelligentie, en vanuit die functie ziet hij toe op de ontwikkeling van het menselijke denken en begeleidt de ontwikkeling zo, dat de mensen de mogelijkheid geboden krijgen niet te verharden en te verstarren.
Wat dat inhoudt is voor ons mensen nauwelijks te bevatten. Wij kunnen hoogstens proberen een klein tipje van de sluier op te lichten en met een paar primitieve penseelstreken een beeld schilderen van de ontwikkelingsweg van de mens en van Michaël. Stamelend in de woorden van alledag zou het als volgt kunnen klinken:
Heel lang geleden, zo lang dat wij mensen er geen voorstelling van kunnen maken, voelden geestelijke wezens (Goden, God) in zich de behoefte opkomen om bewustzijn te krijgen van iets dat in hen leefde: de Kosmische Liefde.
Nu weten wij mensen heel goed, dat je pas echt bewustzijn over iets kunt krijgen, als je er afstand toe kunt scheppen, dat wil zeggen: ervan buitenaf tegenaan kunt kijken.
De Geestelijke wezens besloten dan ook wezens te scheppen, die ééns vanuit hun eigen innerlijk de Liefde zouden kunnen ontwikkelen. Zij besloten Mensen te scheppen. En alle geestelijke wezens die mee wilden doen, droegen hun steentje bij.
Dit proces duurde heel lang. De mens leefde onbewust en nog geheel opgaand in de geestelijke wereld. De mens sliep als het ware en was één met de gedachten van God (Adam in het Paradijs). Maar het ogenblik kwam dat de mens moest ontwaken. Je kunt alleen ware en belangeloze liefde ontwikkelen als je vrij kunt zijn en ‘op je eigen benen staat’. De mens moest losgemaakt worden van de hem omringende geestelijke wezens. Een hoog geestelijk wezen nam de taak op zich ‘tegenstandersmacht’ te worden en uit de kosmische harmonie te stappen. Op deze manier kon hij de mens lostrekken van de goden, om zo de mogelijkheid te scheppen dat de mens zich tot een vrij wezen kon ontwikkelen.
Er zijn vele verhalen waarin verteld wordt hoe Satanaël (Lucifer) uit de kosmische harmonie verdreven wordt. Het is steeds Michaël die Satan (Lucifer) uit de hemel stoot. Vanaf dat moment is Lucifer ‘tegenstandersmacht’ geworden en kan het werk, beginnen: de mens losmaken uit de kosmische harmonie.
In eerste instantie werken Lucifer en de geestelijke machten in zekere zin nog samen. Prachtig wordt dit beschreven in de Noorse mythologie (Edda) waar Loki/Lucifer de goden nog helpt, maar na verloop van tijd gaat Loki alles in de war sturen en bewerkt ten slotte samen met zijn kinderen (o.a. de Fenriswolf) dat de goden voor de beleving van de mensen verdwijnen. Dan is de mens los van de goden. (‘God is dood’ beleven). Zou de mens werkelijk aan zijn lot overgelaten zijn, dan was het slecht met hem afgelopen. Als weerloos wezen was hij beland in de armen van de tegenstandersmachten. Hij zou geen vrijheid beleven en geen ware liefde kunnen ontwikkelen.
Maar de geestelijke wereld liet de mensen niet alleen. Een heel hoog geestelijk wezen gaat met de mens mee: Christus noemen wij Hem. Hij is zo begaan met de mens, dat hij besluit in een aards mensenlichaam te incarneren. Op deze manier kan hij het mensenlichaam, met al zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zo doorwerken, dat hij juist die krachten kan ontwikkelen die de mens nodig heeft om zich te bevrijden uit de omknelling van de tegenstandersmachten. Christus ontwikkelde deze krachten voor alle mensen: sinds het Mysterie van Golgotha draagt ieder mens deze krachten in zich. Deze Christusvonk kunnen wij in onszelf ontwikkelen en laten opvlammen, waardoor we in staat zijn ons doel te verwezenlijken: een vrij mens te worden die vanuit zichzelf de ware liefde ontwikkelt. Of wij deze kans gebruiken? Het is onze vrije keuze. In dienst van Christus werkt Michaël. Hij houdt de mens steeds in het oog en blijft dicht bij de mensen. Hij wil de mens de mogelijkheden bieden, opdat hij niet verhardt in het dagelijks bestaan. Hij wil voorkomen dat het denken van de mens verstart. Zelf is hij een en al goedheid en beweeglijkheid.
Samenvattend:
Doordat de tegenstandersmachten de mens losmaken van de goden en Christus de mens de nodige krachten schenkt, is de mens met behulp van Michaël in staat zijn vrijheid te ervaren en vanuit die vrijheid te leren denken met zijn hart, en zo uiteindelijk de ware onbaatzuchtige liefde te ontwikkelen.
In het oude testament wordt duidelijk beschreven hoe de Satan de mens verleidt om te eten van de vruchten van de Boom der kennis van goed en kwaad. De mens gaat zelf denken en daarmee begint de afzonderings-val (=zondeval) van de mens. Het werk is begonnen.
Langzaam maar zeker pellen de tegenmachten de mens los van de goden. Michaël is waakzaam en behoedt de mens voor verharding. Hij begeleidt de mens.
Pas in de ‘na-Atlantische tijd’ begint de mens echt te denken; dit is dus na de zondvloed (Ark van Noach), als door de grote watercatastrofe Atlantis ten onder is gegaan. Aangepast aan het ontwikkelingsniveau van de mens schenkt Michaël beelden (voorbeelden) opdat de mens die deze beelden in zich opneemt niet verzandt of verstart. De beelden tonen de mens waarnaar hij moet streven om werkelijk een vrij mens te worden.
In de na-Atlantische tijd onderscheiden wij zeven cultuurperioden van ongeveer 2150 jaar, die elk zijn verbonden met een sterrenbeeld van de Dierenriem, dat wil zeggen, het lentepunt tijdens de periode in een bepaald sterrenbeeld staat.
- De Oud Indische cultuurperiode 7227-5067 v.C. Kreeft
- De Oud Perzische cultuurperiode 5067-2907 v.C. Tweelingen
- De Babylonisch/Chaldeïsche/Egyptische cultuurperiode 2907-747 v.C. Stier
- De Grieks, Romeinse cultuurperiode 747 v.C.-1413 n.C. Ram
- De Germaans/Angelsaksische cultuurperiode 1413-3573 Vissen
- De Slavische cultuurperiode 3573-5733 Waterman
- De Amerikaanse cultuurperiode 5733-7893 Steenbok
In de Oud Indische Cultuurperiode leefden de mensen nog niet zo sterk verbonden met hun lichaam als wij. Je zou beter kunnen zeggen: ze verbonden zich nog nauwelijks met hun fysieke lichaam, maar namen via hun etherlichaam de hen omringende wereld waar. Ze ademden de goddelijke gedachten als het ware in en uit en waren er één mee. De mogelijkheid om met het etherlichaam waar te nemen nam gaandeweg af en de zintuigelijke waarnemingen drongen zich steeds meer op, Dat wat men met de gewone zintuigen begon waar te nemen werd als storend en vijandig ervaren, als Maja (schijn), waarvan men zich beter verre kon houden. En diegene die dit beangstigende, deze ‘draak’, kon verslaan noemde men Indra. In de Rigveda wordt dat als volgt verteld:
“Hij die de in het gebergte wonende Sambara in het veertigste jaar opspoorde, die de van kracht opgezwollen draak overwon, de Demon die daar ter neer lag, Hij, gij-lieden, is Indra.”
De wereld werd nog als heelheid ervaren, in tegenstelling tot de volgende periode.
In de Perzische Cultuurperiode was het niet meer mogelijk in het etherlichaam te leven en waar te nemen. De mens beleeft de wereld meer door zijn astraallichaam en zijn reacties op de waarnemingen. Hij gaat de wereld als tweeheid ervaren: licht-donker, onder-boven. Deze cultuur richt zich in eerste instantie op de buitenwereld en het dagbewustzijn. Achter het tapijt van de zintuiglijke wereld zag men het weven van geestelijke wezens en in samenwerking met deze wezens werden vanuit de mysterieplaatsen granen en dieren veredeld: uit gras werd graan gekweekt. Daar men dus erg naar buiten gericht was en in het dagbewustzijn leefde, kon men Michaël niet zo goed waarnemen. Michaël kon zich in de voorchristelijke tijd alleen maar via het nachtbewustzijn openbaren. Wel ziet men reeds in deze cultuur het Christuslicht opglanzen. Ormuzd (Ahura Mazda) verschijnt als zonnegeest, omringd door dienaren, als vóór-beeld van Christus met zijn discipelen. Als duistere macht verschijnt hier Ahriman. Zarathustra is de Grote Leider.
Verdiepte men zich vanuit deze cultuur in de weg naar binnen, dan ontmoette de ingewijde daar de God Mithras: bemiddelaar tussen aarde- en lichtwereld, die de mens terzijde stond in zijn ontwikkeling. Deze Mithras-mysteriën kwamen pas goed tot ontwikkeling in de derde cultuurperiode, toen de zon in het sterrenbeeld van de Stier stond. De Mithrasdiensten werkten nog lang door, zelfs tot in de Romeinse tijd. Bekend is de afbeelding van Mithras op de stier; ook dit is een vóór-beeld. In die tijd stond de zon in het lentepunt in het sterrenbeeld van de Stier. Nu werken juist de levenskrachten en driften vanuit dit sterrenbeeld in op de aarde. Deze krachten werden in de lente sterk ervaren en het beeld van de stier werd tot beeld van de onbewuste (animale) mens. Deze stier moest overwonnen worden door de denkende mens. (de jongeling op de afbeelding draagt een frygische muts als teken van inwijding en denken) Mithras/Michaël geeft hier het beeld van de hogere mens, die het lagere moet overwinnen als vóór-beeld.
In de Babylonisch, Chaldeïsch, Egyptische Cultuurperiode begint de mens zelf persoonlijk waar te nemen, is dus niet meer geheel ingebed in de groepswaarneming. Hij begint zijn eigen waarnemingsziel te ontwikkelen. Hierdoor begint de wereld voor de mens enigszins chaotisch te worden. In de Babylonische legende van Marduk wordt verteld hoe Marduk/Michaël de mens helpt orde te scheppen in deze chaos.
De tijd gaat voort; de tegenmachten krijgen steeds meer grip op de mens. Hij ervaart nog steeds zijn goden (geestelijke wezens), maar de beelden worden steeds vager en onduidelijker, of veranderen zelfs. Als dit zo door zou gaan, zou de mens loskomen van de geestelijke wereld en geheel in de armen van de tegenmachten belanden, zonder vrij te worden.
Om te zorgen dat de mens wel een vrij wezen kan worden, gaat Christus met de mens mee, incarneert in een mensenlichaam. Dit moet voorbereid worden, en zo wordt het Joodse volk, dat afkomstig is uit Ur in Chaldea, uitverkoren om dit lichaam te ontwikkelen. Om dit proces te begeleiden wordt Michaël, als ‘aangezicht van Javeh’, de leidende volksgeest (zie bv. het verhaal van Bileam). In de literatuur zijn vele verhalen over Michaël en het Joodse volk.
In de vierde na-Atlantische cultuurperiode, de Grieks-Romeinse, gaat de mens naast zelf waarnemen nu ook zelf voelen en denken. Naast de waarnemingsziel wordt nu ook de verstands-/gemoedsziel ontwikkeld. Door de eigen gedachten wordt ook de begeleiding van Michaël duidelijk. De geboorte van de goden-tweeling Apollo en Artemis kondigt als vóór-beeld de ontwikkeling van de verstands-/gemoedsziel al aan. Zij zijn kinderen van Zeus en Leto (uit het geslacht der Titanen). Hera, de gemalin van Zeus, probeert op allerlei manieren deze ontwikkeling tegen te gaan, maar zelfs de verschrikkelijke draak Typhon kan dit niet verhinderen. Apollo/Michaël doodt de draak, zodat de ontwikkeling verder kan gaan. Niet voor niets stond in het heiligdom van Apollo in Delphi de Spreuk: “Ken U Zelf” in hoog aanzien.
In onze tijd is Michaël tijdgeest; zo ook van 599 tot 245 v.C. dat wil zeggen dat dan zijn werking duidelijk waarneembaar is. Onder zijn inspirerende invloed maakt de manier van denken een grote stap voorwaarts.
Voorbeelden hiervan zijn o.a.: Gautama Buddha, Confucius, Pythagoras, Herakleitos, Socrates, Plato en Aristoteles; maar ook de oudtestamentische profeten en Griekse kunstenaars en toneelschrijvers. Hoewel de mens de verbinding met het goddelijke nog zeer sterk voelde, probeerde men, geïnspireerd door de geestelijke wereld, gedachten in een vorm of beeld te gieten. De werking van de gedachten van deze filosofen straalt nog door tot in onze tijd.
In de vierde na-Atlantische periode vindt ook het Mysterie van Golgotha plaats. Jezus Christus overwint de dood en kan daardoor de mens de nodige krachten schenken om zich af te zonderen van de goden (zonder verloren te gaan) en vrij te worden. Vanuit deze vrijheid kan de liefde ontwikkeld worden en kan de mens bewust streven weer in harmonie met de kosmos te leven. Christus vernieuwt de mysteriën, dat wil zeggen: hij opent de weg voor ieder mens om zelf aan de slag te gaan dit hoge doel te verwerkelijken.
Michaël, die steeds in dienst van Christus gewerkt heeft, kan na het Mysterie van Golgotha de mens ook via het wakkere dagbewustzijn inspireren. Michaël zal de mens nu verder moeten begeleiden in zijn denkproces. Eerst de weg tot in het zuiver natuurwetenschappelijke denken, en dan de bewuste weg naar het weer in harmonie met de kosmos denken. Zijn opdracht is de mens zo te begeleiden, dat de mens vrij wordt maar niet verhardt. De eerste zorg is dat de ziel van de mens (de ‘jonkvrouw’) niet in de macht van de draak komt. De tegenmachten loeren op elke mogelijkheid de mens van zijn doel af te houden. Een voorbeeld hiervan is het verhaal van Sint-Joris met de draak. In de Middeleeuwen wordt het beeld van Michaël met draak, weegschaal, of staf als het ware in de mens geprent; overal duiken in deze tijd verhalen op hierover.
En de ontwikkeling gaat verder…
De vijfde na-Atlantische periode breekt aan: de Europese (Germaans-Angelsaksische) cultuurperiode. De natuurwetenschappen en de techniek komen tot ontwikkeling. Het is de tijd waarin de mens zijn bewustzijnsziel moet gaan ontwikkelen, dat wil zeggen: bewustzijn over de draagwijdte van je daden. In deze periode kan de mens loskomen van God om daarna uit vrije wil de verbinding met de geestelijke wereld weer bewust te leggen. De mens moet zelf, uit vrije wil, het besluit nemen samen te werken met de geestelijke wereld.
De Noors-Germaanse mythologie geeft daar een beeld van: Widar, de zoon van Odin (Wodan of Woen) gaat niet ten onder in de Godenondergang. Hij verslaat de Fenriswolf. Een leugenwolf: een beeld voor datgene wat de waarheid verdraait en ons denken verhardt. Deze Fenriswolf wordt zo overweldigend, dat de Edda schrijft: “De Wolf Fenris trekt met opengesperde muil ten strijde; zijn bovenkaak reikt tot aan de hemel en zijn onderkaak schuift over de aarde. Vuur laait uit zijn ogen en neusgaten.” Odin trekt ten strijde tegen de Fenriswolf, maar deze verslindt Odin.
En na de dood van Odin …komt Widar naar voren en zet één voet in de onderkaak van de wolf. Aan die voet heeft hij een schoen waarvoor men eeuwenlang gespaard heeft. Die is gemaakt uit de stukken leer die de mensen uit hun schoenen snijden voor hun tenen en hielen. Daarom moet iemand die de Asen wil helpen die stukken leer wegwerpen. Met één hand pakt hij de bovenkaak van de wolf en scheurt zijn muil in tweeën en dat betekent het einde van de wolf. ”
Wij mensen moeten Widar onze overschotskrachten schenken. Dat zijn dus niet de krachten die wij gebruiken voor ons karma (schoenen zijn een beeld voor het lot, karma; vgl. de uitdrukking: ik zou niet graag in zijn schoenen staan), maar juist krachten, zoals enthousiasme en inzet, die wij opdragen aan de geestelijke wereld. Deze overschotskrachten heeft Widar/Michaël heden ten dage nodig om de leugenwolf die rondwaart in o.a. wetenschap en media te lijf te gaan. En alleen wij mensen kunnen hem deze krachten schenken.
Het beeld dat deze oude mythologie in de harten van de Europese mensen legde, was dus: wij mensen moeten de Geestelijke wereld helpen het Boze te verslaan. Een prachtig beeld, dat we diep in onze ziel zouden moeten laten inwerken.
Dit waren allerlei beelden die Michaël de mensheid gaf. Nu komt het erop aan dat de mens zelf het heft in handen gaat nemen. Worstelend op weg naar vrijheid, zoekend naar de Liefde en de bewuste harmonie met de kosmos.
Parcival laat ons zo’n weg zien, vele sprookjes vertellen erover.
Faust toont dat de mens de duivel moet leren kennen en steeds moet streven. De Kleine Prins wijst erop dat je het kind in jezelf niet moet verliezen, want een kind kan onbevangen met zijn hart zien.
Er zijn nog vele andere beelden. Het belangrijkste is dat we op weg moeten gaan. Op weg naar geestelijke ontwikkeling.
Zonnejaargroep
Wat is de opdracht van Michaël, door Juul van der Stok
Michaël wil de weg vrij maken van buiten naar binnen, van het hoofd naar het hart. Michaël wil de mens weer in gesprek brengen met de bovenaardse kosmos en hem weer burger maken van twee werelden.
Als zonnegeest wil Michaël het christendom in haar ware gedaante zichtbaar maken opdat de mensen het mysterie van Christus kunnen opnemen.
Sinds het begin van de zondeval moesten de goden zich steeds verder terugtrekken van de mens die uit het paradijs afdaalde in de duisternis.
Was het aanvankelijk zo dat de goden hun wijsheid in de mens dachten, gaandeweg werd het kosmische denken mensen-denken.
Vanaf de negende eeuw was de kosmische intelligentie geheel ter beschikking van de mensen.
Begrippen worden door de mens zelf gevormd en hebben steeds minder een bovenpersoonlijke kosmische oorsprong. In dit individualiseringsproces wordt het denken beperkt en steeds meer gericht op de zintuiglijk waarneembare wereld.
We zien hoe vanaf de vijftiende eeuw in de natuurwetenschap alles vast komt te liggen in maat en getal. Er ontstaat een materialistisch intellectualisme. De mens is tevreden met schaduwbeelden van de geestelijke waarheid die achter de materie verborgen blijft.
Michaël moet zich terughouden en Ahriman heeft vrij baan om de mens in aardse wetten en bureaucratische netwerken te binden.
Toch moest dit abstracte, van de geestelijke realiteit losgemaakte denken ontstaan opdat de mens ooit een individualiteit zou kunnen worden die zich uit vrije wil tot de geestelijke wereld kan wenden.
Als Michaël in 1879 de heerschappij weer op zich neemt, is het de vraag of het natuurwetenschappelijke denken, dat zoveel mensen gevormd heeft, weer aan Ahriman ontrukt kan worden. Of het de mensen vanuit een omgevormd, doorlicht denken mogelijk is de wetenschap van de geestwereld op te nemen en weer in dienst te stellen van de ware doelen van de wereldontwikkeling.
Vlak voor zijn dood in 1925 schreef Rudolf Steiner indringend over Michaël:
‘De mens moet de kracht vinden, licht te brengen in zijn ideeënwereld en die van licht doorstraald te beleven, ook als hij zich in zijn ideeënwereld niet op de verdovende zintuiglijke wereld richt. Door dit beleven van de zelfstandige – en in haar zelfstandigheid van licht doorstraalde – ideeënwereld zal het gevoel ontwaken bij de buitenaardse kosmos te horen. Daaruit zal de basis voor het feest van Michaël ontstaan’.
In De Filosofie van de vrijheid van Rudolf Steiner, het eerste Michaëlsboek in het nieuwe Michaëlstijdperk, is een weg beschreven waarlangs je tot een begrijpen en ervaren kan komen van hoe je naast een denken met fysieke hersenen, waarmee je eigen aardegedachten vormt, ook een levend denken hebt. Een ‘ge-zon-d’ verstand waardoor de hersenen als waarnemingsorgaan bovenaardse gedachten kunnen opnemen en doorgeven naar het hart.
Michaël wil dit proces bevorderen en hoopt dat harten denkorgaan worden en weer gedachten krijgen. Hij wil leven in mensenzielen om de aards geworden kosmische intelligentie om te vormen tot levende mensengedachten.
We mogen hetgeen we in de afgelopen eeuwen met toenemend bewustzijn aan gedachten hebben ontwikkeld echter niet verwerpen, we kunnen deze gedachten doorlichten en ze weer een hart te geven.
Door het mysterie op Golgotha en de gebeurtenissen van Pasen, Hemelvaart en Pinksteren heeft Christus zich met al het levende en werkende verbonden. Zijn intocht in de mens heeft het individuele Ik, waarvoor het hart de centrale woning vormt, gewekt voor Michaëls werk. We kunnen vermoeden hoe door een nieuw hartedenken een opstanding ontstaat van scheppende oergedachten, die ‘in den beginne’ één waren met de logos, met Christus zelf. Dit levende denken kan het Christendom zijn ware vorm en werkzaamheid geven. Om deze weg te kunnen gaan is scholing nodig. Rudolf Steiner geeft daarvoor concrete wegen aan in zijn basiswerken en vele voordrachten. Objectieve waarneming speelt op deze weg een belangrijke rol zodat bijvoorbeeld waarheid of mening, waarachtigheid of onwaarachtigheid, werkelijkheid of schijn onderscheiden kunnen worden. Het verantwoordelijkheidsgevoel met betrekking tot waarheid en onwaarheid groeit en uit zich meer en meer in vreugde of pijn.
Hartedenken is een sociaal denken.
We kennen allemaal wel de situatie, dat we na een intensief gesprek even tijd nodig hebben ’om het te laten bezinken’, ‘het te laten zakken’, ‘om er een nachtje over te kunnen slapen’. Waarom? Omdat het hart mee wil denken en wil luisteren naar onverwachte antwoorden die in ons innerlijk hoorbaar kunnen worden. Ons handelen verandert: we gaan de dingen dan ‘van harte doen’, ‘vanuit de grond van ons
hart’, ‘omdat ons hart het ons ingeeft’, ‘omdat het ons uit het hart gegrepen is’. Als we daarbij ‘Ik’ zeggen, wijzen we op ons Dorothea Smit
hart en niet op ons hoofd.
Stappen die de mens op deze weg zet, zijn bouwstenen voor Michaël die een brug wil bouwen tussen hemel en aarde. Van beide kanten kan deze brug bewandeld worden, waardoor er weer gesprek kan ontstaan. De goden kunnen de mensen weer bereiken en nemen dankbaar hun aarde-ervaringen op als leeftocht voor hun eigen verdere ontwikkeling. Zij krijgen daardoor de mogelijkheid het wereldplan verder uit te voeren. De aard en de kwaliteit van ons mensenwerk is van groot belang voor het verdere scheppingswerk.
Michaël wacht op mensendaden en richt zijn blik vooruit op godendoelen. Het christendom in haar ware vorm leren begrijpen is Michaëls streven.
Zo kunnen wij het Michaëlsfeest als het eerste feest van de nieuwe jaarronde beschouwen. Door de poort van het Michaëlsfeest krijgen alle christelijke feesten een nieuwe kleur en eigentijdse verdieping.
“Michaël, Sint-Maarten en Sint-Nicolaas zijn de 3 heiligenfeesten van de herfsttijd. Zij staan alle drie symbool voor innerlijke kwaliteiten die in de mensen kunnen groeien.
Michaël staat voor dankbaarheid, evenwichtigheid en de moed om een zuiver innerlijk te ontwikkelen door de juiste keuzes te maken. Sint-Maarten staat symbool voor de offerbereidheid en Sint-Nicolaas voor het kunnen geven en zelfreflectie.”
Van ” EverydayMommyday”
Tradities op school en/of voor thuis afkomstig van ” EverydayMommyday”
=Oogstsoep maken waarbij de kinderen al de groenten zelf mogen snijden.
=Broodzwaardjes of brooddraken bakken.
=Een riddergevecht houden.
=De tafel versieren met vruchten, korenaren en gekleurde bladeren.
=Haal de mooiste zonnebloemen in huis.
=Organiseer een spelletjesdag waar kinderen hun daadkracht, moed en evenwicht op de proef kunnen stellen. Denk aan een evenwichtsbalk, geblinddoekt parcours, klimmen in een boom, ergens overheen springen, etc..
=Knutsel uit een dennenappel, een stukje draad en rood, oranje, geel crêpepapier mooie vurige zwierezwaaiers om mee rond te draaien. [beschrijving van de wipwapwaaiers staan verderop vermeld]
=Beplak glazen potjes met rood, oranje en gele zijdevloei en gedroogde bladeren. Zo ontstaan de mooiste kleine lichtjes voor in en rondom het huis.
=In het Duits heten vliegers draken, daarom is het vliegers oplaten een geliefde traditie met het Michaëlsfeest. Je vlieger bedwingen vraagt als kind een hoop moed en kracht.
=Maak een mooie draak van een oude sok {zie “het zonnejaar” website].
=Maak een gevaarlijke draak van kastanjebolsters.
Kook hele maïskolven – heerlijk kluiven aan de kolven met boter, zout en peper. =Eet en verwerk nog alle bramen die te vinden zijn. Maak jam, eet bramen met scones of maak nog lekkere bramentaart. Bramen zijn volgens een oude Ierse legende niet meer te eten na het Michaëlsfeest. Toen de duivel (Lucifer) uit de hemel werd verjaagd, belandde hij in een braamstruik. Hij vervloekte de struik, zodat de bramen vanaf 29 september te bitter zijn om nog te eten.
Een draak van kastanjebolsters
Bron: ‘Herfstversieringen’, Thomas Berger
Materiaal
Kastanjebolsters
Cocktailprikkers
Kastanjebladeren
Rode besjes of rozenbottels
Werkwijze
Zoek een aantal kastanjebolsters uit die nog helemaal dicht zijn. Eén bolster mag al iets opengaan, die gebruiken we voor de bek. Maak de bolsters met prikkers aan elkaar vast.
De afbeelding laat zien wat men verder nog kan doen om de draak er vervaarlijk te laten uitzien.
Het spreekt vanzelf dat dit slechts een van de vele mogelijkheden is om een bolsterdraak te maken.
Zie ‘Mooie kastanje’ lied op ‘vrijeschoolliederen‘
Michaëlsdag, een impressie…
Bij het licht van een lantaarntje, zit ’s morgensvroeg in de kleutergang het appelvrouwtje haar appels te poetsen. Dan gaat de kleuterdeur open en kleuters en ouders komen binnen met in hun handen een mandje gevuld met herfst- en oogstproducten. De kinderen lopen verlegen lachend, of even stilstaand, langs het appelvrouwtje.
Dan komen de kinderen de klas binnen en wordt er voor het “oogstmandje” een plaatsje gezocht bij de “nieuwe” seizoenstafel.
De werktafels staan, gedekt en wel, klaar voor een herfstmaaltijd. De kleuters kijken de klas rond en zien aan het plafond prachtige herfstslingers hangen: “Die is van mij, die hebben wij gemaakt….”
Vrolijke en verwachtingsvolle gezichtjes, kinderen in afwachting van wat deze dag nog meer gaat brengen.
Alle mandjes staan, alle kleuters zijn binnen: we zingen Michaëls- en herfst liedjes, halen Zonnegroet [de klassenkabouter] uit bed, luisteren naar de vertelseltjes van een aantal kinderen en gaan op bezoek bij het Appelvrouwtje dat nog steeds aan het appeltjes poetsen is.
De kleuters nemen aandachtig plaats en luisteren naar wat dit vrouwtje te vertellen heeft: over appels en appels plukken, we mogen een liedje voor haar zingen en als beloning krijgen wij een heerlijke, glimmend gepoetste appel mee de klas in: al zingend lopen we terug:
In iedere kleine appel,
Herfst, herfst wat heb je te koop…..
De producten uit de meegebrachte oogstmandjes worden in de tijd die komen gaat zoveel mogelijk verwerkt tot jam, appelmoes, soep, pizza enz. door de kinderen zelf.
In het oogstmandje zijn volgende eetbare producten gelegd:
appels, peren, bessen, bramen, noten, pompoen, tomaatjes, courgette, uien, maar ook herfstproducten zoals eikels, kastanjes, oranje lampionnetjes, mooie bladeren enz. om de oogsttafel mee te versieren.
Behalve al dat lekkers uit de mandjes wordt er voor de kinderen een oogstbrood gebakken, gevuld met noten, rozijnen enz.
In deze tijd van het jaar worden volgende bakersprookjes verteld zoals:
Het huis zonder ramen en deuren,
Pietertje appelpit,
De knol die niet uit de aarde wilde,
Masjenka en de beer.
29 september Michaëlsdag:
Oogstfeest:
Wat is de wereld goed voor de kinderen: de seizoenstafel met meegebrachte mandjes van ieder kind, gevuld met voeding als appels, kastanjes, mais, prei enz. , worden neergezet .
Op de seizoentafel verder:
bloemen, pompoenen, herfstkettingen [die ook aan het plafond hangen in de
klas].. Als kleuren: Donkergeel, oranje tinten, donkerbruin en goudgeel onder alle gaven.
Recept Brooddraak
• 500 gram bloem of meel (BD) (half bloem, half volkoren meel geeft de beste resultaten.)
• 10 gram zout
• 20 gram gist (bij meel 25 gram gist)
• Ca. 4 dl. water
• Eventueel ’n scheutje olie.
Bereiding
De gist met suiker en warme melk laten wellen.
Zout, en daarna het gistmengsel door het meel roeren.
Het deeg afmaken met het water en de olie.
Enige tijd kneden en daarna 1 uur laten rijzen op een warme plaats.
Ten slotte op een bemeelde plank of tafel de brooddraak vormen met een krent als oog.
Met een mesje vormgeven aan schubben, poten en bek.
Nog eens 15 min. na-rijzen,
Dan de voorverwarmde oven in, waar de draak zich kan opblazen.
Oven op no. 5 of 240° C. Baktijd 30 minuten.
Hoe ziet de brooddraak eruit?
Er zijn twee mogelijkheden:
1. In plat-reliëf (voor brooddeeg eigenlijk de beste manier).
2. In hoogstand, dus zittend rechtop (alsof je met klei bezig bent).
Bij meer kinderen zou je ieder kind zijn eigen draak kunnen laten
vormen!
De herfst is het verzamelseizoen bij uitstek. Als de herfsttafel klaar is, spinnenwebben en eikelpoppetjes gemaakt, de pannetjes van het kinderkeukentje vol zitten
met kastanjesoep en eikeltjesprut, dan is het tijd om eens een herfstslinger samen te maken.
In het artikel volgt nu ‘Het verhaal van de jongen met de vlieger’.
Dat staat op deze blog: Michaëlverhalen [10-5]
Vrouwtje Appelwang
“Lief klein vrouwtje Appelwang,
Waar kom jij vandaan?”
“Eerst hing ik boven in de boom,
Toen kwam Jan de Wind eraan.
Hij rukte en trok en duwde,
Ik zwaaide heen en weer.
Totdat, totdat mijn steeltje brak,
En ik viel op de aarde neer”…
In het artikel staat hier het liedje ‘In ied’re kleine appel’
Joris en de draak
Heel lang geleden leefde er in een groot, diep meer een afschuwelijke draak. Meestal lag hij overdag op de bodem van het meer te slapen. En alleen dan durfden de mensen uit de stad naar het meer om water te halen. Maar soms kon de draak overdag niet slapen en dan kwam hij op klaarlichte dag uit het meer. De mensen bleven dan het liefst zo ver mogelijk uit de buurt van de draak. De draak was zo groot, dat zijn brede staart de hele oever van het meer bedekte. Hij had scherpe tanden en enge groene ogen. Op mooie namiddag kwam een jongetje dat buiten de stadspoort had gespeeld heel hard de stad binnen hollen. “De draak is uit het meer!” riep hij, “Hij loopt richting de stad”. De poortwachters sloten direct met een grote klap de zware houten deuren van de stadspoort en alle mensen barricadeerden vlug de deuren en ramen van hun huizen.
Het werd avond, de mensen hoorden de draak aankomen over de weg naar de stad. Zijn brede staart schuurde over de keien en de grond trilde. Toen de draak bij de stadspoort stond en hij ontdekte dat deze dicht was, blies hij woedend vlammen uit zijn neusgaten. Enkele ogenblikken later stond de stadspoort in vuur en vlam. Het duurde dan ook niet lang voordat de stadspoort tot de grond toe was afgebrand. De draak liep langzaam door de stad en gluurde door de dichte ramen naar binnen. De vrouwen en kinderen begonnen angstig te gillen en de mannen waren zo bang dat ze zich verstopten. “De draak heeft vast honger,” fluisterden de mensen tegen elkaar. “Hij is op zoek naar eten.” Een paar mensen die niet meer op tijd bij hun huizen hadden kunnen komen, stonden angstig tegen de muren van werkplaatsen gedrukt. Maar de draak deed geen enkele moeite om hen te pakken. Hij brulde één keer heel hard en blies weer vuur uit zijn neusgaten. Toen keerde hij om en liep terug naar het meer.
De volgende morgen liet de koning de verstandigste man van het land bij zich komen, zijn naam was Balder. “Weet u waar de draak naar op zoek is?” vroeg de koning. “De draak is op zoek naar het mooiste meisje van de stad,” zei Balder. “En als hij haar gevonden heeft, zal hij haar opeten.” De koning schrok heel erg. Want hij wist dat het mooiste meisje van de stad zijn eigen dochter, prinses Elin, was. “Ik kan haar toch niet laten opeten door de draak,” dacht de koning wanhopig.
De volgende nacht kwam de draak weer naar de stad. En nu zette hij een rij huizen in brand. En na zijn angstaanjagende ronde vertrok hij weer naar het meer. De mensen gingen de volgende dag naar het paleis van de koning. “U moet uw dochter aan de draak geven,” zeiden ze. “Anders zal hij de hele stand afbranden.” De koning wist dat er niets anders op zat dan de prinses aan de draak te geven. En zo werd de ongelukkige prinses buiten de stad vastgebonden aan een paal.
Later op de dag kwam de draak weer uit het meer. Hij zag de prinses al vanuit de verte staan en liep langzaam haar richting uit.
Maar op datzelfde moment kwam er een ridder te paard aanrijden. De ridder stopte bij het meer en liet zijn paard drinken. Het was ridder Joris en hij was de dapperste man van het land. Toen zijn paard genoeg had gedronken reed hij verder richting stad. En daar zag hij de draak, die inmiddels vlak bij de prinses was. De prinses beefde van angst. Ze kon de hete adem van het afschuwelijke beest op haar gezicht voelen. De ridder spoorde zijn paard aan en reed in razendsnelle galop naar de draak. “Stop!” schreeuwde hij. “Ik ben Joris, de dapperste ridder van het land. Je zult de prinses niet krijgen, voordat je met mij hebt gevochten.”
De draak draaide zich woedend om. Hij blies vuur uit zijn neusgaten, maar het harnas van ridder Joris beschermde hem tegen de vlammen. Joris liet het vizier van zijn helm zakken en stormde met zijn lans gericht op de draak af. Maar de draak beet de lans doormidden. Hij greep Joris beet met zijn grote klauwen en trok hem van zijn paard. Toen pakte Joris zijn bijl. Hij sloeg ermee naar de plaats waar hij dacht dat het hart van de draak zou zitten. Maar de draak had geen hart en de bijl brak in wel twintig stukken. Daarna gaf de draak Joris zo’n klap met zijn staart dat hij languit op de grond viel. Joris krabbelde overeind, gaf niet op en trok vol moed zijn zwaard. Hij stormde op de draak af en stak het zwaard recht in de buik van de draak. Het afschuwelijke monster brulde van woede en pijn en viel toen met een klap achterover. Zijn grote klauwen staken in de lucht. Joris trok zijn snel zwaard uit de buik van de draak. Hij hief het opnieuw omhoog en sloeg met één klap de kop van het afschuwelijke monster af. De draak was dood.
Toen de mensen begrepen dat de draak dood was, kwamen ze nog nasidderend van angst hun huizen uit. De poortwachters die vanaf de stadsmuren het gevecht hadden gevolgd, klapten en juichten van blijdschap.
Joris bevrijdde de prinses en hand in hand liepen ze naar het paleis.
Wat was de koning gelukkig toen hij zijn dochter terugzag. “Je hebt het leven van mijn dochter gered,” zei hij tegen Joris. “Je mag wensen wat je wil.” Joris hoefde daar niet lang over na te denken. “Ik wil graag met uw dochter trouwen,” zei hij tegen de koning. En al de volgende dag trouwde Joris, de dapperste ridder van het land, met prinses Elin, het mooiste meisje van de stad.
Dan volgt het liedje ‘Langs een groen molentje’.
Alle jaarfeesten op een rijtje – Antroposofisch Leven
Het Zonnejaar
Draaidraakje – Antroposofie en het Kind (antroposofiekind.nl)
29 september – Het Michaëlsfeest, door Hans Stolp (nieuwetijdskind.com)
Waarom vieren we het hele jaar feesten? – (everydaymommyday.com)
Boeken:
Het hele jaar feesten
Leven met het jaar
Het jaar rond
Door het jaar heen
Van winterdans tot zomerkrans
Boekjes van Hennie de Gans -Wiggermans
Liane Collet Herbois
Wellicht zijn alle draken in ons leven
Uiteindelijk prinsessen
Die er in angst en beven
slechts naar haken
Ons eenmaal dapper en
schoon te zien ontwaken.
Wellicht is alles
wat er aan verschrikking leeft
In diepste wezen wel niets anders
dan iets
Wat onze liefde nodig heeft.
Rainer Maria Rilke
Hans Stolp
“Over de weegschaal en de pest…
Overigens wordt Michaël niet alleen afgebeeld met de draak onder zijn voeten, we komen hem op afbeeldingen regelmatig ook tegen met een weegschaal in de hand. De weegschaal is natuurlijk het attribuut van vrouwe Justitia en dus van de rechtspraak en symboliseert daarmee ons geweten. Het beeld van de weegschaal vraagt van ons, in onszelf af te wegen wat juist is, en wat niet juist is; wat respectvol is en wat kwetsend is; wat waar is, en wat niet waar is. Ook met dit beeld wil Michaël ons leiden van de sfeer van ons ego naar de sfeer van ons hoger zelf, ofwel van onze innerlijke Christus. In het verleden werd wel gezegd: vind je het moeilijk om écht, vanuit je hart, mee te leven met een ander, roep dan Michaël aan, en hij zal je helpen om te groeien in de kracht van het ware meeleven.
Hetzelfde geldt voor het beoefenen van geduld: heb je daar moeite mee, vraag dan Michaël om hulp. Zo hebben de mensen door de eeuwen heen intensief met Michaël geleefd: hij was voor hen werkelijkheid, en zij leefden net zo onbevangen met hem, zoals je met vrienden en vriendinnen samenleeft. Daarom zie je nog overal afbeeldingen van hem, en niet alleen in boeken of op iconen: zo vinden we hem in Amersfoort bijvoorbeeld meer dan levensgroot afgebeeld op de zijgevel van de Michaëlschool. En daarom wordt er ook in vele legenden over hem verteld.
Van paus Gregorius de Grote (een bijzondere paus, met een groot, natuurlijk gezag) wordt bijvoorbeeld verteld dat hij tijdens een pestepidemie de aartsengel Michaël zag, vliegend in de lucht. Daarbij mocht paus Gregorius echter ook zien, hoe Michaël op een gegeven moment zijn vlammende zwaard in de schede stak. Op dat moment was de pestepidemie meteen voorbij! In deze legende zien we, hoe Michaël ons redt van de ondergang. Alweer: een typerend beeld voor wat de aartsengel Michaël ook in deze tijd komt doen!
Overigens, Michaël is niet alleen een aartsengel die in het Jodendom, het Christendom en de Islam vereerd wordt. Ook in andere religies wordt hij vereerd, zij het onder andere namen. In Babylonië werd hij bijvoorbeeld Mardoek genoemd, in Griekenland Apollo, in Egypte Anubis en in de Rigveda (de oude heilige Indische boeken) wordt hij Indra genoemd. We hebben in Michaël dus te maken met een groot geestelijk wezen dat in de meeste religies gekend en vereerd werd en wordt! “
.
Michaël: alle verhalen
Boeken over Michaël en de herfsttijd
Michaël: alle artikelen
Jaarfeesten: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: Michaël (bordtekeningen e.d.) jaartafel, (ook herfst)
.
2723
.