VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over het Ik – GA 34

.

Uit de voordrachten GA 34  GA 52  GA 53  GA 54  GA 55  GA 56  GA 57  GA 58  GA 59  nam ik de uitspraken van Rudolf Steiner over het fysieke lichaam. .

Omdat Steiner bij zijn uitleg van de dingen vaak ‘het ene op het andere betrekt’, in ‘tegenstellingen’ de verschillen probeert duidelijk te maken waardoor het ‘wezenlijke’ eruit springt, voegde ik de uitspraken uit GA 34GA 52GA 53GA 54GA 55GA 56GA 57GA 58; GA 59  over het fysieke lichaam samen met die over etherlijf.

En ook voor het astraallijf: GA 34GA 52GA 53GA 54GA 55; GA 56GA 57GA 58GA 59

Die Erziehung des Kindes vom Gesichtspunkte der Geisteswissenschaft

De opvoeding van het kind in het licht van de antroposofie

Blz. 316  vert. 

Nun hat der Mensch ein viertes Glied seiner Wesenheit, das er nicht mit anderen Erdenwesen teilt. Dieses ist der Träger des menschlichen «Ich». Das Wörtchen «Ich», wie es zum Bei­spiel in der deutschen Sprache angewendet wird, ist ein Name, der sich von allen anderen Namen unterscheidet. Wer über die Natur dieses Namens in zutreffender Weise nachdenkt, der er­öffnet sich damit zugleich den Zugang zur Erkenntnis der menschlichen Natur. Jeden anderen Namen können alle Men­schen in der gleichen Art auf das ihm entsprechende Ding an­wenden. Den Tisch kann jeder «Tisch», den Stuhl ein jeder «Stuhl» nennen. Bei dem Namen «Ich» ist dies nicht der Fall. Es kann ihn keiner anwenden zur Bezeichnung eines anderen; jeder kann nur sich selbst «Ich» nennen. Niemals kann der Name «Ich» an mein Ohr klingen als Bezeichnung für mich. Indem der Mensch sich als «Ich» bezeichnet, muß er in sich selbst sich benennen. Ein Wesen, das zu sich «Ich» sagen kann, ist eine Welt für sich.

Nu is er in de opklimmende reeks geledingen van ’s mensen natuur nog een vierde lid te onderscheiden, dat hij met andere aardse wezens niet gemeen heeft. Dit is de drager van het menselijke ‘ik’. Het woordje ik’ is in onze taal een benaming, die zich van alle andere naamwoorden onderscheidt. Wie over de aard van dit woord nadenkt, zo, dat hij het wezen van de zaak raakt, die verschaft zich daarmee tegelijkertijd een toegang tot dieper inzicht in de menselijke natuur. Ieder ander naamwoord kan door alle mensen op precies dezelfde wijze gebruikt worden om er een overeenkomstig ding mee aan te duiden. Een tafel kan iedereen tafel, een stoel, stoel noemen. Bij het naamwoord ‘ik’ is dat niet het geval. Niemand kan dat woordje gebruiken om er een ander mee aan te duiden; ieder kan slechts zichzelf met ‘ik’ aanspreken. Nooit kan mij het voornaamwoord ‘ik’ in de oren klinken als een aanduiding van mij. Door het feit, dat de mens ‘ik’ zegt, alleen met betrekking tot zichzelf, moet hij in zichzelf zich deze naam geven. Een wezen, dat dit innerlijk ‘ik’-woord uitspreken kan, is een wereld op zichzelf.

Diejenigen Religionen, welche auf Gei­steswissenschaft gebaut sind, haben das immer empfunden. Sie haben daher gesagt : Mit dem «Ich» beginne der «Gott», der sich bei niedrigeren Wesen nur von außen in den Erscheinun­gen der Umgebung offenbart, im Innern zu sprechen. Der Trä­ger der hier geschilderten Fähigkeit ist nun der «Ich-Leib*», das vierte Glied der menschlichen Wesenheit. *Man stoße sich nicht an dem Ausdruck «Ich-Leib». Es ist dabei natürlich nichts Grobmaterielles gemeint. Es ist aber nur möglich, in der Geisteswissenschaft die Worte der gewöhnlichen Sprache zu verwenden. Und da diese für Materielles angewendet werden, so muß man bei Anwendung in der ­Geisteswissenschaft sie selbst erst ins Geistige übersetzen­. Dieser «Ich-Leib» ist der Träger der höheren Menschenseele. Durch ihn ist der Mensch die Krone der Erdenschöp­fung.  

In de godsdiensten, die op geesteswetenschappelijke inzichten berusten, is dit ook altijd
 aangevoeld. Daar wordt gezegd: Met het ‘ik’ begint de Godheid, die zich bij de lagere wezens slechts van buitenaf in de verschijnselen van de omgeving openbaart, in de innerlijke wereld te spreken. De drager van het hier beschreven vermogen is het ‘ik-lichaam’, het vierde lid in de totale geleding van het mensenwezen.* *Men neme geen aanstoot aan het woord ‘ik-lichaam’. Daarmee is natuurlijk niet iets grof-materieels bedoeld. In de geesteswetenschap kunnen geen andere woorden gebruikt worden, dan die van de gewone taal, en omdat men deze voor materiele dingen aanwendt, moet men ze bij gebruik in de geesteswetenschap eerst in geestelijke zin vertalen

 Steiner gebruikt ‘Ich-Leib’, dus weer ‘lijf’ in de zin van een krachtencomplex’, in ieder geval ‘lichaam’ niet als iets stoffelijks, hoe verfijnd ook!

Dit ‘ik-lichaam’ is de drager van de hogere mensenziel; hierdoor is de mens de kroon van de aardse schepping.
GA 34/316 -317
De opvoeding van het kind‘/19-20

.

Antroposofie: een inspiratie: over het Ik

Algemene menskunde: voordracht 1 – over het Ik

Algemene menskundevoordracht 1 – alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen 

.

2866

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.