Categorie archief: Uncategorized

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over het astraallijf – GA 55

.

Uit de voordrachten GA 34  GA 52  GA 53  GA 54  GA 55  GA 56  GA 57  GA 58  GA 59  nam ik de uitspraken van Rudolf Steiner over het fysieke lichaam.

Omdat Steiner bij zijn uitleg van de dingen vaak ‘het ene op het andere betrekt’, in ‘tegenstellingen’ de verschillen probeert duidelijk te maken waardoor het ‘wezenlijke’ eruit springt, voegde ik de uitspraken uit GA 34GA 52GA 53GA 54GA 55GA 56GA 57GA 58; GA 59  over het fysieke lichaam samen met die over etherlijf.

. In het onderstaande artikel gebeurt dit nu voor het astraallijf.

Steiner gebruikt steeds bepaalde gevoelswoorden waarvan het astraallijf ‘drager’ is.
Die woorden vind je hier verder uitgewerkt doordat er verschillende vertalingen van zijn gegeven.

GA 55

Die Erkenntnis des Übersinnlichen in unserer Zeit und deren Bedeutung für das heutige Leben

Het inzicht in het bovenzintuiglijke in onze tijd en de betekenis voor het leven van nu

Voordracht 2 Berlijn, 25 oktober 1906

Blut ist ein ganz besonderer Saft

Bloed is een heel bijzondere vloeistof

Blz. 46

In der geisteswissenschaftlichen Weltanschauung sehen wir, daß der Mensch, insofern er uns in der Außenwelt für unsere Sinne entgegentritt, insofern er Form und Gestalt ist, nur einen Teil der menschlichen Wesenheit ausmacht, und daß sogar hinter dem physischen Leibe viele andere Wesenheiten sind. Diesen physischen Leib hat der Mensch mit allen um ihn herumliegenden mineralischen, sogenannten leblosen Dingen gemeinschaftlich. Das zweite Glied des Menschen ist also der Ätherleib, den der Mensch gemeinschaftlich mit der Pflanzenwelt hat.

In de geesteswetenschappelijke wereldbeschouwing zien we dat de mens, voor zover hij ons in de buitenwereld tegemoet treedt, in zoverre hij vorm en gestalte is, slechts een deel van het menselijk wezen uitmaakt en dat er zelfs achter het fysieke lichaam vele andere wezens staan. Dit fysieke lichaam heeft de mens samen met alle minerale, zogenaamde levenloze dingen die zich om hem heen bevinden. Het tweede deel van de mens is dan het etherlijf dat de mens gemeenschappelijk heeft met de plantenwereld.

Das dritte Glied ist der sogenannte Astralleib, sehr schön und bedeutungsvoll so genannt,

Het derde wezensdeel is het zgn. astraallijf, heel mooi en zinvol om het zo te noemen

( )  Dem Astralleib obliegt es, im Menschen und im Tiere, das Lebendige zur Empfindungssubstanz aufzurufen, so daß sich innerhalb des Lebendigen nicht bloß Säfte bewegen, sondern daß sich darin dasjenige ausdrückt, was man Lust und Leid, Freude und Schmerz nennt. Damit haben Sie im wesentlichen auch den Unterschied zwischen Pflanze und Tier angedeutet, obwohl es Übergänge gibt.

Het is de taak van het astraallijf in mens en dier het leven tot gewaarwordingssubstantie tevoorschijn te roepen, zodat zich binnen het leven niet alleen vloeistoffen bewegen, maar dat daarin iets tot uitdrukking komt wat je lust en leed, vreugde en pijn noemt. Daarmee heb je in wezen ook het onderscheid tussen plant en dier aangegeven, hoewel er overgangen bestaan.

We zagen bij het etherlijf al, dat dit zo wordt beschreven dat het – als krachtencomplex in staat is, de fysieke stoffen bij elkaar te houden, dus als een aparte ‘zelfstandigheid’. Het brengt iets teweeg, het veroorzaakt iets. Ditzelfde zien we in de woorden over het astraallijf terug. Als een complex van (andere) krachten is het in staat ‘in het levende’ ‘iets’ om te vormen – zodanig dat we iets gewaarworden, iets merken, iets voelen – Steiner noemt het hier ‘gewaarwordingssubstantie’.

Blz. 48

Eine neue naturwissenschaftliche Forschergruppe hat geglaubt, auch den Pflanzen im direkten Sinne Empfindung zuschreiben zu sollen. Das ist aber nur ein Spiel mit Worten. Es ist für gewisse Pflanzen selbstverständlich, daß sie Erregungszustände haben, wenn etwas in ihre Nähe kommt, wenn etwas auf sie einwirkt. Das ist aber keine Empfindung. Es muß im Innern des Geschöpfes ein Bild auftauchen als Reflex der Erregung. Wenn auch bei gewissen Pflanzen eine Gegenwirkung auf einen äußeren Eindruck geschieht, so ist das doch noch kein Beweis dafür, daß die Pflanze auch innerlich einen solchen Reiz zu einer Empfindung erhebt, daß sie ihn innerlich erlebt. Dasjenige, was man innerlich erlebt, hat seinen Sitz im Astralleibe. So sehen wir also, daß das, was bis zum Tier heraufkam, aus dem physischen Leib, dem Äther- oder Lebensleib und dem Astralleib besteht.

Steiner spreekt hier over een ‘nieuwe onderzoeksgroep’. Dat nieuwe was er dus in 1906, t.t.v. de voordracht. Nu, zo’n kleine 120! jaar later, zijn er ook weer onderzoekers die beweren wat hieronder staat. Ze vonden dat er in de bodem een groot netwerk bestaat van m.n. schimmels, die – als ware het internet – met elkaar ‘communiceren’. Het wordt wel het ‘wood wide web’ genoemd. In deze context wordt aan (planten)schimmels dan ook ‘gevoel’ toegedicht.

Een nieuwe natuurwetenschappelijke onderzoeksgroep gelooft aan de planten in directe zin ‘gewaarwording’ te kunnen toeschrijven. Maar dat is slechts een spel met woorden. Voor bepaalde planten is het vanzelfsprekend dat ze in een staat van geprikkeldheid, van ‘gevoelig voor’ kunnen raken, wanneer er iets in hun omgeving komt dat op hen van invloed is. Maar dat is geen gewaarwording. In het innerlijk van het wezen moet een beeld kunnen ontstaan als reflex op de geprikkeldheid. Ook al vindt bij bepaalde planten een tegenwerken plaats als antwoord op een bepaalde indruk, dan is dat nog geen bewijs dat de plant ook innerlijk zo’n prikkel tot een gewaarwording maakt, dat hij deze innerlijk beleeft. Wat je innerlijk beleeft, is gelegen in het astraallijf.  We zien dus dat wat tot dier geworden is, bestaat uit het fysieke lichaam, het ether- of levenslijf en het astraallijf. 
GA 55/46-47
Vertaald /46-48

Sehen wir uns die Pflanze an als das Wesen, das schon den Ätherleib hat, welcher die physischen Stoffe heraufholt zum Leben, das heißt dasjenige, was sinnliche Materie ist, in Lebenssäfte verwandelt. Was ist es, das so die sogenannten leblosen Kräfte in die Lebenssäfte umgestaltet? Wir nennen es den Ätherleib, und dieser Ätherleib tut dasselbe im Tier und dasselbe auch im Menschen; er ruft dasjenige, was bloß sinnlich ist, zu lebendiger Konfiguration, zu lebendiger Gestaltung auf. Dieser Ätherleib wird wieder durchsetzt von dem Astralleib.

Beschouwen we de plant als een wezen dat het etherlijf bezit dat de fysieke stoffen om te leven in zich opneemt, d.w.z. wat zintuiglijke materie is, om te zetten in leven. Wat verandert de zogenaamde levenloze krachten in levenssappen? Wij noemen dat het etherlijf, en hetzelfde doet het dier en ook in de mens; het roept dat wat slechts zintuiglijk is, te voorschijn tot een levende opbouw, tot een levende gestalte. Dit etherlijf wordt op zijn beurt weer doordrongen door het astraallijf. 

Der Ätherleib wandelt unorganische Substanz in Lebenssäfte um.

Het etherlijf vormt de organische substantie in levenssappen om.

dieser Ätherleib tut dasselbe im Tier und dasselbe auch im Menschen; er ruft dasjenige, was bloß sinnlich ist, zu lebendiger Konfiguration, zu lebendiger Gestaltung auf. Dieser Ätherleib wird wieder durchsetzt von dem Astralleib. Und was macht dieser Astralleib? Er ruft die bewegte Substanz zum innerlichen Miterleben des Kreislaufs der stofflichen Säftebewegung auf, so daß sich die äußere Bewegung in innerlichen Erlebnissen spiegelt. Wir sind damit so weit gekommen, daß wir den Menschen begreifen, insofern er in das Tierreich hineingestellt ist. Alle Substanzen, aus denen der Mensch zusammengesetzt ist, finden Sie auch draußen in der leblosen Natur: Sauerstoff, Stickstoff, Wasserstoff, Schwefel, Phosphor und so weiter. Soll das, was umgewandelt ist durch den Ätherleib in lebendige Substanz, zu innerlichem Erfassen, zur Schaffung innerer Spiegelbilder von dem, was außen vorgeht, aufgerufen werden, so muß der Ätherleib von dem, was wir Astralleib nennen, durchdrungen werden. Der Astralleib ruft die Empfindung hervor. Aber jetzt, auf dieser Stufe ruft der Astralkörper die Empfindung in ganz besonderer Weise hervor. Der Ätherleib wandelt unorganische Substanz in Lebenssäfte um, der Astralleib wandelt diese lebendige Substanz in empfindende Substanz um.

( ) dit etherlijf doet in het dier en in de mens hetzelfde (als in de plant); het roept dat wat slechts zintuiglijk is, te voorschijn tot een levende opbouw, tot een levende gestalte. Dit etherlijf wordt op zijn beurt weer doordrongen door het astraallijf. En wat doet het astraallijf? Het stimuleert de substantie die beweegt tot een innerlijk meebeleven van de circulatie van de  bewegingen van de stoffelijke vloeistoffen, zodat zich die uiterlijke beweging spiegelt in innerlijke belevingen. Nu zijn we hier gekomen dat we de mens begrijpen, voor zover hij in het dierenrijk staat. Alle stoffen waaruit de mens is opgebouwd, vind je ook buiten in de levenloze natuur: zuurstof, stikstof, waterstof, zwavel, fosfor enz. Wil dat wat door het etherlijf omgevormd is in levende substantie, gestimuleerd worden tot het vormen van spiegelbeelden van hetgeen er buiten zich afspeelt, dan moet het etherlijf doordrongen worden door wat we astraallijf noemen. Het astraallijf roept de gewaarwording op. Maar op dit niveau roept het astrale de gewaarwording op een heel bijzondere manier op. Het etherlijf verandert anorganische stoffen in levenssappen, het astraallijf verandert deze levende substantie in gewaarwordende substantie.
GA 55/50-51
Niet vertaald

Voordracht 3 Berlijn, 8 oktober 1906

Der Ursprung des Leides

De oorsprong van het lijden

Blz. 73

Wir wissen aber auch, daß dieser physische Körper aufgerufen wird zum Leben durch das, was wir den sogenannten Äther- oder Lebensleib nennen; (  ) Wir betrachten den zweiten Teil der menschlichen Wesenheit, den Ätherleib, als etwas, was der Mensch gemeinschaftlich hat mit der übrigen Pflanzenwelt. Als das dritte Glied der menschlichen Wesenheit betrachten wir den Astralleib, den Träger von Lust und Unlust, von Begierde und Leidenschaft, den der Mensch mit der Tierheit gemeinsam hat

We weten echter ook dat in dit fysieke lichaam het leven tevoorschijn wordt geroepen door wat wij het zogenaamde ether- of levenslijf noemen; ( ) Wij zien het tweede deel van het mensenwezen, het etherlijf, als iets wat de mens gemeenschappelijk heeft met de verdere plantenwereld. Als derde menselijk wezensdeel kijken we naar het astraallijf, de drager van lust en onlust, van begeerte en hartstocht, dat de mens gemeenschappelijk heeft met het dierenrijk. 
GA 55/73
Niet vertaald  

Voordracht 5, Berlijn 13 december 1906

Wie begreift man Krankheit und Tod?

Hoe kan je ziekte en dood begrijpen?

Blz. 104-105

Das physische Prinzip arbeitet nur teilweise am physischen Organismus des Menschen, in einem anderen Teil ist im wesentlichen der Ätherleib tätig,

Het fysieke principe werkt maar voor een deel aan de fysieke organisatie van de mens; in een deel is hoofdzakelijk het etherlijf werkzaam.

Blz. 105

( ) erstens haben wir den äußerlich sichtbaren physischen Körper, als zweites den Äther- oder Lebensleib, sodann den Astralleib,

ten eerste hebben we het uiterlijk zichtbare fysieke lichaam; als tweede het ether- of levenslichaam, en dan het astraallijf ( ) 

Dann müssen wir uns klar sein, daß im physischen Leibe dieselben Kräfte und Stoffe vorhanden sind wie in der physischen Welt draußen und daß in dem Ätherleib das liegt, was diese Stoffe zum Leben aufruft, und daß der Mensch seinen Ätherleib mit der ganzen Pflanzenwelt gemeinschaftlich hat. Der Astralleib, den der Mensch mit den Tieren gemein hat, ist der Träger des ganzen Gefühlslebens, von Begierden, Lust und Unlust, Freude und Schmerz

Dan moeten we helder hebben dat in het fysieke lichaam dezelfde krachten en stoffen aanwezig zijn als in de fysieke wereld buiten ons en dan dat er in het etherlijf datgene zit wat deze stoffen tot leven wekt en dat de mens zijn etherlijf met de hele plantenwereld gemeenschappelijk heeft. Het astraallijf dat de mens met de dieren gemeenschappelijk heeft, is de drager van ons gevoelsleven, van begeerten, lust en onlust, vreugde en smart.

Blz. 106

Der Astralleib ist der Schöpfer des ganzen Nervensystems, bis hinauf zum Gehirn und zu den Strängen, die in Form von Sinnesnervensträngen zum Gehirn gehen.

Het astraallijf is de vormgever van het hele zenuwsysteem, tot aan de hersenen en de strengen in de vorm van zenuw-zintuigstrengen die naar de hersenen lopen aan toe. 
GA 55/104-106
Niet vertaald

Voordracht 6, Berlijn 10 januari 1907 (zie nadere opmerkingen. N.B. dit is niet het bekende boekje met dezelfde titel, vertaald bij Pentagon): dat is een geschreven artikel uit GA 34)

Die Erziehung des Kindes vom Standpunkt der Geisteswissenschaft

De opvoeding van het kind in het licht van de antroposofie

Blz. 119

Ihm zeigt sich als zweites Glied im Menschen der Ätherleib, ein geistiger Or­ganismus, der wesentlich feiner ist als der physische. Er hat nichts mit dem physikalischen Begriff von Äther zu tun und wird besser nicht als ein Stoff, sondern als eine Summe von Kräften, als eine Summe von Strömungen, von Kraftwir­kungen beschrieben. Er ist aber der Architekt des aus ihm heraus kristallisierten physischen Leibes, welcher sich aus ihm herausentwickelt wie etwa das Eis aus dem Wasser. So müssen wir uns vorstellen, daß alles, was am Menschen physischer Leib, physischer Organismus ist, herausgebildet ist aus dem Ätherleib. Diesen haben wir gemeinsam mit allen lebenden Wesen, mit der Pflanzen- und Tierwelt. Er hat eine ähnliche Form wie der physische Leib, seine Form und Größe schließen sich der Form und Größe desselben an. An den unteren Teilen aber ist er verschieden, bei den Tieren ragt er weit heraus. Man beschreibt hiermit, was man als Ätherkörper kennt, etwa so, wie man einem Blinden sagt, eine Farbe ist blau oder rot. Ebensowenig wie dem Sehenden dies phantastisch erscheint, ist für den, welcher die in jedem Menschen schlummernden Fähigkeiten entwik­kelt, Phantasie in dem Beschriebenen.

( ) Het tweede deel van de mens, het etherlijf, is een geestelijk organisme, dat wezenlijk fijner is dan het fysieke. Het heeft niets te maken met het natuurkundige begrip ether en het is beter niet over stof te spreken, maar over een totaliteit van krachten, een totaliteit van wat stroomt, van krachtwerkingen. Het is echter de architect van het uit hem gekristalliseerde fysieke lichaam, dat zich uit hem ontwikkelde, zoiets als ijs uit water. Zo moeten we ons voorstellen dat alles wat aan de mens fysiek lichaam, fysiek organisme is, zijn vorm krijgt vanuit het etherlijf’. Dit hebben wij gemeen met de planten- en dierenwereld. Het heeft net zo’n vorm als het fysieke lichaam; de vorm en de grootte sluiten aan bij de vorm en de grootte daarvan. De onderste delen echter verschillen; bij de dieren bevindt het zich ver daarbuiten. Wat men als etherlijf kent, beschrijft men net zo, als wanneer men aan een blinde zegt dat een kleur blauw of rood is. Net zo min als dit voor iemand die zien kan, onzin is, zo is voor degene die de in ieder mens sluimerende vaardigheden ontwikkelt, deze beschrijving onzin.

Als drittes Glied des menschlichen Wesens erkennen wir den Astralleib, den Träger von all dem, was wir Leidenschaften, niedere und zum Teil auch höhere nennen, alles, was der Mensch an Lust und Leid, Freude und Schmerz, Begierde und Trieb in sich trägt. Der Astralkörper ist Träger auch der gewöhnlichen Gedankenwelt, der Willensimpulse. Er wird wiederum durch die Entwicklung höherer Sinne geschaut.Er umgibt den Menschen wie eine Art Wolke, die den physischen und Ätherleib durchsetzt. Ihn haben wir mit der ganzen Tierwelt gemein. Alles in ihm ist Bewegung, alles spiegelt sich in ihm ab, was an Gemütsbewegungen sich vollzieht. Warum hat er den Namen «Astral»? Wie

Als derde deel van het mensenwezen onderkennen we het astraallijf, de drager van alles wat wij lagere en voor een deel ook hogere hartstochten noemen, alles wat de mens aan lust en leed, vreugde en verdriet, begeerte en drift in zich draagt. Het astraallijf is de drager van de alledaagse gedachtewereld, van de wilsimpulsen. Ook dit wordt door de hogere zintuigen waargenomen. Het bevindt zich om de mens heen als een soort wolk die het fysieke en het etherlijf doordringt. We hebben het gemeenschappelijk met het hele dierenrijk. Alles is in het astraallijf beweging; alle gemoedsbewegingen spiegelen zich daarin af.  Waarom heet het ‘astraal’? 

Blz. 120

der physische Körper durch seine physischen Stoffe mit dem ganzen Erdenkörper zusammenhängt, so steht der Astralleib mit der ganzen die Erde umgebenden Welt der Sterne in Verbindung. Alle die Kräfte, die den Astralleib durchdringen und des Menschen Schicksal und Charakter bedingen, sind deshalb so benannt worden von solchen, die tief hineingeschaut haben in den geheimnisvollen Zusammenhang mit der ganzen die Erde umgebenden Astralwelt.

Zoals het fysieke lichaam door de fysieke stoffen met de hele aarde samenhangt, zo staat het astraallijf met de hele sterrenwereld die rondom de hele aarde is, in verbinding. Al die krachten die het astraallijf doordringen en het lot van de mens en zijn karakter veroorzaken zijn daarom zo genoemd door degenen die diep konden waarnemen in de mysterieuze samenhang van de astraalwereld met de hele aarde waaromheen het zich bevindt. 
GA 55/119-120
Niet vertaald

voordracht 7 Berlin, 24. januari 1907

              Schulfragen vom Standpunkt der Geisteswissenschaft 

Schoolvragen vanuit het standpunt van de geesteswetenschap

Blz. 133

Mit der physischen Geburt wird nur der physische Leib frei; zur Zeit des Zahnwechsels wird der Ätherleib geboren, zur Zeit der Geschlechtsreife der Astralleib.

Met de fysieke geboorte komt alleen het fysieke lichaam vrij; tegen de tijd van de tandenwisseling wordt het etherlijf geboren, tegen de tijd van de geslachtsrijpheid het astraallijf.
GA 55/133
Op deze blog vertaald /133

Voordracht 8. Berlijn, 31 januari 1907

                   Der Irrsinn* vom Standpunkt der Geisteswissenschaf

*Irrsinn heeft verschillende vertalingen: absurditeit, krankzinnigheid, idioterie bijv.

Waanzin* vanuit het standpunt van de geesteswetenschap

Blz. 142/143

Wir unterscheiden folgende physische Teile am Menschen, ( ) erstens rein Physisches, was nach rein physischen Gesetzen gebaut ist, vor allem die Sinnesorgane ( ) zweitens alles das, was mit Verdauung, Wachstum, Fortpflanzung zusammenhängt. Das, was die Kristalle aufbaut, könnte auch den menschlichen Leib aufbauen, aber er wäre dann ein toter Organismus. Der Ätherleib ist der Bildner, der die Verdauungsorgane und so weiter aufbaut. Drittens Nervensystem (Gehirn und Rückenmark): sein Bildner ist der Astralleib,

We onderscheiden de volgende fysieke delen aan de mens, als eerste puur fysiek wat volgens puur fysieke wetten gebouwd is, met name de zintuigorganen ( ) als tweede alles wat met vertering, groei, voortplanting samenhangt. Wat de kristallen opbouwt, kan ook het menselijk lichaam opbouwen, maar dan zou het een dood organisme zijn. Het etherlijf is de vormgever die de spijsverteringsorganen enz. opbouwt. Als derde het zenuwsysteem (hersenen en ruggenmerg): de vormgever daarvan is het astraallijf.
GA 55/ 142-143
Niet vertaald

.

Algemene menskunde: voordracht 1 – over het astraallijf

Algemene menskunde: voordracht 1 – alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

.

2850

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

                      .

Advertentie

VRIJESCHOOL – 7e klas – tekenen

.

Voor tekenen in klas 7 gaf Rudolf Steiner aan het tekenen van lichamen die elkaar doordringen: 

 

Zie voor meer voorbeelden: vrijeschool in beeld

7e klasalle beelden

Vrijeschool in beeldalle beelden

7e klas: alle artikelen op vrijeschoolpedagogie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Opspattend grind (90)

.
Blauwe tekst van mij. Zwart uit het interview.

.

Kijk naar het kind, en laat die toetsen zitten’

.

zegt ex-juf Nicole Hanegraaf in een interview in het Eindhovens Dagblad van 15-10-2022

‘Ongelukkige leraren, gestreste kinderen: scholen lopen tegen hun grenzen aan. Het moet anders.
Onze kinderen zijn niet stuk. Ons systeem is stuk.”

Tijdens haar werk experimenteerde ze met onderwijsvormen ‘die meer ruimte maken voor individuele behoeftes en talenten.’

‘Minder accent op toetsen en tabelletjes, maar meer aandacht voor mensen van vlees en bloed’.

Weer een toets

Ze richtte de ‘leef-leer-school van-Binnenuit’ op, waarover ze ook een boek schreef: Onderwijs van Binnenuit:
We moeten stoppen met onderwijsvernieuwingen van buitenaf. We moeten hervormen van binnenuit, kijken naar wat leerkrachten en leerlingen willen leren en nodig hebben.

‘Welke 9-jarige wil er nou uren op een dag stil aan een tafeltje zitten? En welke leerkracht wordt blij van wéér een toets?’

In verschillende scholen in het land wordt er druk aan gewerkt: Van-Binnenuit helpt scholen opnieuw te bepalen: wat hebben onze kinderen echt nodig en hoe bieden we dat? Dat kan op elk schooltype.”

‘Dat betekent soms: dat groepjes worden samengesteld op basis van gedeelde interesses in plaats van op leeftijd of maken lokalen met rijen tafels plaats voor ruimtes vol ‘hoekjes’, waar kinderen zelf de plek kiezen waar ze willen lezen of sommen maken. Dat kan ook op een schommel of in de tuin zijn. Of er zijn plekken waar leerlingen op ontdekkingstocht kunnen: keukens, ateliers, proefjestafels.’

Of dat niet tegen bestaande onderwijsvormen aanschuurt, vraagt degene die interviewt,zoals vrijescholen en montessorischolen?’
„Onderwijs van binnenuit is een verzamelnaam voor scholen die mensgericht zijn. Dat kan een montessori- of vrijeschool zijn, maar ook een reguliere school.

Het is mooi, vind ik, dat juf Hanegraaf de vrijeschool ziet als ‘mensgericht’.

Wat wij doen staat niet naast zulke onderwijstypes: het zit eronder.”

Dat is voor de vrijescholen wel iets te kort door de bocht: daar zit nog zoveel meer onder en/of achter.
Daar staat deze blog vol mee!
En we vinden elkaar natuurlijk door ‘de mens centraal

Burn-outklachten

De behoefte aan verandering is groot. Ruim een kwart van de leraren in het basisonderwijs kampt met burn-outklachten. Het aantal leerlingen in het speciaal basisonderwijs steeg de afgelopen jaren. „Als je ziet dat steeds meer mensen moeite hebben om te functioneren in het reguliere onderwijssysteem, is er volgens mij niks mis met die mensen. Dan is er iets mis met het systeem.”

‘Bij onderwijs van binnenuit is niet ‘het gemiddelde’ leidend, maar de individuele kinderen zijn dat. „Lesmethodes en toetsen gaan massaal uit van het idee dat je op een bepaald moment, op een bepaalde leeftijd, iets moet doen of kunnen. Ik vind dat raar. Wat maakt het nou uit welk niveau Jantje deze maand precies haalt, als-ie pas over drie jaar naar de middelbare school gaat?”

‘Laat toetssysteem los:  leerkrachten hebben geen grafiekjes en tabelletjes nodig om te weten wat een kind kan. Dat kunnen ze elke dag zien.”

„Het idee van onderwijs van binnenuit is niet dat je maar een beetje achter kinderen aanhobbelt: je loopt met ze mee, je neemt ze bij de hand. Dat kinderen stil zouden vallen in hun ontwikkeling als je ze ruimte geeft voor hun eigen tempo staat daar haaks op. Wij willen juist dat je kinderen de hele tijd blijft prikkelen en voeden, zodat ze elke dag nieuwe dingen leren. We zeggen alleen: accepteer dat ze niet allemaal op hetzelfde moment dezelfde stap zetten.”
Ook dit kennen we in de vrijescholen als iets wezenlijks: lesstof is ontwikkelingsstof!

En hier zien we iets van wat lang in de vrijescholen – op aanwijzing van Rudolf Steiner – in de praktijk werd gebracht: een klassenleerkracht gaat zes jaar met zijn klas mee, juist om de ontwikkeling optimaal te kunnen ondersteunen.

‘Om te zien of een kind zich goed blijft ontwikkelen, zouden scholen volgens van-Binnenuit moeten kijken hoe het zich ontplooit ten opzichte van zijn eigen startpunt in een schooljaar. Zit daar te weinig beweging in, dan weet je dat je in actie moet komen.’

‘Nu vergelijken we kinderen meestal vooral met anderen. Dat maakt het lastiger te zien wie ze zelf zijn’.

Juf Hanegraaf weet wel wat er nodig is in het onderwijs. Wij ook, maar we kunnen zeker van haar leren (vooral als ze hier – onbewust denk ik – op de vrijheid van inrichting wijst:

„Jij weet wat goed voelt, wat er nodig is om die kinderen te geven wat ze nodig hebben. Ga dat gewoon doen. En laat die toetsen lekker zitten.”

.

Opspattend grindalle artikelen

Menskunde en pedagogie: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

2844

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over het astraallijf – GA 52

.

. Uit de voordrachten GA 34  GA 52  GA 53  GA 54  GA 55  GA 56  GA 57  GA 58  GA 59  nam ik de uitspraken van Rudolf Steiner over het fysieke lichaam.

.

Omdat Steiner bij zijn uitleg van de dingen vaak ‘het ene op het andere betrekt’, in ‘tegenstellingen’ de verschillen probeert duidelijk te maken waardoor het ‘wezenlijke’ eruit springt, voegde ik de uitspraken uit GA 34GA 52GA 53GA 54GA 55GA 56GA 57GA 58; GA 59  over het fysieke lichaam samen met die over etherlijf.

.

In het onderstaande artikel gebeurt dit nu voor het astraallijf.

Steiner gebruikt steeds bepaalde gevoelswoorden waarvan het astraallijf ‘drager’ is.
Die woorden vind je hier verder uitgewerkt doordat er verschillende vertalingen van zijn gegeven.

GA 52 Voordracht 12, Berlijn 7 maart 1904                                        

Theosophie und Somnambulismus
Theosofie en somnambulisme

Blz. 254

Den physischen Körper mit allen seinen Organen, einschließlich des Nervensystems, des Gehirns und aller Sinnesorgane kann die Theosophie nach ihrer Beobachtung nur ansehen als eines der Glieder, aus dem der ganze, volle Mensch besteht. Dieser physische Körper enthält Stoffe und Kräfte, die der Mensch gemeinschaftlich hat mit der ganzen übrigen physischen Welt. Dasjenige, was sich in uns in chemischen und physikalischen Prozessen abspielt, ist nichts anderes, als was sich auch außerhalb unseres Körpers in der physischen Welt, in den chemischen Vorgängen abspielt. Aber wir müssen uns fragen: Warum spielen sich diese physikalischen und chemischen Prozesse innerhalb unseres Körpers so ab, daß sie vereinigt sind zu einem physischen Organismus? Darüber kann uns keine physische Wissenschaft einen Aufschluß geben. Die physische Naturwissenschaft kann uns nur über das belehren, was sich an physischen und chemischen Prozessen in uns abspielt, und es wäre gewiß nicht angemessen, wenn der Naturforscher den Menschen deshalb einen wandelnden Kadaver nennen würde, weil er als Anatom nur Physisches in dem menschlichen Körper entdecken kann. Es muß etwas da sein, was die chemischen

Het fysieke lichaam met al zijn organen waar het zenuwsysteem en de hersenen bij horen en alle zintuigorganen kan de theosofie zoals zij dat beoordeelt, alleen zien als een van de delen waaruit de volledige mens bestaat. Dit fysieke lichaam bevat stoffen en krachten die de mens gemeenschappelijk heeft met de hele overige fysieke wereld. Wat zich in ons aan chemische en fysische processen afspeelt, is niets anders dan wat zich ook buiten ons lichaam in de fysieke wereld, in de chemische processen afspeelt. Maar we moeten ons wel afvragen: waarom spelen deze fysische en chemische processen binnen ons lichaam zo af dat samen een fysiek organisme vormen. Daarover kan geen enkele natuurwetenschap een verklaring geven. De natuurwetenschap kan ons alleen maar informeren over wat er zich aan fysische en chemische processen in ons voltrekken en het klopt zeker niet wanneer de natuurwetenschapper de mens omdat hij als anatoom alleen iets fysieks in het menselijk lichaam ontdekken kan, daarom de mens een wandelend lijk zou noemen. Er moet iets zijn, wat de chemische

Blz. 255

und physikalisdien Prozesse zusammenhält, sie gleichsam gruppiert in der Form, wie sie sich innerhalb des menschlichen Körpers abspielen. Dieses nächste Glied der menschlichen Wesenheit nennen wir in der Theosophie den sogenannten Ätherdoppelkörper.

en fysische processen bij elkaar houdt, die a.h.w. groepeert in de vorm waarin ze zich binnen het menselijk lichaam voltrekken.  Het volgende wezensdeel van de mens noemen we in de theosofie het zgn.  etherdubbellichaam. Steiner noemt dit later meestal het ‘etherlijf‘.

Dieser Ätherdoppelkörper ist dasjenige, was die physischen Prozesse zusammenhält. Im Tode verläßt der Ätherdoppelkörper mit anderen höheren Gliedern, die wir kennenlernen werden, den physischen Körper, und daher wird der physische Körper der Erde übergeben und vollzieht nur noch physische Prozesse. Daß er das während des Lebens nicht tut, daran ist der Ätherdoppelkörper schuld.

Het etherlijf houdt de fysische processen bij elkaar. Met de dood verlaat het etherlijf met andere hogere wezensdelen die we nog zullen leren kennen, het fysieke lichaam en vandaar dat het fysieke lichaam aan de aarde overgedragen wordt en dan voltrekken zich alleen nog maar fysische processen. Dat dit tijdens het leven niet gebeurt, komt door het etherlijf.
Steiner legt in deze voordracht meer de nadruk op het astrale als ‘omhulsel’, als iets waarin wij leven, vandaar dat hij, denk ik, hier weer ‘Körper’ gebruikt, i.p.v. ‘Leib’. 

Innerhalb dieses Ätherdoppelkörpers, ja ihn sogar nach verschiedenen Seiten hin überragend, ist dann das dritte Glied der menschlichen Wesenheit, das ist der sogenannte astralische Körper. Dieser astralische Körper ist eine Art von Abbild unserer Triebe, unserer Begierden, unserer Leiden-

Binnen dit etherdubbellijf, ja zelfs daar buiten tredend naar verschillende kanten, bevindt zich het derde wezensdeel, dat is het zogenaamde astraallichaam. Dit is een soort weerspiegeling van onze driften, onze begeerten, onze harts-

Blz. 256

Schäften, unserer Gefühle. In diesem astralischen Körper lebt der Mensch wie in einer Wolke, und er ist für den Hellseher, dessen geistiges Auge für eine solche Erscheinung geöffnet ist, sehr wohl wahrnehmbar als eine leuchtende Wolke, innerhalb welcher sich der physische Körper und der Ätherdoppelkörper befindet. Dieser astralische Körper ist anders bei einem Menschen, der immer seinen animalischen Trieben, seinen sinnlichen Neigungen folgt; da zeigt er ganz andere Farben, ganz andere wolkenartige Bildungen als bei dem Menschen, welcher immer dem geistigen Leben gelebt hat; er ist anders bei dem Menschen, der dem Egoismus frönt, als bei dem Menschen, der in selbstloser Liebe sich seinen Mitmenschen widmet. Kurz, das Leben der Seele kommt in diesem astralischen Körper zum Ausdruck. Aber er ist auch der Vermittler der eigentlichen sinnlichen Wahrnehmungen. Sie können niemals die sinnlichen Wahrnehmungen in den Sinnesorganen selbst suchen.Was geschieht, wenn das Licht von einer Flamme mein Auge trifft?

tochten, onze gevoelens. In dit astrale lichaam leeft de men als in een wolk en hij is voor de helderziende, bij wie zijn geestelijk oog voor zijn verschijnsels geopend is, heel goed waar te nemen als een lichtende wolk, waarbinnen het fysieke lichaam en het etherdubbellichaam zich bevinden. Dit astrale lichaam is anders bij een mens die steeds zijn dierlijke driften, zijn zinnelijke neigingen volgt; dan zijn er heel andere kleuren, heel andere wolkenachtige vormen zichtbaar dan bij de mens die steeds een geestelijke leven heeft geleefd; het is anders bij de mens die toegeeft aan zijn egoïsme dan bij de mens die in altruïstische liefde toegewijd is aan zijn medemens. Kortom, het zielenleven komt in dit astrale lichaam tot uitdrukking. Maar het maakt ook de eigenlijke zintuiglijke waarnemingen mogelijk. Je kan nooit de zintuiglijke waarnemingen in de zintuigorganen zelf zoeken. Wat gebeurt er wanneer het licht van een vlam mijn oog ontmoet. 

Dieses Licht besteht ja im äußerlichen Räume darin: die sogenannten Ätherwellen bewegen sich von der Lichtquelle in mein Auge, sie dringen in mein Auge ein, sie bewirken gewisse chemische Vorgänge in der Hinterwand meines Augapfels, sie verwandeln den sogenannten Sehpurpur, und dann pflanzen sich diese chemischen Vorgänge in mein Gehirn fort. Mein Gehirn nimmt die Flamme wahr, es bekommt den Lichteindruck. Könnte ein anderer diejenigen Vorgänge, die sich in meinem Gehirn abspielen, sehen, was würde er wahrnehmen? Er würde nichts anderes wahrnehmen als physikalische Vorgänge; er würde etwas wahrnehmen, was sich in Raum und Zeit abspielt; nicht aber könnte er innerhalb der physikalischen Vorgänge in meinem Gehirn meinen Lichteindruck wahrnehmen. Dieser Lichteindruck ist etwas anderes als ein physikalischer

Dit licht bestaat in de uiterlijke ruimte hierin: de zogenaamde ethergolven bewegen zich van de lichtbron naar mijn oog, ze dringen mijn oog binnen, ze veroorzaken bepaalde chemische processen in de achterkant van mijn oogiris, ze veranderen het zogenaamde gezichtspurpur en dan planten deze chemische processen zich in mijn hersenen voort. Mijn hersenen nemen de vlam waar, ze krijgen de indruk van het licht. Zou een ander die processen die zich in mijn hersenen afspelen, zien, wat zou hij dan waarnemen? Hij zou niets anders waarnemen dan fysische activiteit hij zou iets waarnemen wat zich in de ruimte en de tijd afspeelt; maar hij zou binnen in de fysische processen in mijn hersenen mijn indruk van het licht kunnen zien. Deze indruk is iets anders dan een fysische

Blz. 257

Eindruck, der diesen Vorgängen zugrunde liegt. Der Lichteindruck, das Bild, das ich mir erst erschaffen muß, um die Flamme wahrnehmen zu können, ist ein Vorgang innerhalb meines astralischen Körpers. Derjenige, welcher ein Sehorgan hat, um einen solchen astralischen Vorgang wahrnehmen zu können, sieht ganz genau, wie sich die physikalischen Erscheinungen innerhalb des Gehirns in dem astralischen Körper umwandeln in das Bild der Flamme, das wir empfinden. 

indruk die aan deze processen ten grondslag ligt. De lichtindruk, het beeld dat ik eerst zelf moet scheppen om de vlam waar te kunnen nemen, is een proces binnen in mijn astraallichaam. Wie een orgaan heeft om dit te zien, om zo’n astraal proces te kunnen waarnemen, ziet heel precies hoe de fysische verschijnselen binnen de hersenen in het astraallichaam veranderen in het beeld van de vlam dat wij ervaren.
GA 52/256-257
Niet vertaald.

.

Algemene menskunde: voordracht 1 – over het astraallijf

Antroposofie: een inspiratie:  over het astraallijf  [1]  [2]  [3]

Algemene menskunde: voordracht 1 – alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

.

2843

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

                    .

VRIJESCHOOL – Breinbreker (nieuw)

.

Het is altijd handig om een map te hebben liggen met een voorraad opgaven die kinderen kunnen maken in ‘verloren ogenblikken’: wanneer ze met alles (snel) klaar zijn of wanneer ze graag extra werk doen, enz.
Woorden waarvan ze de betekenis niet kennen, moeten uiteraard geleerd worden.

Zo tegen de leeftijd van ruwweg 12 jaar begint in de meeste kinderen het nieuwe vermogen te rijpen om te kunnen denken in een ‘oorzaak – gevolg’- verband.

Er is een bepaald abstraherend vermogen voor nodig dat een mens ‘van nature’ ontwikkelt en als dat er dan is, kun je het gebruiken en dan kun je het ook inzetten om problemen op te lossen. Door met die problemen bezig te zijn, is daar soms plotseling het ‘aha-beleven’.

Waarnemingsoefening:

Welke twee zijn gelijk?

Oplossing:

A en D zijn gelijk

Alle taalraadsels

Alle breinbrekers

Alle rekenraadsels

Alle ‘gewone’ raadsels

.

VRIJESCHOOL – Taalraadsel

.

Het is altijd handig om een map te hebben liggen met een voorraad opgaven die kinderen kunnen maken in ‘verloren ogenblikken’: wanneer ze met alles (snel) klaar zijn of wanneer ze graag extra werk doen, enz.
Woorden waarvan ze de betekenis niet kennen, moeten uiteraard geleerd worden.

Welk woord wordt gezocht?

Per KOLOM  van drie woorden ontbreekt in ieder woord dezelfde combinatie van drie letters.

De ontbrekende combinaties van de 3 kolommen vormen achter elkaar gelezen een woord. Welk woord is dat?

…MAN                                                  ZO…                        …STIG

…RIN                                                   …RIE                       GEV…

TA…                                                    DOM…IK                 B…KOK           

Oplossing:

In de eerste kolom ontbreken de letters BOE (boeman, boerin, taboe)
In de tweede: MER (zomer, merrie, dommerik)
In de derde: ANG (angstig, gevang, bangkok)

Samen vormen BOE MER ANG het woord BOEMERANG

Alle breinbrekers

Alle rekenraadsels

Alle taalraadsels

Alle ‘gewone’ raadsels

     

VRIJESCHOOL – Rekenraadsel (nieuw)

.

Het is altijd handig om een map te hebben liggen met een voorraad opgaven die kinderen kunnen maken in ‘verloren ogenblikken’: wanneer ze met alles (snel) klaar zijn of wanneer ze graag extra werk doen, enz.
Woorden waarvan ze de betekenis niet kennen, moeten uiteraard geleerd worden.

Zo tegen de leeftijd van ruwweg 12 jaar begint in de meeste kinderen het nieuwe vermogen te rijpen om te kunnen denken in een ‘oorzaak – gevolg’- verband.

Er is een bepaald abstraherend vermogen voor nodig dat een mens ‘van nature’ ontwikkelt en als dat er dan is, kun je het gebruiken en dan kun je het ook inzetten om problemen op te lossen. Door met die problemen bezig te zijn, is daar soms plotseling het ‘aha-beleven’.

Kraak de code.
De letters kunnen de waarde 0 t/m 6 hebben. Dezelfde waarden kunnen meerdere keren voorkomen.

Oplossing:

Vermenigvuldigen geeft vaste cijfers: B x F = 4: B en F zijn of 1, 2, 4; uit D + F = 2 volgt dat F geen 4 kan zijn, dan is B geen 1. Uit A + B = 2 volgt dat B geen 4 kan zijn, dus F geen 1, blijven voor beide 2 over. Dan zijn A en D allebei 0; C is dan 1; uit B + D + E = 7 volgt dan dat E = 5.

A =0  B = 2  C = 1  D = 0  E = 5  F = 2

Alle taalraadsels

Alle breinbrekers

Alle rekenraadsels

Alle ‘gewone’ raadsels

VRIJESCHOOL – Breinbreker

.

Het is altijd handig om een map te hebben liggen met een voorraad opgaven die kinderen kunnen maken in ‘verloren ogenblikken’: wanneer ze met alles (snel) klaar zijn of wanneer ze graag extra werk doen, enz.
Woorden waarvan ze de betekenis niet kennen, moeten uiteraard geleerd worden.

Zo tegen de leeftijd van ruwweg 12 jaar begint in de meeste kinderen het nieuwe vermogen te rijpen om te kunnen denken in een ‘oorzaak – gevolg’- verband.

Er is een bepaald abstraherend vermogen voor nodig dat een mens ‘van nature’ ontwikkelt en als dat er dan is, kun je het gebruiken en dan kun je het ook inzetten om problemen op te lossen. Door met die problemen bezig te zijn, is daar soms plotseling het ‘aha-beleven’.

Waarnemingsoefening:

Welke twee zijn gelijk?

Oplossing:

D en B

Alle taalraadsels

Alle breinbrekers

Alle rekenraadsels

Alle ‘gewone’ raadsels

.

VRIJESCHOOL – Taalraadsel

.

Het is altijd handig om een map te hebben liggen met een voorraad opgaven die kinderen kunnen maken in ‘verloren ogenblikken’: wanneer ze met alles (snel) klaar zijn of wanneer ze graag extra werk doen, enz.
Woorden waarvan ze de betekenis niet kennen, moeten uiteraard geleerd worden.

Welk woord wordt gezocht?

De beginletter is aangegeven met een punt. Verder mag je elke richting op, maar je mag niet tweemaal over dezelfde letter:

Oplossing:

GELDAUTOMAAT

Alle breinbrekers

Alle rekenraadsels

Alle taalraadsels

Alle ‘gewone’ raadsels

.

VRIJESCHOOL – Rekenraadsel

.

Het is altijd handig om een map te hebben liggen met een voorraad opgaven die kinderen kunnen maken in ‘verloren ogenblikken’: wanneer ze met alles (snel) klaar zijn of wanneer ze graag extra werk doen, enz.
Woorden waarvan ze de betekenis niet kennen, moeten uiteraard geleerd worden.

Zo tegen de leeftijd van ruwweg 12 jaar begint in de meeste kinderen het nieuwe vermogen te rijpen om te kunnen denken in een ‘oorzaak – gevolg’- verband.

Er is een bepaald abstraherend vermogen voor nodig dat een mens ‘van nature’ ontwikkelt en als dat er dan is, kun je het gebruiken en dan kun je het ook inzetten om problemen op te lossen. Door met die problemen bezig te zijn, is daar soms plotseling het ‘aha-beleven’.

Kraak de code.
De letters kunnen de waarde 0 t/m 6 hebben. Dezelfde waarden kunnen meerdere keren voorkomen.

Oplossing:

Vermenigvuldigen geeft vaste getallen:

C x E = 15; dan C en/of E  3 of 5.  In B x D = 5:  B en/of D 1 of 5.
Wat voor (on)mogelijkheden doen zich voor met deze gegevens. Als we in D + E = 6, E de mogelijkheid 3 geven, dan is D 3, maar D is 1 of 5, dus E kan geen 3 zijn, dan is E 5 en C = 3; en D 1, dus B = 5; dan zie je al in A + C + E = 12, dat A 4 moet zijn. Dan is F 6;

A = 4;  B = 5;  C = 3;  D = 1;  E = 5;  F = 6

Alle taalraadsels

Alle breinbrekers

Alle rekenraadsels

Alle ‘gewone’ raadsels

.

VRIJESCHOOL – Vertelstof-sprookje (8-3/8)

.

Russisch sprookje

Verteltijd ca. 10 min.

Onnozele Iwan en zijn gevlekte ros

.

Eens leefde er een oude man; hij had drie zoons, en de derde was Onnozele Iwan: hij voerde niets uit en zat altijd in de hoek op de kachel in zijn neus te peuteren.
Toen de vader op sterven lag, zei hij: ‘Jongens, als ik gestorven ben, moet ieder van jullie op zijn beurt een nacht op mijn graf komen doorbrengen.’
Toen ging hij dood. De oude man werd begraven.
Toen de eerste nacht was gekomen en de oudste broer naar het graf had moeten gaan, was hij daar te lui of te bang voor en zei hij tegen zijn jongste broer: ‘Onnozele Iwan, ga jij naar vaders graf en overnacht daar in mijn plaats; jij voert toch niets uit.’ Onnozele Iwan ging op weg, kwam op het graf en ging daar liggen.

Plotseling, te middernacht, opende zich het graf; de oude man kwam te voorschijn en vroeg: ‘Wie is daar? Ben jij het, mijn oudste zoon?’ ‘Nee, vadertje, ik ben het, Onnozele Iwan.’ De oude herkende hem en vroeg: ‘Waarom is de oudste niet gekomen?’ ‘Hij heeft mij gezonden, vadertje.’ ‘Nou, dat is dan je geluk.’ De oude man floot opeens schel en hard, en riep met machtige stem: ‘Mijn wijze zwart-bruin-grijze!’ Er kwam een gevlekt ros aan galopperen, zodat de aarde er onder dreunde; zijn ogen schoten vuur, uit zijn neusgaten steeg de damp op als een zuil. ‘Hier heb je een braaf ros, mijn zoon. En jij, ros, dien hem zoals je mij hebt gediend.’ Zo sprak de oude man en keerde terug naar zijn graf.

Onnozele Iwan streelde en liefkoosde het gevlekte ros, liet het lopen en ging terug naar huis. Thuis vroegen zijn broers hem: ‘En, Onnozele Iwan, heb je daar prettig overnacht?’ ‘Heel prettig, broers.’
De tweede nacht brak aan. De middelste broer ging ook niet op het graf overnachten, en zei: ‘Onnozele Iwan, ga naar vaders graf en breng daar de nacht door in mijn plaats.’ Onnozele Iwan zei geen woord, liep naar het graf en ging daar liggen wachten tot het middernacht werd. Op dat uur opende het graf zich als de eerste maal, de vader kwam er uit en vroeg: ‘Ben jij het, middelste zoon?’ ‘Nee,’ zei Onnozele Iwan, ‘ik ben het weer, vadertje.’ Opnieuw floot de oude man schel en hard en riep met machtige stem: ‘Mijn wijze zwart-bruin-grijze!’ Het gevlekte ros kwam er aan galopperen zodat de aarde er onder dreunde; zijn ogen schoten vuur en uit zijn neusgaten steeg de damp omhoog als een zuil. ‘Wel, gevlekte, dien mijn zoon zoals je mij hebt gediend. En ga nu heen.’ Het gevlekte ros draafde weg, de oude man ging in zijn graf liggen en Onnozele Iwan liep naar huis.

Weer vroegen zijn broers: ‘En, hoe heb je de nacht doorgebracht, Onnozele Iwan?’ ‘Heel prettig, broers.’
De derde nacht was het de beurt van Iwan; hij kon die nauwelijks afwachten, en begaf zich op weg. Op het graf gekomen, ging hij daar liggen, en te middernacht kwam de oude man weer te voorschijn. Hij wist al dat Onnozele Iwan er nu moest zijn, liet zijn schelle gefluit horen en riep met machtige stem: ‘Mijn wijze zwart-bruin-grijze!’ Het ros kwam er aan galopperen zodat de aarde er onder dreunde, zijn ogen schoten vuur en uit zijn neusgaten steeg de damp omhoog. ‘Wel, gevlekte, dien mijn zoon zoals je mij hebt gediend.’ Na deze woorden nam de vader afscheid van Onnozele Iwan en keerde in zijn graf terug.

Onnozele Iwan streelde het zwart-bruin-grijs gevlekte ros, bekeek het en liet het lopen; toen ging hij naar huis. Weer vroegen de broers: ‘Hoe heb je de nacht doorgebracht, Onnozele Iwan?’‘ ‘Heel prettig, broers.’ Zo leefden ze verder: de twee broers werkten, maar Onnozele Iwan voerde niets uit.

Plotseling ging er van de tsaar een oproep uit: aan hem die over een hindernis van zo en zoveel balken heen het portret van de tsarewna van de buitenmuur van het paleis kon wegtrekken, zou hij haar ten huwelijk geven. De broers wilden er heenrijden om te zien wie daarin zou slagen. Onnozele Iwan zat op de kachel achter de pijp en zei: ‘Geef mij het een of andere paard, broers, dan ga ik ook kijken.’ ‘Ach,’ zeiden de broers op geërgerde toon, ‘blijf jij maar op de kachel zitten domoor! Waarom zou jij erheen rijden? Om de mensen te laten lachen?’ Maar zo waren de broers nog niet van hem af. ‘Nou, neem dan het paard met drie poten, sufferd.’

Ze reden weg. Onnozele Iwan reed achter hen aan tot op het open veld, tot aan de wijde ruimte. Daar steeg hij van zijn merrie, slachtte het paard, trok er de huid af en hing die over de koppel; maar het vlees gooide hij weg. Toen floot hij schel en hard en riep met machtige stem: ‘Mijn wijze zwart-bruin-grijze!’ Het gevlekte ros kwam er aan galopperen, zodat de aarde dreunde; zijn ogen schoten vuur en uit zijn neusgaten steeg de damp omhoog. Onnozele Iwan kroop in zijn ene oor – daar at en dronk hij – en door het andere kwam hij er weer uit – toen was hij zo mooi gekleed dat zijn broers hem niet herkend zouden hebben. Hij besteeg het gevlekte ros en reed erop uit om het portret van de muur te trekken. Er was daar veel volk samengestroomd – de massa was niet te overzien. Toen de kranige jongeman er aan kwam rijden, waren alle ogen op hem gericht. Onnozele Iwan nam een aanloop, zijn paard sprong en het scheelde maar drie balken of hij had het portret er afgehaald. Allen hadden gezien waar hij vandaan kwam, maar waar hij bleef toen hij wegreed, zagen ze niet. Hij liet het ros lopen, keerde naar huis terug en ging op de kachel zitten. Toen de broers thuiskwamen, vertelden ze aan hun vrouwen: ‘Er kwam een kranige jongeman aanrijden, zo een hadden we nog nooit gezien. Het scheelde maar drie balken of hij had het portret er af gehaald. We zagen wel waar hij vandaan kwam, maar niet waar hij bleef. Hij zal zeker nog wel eens terugkomen…’ Onnozele Iwan zat op de kachel en vroeg: ‘Broers, was ik daar soms ook?’ ‘Hoe voor de duivel had jij daar kunnen zijn? Zit jij maar op de kachel, sufferd.’

Er ging enige tijd voorbij, en weer kwam er een oproep van de tsaar. De broers maakten zich opnieuw gereed om te vertrekken, en Onnozele Iwan vroeg: ‘Geef mij het een of andere paard, broers.’ Zij antwoordden: ‘Blijf jij maar thuis, sufferd. Anders bederf je misschien een van onze paarden.’ Maar zo waren ze niet van hem af, en ten slotte zeiden ze dat hij dan maar de manke merrie moest nemen. Onnozele Iwan nam ook dit paard, slachtte het en hing de huid over de koppel, maar wierp het vlees weg. Toen floot hij schel en riep met machtige stem: ‘Mijn wijze zwart-bruin-grijze!’ En het gevlekte ros kwam er aan galopperen zodat de aarde dreunde; zijn ogen schoten vuur en uit zijn neusgaten steeg de damp omhoog. Onnozele Iwan kroop in zijn rechteroor; daar verkleedde hij zich en door het linkeroor kroop hij er weer uit. Toen was hij een knappe jongeman geworden. Hij sprong op zijn ros en reed erop los, en het scheelde maar twee balken of hij had het portret er afgehaald. Allen zagen waar hij vandaan kwam, maar niemand zag waar hij bleef. Hij liet zijn gevlekte ros lopen, keerde naar huis terug, ging op de kachel zitten en wachtte op zijn broers. Zij kwamen naar huis rijden en zeiden: ‘Vrouwen, dezelfde kranige jongeman is weer gekomen, en het scheelde maar twee balken of hij had het portret er afgehaald.’ Onnozele Iwan zei tegen hen: ‘Broers, was ik daar soms ook?’ ‘Wel alle drommels! Zit jij maar op je kachel!’

Korte tijd daarna kwam er weer een oproep van de tsaar. De broers maakten zich gereed om te vertrekken, maar Onnozele Iwan vroeg: ‘Geef mij het een of andere paard, broers. Ik wil er heen rijden en toekijken.’ ‘Blijf jij maar thuiszitten, sufferd. Hoe vaak moet je nog een van onze paarden vernielen?’ Maar zo waren ze niet van hem af, al bleven ze lange tijd bekvechten; en ten slotte zeiden ze dat hij de magere kleine merrie maar moest nemen.

Onnozele Iwan nam ook dit paard, slachtte het en wierp het vlees weg. Toen liet hij zijn schelle gefluit horen en riep met machtige stem: ‘Mijn wijze zwart-bruin-grijze!’ Het gevlekte ros kwam er aan galopperen, zodat de aarde dreunde, zijn ogen schoten vuur en uit zijn neusgaten steeg de damp op als een zuil. Onnozele Iwan kroop in zijn ene oor, dronk en at daar, en kroop er door het andere weer uit. Nu was hij mooi gekleed; hij besteeg zijn ros en reed weg. Zodra hij het paleis van de tsaar had bereikt, rukte hij daar het portret en een doekje van de muur. De mensen zagen waar hij vandaan kwam, maar toen hij wegreed, zagen ze niet waar hij gebleven was. Weer liet hij het gevlekte ros lopen, ging thuis op de kachel zitten en wachtte op zijn broers. Zij kwamen naar huis rijden en zeiden: ‘Nu vrouwen, dezelfde knappe jongeman heeft vandaag de sprong gewaagd en het portret eraf getrokken.’ Onnozele Iwan zat achter de kachelpijp en zei: ‘Broers, was ik daar soms ook?’ ‘Wel alle drommels! Zit jij maar op de kachel.’

Kort daarop gaf de tsaar een bal, waarvoor hij alle bojaren, wojewoden, vorsten, raadsheren, senatoren, kooplui, burgers en boeren had uitgenodigd. Ook de broers gingen erheen, en Onnozele Iwan wilde niet achterblijven. Maar op het bal gekomen, ging hij ergens op de kachel achter de pijp zitten en keek met open mond toe. De tsarewna zorgde voor de gasten, bracht aan ieder van hen bier en lette op of een van hen soms zijn mond afveegde met het doekje dat hij van de muur had getrokken – want hij moest haar verloofde zijn. Maar niemand deed dit; Onnozele Iwan had ze niet gezien en dus overgeslagen. De gasten gingen naar huis.

De volgende dag gaf de tsaar opnieuw een bal, maar ook ditmaal werd de jongeman die het doekje van de muur had getrokken, niet ontdekt. Op de derde dag bood de tsarewna weer met eigen handen haar gasten bier aan; ze kwamen allen aan de beurt, maar niemand veegde zijn mond af met het doekje. ‘Hoe kan het,’ dacht ze bij zichzelf, ‘dat mijn verloofde niet hier is ?’ Ze keek omhoog en zag daar achter de kachelpijp Onnozele Iwan zitten. Hij was slordig gekleed, zat onder het roet, zijn haren stonden overeind. Zij schonk een glas bier in en bracht het hem; maar de broers die dat zagen, dachten: ‘De tsarewna brengt ook aan die sufferd bier.’ Onnozele Iwan dronk het op en veegde zijn mond af met het doekje. De tsarewna was verheugd, nam hem bij de hand, bracht hem bij haar vader en zei: ‘Vader, dit is mijn verloofde.’ Het was of er een steek door het hart van de broers ging, en zij dachten: ‘Wat mankeert de tsarewna? Is ze soms gek geworden dat ze in die onnozele hals haar verloofde ziet?’ Maar alle redenaties liepen hierop uit: er werd ter ere van de bruiloft een vrolijk feest gevierd. Onze Iwan was toen geen Onnozele Iwan meer, maar Iwan, de schoonzoon van de tsaar. Hij maakte zich schoon, knapte zich op, en werd een zo keurige en verstandige jongeman, dat de mensen hem niet herkenden.

Toen zagen de broers in wat het zeggen wil als je op het graf van je vader overnacht.

.

Sprookjes – alle artikelen

Vertelstof – alle artikelen

1e klas – alle artikelen

Vrijeschool in beeld1e klas – sprookjes

.

2833

.

VRIJESCHOOL – Breinbreker

.

Het is altijd handig om een map te hebben liggen met een voorraad opgaven die kinderen kunnen maken in ‘verloren ogenblikken’: wanneer ze met alles (snel) klaar zijn of wanneer ze graag extra werk doen, enz.
Woorden waarvan ze de betekenis niet kennen, moeten uiteraard geleerd worden.

Zo tegen de leeftijd van ruwweg 12 jaar begint in de meeste kinderen het nieuwe vermogen te rijpen om te kunnen denken in een ‘oorzaak – gevolg’- verband.

Er is een bepaald abstraherend vermogen voor nodig dat een mens ‘van nature’ ontwikkelt en als dat er dan is, kun je het gebruiken en dan kun je het ook inzetten om problemen op te lossen. Door met die problemen bezig te zijn, is daar soms plotseling het ‘aha-beleven’.

Waarnemingsoefening. Kun je het zien en onthouden zonder opschrijven?

.

Oplossing:

1  8  4  7  5  6  2  3 

Alle taalraadsels

Alle breinbrekers

Alle rekenraadsels

Alle ‘gewone’ raadsels

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – vertelstof (Of geschiedenis?)

.

Iedere klas op de vrijeschool heeft zijn eigen vertelstofmotief.
Al op de eerste dag van de cursus die Rudolf Steiner hield voor de leerkrachten die met de 1e vrijeschool in Stuttgart zouden beginnen, gaf hij een opsomming van de vertelstof die volgens hem geschikt zou zijn voor de betreffende klassen.

1. ein gewisser Märchenschatz
2. Geschichten aus der Tierwelt in Verbindung mit der Fabel
3. Biblische Geschichte als Teil der allgemeinen Geschichte (Altes
Testament)
4. Szenen aus der alten Geschichte
5. Szenen aus der mittleren Geschichte
6. Szenen aus der neueren Geschichte
7. Erzählungen über die Volksstämme
8. Erkenntnis der Völker.

1 sprookjes
2 dierenverhalen in samenhang met de fabel
3 Bijbelse geschiedenis als deel van de algemene geschiedenis (Oude Testament)
4 scènes uit de oude geschiedenis
5 scènes uit de middeleeuwse geschiedenis
6 scènes uit de nieuwere geschiedenis
7 verhalen over volkeren
8 volkenkunde
GA 295/19
Praktijk van het lesgeven/20

Wie nu een vrijeschoolleerkracht vraagt naar de motieven van de vertelstof voor de verschillende klassen, krijgt een heel ander lijstje:

aan de 2e klas zijn toegevoegd: de legenden
de 3e klas is vrijwel uitsluitend ‘het Oude Testament”,
de 4e heeft zijn Noordse mythologie,
de 5e de Griekse,
de 6e de Romeinse mythologie, overgaand in geschiedenis
de 7e de ontdekkingsreizen
de 8e biografieën

Wanneer Caroline von Heydebrand het leerplan in 1925 op schrift stelt, staat er – ik houd als voorbeeld even de 4e klas aan:

Vertel- en leesstof voor deze klas vormen o.a. de sagen van de Germaanse mythologie en heldentijd.

Er moet dus tussen 1919 en 1925 een verandering zijn opgetreden van ‘scènes uit de oude geschiedenis’ naar ‘Germaanse mythologie’.
Ik heb (nog) niet kunnen vinden waardoor of door wie en wanneer deze verandering ontstond. 

Maar zoiets geldt ook voor de 7e klas waarover het in dit artikel gaat.

‘Verhalen over volkeren’ geeft Steiner aan.
Von Heydebrand: ‘Volkeren- en rassenkunde* bieden lees- en vertelstof’.

*In 1919 geeft Rudolf Steiner een opsomming van de vertelstofmotieven voor de verschillende klassen. Voor klas 7 geeft hij aan: ‘Erzählungen über die Volksstämme [GA 295/19] Vertaald als ‘verhalen over volkeren’. zie boven.
In de pedagogische voordrachten zegt Steiner nergens iets over ‘rassen’. 
Er is door hem ook geen vak ‘rassenkunde’ geïntroduceerd.
In zijn antroposofisch werk vinden we wél allerlei gezichtspunten over de rassen.
In de pedagogische en ook andere voordrachten vinden we dat ‘antroposofie’ – dus dan óók zijn rassenopvattingen – NIET in de lesstof thuishoort. [zie hier]
Desalniettemin hebben leraren in het verleden deze ‘antroposofische rassenkunde’ wél als periodestof aangeboden. 
In 1996 leidde dit tot een ‘rel’.
In een latere uitgave van von Heydebrands leerplan komt de ‘rassenaanwijzing’ niet meer voor.  

In 1987 schrijft W.F. Veltman in ‘Vrije Opvoedkunst‘ waar het over de 7e klas gaat:

Het gezicht wordt ook al iets minder rond; er komen wat hoekiger vormen, de neus, de kaken. Wat gebeurt hier eigenlijk? De mens groeit naar de aarde toe en ontwikkelt dat stelsel dat het meest aardse, meest gevormde, maar ook meest dode is: het skelet. Deze ontwikkeling is het sein dat in het denken de mogelijkheid tot abstractie gaat ontwaken. In het Vrije School* leerplan zien we als vak de algebra optreden. Het algebraïsche, abstracte denken ontstaat in de mensheid veel en veel later dan men meestal aanneemt. Pas met de komst van de Renaissance en het Humanisme, dus bij het aanbreken van de Nieuwe Tijd, gaat dit soort denken zich echt ontplooien. De Arabieren hadden het al eerder ontwikkeld, zodat zij in dit opzicht de leermeesters van de mensheid geweest zijn. Het is niet verwonderlijk dat het leerplan van de 7e klas ook in andere opzichten het aanbreken van de Nieuwe Tijd als leerstofmotief vertoont. We zeggen dan: de 7e klas is de klas van de ontdekkingsreizen en we zorgen ervoor dat de kinderen in dat jaar een spannend toneelspel kunnen instuderen dat hiermee te maken heeft.

Maar uit het voorafgaande zien we direct, dat dit niet een gezellig zoethoudertje is, of dat we Columbus ook best in de 6e klas Amerika kunnen laten ontdekken. Dat moet in de 7e gebeuren. De ontdekkingsreizen hangen samen met de drang in de mensheid de aarde te leren kennen. Hiervoor moest het intellect, het abstracte denken, zich ook losmaken van bijgeloof, van niet meer begrepen oude spiritualiteit die opgedroogd of misvormd was. Waarneming van de uiterlijke wereld en nuchter nadenken over het waargenomene, dat is aan de orde bij de overgang van de middeleeuwen naar onze tijd. En dat is ook aan de orde bij de overgang naar de puberteit bij de individuele mens.

Er wordt in vrijeschoolkring vaak gezegd dat ‘het kind in zijn ontwikkeling de ontwikkelingsfasen van de mensheid herhaalt’, maar zo’n opvatting is a.h.w. te ongenuanceerd, als er niet meteen bij wordt gezegd dat het om de ‘bewustzijnsontwikkeling’ gaat. Dan zie je inderdaad parallellen, zoals Veltman hierboven beschrijft.

In haar boekjeVan roodkapje tot parcifalschrijft Wil van Houwelingen over klas 7: (1977)

Klas VII – PARC I FA L

“In de glans der Middeleeuwen
als aan koninklijke hoven
bij het haardvuur van de burchten
in de stilte van de kloosters,
troubadours en barden komen,
als men stil, aandachtig luistert
naar ’n lied, ’n schoon verhaal
bloeit het grootst verhaal van alle,
ongekend in spanning, kracht.

Van een ridder, Parcifal
hoog van afkomst, en bestemd
met de krans der ridderdeugden
die hij, zwaar beproefd, verwerft,
eens te vinden het geheim
door niet zoekend, toch te zoeken
dwars door alle dalen heen,
het geheim van Montsalvanche
van de wonderbare Graal. “

Zo begon het Parcifal-boek van een zevende klas, toen men van het verhaal voor zichzelf *n boek wilde maken, met eigen gedichten en tekeningen, ’n Ervaring om nooit te vergeten en intens dankbaar voor te zijn. Mee te maken, hoe kinderen in de ban van zo’n diepe, verheven levensgang het beste in zichzelf ontdekken en onder woorden brengen.

Bijna-zwijgend, verlegen, was men het erover eens, dat op de laatste bladzij alleen moest staan:

De Graalsvraag.
“Oom, wat deert U?
Wat heeft U in verwarring gebracht? “

Dit was nl. de vraag, die Parcifal in zichzelf moest vinden, om de lijdende koning Amfortas te verlossen. Met deze vraag werd hij” Graalskoning.

’t Sleutelwoord van de 7 klas zou men kunnen noemen: “t ontwaken van het geweten”, nog dieper naar binnen maar ook praktisch naar buiten in bv. het nieuwe vak: gezondheidsleer.

Behalve Parcifal, die tot de relatie met de andere mens moet komen, in wat het allersimpelste lijkt: ‘Wat scheelt eraan? Kan ik iets voor je doen?” biedt ook de geschiedenisstof van de 7e klas wéér die inhoud waar het kind zelf aan toe is. Verantwoording tegenover zichzelf. Maarten Luther op de Rijksdag te Worms: “Hier sta ik – ik kan niet anders. ” Willem van Oranje, Thomas More en vele anderen. Maar ook de ontdekkingsreizigers die alle ontberingen er voor overhebben de aarde verder te ontdekken. Hier wordt ook veel lectuur geboden die het kind zelf kan lezen. Aardrijkskunde – volkenkunde; ’n Engelsman is anders dan ’n Spanjaard, anders dan ’n Hollander, maar dat wil niet zeggen beter of slechter. De oordeelsvorming wordt begeleid.

De klimatologie van de 6e klas wordt uitgebreid tot kosmografie. Het kind hoort van het Platonische jaar. Zijn ademhalingsritme staat in verband met ’t ritme van de zon in zijn gang door de dierenriem.

Zo kan, naar ik hoop, zelfs ’n onvolledige gang door ’t leerplan (veel vakken werden niet eens genoemd – de vertelstof stond centraal) tóch aantonen dat juist een algemene ontplooiing in alle gebieden in elk kind, ook ’t bijzonder kunstzinnige, ook het al te dromerige en ook het kind dat toch zo goed kan leren, ’n vruchtbare basis legt voor het ontwikkelen van in aanleg aanwezige vermogens en ’t geboren worden van de eigen Individualiteit.
ill. Chris v.d. Most 

Parcifal als vertelstof voor klas 6 en 7 hoor je nauwelijks genoemd als de leerkracht anno nu over ‘vertelstof’ spreekt.
In 1935 besteedde Max Stibbe er een artikel aan in Vrije Opvoedkunst.
Parcifal is vooral een periode geworden in klas 11.

De Zwitserse vrijeschoolleerkracht Hans Rudolf Niederhäuser († 1983) werkte Steiners aanwijzing uit in zijn boekje:
‘Fremde Länder, fremde Völker’

Van Houwelingen noemde een aantal historische figuren over wie verteld zou kunnen worden. 
Hier raakt ‘vertelstof’ aan geschiedenis. Daarmee is niets mis. Steiner was een groot voorstander van vakkenintegratie.
Juist omdat de geschiedenisperiode veel stof omvat, is het zeker niet onverstandig om bepaalde inhoud als vertelstof te gebruiken, buiten de geschiedenisperiode om.
Aanwijzingen vind je bij Lindenberg:Geschiedenis leren

.

Leerplan: alle artikelen

7e klas: alle artikelen

Vertelstof: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: 7e klas

.

2830

.

VRIJESCHOOL – Rekenraadsel

.

Het is altijd handig om een map te hebben liggen met een voorraad opgaven die kinderen kunnen maken in ‘verloren ogenblikken’: wanneer ze met alles (snel) klaar zijn of wanneer ze graag extra werk doen, enz.
Woorden waarvan ze de betekenis niet kennen, moeten uiteraard geleerd worden.

Zo tegen de leeftijd van ruwweg 12 jaar begint in de meeste kinderen het nieuwe vermogen te rijpen om te kunnen denken in een ‘oorzaak – gevolg’- verband.

Er is een bepaald abstraherend vermogen voor nodig dat een mens ‘van nature’ ontwikkelt en als dat er dan is, kun je het gebruiken en dan kun je het ook inzetten om problemen op te lossen. Door met die problemen bezig te zijn, is daar soms plotseling het ‘aha-beleven’.

Oplossing:

Vermenigvuldigen geeft vaste getallen: B x E = 3: dan B en/of E 1 of 3; in B x D = 18 kan B geen 1 zijn, dus is B 3, E dan 1 en D 6; dan is A 3; C: 3 en F =2

A = 3  B = 3  C = 3  D = 6  E = 1  F= 2

Alle taalraadsels

Alle breinbrekers

Alle rekenraadsels

Alle ‘gewone’ raadsels

.

VRIJESCHOOL – Breinbreker

.

Het is altijd handig om een map te hebben liggen met een voorraad opgaven die kinderen kunnen maken in ‘verloren ogenblikken’: wanneer ze met alles (snel) klaar zijn of wanneer ze graag extra werk doen, enz.
Woorden waarvan ze de betekenis niet kennen, moeten uiteraard geleerd worden.

Zo tegen de leeftijd van ruwweg 12 jaar begint in de meeste kinderen het nieuwe vermogen te rijpen om te kunnen denken in een ‘oorzaak – gevolg’- verband.

Er is een bepaald abstraherend vermogen voor nodig dat een mens ‘van nature’ ontwikkelt en als dat er dan is, kun je het gebruiken en dan kun je het ook inzetten om problemen op te lossen. Door met die problemen bezig te zijn, is daar soms plotseling het ‘aha-beleven’.

Waarnemingsoefening:

Welke twee zijn gelijk?

Oplossing:  A  en B

Alle taalraadsels

Alle breinbrekers

Alle rekenraadsels

Alle ‘gewone’ raadsels

.