Categorie archief: euritmie

VRIJESCHOOL – Euritmie

.

Voor haar studie euritmiedocente schreef Philia de Vries deze scriptie:

HOE KAN DE ONTWIKKELING VAN HET KIND EN DE DAARMEE SAMENHANGENDE HERSENONTWIKKELING DOOR BEWEGING GESTIMULEERD WORDEN?

– Welke oefeningen helpen het kind tijdens de euritmielessen tot een gezonde verhouding van de driedimensionaliteit in zijn gestalte te komen, die ook ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van de hersenen en daarmee een bodem vormen voor het leren en denken. 

Hoofdstuk 2

2.1. Deze scriptie richt zich op het vak pedagogische euritmie

In het kader van deze scriptie richt ik me op de euritmie als pedagogisch vak, de ‘pedagogische euritmie’ genoemd’.

De pedagogische euritmie, bevat na de kleuterklassen 12 jaar leer- en ontwikkelingsstof van de lagere en middelbare school, oftewel middenbouw basisschool en het voortgezet onderwijs. In deze scriptie beperkte ik me tot de leeftijd van 4-12 jaar, omdat ik daarin dit vak vanuit mijn eigen ervaringen als leerkracht en euritmievakleerkracht kan onderbouwen.
Voor de middelbare school zou een uitbreiding van deze scriptie gewenst zijn om ook de waarde in deze klassen met dit vak te onderbouwen.

2.1.1 Wat is euritmie? 

Er zijn in  de loop der jaren meerdere vormen van euritmie ontstaan, naast de euritmie als kunstvorm. Allereerst de pedagogische euritmie, later de euritmietherapie en veel later ook de sociale euritmie die ingezet kan worden in verschillende werkvelden.
Alle vinden hun bron in de oorspronkelijke euritmie zoals deze vanaf de jaren 1912 tot 1924 met Rudolf Steiner gezamenlijk vanuit de deelnemende studenten en euritmisten ontwikkeld werd.

Euritmie als vakgerichte opleiding valt in Nederland (Hogeschool Leiden) onder de categorie ‘dans’, maar een betere omschrijving is ‘bewegingskunst’. [1]

De euritmie baseert zich op waarnemingen van Rudolf Steiner, die deze bewegingskunst op vraag van Lori Smits als studente ontwikkelde tot een danskunst waar allereerst de spraakklanken, vormen in de taal en ritmen ontwikkeld werden. [2]
Later werd de muziek, de ‘tooneuritmie’, aan deze danskunst toegevoegd. [3]

Over het ontstaan van de klankgebaren die met de armen gevormd worden zegt Rudolf Steiner het volgende:

Geradeso wie es Formungen gibt des Kehlkopfes und der anderen Sprachorgane […], so gibt es die entsprechenden Bewegungen, Bewegungsformen. Diese Bewegungsformen, sie sind daher diejenige Offenbarung des Willens, für die sonst die Offenbarungen des Gedankens und des Willens, im Sprechen und Singen bestehen. Das Gedankliche, das rein abstrakte Gedankliche, das in der Sprache ist, wird hier herausgenommen, und alles, was sich aussprechen will, in die Bewegung selbst hineinversetzt; so daß die Eurythmie im weitesten Sinne eine Bewegungskunst ist.

“Zoals er formaties zijn van het strottenhoofd en de andere spraakorganen […], zo zijn er overeenkomstige bewegingen, bewegingsvormen. Deze bewegingsvormen zijn (daarom) [4] de openbaring van de wil*. Andere openbaringen van het denken en de wil bestaan uit spreken en zingen. De gedachte, (in de inhoud en de vorm van bijvoorbeeld een tekst of gedicht -PdV), de zuiver abstracte gedachte, die in taal is, zich uitspreken wil, wordt door de euritmie zichtbaar gemaakt en omgezet in de bewegingsgebaren [5] zodat euritmie in de breedste zin een bewegingskunst is.” [6]

Euritmie wordt daarom ook wel ‘zichtbare spraak’ of ‘zichtbare zang’ genoemd.

Het woord ‘euritmie’ is een Grieks woord en betekent ‘goed ritme’ of ‘harmonieus ritme’.[7] Hiermee wordt nog een diepere laag van het vak aangeduid: De euritmie sluit direct aan bij onze levenskrachtenenergie. Ze maakt niet alleen de levenskracht in taal en muziek zichtbaar, maar versterkt door het beoefenen en het kijken ernaar ook onze eigen levenskrachten. Zo wordt haar benaming van ‘goed /harmonisch ritme’ beleefbaar!

De euritmie onderscheidt ze zich daarmee als dans/bewegingskunst van enkel expressie, of bewegingen waarbij niet direct inhoud van wetmatigheden in de taal en muziek zichtbaar wordt: Als kunstzinnige representatie druk ze uit wat als een geestelijke werkelijkheid verborgen ligt in taal en muziek. 

De fysieke bewegingen, gevoed vanuit onze levenskrachten worden tot stromende, krachtige en lichte gebaren, die de fysieke zwaarte van onze bewegingen als het ware ‘optillen’. [8] [9]

Daarmee onderscheidt zich de euritmie dan ook wezenlijk van andere bewegingsvormen en is de grondslag, waarop de meerwaarde van dit pedagogische vak berust!

[1] Inleiding in de nieuwe bewegingskunst
[2] Rudolf Steiner Eurythmie als sichtbare Sprache GA 279
[3] Rudolf Steiner Eurythmie als sichtbarer Gesang GA 278
[4] het betreft hier de bewegings/klankgebaren in de euritmie waarbij de beweging gekarakteriseerd wordt als uitdrukking van de wil)
[5] zoals muziek in de euritmie zichtbaar wordt door tonen en intervallen, ritme, maat en bewegingsstijl (-PdV)
[6] In de loop der jaren zijn er naast de oorspronkelijke kunstzinnige, therapeutische en pedagogische vormen van euritmie verschillende andere vormen ontstaan, zoals beroeps-, senioren-, vitale en hygiënische euritmie.
[7]‘Harmonisch ritme’. Euritmie als bewegingskunst is gerelateerd aan de ‘levenskrachten’ . (Schoorel 2013, p. 33-47): ‘Euritmische beweging’ probeert deze levenskrachten beleefbaar en zichtbaar te maken’.
[8] Rudolf Steiner over: Zichtbaar spreken en zingen in GA 301 blz. 251, 257, 259). Vertaald
[9] 14 Rudolf Steiner over: Euritmie als bewegingskunst  in GA 305.
Vertaald

2.1.2 Wat is pedagogische euritmie en welke plek heeft dit vak binnen het vrijeschoolonderwijs?  

Vanaf het begin bij het ontstaan van de vrijeschool (Stuttgart 1919), zijn er in het leerplan twee ‘bewegingsvakken’ opgenomen: gymnastiek/sport en euritmie.

Met gymnastiek op school – voor alle leerlingen, dus jongens en meisjes – was Rudolf Steiner in zijn tijd al vooruitstrevend. Euritmie is daarnaast een onbekend vak en heeft als ‘pedagogische euritmie’ sindsdien een heel eigen plek heeft binnen het vrijschoolonderwijs en scholen die werken met mensen met een beperking. Rudolf Steiner heeft indertijd in verschillende voordrachten het belang en verschil van beide vakken in het onderwijs toegelicht! [1]

[1] Rudolf Steiner over euritmie en gymnastiek

2.1.3 Leerstof van de pedagogische euritmielessen

Het vak euritmie gebruikt in de basis de leerstof uit het leerplan (curriculum) van de vrijeschool als materiaal. [1]

Middels verhalen, gedichten en muziek ondersteunt het vak de leerstof in de klas/leerjaar en daarmee ook om de processen van het opgroeiende kind in een kunstzinnig uiten en bewegen beleefbaar te maken, waarbij tevens concentratie, vaardigheid en motoriek worden bevorderd en zowel individueel als ook de sociale vermogens van een groep/klas gestimuleerd worden.

Het vak ondersteunt zo de bewegings- en innerlijke ontwikkeling van de kinderen door de gehele schooltijd heen: om de algemene ontwikkeling die het kind doormaakt, (gebaseerd op Steiners mensbeeld) dat aan het vrijeschoolonderwijs ten grondslag ligt te begeleiden. [2] 

Op de vrijeschool staat de leervraag centraal: Kan het kind wat het ziet, hoort en oefent als leerstof niet alleen cognitief integreren, maar dit met lichaam en ziel, als vaardigheid ook innerlijk verbinden en omzetten in praktisch vormgeven? In de euritmielessen wordt de wil vanuit het actief bewegend bezig zijn met de inhoud extra geactiveerd en verdiept, maar ook het gevoel voor vormen, taal/muziek, beweging en inzicht! bevorderd.

[1] Wat is de vrijeschool, van jaar tot jaar
[2]Leerplan euritmie vrijeschool Rotterdam West

2.2 Het gebruik van pedagogische euritmie en de neurologische en sensomotorische ontwikkeling van het kind en innerlijke ontwikkeling naast de fysiologische ontwikkeling

Pedagogische euritmie gaat uit van een gezonde ontwikkeling van het kind.

Het activeert de vitaliteit die het opgroeiende kind nodig heeft, om gezond het leren aan te kunnen! Als dusdanig is de pedagogische euritmie een leerstof overschrijdend vak!

Bij een kleuter werkt dit anders dan bij een schoolgaand kind of puber!

Bij een kind in de kleuterleeftijd werken de euritmiebewegingen direct door in de fysieke organen (inclusief de vorming van de hersenen) [1]

Bij schoolkinderen worden de levenskrachten (vitaliteit) en het begripsvermogen geactiveerd. Bij een puber (middelbare school) gaat het erom dat de leerling opnieuw het ‘groeiende en veranderende lichaam’ al bewegend met zijn levenskrachten kan doordringen en zowel de aardezwaarte, als het opheffen daarvan in de ziel tot innerlijke vaardigheid wordt. Als je naar dit gegeven kijkt, wordt duidelijk dat het vak euritmie extra bijdraagt aan de neurologische en sensomotorische ontwikkeling, maar ook de psyche ondersteunt!.

[1] Rudolf Steiner: GA 224/9:  Lopen, spreken en denkenmens in relatie tot de engelenwereld. . “Werken die bewegingen […] verder tot in de hersenen […] vormende werking uitoefent.” 

2.3 Het belang van euritmie op vrijescholen en hoe deze momenteel onder druk staat .

Hieronder wordt de Nederlandse situatie van het euritmie onderwijs op de vrijescholen kort toegelicht

Vanaf de jaren ’70 in de vorige eeuw zijn er veel nieuwe basisscholen en bovenbouwscholen in Nederland bijgekomen. Deze groei zet momenteel nog steeds door, ook in de alternatieve ‘staatsvrije scholen’! 
Dit staat in schril contrast met het feit dat de laatste jaren – ondanks de deeltijdopleiding – in Nederland [1] minder mensen zijn afgestudeerd als dans- euritmiedocent dan tot in de jaren ’90 van de vorige eeuw, met toen nog 20 à 25 studenten per jaar! Hierdoor zijn op dit moment te weinig docenten die dit vak nu en in de komende jaren kunnen geven, ondanks dat de opleiding van kunstzinnige naar een pedagogische vakopleiding is omgezet! Daarom hebben niet alle scholen euritmielessen; er zijn ook ideologische en financiële overwegingen  die ervoor zorgen dat er op bepaalde scholen geen euritmie gegeven wordt.

 Sinds 2017 is er echter een groep leerkrachten/dansdocenten, die dit vak een warm hart toedragen, van start gegaan! Onder leiding van Jiri Brummans (‘stichting Dynameis’) die een eigen leerlijn heeft neergezet binnen het euritmieonderwijs, startte hij met geïnteresseerden een eigen opleiding. 

Na zijn dood in 2021, heeft zijn vrouw Lara Brummans de opleiding onder het cursusaanbod van de BVS (Begeleidingsdienst voor vrijescholen) voortgezet en hebben ook andere euritmisten zich aan deze opleiding verbonden! Omdat deze ‘studenten’ niet de ‘euritmieopleiding’ hebben voltooid, zijn ze niet gekwalificeerd als euritmist. Maar zij scholen zich verder! En sommigen van hen zijn alsnog de opleiding begonnen om hun werk ‘euritmisch’ meer handen en voeten te geven! Hun enthousiasme is heel groot voor dit vak en zo proberen zij bij te dragen aan het euritmische gat van het tekort aan pedagogische euritmisten en noemen dit ter onderscheiding euritmisch bewegingsonderwijs.

De vraag “Waarom euritmie in het onderwijs?” heeft daarom een goede onderbouwing nodig om de euritmie als vak vanzelfsprekend binnen de school te erkennen, mede omdat het nog steeds een vak is dat niet bekend is in het openbare leven buiten de school. Men heeft (meestal ) geen referentiekader  [3]. Als ouders dan het signaal krijgen dat de kinderen niet geïnteresseerd zijn in het vak en euritmie ‘stom’ vinden, dan is dat ook voor de ouders niet echt motiverend om het vak te ondersteunen, daar het vaak betaald wordt uit de extra schoolgelden die de ouders betalen en het een duur vak is omdat ook een muzikant ter begeleiding betaald moet worden. 

Waar de genoemde ‘weerstand bij de kinderen’ ligt, heeft vaak een diepere oorzaak (zie punt 2.4.)

De noodzaak om dit onderwerp goed zichtbaar te maken in de ‘leercurve’ van de kinderen op school, heeft daarom een bijzondere betekenis om het voortbestaan van het vak op vrijescholen te rechtvaardigen. 

Dit werk wil een aanpak laten zien om de toegevoegde waarde van pedagogische euritmie zichtbaarder te maken: Het belang van euritmie voor de ontwikkeling van kinderen! 

Enkele middelen om dit te doen zijn bijvoorbeeld ‘open dagen’, proeflessen, presentaties, cursussen en artikelen in de schoolkrant, [4] [5] voorstellingen en vooral gesprekken waarin de ontwikkeling van het kind centraal staat. 

De boeken van Marijke van Vuure en Audrey McAllen die voor dit werk zijn bestudeerd, geven inzichten om het onderwerp euritmie op school beter te onderbouwen

[1] Hogeschool Leiden – docent dans-euritmie

[3] A. Ehrlich: “Dus ik denk […] dat je begrippen gebruikt die een ander begrijpt […]” blz.34 in :’ Stilstaan is geen optie‘.
[4] Euritmie in de kleuterklas
[5] Achtergronden euritmie en leerplan

2.4 Voorbeeld: uit de wereld van het werk: Hoe de euritmie op scholen haar plaats kan vinden

De Vrije School Utrecht (VSU) is een zogenaamde coöperatie waarbij de leraren mede-eigenaar van de school zijn. 

Binnen de school is in 2015-2016 met behulp van opiniepeilingen een werkgroep opgericht om te onderzoeken hoe het vak euritmie beter geïntegreerd kan worden in de leerstof.

Een van de doelen was dat het vak voor de kinderen een natuurlijk onderdeel van het leerplan zou worden en niet alleen gezien wordt als ‘dat ene uur per week in het euritmielokaal’, dat los staat van wat er in de klas wordt gedaan. 

Mogelijkheden werden bekeken en suggesties gedaan om dit verder te ontwikkelen. Vorig jaar vond een proefproject plaats, waarbij de vijfde en zesde klas in twee blokken werkten – met twee keer per week euritmie [1] en aan het eind gaven beide klassen elk een presentatie. 

Een natuurlijke houding voor dit vak vanuit de school en de leerkrachten kan de weerstand van de kinderen voor euritmielessen doorbreken. Dat betekent ook dat de leerkrachten doordrongen moeten zijn van de meerwaarde van dit vak als ondersteuning van hun werk en hier door aanwezigheid waar mogelijk, waardoor de leerlingen zich ‘gezien’ voelen, maar ook zelf actief of innerlijk het vak ‘mee te dragen’. Dat je dit vak ‘wilt’ voor je leerlingen, omdat ze er zoveel aan kunnen ontwikkelen en het jouw lessen ‘ondersteunt’ qua inhoud, maar ook concentratie en vaardigheden! Ook vanuit de vakleerkrachten kan deze eenheid ontstaan, hoe ieder daarin vanuit zijn vak bijdraagt!

Deze ‘omhulling en inbedding van het vak’ binnen de school, maakt dat de leerlingen ervaren aan de volwassen dat het beoefenen van dit vak ‘zin’ heeft en onderdeel is van de school. 

Dit is een belangrijk aspect, omdat veelal de kennis en begrip voor het vak niet altijd bij de leerkrachten en het college leeft. Heel logisch dat het onbegrip en ook de eigen ‘weerstand’ dan ook doorwerkt op de leerlingen. De euritmieleerkracht werkt heel hard, maar vaak is het daardoor ‘water naar zee dragen’, het beklijft niet in de school! Dan vindt men deze vakleerkracht onbekwaam. Wat een leerkracht en school zich daarbij niet realiseren is dat een euritmie-leerkracht niet alleen met zijn ik en ziel zijn lessen vormgeeft maar ook met zijn eigen ‘levenskrachten’. Gevolg dat men dan aantijgt dat deze leerkracht niet capabel is en onvoldoende didactisch werkt en dan ook nog vaak ziek wordt!

Het mag duidelijk zijn dat dit vak dan ook niet een ‘verfraaiing van het vrijeschoolonderwijs is’, maar een wezenlijk vak, dat binnen het college en de individuele leerkrachten ‘gewild’ moet worden, ook al heb je er zelf niet zoveel mee, of vind je het zelf ‘onaangenaam’. In feite is het een vak dat ‘geestelijke vleugels’ geeft aan het vrijeschoolonderwijs en is daarom ook ‘kwetsbaar’!

Hoe zit dat bij de kinderen?

Deze weerstand komt meestal voort uit het feit  dat dit vak een beroep doet op het kind om zijn ‘eigen innerlijke capaciteit en vitaliteitzichtbaar te maken in de oefeningen!

Een situatie waarin ze kwetsbaar zijn, vooral in deze tijd waarin het dagelijkse ritme verdwijnt uit de cultuur van leven en werk en de uiterlijke verschijning van dingen en mensen in het middelpunt staan.

Het feit dat de kinderen de concentratie- en behendigheidsoefeningen met plezier doen, helpt hen deze weerstand te overwinnen die ze hebben als ze zich goed zich innerlijk met hun lichaam moeten verbinden bij het oefenen. 

Het valt op dat de kinderen die behendig bewegen tijdens atletiek, capoeira of skateboarden vaak de grootste moeite hebben om zich innerlijk te verbinden. Hun bewegingsvermogen ligt in het beheersen van de spieren, maar daarbij komt niet altijd hun innerlijk gevoel mee. Hun houding is ook vaak wat koppig opdat ze hun innerlijk en het daarin niet vaardig zijn (maar zelfs onhandig zijn) niet hoeven te laten zien. Hun ‘vertrouwen’ moet zich op een andere manier opbouwen en dat doet (innerlijk) ‘pijn’!

Deze ‘pijn’ is een realiteit in de ervaring, maar soms moet je als volwassenen ook door die weerstand heen kijken en leerlingen kunnen dat soms bij elkaar ook!

Als een ouder uit de zesde klas ons vertelt dat hun kind net heeft gezegd dat hij of zij grappige dingen doet in de euritmieles (terwijl de werkhouding van het kind allesbehalve inspirerend is) omdat het altijd afleidt en daardoor storend is), dan moet je soms op een speciale manier kijken om te herkennen dat het kind zich ontwikkelt door het aangeboden materiaal.

Opvallend is altijd weer dat de aanwijzingen van Rudolf Steiner (vooral voor de zesde klas) altijd met rustige aandacht moeten worden uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn: de evolutievorm, de halleluja-kroonvorm en het octaafgebaar.

Het leren ‘doordringen’ van je eigen bewegingen is een leerschool op zich. Maar ook een uitdaging! Waar lukt het? Daar waar het lukt, zie je hoe de eigen wezenskern van het kind samenvalt met de bewegingen. Bij de kleuters noemen we dat hij/zij kan toveren’. Maar dat is ook reëel een magisch moment! Je houdt als het ware als je dit ziet even je ‘adem in’, maar leerlingen zelf kunnen dit ook ervaren! Het gaat er nooit en te nimmer om dat ze een ‘euritmist’ worden, maar een kunstenaar die even zijn eigen essentie weet te pakken door het middel van beweging! Hij mag het allemaal ook weer vergeten, of toch wegzetten als een vak dat moeizaam is en niet leuk, maar dat is omdat het ook meer dan welk vak je confronteert met je eigenheid. Mogelijk dat later in het leven in het innerlijk dit als krachtbron helpt om het leven vorm te geven of in een verandering te vertrouwen op de eigen kern!

Dit is de essentie van het vak en vraagt om nieuwe impulsen en moedige leerkrachten die met hun leerlingen ‘in beweging durven te komen’ en al meeluisterend weten wat zijn moeten inzetten om de leerling(en) te begeleiden op hun ontwikkelingsweg! 

Helaas is het vak de laatste 50 jaar soms zo op scholen gegeven dat de leerlingen een zekere ‘vormdwang’ ervoeren in de euritmie. Dat heeft er toe geleid dat velen naderhand nog steeds als volwassenen het vak maar ‘stom’ vinden. De euritmisten waren er m.i. onvoldoende van doordrongen dat juist bij dit vak niet het gekund zijn voorop staat, maar bij het kunnen de ‘eigen wil ‘ gewekt moet worden. Dat kan alleen vanuit een zekere ‘vrijheid’ waarbij ook de leerkracht zelf zijn ‘bevlogenheid’ voor het vak uitstraalt!

Een versterkende factor om de euritmieleerkracht ook anders beleefbaar te maken voor de leerlingen, was een aanwijzing van Rudolf Steiner (?) dat deze leerkracht ook nog een ander vak in de school gaf. Tot in de jaren ’80 van de vorige eeuw was dit een ‘logische traditie’, waardoor de euritmist in de school een bredere basis had! Het vak euritmie kwam daarmee niet in een ‘eenzijdigheid’ als waar het nu vaak in terecht is gekomen! Aan de scholen, colleges en leerkrachten de opdracht om binnen hun school een vorm te vinden waarin de euritmie kan ‘gedijen’ en daarmee ook als vak in het curriculum, want het vak heeft ook naar de toekomst toe ‘veel te bieden’ wat de vrijeschool tot een echte ‘vrijeschool’ maakt.
In Duitsland kreeg de vrijeschool bij de oprichting in 1919 de naam Waldorf, de naam van de fabriek van de oorspronkelijke initiator, de directeur Emil Molt, van de Waldorf Astoria Fabriek te Stuttgart. Steiner noemde de school Freie Waldorfschule met een verwijzing in ‘Freie’ naar wat de school, als onderdeel van het vrije geestesleven zou moeten zijn: vrij van iedere staatsbemoeienis. Alleen dat is een voorwaarde dat leerlingen kunnen ‘opgroeien tot een vrij mens’, d.w.z. dat de leerling vertrouwen heeft in zijn eigen autonomie en al zoekende in het leven daar ‘vorm’ aan leert geven! 

Het vak euritmie binnen de school kan daar wel beschouwd juist fundamenteel aan bijdragen! Daarom de ijver van Rudolf Steiner om middels voordrachten, ouders en leerkrachten te overtuigen van de ‘kwaliteit ‘van dit vak op de Waldorf/vrijeschool! Deze scriptie wil er een pleidooi voor zijn, de ogen te openen voor dit ‘bijzondere vak’. [2]

{1] In Nederland is het niet op alle scholen gebruikelijk om vanaf leerjaar 4 twee keer per week euritmie te geven. Het ritme van 2x per week is dynamischer, waardoor de euritmie beter in het levenskrachtenorganisme van de leerling werkzaam kan zijn.

[2] Francoise Verhagen beschreef en onderzocht de situatie van het euritmieonderwijs bij het Noord-Hollandse ‘Ithaka’: een samenwerkingsverband van vrijescholen. Stilstaan is geen optie_Francoise Verhagen) (17-8-2017). 

.

Euritmie: alle artikelen

Menskunde en pedagogie: handen en intelligentie

Ontwikkelingsfasen: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: euritmische klankfiguren

.

3467-3264

.

.

.

 

 

VRIJESCHOOL – Euritmie

.
Voor haar studie euritmiedocente schreef Philia de Vries deze scriptie.

Deze zal in hoofdstukken op deze blog verschijnen.

HOE KAN DE ONTWIKKELING VAN HET KIND EN DE DAARMEE SAMENHANGENDE HERSENONTWIKKELING DOOR BEWEGING GESTIMULEERD WORDEN?

– Welke oefeningen helpen het kind tijdens de euritmielessen tot een gezonde verhouding van de driedimensionaliteit in zijn gestalte te komen, die ook ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van de hersenen en daarmee een bodem vormen voor het leren en denken. 

Inhoud

Gedicht van Ida Gerhardt: “Het volmaakte”.

1.Inleiding, kader, vraag, doel, inspiratie en materiaalgebruik voor het werk                                                                                                                                       1
1.1. Inleiding                                                                                                                         1  1.2. Inleiding tot het thema                                                                                               2
1.3. Onderzoeksmateriaal                                                                                                  3

HET VOLMAAKTE

Ik gaf mijn kind een zilveren bal.
Het werd zijn één, het werd zijn al;
en hij die steeds met ieder deelt,
hij schreit als iemand er mee speelt.
Ik sprak tot hem met zacht vermaan;
hij zag mij lang verwonderd aan
en liet toen stil zijn tranen gaan.
Ik gaf mijn kind een zilveren bal:
bracht ík zijn onschuld nu ten val?
Of ben ik blind? – Het goddelijk kind
hield in zijn handjes het heelal.

Ida Gerhardt
uit: Zomen van het licht

1.Inleiding, kader, vraag, doel, inspiratie en materiaalgebruik voor het werk 

1.1. Inleiding

We leven in een tijd waarin de leercurve/ontwikkeling van kinderen wordt gemeten en beoordeeld door middel van testen. Men gaat uit van een stijgende lijn in de ontwikkelingscurve. Wat hierbij vergeten wordt, is dat de leerontwikkeling een dynamisch proces is en dat een kind pas dan ‘leerstof’ kan opnemen, wanneer het daar (lichamelijk en innerlijk) voor klaar is.

Een voorbeeld is de zwemles [1], waarvan we inmiddels weten dat het kind eerst over bepaalde motorische vaardigheden moet beschikken om de beweging tijdens de schoolslag uit te kunnen voeren. Het is bekend dat een kind heel snel leert zwemmen als hij er klaar voor is, terwijl voor kinderen die op vierjarige leeftijd beginnen de leerweg veel langer en zwaarder is.
Bij leren is het eigenlijk net zo, maar toch worden kleine kinderen in het reguliere onderwijs in Nederland nu al gedwongen om toetsen af te leggen, ook al zijn ze daar cognitief nog niet rijp voor. [2] Hun denken is a.h.w. nog binnen bepaalde kaders begrensd. Dit staat in contrast met veel onderzoeken die aantonen [3] dat de hersenontwikkeling pas rond de leeftijd van acht jaar voldoende rijp is om de leervaardigheden te ontwikkelen [4] die op school nodig zijn om echt te kunnen leren. De motorische ontwikkeling [5] (die aan de reflex-integratie ten grondslag ligt) en de rijping van de zintuigen gaat daaraan vooraf.
Ook zien we de tendens van hyperactieve kinderen die zich moeilijk kunnen concentreren, wat soms samenhangt met een nog niet voltooide integratie van de reflexen, waardoor er ‘motorische onrust’ ontstaat, soms ook bepaald door nog onvoldoende lateralisatie, of het driedimensionaal kunnen zien. De vraag is: hoe kunnen we het kind helpen zich zo gezond mogelijk te ontwikkelen, zodanig dat deze basis ook zijn denkvermogen stimuleert?

Deze scriptie richt zich op het vak (pedagogische) euritmie en hoe dit bewegingsvak een essentiële plaats inneemt in het vrijeschoolonderwijs. Wat is het belang van dit extra bewegingsvak, naast gymnastiek en een onderwijsvorm die al veel beweging in de leerstof verwerkt?
In de vrijeschool wordt de ontwikkeling van het kind met name vanuit bewegingsonderwijs gestimuleerd om zijn leermogelijkheden te ontplooien en een gezonde ontwikkeling te bevorderen, die past bij het kind.

De ‘ontwikkeling van het denken’ is een kwaliteit binnen de vrijeschoolpedagogie die gebaseerd op het antroposofische mensbeeld, en ontwikkeling van het kind tot volwassene-, tot doel stelt, dat de lesstof zo ingericht is dat de leerling uiteindelijk een onafhankelijk ‘vrij denkend’ mens kan worden : “[…] dat we tot op zekere hoogte ons denken zo ontwikkelen dat het totaal doorstraald wordt door de wil, en (we in ons denken) niet van buitenaf gestimuleerd worden (om te denken), maar dat het denken in de wil leeft’ [10]

Sinds de oprichting van de eerste Waldorf/vrijeschool (Stuttgart, september 1919) bestaat de pedagogische euritmie als leervak en kreeg om het verschil met de kunstzinnige euritmie aan te geven, de term

 
[1] Als kinderen kunnen huppelen, dan kunnen ze de schoolslag:
(http://www.allesinbeweging.net/motorische-ontwikkeling-zwemles) (20-7-2017).
[2] Brein, Leren & Educatie: (http://www.hersenenenleren.nl/centrum-brein-leren/) (20-7-2017).
Versus  “Kennisplatform voor het onderwijs” (http://wij-leren.nl/ontwikkeling-hersenen.php)(20-7-2017).
[3] Nunen, Peter van 2 -1-2010. Van kind tot volwassenen: De rol van de neurologische en effecten van neurologische rijpingsachterstand. (2 -1-2010) (www.epi-groep.nl/wp/wp-content/uloads/rijping_1_2art.pdf) (15-7-2107).
[4] http://www.ergoml.nl/ergotherapie/kinderen/schoolse-vaardigheden (zie ook n.8 ) (20-07-2017).
[5] “De motoriek en de zintuigen zijn niet meer in evenwicht” – uit: Voorwoord van Ewald Vervaet.
Boek: Vuure Marijke van. Dyslexie en touwtje springen. (Akasha 2013, p. 7).

1

pedagogische euritmie, waarbij de euritmische vaardigheden extra kunnen konden worden beoefend als bewegingsvak. De pedagogische euritmie als vak, is dus vanaf het begin van de Waldorfschool (in Nederland de vrijeschool genoemd) ingezet als leerstof bij het ontplooien van het kind tot een vrij denkend mens die met 18 jaar (12e klas) de school verlaat. 

Een vak dat in het het leerplan naast gymnastiek een eigen leerroute heeft. Tot in de jaren ’70 van de vorige eeuw, was dit heel vanzelfsprekend en werd het als een vast en gewaardeerd onderdeel van het leerplan ingezet. Helaas worden, sinds de toename van vrijescholen in de jaren ’80 de kwaliteiten die de pedagogische euritmie kinderen kan bieden, niet altijd begrepen door mensen van buiten de vrijeschool, of door hen die zich niet in het wezen van dit vak op de vrijeschool verdiept hebben en begrip hebben voor de wezenlijke kwaliteit ervan, zodat het de afgelopen jaren op veel vrijescholen ten prooi is gevallen aan bezuinigingen. Zoiets als een ‘versiering’ die niet direct zinvol lijkt voor het leren.

Deze scriptie wil dan ook een pleidooi zijn voor dit vak op de scholen en onderbouwen dat dit juist bijdraagt aan een gezonde denk-leerontwikkeling, naast dat het leerplan van de vrijeschool ‘al bewegende kunstzinnig’ verdiept wordt en ook de individuele en sociale-emotionele ontwikkeling van de leerling sterkt.

Euritmie is juist heel concreet in de oefeningen, maar – zoals elk vak op de vrijeschool zou moeten zijn – er ook een dat het kind ruimte geeft tussen zijn spirituele afkomst en de persoon die hij nu op aarde wil worden. Hierdoor lijkt de inhoud soms wat ongrijpbaar, maar die is wel degelijk werkzaam en heeft zoals gezegd ook zijn weerspiegeling op de andere vakken en het leren van het kind. [6]

Dit brengt ons bij de titel van deze scriptie:

1.2. Titel

HOE KAN DE ONTWIKKELING VAN HET KIND EN DE DAARMEE SAMENHANGENDE HERSENONTWIKKELING DOOR BEWEGING GESTIMULEERD WORDEN

Welke oefeningen helpen het kind tijdens de euritmielessen tot een gezonde verhouding van de driedimensionaliteit in zijn gestalte te  komen, die ook ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van de hersenen en daarmee een bodem vormen voor het leren en denken.

Inleiding tot het onderwerp:

De ondertitel

Deze werpt de vraag op: Wat kan pedagogische euritmie als bewegingsvak betekenen voor een gezonde ontwikkeling van het kind en vervolgens ook voor de ontwikkeling van zijn denken als ondersteuning bij het leren?

Kader

De focus van dit werk ligt op de ‘hersenontwikkeling’ van kinderen van nul tot en met de wisseling van het melkgebit (0-7 jaar) [7], ook wel de ‘periode van de eerste zeven jaar’ genoemd en hoe deze zich verder kan ontwikkelen in de tweede ‘periode van zeven jaar’(van 7-12 jaar), als het kind ‘leerrijp is’.
In Nederland gaat het op de vrijeschool om klas 1 t/m 6, ook wel de onderbouw genoemd, waar de middelbare school ‘bovenbouw’ genoemd wordt), of groep 3 t/m 8 in het reguliere onderwijs).
Op de vrijeschool begint het feitelijke leren pas vanaf klas 1 (groep 3) als het kind rijp is voor
het abstracte leren van de leerstof van taal, rekenen en vreemde talen. Daarvoor is de leerstof gericht op een gezonde ontwikkeling, met spel, bewegings- en kringspelen die met ambachtelijke bewegingsvaardigheden samenhangen en het kind in zijn wil, gevoel en begripsvorming van de wereld om hem heen aanspreken d.m.v. de zintuigen!

Toelichting op de titel en ondertitel

Bij de titel wordt uitgegaan van een gezonde ontwikkeling en een gezond denkvermogen van het kind. Als de ontwikkeling stagneert, ontstaan er ook problemen in het rijpingsproces met het mogelijk ontstaan van leer- en gedragsproblemen. [8]
Een cruciaal moment is de overgang van de kleuterschool naar het eerste leerjaar (klas 1). Daar gaat de ontwikkeling van het jonge kind dat nu ‘klaar is voor school’ (schoolrijp) aan vooraf: heeft het kind genoeg  

[6]  Steiner, Rudolf. De opvoeding van het kind blz. 10). Vert. uit GA 34, blz. 309 e.v.
[7]  Over de zevenjaarsperioden: Steiner, Rudolf. Idem 7-22.
Schoorel, Edmond. De eerste zevenjaar– kinderfysiologie. Uitgeverij Christofoor-Zeist. 2014. (p. 19  32).
[8] Nunen, Peter van Van kind tot volwassenen: De rol van de neurologische en effecten van neurologische rijpingsachterstand. (2 -1-2010) (www.epi-groep.nl/wp/wp-content/uloads/rijping_1_2art.pdf.). (p. 10). 15-7-2017

2

motorische en fijn-motorische, maar ook sociaal- emotionele vaardigheden ontwikkeld om te kunnen gaan leren? [9] Als er stagnatie optreedt, kunnen de fysieke ontwikkeling van het kind en zijn cognitieve ontwikkeling niet meer parallel lopen – dan is hulp nodig.

Soms loopt de ontwikkeling van een kind cognitief vooruit op zijn leeftijd, maar blijven andere vaardigheden op motorische of sociaal-emotionele ontwikkeling achter. Soms heeft een vroegrijp kind later behoefte om ‘even pas op de plaats’ te maken, omdat het soms nog te ‘jong’ is voor een volgende fase. Zo heeft elk kind zijn eigen unieke ‘leerroute’ binnen wat een school kan bieden.

De auteurs van de boeken die in dit werk worden besproken, hebben voor kinderen met een hulpvraag materiaal en kennis verzameld om hen weer op het goede spoor te helpen in hun ontwikkeling. Door verdieping in deze boeken kunnen inzichten gevonden worden die nodig zijn om de pedagogische euritmie te onderbouwen.
Het boek ‘Dyslexie en touwtjespringen’ van Marijke van Vuure vormt voor dit werk een soort springplank voor het idee dat een bewegingsvak als euritmie niet alleen voor het kind mogelijkheden kan bieden om de neurologische, sensomotorische ontwikkeling te ondersteunen, maar ook het denken (en de daarmee samenhangende cognitieve ontwikkeling) te stimuleren.

‘The extra lesson’ van Audrey McAllen biedt voor Remedial-teaching (RT) praktische oefeningen om kinderen met een hulpvraag in hun leren of ontwikkeling te ondersteunen. Wat kunnen ze daarin voor de euritmie betekenen?

Doel

Het doel van de voorliggende scriptie is: het onderwerp verdiepen als inhoudelijke verrijking en reflectie op het lesgeven als euritmiedocent. De vraag is: welke oefeningen worden al gebruikt in de euritmielessen om de ontwikkeling van het kind te ondersteunen en hoe helpen de inzichten – verkregen uit de boeken en wat over de euritmie als pedagogisch vak door Rudolf Steiner gezegd is [14] en zijn essay over ‘De opvoeding van het kind’. [6]

De opgedane inzichten ondersteunen de onderliggende vraag: wat is de rol van de pedagogische euritmie in relatie tot de ontwikkeling van het kind? Hoe kan het onderwerp van deze scriptie de betekenis van de pedagogische euritmie op de vrijescholen in Nederland ondersteunen.

De titel van deze scriptie is dan ook zo gekozen dat dit het vak pedagogische euritmie zichtbaar wil maken als een actueel vak, een vak dat ook voor de toekomst in de vrijeschool van grote waarde zal kunnen zijn en niet iets wat ‘uit de tijd’ of onnodig ‘extra’ is op leergebied.

Ook biedt de scriptie niet alleen scholen en organisaties en de leerkrachten, maar ook de ouders, pedagogie- en euritmiestudenten en euritmisten inzicht in wat het kind door dit vak kan leren.

De eigen inzichten en ervaringen (als leerkracht en euritmiedocent) mogen naast de verdieping van het onderzoeksmateriaal duidelijk maken wat een prachtig vak dit is en wat je de kinderen op hun weg daarin kan meegeven!

Ik hoop dan ook dat deze scriptie de pedagogische euritmie als vak verduidelijkt in zijn mogelijkheid voor de ontwikkeling van het kind in het algemeen en de ontwikkeling die het denken stimuleert, als hulp bij de leerweg van het kind, in het bijzonder.

Deze scriptie wil het belang van het vak pedagogische euritmie op de vrijeschool onderstrepen als een zeer essentieel vak voor de kwaliteit en identiteit van een vrijeschool. 

1.3. Onderzoeksmateriaal als uitgangspunt voor deze scriptie

Voor deze onderzoeken heb ik twee boeken gebruikt als leidraad om het onderwerp te verdiepen. De inzichten daarvan worden in het werk besproken, gereflecteerd en toegepast op de vrijeschool en de pedagogische euritmie.

[9] McAllen, Audrey. De extra les: “Rond het zevende jaar […] beschikking moeten staan” (Vertaald: McAllen 2004, p. 31).
[10] Steiner, Rudolf GA 202/202   Niet vertaald

3

Boek 1: Marijke van Vuure: ” Dyslexie en touwtje springen” (Akasha, Uitgave (3) 2013). -Een praktisch boek voor ouders van kinderen die lezen lastig vinden.[11]

Boek 2: Audrey McAllen: “De extra les” – Bewegings-, teken- en schilderoefeningen. – Mogelijkheden voor ondersteuning van kinderen met leer- en ontwikkelingsproblemen. Uitgeverij Christofoor Zeist 2004.

Bovenstaande boeken vormen de basis van mijn onderzoek, naast de literatuur in de voetnoten genoemd.

De inzichten voortvloeiend uit de boeken en voordrachten, worden in dit werk besproken, gereflecteerd en toegepast op de vrijeschool en de pedagogische euritmie, aangevuld met mijn eigen ervaringen met pedagogische euritmie over een periode van meer dan tien jaar en meer dan 25 jaar als leerkracht. 

 

Verder onderzoeksmateriaal:

1) De nodige achtergrondinformatie over de verschillende onderwerpen en de bronnen zijn in de voetnoten te vinden en worden in de literatuur- en websitelijst als verwijzingen genoemd.
Het betreft hier verwijzingen over de ontwikkeling van de hersenen, neurologische en motorische ontwikkeling, reflexen en zintuigen.
2) De genoemde voordrachten van Rudolf Steiner, waarin hij aanwijzingen geeft over pedagogie en menskunde zouden echter als materiaal nog verder verdiept kunnen worden.

[11] Zie hoofdstuk 4, 5 en bijlage 1.
[12] Zie hoofdstuk 6, 7 en bijlage 2.
[13] Gebruikt werd de Nederlandse vertaling “De extra les” (McAllen 2004, p. ).

4

Inhoudsopgave van de scriptie (nog niet oproepbaar)

[14] Rudolf Steiner over euritmie: alle artikelen

Euritmie: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: klankfiguren

.

3418-3216

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Euritmie – Achtergronden en leerplan

.
Philia de Vries

.

EURITMIE
.

Teksten voor schoolgidsen en begeleidend vakinhoudelijk per klas

Deel 1) Achtergrond informatie euritmie als kunst en vak op de vrijeschool

Deel 2) Korte tekst euritmie als vak op de vrijeschool

Deel 3) Klassen 1 t/m 6 toelichting op de behandelde stof per leerjaar

Deel 1

Euritmie als kunst:

Euritmie is een bewegingskunst die in het begin van de vorige eeuw ontwikkeld is door Rudolf Steiner en begeleid werd door Marie Steiner- von Sivers. Terugziend op de oorsprong van de dans, die in oude tijden uitdrukking was van de tempelwijsheden, zocht Rudolf Steiner naar een nieuwe vorm en sloot daarbij aan bij verschillende impulsen in zijn tijd die de oorspronkelijk dans weer probeerde te herontdekken.

Steiner vroeg zich af of je de wezenlijke boodschap die in de taal leeft, zowel in de poëzie als in het proza zichtbaar kon maken d.m.v. bewegingskunst.
Marie Steiner was van beroep voordrachtkunstenares en toneelspeelster en werkte Steiners ideeën vanaf 1913 met de studenten uit, waarbij hij naast algemene basisvaardigheden ook altijd keek naar de individuele uitdrukking van de euritmisten die hij kunstzinnig verwerkte in de vormen en aanwijzingen. Later kwam daar de muziek als uitdrukkingsmiddel bij.

Euritmie wordt veelal beschreven als zichtbare taal en muziek, maar net als in een muziekstuk waar motieven en pauzes essentieel zijn, wil de euritmie juist zichtbaar maken wat ‘er tussen’ wil klinken. Zoals een musicus naar de wetmatigheden in de muziek luistert en deze met zijn instrument en kunnen probeert te vertolken, zo werkt de euritmist ook, met dit verschil, dat zijn beweging zijn instrument is. In de vertolking van een tekst of muziekstuk is de euritmist vooral kunstenaar: Hij schept (door zijn keuzes en zijn vaardigheid) wat hoorbaar en zichtbaar wil worden in de tekst of het muziekstuk opnieuw tot leven, door het proces dat hij er mee aangegaan is!

Ritme pulseert zowel in de taal als in de muziek; het spoort ons aan, of brengt ons tot rust.
Een basisritme, die we ook in onze ademhaling terug vinden is: “ik open me” , “ik ontvang”:
De naam euritmie brengt dit tot uiting: ‘eu rhythmos’ wat betekent ‘goed (harmonisch) ritme’.

Door het beoefenen van euritmie worden de vitaliteitskrachten in ons aangesproken, zij werkt tevens diep op ons organisme door en kan ook therapeutisch ingezet wordt. Maar vooral is euritmie een oefenweg, waar onze levensimpulsen innerlijk bewogen kunnen worden. Het behoed ons tegen verstarring en verharding, zowel lichamelijk, in ons innerlijk en in ons denken.

Wat is dan het wezenlijke verschil met andere dans/bewegingskunsten in deze tijd?
We kennen er momenteel heel veel en hun vaardigheid grenst vaak aan het ongelooflijke. Het verschil met euritmie is, kan je een beweging innerlijk van binnenuit vormgeven, kan je ziel erin mee spreken en ook de gedachte-impuls die in een tekst of muziekstuk leeft, als bron zichtbaar maken? De kunstenaar is instrument, niet alleen danser.

Euritmie als pedagogisch vak

Rudolf Steiner wilde graag bij de opzet van de eerste Waldorfschool (vrijeschool) in Stuttgart (in 1919), dat er naast gymnastiek, ook de euritmie ingezet werd als bewegingsvak: naast fysieke vaardigheden vond hij het ook van belang dat de ‘innerlijke bewegelijkheid’ beoefend zou worden.

Het zou de opgroeiende mens zijn vrijheid in zelfstandig denken en handelen ondersteunen.

En in sociale context: De leerling maakt deel uit van een groter geheel, waaraan ieder als individu zijn specifieke bijdrage levert.

Euritmie werd tevens door Rudolf Steiner als vak ingezet om alle andere vakken in het vrijeschoolonderwijs te omvatten: dat de totale mens hier vaardig en kunstzinnig aangesproken wordt en zo het vrijeschoolonderwijs al doende opgenomen en verteerd kan worden, om tot eigen vermogens te groeien.

Inhoud van deze lessen zijn teksten, poëzie of muziek die aansluiten bij de leeftijd en onderwijsstof van het leerplan. Het musische van tekst en muziek komt a.h.w. van buiten ons, daar klinkt het, maar vormt daarmee ‘in-boetserend als kwaliteiten’ ons innerlijk.

– De taal in de euritmielessen wordt hoorbaar en zichtbaar door klankgebaren, die bij de klinkers en medeklinkers horen en een verlengde zijn van de beweging die in het klein zich in ons strottenhoofd afspeelt. De structuur van een gedicht of tekst wordt duidelijk aan de vormbeweging die de kinderen ruimtelijk lopen. Hoe loop je een vorm? Loop je hem alleen, met elkaar, is de vorm recht, rond, gebogen, zijn de voeten licht of zwaar, snel of langzaam?

– De muziek behandeld o.m. ritme, toonhoogte, majeur/mineur, melodische thema’s enzo, maar ondersteunt ook de concentratie- of ruimteoefeningen, om het juiste ritme te voelen of de kwaliteit van de vorm.

– De concentratie- en coördinatie-oefeningen zijn in eerste instantie op het kind zelf gericht, maar kunnen uitgebreid worden als oefening in het sociale. Ze vragen van het kind vaardigheden t.o.v. de eigen gestalte: kunnen onze armen en benen dit uitvoeren, kan je ze ook tegelijkertijd verschillende bewegingen of ritme laten oefenen? In het sociale kan dit betekenen afwisseling in groepen of in canon.

– Extra is het oefenen met verschillend materiaal, zoals koperen staven
(koperen) balletjes, doekjes, houten stokjes, stokken in oefeningen zowel dichtbij de gestalte van het kind, of in het doorgeven en bewegen met anderen.

Rudolf Steiner wees tevens de leerkrachten op het belang, om alle lesstof zo aan te bieden dat de kinderen tijdens de les kunnen “inademen” (= opnemen) of uitademen (= loslaten, ontspannen).

Het is het basisritme van het leven; worden en weer loslaten, zodat er een nieuwe kiem kan ontstaan.

In een vak als euritmie is dit een zeer belangrijk basisprincipe in de les: waar ben je meer gecentreerd, waar ben je open voor je omgeving en kan je daarin je eigenzijn mee laten stromen, zonder je eigenheid op te geven?

Euritmie vraagt als vak dan ook een grote innerlijke activiteit:

Het invoelend luisteren naar taal of muziek en deze in gebaar en beweging uit te drukken, vraagt om initiatiefkracht om deze indrukken telkens opnieuw ‘al bewegend bewust uit te voeren’.

Het is niet dan ook niet voor alle leerlingen een vanzelfsprekend vak om te beoefenen: hoe zit je in vel en in je lijf, waar is je focus, hoe beweeg je alleen of met anderen? Het is zelfs confronterend soms, maar door het aanbod van speels oefenen kan het kind de eigen vaardigheden scholen en vergroten en die overwinning geeft het kind meer zelfvertrouwen in zijn eigen kunnen. Soms kan je van dit vak in eerste instantie zelfs best moe worden, maar door oefening en plezier je uiteindelijk fitter voelen: Er ontstaat a.h.w. een “innerlijke wakkerheid”, die het doen draagt!

De ontwikkeling van de motoriek als basis voor een vrij denken

In deze tijd is het een gangbaar gedachtegoed, dat je door oefeningen zowel aan het welbevinden van het kind, als aan zijn leermogelijkheden kan bijdragen. Rudolf Steiner wees indertijd al de leerkrachten en m.n. de kleuterleidsters op het belang van de ontwikkeling van de grove én fijne motoriek, die tot in het doorvormen van de hersenen zijn weerslag heeft. Daarom stonden er naast schilderen en boetseren, vanzelfsprekend ook vakken als handwerken en handarbeid voor zowel jongens als meisjes (voor die tijd zeer vooruitstrevend!) in het curriculum.

Hij wist dat de vorming van onze hersenen van groot belang zijn voor zowel het goed kunnen verwerken van het leerproces, als voor de autonomie van de mens door middel van zijn denken.

Voor de euritmielessen geldt: de afwisseling van grove en fijne motoriek wordt m.n. bij het jonge kind sterk geoefend: het jonge kind is van zich uit een en al wil tot bewegen: de oefeningen werken op de wil die naar binnen verinnerlijkt wordt.
Vanaf het 10e jaar gaat het kind meer vanuit zijn denken aan het werk en ligt het accent en de differentiatie op de sociale oefeningen; het ik-wereldvlak: de waarneming van zowel de eigen beweging als die van de ander en hoe die als vorm en beweging corresponderen, schoolt het waarnemingsvermogen van de kinderen en daarmee hun denkprocessen.

De euritmie begeleidt de leerling door de hele schooltijd (officieel vanaf de peuter/kleuterklas t/m klas 12) heen, steeds met oefeningen harmoniserend inwerkend op de ontwikkelingsfasen. Als vak legt het daarmee naast een individueel en sociaal welbevinden a.h.w. kiemen voor innerlijke beweeglijkheid en fantasie- en  initiatiefkrachten en denkvermogen, die het kind in het latere leven verder tot ontwikkeling kan brengen. 

Deel 2

Korte tekst voor vakles, begeleidende tekst van de getuigschriften:

Het vak euritmie:

Euritmie wordt op de vrijeschool als extra bewegingsvak ingezet:

Het gaat hier om de “innerlijke aanzet van de beweging”

De leerstof omvat coördinatie-, concentratie- en sociale vaardigheidsoefeningen, die het individuele kind in zijn sociale context versterken. De oefeningen werken door op de hersenvorming, die het algemene leerproces ondersteunen: door de waarneming van de bewegingen en vormen die het kind in de lessen doet, wordt het denken geschoold, wat nodig is om de leerstof met inzicht te kunnen begrijpen. Maar ook zijn wil wordt aangespoord en zijn gevoel. Het proces door de leerjaren heen, gaat hand in hand met de les- en ontwikkelingsstof van het betreffende leerjaar.

In de euritmielessen ondersteunen muziek en taal op een kunstzinnige wijze het proces in de les.
Tevens wordt er ook gebruik gemaakt van verschillende materialen om te oefenen.
Het vak biedt de leerling de mogelijkheid de aangeboden lesstof uit alle lessen, tot in de wil en het denken, kunstzinnig te verwerken en eigen te maken, zodat het kind deze kan verbinden met zijn eigen innerlijke kwaliteiten.

Dit sluit aan bij de basisgedachte van het vrijeschoolonderwijs, dat het kind zijn eigen kwaliteiten meebrengt en die in het leven schoolt tot vaardigheden van zijn opgave.

Deel 3

1e klas:

In de 1e klas worden, aansluitend op de sprookjes als vertelstof, verschillende verhalen uitgewerkt, d.m.v. spel en tekst. Muzikale intermezzo’s geven extra uitdagingen in de bewegingen en omlijsten de sfeer van het sprookje of verhaal. De kinderen zijn hier een aantal weken tot een trimester mee bezig, waarin het verhaal steeds verder uitgewerkt wordt met extra oefeningen, zodat er in de vertrouwde context van het verhaal nieuwe uitdagingen ontstaan in  bewegingsspel en proces. Dit biedt het kind de mogelijkheid, binnen de context van de groep, zijn eigen vaardigheden te ontwikkelen en vanuit vertrouwen in zijn eigen kunnen, deze te integreren.

2e Klas:

De vertelstof in de 2e klas bestaat uit fabels en heiligenlegenden. Enkele daarvan worden in de euritmielessen uitgewerkt met teksten en muziek, waarin oefeningen verwerkt zijn. Veel oefeningen hebben betrekking op de dualiteit zoals we die ook in de fabels terug vinden: de een loopt een vorm, de ander een andere en samen wordt er ‘bewogen’. Extremen in de rollen van de fabel(dieren) en verhalen komen terug in de kwaliteiten van zwaar/licht, hard/zacht, hoog/laag, maar ook in het versnellen/verlangzamen. In het samen oefenen aan bijvoorbeeld een dansje zijn dit vrolijke oefeningrediënten: al deze contrasten in de bewegingen, taal en muziek ondersteunen en versterken het plezier om zowel de eigen als de klassikale vaardigheden in de bewegingen eigen te maken. De 2e-klasser gaat er vol in op!
Een kroon op deze extremen is, als de inzet van ieder met die van de hele klas samen gaat stromen. Deze nieuwe kwaliteit vinden we terug in de heiligenlegenden, waar eenzijdigheid wordt overwonnen en de handelingen ten dienste komen van de gemeenschap. De vitaliteit van het aanvankelijke dualisme waarin de 2e-klasser uit de sprookjessfeer van de 1e klas valt, krijgt nu een innerlijke impuls, die het kind zich ‘al bewegend” eigen mag maken.

Klas 3

In de 3e klas staan de “ambachten” als periodestof en “Het Oude Testament” als vertelstof centraal.

De ambachten lenen zich uitstekend om de ambachtsgebaren/bewegingen te oefenen: Hoe gaat een zeis, of slaat de smid zijn hamer op het aambeeld? Het zijn oergebaren die het menselijk handelen uitdrukken in zijn verbinding met het bewerken van de aarde. De ambachtsman en m’n de boer (boerderijperioden) weet dat hij tevens met de vier elementen van doen heeft. Hoe beweeg je die kwaliteiten, die immers ook deel uitmaken van ons zijn: vastheid, water, vuur en lucht

De 3e-klasser wordt aardeburger: het zwervende Joodse volk vind onder Jaweh het beloofde land. Dit zijn beelden voor het kind rond het 9e jaar: met zijn wilsleven land hij op aarde en zijn denken staat nog onder de glans van zijn hemelse herkomst.

Zijn gestalte weet nu dat er een links, rechts, voor, achter, boven en onder is. Deze ruimte-positie-coördinatie is essentieel voor het kind om zichzelf goed geplaatst in de wereld te ervaren. Coördinatie-oefeningen zorgen dat de harmonie in de gestalte geoefend wordt en het kind zijn “ik” in zichzelf kan ervaren, ook t.o.v. de groep om hem heen.

In de lessen oefenen we daarom zowel aan grote groepsbewegingen met elkaar,  maar ook voor het eerst in kleine groepjes. Hiervoor gebruiken we m.n. de driehoek: de 3-hoek leent zich voor het beeld van de 3e-klasser die zich vanuit zijn hoofd verbonden weet met zijn voeten. Wanneer twee driehoeken tegenovergesteld in elkaar grijpen, ontstaat de 6-ster die past bij het Joodse volk, maar ook bij de mens die vanuit zijn ik zowel naar zijn hemelse herkomst kan grijpen, als naar zijn verbinding met de aarde en in zichzelf het punt beleeft waar deze samen komen.

4e klas

Vertelstof in de 4e klas is de Edda, de oorspronkelijke taalvorm daarvan de stafrijm. Het is een grillige vorm, die de uitdaging vormt om innerlijk gegrepen te worden m.n. als deze met een stamp, een stok of klankgebaar krachtig uitgevoerd wordt. Het past bij de 4e-klasser, die in zijn eigenheid en kracht komt te staan t.o.v. de wereld om hem heen. In de Edda gaat de oude godenwereld ten onder en een nieuwe gloort aan de horizon: het begin van de ochtendspreuk verandert van “Het lieve licht der zon….” (t/m 3e klas) naar: ‘Ik zie rond in de wereld…”

Het is een enorme stap de wereld in en tevens naar de wereld in jezelf. Om dit te ondersteunen, worden er in de euritmielessen verschillende oefeningen gedaan waar de 4e-klasser aan kan oefenen om de wereld van zich uit stevig te leren betreden.
Voorbeelden zijn de 4 windrichtingen: hoe vind je die in de ruimte om je heen terug, waar zijn ze als je met je rug naar het noorden gaat staan? Hoe beweeg je je als je frontaal een vorm loopt i.p.v. je neus na?
Het plaatst het kind in een voor/achter- en links/rechtsvlak, die vanuit de positie van het kind  elkaar kruisen en een + vormen. De lijnen eromheen vormen het vierkant of de cirkel. De eigenpositie weerspiegelt hier het ik en de ruimteverhouding: het wakkere bewustzijn wordt aangesproken, maar ook het perspectief verandert, want hoe ziet dezelfde vorm er vanuit de verschillende zijden van een vierkant uit? Dat is een nieuwe ervaring!

Om het innerlijk ik-standpunt te versterken op deze leeftijd, wordt het buiten/ binnen als innerlijk aspect (zoals we dat in de muziek in majeur en mineur kennen), in de vormen geoefend,  Daarbij hoort ook het gaan leren differentiëren van het geheel naar de delen, zoals dit in de breuken behandeld wordt. We doen dit vanuit de 4/4 maat in de muziek met hele, halve, kwart en achtsten noten, een verdeling die terugwijst op onze verhouding hart- en polsslag van 1:4 die rond deze leeftijd voor het verdere leven stabiel wordt.

De 4e-klasser gaat nu ook zelfstandig aan het werk: Er volgen kleine groepsopdrachten, zoals een vorm te bedenken die bij de tekst of een muziekje past. Daarmee wordt tevens ook een appel gedaan op het zelfstandig leren beheersen van een oefening.

5e klas

In de 5e klas staan naast de Griekse vertelstof ook de oude cultuurperioden centraal. Verschillende teksten uit die tijden worden geoefend, om de verhouding mens-goden uit die tijden te kunnen ervaren, maar is ook een beeld voor de eigen innerlijke ontwikkeling die het kind maakt in zijn ontwikkeling naar een zelfstandig denkend mens.

De lesstof in de 5e klas is gericht op het meer verinnerlijken van het denken, voelen en willen.

Naast inhoud, is ritme een middel om dit te versterken: de interesse naar buiten pulseert terug in een innerlijk naklinken. In de Griekse vertelritmen van hun sagen, vinden we deze als basis terug: de Griek wil de wereld gaan begrijpen. Het waarom, duikt op in de filosofie. Het verinnerlijken hangt samen met het in- en uitademen en de harmonie daarin. De spraak beweegt zich op een bewogen luchtstroom.

Het ritme van de Griekse Homerusvertelling, de hexamete, is de basis voor het oefenen aan de verschillende ritmen in de lessen. Het ‘kort-lang’ als stimulerend ritme “de mens die vraagt aan de goden” en het ‘lang-kort’ als het ritme dat tot rust brengt “de boodschap van de goden die ontvangen wordt”. We oefenen o.m. een tempeldans waar men zich indertijd d.m.v. het ritme opwarmde om te gaan strijden, de “Energiedans’ en bij terugkomst in de “Vredesdans” de op strijd gerichte energie kon omvormen om weer aan het (boeren)werk te kunnen! Door beide ritmen te beoefenen, kan een innerlijke balans ontstaan, die harmoniseert. Niet alleen bij de Grieken, maar tot in onze tijd liggen deze ritmen in verschillende vormen aan de basis van vele gedichten in onze taal en ook in de muziek vinden we haar terug. Het is het muzische element dat hier spreekt, de taal die in ons weerklinkt en door de Grieken ook de Muze werd genoemd die inspireerde.

De behoefte van de Grieken aan harmonie, vinden we ook als ideaal terug in de bouw van hun tempels (volgens het principe van de gulden snede), maar ook in hun interesse voor de harmonie van het lichaam in kunst en sport: de gulden snede zoals we die kennen in de pentagon (5-hoek) en pentagram (5-ster) is tevens terug te vinden in de wetmatigheid van de gestalte; de verhouding hoofd, armen en benen. Kijkend naar de gestalte van de 5e-klasser zou je kunnen zeggen dat rond deze leeftijd er een overeenkomst is tussen het ideaal van de Grieken en de gestalte van het 11-jarige kind, alvorens deze gaat uitgroeien in de puberteit. De kinderen maken zich deze wetmatigheden eigen door ruimtelijk op verschillende wijze deze vormprincipes te vormen en te lopen.

Een extra uitdaging in de 5e klas is het werken met koperen staven: de oefeningen zijn enerzijds gericht op concentratie, coördinatie en balans t.o.v. de eigen gestalte, maar de staaf is ook een voorwerp om met anderen d.m.v. doorgeven, werpen en vangen in speelse vaardigheid te komen. Ook hier geven de ritmen de impuls: de korte is bij de gestalte, de lange is de worp, zoals dit ook in de vijfkamp bij de Grieken terug te vinden is.

Een prachtig voorbeeld waarin het ideaal, de vaardigheid en schoonheid van de beweging en de gestalte te ervaren is, is de sculptuur, waarin de elegantie van een voetstap uitgebeeld wordt: de driedelige stap, van loslaten, dragen en plaatsen, waarin ons willen, denken en voelen gespiegeld wordt, is het beeld van de mens die de aarde vanuit zijn bewustzijn betreedt: de Griek wist zijn gestalte te richten naar het doel, deze te bezielen, ook in het denken! Het innerlijke in het kind die deze schoonheid ervaart, kan zo in zichzelf een bodem vinden, waarnaar het altijd weer kan terugkeren als ideaal.

6e klas

Romeinen, expansiedrift en het verkennen van andere landen, het past bij de uitgroeiende 6e-klasser. De lengte, de armen en benen worden zichtbaar langer: je moet opnieuw een verbinding krijgen met dit uit zijn voegen groeiende lijf.
In de euritmie worden hiervoor concentratie- en coördinatie-oefeningen ingezet. Grote groeps- en meetkundige vormen helpen de 6e-klasser (die zich soms wat onhandig voelt), te ervaren dat ze deelgenoot zijn van een grote stroom. In die vormen zitten wetmatigheden die het denken aanzetten tot overzicht en inzicht. Er wordt zowel gewerkt met staven en stokken, om de eigen- en groepsvaardigheden verder uit te dagen! Sommige klassen werken in groepjes aan een eigen gedicht of muziekstukje. Andere klassen aan een gezamenlijke productie.

.

Euritmiealle artikelen

Ontwikkelingsfasen: alle artikelen

Leerplan: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3368-3167

.

.

.

VRIJESCHOOL – Euritmie in de kleuterklassen

.

Philia de Vries
.

Euritmie in de kleuterklassen

Als euritmiedocente geef ik alle klassen op school euritmieles.
Het komende jaar zal ik in de schoolkrant in een aantal artikelen toelichten, wat er zo bijzonder aan dit vak is.
Welke menskundige aspecten uit het leerplan worden hier in dit bewegingsvak geoefend en hoe ondersteunen die daarmee de processen van het kind in zijn ontwikkeling enerzijds en anderzijds ook in zijn leerproces bij de aangeboden leerstof en periode-inhoud?

In dit artikel ga ik jullie vertellen hoe dit in de kleuterklassen vorm krijgt en wat de euritmie in deze lessen voor de kleuters kan betekenen.
Een aantal ouders zijn hier al mee bekend door de open lessen die zij in eerdere jaren hebben kunnen bijwonen.

Het ophalen van de kinderen in de klassen en hoe we de les beginnen

De vier kleuterklassen bij ons op school hebben verdeeld op donderdag- of vrijdagochtend elk een half uur euritmieles.
Ik haal de kinderen op in de klassen, waar ze hun euritmieschoentjes meestal al aan hebben.
Soms zitten de kinderen klaar, soms zijn ze nog aan het knutselen.
We stemmen ons af en langzamerhand vormt zich een rij, waarbij voor drie klassen geldt, “met twee enthousiaste hulpjes voorop” die mij helpen de klapdeuren in de gang open te houden.
We zingen een lied dat bij het verhaal of seizoen hoort, terwijl we op weg gaan naar de zaal.
Meester Ward (onze pianist!) zit al in de zaal achter de piano en laat voorzichtig de begintoon horen, waarna we die overnemen en naar goede gewoonte, al vrolijk huppelend (en met onze armen in een geopend gebaar) de zaal binnen komen. Soms blijft er een nieuwe of wat zieke kleuter bedremmeld staan en wacht op zijn of haar juffie om aan te sluiten.
Al zingend vormen we onze kring, waarna achtereenvolgens de “zon”, meester Ward, de juffen en alle kinderen met onze voeten en armen worden begroet. Soms verstild ons lied tot een steeds kleiner wordende beweging, zoals bijvoorbeeld een klein klokje dat naast ons oor klingelt.

Vast ritueel in de lessen zijn drie stijgende kwinten aan het begin van het verhaal en drie dalende aan het einde.
Rudolf Steiner gaf drie aanwijzingen voor de kleutereuritmie waaronder deze kwint.
De kwint (dit is het interval van grondtoon naar de 5e toon erboven of eronder), zou voor het kind als een omhulling zijn tussen zijn eigen sfeer en die daarbuiten.
Het kwintgebaar bij de kleuters ziet er als volgt uit: De handen openen zich naar boven en eindigen als een open O rondom het hoofd. Wij noemen dit “de zon die gaat opkomen”!
Zelf ben ik deze gebaren steeds meer gaan beleven als het openen van een sfeer, waarin het verhaal kan klinken en ook weer afgesloten wordt. Het zien van al die armpjes die vol aandacht dit mee vormen, is vaak een wondermooi en ontroerend moment.
Terwijl wij dat doen, probeer ik ook om hen heen dat gebaar te leggen, zodat ze omhuld zijn in het meebewegen daarna: het gezamenlijk bewegen wordt dan welhaast tot één bewegingsgebaar.

Ieder kind zijn eigen weg

De kleuter beweegt nog sterk vanuit de nabootsing, zijn wil is daarop gericht.
Er zijn kinderen waarbij dat heel vanzelfsprekend is en voor anderen weer totaal niet. Ook vraagt het geheel een concentratieboog in het volgen van het verhaal en het meebewegen daarbij. Ieder kind stapt daar dan ook op zijn manier in. Voor het ene kind is alles wat we doen vanaf de eerste minuut vanzelfsprekend en stroomt met de gebaren en bewegingsoefeningen vol mee, voor de ander is de
kracht die ervan uitgaat te overdonderend en kijken ze eerst toe! Maar er zijn ook kinderen die lange tijd “innerlijk meebewegen” en daarbij gewoon meelopen in de stroom.
Het gaat erom dat het kind zich stukje bij beetje thuis gaat voelen in zijn eigen levens- en bewegingselement, ieder op zijn manier!
Daar gebeuren soms echt wonderen: Het ene kind sluit ineens met zijn armen bij een gebaar aan van wat hij vanuit zijn omgeving waarneemt, het andere kind begint ineens mee te huppen en vandaar uit mee te bewegen.
Er zijn ook kleuters die zo wegdromen in het verhaal, dat ze af en toe aangespoord moeten worden, door ze uit te nodigen mee te helpen bij een beweging. Anderen hebben last van te veel beweging en moeten eerst tot rust komen in de stroom.

Het moment waar het kind geheel instapt in de stroom en vol erbij is, is veelal een moment van gezamenlijke waarneming tussen de juffies. Na het verhaal zeggen we als juffies dan voorzichtig – zonder direct de naam te noemen- dat er vandaag weer een kindje was dat “getoverd” heeft. Het betreffende kind weet dit meestal zelf ook; alsof er iets “wakker geworden” is!
Dit ogenblik als juffen mee te maken is elke keer weer adembenemend mooi!

Door de euritmie leren omgaan met je eigen levenskrachten

In de eerste zeven jaar (na de geboorte) bouwt het kind zijn erfelijk lichaam om tot zijn eigen huis, tot in de organen toe!
Euritmie werkt op en met de levenskrachten van de mens. Met de gebaren en
bewegingen boetseert hij niet alleen de beeld-, klank- en ritme-wetmatigheden van de gesproken tekst of laat zich dragen door muzikale motieven, maar de gehele mens ademt a.h.w. mee.
Door het meevormen van de klankgebaren, boetseert het kind mee aan zijn eigen levenskrachten en ….(hierop duidde R. Steiner), kan het kind zijn eigen organen “doorlichten”.
Rudolf Steiner geeft aan dat de innerlijke souplesse in de kinderjaren hierdoor gevormd, het kind kan helpen in zijn verdere leven, zijn levensimpulsen door zijn lichaam – als instrument van zijn vermogens – beter te realiseren.
Tevens is belangrijk in de kleuterjaren, dat in alle processen van innerlijke groei, fantasie en  strekking van de romp en ledematen -naarmate het kind schoolrijp wordt- een zekere harmonie ontstaat. Voelt het kind zich thuis in zijn lichaam, kan het het gaan bewonen?
R. Steiner geeft aan dat rond de schoolrijpheid, de omvormingsprocessen van het eigen lichaam afgerond worden, waarbij meestal de tandenwisseling deze periode inluidt: Dezelfde levenskrachten zullen vanaf de basisschool voortaan ingezet gaan worden in de leerprocessen: Zo wordt op een ander niveau het opnemen van de wereld, omzetten en eigen maken, voortgezet!
Pedagogisch gezien werk je dus met de kinderen niet zomaar aan een verhaaltje, maar kijk je naar de klanken, gebaren of bewegingen, die vanuit het beeld passend, het kind gezond maken, d.w.z. kan het aansluiten bij zijn eigen levensstroom? Hoe help je het kind daarbij, dat het zich geplaatst voelt tussen waar zijn oorsprong ligt (het sterrenland) en zijn komst op aarde, waar we
“aan het werk gaan”.

De klankgebaren en -bewegingen in de euritmie zijn hierbij een hulp.
Elke klank heeft zijn kwaliteit: Hoe verschillend is een A t.o.v. een E.
In de euritmie is het A-gebaar openend, in de E kruisen de armen dit gebaar en komt dat wat zo geopend tegemoet getreden was, tot bewustzijn; de I wil zich daar weer uit oprichten, de O alles omvatten en de U brengt samen, enigszins streng, maar ook met warmte.

De medeklinkers zijn daarnaast meer vormend: De B omhult, “vormt voor het kind zijn huis”, zegt R.Steiner bijvoorbeeld.
Hoe verschillend kan je de B met het woord boom, berg, bos enzovoort vormen en verbinden!
De M tast, de D duidt, maar laat het tastende gebaar ergens heen ook
aankomen. L wil in beweging zijn, R wil rollen, de K, de T….
De klanken vertellen een verhaal op zich en het kind leert zich in deze kwaliteiten bewegen. Ze stimuleren zijn taal gevoel, in plasticiteit, maar ook in ordening en al bewegend (doende), maakt het kind zich dit met zijn wil, gevoel en waarneming eigen.
Euritmie is in feite boetseren in de lucht!
De taal om en door ons heen leren bewegen, maakt ook dat we groter of meer zijn dan een skelet met botjes, spieren, hersenen en allerlei mechanische processen. Die processen worden door onze levenskrachten doordrongen, en de euritmie kan helpen dat we daardoor in innerlijke harmonie komen met ons zelf
en onze processen.
Voor het kleine kind is het levensplezier en de warmte van de omgeving in de vorm van liefde en geborgenheid en een verzorgde omgeving voorwaarde zich met zijn omgeving te verbinden, het zet hem aan tot bewegen en wil om het te leren kennen. Bij de kleuter, ontstaan voor het eerst innerlijke beelden, die door fantasie groter, kleiner, veranderlijk in vorm gekleurd worden. Het concrete aan
vormen en gebeuren om het kind heen verinnerlijkt zich in een enorme beeldenrijkdom, die het met eenvoudige middelen uitbouwt door al spelende deze verder te ontwikkelen. Het oefent hiermee zowel zijn fysieke grenzen, als die aan zijn denken ontwikkelende fantasie.
Met de euritmie, zetten we deze processen voort en stimuleren het kind in zijn bewegings- en levensgevoel. Hierdoor ontstaat er een innerlijk evenwicht dat hem sterk maakt.

Kan het straks die levensenergie als het schoolrijp is inzetten in zijn leerprocessen? Dit onderzoeken, aftasten van het kleine kind, helpen hem de brug te slaan tussen zijn eigen innerlijk zijn en de wereld waarin het leeft!
Van de volwassene vraagt dit vooralsnog, om een wereld om hem heen te creëren, die veiligheid biedt tot nabootsen. Vreugde en plezier en hier en daar wat ernst, zijn de benodigde “kruiden” daarbij.

Het ge-euritmiseerde verhaal

Zo zijn ook de verhaaltjes op gebouwd die we doen met de kleuters. Plezier aan de bewegingen en de tekst staan voorop. Spreken de beelden en de daarbij gevormde klanken de fantasie aan van het kind, kan het zich daarin bewegen?
In de 1e klas worden de bewogen klanken tot klankletter en komt de geschreven taal tot leven en het bewogen ritmegevoel richt zich op het rekenen.
De structuur van het “bewogen verhaal” is zo opgebouwd, dat er steeds een “eilandje” is waarin een beeld of handeling wordt verteld met de klankgebaren, dan bewegen we ons langs de kring met een toepasselijke beweging zoals, huppelen, springen, sluipen enz. naar het volgende beeld.
Ook het ademen van de kring in het naar elkaar toegaan en weer wijder worden van de kring gaf R. Steiner aan als belangrijk element voor de kleuters en voor de euritmie in het algemeen als oefening.
Mooie gebaren wisselen af met grapjes, zoals bij het verhaal van Hansje Stoffel, een sprong met A van Hansje en een T op het hoofd bij Stoffel.. Hier zijn de kleuters soms vaardiger dan je denkt! Ze gieren het soms uit van de pret en het helpt ze tevens “wakker” te worden, want voor je het weet is zo’n moment al voorbij. Zulke gebaren te herhalen is dan behalve leuk, zinvol tegelijk!
Een sprookje is een beeld, maar samen een sprookje of verhaal opbouwen of uitbouwen heeft zijn eigen kwaliteit.
Zo hebben we Olle’s skitocht of Repelsteeltje steeds verder uitgebouwd en konden zelfs de jongere kinderen goed mee komen en een half uur meebewegen, door de boeiende bewegingsafwisseling!

Repeterende verhalen (zoals bakersprookjes), zijn ook heerlijk!
Het verhaal wordt afgesloten met de zon die ondergaat, de maan aan de hemel, en de sterren, waarvan bijvoorbeeld een sterretje bij ons hartje naar binnen gaat, gevolgd door de drie kwinten.

Het uit laten klinken van het verhaal d.m.v. spel en het afsluiten van de les

R. Steiner gaf bij voorstellingen aan dat na een ernstig deel voor de pauze, een meer humoresk gedeelte, gezond zou werken op de toeschouwer.
Dat idee heb ik ook bij de kleuters.
Na onze afsluitende kwinten gaan we zitten.
En met de muziek verdiepen we nog eens een aspect uit het verhaal, hoe loopt de slak, hoe danst de trol. Hier kan het verhaal “uitklinken” en verinnerlijkt worden. Als het dan tot rust is gekomen pakken we onze handen vast en verlaten al zingend in optocht de zaal terug naar de klas.

Alleen de kleuterklas die dicht bij de zaal zit, heeft de kunst afgekeken van de onderbouwklassen.
Ooit sloot ik af met de nu 5e klas. Bij het handen geven, sprongen ze ineens! Vanaf die dag zit ik er bij de kleuterklas bij de zaal aan vast, dat de kinderen springend de zaal verlaten! Op zich een prachtig gegeven, hoe licht kan je jezelf maken en tevens ook weer goed landen!

De euritmie als leermiddel en het kind als inspiratiebron voor de lesvorm en inhoud

Euritmie wordt ook wel eens “zielengymnastiek” genoemd.
De gebaren en bewegingen die we met de kinderen doen zijn een hulpmiddel om de bewegingsvaardigheden ook innerlijk te doordringen, tot innerlijke vaardigheden. We willen voor de kleuter een harmonie creëren, waarin het kind zich een met de wereld en zich zelf ervaart.
Het steeds weer vinden van balans blijft in ieders leven een proces dat bij ontwikkeling hoort.
Voor de kleuter geldt, dat het zich straks gaat openen voor andere leerprocessen. Hoe meer het het kind gelukt is om zijn gestalte goed om te vormen tot zijn eigen huis, hoe beter het de nieuwe leerprocessen aan kan gaan. Het heeft a.h.w. zijn aandacht vrij om dit op te nemen en eigen te maken. Ieder kind gaat daarin geheel zijn eigen proces.
Voor de gehele vrijeschoolpedagogiek geldt in principe, dat de kinderen zelf de inspiratiebron zijn bij hoe we de leerstof aanbieden. Ik luister wat nodig is en zet dat om naar mijn vermogens, de kinderen pakken op wat voor hen wezenlijk is. Zo is elk verhaal dan ook elke keer weer een beetje anders in de klanken en uitvoering. Samen met de pianist wordt door mij en in onze samenwerking,
telkens weer naar de ideale vorm gezocht. Juist dit samen “scheppen” aan het verhaal in het doen met de kinderen, is de voorwaarde voor levende pedagogiek! De euritmie als kunst om dit te beoefenen is een prachtig middel: In gezamenlijkheid breng je iets tot stand, waardoor de inhoud en vorm even samen komen. Het is als een schaal, waarin op zulke momenten a.h.w. een gouden glans opgevangen wordt!
Deze “rijkdom” kan je niet zien, maar wel ervaren.

.
Euritmie: alle artikelen

Peuter en kleuter: alle artikelen

Opvoedingsvragen: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3365-3164

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Euritmie – alle artikelen

.

Rudolf Steiner over euritmie
De belangrijkste opmerkingen over euritmie (vaak samen met gymnastiek) uit de verschillende pedagogische voordrachten. En uit GA 156 en GA 205.

Kleutereuritmie: plezier bij het nabootsen
Andreas Deibele over: het waarom; wat er in de les gedaan wordt.

Uit de euritmieles voor de kleinere kinderen
Cläre Rother over: het aanleren van de (euritmische) klinkers en medeklinkers in de 1e klas.

Euritmie in de middenklassen
Edith Röhrle over: verband euritmie en grammatica; lopen van een spiraal naar binnen (vraag) en naar buiten (antwoord); vormverandering: innerlijke en uiterlijke krachten; werkwoord, zelfst. nw. bijv.nw.

Euritmie
Philia de Vries over: teksten voor schoolgidsen en begeleidend vakinhoudelijk per klas; wat is euritmie op school; leerplan euritmie per klas 1 t/m 6.

Euritmie in de kleuterklassen
Philia de Vries over: euritmie in de kleuterklas; wat wordt er gedaan en waarom; levenskrachten; ge-euritmiseerd verhaal.

Euritmie: Hoe kan de ontwikkeling van het kind en de daarmee samenhangende hersenontwikkeling door beweging gestimuleerd worden
Philia de Vries: scriptie
Hoofdstuk: Opmaat, kader, vraag, doel, inspiratie en materiaalgebruik voor het werk

.

Vrijeschool in beeld: euritmiefiguren

.

3361-3161

.

.

.

VRIJESCHOOL – 1e klas – euritmie

.

De eerste tijdschriften van het blad ‘Erziehungskunst’ – toen nog ‘Zur Pädagogik Rudolf Steiners’ verschenen zo’n 100 jaar geleden.

Het is opvallend en interessant tegelijk hoe de leerkrachten het vrijeschoolonderwijs vorm wilden geven – nu zonder de hulp van Steiner die in 1925 was overleden.

Natuurlijk zijn er ‘dingen’ die niet los gezien kunnen worden van de tijd waarin men toen leefde, maar tegelijkertijd vind je in veel artikelen een inhoud die ook vandaag de dag nog actueel is.

Cläre Rother, Zur Pädagogik Rudolf Steiners, jrg. 2, nr 1 mei 1928

.

Uit de euritmieles voor de kleinere kinderen
.

Het was lente toen ik een groep kleine zes- tot zevenjarige kinderen voor me had om ze kennis te laten maken met wat veel geluk voor hen zou betekenen, namelijk euritmie, de levende taal van de ziel die Rudolf Steiner aan de mensheid heeft gegeven.
Dit is een bijzonder geschenk voor de leraar, want nooit meer zijn de kinderen zo visueel, zo toegewijd alle bewegingen aan het imiteren, zo fantasierijk de wereld aan het beleven als op deze leeftijd.

Het is dus mogelijk om het sprookje als uitgangspunt te nemen. Wat de verbeelding van de kinderen stimuleert, stimuleert ook hun bewegingen en ze bewegen hun ledematen met plezier.
Ik vertelde ze sprookjes over reuzen en dwergen, bloemen, elfen en vlinders, vogels en kevers. We luisterden naar al deze wezens en leerden iets van hen: lange en korte, lichte en zware stappen, rennen en huppelen, alles in harmonie met het muzikale.
Toen probeerde ik de klinkers aan de kinderen in een verhaaltje te geven.
Ik ging uit van een artikel van Dr.Treichler in een mededelingenblad van de school.

Wat ik de kinderen vertelde, wil ik hier graag samenvatten:

Er was eens een klein meisje van jullie leeftijd. Ze was met Pasen* met school begonnen.
De eerste nacht had ze een prachtige droom.
Ze droomde dat er een heldere engel met prachtige vleugels naar haar toekwam die zei: “Kom met me mee, ik wil je de schoonheid van de hele wereld laten zien, de aarde en de hemel, en jij zult me laten zien dat je een open hart hebt voor al deze schoonheid.”
Nu vlogen ze ver omhoog naar het midden van de blauwe hemel. Die was zo groot en wijds en zo stralend helder dat het kleine meisje Ah! wilde roepen van verbazing over deze schoonheid toen ze plotseling besefte dat ze niet kon spreken. Haar woorden vervaagden in de ether. Maar ze dacht aan de woorden van de engel en wilde hem laten zien hoe graag ze de schoonheid wilde ontvangen, ze opende haar armen wijd in een grote zwaai en de engel deed hetzelfde en verheugde zich. A.
Ze vlogen verder, hoger en hoger. De helderheid werd groter en groter, stromen van kleuren vermengden zich, van het zachte blauw ging het over van lichtgroen naar stralend geel. En plotseling stonden ze voor de troon van God.
Daar zat de Moeder van God, gehuld in haar blauwe sterrenmantel, met het stralende kind van God in haar armen, stralend als een zon.
Verblind door het felle licht strekte het kleintje haar armen kruiselings uit als lichte verdediging tegen de al te felle schijn.
Maar langzamerhand kon ze het beter verdragen en ze sloeg haar armen over haar borst in aanbidding en eerbied voor het kind van God, ja, ze bad en kruiste al haar vingers. En ze zag de engel hetzelfde doen en verheugde zich.
Ja, de engel kruiste zelfs zijn vleugels boven en zijn vleugels onder en zijn voeten, zodat hij daar in een viervoudige E stond.
En zij zagen hoe vele engeltjes naar buiten zweefden, helder licht dragend dat rond de troon van het kind van God scheen.
En het mensenkind wilde ook worden als een licht, een kaars op het altaar van het kind van God, en hij maakte een lichtstraal vanuit zijn armen. Het werd zelf een straal, die licht gaf, .I.
Nu vlogen ze weg, terug naar de aarde. Toen hield het kind haar armen rond
alsof het al het moois wilde omarmen en meenemen naar de aarde. O.

Ruisend daalde het af van de uitgestrektheid van de hemel naar de aarde.
En het zag hoe de mensen zo diep in de duisternis leven en niets ervaren van het heldere licht dat het had mogen zien en weer in bed liggend strekte ze haar armen uit met verlangen, met weemoed en diepe eerbied van beneden naar boven, naar de hemel. U.
En de engel glimlachte naar haar in haar slaap en sprak tot haar:
“Je hebt de taal van de engelen goed geleerd, vergeet die nu op aarde niet. Mensen vergeten het zo gemakkelijk omdat ze niet aan het stralende kind van God denken.
Je moet ze ook op aarde oefenen, dan zul je de weg naar het hemelse thuisland weer vinden.”

In haar slaap glimlachend zag het kind hoe de engel opsteeg naar de hemelse wereld van een donkerpaarse U naar een rode O, een al lichtere, diep-blauwe A naar een hoopvolle groene E, tot hij als een heldere, gele I in het stralende licht bij de troon van God stond die zijn verlangen voedde.

Dit verhaal maakte diepe indruk, we oefenden vreugdevol al deze
bewegingen en lange tijd hoorde ik bij de kinderen het woord “engelentaal”.

Tegelijkertijd hadden ze goed begrepen dat je bij de engelentaal niet mee moet spreken, dat de menselijke taal dan stil moet blijven.

Van daaruit kon ik in de loop van het jaar veel klanken blijven ontwikkelen, waaronder de medeklinkers. De kinderen vonden de beelden van de W – het golvende water of de wind, de L van een lelie heel duidelijk, We gebruikten ook het beeld van het vliegen, vooral dat van de engel voor de L.

Met Kerstmis was er grote vreugde toen elk kind een huisje kreeg. Dat was tot dan toe een gekleurde cirkel geweest waarin het tijdens de euritmieles had gestaan. Dat werd nu een ster.

Daarvoor vertelde ik een verhaaltje van het gouden sterrenhuis en we bewogen met onze handen mee op de maat of onze voeten liepen het ritme:

“Wenn ich meine Äuglein schließe,
führt ein Englein mich hinaus,
auf die grüne Himmelswiese,
vor das goldene Sternenhaus;
und die Sterne, groß und kleine,
nehmen mich in ihren Tanz,
daß ich ihnen mich vereine
Zu dem schönen Himmelsglanz.”

Sluit ik mijn ogen beide,
leidt een engel mij zo verre,
over de groene hemelweide,
naar het gouden huis der sterren;
en de sterren groot en klein
leiden mij in hunne dans
dat ik bij hen kan zijn
naar de mooie hemelglans.

(eigen vertaling, een proberen)

Het volgende uur vertelde ik verder.
De sterren leiden het kind naar Maria met het Kerstkind dat omringd is door spelende engelen. 
Toen kwam er ook weer iets terug van het eerste verhaal en met veel plezier oefenden we elk uur tot aan Kerstmis  – met de engelentaal – het volgende gedichtje 

“Im Himmel beim Christkind
sind Freuden soviel,
Da spielen die Englein
gar liebliche Spiel.
Da sitzet im Glanze
auf himmlischer Au
die hohe, die sanfte
demütige Frau.
Maria, die reine,
voll seliger Lust,
Hält Jesu, das Kindlein,
an heiliger Brust.”

De sterren vormden een cirkel en euritmiseerden de vocalen. 
In het midden van een gouden sterrenhuis stond heel ernstig een klein meisje dat Maria was, omgeven door vijf engelen die de L van de engelvleugel maakten.
De kinderen deden enthousiast mee, ze werden nooit moe, elke les waren ze er vol aandacht bij; de realiteit van dit aparte spel meebelevend.

Zo werd elk euritmie-uur in deze tijd een nieuwe beleving van Kerstmis.

*In die tijd begon het nieuwe schooljaar met Pasen.
(Dat er met Pasen iets nieuws begint, heeft een zekere diepgang.)
Toen ik zelf op de ‘lagere school’ zat, (ca 1952) was dat ook nog zo, maar enige jaren later ‘gingen wij over’ met de grote vakantie).

In het artikel gaat het er niet over, maar ik zou zeggen dat je het aanleren van de klinkers op deze manier niet zonder de klassenleerkracht moet doen, d.w.z. die zal iets soortgelijks moeten doen, zodat er voor de kinderen een vorm van overeenstemming bestaat.

Wat het gebruik van engelen of elementairwezens betreft, zie daarvoor een opmerking hier.

.

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Rudolf Steiner over…: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: euritmiefiguren

.

3360-3161

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Euritmie – uit de lessen in de middenklassen

.
Het Duitse blad voor de vrijeschoolbeweging heetErziehungskunst‘, Opvoedkunst – zoals voor de Nederlandstalige vrijeschoolbeweging: ‘Vrije Opvoedkunst’.
Vóór het Duitse blad ‘Erziehungskunst’ heette, had het als naam: ‘Zur Pädagogik Rudolf Steiners’, ‘Over de pedagogie van Rudolf Steiner’.
De 1e jaargang daarvan stamt uit 1927.
Een aantal leerkrachten die er vanaf het begin bij waren, schreven regelmatig artikelen over hun werk.
Vaak is daar een groot enthousiasme in te bespeuren. En hun pogingen de aanwijzingen van Steiner gestalte te geven in de concrete onderwijspraktijk.

De vele gezichtspunten van Steiner hebben na 100 jaar vrijwel niets aan zeggingskracht verloren en het hoeft daarom niet vreemd te klinken dat ook de bijna 100-jarige artikelen ook nu nog bruikbaar zijn. Soms is er wel enige met die tijd van toen, maar het gaat vaak meer om aspecten die langdurig blijvend zijn.
En dus ook bruikbaar in de vrijeschool nu.

.

Edith Röhrle, Zur Pädagogik Rudolf Steiners, 2e jrg. nr 3  sept, 1928

.
euritmie in de middenklassen
.

Rudolf Steiner heeft ons met de euritmie een nieuwe kunst geschonken, die op buitengewoon vruchtbare wijze kan integreren in het geheel van onze nieuwe pedagogie.

Zoals Goethe in zijn nieuwe kleurenleer wijst op een nieuw kleurbegrip en de afzonderlijke kleuren een gevoelsnuance geeft waarvan hij zegt dat het rood een uitdagend, agressief karakter heeft of het blauw waaraan de ziel beleeft hoe dat verdiept en innerlijk wordt, zo moet ook de taal door euritmie opnieuw beleefd worden.

De afzonderlijke klanken moeten hun eigen essentie weer aan ons onthullen door ze zichtbaar te maken.
Maar ook de grammatica krijgt een nieuwe impuls, wanneer de kinderen leren voelen hoe een zelfstandig naamwoord in de euritmie naar zijn innerlijke essentie op een heel andere manier moet worden weergegeven, dan bijvoorbeeld  een werkwoord.

Juist op het verband tussen euritmie en grammatica wil ik nu nader ingaan, omdat men meestal verbaasde gezichten krijgt als men op dit verband wijst.

We beginnen met deze taak in de middenklassen, maar de eerste schooljaren bereiden dit werk al voor. Zelfs in de laagste klassen wordt in hoofdonderwijs veel belang gehecht aan het geven van een echt gevoel aan de kinderen voor de aard van geometrische vormen.

In de euritmielessen lopen de kinderen nu driehoeken, vierkanten, spiralen etc., maar op zo’n manier dat er een gevoel mee verbonden kan worden. Als een kind een inwikkelende spiraal loopt, dan moet het voelen dat als ik zo van buiten naar binnen ga, wil ik iets ervaren, iets te weten komen, van binnen een vraag stellen. Als ik daarentegen de spiraal zo loop dat hij uitwikkelt, dan wil ik iets overbrengen van wat ik weet, dan kan ik het antwoord geven. Zulke vormen worden vaak geoefend met bijpassende muzikale begeleiding of met een bijpassend gedicht. De in- en uitwikkelende spiraal komt bijvoorbeeld prachtig overeen met het gedicht van Dr. Steiner:

Wie laat de planten bloeien? Dat is Gods wijsheid.
Wie laat de mensen leven? Dat is Gods liefde, enz.

Bij de vraag wordt de inwikkelende spiraal gelopen,

bij het antwoord de uitwikkelende.

Het gevoel voor vormverandering wordt ook gewekt, bijvoorbeeld door de kinderen een regelmatige driehoek te laten lopen en hun aandacht te vestigen op het feit dat in deze vorm (I) de krachten, die van buiten en van binnen vormend werken, in evenwicht zijn.

Nu kan er echter een vormverandering optreden als de krachten van buitenaf overheersen. Dan krijgt de vorm een ander uiterlijk.

In de derde vorm zegevieren de innerlijke krachten over de uiterlijke krachten. Voor oudere leerlingen kan het gedicht ‘Beherzigung‘ van Goethe worden gekozen als voorbeeld van zulke vormen.

De eerste strofe toont een beklemming, zwakte tegenover externe krachten, dus wordt een vorm gekozen die overeenkomt met de tweede:

Feiger Gedanken
Bängliches Schwanken enz.

De tweede strofe drukt overwinnen uit:

Allen Gewalten
Zum Trotz sich erhalten enz.

De derde vorm is geschikt om te visualiseren hoe het innerlijke zelf zich nu vrij kan ontplooien.

Als op deze manier een levendig gevoel voor de essentie van een vorm bij de kinderen is gewekt, dan is het ook mogelijk om het grammaticale te benaderen zonder een lichte angst voor grammatica bij de leerlingen te veroorzaken, zoals we in het verleden meestal hebben ervaren.
Ze vinden het leuk om te zien hoe de meest uiteenlopende kunstenaars hebben geholpen om een zin te vormen, hoe er een geheime architect aan het werk is die iets voor ons neerzet dat op zichzelf af is, maar dat door een geheime schilder wordt verfraaid, hoe een toneelschrijver ons in spanning wil brengen enzovoort. Het is helemaal niet moeilijk voor hen om te ontdekken dat de architect het zelfstandig naamwoord plaatst en dat de schilder het versiert met het bijvoeglijk naamwoord. De innerlijke spanning en ontspanning worden veroorzaakt door de verbindingswoorden, die zo gemakkelijk over het hoofd worden gezien, die een dramatisch element in de zin brengen met hun “en”, “maar”, “toch”.
Zodra de kinderen dit verschil hebben ontdekt, is het ook vanzelfsprekend voor hen dat elk woord een andere voorstelling vereist. Een zelfstandig naamwoord moet laten zien dat het iets wil schilderen, dus we moeten de medeklinkers gebruiken om ons te helpen, want die hebben van zichzelf al een beeldend karakter. Als ik wil euritmiseren: “Het wuivende korenveld”, dan geeft de w me de mogelijkheid om het innerlijk zichtbaar te maken door middel van het bewegingsgebaar van de w.

Op deze manier is het mogelijk om te visualiseren wat de genius van de taal in woorden heeft getoverd. Een zelfstandig naamwoord wordt in de ruimte geplaatst, dus moet het een vorm krijgen die overeenkomt met zijn essentie, wat ons dan leidt naar de verschillende soorten zelfstandige naamwoorden. De boom, die fysiek zichtbaar is, moet een andere vorm krijgen dan engelen of duivels, die spirituele wezens zijn. Ik laat de kinderen nu ervaren hoe alles wat zichtbaar is geworden, zoals boom, steen, mens, een bepaalde, duidelijk gedefinieerde vorm heeft. Maar ze weten uit sprookjes hoe duivels van vorm kunnen veranderen, op de ene manier kunnen verschijnen en dan weer op een andere, dus dat moet je ook in de vorm herkennen, die moet niet zo vast liggen. Voor concrete woorden nemen we de vorm

die doet denken aan een kristallen punt, laat zien dat we iets specifieks insluiten. Spirituele essentie krijgt een ronde vorm.

Maar als we een vorm zo lopen dat we de kromming naar voren nemen, dan ontstaat in ons het gevoel dat we met onze ervaring en blik naar de verte gevoerd worden, het gaat meer over iets dat meer omvattend is.

Dit is een vorm die in aanmerking komt voor het conceptuele: “uitgestrektheid”, “afstand”, “schoonheid”.

Voor de ziel: “plezier”, “vreugde”, “pijn”, is de golvende lijn de uitdrukking die de kinderen de ups en downs van de emotionele ervaring laat zien.

Nu moeten de kinderen de vormen die zo ontstaan, combineren tot een mooie algemene vorm voor een gezegde of een versje, dat dan aan de tekst wordt toegevoegd. Elk kind doet zijn eigen poging en de beste wordt dan voor iedereen gekozen. Terwijl de meisjes meestal handiger zijn in het maken van de klanken, krijg ik van de jongens meestal de mooiste en levendigste vormen. Een spreuk van Angelus Silesius resulteerde in de volgende vorm:

De ziel is een kristal,
De godheid is haar glans,
Het lichaam waarin je woont,
Is de omhulling van beide.

Voor een langer gedicht van C.F.Meyer kreeg ik de volgende vorm van een leerling uit de 8e klas:

In de les hadden we het gedicht zo behandeld dat we met de zelfstandige naamwoorden bezig waren en alleen de basisvormen



werden genoteerd. Hiervan had een jongen toen deze tekening gemaakt, die een prachtig gevoel voor vorm laat zien. (ll)

Net als bij de zelfstandige naamwoorden worden ook de andere woordsoorten
en de vormen en bewegingen steeds rijker en gevarieerder.

Als de kinderen gedurende meerdere jaren zo vertrouwd zijn geraakt met de grammatica in de euritmie, dan is het niet langer abstract, ze leren de innerlijke kant voelen die door de taal stroomt en dat door de taal moet stromen.
dat door de taal stroomt en die ook de kinderen weer moet doordringen.
Het scheppende woord spreekt door de euritmie de mens weer aan en heeft  een revitaliserende werking op denken, voelen en willen en stimuleert het de krachten die door de taal stromen en die gedood worden door een te intellectuele
opvoeding, tot nieuwe creatieve activiteit.

.

Rudolf Steiner over euritmie: alle artikelen

Menskunde en pedagogie: alle artikelen

Rudolf Steiner over…: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: euritmiefiguren

.

3293-3100

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – ‘Breinvriendelijk’ onderwijs

.

‘Mevrouw, waren hebben we eigenlijk euritmie?’

Toen mijn echtgenote nog werkzaam was als euritmiste aan een vrijeschoolbovenbouw, kreeg ze deze vraag ieder jaar wel een paar keer voorgeschoteld.

‘Daar leer je o.a. creatiever van denken’, zei ze vaak, omdat het al sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw bekend is dat bewegen een positief effect heeft op je cognitieve vermogens.

Nu ‘brein’ ‘hot’ is, komen er steeds meer uitspraken bij die zo’n antwoord onderbouwen.

En als ze van DE hersenkenner bij uitstek – prof. Erik Scherder – komen, zit je altijd goed.

In ‘Hart voor je brein 2020‘ zegt hij:

‘Dansen heeft een positieve invloed op het hart- en vaatstelsel.
En op de hersenen.
Dus Let’s dance, zou ik zeggen….

.

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Rudolf Steinerwegwijzers – met kernachtige uitspraken over opvoeding en onderwijs

Rudolf SteinerAlgemene menskunde

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

2810-2637

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Ontwikkelingsproblemen (7)

.

Toen de vrijeschool in Stuttgart in 1919 haar deuren opende, waren er onder de leerlingen ook kinderen die zich op de een of andere manier niet zo ontwikkelden als andere. We zijn geneigd te spreken van ‘niet normaal’ zich ontwikkelen, waarbij we dan een norm ‘normaal’ hanteren. Dat is vaak een soort ‘doorsnee’: eenzelfde patroon dat jij bij de meeste kinderen ziet. Sommige kinderen passen niet in dit patroon: ze liggen ‘achter’ of ‘voor’. Aan dit ‘voor’ is lange tijd geen aandacht besteed, nog maar sinds kort is de term ‘hoog-begaafd’ gangbaar. Het ‘niet-mee-kunnen-komen’ is al veel eerder gesignaleerd en voor die kinderen werden op zeker ogenblik zelfs aparte scholen opgericht.

Er is op het gebied van de orthopedagogie veel ontwikkeld en ook op de vrijescholen deden de ‘remedial-teachers’ hun intree. Omdat er op dit gebied nog veel te ontwikkelen viel, kon het niet anders of veel van de ‘wetenschappelijke’ orthopedagogie kwam zo ook de vrijescholen binnen. Om van daaruit met de menskunde van de vrijeschool te werken, valt nog niet mee en veel ondersteuning aan de kinderen kwam aanvankelijk vaak niet verder dan op intellectueel niveau ‘bijles’ geven. 

De eerste vrijeschool kende ze ook en het bleek al snel dat ze beter af waren in een aparte groep – toen de ‘hulpklas’ genoemd. 
Het onderwijs dat ze kregen moest nog helemaal ontwikkeld worden. Steiner heeft er wel aanwijzingen voor gegeven, die nog terug te vinden zijn in de verslagen van de vergaderingen die hij met de leerkrachten belegde.

Een groter gebied van therapeutische aanwijzingen kon worden gevonden in Steiners voordrachtenreeks over de ‘heilpedagogie’*. GA 317,  vertaald.
Elisabeth Baumann was in 1926, een jaar na de dood van Steiner, in Stuttgart de heileuritmiste die met de kinderen een speciale oefenweg bewandelde. Ze schrijft daar in 1925 al over. 
Ook op de 1e vrijeschool in Nederland, in Den Haag, was er, toen ik er in 1970 begon, een bepaalde vorm van hulp aan kinderen die dat nodig hadden. Ik herinner me nog dat onze lieve collega Eli van Dunné op gezette tijden kinderen uit de klas kwam halen waarmee apart werd geoefend.

Elisabeth Baumnann, Mitteilungenblatt nr. 7, 1925
.

THERAPEUTISCHE EURITMIE IN DE HULPKLAS

In de hulpklas van de vrijeschool heb je het meest te maken met kinderen waarvan het voorstellingsvermogen en het gedachteleven nog zwak ontwikkeld zijn; ze zijn nog als het kind van vóór de tandenwisseling: meer levend in gevoels- en wilsimpulsen. Bij hen is het nodig ze langzaam bij de leerstof te betrekken en daarbij moet je aan hun gevoel en wil appelleren, dat is heel belangrijk. Dat moet helpen om wat nog ongevormd is, te vormen; wat er te veel is, af te remmen en te wekken wat er latent aanwezig is. Met voorstelling en gedachten bereik je hier weinig tot niets. Een kind kan mechanisch twintig keer een woord spellen, maar het schrijft het toch fout.
Wanneer je echter zegt: ‘Spreek het woord niet uit maar zeg het eens met je handen en zet aan het begin een stevig stap omdat daar een grote, belangrijke letter staat, dan wordt binnen korte tijd het woord goed gespeld én geschreven. Als het kind bij iedere klank een beeldende beweging uitvoert en beleeft en dan geen willekeurig gezochte beweging bij de klank, maar een die genomen is uit de euritmische bewegingen die afgelezen zijn aan hoe de de spraakorganen de klank vormen, worden in het wezen van het kind krachten aangeboord die het voorstellingsleven vanuit een beeld vormgeven; wat uit de abstracte schrijftaal die voor zo’n kind nog dor en droog voor z’n neus staat, een klankentaal oproept die door de bewegingen leeft.
Natuurlijk kan dit niet in één keer bereikt worden. Bij deze kinderen komt alles op herhaling aan. Daarom wordt er iedere dag na het hoofdonderwijs in de hulpklas euritmie gedaan, wat voor de andere klassen niet aan te raden is, want dan zou langzaamaan het enthousiasme en de spankracht verdwijnen. In de hulpklas is dat niet het geval. Deze kinderen houden des te meer van de euritmie naarmate ze meer mogen herhalen, want de meeste leven nog helemaal in het ogenblik en vanuit de omgeving. Zij krijgen nooit een slechte zin van veel herhalen, iedere keer wordt door hun wilskracht het voorstellingsleven aangesproken. Ze herhalen ook niet steeds droog hetzelfde, iedere keer is er wel weer een nieuwe nuance die een nieuwe verbazing uitlokt en het spannend maakt. Dat moet de leerkracht goed in de gaten hebben.

Een kind dat weinig openheid vertoont en de dingen moeilijk opneemt, kan met een verbazingwekkende innerlijkheid erbij zijn, een euritmische oefening doen en daarna een levendigheid vertonen die anders bij hem ontbreekt. Wanneer het de leerkracht dan lukt dit ‘open-zijn’, de interesse op de leerstof te richten, dan kan hij, als hij het goed aanpakt, in een korte tijd meer bereiken, dan door dagenlang praten. Het kind heeft door de euritmische activiteit die fysiologisch sterk kan werken, pas de kracht in zich gewekt die hij nodig heeft om wat van buiten naar hem toekomt, op te kunnen nemen, te kunnen leren.
Je moet er wel erg voor waken dat er in het kind een gevoel kan ontstaan als: deze oefeningen en bewegingen moeten iets opleveren. Puur om wat er gedaan wordt, om het plezier daarin, moet het kind euritmie doen en de leerkracht bereikt ook het meest als hij tijdens het oefenen met een innerlijke kunstzinnige zin werkt aan de beeldende krachten van de beweging, invoelend hoe daaruit gezondmakende krachten stromen die niet door inspanning op het gebied van doelmatigheid en schema’s ontkracht mogen worden.

Een jonge loot aan de euritmie hangt nauw samen met de euritmie in de hulpklas en heeft wel het meest bijgedragen aan de gunstige resultaten. Het is het oneindig rijke gebied van de therapeutische euritmie. Dr. Rudolf Steiner sprak er in het voorjaar van 1921 in Dornach bij de gelegenheid van een cursus voor artsen en geneeskundestudenten voor het eerst over en vulde dat later nog aan.
Op de vrijeschool werd drie jaar geleden begonnen met deze vorm van euritmie. Meestal ging het om situaties waarbij wij persoonlijke aanwijzingen kregen van Dr. Steiner, andere ontstonden door het samenwerken van de arts en de leerkracht nadat deze een diagnose hadden gesteld.
Therapeutische euritmie kan je niet zomaar gebruiken. Je moet je goed kunnen inleven in wat de betreffende vraagt. De bron is toch uit liefde willen werken en alleen daarmee kan je het toepassen en ermee verdergaan. Ze vraagt een intensief kunnen luisteren en waarnemen. Zoals de arts luistert naar het hart en de ademhaling, zo moet de euritmietherapeut luisteren naar wat uit het organisme spreekt; naar wat er in het hoofd-zenuwsysteem boven, of het stofwisselingssysteem onder werkzaam is en hij moet leren invoelen hoe hier de euritmische beweging orde kan scheppen en gezondmakend kan ingrijpen. Ook hier kunnen we van Rudolf Steiner leren om bij een behandeling naar het hele wezen van het kind te kijken, nooit bij een enkel symptoom te blijven stilstaan, maar de stoornis op te sporen tegen de achtergrond van het hele wezen en dan een therapeutische oplossing te zoeken.
In zijn pedagogie opent hij de leraren de ogen voor hoe de geest enerzijds in het lichamelijke doorwerkt en hoe anderzijds het lichamelijke van invloed is op het geestelijke.
Veel van de therapeutisch-euritmische bewegingen zijn, uiterlijk bekeken, tamelijk eenvoudig. De therapeutische werking zit niet in de gecompliceerdheid, maar in de intensivering naar de wilskant.
De euritmie op zich berust wat de kern betreft op de spraak. Ze is een metamorfose van de spraakklanken, alleen alles wat daarmee gedachtematig, voorstellingsmatig verbonden kan zijn, wordt min of meer uitgeschakeld en daar tegenover komt naast de inleving, het wilskarakter van de spraak naar voren, veranderd in menselijke bewegingen. De euritmist leeft helemaal in de kunstzinnige vormgeving van de spraak; hij geeft zich over aan de dynamische processen van de klanken, van het metrum. Maar hij verliest zich niet in een enkele klank, maar probeert de innerlijke klankmelodie van de zinnen kunstzinnig tot een geheel te vormen.
Het is niet zo dat de euritmische beweging gespecialiseerd zou moeten worden tot een therapeutische. Hier gaat het om het sterker maken van een enkele klank, dat is belangrijk. Die wordt min of meer door de mens opgenomen, de mens moet de bewegingstendens van de klank bewust tot in de spieren, in de botten van het lichaam voelen. Hier pas zit de therapeutische werking.
Bij volwassenen stoot je wellicht vaak op remmingen, het kind daarentegen neemt liefdevol de klank in zijn organisme op, aanvaardt de therapeutische werking. Daarom werkt het vaak zo verrassend.
Het beste bewijs voor de gezondmakende werking van de therapeutische euritmie zijn de kinderen zelf. Er is geen gebod of dwang nodig, iedere dag komen de kinderen welwillend oefenen, ja ze zijn zelfs verdrietig dat ze ook zondag niet kunnen. Ze voelen allemaal wel dat hen hier niets opgelegd wordt, maar dat ze iets wezenlijks geboden wordt, zoals ze de lucht en het zonlicht ervaren. Dat ervaart degene die de oefeningen met de kinderen doet misschien nog wel het sterkst door dagelijks de uitwerking te zien. Hieruit kan hij voor zijn werk weer het enthousiasme en de liefde putten.

.

Steviger in je huisje met euritmietherapie

Rudolf Steiner over euritmie

Remedial teaching [1]   [2]

 Leerproblemenalle artikelen

Opvoedingsvragenalle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

2275-2137

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Euritmie in de kleuterklas

.

Andreas Deibele, Erziehungskunst. Frühe Kindheit, herfst 2016
.

KLEUTEREURITMIE: PLEZIER BIJ HET NABOOTSEN

.
Iedere dinsdag komt juf Fischer naar onze kleutergroepen toe en doet met wel bijna honderd kinderen euritmie.
Maar eerst doen de kinderen hun euritmiejakje en hun euritmieschoentjes aan.
Zittend in de kring wachten ze op haar.
Maar ze komt niet alleen! Puck, Pitt en Puckeltje komen ook mee. Dat zijn dwergen en goede vrienden van juf Fischer. Ze zijn er niet altijd allemaal bij. Maar er valt altijd wel iets van hun belevenissen en avonturen te vertellen.

Met steeds hetzelfde liedje dat we met elkaar zingen gaan we naar het euritmielokaal en vormen een kring – de zon. In de versjes die volgen worden zon en aarde gegroet en de handen en de voeten, de benen worden wakker gemaakt.
Er wordt een huis ‘gebouwd’. In versjes worden kleine verhaaltjes verteld en vergezeld van grote en kleine bewegingen. Het jonge haasje huppelt sneller dan het oude; het reetje komt aangesprongen; het hert schrijdt waardig verder; de beer stapt zwaar en plomp en de slak heeft veeeeeeel tijd nodig!

De woorden van juf Fischer worden op bepaalde plaatsen door verschillende instrumenten muzikaal begeleid: door de xylofoon, het klokkenspel en de lier.
Er zijn verhaaltjes die elke week verteld worden en verhalen die bij het jaargetijde passen en elke vier weken veranderen. Er is voor alle kinderen veel te doen; en er zijn speciale opdrachten voor de ‘schoolkinderen’.
Op het laatst doen we alle ‘deuren en ramen’ dicht en boven elk kind straalt een ster die in het hart wordt meegenomen.
Voor de kinderen die jarig zijn is er een extra ‘jarigenster’.

Dan leidt juf Fischer de kinderen en de kleuterjuffen weer uit de kring en nadat er afscheid genomen is, ook van de dwergen natuurlijk, gaat juf Fischer weer weg.

Waar gaat het om?

Euritmie met kleine kinderen begon met de woorden van Rudolf Steiner: ‘Wanneer je met kleine kinderen onder de zeven, euritmie doet, dan krijgen ze een Ik-kracht die de school, maar ook hun levenslot hen niet kan geven.’
Deze woorden waren aan Nora von Baditz gericht die daarop met ‘elementaire’ euritmie voor kleine kinderen begon. Dat was in 1919. Ze begon met vijftien kinderen, maar al gauw waren het er tachtig in een les bij elkaar.

Zij had een paar kernpunten:

*Wie euritmie geeft moet vóór het lesuur – euritmie duurt 20 tot 30 minuten – alle zorg aan kant zetten die bij het persoonlijke leven hoort.
*De lessen moeten vrolijk zijn en plezier oproepen.
*Je hoeft van de kinderen geen prestaties te verlangen of ze te verbeteren. De kinderen hoeven alleen maar met plezier in de euritmieles te zijn.
*Kleine kinderen kunnen nog niet echt tellen. Daarom kan je niet ‘kort-kort-lang’ doen, maar alleen ‘kort’ of  ‘lang’. De ‘langen’ worden grote reuzen die machtig en langzaam verder lopen en de ‘korten’ kleine kabouters die levendig rondlopen.
*De kinderen hoeven niets, laat alleen de nabootsing werken – het liefdevol nadoen van de bewegingen door het plezier.
*Bij de arbeidspelletjes wordt de dynamiek van het werk door ritme en klank voorgesteld, zoals bijv. bij de schoenmaker die kleine spijkers in de schoenzool slaat of het snijden van een tak met denkbeeldige kleine en grote messen of het beschilderen van paaseieren met verschillende kleuren.
*Zonder dat de kleintjes de klanken benoemen, doen ze nabootsend de activiteiten mee.
‘Net zo min als je deze jaren met schrijven en lezen bezig bent, net zo min laat je de kinderen met hun hoofd de klanken, de tonen begrijpen, maar je doet ze gewoon, leeft ze voor en laat ze gedragen zijn door het oerelement van het ritme’, geeft Nora von Baditz aan.
*Het ‘zielenvoedsel’ van de sprookjes en de activiteit van de arbeidsbewegingen die met de aarde verbonden zijn, zijn voor de kinderen onder de zeven een bijzonder ontwikkelingsproces. Daarbij komt vaak de kwint voor.
*In de beleving van de kwintstemming worden we gewaar dat de mens binnen een goddelijke wereldorde leeft’, zei Rudolf Steiner.

Als begeleider met muziek kan ik de kinderen goed waarnemen. Euritmie helpt in deze ontwikkelingsfase het kind goed ‘in zijn lijf’ te komen. De etherkrachten (de levenskrachten) bouwen aan het lichaam en de ontwikkeling daarvan. Steeds weer houden kinderen midden in het bezig zijn op om bijv. naar hun vingers te kijken, als ontdekten ze die voor de eerste keer om meteen daarna weer op te gaan in de euritmie. Dat zijn prachtige ogenblikken.

Maar ook voor het sociale samenleven kan de euritmiste behulpzaam zijn.

Toen op een dag juf Fischer met de kinderen het euritmielokaal binnenkwam, waren ze zo druk dat het niet mogelijk was om in een kring te beginnen. Toen zei juf Fischer rustig en vriendelijk: ‘Wat heerst er hier een onweersstemming. We moeten het eerst maar eens flink laten donderen!’ En ze stampte met haar voeten stevig op de grond. Ik hamerde op de xylofoon en de kinderen stampten geestdriftig mee. Een reuzenspectakel!
Maar toen hield het onweren op, het begon te hagelen, te regenen, te druppelen en toen…kwam de zon weer tevoorschijn.
Alle kinderen weer in de kring. Allemaal weer tot zichzelf gekomen, met hun armen de zon uitbeeldend.

.
Nora von Baditz, Anregungen für den Eurythmie-Unterricht,
In »Kind tanzt«, Studienmaterial der Internationalen
Vereinigung der Waldorfkindergärten, Heft 10

Rudolf Steinerover euritmie

Peuters en kleuters: alle artikelen

Vrijechool in beeld: alle beelden

.

2253-2116

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over euritmie (GA 295)

.

RUDOLF STEINER OVER EURITMIE

GA 295

beknopte inhoud:

Vert. blz. 161 Leerplanaanwijzingen voor de klassen 1 t/m 8, in samenhang met gezichtspunten over gymnastiek.

Nun kommt uns im offiziellen Lehrplan eines zugute: da ist in den ersten drei Schuljahren überhaupt kein Turnen. Da beginnen wir also mit der Eurythmie. Und da wäre es schon sehr schön, wenn im ersten Schuljahre namentlich Eurythmie im Einklang mit dem Musikalischen getrieben würde, so daß tatsächlich die Anpassung an Geometrie und Musik in der Eurythmie besonders gepflegt wird.
Im zweiten Schuljahr würde man erst mit dem Ausbilden der Buch­staben beginnen, das man dann weiter fortsetzt im dritten Schuljahr; immer so, daß man immer wiederum an Musik und Geometrie und Zeichnerisches anknüpft.
Und dann im vierten, fünften und sechsten Schuljahr kommen hinzu die Formen, also für Konkretes, Abstraktes und so weiter, wobei solche Dinge für die Kinder ja möglich werden, weil sie in der Grammatik ja mittlerweile so weit vorwärtsgekommen sind.
Dann setzen wir das fort im siebenten und achten Schuljahr für kompliziertere Formen.
Vom vierten Schuljahr ab teilen wir die eurythmische Kunst mit dem Turnen, und zwar so, daß wir im vierten, fünften und sechsten Schul­jahr «Gliederbewegen» im Turnen haben, dann alles das, was mit Lau­fen, Springen, Klettern zusammenhängt, und nur einfache Geräteübun­gen.
Kompliziertere Geräteübungen sind erst im siebenten und achten Schuljahr zu machen, in dem die freien Übungen auch fortgesetzt wer­den. Aber die freien Übungen sollen alle mit Laufen, Klettern, Sprin­gen zusammenhängen.

Wenn Sie das alles durchdenken, was Sie selber sich haben überlegen können, werden Sie das alles im Einklang finden mit dem, was jetzt auf diese Weise zu schildern versucht worden ist.

Nu komt het officiële leerplan ons in één opzicht tegemoet: in de eerste drie jaar is er helemaal geen gymnastiek. Dan beginnen wij dus met euritmie. En het zou dan heel mooi zijn wanneer in de eerste klas vooral euritmie in harmonie met de muziek gegeven wordt, zodat er in de euritmie werkelijk een aanpassing tot stand komt aan geometrie en muziek.
In de tweede klas zou men pas moeten beginnen met de uitbeelding van de letters, wat een vervolg krijgt in de derde klas; steeds zo dat men voortdurend aansluit bij de muziek, de geometrie en het tekenen.
En dan komen er in de vierde, vijfde en zesde klas de vormen bij voor concrete en abstracte dingen enzovoort, waarbij dat voor de kinderen ook mogelijk wordt, omdat ze in de grammatica inmiddels zo ver zijn gekomen.
In de zevende en achtste klas wordt dat dan voortgezet met gecompliceerdere vormen.
Vanaf de vierde klas moeten euritmie en gymnastiek de uren delen. In de vierde, vijfde en zesde klas werken we in de gymnastiek vooral met bewegingen van de ledematen en verder met alles wat verband houdt met rennen, springen en klimmen, en doen we alleen eenvoudige oefeningen aan toestellen.
Ingewikkelde oefeningen aan toestellen doet men pas in de zevende en achtste klas, waarbij ook de vrije oefeningen worden voortgezet. Maar de vrije oefeningen moeten allemaal samenhangen met rennen, klimmen en springen.

Wanneer u over de gedachten die u zelf heeft kunnen ontwikkelen doordenkt, zult u zien dat alles in overeenstemming is met wat ik nu op deze wijze heb proberen te schetsen.
GA 295/176-177
Vertaald/161
.
Rudolf Steiner: over euritmie

euritmieblog

Opspattend grind

Rudolf Steineralle artikelen

.

1926-1810

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over euritmie GA 308

.

RUDOLF STEINER OVER EURITMIE

GA 308

beknopte inhoud: (blz.: vertaling)

Blz. 82: astraallijf is muziek; astraallijf en toonladder: schouders, armen Blz. 83: e.d.; spraak en Ik;
Blz. 84: taalgenius en Ik; euritmie: tooneuritmie voor astraallijf,  woordeuritmie voor Ik
Blz. 85: plastiek voor het etherlijf; muziek voor het astraallijf; spreken voor het Ik

blz. 53   vert. 82

Und dem astralischen Leib, dem kommt man schon ganz und gar nicht bei, wenn man weiß, das Gay-Lussacsche Gesetz lautet so und so, wenn man alle Gesetze kennt, die man in der Akustik lernt, in der Optik lernt. Dem astralischen Leibe kommt man nicht bei mit diesen abstrakten empirischen Gesetzen. Was im astralischen Leibe webt und west, das läßt sich nicht so anschauen. Hat man aber innerlich begriffen, was eine Terz ist, was eine Quinte ist, kann man innerlich erleben die`ses Verhältnis – aber innerlich musikalisch anschauend, nicht wie es die Akustik macht -, kann man innerlich musikalisch die Skala erleben, dann erlebt man das, was in dem astralischen Menschen ist. Denn der astralische Leib des Menschen ist Musik, nicht Naturgeschichte, nicht Naturwissenschaft, nicht Physik. Das geht so weit, daß man auch in der formenden Tätigkeit verfolgen kann im menschlichen Organismus, wie die Musik des astralischen Leibes in dem Menschen gestaltet. Sie setzt hier ein in der Mitte der Schulterblätter, strahlt aus zunächst in die Prim der Skala. Indem sie zur Sekunde vorschreitet, 

En het astrale lichaam, daar kom je al helemaal niet bij als je weet dat de wet van Gay-Lussac* zus of zo luidt, of als je alle wetten van de akoestiek of de optica kent. Het astrale lichaam leer je niet kennen door deze abstract-empirische wetten. Wat in het astrale lichaam weeft en leeft kun je niet zomaar zien. Maar als je innerlijk begrepen hebt wat een terts is, wat een kwint is, dan kun je de verhouding innerlijk ervaren – maar innerlijk muzikaal waarnemend, niet zoals men het in de akoestiek doet dan kun je innerlijk muzikaal de toonladder ervaren; dan ervaar je hoe het met het menselijk astrale lichaam zit. Want het astrale lichaam van de mens is muziek, geen biologie, geen natuurwetenschap, geen natuurkunde. Dat gaat zo ver dat je ook in de vormende activiteit in het menselijk organisme kan volgen hoe de muziek van het astrale lichaam in de mens vormgevend werkt. Die begint hier midden tussen de schouderbladen, en straalt uit allereerst in de prime van de toonladder. Wanneer het verder gaat naar de secunde vormt

*de wet van Gay-Lussac: Joseph Gay-Lussac (1778-1850), Franse natuur- en scheikundige. De wet van Gay-Lussac (1882) zegr ons dat wanneer de druk constant blijft, het volume recht evenredig is mert de temperatuur. Met andere woorden als de temperatuur stijgt, dan stijgt het volume en omgekeerd.

blz. 54  vert. 82-83-84

bildet sie den Oberarm, indem sie zur Terz fortschreitet, den Unterarm. Indem wir zur Terz kommen, haben wir den Unterschied zwischen Moll und Dur, und wir haben am Unterarm zwei Knochen, nicht einen. Der eine Knochen, die Speiche, stellt das eine, die EIle stellt das andere, Moll und Dur, dar. Wer die äußere menschliche Organisation betrachtet, inwieweit sie vom astralischen Leib abhängig ist, der muß Physiologie treiben nicht als Physiker, sondern als Musiker. Und er muß die innerlich gestaltende Musik im menschlichen Organismus kennen.
Verfolgt, wie ihr wollt, anatomisch den Gang der Nerven im menschlichen Organismus, ihr werdet nie auf den Sinn dieses Ganges der Nerven kommen. Verfolgt ihr aber diesen Gang musikalisch, mit Verständnis der Musikverhältnisse, aber alles tief innerlich hörbar, nicht mit physikalischer Akustik, verfolgt ihr so das Nervensystem, schaut ihr mit musikalischer Anschauung, mit geistig~musikalischer Anschauung> wie diese Nerven von den Gliedmaßen hin verlaufen nach dem Rückenmark, da angespannt werden und von da aus nach dem Gehirn sich fortpflanzen, seht ihr das geistig-musikalisch an, dann bekommt ihr durch das musikalische Anschauen das allerwunderbarste Musikinstrument des Menschen, das aus dem astralischen Leib gebildet ist, und auf dem die Ich-Organisation spielt.

ze de bovenarm; als deze verdergaat naar de terts: de onderarm. Als we bij de terts komen hebben we het verschil tussen de kleine en de grote terts, en aan de onderarm hebben we twee beenderen, niet één. Het ene been, het spaakbeen, vormt het ene, de ellepijp het andere: mol [83] en dur. Wie het uiterlijk menselijk organisme bekijkt, in hoeverre het van het astrale lichaam afhankelijk is, moet fysiologie bedrijven niet als fysicus, maar als musicus. En hij moet de innerlijk vormende muziek in het menselijk organisme kennen.
Volg zo u wilt anatomisch de loop van de zenuwen in het menselijk organisme, u zult nooit op de betekenis van deze loop van de zenuwen komen. Volgt u deze loop echter muzikaal, met verstand van muzikale verhoudingen, maar dat alles intens innerlijk hoorbaar, niet met natuurkundige akoestiek, volgt u zo het zenuwsysteem, kijkt u ernaar met een muzikale blik, met een geestelijk-muzikale blik hoe deze zenuwen van de ledematen naar het ruggemerg lopen, zich daar concentreren en van daaruit zich voortzetten naar de hersenen; bekijkt u dat geestelijk-muzikaal, dan krijgt u door deze muzikale blik het aller wonderbaarlijkste muziekinstrument van de mens, dat uit het astrale lichaam gebouwd is en waar de Ik-organisatie op speelt.

Und lernt man, von da aufsteigend, wie die Sprache sich gestaltet im Menschen, lernt man das innere Gefüge der Sprache, das man ja gar nicht mehr kennenlernt in unserem Zeitalter der fortgeschrittenen Zivilisation, die alles Anschauliche abgestreift hat, lernt man erkennen, was im Menschen dann vorgeht, wenn er ein A, ein I ausspricht, wie im A die Verwunderung gegenüber etwas liegt, im I die In-sichErfestigung der inneren menschlichen Wesenheit, lernt man so erkennen, wie sozusagen das Sprachliche in die Organisation des Menschen hineinschießt, lernt man nicht bloß abstrakt sagen, wenn eine Kugel hinrollt: sie rollt -, sondern lernt man im Aussprechen das Rollen, was so innerlich verfließt wie das Rollen der Kugel äußerlich – rollen -, lernt man so innerlich anschauend, aber sprachgeistig anschauend kennen dasjenige, was eigentlich in der Sprache wirkt, dann lernt man durch die Struktur des Sprachlichen die Ich-Organisation kennen.

En leer je van daaruit opstijgend hoe de spraak in de mens wordt gevormd, leer je de innerlijke samenhang van het spreken dat men helemaal niet meer leert kennen in onze tijd van voortschrijdende beschaving die al het aanschouwelijke aan de kant heeft geschoven, leer je kennen wat er in de mens gebeurt wanneer hij een A, een I uitspreekt; hoe in de A de verwondering voor iets zit, in de I het verankeren van het wezen mens in zichzelf leer je zo kennen, hoe om zogezegd het spreken snel en krachtig in de menselijke organisatie schiet, dan leer je niet alleen abstract zeggen wanneer er een bal wegrolt: die rolt -, maar je leert in het uitspreken het rollen, wat innerlijk zo verloopt [85] als het rollen van de bal buiten je – rollen – innerlijk waarnemend, maar met de spraakgeest waarnemend kennen, wat eigenlijk werkzaam is in het spreken, dan leer je door de structuur van het spreken de Ik-organisatie kennen.

blz. 55  vert. 84-85-

Heute gehen wir, wenn wir die Organisation des Menschen kennenlernen wollen, zum Physiologen, zum Anatomen, wenn wir kennenlernen wollen, was in der Sprache lebt, gehen wir zum Philologen. Aber was von dem einen und dem anderen gesagt wird, hat keine Verbindung. Darum handelt es sich aber, daß eine innerliche geistige Beziehung entsteht, daß man weiß, in dem Sprechen wirkt und lebt ein lebendiger Sprachgenius, und dieser Sprachgenius, der kann studiert werden, und studiert man ihn, dann lernt man die Ich-Organisation des Menschen kennen.
Wir gliedern in unsere Waldorfschulerziehung die Eurythmie dem Unterrichte ein. Was tun wir damit? Die Eurythmie zerfällt bei uns in eine Toneurythmie und in eine Spracheurythmie. Wir rufen in der Toneurythmie in dem Kinde diejenigen Bewegungen hervor, die entsprechen der Gestaltung des astralischen Leibes; wir rufen in der Spracheurythmie diejenigen Gestaltungen hervor, die entsprechen der Ich-Organisation. Wir arbeiten damit bewußt an der Ausgestaltung des seelischen Menschen, indem wir das Physische tun und Toneurythmie treiben; wir arbeiten bewußt an der Ausgestaltung des geistigen Menschen, indem wir das Physische dafür tun in der Spracheurythmie. Solch ein Arbeiten kann aber nur hervorgehen aus einer wirklich totalen Auffassung der menschlichen Organisation. 

Tegenwoordig gaan we, als we de menselijke organisatie willen leren kennen, naar de fysioloog, naar de anatoom. Als we willen leren kennen wat er in het spreken leeft, gaan we naar de filoloog. Maar wat door de een of door de ander wordt gezegd staat niet met elkaar in verbinding. Het gaat erom dat er een innerlijke, geestelijke relatie bestaat, dat je weet dat in het spreken een levendige taalgenius actief is, en die taalgenius kan bestudeerd worden. En als je die bestudeert, dan leer je de Ik-organisatie van de mens kennen.
In onze vrijeschoolopvoeding ruimen we in het onderwijs plaats in voor euritmie. Wat doen we daarmee? De euritmie wordt bij ons verdeeld in tooneuritmie en woordeuritmie. In de tooneuritmie stimuleren we bij het kind de bewegingen die bij de ontwikkeling van het astrale lichaam horen; in de woordeuritmie stimuleren we de vormen die bij de Ik-organisatie horen. We werken bewust aan de ontwikkeling van de ziel van de mens doordat we aan het fysieke werken en tooneuritmie beoefenen; we werken bewust aan de ontwikkeling van de geestelijke mens doordat we aan het fysieke werken in de woordeuritmie.
Op deze manier werken kan alleen ontstaan vanuit een opvatting van de menselijke organisatie als reële totaliteit.

Wer da glaubt, mit äußerer Physiologie oder mit experimenteller Psychologie, die ja auch nur äußere Physiologie ist, an den Menschen heranzukommen, der sieht eben nicht, daß man ja auch nicht, wenn man jemanden im Leben in irgendeine Stimmung versetzen will, vor ihm auf irgendeine Holzplatte klopfen muß, sondern Musik entwickeln muß. So muß auch das Erkennen nicht stehenbleiben bei den abstrakten logischen Regeln, sondern es muß das Erkennen so zum Erfassen des Menschenlebens aufsteigen, daß es nicht nur die tote Natur begreift oder das Lebendige, wenn es tot geworden ist oder man es tot vorstellt. Wenn man von diesen abstrakten Regeln aufsteigt zu dem, was sich plastisch gestaltet, wie sich jedes Naturgesetz bildhauerisch gestaltet, dann lernt man den Menschen nach seinem Ätherleib kennen. Wenn man aber anfängt, innerlich geistig zu hören, wie sich der Weltenrhythmus ausspricht aus dem wunderbarsten Musikinstrument, das aus dem 

Wie zou geloven met uiterlijke fysiologie, of met experimentele psychologie, die uiteindelijk ook alleen maar uiterlijke fysiologie is, de mens te begrijpen, die ziet eenvoudigweg niet dat als je iemand in een bepaalde stemming wil brengen, je voor hem niet op een houtblok moet gaan slaan, maar dat je muziek moet maken. Zo moet ook de kennis niet stil blijven staan bij de abstracte logische regels, maar de kennis moet voor het begrijpen van het menselijk leven zodanig uitgebreid worden dat men niet alleen de dode natuur begrijpt, of het levende wanneer het gestorven is, of wat men zich als dood voorstelt. Als je van de abstracte regels opstijgt tot wat zich plastisch vormt, hoe iedere natuurwet zich als een soort beeldhouwkunst vormt, dan leer je de mens naar zijn etherlichaam kennen. Maar als je ook begint innerlijk geestelijk te luisteren naar hoe het wereldritme zich uit in het meest wonderbaarlijke muziekinstrument dat van de mens

blz. 56  vert. 85-86

Menschen gemacht wird durch den astralischen Leib, dann lernt man die astralische Natur des Menschen kennen. Und es müßte ein Bewußtsein davon vorhanden sein: Erste Periode des Lernens: Man lernt abstrakt logisch den physischen Leib des Menschen kennen. Man wendet dann das plastische Gestalten an im intuitiven Erkennen: Man lernt den Ätherleib kennen. Und die dritte Periode: Man wird als Physiologe zum Musiker und schaut den Menschen an, wie man ein Musikinstrument anschaut, wie eine Orgel oder eine Geige, indem man in ihr darinnen die verwirklichte Musik schaut; so lernt man den astralischen Menschen kennen. Und lernt man nicht nur äußerlich gedächtnismäßig mit den Worten verbunden leben, sondern lernt man den Genius in den Worten wirksam kennen, so lernt man die Ich-Organisation des Menschen kennen.
Nun, heute würde man einem schön heimleuchten, wenn man bei einer Universitätsreform etwa des medizinischen Studiums sagen würde: Die Erkenntnis muß aufsteigen vom Lernen zum Plastizieren, zum Musikalischen, zum Sprachlichen. Die Menschen würden sagen: Ja, wie lange würde dann eine Ausbildung sein? Sie dauert ohnedies schon lange genug! Dann soll man noch zum Plastizieren, dann zum Musikalischen und dann noch zum Sprachlichen aufsteigen! – Sie würde aber kürzer sein in Wirklichkeit. Denn die heutige Länge rührt von etwas ganz Besonderem her. 

wordt gemaakt door het astrale lichaam, dan leer je de astrale natuur van de mens kennen. En er moet bewustzijn voor zijn: de eerste leerperiode: je leert abstract logisch het fysieke lichaam van de mens kennen. Dan gebruik je het plastisch vormgeven in een intuïtief kennen: je leert het etherlichaam kennen. En de derde periode: van fysioloog word je tot musicus, en je kijkt naar de mens zoals je naar een muziekinstrument kijkt, naar een orgel of naar een viool wanneer je daarin de tot werkelijkheid geworden muziek waarneemt; dan leer je de astrale mens kennen. En leer je niet alleen uiterlijk vanuit je geheugen verbonden met de woorden te leven, maar leer je de taalgenius werkzaam in de woorden kennen, dan leer je de Ik-organisatie van de mens kennen.
Welnu, tegenwoordig zou je iemand al waarschuwen als je bij een universiteitshervorming – laten we de geneeskundestudie nemen – zou zeggen: de kennis moet opstijgen van leren naar boetseren, naar het muzikale, naar het spreken. De mensen zouden zeggen: hoe lang zou dan zo’n opleiding wel niet duren? Die duurt zonder dit alles al lang genoeg! En dan ook nog boetseren, muziek en spraak, zeker! – Maar in werkelijkheid zou zo’n opleiding korter duren. Want de huidige duur is afkomstig van iets heel bijzonders,

Die rührt nämlich davon her, daß man ganz stehenbleibt beim Abstrakt-Logischen und beim empirisch- sinnlichen Anschauen. Da fängt man zwar an beim physischen Leib, aber der ist nicht erklärlich dadurch – und jetzt kommt man aii kein Ende. Man kann da alles Mögliche studieren und kann das bis an sein Erdenende fortsetzen: es braucht gar kein Ende zu haben, während es innerlich geschlossen wird, wenn es selber organisch aufgebaut wird für den leiblich-seelisch-geistigen Organismus. Es handelt sich also nicht darum, daß wir etwa durch Anthroposophie noch neue Kapitel aufnehmen in das, was wir schon haben. Oh, wir können schon zufrieden sein mit demjenigen, was die äußere Wissenschaft gibt. Wir bekämpfen sie nicht, wir sind ihr nur dankbar, aber so, wie wir dem Geigenmacher dankbar sind, daß er uns die Geige liefert. Aber was notwendig ist aus unserer Zeitbildung und Zeitkultur heraus, das ist, 

namelijk doordat men stil blijft staan bij het abstract-logische en bij het empirisch-zintuiglijke waarnemen. Er wordt weliswaar bij het fysieke lichaam begonnen, maar dat is daarmee niet verklaarbaar – en nu komt er geen einde aan. Je kunt van alles en nog wat bestuderen tot aan het eind van je leven toe: er hoeft helemaal geen einde aan te komen als het innerlijk een geheel is; als het zelf organisch opgebouwd wordt voor het lichamelijk-psy-chisch-geestelijke organisme. Het gaat er dus niet om dat we bijvoorbeeld door antroposofie nog een hoofdstuk toevoegen aan wat we al hebben. O, we kunnen wel tevreden zijn met wat de uiterlijke wetenschap brengt. We bestrijden deze ook niet, we zijn er dankbaar voor, maar net zoals we de vioolbouwer dankbaar zijn voor het feit dat hij ons een viool levert. Wat echter nodig is vanuit onze tijd en onze cultuur is de huidige

blz. 57  vert 86-87

diese ganze heutige Bildung in die Hand zu nehmen und sie zu durchseelen, zu durchgeistigen, wie der Mensch selber durchseelt und durchgeistigt ist. Es ist notwendig, das künstlerische Element in der Kultur überhaupt nicht so bestehen zu lassen, daß es wie eine Luxusunterhaltung neben dem ernsten Leben einhergeht, wie eine Luxusunterhaltung, der wir uns zuwenden, auch wenn wir sonst das Leben geistig zu nehmen wissen, sondern es so zu nehmen, daß es überall als eine göttlich- geistige Gesetzmäßigkeit Welt und Mensch durchdringt.
Wir müssen verstehen lernen zu sagen: Du stehst der Welt gegenüber. Erst kommst du ihr bei mit logischen Begriffen und Ideen. Das Wesenhafte der Welt gibt aber weiter der menschlichen Natur etwas, was herrührt von der Weltenplastik, die da ebenso aus den Sphären hereinarbeitet wie die Erdenschwere von unten herauf, von dem Erdmittelpunkte heraus, arbeitet. Und in all das gliedert sich hinein Weltenmusik> die da wirkt im Umkreis. Wie die Plastik von oben, die Physik von unten durch die Schwere wirkt, so wirkt in der Bewegung der Gestirne im Umkreis die Weltenmusik. Und das, was den Menschen eigentlich zum Menschen macht, das, was man geahnt hat in alten Zeiten, als man solche Sätze geprägt hat wie diesen: «Im Urbeginne war das Wort, und das Wort war bei Gott, und ein Gott war das Wort», das Weltenwort, die Weltensprache, sie ist das, was auch die menschliche Wesenheit durchdringt und in der menschlichen Wesenheit zur Ich-Organisation wird. Will man erziehen, muß man aus Weltenerkenntnis heraus Menschenerkenntnis gewinnen und auf diese Art künstlerisch gestalten lernen, was man an Menschenerkenntnis aus der Weltenerkenntnis gewonnen hat.

opleidingen aan te pakken en ze te bezielen, ze met geest te doortrekken, zoals ook de mens zelf bezield en doorgeestelijkt is. Het is noodzakelijk het kunstzinnige element in de cultuur überhaupt niet zo te laten dat het een luxe is naast het serieuze leven, als het ware een luxe-instelling waar we ons toe wenden ook al kunnen we het leven overigens vanuit de geest opvatten; maar het zo op te vatten dat het overal als een goddelijk-geestelijke wetmatigheid wereld en mens doordringt.

We moeten leren begrijpen te zeggen: je staat tegenover de wereld; eerst begrijp je er iets van door logische ideeën en begrippen; het wezenlijke van de wereld geeft verder de menselijke natuur echter iets wat afkomstig is uit de boetseerkunst van de wereld zelf, die net zo uit de hemelsfeer werkzaam is als van onderaf de zwaartekracht, die vanuit de kern van de aarde werkt. En in dit alles voegt zich de wereldmuziek, die in de omtrek actief is. Zoals de boetseerkunst van boven,het fysieke van beneden door middel van de zwaarte werkt, zo werkt in de beweging van de sterren in de omtrek de wereldmuziek. En wat de mens eigenlijk tot mens maakt, waar men in oude tijden nog een idee van had toen men zulke zinnen formuleerde als deze:

In het oerbegin was het Woord
en het Woord was bij God
en het Woord was God’*

Het wereldwoord, de wereldtaal, dat is wat ook het mensenwezen doordringt en in het mensenwezen tot Ik-or-ganisatie wordt. Wil je opvoeden, dan moet je vanuit wereldkennis menskunde ontwikkelen en op deze manier kunstzinnig leren vormgeven wat je aan menskunde uit wereldkennis verworven hebt.

*Joh.1,1. het nieuwe testament in vertaling van Ton Besterveld. Uitg. Nachtwind, Hilversum

.

Rudolf Steiner: over euritmie

Rudolf Steinervorm en beweging Over euritmie: toespraken bij de euritmievoorstellingen in de jaren 1918 tot 1924. GA 277, gedeeltelijk vertaald in Euritmie. Zes inleidingen.

euritmieblog

Opspattend grind

Rudolf Steineralle artikelen

hand en intelligentie

.

1859-1744

.

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over euritmie (GA 306)

.

RUDOLF STEINER OVER  EURITMIE

Rudolf Steiner hield een aantal voordrachten over euritmie.
Ze zijn in de GA genummerd: 277*; 277A; 278 en 279

Ook in de pedagogische voordrachten spreekt hij bij tijd en wijle over euritmie. Uit deze voordrachten: GA 293-311 staan hier zijn opmerkingen.

GA 306

Beknopte inhoud:
blz. 187-190: over kunstzinnig spreken, reciteren, declameren;
blz. 190: verschil met dans; het individuele van de  euritmist

blz. 199: euritmie wil zichtbare taal, zichtbaar zingen zijn;
blz. 200202: euritmiebewegingen: de vormen van de luchtstromen die de mens bij het spreken verlaten;
blz. 202-203: reciteren is niet de proza-inhoud benadrukken; het wezenlijke van het dichterlijke; dat wil euritmie zichtbaar maken
blz.  203-205: euritmie geen mime, dans, enz.
blz. 205: over belichting

blz. 187

Über Rezitation und Eurythmie.

Es ist ja schade, daß gerade Frau Dr. Steiner, die die Rezitations-kunst hier ausgebildet hat, in diesen Tagen krank ist und nicht die Rezitation selber hat besorgen können. Es handelt sich darum, daß die Eurythmie selber dazu zwingt, wieder zurückzugehen zu derjeni­gen Rezitations- und Deklamationskunst, die gepflogen worden sind in mehr künstlerisch-fühlenden Zeitaltern, als das unsn.ge ist. Das heutige Zeitalter istjakein sehrkünstlerisch empfindendes undwürde nicht leicht verstehen, warum Goethe selbst seine Jamben-Dramen wie ein Kapellmeister mit dem Taktstock mit seinen Schauspielern einstudiert hat. In unserem Zeitalter wird bei der Rezitation und De­klamation – die beide voneinander unterschieden werden müssen in sehr strenger Weise – viel mehr Rechnung getragen dem Pointieren eben des Prosa-Inhaltes. Wenigstens eine starke Strömung war seit den neunziger Jahren vorhanden, die eigentlich die künstlerische Ge­staltung der Sprache selber mehr in den Hintergrund treten ließ und den Prosagehalt des Gedichtes mehr in den Vordergrund treten ließ, während es tatsächlich darauf ankommt, in der imaginativen Gestal­tung der Laute, aber auch, sagen wir, des Strophenbaues oder in der

Over recitatie en euritmie

Het is wel jammer dat mevrouw Steiner* die hier het reciteren vorm gegeven heeft, deze dagen ziek is en niet zelf de recitatie kan doen. Het gaat erom dat de euritmie zelf afdwingt weer terug te gaan tot die recitatie- en declamatiekunst die gewoonlijk uitgevoerd werd in meer kunstzinnig voelende tijden dan de onze. De tijd van nu is niet zo kunstzinnig voelend en zal niet snel begrijpen waarom Goethe zelf zijn drama’s in jamben als een kapeldirigent met de dirigeerstok met zijn toneelspelers instudeerde. In onze tijd wordt bij de recitatie en declamatie – die heel strict van elkaar onderscheiden moeten worden – veel meer rekening gehouden met het benadrukken van de proza-inhoud. In ieder geval was er sinds de negentiger jaren (van 1800) een sterke stroming aanwezig die eigenlijk de kunstzinnige vormgeving van het spreken zelf meer op de achtergronden hield en de proza-inhoud van het gedicht meer op de voorgrond plaatste, terwijl het er in feite op aankomt bij de imaginatieve vormgeving van de klanken, maar ook, laten we zeggen, bij de opbouw van de strofen of bij de

*Mevr. Steiner, die hier het reciteren vorm gegeven heeft: Marie Steiner-von Sivers, 1867-1948. Ze ontwikkelde samen met Rudolf Steiner de goetheanistische toneelkunst (spraakvorming en euritmie). Zie Marie Steiner: ‘Rudolf Steiner und die Redenden Kunste, Dornach 1974, alsook Rudolf Steiner/Marie Steiner – von Sivers. Sprachgestaltung und dramatische Kunst, GA 282; ‘Methodik und Wesen der Sprachgestaltung’, GA 280, ‘Marie Steiner – ihr Weg zur Erneuerung der Bühnenkunst durch die Anthroposophie, Dornach 1973 

blz. 188

musikalisch-thematischen Behandlung, in Rhythmus, Takt, im melo­diösen Thema, das überall doch zugrunde liegen wird, das Wesent­liche zu sehen, und durch die Sprachbehandlung auf einer höheren Stufe das zu erreichen, was man in der Prosa durch den bloßen Wort-inhalt erreicht. Es ist ja das Gefühl für das Künstlerische der Sprache überhaupt in der neueren Zeit zurückgegangen, selbst äußere Kultur-erscheinungen machen einem das klar. Ich glaube nicht, daß sehr viele Menschen wissen oder beachtet haben, was der berühmte Cur­tius an der Berliner Universität für ein Fach hatte. Er trug Kunstge­schichte und dergleichen vor, aber das war nicht das Fach, für das er an der Berliner Universität angestellt war, sondern er hieß «Profes­sor der Eloquenz», er war eigentlich angestellt für die Redekunst, über Redekunst zu sprechen. Aber man hatte dafür kein Verständnis mehr, es war unnötig, daß er über sein eigenes Fach las, so rutschte er in ein anderes Fach hinein. Solche Erscheinungen sind heute viel­fach da. 

muzikale thematische behandeling in ritme, maat, in het melodieuze thema, dat er overal wel aan ten grondslag zal liggen, het wezenlijke te zien en door de spreekuitvoering op een hoger niveau dat te bereiken wat men in het proza enkel door de woordinhoud bereikt. Het gevoel voor het kunstzinnige van het spreken is de laatste tijd zeer zeker achteruit gegaan, zelfs uiterlijke cultuurverschijnselen maken dat wel duidelijk. Ik geloof niet dat er zeer veel mensen weten of waargenomen hebben, wat de beroemde Curtius aan de Berlijnse universiteit voor vak had. Hij doceerde kunstgeschiedenis e.d., dat was echter niet het vak waarvoor hij aan de Berlijnse universiteit aangesteld was, maar hij was ‘professor welsprekendheid’, eigenlijk was hij aangesteld voor de kunst van het spreken, om erover te spreken. Maar daarvoor had men geen begrip meer, het was niet meer nodig dat hij zijn eigen vak doceerde, zo kwam hij in een ander vak terecht. Zulke dingen zie je tegenwoordig veel meer.

Es ist notwendig, wenn wiederum zu einer Rezitationskunst gekommen werden soll, die vorzugsweise ausgebildet werden muß für das mehr Erzählende oder für diejenige Poesie, die etwa die Grie­chen hatten, für die Rezitationskunst und die Deklamationskunst, das ist diejenige Kunst, die der älteren deutschen Poesie zugrunde liegt, daß da wiederum für die Sprachbehandlung das Nötige getan wird. Das ist es, worauf es ankommt. Ich weiß nicht, was dem Fragesteller gerade aufgefallen ist, aber das ist es, worauf es uns ankommt: durch die Sprachbehandlung das zu erreichen, was für die Prosa durch den Sprachgehalt selber erreicht wird.
Es ist nicht durch die Betonung des Inhalts, nicht durch die Prosa-bedeutung des Inhalts, sondern durch die Art und Weise der Aufein­anderfolge der Laute oder des Gebrauches des Reimes und derglei­chen, es ist also gerade durch die Form das zu erreichen, was man heute gerne erreicht durch die prosaische Pointierung. Die Rezita­tion sucht vorzugsweise an das Plastisch-Maßvolle sich zu halten, sie sucht also vorzugsweise das, wo es darauf ankommt, im Aushalten der Silben und im Kurzmachen der Silben, was ja bei Balladen ganz besonders wichtig werden kann. Die Deklamation sucht durch den Hoch- und Tiefton und was sich daran anschließt das Wesentliche zu

Het is noodzakelijk, willen we weer tot de kunst van het reciteren komen, dat die allereerst ontwikkeld moet worden voor het meer vertellende of voor de poëzie die bijv. de Grieken hadden; voor de kunst van het reciteren en declameren, dat is de kunst die aan de oudere Duitse dichtkunst ten grondslag ligt, dat er weer het nodige gedaan wordt voor het uitvoeren van het spreken. Daar komt het op aan. Ik weet niet wat de vraagsteller al opgevallen is, maar hier komt het op neer: door de manier van spreken te bereiken wat voor het proza door het inhoudelijke van de taal zelf bereikt wordt.

Niet door de inhoud te benadrukken, niet door de prozabetekenis van de inhoud, maar door de manier waarop de klanken elkaar volgen of door het gebuik van het rijm e.d.; juist door de vorm te bereiken wat men tegenwoordig graag bereikt door het prozaïsche eruit te lichten. Het reciteren zoekt allereerst zich te houden aan de plastische volheid van de maat, zoekt ook allereerst naar waarop het aankomt, het aanhouden van lettergrepen en deze korter te maken wat dus bij ballades heel belangrijk kan worden. De declamatie zoekt door de hoge en lage tonen en wat zich daarbij aansluit, het wezenlijke te

blz. 189

erreichen. (Es war dem Fragenden aufgefallen, daß bei dem Worte «grüßen» die Silbe «grüs» in demselben Tone gesprochen wurde wie die Silbe «sen».> Das ist keine künstlerische Frage, sondern eine bloße Auffassungsfrage. Das hängt ganz davon ab, ob der Sprechende den Hauptwert darauf legt: Sag, ich lass’ sie grüßen, oder: Sag, ich lass’ sie grüßen.

bereiken. (Het was de vraagsteller opgevallen dat bij het woord ‘groeten ‘de lettergreep ‘groe’ op dezelfde toonhoogte werd gesproken als de lettergreep ‘ten’) Dat is geen vraag naar het kunstzinnige, maar naar de opvatting. Dat hangt er helemaal vanaf of de spreker de nadruk wil leggen op, zeg maar, ik laat u groeten, of ik laat u groeten.

Frage: Wird dadurch nicht das Gewicht des Reimes verschoben ?

Das könnte nur dann verschoben werden, wenn man die anderen Silben der Sache nicht anpassen würde. Das kommt ja aus der Stim­mung, nicht aus der Sprachbehandlung.

Vraag: wordt daardoor het accent van het rijm niet verschoven?

Dat zou alleen dan verschoven kunnen worden, wanneer je de andere lettergrepen niet zou aanpassen. Dat komt vanuit de stemming, niet vanuit de manier van spreken.

Frage: Drückt sich in der Auffassung keine Gesetzmäßigkeit aus ?

Nein, die Auffassung muß frei bleiben. Es ist durchaus möglich, daß Sie ein und dasselbe Gedicht künstlerisch deklamieren oder rezi­tieren, und Sie können die verschiedensten Auffassungen hereinbrin­gen, gerade wie einer im Spielen eines musikalischen Stückes die ver­schiedensten Auffassungen hereinbringt. Es gibt keine eindeutige Behandlung des Gedichtes, sondern es kommt auf das Wesentliche an, daß man es also dazu bringt, nicht mehr das Gefühl zu haben:
Man spricht rezitierend oder deklamierend mit dem Kehlkopf, son­dern man spricht mit der Luft. Darauf kommt es an, daß man wirk­lich die Gabe entwickelt, die Luft zu gestalten. Darauf kommt es beim Rezitieren an. Beim Gesang gestaltet man die Luft. Beim Re-zitieren muß auch dieselbe Tendenz walten, nur natürlich bei der Sprache liegt die Melodie schon im Laut. Also es muß tatsächlich in das Behandeln der Sprache das Wesentliche hereingebracht werden und nicht in den Inhalt. Es muß einer solchen Sache Rechnung ge­tragen werden, daß es bei Schiller zum Beispiel so war: bei seinen be­deutendsten Gedichten hatte er eine allgemeine Melodie in der Seele ; dazu konnte er einen Text schreiben, den er wollte. Man muß er­reichen, das Wesentliche auszudrücken auf der einen Seite durch das Musikalische, auf der anderen Seite durch das Plastisch-Malerische in der Sprache.

Vraag: drukken zich in de opvatting geen wetmatigheden uit?

Nee, de opvatting moet vrij blijven. Het is natuurlijk mogelijk dat u
een en hetzelfde gedicht kunstzinnig declameert of reciteert en u kan de meest verschillende opvattingen erin leggen, zoals iemand bij het spelen van een muziekstuk daar de meest verschillende opvattingen in kan leggen. Er bestaat geen eenduidige uitvoering van een gedicht, maar het komt op het wezenlijke aan dat je bereikt niet meer het gevoel te hebben: men spreekt reciterend of declamerend met het strottenhoofd, maar dat men spreekt met de lucht. Het komt erop aan werkelijk de gave te ontwikkelen de lucht vorm te geven. Bij het reciteren moet dezelfde tendens heersen, maar bij het spreken ligt natuurlijk de melodie al in de klank. Dus in het uitvoeren van de spraak moet daadwerkelijk het wezenlijke erin worden gebracht en niet de inhoud. Je moet er bijv. rekening mee houden dat het bij Schiller zo was: bij zijn belangrijkste gedichten droeg hij een algemene melodie in zijn ziel; daar kon hij een tekst bij schrijven die hij wou. Je moet bereiken dat je aan de ene kant het wezenlijke uitdrukt door het muzikale en aan de andere kant door het plastisch-schilderende in de taal.

blz. 190

Frage: In der Tanzkunst tanzen die Tänzer verschieden. Das ist bei der Eurythmie nicht der Fall; da ist die Bewegung selbst ja wohl immer die gleiche ?

Das würden Sie nicht sagen, wenn Sie die Eurythmie viel sehen würden. Sagen wir, wenn Sie ein Gedicht rezitieren und ein anderer Mensch dasselbe Gedicht rezitiert, so sind das doch zwei verschie-dene Stimmlagen usw. Sie können nun künstlerisch das Gedicht in der gleichen Weise behandeln. Die künstlerische Behandlung wird gleich sein. Schon dieser Unterschied tritt bei der Eurythmie stark hervor. Sie werden trotzdem die persönlichen Eigentümlichkeiten bei den einzelnen Eurythmikern sehen. Die sind schon individuell. Die Eurythmie ist nur noch nicht weit genug, daß die besondere indivi­duelle Art schon hervortreten würde. Es wird aber das sein, wenn die Eurythmie so weit ist, daß der Eurythmist ganz zusammen sich lebt mit seiner Kunst ; dann wird auch die individuelle Auffassung schon bemerkbar sein. Gewiß, es liegt zugrunde immer eine gesetzmäßige Bewegung. Es ist das so wie beim Sprechen: wenn ich Mund sagen will, darf ich nicht Mond sagen, also nicht ein o statt des u.

Vraag: In de danskunst dansen de dansers verschillend. Dat is bij de euritmie niet het geval; daar is de beweging zelf, lijkt het, steeds hetzelfde?

Dat zou u niet zeggen, wanneer u veel euritmie zou zien. Wanneer u een gedicht reciteert en een ander doet dat zelfde gedicht, dan zijn dat toch twee verschillende stemhoogten enz. U kan het gedicht nu kunstzinnig op dezelfde manier behandelen. De kunstzinnige aanpak zal dezelfde zijn. Dit verschil komt bij euritmie sterk naar voren. Ondanks dat zal u de persoonlijke trekken bij de individuele euritmist zien. Die zijn dus individueel. De euritmie is alleen nog niet ver genoeg dat de bijzondere individuele manier al naar voren zou kunnen komen. Dat komt wel als de euritmie zo ver is, als de euritmist helemaal één is met zijn kunst; dan zal ook de individuele opvatting wel merkbaar zijn. Zeker is het dat er altijd een wetmatige beweging aan ten grondslag ligt. Dat is net zoals bij het spreken: wanneer ik ‘kun’ wil zeggen, mag ik geen ‘kon’zeggen  [Duits Mund-Mond], dus geen o i.p.v. een u.

Der Be­treffende muß deshalb eurythmisierend ein u an der betreffenden Stelle haben, aber da kommt dann innerhalb dieser Gesetzmäßigkeit die individuelle Ausgestaltung der Auffassung, die größte Entfal­tungsmöglichkeit zu ihrem Recht. Es ist nicht irgend etwas Pedanti­sches, Stereotypes. Sie werden auch sehen, wenn ein Anfänger etwas eurythmisch darstellt, oder jemand, der es jahrelang getrieben hat, ist es ein großer Unterschied, nicht bloß in der Fertigkeit, sondern auch im Künstlertum. Und ebenso kommt wiederum die ursprüngli­che künstlerische Begabung zum Vorschein, ob jemand künstlerische Veranlagung hat oder nicht. Mehr wie bei einer anderen KLlnst kommt das bei der Eurythmie zum Vorschein. Die Eurythmie ist ganz im menschlichen Organismus beschlossen. Der menschliche Or­ganismus umfaßt die Eurythmie so, daß die Eurythmie, ebenso wie die anderen Künste, zum Beispiel die Malerei, nicht verstandesmäßig, aber innerhalb des Bewußtseins, beschlossen werden, während das Tanzen ins Emotionelle hinübergeht. Da können andere Schwierigkeiten

Wie het uitvoert moet daarom euritmiserend een ‘u’ op die plaats maken, maar dan komt binnen die wetmatigheid de individuele opvatting ten uitvoer, de grootste uitvoeringsmogelijkheid, tot zijn recht. Het is niet een of ander pedant iets, iets wat stereotiep is. U zal ook zien, wanneer een beginner iets euritmisch doet, of iemand die het al jarenlang beoefend, dat er een groot verschil is, niet alleen in vaardigheden, maar ook in het kunstzinnige. En net zo komt weer de oorspronkelijke kunstzinnige aanleg te voorschijn; of iemand een kunstzinnige aanleg heeft of niet. Meer dan bij een andere kunst komt dat er bij de euritmie uit. De euritmie ligt geheel in het menselijk organisme besloten. Het menselijk organisme omvat de euritmie zo, dat de euritmie, net zoals andere kunsten, bijv. de schilderkunst, niet intellectueel, maar in het bewustzijn besloten ligt, terwijl het dansen meer in het emotionele overgaat. Dan kunnen er andere moeilijkheden

blz. 191

hervortreten. Das Tanzen ist doch nicht etwas rein Künstleri­sches. Die Eurythmie ist schon Kunst.

ontstaan.Het dansen is toch niet helemaal puur kunstzinnig. De euritmie is wel kunst.
GA 306/189-191
eigen vertaling

blz. 199

EINLEITENDE WORTE ZUR EURYTHMIE-AUFFÜHRUNG
Dornach, 15. April 1923

Meine sehr verehrten Anwesenden!

Die Eurythmie, von der wir Ihnen auch heute wiederum einen Ver­such vorführen wollen, wird eine künstlerische Bewegung einleiten, welche aus bisher ungewohnten künstlerischen Quellen schöpft und sich einer auch noch ungewohnten künstlerischen Formensprache be­dient. Daher darf es gestattet sein, daß einige Worte vorausgeschickt werden. Nicht um die Vorstellung selber zu erklären, das wäre ja et­was Unkünstlerisches – Kunst muß durch sich selber sprechen -, und besonders eine Kunst, die eigentlich für die Sichtbarkeit geschaffen ist, sollte man nicht in ihren Einzelheiten erklären wollen, sondern nur eben anschauen.
Die Eurythmie tritt ja so vor Sie hin, meine sehr verehrten Anwe­senden, daß Sie auf der Bühne sehen werden den bewegten einzelnen Menschen, der gebärdenartige Bewegungen ausführt, namentlich durch Arme und Hände, die ausdrucksvollsten Glieder des menschli­chen Organismus, aber auch durch andere Glieder dieses Organismus. Sie werden Menschengruppen sehen in bestimmten Stellungen zu­einander, Menschengruppen in Bewegungsformen und so weiter. Das alles woUen nicht Zufallsgebärden sein, sondern das alles will sein eine wirkliche sichtbare Sprache, oder auch ein wirklich sichtbarer Gesang.
Daher wird diese Eurythmie begleitet auf der einen Seite durch das Rezitatorische und Deklamatorische für die Dichtungen, auf der anderen Seite durch Musikalisches. Gerade so, wie der Mensch von seiner kindlichen Stufe der Entwickelung an im weiteren Verlauf sei­nes Lebens mit Bezug auf die Lautsprache von einem gewissen Lal­len, das nur Gefühle, Empfindungen ausdrückt in primitiver Weise, aufruckt zu der artikulierten Lautsprache, so kann man nämlich auch von dem, ich möchte sagen Lallenden in Gebärden, die der Mensch

Inleidende woorden bij de euritmie-opvoering
Dornach, 15 april 1923

Zeer geachte aanwezigen!

De euritmie. die we u vandaag ook weer willen laten zien, zal een kunstzinnige beweging inleiden die uit tot nog toe onbekende kunstzinnige bronnen put en zich ook nog van een ongewone kunstzinnige vormentaal bedient. Vandaar dat het wel geoorloofd is, een paar woorden vooraf te zeggen. Niet om de voorstelling zelf uit te leggen, dat zou iets onkunstzinnigs zijn, – kunst moet door zichzelf spreken – en in het bijzonder een kunst die eigenlijk in het leven geroepen is om naar te kijken, moet je niet in detail willen verduidelijken, maar er gewoon naar kijken.
De euritmie vertoont zich zo voor u, beste aanwezigen, dat u op het toneel de zich bewegende individuele mens zal zien, die gebaarachtige bewegingen uitvoert, met name met de armen en de handen, die ledematen met de meeste uitdrukkingskracht van het menselijk organisme, maar ook door andere delen van dit organisme. U zal een groep mensen zien in bepaalde posities t.o.v. elkaar, en groepen in een bewegingsvorm enz. Dat zijn geen toevallige gebaren, maar dat alles wil een werkelijk zichtbare taal zijn of ook een werkelijk zichtbaar
zingen .
Vandaar dat deze euritmie begeleid zal worden door recitatie en declamatie bij de gedichten, aan de andere kant door muziek. Net zoals de mens vanaf de kinderfase in zijn ontwikkeling in het verdere verloop van zijn leven m.b.t. het spreken van klanken van een zeker lallen dat alleen maar gevoelens, gewaarwordingen op een onbeholpen manier tot uitdrukking brengt, zich verder ontwikkelt tot de gearticuleerde spraak, zo kun je ook van wat ik zou kunnen noemen het lallen met de gebaren die de mens

blz. 200

im gewöhnlichen Leben anwendet, um seine Sprache zu begleiten, um das oder jenes in seiner Sprache durch die Gebärde deutlicher oder eindringlicher zu machen – man kann von diesen Gebärden vor­rücken zu einer wirklichen sichtbaren Sprache, die als Bewegung des menschlichen Organismus ausgeführt wird.
Dasjenige also, das Sie sehen werden, beruht keineswegs auf will­kürlicher Erfindung, sondern es beruht darauf, daß in sorgfältiger Weise studiert worden ist durch sinnlich-übersinnliches Schauen, um mich dieses Goetheschen Ausdruckes zu bedienen, wie die Lautspra­che oder der menschliche Gesang zustandekommen. Da hat man es eigentlich auch mit einer Art Gebärde zu tun, aber mit einer Ge­bärde, die sich nicht in dem gewöhnlich sichtbaren Teil des mensch­lichen Organismus abspielt, sondern die sich abspielt mit dem aus-strömenden Atmungsstrome, der zum Teil natürlich immer mit Hilfe der körperlichen Organe dirigiert wird vom menschlichen Willen und zum Teil vom menschlichen Denken.

in het dagelijks leven gebruikt om zijn spreken te begeleiden, om dit of dat van zijn spreken door de gebaren duidelijker en indringender te maken – van deze gebaren opklimmen tot een werkelijk zichtbaar spreken dat als beweging van het menselijk organisme uitgevoerd wordt.
Wat u dus zal zien, berust geenszins op iets wat willekeurig ontworpen is, maar berust erop dat op een zorgvuldige manier bestudeerd is door een zintuiglijk-bovenzintuiglijk schouwen, om deze uitdrukking van Goethe te gebruiken, hoe de taalklanken of het menselijk zingen ontstaan. Daarbij heb je eigenlijk ook met een soort van gebaar te maken, maar met een gebaar dat zich niet afspeelt in het gewoon zichtbare deel van het menselijk organisme, maar dat zich afspeelt met de uitstromende ademlucht die voor een deel natuurlijk steeds met hulp van de lichamelijke organen gestuurd wordt door de menselijke wil en voor een deel door het menselijke denken.

Wir sehen, daß der Mensch, indem er spricht, die Luft in Bewe­gung setzt. Würden wir diese Bewegungsformen, durch die der Mensch seine Lautsprache an den andern Menschen heranbringt, im einzelnen studieren, so würden wir sehen: Jedem Laute, jedem Wort-gebilde, jedem Satzgebilde entspricht eine ganz bestimmte Formung der ausströmenden Luft.
Dasjenige, was mehr radial vom Menschen weggeht in diesenFor­men, das rührt vom menschlichen Willen her, wie gesagt, immer ver-mittelt durch die körperlichen Organe. Dasjenige, was mehr als Querschnitte, wenn ich das so nennen darf, diese Luftgebärde wellig macht, das rührt vom menschlichen Gedanken her. Und wenn wir, wie das eben durch sinnlich-übersinnliches Schauen geschehen kann, wenn wir so, wie wir den bewegten Menschen anschauen können, diese Luftgebärde sehen könnten, so würden wir auch gewissermaßen ein luftartiges Abbild des Menschen vor uns haben, wenigstens eines Teiles des Menschen, und würden darinnen Bewegungen, Bewegun­gen von Luftströmungen sehen.
Diese Bewegungen von Luftströmungen werden sorgfältig stu­diert. Und statt daß man den Kehlkopf und die anderen Sprach- und

We zien dat de mens, wanneer hij spreekt, de lucht in beweging brengt. Zouden wij deze bewegingsvormen waardoor de mens zijn spraakklanken tot de andere mens richt, een voor een bestuderen, dan zou je zien: bij iedere klank, ieder gevormd woord, iedere gevormde zin, hoort een heel bijondere vorm van de uitstromende lucht.
Wat meer straalvormig de mens verlaat, komt meer uit de menselijke wil, zoals gezegd, steeds d.m.v. de lichamelijke organen.
Wat meer [Steiner gebruikt hier ‘Querschnitte’, – je zou kunnen denken aan ‘Querrichtung’ = (en dat als tegenstelling voor het straalvormige) wat ‘uitwaaiert’ alsof je een doorsnee van iets maakt] doorsnee-achtig, als ik dat zo noemen mag, deze gebaren in de lucht doet golven, komt vanuit de menselijke gedachten. En wanneer we, zoals dit dan door het zintuiglijk-bovenzintuiglijk schouwen gezien kan worden, wanneer we, zoals we naar de zich bewegende mens kunnen kijken, deze gebaren van de lucht zouden kunnen zien, dan zouden we in zekere zin een luchtachtige afbeelding van de mens voor ons hebben, op z’n minst een deel van de mens en daarin zouden we bewegingen, bewegingen van luchtstromen zien.
Deze luchtstroombewegingen worden zorgvuldig bestudeerd. En in plaats dat je het strottenhoofd en de andere spraak- en

blz. 201

Gesangsorgane dann gewissermaßen die Luftgebärde als Sprache und Gesang ausführen läßt, überträgt man dasjenige, was sonst Luftge­bärde ist, auf die Gebärde des Armes, der Hand, oder auch des gan­zen Menschen, oder der Formen, in denen sich Menschengruppen be­wegen. Dadurch hat man auf sichtbare Weise genau dasselbe, was man im Sprechen und im Singen hat, nur daß wegbleibt von dieser Bewegung das Gedankenhafte. Das Gedankenhafte ist ja immer ein Unkünstlerisches, ein Prosaisches.
Der Dichter muß, um sich durch die Sprache künstlerisch auszu­drücken, geyade das Gedankenhafte bekämpfen. Er ringt dasjenige, was er in der Sprache hat, dem Gedanken ab. Er sucht gewisserma­ßen den Gedanken herauszulösen und nur das Willensartige in der Sprachbildung zu behalten, die er zum Ausdruck für sein seelisches Erlebnis macht.
Daher drücken wir auch nicht in der Eurythmie das Wellige, das vom Gedanken herrührt in der Luftgebärde, aus, sondern vorzugs­weise dasjenige, was bei einem Laute, bei einem Worte, einer Satz-bildung radial nach außen strömt.

zangorganen dan in zekere zin de luchtgebaren als spraak en zang uit laat voeren, breng je, wat anders luchtgebaar is, over op de gebaren van arm en hand of ook op de hele mens, of op vormen waarop de groep mensen zich beweegt. Daardoor krijg je op een zichtbare manier precies hetzelfde als wat je bij spreken en zingen hebt, met dat verschil dat uit deze beweging weggelaten wordt wat met het denken heeft te maken. Dat laatste is steeds onkunstzinnig, het is proza.
De dichter moet, om zich door de taal kunstzinnig uit te drukken, juist het uitdenken bestrijden. Hij probeert juist, wat hij in de taal heeft, uit de gedachtesfeer te halen. Hij probeert in zekere zin het bedachte eruit te halen en alleen het wilskarakter van de spraakvorming te behouden dat hij tot uitdrukking maakt van wat hij in zijn ziel beleeft.
Daarom drukken we in de euritmie niet het ‘golvende’ [aanhalingstekens van mij – zie terug] dat uit de gedachtesfeer komt, uit in de luchtgebaren, maar voornamelijk dat wat bij een klank, een woord, een zin straalsgewijs naar buiten stroomt.

Dadurch aber hat man ganz be­sonders Gelegenheit, dasjenige, was der Dichter im ganzen seiner Seele erlebt, gerade durch die das Wort begleitende Eurythmie deut­lich und sichtbarlich zum Ausdrucke zu bringen.
Es ist ja so, daß es ein Vorurteil bedeutet, wenn man glaubt, das Menschlich – Seelisch – Geistige stünde mit irgendeinem Teil des menschlichen Körpers in Berührung. Es ist so, daß die Seele den gan­zen menschlichen Organismus erfüllt, bis in die äußersten peripheri­schen Teile, daß sie in allem, was körperliche Ä ußerung und Offen­barung ist, lebt.
Der Dichter erlebt den Inhalt eines Gedichtes mit seiner totalen Menschlichkeit, und er muß eigentlich zurückhalten dasjenige, was bei ihm in die Glieder fließt. Gewiß, solche wahren Dichter, die das wirklich durchmachen, gibt es ja nur wenige; denn man kann schon sagen, daß eigentlich in bezug auf die dichterische Kunst 99% von dem, was produziert wird, auch wegbleiben könnte, und es wäre am Künstlerischen nicht sonderlich viel verloren. Aber dasjenige, was wirklich dichterisch erlebt wird, das wird eben vom ganzen Menschen

Daardoor echter heb je de unieke gelegenheid om wat de dichter in heel zijn ziel beleeft, juist door de euritmie die het woord begeleidt, duidelijk en zichtbaar tot uitdrukking te brengen.
Het is een vooroordeel wanneer men gelooft dat het [zie het Duits] menselijk-ziel-geestelijke met een bepaald deel van het menselijke lichaam in verbinding zou staan. Het is zo, dat de ziel het hele menselijk organisme doortrékt, tot in de buitenste periferie, dat zij in alles wat lichamelijke uiting en uitdrukking is, leeft.
De dichter beleeft de inhoud van een gedicht met zijn volledige menselijkheid en eigenlijk moet hij terughouden wat bij hem naar de ledematen stroomt. Zeker, zulke dichters die dat daadwerkelijk doormaken, zijn er maar weinig; want je mag wel zeggen, dat eigenlijk m.b.t. de dichtkunst 99% van wat er gemaakt wordt, ook achterwege gelaten zou kunnen worden en dan zou er niet uitzonderlijk veel kunstzinnigs verloren gaan. Maar wat werkelijk dichterlijk beleefd wordt, wordt door de hele mens

blz. 202

erlebt, und das Seelisch-Geistige ergießt sich dann in den gan­zen Menschen, – dasjenige, was der Dichter erreichen will durch das Imaginative, Malerisch-Plastische der Lautgestaltung, oder auch durch das Rhythmisch-Taktmäßige, Musikalisch-Thematische der Lautgestaltung, das erreicht er dadurch, daß er im Grunde genom­men den Prosainhalt des Wortes zurücktreten läßt, und das eigent­lich Dichten.sch-Künstlen.sche ausspricht. Wirkliche Rezitations­kunst muß daher, wenn sie dem Dichter gerecht werden will, nicht auf das heute in einem unkünstlerischen Zeitalter so beliebte Pointie­ren des Prosagehaltes den Hauptwert legen, sondern sie muß auf die Gestaltung der Sprache sehen.
Das war ja das Bestreben der hier gepflegten Rezitationskunst, der sich Frau Dr. Steiner jetzt schon seit sehr langer Zeit gewidmet hat. Wenn der Inhalt des Wortes in der Rezitation pointiert wird, dann ist das eben durchaus Prosa. Wenn das auch noch so interessant ist, weil man glaubt, daß die Persönlichkeit des Rezitators dann beson­ders zum Vorschein kommt, so ist es doch unkünstlerisch. 

beleefd en gevoel en geest stromen in de hele mens -, wat de dichter wil bereiken door het imaginatieve, het schilderend-plastische van de klankvorming, of ook door het ritme en de maat, het muzikaal-thematische van de klankvorming, dat bereikt hij in de grond beschouwd wanneer hij de proza-inhoud van het woord terughoudt en het eigenlijk dichterlijk-kunstzinnige uitspreekt. Echte recitatiekunst moet daarom, wanneer ze recht wil doen aan de dichter, niet op het vandaag in een onkunstzinnige tijd zo populaire benadrukken van de proza-inhoud letten, maar op de vorming van de spraak.
Dat is het streven van de hier toegepaste recitatiekunst, waaraan mevrouw Dr. Steiner zich al een hele tijd wijdt. Wanneer bij het reciteren de inhoud van het woord benadrukt wordt, dan is dat gewoon proza. Ook al is dat nog zo interessant, omdat men gelooft dat de persoonlijkheid van degene die reciteert dan vooral naar voren komt, toch 
is dat dan onkunstzinnig. 

Künstle­risch ist es, wenn man in der Lage ist, durch die malerisch-plastische Ausgestaltung der Lautfolge und der gegenseitigen Nuancierungen der Laute – nicht durch den Inhalt des Wortes – das herauszubringen, was an Leidenschaftsempfindung, an Gefühl und, wenn es sich um Gedanken handelt, auch an Gedanke geoffenbart werden soll. Denn auch wenn dichterisch der Gedanke zur Offenbarung kommen soll, muß die Form des Gedankens unterdrückt werden, und es muß allein in der Gestaltung der Sprache dasjenige gesucht werden, was eigent­lich dichterisch ist.
Ebenso, wie es auf das malerisch-plastische Gestalten der Sprache ankommt, so kommt es auf das musikalische, taktmäßige, rhythmi­sche und so weiter an. Man möchte sagen: in der Prosa wird man selbstverständlich den Vers nicht haben; in der Poesie braucht man den Vers, denn in dem Verse wird gestaltet ein Zusammenhang, und auch auf diese Gestaltung des Zusammenhanges, auf dieses gewisser­maßen Rhythmisch-Musikalische in der Sprache kommt es an.
So liegt durchaus bei dem wahren Dichter schon eine geheime Eu­rythmie in der Art und Weise, wie er die Sprache behandelt. Und es

Kunstzinnig is het, wanneer men in de omstandigheid verkeert, door de schilderend-plastische vormgeving van de klankopvolging en de onderlinge klanknuanceringen – niet door de inhoud van het woord – uit te drukken wat er aan sterke gevoelens, aan gevoel en wanneer het om gedachten gaat, ook aan gedachten, uitgedrukt moet worden. Want ook wanneer dichterlijk de gedachte uitgedrukt moet worden, moet de vorm van de gedachte onderdrukt worden en moet alleen in de vorming van de spraak gezocht worden, wat eigenlijk dichterlijk is.
Net zoals het op het schilderend-plastische vormen van de spraak aankomt, zo komt het aan op het muzikale, wat maat, wat ritme is, enz. Je zou willen zeggen: in het proza is er vanzelfsprekend geen couplet; in de poëzie heb je dat nodig, want daarin wordt een samenhang vorm gegeven en ook op dit vormen van een samenhang, op dit in zekere zin ritmisch-muzikale in de spraak, komt het aan.
Dus bij de ware dichter is er al een verborgen euritmie aanwezig in de manier waarop hij met de taal omgaat. En daarom is het

blz. 203

ist daher nichts Künstliches, sondern etwas ganz Selbstverständliches, daß man dasjenige, was der wahre Dichter eigentlich unterdrücken muß, durch die Eurythmie wiederum zur Offenbarung, zum Vor­schein bringt. Der Dichter möchte eigentlich mit seinem ganzen Menschen in die Welt hineinstellen dasjenige, was er dichterisch ver­körpert. Aber er muß es, ich möchte sagen, künstlich zurückhalten und muß dasjenige, was er in seinem ganzen Menschen ausdrücken wollte, allein in die Behandlung der Sprache hineingehen. In der Eu­rythmie wird das alles wieder sichtbar. So daß, wenn man auf der ei­nen Seite hat das Rezitatorisch-Deklamatorische, und auf der anderen Seite auf der Bühne dasjenige, das nun von dem Seelisch-Geistigen ganz so, wie sonst in den Sprachstrom, nun in die körperlichen Be­wegungen hineinfließt, so hat man unmittelbar ein Bild des dichteri­schen Erlebnisses. Und das ist eigentlich dasjenige, was Eurythmie möchte: das dichterische Erlebnis sichtbar durch menschliche Bewe­gungen hinmalen lassen auf die Bühne.

helemaal niet gekunsteld, maar iets heel vanzelfsprekends dat je, wat de echte dichter eigenlijk moet onderdrukken, door de euritmie weer tot uiting brengt,
tevoorschijn haalt. De dichter zou eigenlijk als volledig mens in de wereld willen zetten wat hij poëtisch belichaamt. Maar hij moet het, zogezegd, kunstmatig terughouden en moet wat hij als totaal mensenwezen zou willen uitdrukken, alleen in de taal leggen. In de euritmie wordt dat allemaal weer zichtbaar. Zodat, wanneer je aan de ene kant het recitatorisch-declamatorische hebt en aan de andere kant op het toneel hebt wat nu vanuit de ziel, de geest helemaal zoals anders in de stroom van het spreken, nu in de lichamelijke bewegingen instroomt, dat je op deze manier direct een beeld van de dichterlijke beleving hebt. En dat wil euritmie eigenlijk: de dichterlijke beleving zichtbaar maken door menselijke bewegingen op het toneel te laten schilderen.

Wenn Sie die Eurythmie in richtiger Weise auf die Seele wirken lassen wollen, dann müssen Sie sie nicht verwechseln mit den Nach­barkünsten, mit den mimischen und mit den Tanzkünsten. Die Eu­rythmie ist weder das eine noch das andere. Gewiß, diesen Künsten soll alles Gute nachgesagt werden, sie sollen hier durchaus nicht in ihrer Bedeutung angefochten werden; aber Eurythmie will eben et­was ganz anderes sein. Wenn man dasjenige, was Eurythmie zum Ausdrucke bringt, zu stark nach dem Mimischen hin bildet, wenn also Mimisches zum Ausdrucke kommt, kann das nur der Fall sein, wenn zugrunde liegt, sagen wir, irgend etwas in der Dichtung, was Hohn, was ein Sich-Wegsetzen über irgend etwas bedeutet, also et­was bedeutet, wo der Mensch etwa die Mundwinkel verzieht, wenn er spricht, oder wo der Mensch mit den Augen zwinkert, wenn er spricht usw. Alles Mimische ist vom eurythmischen Standpunkte aus so zu betrachten. Will man Mimisches darstellen, so ist das ja ganz berechtigt. Dasjenige, was ich also hier zu sagen habe, bezieht sich nicht auf die mimische Kunst als solche, sondern nur, wenn die Eu­rythmie unberechtigterweise in das Mimische ausartet. Da wird dann die Eurythmie unkeusch. Ebensowenig bezieht sich das, was ich jetzt

Wanneer je de euritmie op een goede manier op je gevoel wil laten werken, moet je haar niet verwisselen met de zusterkunsten, met de mimische en met de danskunsten. De euritmie is noch het een, noch het ander. Zeker, over deze kunsten kan van alles gezegd worden, wat goed is, ze zullen hier zeker niet in wat ze betekenen aangevallen worden; maar euritmie wil nu eenmaal wat anders zijn. Wanneer je wat de euritmie tot uitdrukking brengt, te sterk in het mimische trekt, wanneer dus het mimische tot uitdrukking komt, kan dat alleen het geval zijn, wanneer eraan ten grondslag ligt, dat er iets in het gedicht zit, wat hoon, wat een zich afkeren over iets betreft, dus iets betekent waarbij de mens een beetje met de mondhoeken trekt wanneer hij spreekt, of waarbij de mens met de ogen knippert, wanneer hij spreekt enz. Vanuit de euritmie is al het mimische zo te beschouwen. Wil je dat laten zien, dan is het terecht. Wat ik hier dus moet zeggen, heeft geen betrekking op de mimische kunst als zodanig, maar alleen wanneer de euritmie op een niet terechte manier uitmondt in mime. Dan wordt de euritmie onzuiver. Net zo min heeft, wat ik nu

blz. 204

sagen will, auf die Tanzkunst selbst; sondern nur auf das unberech­tigte Ausarten der Eurythmie in das Tanzen. Gewiß, die eurythmi­schen Bewegungen können in Tanzbewegungen übergehen, wenn zum Beispiel in einem Gedichte etwas vorkommt, wo einer den ande­ren schlägt, dem anderen irgend etwas antut, wo eine mächtige Lei­denschaft zum Ausdrucke kommt, dann kann die sonst ganz im Ge­biet des Körperlichen gehaltene eurythmische Bewegung übergehen in die Tanzbewegung. Aber wenn die Eurythmie unberechtigt aus­artet in Tanzen, wenn das Tanzen um seiner selbst willen im Euryth-mischen erscheint, dann wirkt es brutal. Ich sage nicht, die Tanzkunst ist brutal, sondern: das Ausschlagen der Eurythmie in dieTanzkunst. So daß man dieseswirklich derEurythmie ablauschen kann und sagen kann: Eurythmie ist nicht pantomimisch, ist nichts Mimisches; durch diese künstlerische Form werden andeutende Gebärden gemacht. Eurythmie ist nicht Tanz; durch die Tanzbewegungen werden überschäumende Gebärden gemacht vom Menschen, wo die Leidenschaft ausfließt, so daß der Mensch gewissermaßen seine Bewegungen nicht innerhalb dessen zurückhält, was er mit seinem Bewußtsein umfassen kann.

wil zeggen, betrekking op de danskunst zelf; maar alleen op het onterecht uitmonden van de euritmie in dans. Zeker, de euritmische bewegingen kunnen in dansbewegingen overgaan, wanneer er bijv. in een gedicht iets voorkomt, waarbij de een de ander slaat, de ander iets aandoet, waarbij een heftig gevoel tot uitdrukking komt, dan kan de anders helemaal in het gebied van het lichaam gehouden euritmische beweging overgaan in de dansbeweging. Maar wanneer de euritmie onterecht uitmondt in dans, wanneer de dans om harentwil in het euritmische verschijnt, dan maakt dat een lompe indruk. Ik zeg niet dat de danskunst dat is, maar het uitmonden van de euritmie in danskunst. Zodat je echt aan de euritmie kan aflezen en kan zeggen: euritmie is geen pantomime, is geen mime; door deze kunstzinnige vorm worden aanduidende gebaren gemaakt. Euritmie is geen dans; door  de dansbewegingen worden overvloedige bewegingen gemaakt van een mens bij wie de heftige gevoelens naar buiten stromen, zodat de mens in zekere zin zijn bewegingen niet terughoudt binnen de grenzen van zijn bewustzijn,

Die Eurythmie steht mitten drinnen: sie hat weder ausschweifende tan­zende Gebärden, noch hat sie pantomimische Gebärden, die immer auf Verstand hindeuten. Eurythmie hat ausdrucksvolle Gebärden, die in ihrer Art ästhetisch-künstlerisch wirken sollen, Gebärden, die weder ausgeklügelt sind noch ausschweifend, die weder gedeutet werden sollen noch durch die man gewissermaßen überwältigt wird, sondern die man in der unmittelbaren Form der Linie, in der ganzen Art der Bewegung, dem Auge gegenüber als wohlgefällig, schön empfindet.
Man kann sich eine Empfindung von der Eurythmie verschaffen, wenn man sie sieht als bewegten Gesang. Sie werden auch Musik-stücke hören; dazu wird eurythmisiert. Dieses Eurythmisieren ist nicht ein Tanz. Es unterscheidet sich ganz wesentlich, wenn es rich­tig gemacht wird, vom Tanz: es ist ein bewegtes Singen, nicht ein Tanzen. Und gerade daran, daß sie bewegtes Singen ist, daran kann man die Eurythmie unterscheiden von ihren Nachbarkünsten. Und man kann sich daran eine Empfindung von dem erwerben, was ich eben ausgesprochen habe.

De euritmie staat in het midden: zij heeft noch opzwepende dansende gebaren, noch pantomimische die steeds naar het verstand wijzen. Euritmie heeft uitdrukkingsgebaren die in haar soort esthetisch-kunstzinnig moeten werken, gebaren die noch uitgedacht zijn, noch overdreven, die niet verklaard moeten worden en ook niet waardoor je in zekere zin overvallen wordt, maar die je in de directe vorm van het lijnenspel, op de totale manier van bewegen, voor het oog welgevallig, mooi vindt.
Je kan een gevoel voor euritmie ontwikkelen wanneer je die ziet als bewegend zingen. U zal ook muziekstukken horen; daarop wordt ge-euritmiseerd. Dat is geen dansen. Er is een heel wezenlijk verschil met de dans, als het goed gedaan wordt: het is een bewegend zingen, geen dansen. En juist aan dit bewegend zingen kun je zien dat euritmie verschilt van de zusterkunsten. En je kan een gevoel ontwikkelen voor wat ik net heb uitgesproken.

blz. 205

Die Eurythmie steht erst im Anfange ihrer Entwickelung, und sie wird einer langen Zeit bedürfen, um ihre Vollkommenheit einiger­maßen zu erreichen. Daher muß ich bei einer Eurythmie-Vorführung immer um Nachsicht bitten. Wir haben ja in der letzten Zeit nament­lich eine Seite des Eurythmischen ausgebildet. Zum Beispiel haben wir hinzugefügt zu dem, was im bewegten Menschen liegt, das Licht-Bild der Bühne. Da soll dasjenige, was in den aufeinanderfolgenden Beleuchtungseffekten auftritt, gewissermaßen wie eine Licht-Euryth­mie wirken, und wiederum wie eine Eurythmie den Begleitungen der Eurythmisierenden dienen, so daß das ganze Bühnenbild eigentlich ein Eurythmisches wird. Aber es wird dieses Bühnenbild als Euryth­misches ganz gewiß gegen die Zukunft hin noch viel vervollkomm­net werden. Man darf auch an diese Vervollkommnung glauben, denn die Eurythmie bedient sich des vollkommensten Instrumentes, das man haben kann zum künstlerischen Ausdruck: des Menschen selbst, der ein Mikrokosmos, eine kleine Welt ist und alle Geheimnisse und Gesetzmäßigkeiten der großen Welt in sich enthält. 

De euritmie staat nog maar aan het begin van haar ontwikkeling en ze zal een lange tijd nodig hebben om het volmaakte enigszins te bereiken. Daarom moet ik bij een euritmie-opvoering steeds om begrip vragen. De laatste tijd hebben we één kant van de euritmie ontwikkeld. We hebben bijv. toegevoegd aan wat in de bewegende mens aanwezig is, het lichtbeeld van het toneel. Dat moet wat in de elkaar opvolgende belichtingseffecten in zekere zin als een licht-euritmie werken en dat weer als een euritmie het begeleiden van de euritmisten dienen, zodat het gehele toneelbeeld eigenlijk één euritmie wordt. Maar dit toneelbeeld als iets euritmisch zal zeker in de toekomst volmaakter worden. Je kan ook in deze vervolmaking geloven, want de euritmie gebruikt het meest volmaakte instrument, dat je kan gebruiken voor een kunstzinnige uitdrukking: de mens zelf, die een microkosmos, een kleine wereld is en alle geheimen en wetmatigheden van de grote wereld in zich draagt.

Daher hat man im Grunde genommen in der Eurythmie im bewegten Menschen, wenn man alle Möglichkeiten seines Organismus aus ihm herausholt, ein wirkliches künstlerisches Abbild der Weltengeheimnisse und Weltgesetzmäßigkeiten. Die mimische Kunst bedient sich ja nur ei­nes Teiles der menschlichen Wesenheit; ebenso die anderen Künste, die den Menschen selber irgendwie als Instrument betrachten. So daß man sagen kann: Die Eurythmie ist nicht auf ein äußerliches Instru­ment angewiesen, auch nicht auf einen Teil des Menschen, sondern sie bringt den ganzen Menschen, insbesondere das, was am ausdruck-vollsten an ihm ist, gerade die Arme und die Hände, in eine sichtbare Sprache und in einen sichtbaren Gesang.
Man kann hoffen, daß, wenn wirklich die Entwickelungsmöglich­keiten herausgeholt werden aus der Eurythmie, dann einmal eine Zeit kommen werde, in der tatsächlich diese jüngste Kunst den älteren Künsten als eine vollberechtigte wird an die Seite gestellt werden können.

Vandaar heb je in de grond van de zaak in de euritmie, in de mens die beweegt, wanneer je alle mogelijkheden van zijn organisme uit hem haalt, een echt kunstzinnige afbeelding van de wereldgeheimen en wereldwetmatigheden. De mimische kunst gebruikt maar een deel van het mensenwezen; net als de andere kunsten die de mens zelf op de een of andere manier als instrument zien. Zodat je kan zeggen: de euritmie is niet aangewezen op een uiterlijk instrument, ook niet op een deel van de mens, maar zij brengt de hele mens, in het bijzonder wat aan hem het meest uitdrukkingsvol is, de armen en de handen, in een zichtbaar spreken en in een zichtbaar zingen.
Je mag hopen wanneer daadwerkelijk de ontwikkelingsmogelijkheden uit de euritmie gehaald worden, er eens een tijd zal komen waarin deze jongste kunst inderdaad volledig terecht naast de oudere kunsten kan staan.
GA 306/199-205
eigen vertaling

.

Rudolf Steinerover euritmie

Rudolf Steineralle artikelen

.

1557-1457

.

.

.

 

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over euritmie – GA 305

.

RUDOLF STEINER OVER EURITMIE

GA 305

beknopte inhoud:
blz. 158: euritmiegebaar: zichtbaar gemaakte teruggehouden beweging van het strottenhoofd bij het maken van klanken;
klankfiguren;
blz. 159/162: klankfiguren, wat betekenen de kleuren, over de sluier, waar zit het wilselement
blz. 162: volgorde waarin de kinderen de klanken worden aangeleerd; de R;

blz. 245: inleidende woorden bij een euritmieopvoering op 18 aug. 1922 Oxford
euritmie zichtbaar geworden studie van spraakklanken; (bij het vertalen heb je te maken met Sprache = taal en spraak, dus kun je voor spraak ook taal lezen)
euritmie wil geen danskunst, geen mimische kunst, geen pantomime en dergelijke zijn, maar wil door het kunstmiddel van een werkelijk zichtbare taal werken.
Euritmie als impulsbeweging
blz. 246: bovenzintuiglijk waarnemen van bewegingsimpuls voor euritmiegebaar:
gebaren als bewegingsstroom;
blz.247: hoe moet er bij euritmie gereciteerd worden;
blz. 248: de therapeutisch-hygiënische kant
blz. 250: er wordt vertoont uit een mysteriedrama

blz. 251: nleidende woorden bij een euritmieopvoering op 19 aug. 1922 Oxford
euritmie zichtbaar geworden studie van spraakklanken; (bij het vertalen heb je te maken met Sprache = taal en spraak, dus kun je voor spraak ook taal lezen)
Euritmie geen gymnastiek, geen dans, ze moet een kunstvorm zijn.
Ondersteunt het taalonderwijs;
blz. 252: verschil met gym.:  euritmie: gymnastiek vanziel, van geest werkt op de wil:
blz. 253: met euritmie kun je moeilijk liegen

blz. 158

Gestatten Sie, daß ich noch ein paar Worte spreche über die Bedeu­tung des eurythmischen Unterrichts und der Erziehung, welche für das Kind gerade aus dem Eurythmieunterricht hervorgehen kann. Ich möchte das erläutern an den Figuren, die im Atelier in Dornach gemacht worden sind, und die in einer gewissen künstlerischen Weise darstellen sollen dasjenige, was eigentlich der Inhalt des Eurythmischen ist. Zu­nächst sind diese Figuren allerdings mehr bestimmt, eine Grundlage zu geben für die künstlerische Anschauung der Eurythmie. Ich werde aber auch in der Lage sein, in bezug auf das Pädagogisch-Didaktische gerade aus diesen Figuren heraus einzelnes vor Ihnen klarzumachen. Es handelt sich darum, daß ja die Eurythmie wirklich eine sichtbare Sprache ist, keine mimische Äußerung, keine pantomimische Äußerung und auch keine gewöhnliche Tanzkunst. Geradeso wie der Mensch partielle Organe in Regsamkeit, in Tätigkeit bringt, wenn er singt oder wenn er spricht, so kann man auch den ganzen Menschen in diejenigen Bewegungen bringen, die eigentlich der Kehlkopf und seine Nachbar-organe ausüben wollen. Aber sie kommen nicht dazu, sie unterdrücken sie gleich, und da werden die anderen Bewegungen, die dann so ver­laufen, daß sich dasjenige, was eigentlich im Kehlkopf, sagen wir, diese Bewegung werden will, so daß sich die Kehlkopfflügel nach außen öffnen: A, das wird im Moment des Entstehens, im Status nascendi untergraben, wird in eine solche Bewegung verwandelt, in die der Gedankeninhalt der Sprache hineinversetzt werden kann, und in eine Bewegung, die dann in die Luft übergehen kann und gehört werden kann. Die zugrundeliegende Bewegung, die eigentlich innermenschliche Bewegung, sagen wir das A, Sie haben sie hier (die Figur wird gezeigt). Das will der ganze Mensch machen, wenn er in A ausbricht. Und so kann man jede Äußerung des Gesanges und der Sprache in der Bewegung, die eigentlich der ganze Mensch ausführen will, aber im Status nascendi aufhält, sichtbar machen. So kann man zu jeder solchen Bewegungsform kommen.
Geradeso wie es Formungen gibt des Kehlkopfes und der anderen Sprachorgane für A, I, L, M, so gibt es die entsprechenden Bewegungen, Bewegungsformen. Diese Bewegungsformen, sie sind daher diejenige Offenbarung des Willens, für die sonst die Offenbarungen des Gedankens

Staat u mij toe, dat ik nog enkele woorden spreek over de betekenis van het euritmie-onderwijs en de opvoeding, die voor het kind juist uit dit euritmie-onderwijs voortvloeit. Ik zou dat willen verduidelijken aan de hand van deze figuren, die in het atelier in Dornach vervaardigd zijn, en die op een bepaalde, kunstzinnige wijze moeten tonen, wat eigenlijk het euritmische inhoudt. Deze figuren zijn weliswaar in de eerste plaats bestemd om een grondslag te bieden voor het kunstzinnig beschouwen van de euritmie, maar ik zal ook in staat zijn aan de hand van deze figuren enkele details voor u te verduidelijken met betrekking tot het pedagogisch-didactische.
Het gaat erom, dat de euritmie in feite een zichtbare taal is, geen mimische expressie, geen pantomimische expressie, en ook geen gewone danskunst. Zoals de mens een deel van zijn organen beweegt, activeert, wanneer hij zingt of spreekt, zo kan ook de gehele mens gebracht worden in de bewegingen, die eigenlijk het strottenhoofd en de nabijgelegen organen moeten uitvoeren. Die komen echter niet zover, en onderdrukken ze meteen, en ze worden dan tot andere bewegingen, die dan zo verlopen, dat hetgeen eigenlijk in het strottenhoofd, laten we zeggen, een beweging wil worden waarbij de stembanden zich naar buiten toe openen: A, op het moment van ontstaan, in status nascendi teruggehouden wordt en omgezet in een beweging waarin de gedachte-inhoud van de taal gevangen kan worden, in een beweging ook, die dan op de lucht kan overgaan en kan worden gehoord. De basisbeweging, eigenlijk een beweging van de innerlijke mens, van, laten we zeggen, de A, die hebben we hier (de figuur wordt getoond). Dat is wat de hele mens wil doen als hij zich in de A-klank uit. En zo kan men elke uiting van gezang en taal zichtbaar maken in de beweging, zoals eigenlijk de gehele mens die wil uitvoeren, maar die hij in de kiem smoort. Zo kan men tot elk van die bewegingsvormen komen.
Zoals het strottenhoofd en de andere spraakorganen zich op een bepaalde manier vormen bij A, I, L, M, zo zijn er ook overeenkomstige bewegingen, bewegingsvormen. Deze bewegingsvormen zijn dus uitingsvormen van de wil, waarvoor anders de uitingen van de

blz. 159

und des Willens, im Sprechen und Singen bestehen. Das Gedank­liche, das rein abstrakte Gedankliche, das in der Sprache ist, wird hier herausgenommen, und alles, was sich aussprechen will, in die Bewe­gung selbst hineinversetzt; so daß die Eurythmie im weitesten Sinne eine Bewegungskunst ist. Genau ebenso wie Sie das A hören können, können Sie das A anschauen, wie Sie das I hören können, können Sie das I anschauen.
Nun ist in diesen Figuren das angestrebt, daß in der plastischen Gestaltung des Holzes die Bewegung vor allen Dingen festgehalten ist. Die Figuren sind nach einem Dreifarbenprinzip gebildet. Es ist die Grundfarbe da, die eigentlich überall die Bewegungsform zum Aus­druck bringen soll. Aber wie in unsere Lautsprache das Gefühl hinein-strömt, so kann das Gefühl auch hinunterströmen in die Bewegung. Denn wir sprechen ja nicht nur einen Laut, sondern wir geben dem Laute eine Gefühlsfärbung. Das können wir auch in der Eurythmie. Und da wirkt ein stark unterbewußtes Moment in die Eurythmie hinein. Wenn der Akteur, der Darsteller imstande ist, dieses Gefühl künstlerisch in seine Bewegungen hineinzulegen, dann wird man dieses Gefühl auch mitfühlen, wenn man die eurythmischen Bewegungen sieht. Hier ist noch das in Betracht gezogen, daß der Schleier, der getragen wird, diesen Gefühlen folgen soll. So daß also dasjenige, was hier (bei den Figuren) als zweite Farbe vorzugsweise auf den Schleier verwendet ist, darstellt die Gefühlsnuance für die Bewegung. Sie haben also eine erste Grundfarbe, die drückt die Bewegung selber aus, eine zweite daraufgesetzte Farbe, die vorzugsweise im Schleier zum Aus­drucke kommt, die drückt die Gefühlsnuance aus. Aber der euryth­mische Akteur muß die innere Kraft haben, dieses Gefühl in die Bewe­gung hineinzulegen, so wie es einen Unterschied macht, ob ich zu jeman­dem sage: Komm zu mir! – befehlend – oder: Komm zu mir! – freund­lich auffordernd. Das ist die Gefühlsnuance. So stellt dasjenige, was hier in der zweiten Farbe zum Ausdrucke kommt, und was dann in den Schleier hinein fortgesetzt wird, die Gefühlsnuance der eurythmischen Sprache dar.
Und das dritte bringt Charakter, das starke Willenselement hinein. Das kommt nur dadurch in die Eurythmie hinein, daß der eurythmische

gedachte en de wil door het spreken en zingen bestaan. Hetgeen in de taal tot de gedachten behoort, tot de zuiver abstracte gedachten, wordt hierbij daaruit gelicht, en al hetgeen zich wil uitspreken wordt gelegd in de beweging zelf, zodat de euritmie een bewegingskunst is in de meest ruime zin. Net zoals u de A kunt horen, kunt u de A zien, zoals u de I kunt horen, kunt u de I zien.
Nu is er bij deze figuren naar gestreefd, dat in de plastische vormgeving van het hout vóór alles de beweging behouden bleef. Bij de vervaardiging van deze figuren is van de kleuren uitgegaan. Er is een basiskleur, die eigenlijk steeds de bewegingsvorm tot uitdrukking moet brengen. Maar zoals het gevoel binnenstroomt in onze klankentaal, zo kan het gevoel ook naar omlaag stromen tot in de beweging. Want wij spreken immers niet alleen een klank uit, wij kleuren die klank ook met een gevoel. In de euritmie kunnen wij dat ook doen. En daarmee heeft een sterk onderbewuste factor zijn werkzaamheid binnen de euritmie.
Als de acteur, de opvoerende, in staat is om dit gevoel op kunstzinnige wijze te leggen in zijn bewegingen, dan zal men dit gevoel ook mee-voelen, wanneer men de euritmische bewegingen ziet. Daarbij zij nog in aanmerking genomen, dat de sluier die gedragen wordt, dat gevoel dient te volgen. Zodat dus hetgeen hier (bij de figuur) als tweede kleur bij voorkeur op de sluier is toegepast de gevoelsnuance voor de beweging vertegenwoordigt. We hebben hier dus een eerste basiskleur, die de beweging zelf uitdrukt, en een tweede kleur daarboven, die bij voorkeur in de sluier tot uitdrukking komt, en die gevoelsnuance uitdrukt. Maar de euritmische acteur moet de innerlijke kracht bezitten, dit gevoel in de beweging te leggen, zoals het verschil uitmaakt of ik tegen iemand zeg: Kom bij me! – als een bevel – of: Kom bij me. – als een vriendelijk verzoek. Dat is de gevoelsnuance. Ze vertegenwoordigt hetgeen hier in de tweede kleur tot uitdrukking komt, en dan in de sluier zijn voortzetting vindt, de gevoelsnuance van de euritmische taal.
En het derde brengt karakter, het krachtige wilselement met zich mee. Dit wordt slechts in de euritmie gebracht, doordat de euritmische

blz. 160

Akteur in der Lage ist, mitzuempfinden seine Bewegungen und daß er sie in sich selbst ausdrückt. Der Kopf eines eurythmisierenden Akteurs sieht ganz anders aus, ob er die Muskeln im linken Haupte etwas spannt und im rechten etwas schlaff läßt, wie es zum Beispiel hier angedeutet ist durch die dritte Farbe. Sie können das beobachten, immer die dritte Farbe zeigt das Willensmäßige an. Hier zum Beispiel wird an der linken Seite etwas gespannt, und hier über den Mund hinüber; hier (bei einer anderen Figur) wird die Stirne etwas gespannt, die Muskeln der Stirne etwas gespannt. Das gibt dann – ausstrahlend von dieser leisen Spannung, denn das strahlt in den ganzen Organismus aus, was da leise gespannt wird -, das gibt dem Ganzen einen innerlichen Charakter. Und aus dieser Bewegung, die durch die Grundfarbe ausgedrückt ist, aus der Gefühlsnuance, die durch die zweite Farbe ausgedrückt wird, und aus diesem Willenselemente – das ganze Element ist Willensele­ment, aber da wird der Wille noch besonders daraufgesetzt -, aus dem setzt sich die eigentliche eurythmische Kunst zusammen.
Will man daher irgend etwas eurythmisch festhalten, so muß man aus dem Menschen heraussondern dasjenige, was bloß eurythmisch ist. Würden hier Figuren stehen mit schön gemalten Nasen und Augen und schönem Mund, das könnten ja schöne Malereien sein; aber bei der Eurythmie handelt es sich nicht darum, hier ist nur das gemalt und gebildet, was das Eurythmische am eurythmisierenden Menschen ist.
Der eurythmisierende Mensch ist so, daß es bei ihm auf das spezielle Gesicht nicht ankommt. Es kommt nicht darauf an. Es ist natürlich so, daß von selbst bei einem gesunden Eurythmisierenden nicht zu einer freudigen Bewegung ein griesgrämiges Gesicht gemacht wird, aber das ist ja sonst auch, wenn man spricht, der Fall. Aber eine Physiognomie des Gesichtes, die nicht eurythmisch ist, die wird nicht angestrebt. Zum Beispiel: es kann einer eine A-Bewegung dadurch machen, daß er die Augenachse nach außen hält. Das ist eurythmisch, das geht. Aber es geht nicht, daß irgendeiner, so wie es in der mimischen Kunst ist, beson­dere Kinkerlitzchen – so sagt man im Deutschen – mit den Augen macht, und das sieht aus wie eine Grimasse, was man oftmals verlangt als einen besonderen mimischen Ausdruck des Gesichtes. Es muß am Eurythmisierenden alles eurythmisch sein.

acteur in staat is zijn bewegingen mee te voelen, en ze in zichzelf uit te drukken. Het hoofd van een acteur die euritmiseert ziet er heel anders uit wanneer hij de spieren aan de linkerkant van zijn hoofd wat spant en ze rechts wat ontspant, zoals dat hier bijvoorbeeld door de derde kleur is aangeduid. U kunt zien, dat de derde kleur steeds op het wilsmatige wijst. Hier wordt bijvoorbeeld de rechterkant een beetje gespannen, en hier boven de mond. Hier (bij een andere figuur) wordt het voorhoofd wat strakker getrokken, worden de spieren van het voorhoofd wat gespannen. Die lichte spanning heeft dan een uitstraling, dat lichte spannen straalt uit tot in het gehele organisme, en dat geeft dan aan het geheel een innerlijk karakter. En uit de beweging, die door de basiskleur wordt uitgedrukt, uit de gevoelsnuance, die door de tweede kleur wordt uitgedrukt, en uit dit wilselement – het behoort allemaal tot het wilselement, maar dat nog eens extra benadrukt wordt door het laatste -, daaruit bestaat de eigenlijke euritmische kunst.
Daarom, wil men het een of ander euritmisch vastleggen, dan moet men bij de mens datgene eruit lichten, wat zuiver euritmisch is. Als er hier figuren zouden staan met een prachtig geschilderde neus en ogen, en met een fraaie mond, dan zouden dat best hele mooie schilderijen kunnen zijn, maar bij de euritmie gaat het daar niet om; hier is slechts afgebeeld en geschilderd hetgeen euritmisch is aan de mens die euritmiseert.
Bij wie euritmiseert is het zo, dat zijn specifieke gelaat niet van belang is. Daar gaat het niet om. Het is natuurlijk wel zo dat een gezonde euritmist bij een vreugdevolle beweging geen chagrijnig gezicht zal trekken, maar dat is immers anders, wanneer men gewoon spreekt, ook het geval. Maar een niet-euritmische fysionomie wordt niet nagestreefd. Bijvoorbeeld: iemand kan een A-beweging maken door de oogas naar buiten te doen afwijken. Dat kan, dat is euritmisch. Maar wat niet kan is, dat iemand zoals dat in de mimische kunst gaat, op een vreemde manier met de ogen rolt, zodat het er uitziet als een grimas, wat men als een speciale mimische gelaatsuitdrukking vaak wenst te zien. Aan wie euritmiseert, moet

blz. 161

Daher wurde hier einmal in einer Art Expressionskunst dasjenige aus dem Menschen herausgeholt, was nur Eurythmie ist, alles andere weggelassen, und man bekommt eigentlich auf diese Weise nur einen künstlerischen Ausdruck. Denn es ist ja in aller Kunst so, daß man nur mit gewissen Kunstmitteln dasjenige zum Ausdrucke bringt, was eben eine Kunst darstellen kann. Sie können eine Statue nicht sprechen lassen; Sie müssen also in der Formung des Mundes, des ganzen Gesichtes dasjenige ausdrücken, was Sie als seelischen Ausdruck haben wollen. So nützt es auch nichts, hier naturalistische Menschen zu malen, sondern das zu malen, was unmittelbar als Eurythmisches herauskommt.
Nun ist es natürlich, daß wenn ich hier vom Schleier spreche, man nicht nach jedem Laut den Schleier wechseln kann; aber man findet all­mählich heraus, daß wenn man einmal in diese Gefühlsnuance, in diese Stimmung sich hineinversetzt für ein Gedicht, dann hat ein ganzes Gedicht eine A-Stimmung oder eine B-Stimmung. Dann kann man für das ganze Gedicht in irgendeiner Schleierfarbe die Sache zurecht­machen.
Ebenso ist es mit der Farbgestaltung. Hier habe ich für jeden ein­zelnen Laut Schleier, Form, Farbenzusammenstellung und so weiter dargestellt. Man muß bei einem Gedicht gewissermaßen die Grundnote haben. Diese Grundnote gibt dann die Schleierfarbe, überhaupt die ganze Zusammenstellung, die man durch das Gedicht festhalten muß, sonst müßten sich die Damen die Schleier fortwährend wechseln, fort­während Schleier abwerfen, andere Schleier anziehen, und die Sache würde noch komplizierter werden als sie schon ist, und die Leute wür­den sagen, sie verstehen sie noch weniger. Aber es ist durchaus so: hat man einmal die Lautstimmung, kann man sie auch durch ein ganzes Gedicht festhaltend und nur durch die Bewegungen variierend den Über­gang von einem Laut zum anderen, einer Silbe zur anderen, von einer Stimmung zu der anderen und so weiter machen.
Nun, ich habe, da ich heute pädagogisch-didaktische Zwecke habe, hier die Eurythmiefiguren so aufgestellt, daß Sie sie in der Reihenfolge sehen, wir das Kind die Laute lernt. Das Kind lernt von klein auf die Laute so, daß der erste Laut im wesentlichen derjenige ist, der als A tönt. In dieser Reihenfolge fortgeschritten, ungefähr natürlich, es gibt

alles euritmisch zijn.
Daarom is hier dus in een soort expressieve kunst alles wat alleen euritmie is uit de mens naar voren gehaald en al het andere weggelaten, en eigenlijk is slechts op deze manier kunstzinnige expressie mogelijk. Want het is immers bij alle kunst zo, dat men slechts met bepaalde middelen tot uitdrukking brengt wat nu eenmaal die kunst kan uitbeelden: U zou een beeldhouwwerk niet kunnen laten spreken; u moet dus in de vormgeving van de mond, van het hele gezicht, uitdrukken, wat u als uitdrukking van de ziel wilt tonen. Zo heeft het ook geen nut, hier op naturalistische wijze mensen te schilderen, maar moet er geschilderd worden hetgeen direct als euritmie verschijnt.
Als ik het hier over de sluier heb, dan spreekt daarbij natuurlijk vanzelf, dat er niet na elke klank van sluier verwisseld kan worden, maar langzamerhand ontdekt men, dat als men zich eenmaal voor een gedicht in deze gevoelsnuance, in deze stemming verplaatst heeft, dat dan het hele gedicht een A- of een B-stemming bezit. Men kan dan voor het hele gedicht de sluier in een of andere kleur nemen.
Zo ligt het ook voor wat betreft het verder gebruik van kleur. Ik heb hier voor elke afzonderlijke klank sluier, vorm, kleurcompositie, enzovoorts beschreven. Bij een gedicht moet men tot op zekere hoogte de grondtoon kennen. Die grondtoon levert dan de kleur van de sluier op, en trouwens het hele samenstel, dat men dan door het hele gedicht heen dient te behouden, want anders zouden de dames steeds van sluier moeten verwisselen, voortdurend sluiers moeten afdoen en andere sluiers moeten aantrekken, en alles zou nog veel ingewikkelder worden dan het al is, en de mensen zouden zeggen dat ze er nog minder van begrepen. Maar het is absoluut zo, dat als men eenmaal de stemming van de klank te pakken heeft, dan kan men die ook een heel gedicht lang vasthouden, en slechts door de bewegingen de overgang variëren van de ene klank op de andere, van de ene lettergreep op de andere, van de ene stemming op de andere enzovoorts.
Welnu, ik heb, daar ik vandaag pedagogisch-didactische doeleinden op het oog heb, de euritmie-figuren hier zodanig neergezet, dat u ze ziet staan in de volgorde waarin het kind, de klanken leert. Het kind leert van kleins af aan de klanken zó, dat de eerste klank in de grond van de zaak die is, welke als A klinkt. Voortgaande in de volgorde A, E, O, U, I, ongeveer, natuurlijk, die volgorde,

blz. 162

alle möglichen Abweichungen bei Kindern, aber in dieser Reihenfolge ungefähr: A, E, O, U, I, werden die Vokale durchschnittlich normal an­geeignet von dem Kinde. Wenn man in dieser Weise wiederum diese sichtbare Sprache der Eurythmie von dem Kinde ausüben läßt, dann ist es wie eine Auferstehung desjenigen, was das Kind erlebt hat beim Lautelernen als ganz kleines Kind, wie eine Resurektion, wie eine Auf­erstehung auf einer anderen Stufe. Das Kind erlebt noch einmal das, was es früher erlebt hat, in dieser eurythmischen Sprache. Und es ist das eine Befestigung desjenigen, was in dem Worte lieg, durch die Mittel des ganzen Menschen.
Dann, bei den Konsonanten ist es so, daß die Kinder lernen M, B, P, D, T, L, N; da würde noch ein NG sein müssen, wie zum Beispiel in gingen, das ist noch nicht gebildet; dann F, H, G, 5, R. R, dieser ge­heimnisvolle Buchstabe, der eigentlich drei Formen in der mensch­lichen Sprache hat, wird in Vollkommenheit erst zuletzt von den Kin­dern ausgeführt. Es gibt ein Lippen-R, ein Zungen-R, und ein R, das ganz rückwärts gesprochen wird.
So also kann man dasjenige, was das Kind in der Sprache in einem Parti alorganismus, im Sprachorganismus und im Gesangsorganismus lernt, das kann man auf den ganzen Menschen übertragen, zur sicht­baren Sprache ausbilden.
Wir werden dann, wenn einiges Interesse vorhanden sein sollte für solch eine expressionistische Kunst, auch weiteres ausbilden können, wie zum Beispiel Freude, Traurigkeit, wie Antipathie, Sympathie und anderes, was ja alles in Eurythmie darzustellen ist. Nicht nur die Gram­matik, sondern auch die Rhetorik kommt in der Eurythmie zurecht. Wir werden das alles ausbilden können. Dann wird man sehen, wie tatsächlich auch dieses geistig-seelische Turnen, das nicht nur in den physischen Menschen physiologisch hineinwirkt, sondern geistig­seelisch und leiblich-körperlich den Menschen bildet, in der Tat auf der einen Seite seinen pädagogisch-didaktischen Wert, auf der anderen Seite seinen künstlerischen Wert haben kann.
Nun, gestatten Sie, daß ich nur in Parenthese eben hinzufüge, daß diese Figuren von dem Eurythmielernenden nach dem Eurythmie­unterricht zum memorieren dienen können. Denn man soll nur ja nicht

want er zijn allerlei afwijkingen mogelijk bij kinderen, maakt het kind zich normaal gesproken de klinkers eigen. Als men de kinderen deze zichtbare taal van de euritmie weer laat beoefenen, dan is dat als een wederopstanding van hetgeen het kind heeft beleefd bij het leren van de klanken als zeer klein kind, als een verrijzenis, als een opstanding op ander niveau. Het kind beleeft hetgeen het vroeger beleefd heeft nog eens in deze euritmische taal. En dat is een bevestiging van hetgeen in het woord ligt, nu door middel van de gehele menselijke gestalte.
Bij de medeklinkers is het dan verder zo, dat de kinderen achtereenvolgens M, B, P, D, T, L, N leren; er zou daar nog een NG bij moeten zijn, zoals bijvoorbeeld in ‘gingen’, maar die is nog niet gevormd; dan verder F, H, G, S, R. De R, die geheimzinnige letter, die eigenlijk drie vormen kent in de menselijke taal, wordt in alle volledigheid pas als laatste door de kinderen uitgevoerd. Er bestaat een lippen-R, een tong-R en een R die helemaal achterin wordt gesproken.
Zo kan men dus hetgeen het kind in de taal leert voor wat betreft een deel-organisme in het spraakorganisme en het zangorganisme, overdragen op de gehele mens, en tot zichtbare taal vormen.
Wij zullen dan, wanneer er enige interesse zou blijken te bestaan voor een dergelijke expressionistische kunst, ook andere dingen kunnen uitbeelden, zoals bijvoorbeeld vreugde, verdriet, antipathie, sympathie en andere dingen die immers allemaal in euritmie zijn weer te geven. Niet alleen de grammatica, maar ook de retorica vindt in de euritmie een plaats. Dit zullen we allemaal kunnen uitbeelden. Dan zal men zien, dat ook deze spirituele gymnastiek in feite niet alleen een fysiologische invloed heeft op de mens, maar dat ze de mens lichamelijk en spiritueel vormt, en inderdaad enerzijds pedagogisch-didactische, en anderzijds kunstzinnige waarde kan bezitten.
Welnu, staat u mij toe dat ik als tussenopmerking toevoeg, dat deze figuren de euritmie-student na het euritmie-onderricht van dienst kunnen zijn als geheugensteun. Want men moet niet

blz. 163

glauben, daß Eurythmie etwas so Leichtes ist, daß man es in ein paar Stunden sich beibringen kann. Eurythmie muß wirklich gründlich er­lernt werden; aber zum Wiederholen können solche Eurythmiefiguren auch für diejenigen dienen, die eurythmische Kunst suchen, zu dem Wei­ter-sich-Hineinvertiefen. Man wird schon sehen, daß in den Formen selber, die hier verhältnismäßig einfach geschnitzt und bemalt sind, sehr viel liegt.
Das ist dasjenige, was ich heute sagen wollte über die eurythmische Kunst, namentlich insofern sie sich einfügen kann in das pädagogisch-didaktische Prinzip, wie wir es in der Waldorfschule zu pflegen suchen.

denken, dat euritmie zo iets gemakkelijks is, dat men het in een paar uur kan leren. Euritmie moet werkelijk grondig geleerd worden; maar bij het herhalen kunnen dergelijke euritmiefiguren ook van dienst zijn, voor degenen die zich met de euritmische kunst bezighouden, om zich daar verder in te verdiepen. Men ziet wel, dat in de vormen als zodanig, die hier betrekkelijk eenvoudig uit hout gesneden en beschilderd zijn, al heel veel ligt besloten.
Dat is hetgeen ik vandaag wilde zeggen over de euritmische kunst, met name voor zover deze zich kan inpassen in de pedagogisch-didactische beginselen, zoals wij die op de vrijeschool trachten na te streven.
GA 305/158-163
vertaald : Nu: opvoeding en kunst.
Eerder: Geestelijke grondslagen voor de opvoedkunst. Daaruit blz. 170-175

.

de andere klankfiguren vind je op VRIJESCHOOL in beeld
.

blz. 245

ANSPRACHE
zu einer Eurythmie-Aufführung Oxford, 18. August1922
Über die künstlerische Formensprache der Eurythmie

Meine sehr verehrten Anwesenden, gestatten Sie, daß ich mit ein paar Worten unsere Eurythmieaufführung einleite. Es soll das nicht ge­schehen, um die Vorstellung etwa zu erklären, denn jede Interpretation eines Kunstwerkes ist ja etwas Unkünstlerisches. Kunst muß durch sich selbst wirken und wird durch unmittelbare Anschauung ihren Eindruck machen. Da es sich aber bei unserer Eurythmie um eine Kunst­form handelt, welche sich gewisser Kunstmittel bedient, die heute noch ungewohnt sind, und welche aus künstlerischen Quellen schöpft, die ebenfalls heute noch ungewohnt sind, so gestatten Sie mir, daß ich über diese künstlerischen Quellen und diese künstlerische Formen-sprache ein paar Worte sage.
Man kann leicht Eurythmie verwechseln mit gewissen Nachbar-künsten, gegen die durchaus hier nichts gesagt werden soll, die voll anerkannt werden sollen, nur will eben Eurythmie etwas anderes sein, nicht Tanzkunst, nicht mimische Kunst, nichts Pantomimisches und dergleichen, sondern Eurythmie will durch das Kunstmittel einer wirk­lichen sichtbaren Sprache wirken. Es sind nicht Gebärden, es ist nicht mimischer, pantomimischer Ausdruck, was Sie hier auf der Bühne sehen werden, sondern es sind Bewegungen des einzelnen Menschen in seinen Gliedern, oder Bewegungen und Stellungen von Menschengruppen, die eine wirkliche sichtbare Sprache darstellen. Man kann nämlich das­jenige studieren, was innerlich im Menschen übersinnlich geschieht, wenn der Mensch singt, also wenn sich der Ton herausgestaltet aus sei­nem Organismus, und man kann studieren, was im Menschen geschieht, wenn sich der Laut der Sprache herausgestaltet aus seinem Organismus. Durch eine Art sinnlich-übersinnlichen Schauens entdeckt man da, daß Bewegungsabsichten, ich sage nicht Bewegungen, sondern Bewegungs­absichten, den ganzen Menschen durchwellen und durchweben.

TOESPRAAK
bij een euritmie-uitvoering Oxford, 18 augustus 1922

Zeer geachte aanwezigen,
Staat u mij toe dat ik met een paar woorden onze euritmie-uitvoering inleid. Dat gebeurt niet om de voorstelling uit te leggen of zoiets, want iedere interpretatie van een kunstwerk is iets onkunstzinnigs. Kunst moet door zichzelf een werking hebben en zal door het directe bekijken een indruk maken. Omdat het echter bij onze euritmie om een kunstvorm gaat die zich van bepaalde kunstzinnige middelen bedient die tegenwoordig nog ongebruikelijk zijn en die uit kunstzinnige bronnen put die eveneens tegenwoordig nog ongewoon zijn, sta mij daarom toe dat ik over deze kunstzinnige bronnen en deze kunstzinnige vormentaal een paar woorden zeg.
Men kan euritmie gemakkelijk verwisselen met bepaalde soortgelijke kunsten, waartegen hier zeker niets gezegd wordt, die volledig erkend moeten worden; alleen, euritmie wil nu eenmaal iets anders zijn, geen danskunst, geen mimische kunst, geen pantomime en dergelijke, maar euritmie wil door het kunstmiddel van een werkelijk zichtbare taal werken. Het zijn geen gebaren, het is geen mimische, pantomimische expressie wat u hier op het toneel zal zien, maar het zijn bewegingen van individuele mensen met de ledematen of bewegingen en houdingen van groepen mensen die een echte zichtbare taal vertonen. Je kan namelijk bestuderen wat er inwendig in de mens bovenzintuiglijk gebeurt, wanneer de mens zingt, dus wanneer de toon vanuit zijn organisme naar buiten gevormd wordt en je kan bestuderen wat er in een mens gebeurt wanneer de klank van het spreken uit zijn organisme naar buiten gevormd wordt. Door een soort zintuiglijk-bovenzintuiglijk waarnemen ontdek je dat er impulsen om te bewegen, ik zeg niet bewegingen, maar impulsen om te bewegen door de hele mens heen golven.

blz. 246

Diese Bewegungsabsichten werden im Momente ihres Entstehens aufgehalten und verwandeln sich in einzelne Organbewegungen des Kehlkopfes und seiner Nachbarorgane, die dann mitgeteilt werden der Luft und so den Gesangston, das Musikalische oder auch den Sprach-ton, das Lautliche vermitteln.
Dasjenige, was durch ein übersinnliches Schauen als Bewegungs-absichten im Menschen entdeckt werden kann, kann als Anfangs-entfaltung, als sichtbarer Anfang sich entfalten als eine sichtbare Sprache, wenn man die entdeckten Bewegungsabsichten auf den gan­zen Menschen oder auf Menschengruppen überträgt. So daß Sie sehen werden, namentlich ausdrucksvollste Glieder des menschlichen Orga­nismus, die Arme, die Hände sich bewegen.
Das soll nicht in der einzelnen Gebärde gedeutet werden. Es sollen nicht einzelne Gebärden bezogen werden auf irgend etwas Seelisches, geradesowenig wie der einzelne Laut auf irgend etwas Seelisches be­zogen werden soll unmittelbar, sondern in seiner Konfiguration, in seinem Zusammenhang mit den anderen Lauten und so weiter. Und so ist es auch mit der Eurythmie. Sie soll durch dasjenige, was als Bewe­gung vorgeführt wird, ihren unmittelbaren Eindruck machen.
Und auf diese Art kann man, wenn Eurythmie begleitet wird von dem Musikalischen, sichtbar singen. Man kann, wenn es sich handelt um Dichterisches, wenn Gedichte deklamiert und rezitiert werden, mit der sichtbaren Sprache der Eurythmie die Dichtungen zum Ausdruck, zur Offenbarung bringen. Nichts Nebuloses ist dabei, sondern durch­aus etwas, was mit derselben Selbstverständlichkeit als Bewegung aus dem ganzen Menschen kommt, wie der Laut und der Ton aus dem Kehlkopf kommen.
Daher sollte man auch ein Gefühl, eine Empfindung entwickeln mehr für die Aufeinanderfolge der Bewegungen als für die einzelnen Bewegungen. So wie es sich im Musikalischen um den melodischen oder um den harmonischen Zusammenklang der aufeinanderfolgenden Töne handelt, nicht um den einzelnen Ton, so handelt es sich hier nicht um die einzelne Bewegung, sondern um dasjenige, was aus der Bewe­gung heraus gestaltet wird.
Dann aber, wenn man also diesen sichtbaren Gesang oder diese

Deze bewegingsimpulsen worden op het ogenblik dat ze ontstaan, geremd en worden omgevormd in aparte orgaanbewegingen van het strottenhoofd en de organen die erbij horen, wat dan aan de lucht overgebracht wordt en zo de zangtoon, het muzikale of ook de spreektoon, de klank mogelijk maken.
Hetgeen door een bovenzintuiglijk waarnemen als bewegingsimpuls ontdekt kan worden, kan als een eerste ontwikkeling, als een zichtbaar begin zich ontplooien als een zichtbare taal, wanneer je de bewegingsimpulsen die je hebt ontdekt overbrengt op de hele mens of op de groep. Zodat u kan zien hoe met name de ledematen van het menselijk organisme, de armen, de handen zich met zeer veel uitdrukking bewegen.
Je moet niet het aparte gebaar willen verklaren. Een paar gebaren moeten niet verbonden worden met iets van het gevoel, net zomin als je een losse klank meteen op iets van het gevoel kan betrekken, maar in een geheel, in zijn samenhang met de andere klanken enz. En zo is dat ook met euritmie. Ze moet door wat ze als bewegingen laat zien een directe indruk maken.
Op deze manier kun je, wanneer euritmie begeleid wordt door muziek, zichtbaar zingen. Je kan, wanneer het om poëzie gaat, wanneer er gedichten voorgedragen worden en gereciteerd, met het zichtbaar spreken van de euritmie deze gedichten tot uitdrukkingbrengen, inzichtelijk maken. Daar is niets vaags aan, maar juist iets wat met dezelfde vanzelfsprekendheid als beweging uit de totale mens komt, zoals de klank en de toon uit het strottenhoofd komen.
Daarom zou je ook meer een gevoel, een invoelen moeten ontwikkelen voor de volgorde van de bewegingen dan voor de aparte bewegingen. Net zoals het bij muziek gaat om het melodieuze of om de harmonische samenklank van de elkaar opvolgende tonen, niet om de losse toon, zo gaat het hier niet om de aparte beweging, maar om wat vanuit de bewegingen vorm gegeven wordt.
Dan echter, wanneer je dus dit zichtbare zingen of dit

blz. 247

sichtbare Sprache hat, muß man sie erst künstlerisch gestalten. Euryth­mie ist zunächst bloß Sprache, bloß Ton. Das künstlerisch Geschaute, das soll dann zustande kommen, indem nachgefühlt wird einem Musi­kalischen, oder nachgefühlt wird einem Dichterischen dasjenige, was darinnen ist schon an verborgener Eurythmie. Denn das muß immer betont werden: Der wahre Dichter hat diese verborgene Eurythmie, die hier sichtbarlich zum Ausdrucke kommt, schon in seiner Seele, wenn auch unbewußt. Er gestaltet aus dem ganzen Menschen heraus, nicht bloß aus einem einzelnen Organ, seine Dichtung, wenn sie ein wirkliches Kunstwerk sein soll. – Daher, wenn Gedichte parallelgehend der Eurythmieaufführung deklamiert oder rezitiert werden, handelt es sich darum, daß auch da Deklamations- und Rezitationskunst in einer anderen Form auftreten muß als etwa in einer bloßen Betonung des Prosainhaltes.
Bei der Dichtung handelt es sich um die Gestaltung des Sprachlichen, so daß dasjenige, was im Sprachlichen musikalisch ist, oder im Sprach­lichen bildhaft, lautbildhaft gestaltet ist, bei der Deklamation und Rezi­tation herauskommen muß, sonst würden diese Künste, diese Sprech­künste nicht begleiten können das Eurythmische. Mit einem Pointieren des Prosainhaltes kommt man daher nicht zurecht. Daher mußten wir auch auf ältere, mehr künstlerische Zeitalter zurückgehen, als das heu­tige ist, die Rezitations- und Deklamationskunst besonders ausbilden, so daß bei ihr auf das Musikalische, auf die Gestaltung der Sprache mehr Gewicht gelegt wird als auf das Pointieren des Prosainhaltes.
Gerade aber weil die Rezitation und Deklamation besonders auf­fallen muß, ist es notwendig, daß ich hier eine Entschuldigung vor Ihnen anbringe. Frau Dr. Steiner, welche deklamieren wird in einer ihr sonst nicht völlig gewohnten Sprache, wenigstens als Rezitation nicht völlig gewohnten Sprache, muß im Englischen rezitieren und deklamieren aus dem Grunde, weil es sich hier zugleich handelt um die Vorführung einer besonderen Kunstgestaltung der Deklamation und Rezitation, und diese eben erst selbst ausgearbeitet worden ist. Wir müssen abwarten, bis sie in den verschiedenen Sprachen, diese Rezi­tations- und Deklamationskunst, erst voll ausgebildet sein wird. Daher läßt sich Frau Dr. Steiner entschuldigen, daß sie als Nicht-Engländer

zichtbare spreken hebt, moet je deze ook kunstzinnig vormgeven. Euritmie is allereerst alleen maar taal, alleen maar toon. Het kunstzinnig waarnemen moet dan tot stand komen wanneer je het muzikale na kan voelen of het poëtische na kan voelen, wat er al in zit aan verborgen euritmie. Daar moet steeds de nadruk op worden gelegd: de echte dichter heeft deze verborgen euritmie, die hier zichtbaar tot uitdrukking komt, al in zijn ziel, ook al is dit onbewust. Hij schept zijn dichtwerk vanuit de hele mens, niet alleen uit een los orgaan, wil het een echt kunstwerk zijn. – Vandaar dat wanneer er tegelijkertijd met de euritmie-uitvoering gedeclameerd of gereciteerd wordt, het erom gaat dat de kunst van het declameren of reciteren in een andere vorm moet gebeuren dan wanneer de nadruk zou liggen op de inhoud van proza.
Bij gedichten gaat het om hoe je het spreken vormgeeft, zodat wat in het spreken het muzikale is of wat plastisch, klankplastisch vorm gegeven wordt er bij het declameren en reciteren uit moet komen, anders zouden deze kunsten, deze spreekkunsten de euritmie niet kunnen begeleiden. Aan een op de voorgrond plaatsen van de proza-inhoud heb je hier niets. Vandaar dat we terug moesten gaan naar oudere, meer kunstzinnige tijden dan de tegenwoordige en de recitatie- en declamatiekunst in het bijzonder ontwikkelen zodat er meer nadruk ligt op het muzikale en op de vorming van het spreken, dan op het benadrukken van de proza-inhoud.
Juist omdat de recitaite en declamatie bijzonder op de voorgrond moet treden, is het nodig dat ik u hier een excuus maak. Mevrouw Steiner die zal declameren in een taal die zij niet helemaal gewend is, tenminste niet als taal om te declameren, moet in het Engels reciteren en declameren omdat het hier tegelijk gaat om de opvoering van een bijzondere kunstvorm van declamatie en recitatie en dat deze zelf pas uitgewerkt zijn. We moeten afwachten tot ze in de meest verschillende talen pas volledig ontwikkeld zal zijn. Vandaar dat mevrouw Steiner zich verontschuldigt, dat zij als niet-Engelse

blz. 248

in englisch rezitieren und deklamieren wird. Dies möchte ich nur vor­ausschicken.
Was Sie hier sehen werden auf der Bühne, zu dem möchte ich nur hinzufügen, daß die Eurythmie noch zwei andere Seiten hat. Eine Seite, die ich nur ganz kurz erwähnen will, ist die therapeutisch-hygienische Seite. Da alle Bewegungen, welche Sie ausgeführt sehen, obwohl sie hier nur künstlerisch gestaltet sind, mit einer elementaren Selbstver­ständlichkeit und Notwendigkeit herausgeholt sind aus der mensch­lichen Organisation, wie die Sprache selber, so kann man sagen: Diese Bewegungen sind die Offenbarung der gesunden Menschennatur. -Nicht die Bewegungen, die Sie hier sehen, aber andere Bewegungen, metamorphosierte, umgestaltete Bewegungen kommen als Heileuryth­mie in Betracht. Daher haben wir in unseren medizinisch-therapeu-tischen Instituten in Arlesheim in der Schweiz und in Stuttgart bereits die Heileurythmie als eine besondere therapeutische Form ausgebildet, und es hat sich gezeigt, wie sehr sie zum Hygienischen und zum Heilen verwendet werden kann, wenn sie in anderen Formen, als sie hier, wo sie rein künstlerisch auftreten soll, sich offenbaren wird.
Die dritte Seite ist die pädagogisch-didaktische Seite. Da wir aber morgen das große Vergnügen haben werden, Ihnen mit Kindern hier Eurythmisches vorzuführen, so kann ich heute verzichten, für die pädagogisch-didaktische Seite, die dritte Seite, zu sprechen und werde morgen einige Worte der Kinderaufführung vorausschicken über den pädagogischen und didaktischen Wert der Eurythmie, der sich schon gezeigt hat, wie er ist, seit die Waldorfschule in Stuttgart besteht, in der die Eurythmie als ein pädagogisch-didaktischer Lehrgegenstand, neben dem Turnen, als obligatorischer Lehrgegenstand eingeführt ist. Und ebenso selbstverständlich wachsen die Kinder in diese sichtbare Sprache hinein, in diesen sichtbaren Gesang, wie in jungeren Jahren die ganz kleinen Kinder in Lautsprache und Gesang hineinwachsen.
LJnd so möchte ich nur noch anfügen, was ich niemals unterlasse zu sagen, daß die verehrten Zuschauer um Entschuldigung gebeten werden und Nachsicht haben möchten, denn Eurythmie ist heute noch durch­aus im Anfange ihrer Entwickelung, und jede Kunstform, die erst an­fängt, muß notwendigerweise unvollkommen sein. Wir sind selbst

in het Engels zal reciteren en declameren. Dit wilde ik graag vooraf zeggen.
Aan wat u hier op het toneel zal zien, wil ik graag nog toevoegen dat de euritmie nog twee andere aspecten heeft. Een kant die ik hier kort wil aanstippen, is de therapeutisch-hygiënische. Omdat alle bewegingen die u uitgevoerd zal zien worden, hoewel ze hier alleen maar kunstzinnig gevormd zijn, met een elementaire vanzelfsprekendheid en noodzakelijk uit de menselijke organisatie zijn gehaald, zoals het spreken zelf, kun je zeggen: deze bewegingen zijn een uiting van de gezonde mensennatuur. – Niet de bewegingen die u hier ziet, maar andere bewegingen, gemetamorfoseerde, omgevormde bewegingen kunnen als heileuritmie worden gebruikt. Daarom hebben we in onze medisch-therapeutische instituten in Arlesheim in Zwitserland en Stuttgart de heileuritmie al als een bijzondere vorm van therapie ontwikkeld en het blijkt hoe zeer het voor het hygiënische en bij het gezonder worden, toegepast kan worden, wanneer ze op andere manieren zoals hier, waar ze puur kunstzinnig uitgevoerd wordt, zich kan manifesteren.
Het derde aspect is de pedagogisch-didactische kant. Omdat we morgen echter het grote genoegen hebben u met kinderen euritmie te laten zien, kan ik er nu vanaf zien over de pedagogisch-didactische, het derde aspect, te spreken en zal morgen een paar woorden aan de kinderuitvoering vooraf laten gaan over de pedagogische en didactische waarde van de euritmie die al gebleken is sinds de vrijeschool in Stuttgart bestaat, waar de euritmie als een pedagogisch-didactisch vak naast de gymnastiek als verplicht vak ingevoerd is. En de kinderen raken vanzelfsprekend in dit zichtbare zingen net zo thuis als in de eerste jaren de heel kleine kinderen met spraakklanken en zingen vertrouwd raken.
En dan wil ik er nog aan toevoegen wat ik nooit achterwege laat, dat u, beste toeschouwers, verontschuldigingen worden aangeboden en om begrip gevraagd, want de euritmie staat nu zeker nog aan het begin van haar ontwikkeling en iedere kunstvorm die begint, moet noodzakelijkerwijs nog onbeholpen zijn. Wij zijn voor ons zelf

blz. 249

unsere strengsten Kritiker, kennen dasjenige, was noch mangelhaft an der Eurythmie ist, aber wir versuchen auch, ich möchte sagen, von Monat zu Monat immer weiterzukommen.
Sie werden zum Beispiel heute hier schon sehen, was man vor einem Jahr noch nicht sehen konnte, wie das ganze Bühnenbild eurythmisch gestaltet sein soll, so daß Sie nicht nur den bewegten Menschen in der Eurythmie sehen, sondern zugleich die Beleuchtungskräfte, die sich offenbaren noch innerhalb der einzelnen Szenen der Darstellung. Da wird nun auch der Hauptwert gelegt werden müssen nicht auf die ein­zelne Farbenbeleuchtung, sondern auf die Aufeinanderfolge, ich möchte sagen, dynamische Aufeinanderfolge der Beleuchtungseffekte, die sich eurythmisch auch hineinfügen sollen in das ganze übrige eurythmische Bild.
Und so darf man, wenn man auf der einen Seite gerade das Mangel­hafte noch dieser Eurythmie erwähnt aus dem Bewußtsein heraus, mit welchen künstlerischen Mitteln gearbeitet und aus welchen künst­lerischen Quellen noch geschöpft werden kann, sagen, daß sie einer unermeßlichen Vervollkommnung in die Zukunft hinein fähig sein wird. Denn sie bedient sich eines Werkzeuges, das im Grunde genom­men das höchste künstlerische Werkzeug sein muß, sie bedient sich als eines Werkzeuges des Menschen selber, des gesamten Organismus des Menschen. Und alle Weltengeheimnisse, alle Gesetzmäßigkeiten des Kosmos sind im Menschen enthalten. Wenn man daher eine sichtbare Sprache aus dem ganzen Menschen herausholt, holt man zu gleicher Zeit etwas aus ihm heraus, was von der ganzen Summe der Weltengeheim­nisse und der Weltengesetzmäßigkeit spricht. Der Mensch ist einmal ein Mikrokosmos, und so kann, wenn dieser Mikrokosmos als künst­lerisches Werkzeug verwendet wird, zum Ausdrucke kommen dasjenige, was ausgebreitet ist an Geheimnissen, an Mysterien durch das ganze Weltenall hindurch. Deshalb darf man trotz der Unvollkommenheit hoffen, in der sich Eurythmie heute noch befindet, daß sie sich in die Zukunft hinein so vervollkommnen wird lassen und als vollberechtigte Kunstform einstmals neben die älteren vollberechtigten Kunstformen wird hintreten können.
Nur noch ein paar Worte über die Aufführung selbst. Wir teilen das

de strengste critici, we weten wat aan de euritmie nog voor tekortkomingen kleven, maar we proberen ook maandelijks verder te komen.
U kunt bijv. hier al zien hoe het hele toneelbeeld euritmisch vormgegeven wordt, zodat u niet alleen maar de zich bewegende mensen in de euritmie ziet, maar tegelijkertijd de invloed van de belichting die tot uiting komt in de aparte scènes van de voorstelling. Hier moet ook de meeste nadruk komen te liggen, niet op de aparte kleuren, maar op de achter elkaar verschijnende kleuren, ik zou willen zeggen, de dynamische volgorde van de belichtingseffecten die zich euritmisch moeten voegen in het totale euritmische plaatje.
En zo mag je wel zeggen, ook al wordt aan de ene kant het nog gebrekkige van deze euritmie genoemd vanuit het bewustzijn van met welke kunstzinnige middelen gewerkt kan worden en vanuit welke kunstzinnige bronnen nog geput kan worden, dat zij in staat zal zijn zich in de toekomst nog onnoemelijk te verbeteren. Want ze gebruikt een instrument dat in de grond van de zaak genomen het grootste kunstzinnige instrument moet zijn, ze gebruikt het instrument van de mens zelf, het gehele organisme van de mens. En alle wereldmysteries, alle wetmatigheden van de kosmos bevinden zich in de mens. Wanneer je dan een zichtbaar spreken uit de totale mens naar buiten brengt, breng je tegelijkertijd iets uit hem naar buiten wat over alle wereldgeheimen en wereldwetmatigheden spreekt. De mens is nu eenmaal een kosmos in het klein en zo kan, wanneer deze kosmos in het klein gebruikt wordt, wat door het hele wereldal aan geheimen, aan mysteries uitgebreid is, tot uitdrukking komen. Daarom mag je hopen, ondanks de tekortkomingen die de euritmie nu nog aankleven, dat ze in de toekomst zo vervolmaakt wordt, dat ze als een volkomen terechte kunstvorm naast de oudere volkomen terechte kunstvormen, zal kunnen toetreden.
Nog een paar woorden over de opvoering zelf. We verdelen

blz. 250

Programm in zwei Teile. Am Schlusse des ersten Teiles wird eine Szene aus einem meiner Mysterienspiele dargestellt werden. Das Mysterien-drama hat es zu tun mit der Entwickelung eines Menschen, der sich allmählich einlebt in die übersinnliche Welt selbst. Zur Darstellung desjenigen, was den Menschen verbindet mit dem Übersinnlichen, ist ja Eurythmie ganz besonders geeignet. – Nun zeigt die Szene, welche hier am Schluß des ersten Teiles zur Darstellung kommt [«Der Seelen Erwachen», viertes Bild], wie dem Johannes Tliomasius, weil in seinem Gedächtnis alles dasjenige aufsteigt, was er erlebt hat mit lieben Freun­den, Capesius, Strader und so weiter, dieses in seiner Seele sich so ver­tieft, daß es ihm in der Gestalt des Doppelgängers erscheint, daß seine eigene Jugend vor ihm auftritt, daß dasjenige, was man den Hüter der Schwelle nennt, jenen Hüter, vor dem der Mensch steht, wenn er in die geistige Welt eintritt, erscheint, daß die andere Gestalt, die Gestalt des Ahriman, die Verkörperung des Schlauen, des Bösen auftritt. Es sind innere Vorgänge, die in der Seele des Johannes Thomasius selber erlebt werden. Alles dasjenige, was ins Übersinnliche hinaufweist, wird in Eurythmie dargestellt und von Frau Dr. Steiner deklamiert. Der Jo­hannes Thomasius selbst aber als naturalistische Figur wird bühnen-mäßig gespielt werden, denn alles dasjenige, was naturalistisch gefaßt ist, muß auch bühnenmäßig zum Ausdrucke kommen. Dagegen alles dasjenige, was ins Übersinnliche spielt, kann gerade durch die Euryth­mie in einer höheren Weise zur Vorführung kommen.
Dies ist also am Schlusse des ersten Teiles. Im Beginn des zweiten Teiles wird ebenfalls eine Szene aus einem meiner Mysteriendramen [«Der Hüter der Schwelle», sechstes Bild] vorgeführt, wo dargestellt wird, daß die Mächte der Mystik, der Schwärmerei, die luziferischen Mächte auf der einen Seite, auf der anderen Seite die ahrimanischen Mächte des Bösen, der Schlauheit, der Klugheit, der List vor Johannes Thomasius auftreten, der aber diesmal nicht auf der Szene erscheint, die ihm im Traume erscheinen, was angedeutet wird durch eine beson­dere Gestalt, die vor dem Erwachen dieser Traumanschauung des Jo­hannes Thomasius spricht. Wir haben es also mit Szenen aus Mysterien-dramen zu tun, und ich bitte Sie, das zu berücksichtigen.

het programma in twee delen. Aan het einde van het eerste deel wordt een scène uit een van mijn mysteriedrama’s opgevoerd. Het mysteriedrama heeft te maken met de ontwikkeling van de mens die langzaam inzicht krijgt in de hogere wereld zelf. Om te laten zien wat de mens verbindt met het bovenzintuiglijke, is de euritmie heel geschikt. – Nu laat de scène die hier aan het eind van het eerste deel opgevoerd wordt [‘het ontwaken der zielen’, vierde beeld] zien, hoe bij Johannes Thomasius, omdat hij zich weer herinnert wat hij beleefd heeft met zijn beste vrienden, Capesius, Strader, enz. hoe hij dit in zijn ziel zo diep beleeft, dat dit aan hem in de gestalte van de dubbelganger verschijnt; dat hij zijn eigen jeugd ziet, dat wat de wachter aan de drempel wordt genoemd, zijn wachter, voor de mens staat, wanneer hij de geestelijke wereld binnengaat, dat de andere gestalte, de gestalte van Ahriman, de belichaming van sluwheid, van het kwaad verschijnt. Het zijn innerlijke processen die in de ziel van Johannes Thomasius zelf worden doorgemaakt. Alles wat naar het bovenzintuiglijke wijst, wordt in de euritmie verbeeld en door mevoruw Steiner gedeclameerd. Johannes Thomasius zelf echter wordt als een mens van vlees en bloed ten tonele gevoerd, want alles wat natuurgetrouw opgevat moet worden, moet ook zo ten tonele verschijnen. Alles wat zich daarentegen in het bovenzintuiglijke afspeelt, kan met name door de euritmie op een verhevener manier getoond worden.
Dit dus aan het einde van het eerste deel. In het begin van het tweede deel wordt eveneens een scene uit een van mijn mysteriedrama’s opgevoerd [‘De wachter aan de drempel’, zesde beeld], waarin wordt uitgebeeld dat de krachten van mystiek, van dweperij, de luciferische machten enerzijds, anderzijds de ahrimanische machten van het kwaad, de sluwheid, het gewiekste, de list zich aan Johannes Thomasius vertonen, die echter zelf niet in de scène zit, die in zijn droom verschijnen, wat getoond wordt door een bijzondere gestalte die vóór Johannes Thomasius wakker wordt, deze droombeelden uitspreekt. We hebben dus scènes uit mysteriedrama’s en ik verzoek u daarmee rekening te houden.
GA 305/245-250
Niet vertaald

Mysteriedrama’s:
GA 14
V
ertaald:   1 en 2;  3 en 4

blz. 251

ANSPRACHE
zu einer Eurythmie-Aufführung Oxford, 19. August 1922
Das pädagogische Element der Eurythmie

Ich habe mir gestern erlaubt, einige Worte der eurythmischen Vor­stellung vorauszuschicken, um die besondere Kunstform der Eurythmie zu erklären. Heute möchte ich über diese Kunstform nichts weiter sprechen. Dasselbe, was ich gestern gesagt habe, würde ich voraus-schicken müssen dem zweiten Teile unserer heutigen Vorstellung. Der erste Teil umschließt eine Vorstellung mit Kindern, die hier kurze Zeit Eurythmie gelernt haben, und da darf ich einiges über die pädagogisch-didaktische Seite dieser Eurythmie sagen.
In erster Linie – das muß immer festgehalten werden – soll Euryth­mie nicht Gymnastik, nicht Tanz sein, aber sie soll eine Kunstform sein. Da sie aber in einer wirklichen sichtbaren Sprache besteht, die heraus-geholt ist aus der gesunden Organisation des Menschen, so kann sie auch ausgebildet werden so, daß sie gewissermaßen als ein geistiges Turnen im Unterricht und in der Erziehung verwendet wird. Wir haben gleich mit der Gründung der Waldorfschule in Stuttgart die Eurythmie als einen obligatorischen Lehrgegenstand neben dem Turnen eingeführt. Man kann sehen, daß jetzt, nach einigen Jahren der Führung der Wal­dorfschule, sich durchaus herausgestellt hat, welchen großen pädago­gischen und didaktischen Wert diese Eurythmie hat.
Erstens hat sie dadurch ihre besondere Bedeutung, daß sie allem Sprachunterricht zu Hilfe kommt. Es ist immer so, daß sich die Kinder wie selbstverständlich hineinfinden in diese sichtbare Sprache, mit Wohlgefallen, mit innerer Befriedigung hineinfinden wie in etwas, was aus der menschlichen Organisation folgt, geradeso wie die ganz kleinen Kinder sich in die Lautsprache und in den Gesang hinein-finden. Indem die Kinder sich hineinfinden in diese sichtbare Sprache, fühlen sie das Wesen der Sprache in der menschlichen Organisation, und von da aus strahlt dann auch einVerständnis in dasjenige, was

TOESPRAAK
bij een euritmie-uitvoering Oxford, 19 augustus 1922

Gisteren heb ik de vrijheid genomen vóór de euritmie-uitvoering een paar woorden te spreken om de bijzondere kunstvorm van de euritmie nader aan te geven. Vandaag wil ik over deze kunstvorm verder niets zeggen. Ik zou hetzelfde wat ik gisteren heb gezegd, vooraf moeten laten gaan aan het tweede deel van onze opvoering van vandaag. Het eerste deel is een voorstelling met de kinderen die hier in een korte tijd euritmie hebben geleerd en nu mag ik wel wat over de pedagogisch-didactische kant van deze euritmie zeggen.
In eerste instantie – dat moet altijd vastgehouden worden – i
Omdat ze uit een echte zichtbare taal bestaat die uit het gezonde organisme van de mens is gehaald, kan ze ook zo ontwikkeld worden dat ze als zodanig in zekere zin toegepast kan worden in onderwijs en opvoeding als een geestelijke gymnastiek. We hebben meteen met de oprichting van de vrijeschool in Stuttgart de euritmie als een verplicht vak naast de gymnastiek ingevoerd. Je kan zien dat na een paar jaar vrijeschool, duidelijk gebleken is welke grote pedagogisch-didactische waarde de euritmie heeft.
In de eerste plaats is ze belangrijk omdat ze het hele taalonderwijs ondersteunt. Steeds is het zo dat de kinderen als vanzelfsprekend thuisraken in deze zichtbare taal, met plezier, met innerlijke tevredenheid thuisraken in wat het menselijk organisme vertoont, net zoals de heel kleine kinderen thuisraken in de spraakklanken en het zingen. Wanneer de kinderen thuisraken in deze zichtbare taal, voelen ze het wezen van de taal in het menselijk organisme en vandaaruit werkt dit door in

blz. 252

man schulmäßig in der eigentlichen Lautsprache den Kindern beizu­bringen hat.
Dann ist aber Eurythmie eine besondere Hilfe für die Willens-erziehung. In dieser Beziehung wird man einmal wohl unbefangener urteilen als heute noch, wo man das gewöhnliche Turnen, ich möchte sagen, das körperliche Turnen etwas überschätzt. Ich möchte nichts über dieses körperliche Turnen, das aus den Gesetzen der Physiologie zu schöpfen ist, hier sagen; ich erkenne es vollständig an. Ich möchte nur erwähnen, nur als Beispiel anführen, daß, als ich einmal über die Eurythmie und ihre pädagogische und didaktische Seite in unserer freien Waldorfschul-Methodik im Goetheanum einleitende Worte sprach, ich das Merkwürdige erlebte, daß ein sehr berühmter Physio-loge der Gegenwart, der sich diese Worte anhörte, in denen ich auch sagte, daß ich das Turnen durchaus anerkenne, daß aber Eurythmie als beseeltes Turnen eine wichtige Vollendung ist desjenigen, was durch das körperliche Turnen nur in einseitiger Weise erreicht wird, zu mir sagte:
Sie sehen also das Turnen als ein Erziehungsmittel an? Ich als Physio­loge sehe es an als eine Barbarei.
Nun, wie gesagt, das sage nicht ich, das sagt ein berühmter Physio­loge der Gegenwart. Und immerhin, wenn wir auch das gewöhnliche Turnen in der Waldorfschule durchaus gelten lassen als ein körper­liches Erziehungsmittel, so stellen wir daneben die Eurythmie als ein seelisches, als ein geistiges Turnen. Und als solches zeigt sie sich ganz besonders für den Willen, für die Initiative des Willens. Man bekommt die Möglichkeit, in das Seelische des Kindes deshalb einzuwirken, weil das Kind bei einer jeglichen Bewegung, die es ausführt, zu gleicher Zeit fühlt, wie es in seinem ganzen Menschen, mit Leib, Seele und Geist, sich betätigt, wie jede einzelne leibliche Bewegung, die es ausführt, zu gleicher Zeit eine innere seelische und geistige Bewegung hervor­ruft. Das Kind fühlt gewissermaßen, wie Leib, Seele und Geist zusam­menrücken, wie sie verbunden sind in diesem eurythmisch-geistigen Turnen.
Und dann – es wird Ihnen vielleicht geradezu paradox erscheinen, aber wahr ist es doch, insbesondere in einer höheren Kultur, wie die­jenige des Abendlandes heute ist, kann man mit der gewöhnlichen

wat je het kind onderwijskundig begripsmatig van de eigenlijke spraakklank moet bijbrengen.
Dan is de euritmie ook een bijzondere hulp bij de wilsopvoeding. In dit opzicht zal men wellicht eens meer onbevangen oordelen dan tegenwoordig, waarin de gewone gymnastiek, ik zou willen zeggen, de lichamelijke gymnastiek wat overschat wordt. Ik zou hier niets over deze lichamelijke gymnastiek die volgens fysiologische wetten ontwikkeld is, willen zeggen; die erken ik volledig. Ik wil alleen aanstippen, alleen als voorbeeld gebruiken, dat toen ik eens over euritmie en de pedagogische en didactische kant ervan in onze vrijeschoolpedagogie in het Goetheanum een paar inleidende woorden sprak, ik merkwaardigerwijs meemaakte, dat een zeer beroemde hedendaagse fysioloog die mijn woorden aanhoorde waarmee ik zei dat ik de gymnastiek zeer zeker erken, dat echter euritmie als bezielde gymnastiek een belangrijke afronding is van wat door de lichamelijke gymnastiek slechts op een eenzijdige manier wordt bereikt, tegen me zei: ‘U ziet de gymnastiek dus als een opvoedingsmiddel? Ik als fysioloog noem het louter barbaars.
Nu, zoals gezegd, ik zeg dat niet, dat doet een beroemde hedendaagse fysioloog. En in elk geval, ook al nemen we de gewone gymnastiek op de vrijeschool zeker serieus als een lichamelijke gymnastiek, hebben we de euritmie als een gymnastiek van de ziel, van de geest. En als zodanig blijkt ze heel bijzonder voor de wil, voor de initiatieven van de wil te zijn. Je krijgt de mogelijkheid om op het gevoel van het kind te werken omdat het kind bij iedere beweging die het maakt, tegelijkertijd voelt, hoe het zijn hele mens actief maakt, zijn lichaam, ziel en geest, hoe iedere aparte lichamelijke beweging die het uitvoert, tegelijkertijd een innerlijke gevoels- en geestelijke beweging oproept. Het kind voelt in zekere zin hoe lichaam, ziel en geest bij elkaar komen, hoe ze verbonden zijn in deze euritmisch-geestelijke gymnastiek.
En dan – dat zal u misschien paradoxaal voorkomen, maar waar is het toch, vooral in een meer beschaafde cultuur zoals die van het Avondland van heden, kun je met de alledaagse

blz. 253

Lautsprache selbstverständlich mit der Wahrheit auch die Unwahrheit sagen. Unwahrhaftig, lügenhaft kann der Mensch leicht werden gerade in der Lautsprache. In der sichtbaren Sprache der Eurythmie kann man nicht lügen. Das hat sich als eine Erfahrung herausgestellt. Daher ist zugleich diese Eurythmie ein Erziehungsmittel in die Wahrhaftigkeit hinein. Der Mensch, das Kind findet nicht leicht die Möglichkeit, in die sichtbare Sprache der Eurythmie hinein zu lügen.
Damit habe ich einiges angedeutet von der Eurythmie aus in der Kindererziehung. Ich möchte noch das eine bemerken: Oftmals hat man bei einem Kinde diesen oder jenen Mangel im Seelischen, im Geisti­gen oder im Körperlichen beobachtet. Da kommen gewöhnlich die Lehrer der Stuttgarter Waldorfschule zu mir und sagen: Dieses Kind hat diesen oder jenen seelischen oder körperlichen Fehler. – In einem solchen Falle ist es nur notwendig, mit einer gewissen übersinnlichen Kraft des Sehens, mit einer gewissen Kraft des Schauens intuitiv zu erkennen, was man nun für eurythmische Übungen gerade diesem Kinde angibt, eurythmische oder Eurythmie-ähnliche Übungen. Und in der Tat, wir haben manchmal überraschende Resultate erreicht in der Ver­besserung körperlicher oder seelischer Fehler, wenn wir gerade für das Kind besondere eurythmische Übungen anraten konnten und wenn sie durch unsere Lehrer in der Waldorfschule durchgeführt worden sind. Da muß dann, wie gesagt, Eurythmie nach ihrer pädagogisch-didaktischen Seite ausgebildet werden. Sie ist in erster Linie eine Kunst, sie kann aber auch in den Dienst der Pädagogik und Didaktik gestellt werden.
Zum Schluß möchte ich nur noch erwähnen, daß die Kinder, die Sie heute im ersten Teile der Aufführung sehen werden, nur kurze Zeit Eurythmie erlernt haben, daß daher für sie um ganz besondere Nach-sicht gebeten werden muß. Die Lehrerinnen hier haben nur in wenigen Lektionen eigentlich diese Kinder unterrichten können, und als wir dann angekommen sind, haben wir einige Nummern des heutigen Pro­gramms wie eine Improvisation hinzugefügt. So daß Sie auch in dieser Kindervorstellung nichts Vollkommenes erwarten dürfen, sondern, wie wir auch für die andere Vorstellung um Nachsicht gebeten haben, nur etwas, was im Anfange der Entwickelung ist, aber doch so, daß

taal vanzelfsprekend naast de waarheid ook de onwaarheid zeggen. Met de gewone taal kan de mens makkelijk onwaarachtig, leugenachtig worden. Met de zichtbare taal van de euritmie kun je niet liegen.* Dat is als ervaring wel gebleken. Daarom is deze euritmie tegelijkertijd een opvoedingsmiddel in waarachtigheid. De mens, het kind vindt niet gauw de mogelijkheid in de zichtbare taal van de euritmie te liegen.
Daarmee heb ik iets aangegeven van de euritmie in de opvoeding van het kind. Ik zou dit nog willen opmerken: dikwijls heeft men bij een kind een of ander tekort in zijn gevoelsleven, mentaal of lichamelijk geconstateerd. Gewoonlijk komen de leerkrachten van de vrijeschool in Stuttgart dan naar me toe en zeggen: dit kind heeft deze of die gevoels- of lichamelijke tekortkoming. – In zo’n geval is het slechts noodzakelijk met een bepaalde schouwende kracht intuïtief te weten, wat je nu aan euritmische oefeningen voor zo’n kind aanraadt, euritmische of op euritmie lijkende oefeningen. En inderdaad, we hebben soms verrassende resultaten bereikt in het verbeteren van de lichamelijke of gevoelstekortkomingen door juist voor dat kind bijzondere euritmische oefeningen aan te raden en wanneer die door onze leerkrachten op de vrijeschool werden gegeven. Dan moet dus, zoals gezegd, de pedagogisch-didactische kant van de euritmie ontwikkeld worden. In de eerste plaats is ze een kunst, maar ze kan ook in dienst van de pedagogie en de didactiek gesteld worden.
Tot slot zou ik nog willen noemen dat de kinderen die u vandaag in het eerste deel van de opvoering zal zien, maar een korte tijd euritmie hebben geleerd, dat voor hen bijzonder veel begrip wordt gevraagd. De onderwijzeressen hebben hier in eigenlijk maar weinig lessen de kinderen les kunnen geven en toen wij gearriveerd waren, hebben wij een paar nummers als improvisatie aan het programma toegevoegd. Dus u mag ook van deze kindervoorstelling niet iets volmaakts verwachten, maar, zoals wij ook voor de andere voorstelling om begrip gevraagd hebben, alleen iets wat aan het begin van een ontwikkeling staat, maar wel zo, dat

.
*Cilia Hogerzeil, tot 29 okt. 2017 artistiek directeur van Muziektheater Hollands Diep te Dordrecht zegt in Trouw- Letter en Geest van 30-10-2017: De taal bepaalt een groot deel van de communicatie. Het lichaam liegt niet. Daarom hou ik zo van theatermaken. Om die communicatie uit te vergroten en zo, wat verstopt is in woorden, zichbaar te maken.

blz. 254

man das Prinzip, daß man das Wesen erkennt. Ich denke, das wird sich auch in dieser Kindervorstellung in dem ersten Teil unseres heutigen Programms zeigen. Nach einer Pause wird dann vorgeführt, wie Eu­rythmie als Kunstform sein wird.

je het principe, het wezenlijke erkent. Ik denk dat dat zich ook in deze kinderuitvoering in het eerste deel van ons programma zichtbaar zal zijn. Na de pauze zal dan getoond worden hoe euritmie er als kunstvorm dan uit zal zien.
.

Rudolf Steiner: over euritmie

Rudolf Steinervorm en beweging Over euritmie: toespraken bij de euritmievoorstellingen in de jaren 1918 tot 1924. GA 277, gedeeltelijk vertaald in Euritmie. Zes inleidingen.

euritmieblog

Opspattend grind

Rudolf Steineralle artikelen

hand en intelligentie

.

1538-1443

.

VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner over euritmie – GA 304A

.

RUDOLF STEINER OVER EURITMIE

GA 304A

beknopte inhoud:
blz. 27
: euritmie genereeert gezonde krachten;
blz.55: euritmie is bezielde en geestrijke gymnastiek;
blz. 56: zoeken van de verhouding van het menselijk circulatie- en bewegingssysteem t.o.v. de ruimte en de innerlijke vorming, de innerlijke dynamiek;
In de euritmie heb je meer te maken met die kwalitatieve innerlijke dynamiek die zich afspeelt tussen het ademhalings- en het circulatiesysteem;
Verschil met gymnastiek;
blz. 57: door euritmie beweeglijker voorstellingsleven;
werkt op de wil;
blz. 58: euritmisch kun je niet liegen
blz. 59: nodig: wilsontwikkeling (door euritmie)
blz. 119: kunst werkt op de wil;
spraak en gebaar;

blz. 27

Dann, wenn man diese Künste, die plastische, die dichterische, die musikalische Kunst unmittelbar an den Menschen herangezogen, in den eurythmischen Bewegungen an dem Kinde heranbildet, wenn man unmittelbar dasjenige, was sonst im Worte abstrakt erscheint, in dem Menschenleib lebendig erweckt durch die Eurythmie, dann bildet man in dem Menschen die innere Harmonie aus zwischen dem geistgetragenen Musikalisch-Dichterischen und dem vom Geiste durchdrungenen Mate­riellen des Plastisch-Malerischen. Das Bewußtsein des Menschen, das geistdurchleuchtet ist, webt sich seelenvoll künstlerisch in das Leiblich-Physische hinein. Man lernt unterrichten, indem man Geist und Seele in dem Kinde erweckt, man lernt unterrichten so, daß der Unterricht zu gleicher Zeit gesundheitfördernd, wachstumfördernd, gesunde Kraft befördernd für das ganze Leben ist.

Want, wanneer je deze kunsten, de plastische, de dichterlijke en de muzikale direct vanuit de mens in de euritmische bewegingen bij het kind ontwikkelt, wanneer je direct, wat anders in de woorden abstract verschijnt, in de mens levendig wekt door de euritmie, bewerkstellig je de innerlijke harmonie tussen het muzikaal-dichterlijke dat door de geest gedragen wordt en wat plastiek en schilderen is waarvan het stoffelijke met geest doordrongen is. Je leert les geven als je geest en ziel in het kind kan wekken, je leert zo lesgeven dat het onderwijs tegelijkertijd de gezondheid bevordert, het groeien bevordert, gezonde kracht genereert voor het hele leven.
GA 304A/27
Niet vertaald

blz. 55

Einleitende Worte zur Eurythmieaufführung der schüler

Zu dem Künstlerischen, das wir Ihnen durch die schon gegebenen Vorstellungen in bezug auf Eurythrnie darbieten wollten, wird heute die pädagogisch-didaktische Seite der Eurythmie kommen.
Wir haben in den Lehrplan der Waldorfschule diese Eurythmie orga­nisch eingefügt. Und ich mußte öfters sagen, wenn ich die Aufgabe hatte, diese Eurythmie als einen obligatorischen Lehrgegenstand in dem Lehr­plan der Waldorfschule zu rechtfertigen, daß in ihr zu sehen ist nach dieser Seite hin eine Art beseelten und durchgeistigten Turnens. Ich betone ausdrücklich, daß damit nicht irgend etwas Abträgliches gegen das Turnen vorgebracht werden soll, daß es lediglich der Mangel eines Turnsaales war, der uns verhindert hat, in der rechten Weise das Turnen neben der Eurythmie in den Lehrplan von Anfang an einzufügen. Jetzt, wo wir einen Turnsaal haben, fügen wir durchaus in sachgemäßer Weise das Turnen in den Lehrplan der Schule obligatorisch ein.
Ich stehe durchaus nicht auf dem Standpunkt, auf den einmal ein sehr berühmter Physiologe der Gegenwart sich gestellt hat, als er eine solche Einleitung, wie ich sie sonst vor eurythmischen Vorstellungen halte, gehört hatte. Ich hatte in meiner Einleitung gesagt, Eurythmie sollte als durchseeltes und durchgeistigtes Turnen neben das mehr körperliche Turnen hingestellt werden, und dem Turnen sollte durchaus sein Recht widerfahren. Dieser berühmte Physiologe kam dann an mich heran und sagte: Sie erklären, daß das Turnen, so wie es heute betrieben wird, eine gewisse Berechtigung hätte; ich aber sage Ihnen, daß das Turnen eine Barbarei ist. Vielleicht haben Sie einen gewissen Rest von Berechtigung, der sich darin äußern könnte, daß man auch in die Gestaltung des Turnens eingreifen müsse, da das Turnen der materialistischen Weltan­schauung zum Opfer gefallen ist. Aber das ist eine ganz andere Frage. Es handelt sich darum, daß das Turnen, auch wenn es sachgemäß ist, ja mehr zu tun hat mit den Bewegungen, mit den Anstrengungen des menschlichen Organismus, durch die sich der menschliche Körper in die

Inleidende woorden bij een euritmieopvoering van de leerlingen

Naast het kunstzinnige dat we u door de al gegeven voorstellingen met euritmie wilden aanbieden, is nu de pedagogisch-didactische kant van de euritmie aan de beurt.
We hebben aan het leerplan van de vrijeschool de euritmie toegevoegd passend bij het geheel. En ik moest al vaker zeggen, wanneer ik de taak had deze euritmie als een verplicht vak in het leerplan van de vrijeschool te verantwoorden, dat je deze in dit opzicht moet zien als een vorm van bezielde en geestrijke gymnastiek. Ik benadruk met klem dat er niets ten nadele van de gymnastiek naar voren hoeft te worden gebracht, dat het alleen maar het gemis van een gymnastiekzaal is geweest, dat het ons onmogelijk maakte op de juiste manier de gymnastiek naast de euritmie in het leerplan vanaf het begin een plaats te geven. Nu we een gymzaal hebben, voegen we natuurlijk ook de gymnastiek als verplicht vak bij het leerplan van de school.
Ik sta beslist niet op het standpunt waarop eens een heel beroemde fysioloog zich stelde, toen hij zo’n inleiding als ik meestal voor euritmische voorstellingen houd, hoorde. Ik had in mijn inleiding gezegd dat euritmie als doorzielde en doorgeestelijkte gymnastiek naast de meer lichamelijke gymnastiek een plaats zou moeten krijgen en dat deze gymnastiek zeker recht gedaan zou moeten worden. Deze beroemde fysioloog kwam dan naar me toe en zei: ‘U beweert dat de gymnastiek zoals die tegenwoordig beoefend wordt, in zekere zin gerechtvaardigd is; maar ik zeg u dat deze gymnastie iets barbaars is.
Misschien hebt u nog een beetje het gevoel dat het te rechtvaardigen is, wat zou kunnen blijken uit het feit dat men in de vorm waarin de gymnastiek gegeven wordt, zou moeten ingrijpen, omdat de gymnastiek ten prooi is gevallen aan de materialistische wereldbeschouwing. Maar dat is een heel andere vraag.
Het gaat erom dat de gymnastiek, ook wanneer die adequaat uitgevoerd wordt, meer te maken heeft met de bewegingen, met de inspanningen van het menselijk organisme waardoor het menselijk lichaam zich

blz. 56

Gleichgewichtslage der Welt gegenüber hineinstellt. Man hat es zu tun mit dem Suchen der Beziehung des menschlichen Zirkulations- und Bewegungssystems zum Raum und seiner inneren Forniung, seiner inneren Dynamik. Die Anpassung der inneren Dynamik, des Bewe­gungs- und Zirkulationssystems an die des Weltraumsystems ist dasje­nige, was im Turnen in Betracht kommt. Findet man sowohl in den Freiübungen wie in den Geräteübungen die richtige Hineinorientierung des Menschen in die Weltdynamik, die zu gleicher Zeit seine Dynamik ist – der Mensch steht ja im Makrokosmos als Mikrokosmos drinnen -, dann wird das Turnen seine berechtigte Gestalt gerade auch im Unter­richt annehmen können.
Die Eurythmie als Kindererziehungsmittel ist aber noch etwas ande­res, etwas, was sich als in geradliniger Fortsetzung dessen, was im Turnen geschieht, mehr nach dem Inneren des menschlichen Organis­mus von selbst ergibt. In der Eurythmie hat man es mehr zu tun mit jener qualitativen inneren Dynamik, die sich abspielt zwischen Atmungs- und Zirkulationssystem. Der Mensch ist, indem er sich leiblich in der Eurythmie betätigt, mehr daraufhin orientiert, dasjenige, was sich abspielt zwischen Atmung und Zirkulation, in die Bewegung des menschlichen Organismus überzuführen. Dadurch bekommt der Mensch gerade durch die Eurythmie ein inniges, leiblich-seelisches Verhältnis zu sich selber, und er bekommt ein Erlebnis von der inneren Harmonie des ganzen menschlichen Wesens. Ein solches Erlebnis von der inneren Harmonie des ganzen menschlichen Wesens wirkt wiederum festigend auf den ganzen Menschen zurück, indem das Wesentliche dieses beseelten, durchgeistigten Turnens auf den ganzen Menschen wirkt. Während beim gewöhnlichen Turnen mehr das Leibliche betätigt ist, das allerdings dann in das Seelisch-Geistige sehr stark hineinwirkt, ist in der Eurythmie der ganze Mensch nach Leib, Seele und Geist betätigt. Uberall fließt das Geistig-Seelische in das Physisch-Leibliche beim eurythmischen Bewegen über. Und dadurch wiederum, weil ja diese Eurythmie eigentlich eine ebenso gesetzmäßige Äußerung des gan­zen Menschen ist wie Sprache und Gesang diejenige eines Teiles der menschlichen Organisation, dadurch wirkt tatsächlich auf das Kind das Eurythmisieren, das Hineinkommen in das Eurythmisieren, mit einer

voegt naar de evenwichtstoestand van de wereld. Je hebt te maken met het zoeken van de verhouding van het menselijk circulatie- en bewegingssysteem t.o.v. de ruimte en de innerlijke vorming, de innerlijke dynamiek. De aanpassing aan de innerlijke dynamiek, van het bewegings- en circulatiesysteem aan de ruimte van de wereld, dat komt in de gymnastiek aan bod. Vind je, zowel in de vrije oefeningen als ook in de oefeningen op de gymtoestellen de juiste oriëntering van de mens in de werelddynamiek, die tegelijkertijd zijn eigen dynamiek is – de mens maakt deel uit van de macro- en de microkosmos – dan zal de gymnastiek zijn terechte plaats, ook in het onderwijs, kunnen krijgen.
De euritmie als opvoedingsmiddel voor kinderen is echter nog iets anders, iets wat als vanzelf meer voor het innerlijk van het menselijk organisme, een direct gevolg is van wat er bij gymnastiek gebeurt. In de euritmie heb je meer te maken met die kwalitatieve innerlijke dynamiek die zich afspeelt tussen het ademhalings- en het circulatiesysteem. De mens is, wanneer hij lichamelijk in de euritmie bezig is, meer gericht op wat zich afspeelt tussen adem en circulatie, om dat over te brengen op de bewegingen van het menselijk organisme. Daardoor ontstaat in de mens juist door de euritmie een diepgevoelde, lichamelijk-psychische verhouding tot zichzelf en hij gaat de innerlijke harmonie van heel het menselijk wezen ervaren. Zo’n beleving van innerlijke harmonie van heel de mens werkt op haar beurt versterkend op de totale mens doordat het wezenlijke van deze bezielde en geestrijke gymnastiek op de totale mens werkt. Terwijl bij de gebruikelijke gymnastiek meer het lichamelijke actief is, dat duidelijk sterk werkt op ziel en geest, is in de euritmie de hele mens naar lichaam, ziel en geest actief. Overal stroomt geest en ziel bij het euritmisch bewegen naar het fysiek-levende. En daardoor weer, omdat deze euritmie eigenlijk net zo’n wetmatige uiting van de hele mens is als het spreken en het zingen als deel van het menselijk organisme, daardoor werkt euritmie doen, euritmie gaan meedoen,

blz. 57

Selbstverständlichkeit, wie auf das kleinere Kind mit einer Selbstver­ständlichkeit das Hineinströmenlassen der organischen Kräfte in die Sprache wirkt.
Und man kann eben die Erfahrung machen, daß Kinder, indem sie im richtigen Lebensalter zur Eurythmie herangeführt werden, sich selber in der eurythmischen Betätigung geradeso selbstverständlich drinnen füh­len, wie das ganz kleine Kind in der Erregung des Lautlichen und des lautlich zu Gestaltenden in der Sprache. Dadurch erweitert man im wesentlichen das ganze Menschliche, ich möchte sagen das Menschlich­ste im Menschen, und das berechtigt dazu, weil aller Unterricht und alle Erziehung ein Ergreifen des Menschen durch den Menschen selber sein muß, die Eurythmie, die zunächst innerhalb der anthroposophischen Bewegung ausgebildet worden ist als eine Kunst, auch in der Form des durchseelten, durchgeistigten Turnens im Unterricht zu verwenden. Sie wirkt ja auch auf den ganzen Menschen zur ü ck.
Das ist ja allerdings heute noch für eine äußerliche Betrachtung schwer einzusehen; aber derjenige, der hineinschauen kann in die menschliche Natur, der namentlich durch solches Hineinschauen beobachten kann, wie sich organisch eingliedert dasjenige, was das Kind in sich ausbildet durch den Unterricht, durch die Erziehung im Eurythmischen, dem sich angliedert diejenige im Musikalischen und Plastischen, wer da sieht, wie sich das im Kinde heranbildet, der merkt auch, wie es wiederum zurückwirkt auf den ganzen Menschen im Kinde. Die Erkenntnisfähig­keit sieht man unter der Einwirkung der eurythmischen Ubungen in der Schule beweglicher, empfänglicher werden, und man wird sehen – in der Erziehung muß ja so und so viel, ich möchte sagen, aus dem Unterbe­wußten herausgeholt werden -, wie die ganze Vorstellungswelt des Kindes plastischer und von Interesse mehr erfüllt wird als sonst. Das Kind entwickelt ein beweglicheres, mehr zu den Dingen in Liebe sich hinwendendes Vorstellungsleben, so daß man im Eurythmischen die Möglichkeit hat, auf das Vorstellungsleben so zu wirken, daß das Kind einzugehen vermag auf dasjenige, was man ihm im Unterrichte gerade beizubringen hat.
Auf der anderen Seite wirkt das eurythmische Üben sehr stark auf den Willen zurück, und zwar auf die intimsten Eigenschaften des menschlichen

werkelijk, heel vanzelfsprekend net zoals op het kleinere kind vanzelfsprekend het z’n gang laten gaan van de organische krachten in het spreken werkt.
En je kan ervaren dat kinderen, wanneer ze op de juiste leeftijd euritmie krijgen, zich net zo vanzelfsprekend thuis voelen in het euritmisch bewegen als het heel kleine kind bij de sensatie van het beleven van klanken en het klanken vormen met de spraak. Daardoor vergroot je wezenlijk al het menselijke, ik zou willen zeggen, het meest menselijke in de mens en dat rechtvaardigt, omdat alle onderwijs en alle opvoeding een bewust begrijpen van de mens door de mens zelf moet zijn, de euritmie die aanvankelijk binnen de antroposofische beweging ontwikkeld werd als kunst, ook in de vorm van een bezielde en geestrijke gymnastiek in het onderwijs te gebruiken. Ze werkt ook op de hele mens weer terug.
Dat is zeker nu voor een wat uiterlijke beschouwing moeilijk in te zien; maar wie inzicht heeft in de menselijke natuur, wie met name door dit inzicht waar kan nemen hoe in het kind organisch wordt wat door onderwijs, door opvoeding in euritmie in hem wordt aangelegd naast het muzikale en het plastische, wie ziet dat zich dat in het kind vormt, merkt ook dat het weer een terugwerking heeft op de totale mens in het kind. Het vermogen om te leren zie je onder invloed van de euritmieoefeningen op school beweeglijker, meer openstaand worden en je zal zien – in de opvoeding moet toch heel wat, zou ik zeggen – uit het onderbewuste worden gehaald -, hoe heel de voorstellingswereld van het kind plastischer en van meer interesse vervuld raakt dan daarvoor. Het kind ontwikkelt een beweeglijker voorstellingsleven dat zich meer met toewijding op de dingen richt, zodat je met euritmie de mogelijkheid hebt zo op het voorstellingsleven te werken dat het kind de mogelijkheden krijgt te begrijpen wat je hem in de lessen moet bijbrengen. Anderzijds werkt het euritmisch oefenen heel sterk op de wil terug en wel op de meest innerlijke eigenschappen van de menselijke wil.

blz. 58

Willens. Man kann zwar mit Worten lügen, und das bloße Sprechen bietet viele Anhaltspunkte, um die Kinder über das Lügen hinwegzu­bringen, man kann aber das Eurythmische in der richtigen Weise gerade bei einem solchen kindlichen Schaden wie dem Lügen, benützen. Dann macht sich das stark geltend, daß, wenn man die Worte ausströmen läßt in die körperlichen Bewegungen, man eurythmisch, sichtbar sprechend, nicht lügen kann. Es hört auf die Möglichkeit zu lügen, wenn man das Gefühl bekommt, was alles dabei ist, wenn man die Seelenäußerung offenbar werden lassen muß durch das, was in den ganzen Leib hinein-geht. Daher wird man sehen, daß die Eigenschaft des menschlichen Willens, die ethisch von so großer Bedeutung ist, die Wahrhaftigkeit, sich besonders heranbilden kann aus dem richtigen eurythmischen Üben.
Und so kann man sagen: Die Eurythmie ist ein aus der Seele herausge­holtes Turnen für das Kind; aber sie gibt der Seele wiederum unendlich viel zurück. Das ist das Wirkliche und Wesentliche; das wird schon einmal machen, daß man die Eurythmie als etwas ganz Selbstverständli­ches im Unterricht und in der Erziehung ansehen wird. Derjenige, der in die Dinge hineinguckt, ist ganz beruhigt, daß das so ist. Die Dinge gehen ja nicht schnell. Man kommt nur langsam über Vorurteile hinweg. Man sagt: Da sind ein paar Narren! – Nun ja, so ging es immer. Es war ja auch einmal eine kleine Gesellschaft, da war auch so ein Narr, der sagte, daß die Sonne im Mittelpunkt stehe, und die Planeten mit der Erde sich um sie drehen; auf so ein närrisches Ding kann man ja nicht eingehen. Aber man hat dann etwa im ersten Drittel des 19. Jahrhunderts gefunden, daß sich doch eine ziemlich große Gesellschaft in dieses närrische Ding hineingefunden hat, hineingefunden hat in dasjenige, was Kopernikus gewollt hat. Warum sollte man nicht auch warten können, bis sich das hineinstellt in die Welt, was sich nicht so leicht beweisen läßt wie das kopernikanische Weltensystem!
So wird Eurythmie auf die Erkenntnisfähigkeit und Willensfähigkeit -in der Richtung nach Beweglichkeit, Interessefähigkeit und Wahrhaftig­keit – zurückwirken und auf das Gemüt, das zwischen der Erkenntnisfä­higkeit und Willensfähigkeit liegt. Es kommt so unendlich viel darauf an, daß der Mensch sich eurythmisierend als Ganzes ergreift, daß er nicht

Je kan weliswaar met woorden liegen en alleen het spreken al biedt vele aanknopingspunten om de kinderen af te houden van te liegen, maar je kan euritmie op de juiste manier met name bij zulke kinderlijke beschadigingen als liegen, benutten.* Dan komt sterk naar voren, dat wanneer je de woorden in de lichamelijke bewegingen uit laat stromen, je euritmisch, zichtbaar sprekend, niet kan liegen. De mogelijkheid om te kunnen liegen verdwijnt wanneer je het gevoel krijgt met alles erbij, wanneer je als openbaring van de ziel naar buiten moet laten stromen wat door het hele lichaam stroomt. Vandaar dat je ziet, dat de eigenschap van de menselijke wil die ethisch van zo’n grote betekenis is, de waarachtigheid, heel in het bijzonder gevormd kan worden door het juiste euritmische oefenen. En dus kun je zeggen; de euritmie is een uit de ziel genomen gymnastiek voor het kind; maar ze geeft aan de ziel ook weer oneindig veel terug. Dat is de realiteit en het wezenlijke; dat er eens toe zal leiden dat men de euritmie als iets heel vanzelfsprekends voor het onderwijs en de opvoeding zal beschouwen. Degene die deze dingen inziet, is er gerust op dat dit zo is. De dingen gaan alleen niet snel. Men overwint maar heel langzaam voordelen. Men zegt: ‘Daar heb je een paar dwazen!” Maar ja, zo gaat dat altijd. Er was ook eens een klein gezelschap waar ook een dwaas bij was en die zei dat de zon het middelpunt is en dat de planeten met de aarde om haar heen draaien; op zoiets dwaas kun je natuurlijk niet ingaan. Maar toen zag men in het eerste derde deel van de 19e eeuw dat er toch een tamelijk groot gezelschap zich in deze dwaasheid kon vinden, in wat Kopernicus op het oog had. Waarom zou men niet kunnen wachten tot wat niet zo makkelijk te bewijzen valt als het systeem van Kopernicus, ook een plaats krijgt in de wereld!
De euritmie zal dus terugwerken op het vermogen te leren en op de wilskracht – wat beweeglijkheid, interesse en waarachtigheid betreft – terugwerken op het gevoel dat tussen het ken- en wilvermogen in staat. Het komt er dus onnoemelijk veel op aan dat de mens wanneer hij euritmie doet, begrijpt dat hij een totaal wezen is,

blz. 59

den Leib auf der einen Seite und die Seele, den Geist, auf der anderen Seite hat.
Da kann man lange fragen: Welche Beziehung ist zwischen Leib und Seele? – Es ist so unendlich komisch, wie da oft gefragt wird. Man will oft theoretisch konstruieren, wie das eine im anderen wirkt; wenn man es erlebt – und erlebt wird es in Eurythmie -, dann nimmt die Frage einen ganz anderen Charakter an. Dann fragt man: Wie wirkt dasjenige, was Leib- und Seeleneinheit ist, einseitig als Seelisches und einseitig als Leibliches? Die Fragestellung wird sich ganz anders gestalten, wenn die Dinge durchgreifend eingesehen werden. Hier ist nichts Theoretisches, nichts Theoretisierendes, alles ist praktisch und wirklichkeitsgemäß. Und das ist es, was dem, was hier geschieht, entgegensteht, daß man sagt: Die Anthroposophie will etwas sein im Wolkenkuckucksheim. Im
Gegenteil: Anthroposophie will hineingreifen ins unmittelbar praktische Leben. Gerade die Materie versteht man nicht im heutigen Leben, weil man den Geist in der Materie nicht mehr wahrnehmen kann. Da ist aber etwas, was nur im Tun wirklich erfaßt werden kann. Daher kann man schon sehen, was eigentlich dieses Eurythmische aus dem Kinde macht. Und so kann man sagen, daß durch dieses Ergreifen der inneren Harmo­nie zwischen dem oberen, dem mehr geistigen, und dem unteren, mehr leiblichen Menschen, wie es das Kind praktisch wollend erfaßt im Eurythmisieren, namentlich Willensinitiative geschaffen wird. Und das ist etwas, was wir heute vor allen Dingen heranerziehen müssen. Wer die Seelengeschichte der Gegenwart beobachten kann, weiß, daß es an Willensinitiative fehlt. Die brauchen wir als etwas, was dem sozialen Leben eingefügt werden muß. Und die Kunst, zur Willensinitiative zu führen, die ist es, die wir vor allen Dingen in der Erziehungspraxis nötig haben.
Das, was ich mit ein paar Worten andeuten wollte, werden Sie in der eurythmischen Betätigung von Waldorfschul-Kindern selber anschauen können. Und ich hoffe, daß womöglich in alle Gemüter, das, was sich nun hier vor Ihnen in kindlicher Lust, in kindlicher Freude, in kindlicher Munterkeit abspielt, eine Bestätigung sein kann dessen, was ich eben vor Sie mit Worten hingestellt habe.

dat hij niet aan de ene kant een lichaam heeft en aan de andere kant een ziel en een geest.
Dan kun je lang vragen: welke relatie bestaat er tussen lichaam en ziel? – Het is zo uitgesproken komisch hoe vaak dat gevraagd wordt. Men wil dikwijls theoretische constructies maken hoe het ene op het andere inwerkt; wanneer je het ervaart – en je ervaart het in de euritmie – krijgt de vraag een heel ander karakter. Dan vraag je: hoe werkt wat als lichaam en ziel een eenheid vormen, eenzijdig als ziel en eenzijdig als lichaam. De vraagstelling zal heel anders worden wanneer je de dingen scherp inziet. Hier is niets theorie, niets theoretiserends, alles is praktisch en in overeenstemming met de werkelijkheid.
Daar staat tegenover dat men zegt over wat hier gebeurt: de antroposofie wil in droomland verkeren. In tegendeel: antroposofie wil het direct praktische leven in. Met name begrijpt men in het huidige leven de materie niet, omdat men de geest in de materie niet meer kan waarnemen. Er is echter iets wat alleen in het doen echt begrepen kan worden. Daardoor kun je zien wat de euritmie eigenlijk van het kind maakt. Je kan dus zeggen dat er door dit begrijpen van de innerlijke harmonie tussen de bovenmens, de meer geestelijke mens en de ondermens, de meer lichamelijke mens; hoe het kind het praktisch willend begrijpt bij het euritmie doen, vooral wilsinitiatieven ontstaan. En die moeten we vooral nu in de opvoeding ontwikkelen. Wie de ontwikkeling van de ziel in de tegenwoordige tijd kan waarnemen, weet, dat er een gebrek is aan wilsinitiatief. Dat hebben we nodig als iets wat we toe moeten voegen aan het sociale leven. En de kunst, om tot wilsinitiatieven te komen, hebben we vooral nodig in de praktijk van de opvoeding.
Wat ik met een paar woorden wilde aanduiden kan u in het euritmiseren van de vrijeschoolkinderen zelf waarnemen. En ik hoop dat het zo mogelijk voor ieders gevoel, wat zich hier nu aan kinderlijk plezier, kinderlijke vreugd, kinderlijke opgetogenheid afspeelt, een bevestiging kan zijn van wat ik zo even voor u met woorden heb neergezet.
GA 304A/56-59
Niet vertaald

*Cilia Hogerzeil, tot 29 okt. 2017 artistiek directeur van Muziektheater Hollands Diep te Dordrecht zegt in Trouw- Letter en Geest van 30-10-2017: De taal bepaalt een groot deel van de communicatie. Het lichaam liegt niet. Daarom hou ik zo van theatermaken. Om die communicatie uit te vergroten en zo, wat verstopt is in woorden, zichbaar te maken,

blz. 119/120

Das aber muß Grundlage einer wirklichen Erziehungskunst sein, daß wir das, was von der Kunst selber kommen kann, fruchtbar machen für die Erziehung. Künstlerisches wird ja schon entwickelt, wenn wir das Schreiben aus dem Malen herausholen. Aber wir sollten uns darüber klar sein, welches ungeheuer bedeutungsvolle Moment gerade für die Wil­lensbildung zum Beispiel in dem Musikalischen liegt. Dieses Musikali­sche lernt man ja erst schätzen, wenn man die Erziehung auf eine wirkliche, wahre Menschenerkenntnis stellt. Dann aber kommt man auf etwas anderes noch. Man kommt zu der Eurythmie. Die Eurythmie ist eine Kunstform, die sozusagen aus geisteswissenschaftlicher Forschung hervorgeholt worden ist als ein Erfordernis für unser Zeitalter. Aus einer für die Menschenerkenntnis fundamentalen Tatsachenreihe kennt ja die heutige Wissenschaft nur ein kleines Detail. Es ist dies, daß man weiß:
bei Rechtshändern, also bei den meisten Menschen, liegt das Sprachzen­trum in der linken dritten Stirnwindung des Gehirns, dagegen haben es die Linkshänder auf der rechten Seite. Das ist ein kleines Detail. Die Geisteswissenschaft zeigt uns für die Pädagogik, daß alles Sprechen ausgeht von demjenigen, was im weitesten Umfange Bewegung der Gliedmaßen im kindlichen Alter ist. Natürlich handelt es sich dabei 304a/120 mehr um die Art, wie der Mensch veranlagt ist, als es die mehr oder weniger zufällige Wirklichkeit gibt. Wenn jemand sich in jugendlichem Alter den Fuß verletzt, so übt das keinen großen Einfluß aus in bezug auf das, was ich jetzt im Auge habe. Aber wenn wir darauf eingehen, um was es sich bei der Sprache eigentlich handelt, so kommen wir darauf, daß, wenn wir uns Impulse aneignen, die namentlich in dem Gliedma­ßenrhythmus unseres Sprechens liegen, wir dabei ausgehen von dem Schritt des Menschen, von jeder Gebärde, die mit Beinen und Füßen ausgeführt wird. Was in der Gliederbewegung liegt, was zum Beispiel in den Füßen selber liegt, das geht auf eine geheimnisvolle Weise durch eine innere organische Metamorphose als Impuls in die vordersten Sprach-werkzeuge über. Namentlich in der Konsonantenbildung lebt das. Ebenso lebt das auch in den Sprachformen, was das Kind in der Bewegung seiner Hände ausführt. Die Sprache ist nur umgesetzte Gebärde. Und wer die Sprache kennt, wie sie aus Konsonanten und Vokalen hervorgeht, der sieht darin die umgesetzten Bewegungen von irgendwelchen Gliedmaßen des Menschen. Es ist ja das, was wir ausspre­chen, eine Art Luftgebärde… [Lücke]
So kann tatsächlich auf dem Wege einer künstlerisch-pädagogischen Methode dasjenige in die Erziehung hineinkommen, was aus einer wirklichen Menschenerkenntnis fließen kann. Und damit wird der, welcher im Sinne dieser pädagogischen Kunst eben erziehen und unter­richten wird, zum Erziehungskünstler gemacht werden.

Een basis voor een echte opvoedkunst moet zijn, dat wij, wat vanuit de kunst zelf kan komen, vruchtbaar maken voor de opvoeding. Het kunstzinnige wordt al ontwikkeld, wanneer we het schrijven uit het schilderen laten komen. Maar we zouden ons wel bewust moeten zijn van wat voor een ongehoord belangrijk gezichtspunt we met name voor bijv. de wilsvorming hebben in het muzikale. Dit muzikale leer je pas naar waarde schatten, wanneer je de opvoeding op een echte, ware menskunde baseert. Dan kom je ook nog op iets anders. De euritmie is een vorm van kunst die bij wijze van spreken vanuit geesteswetenschappelijk onderzoek tot stand is gekomen als een noodzaak voor onze tijd. Van een voor de menskunde fundamentele feitenreeks kent de huidige wetenschap maar een fractie. Dit weet men:
bij rechtshandigen, dus bij de meeste mensen, ligt het spraakcentrum in de linker derde hersenwinding van de hersenen; de linkshandigen hebben dat daarentegen aan de rechterkant. Dat is een klein detail. De geesteswetenschap laat ons voor de pedagogie zien, dat het gehele spreken uitgaat van wat in de ruimste mate beweging van de ledematen is in de kinderleeftijd. Natuurlijk gaat het daarbij meer om wat voor aanleg de mens heeft, dan de meer of minder toevallige werkelijkheid. Wanneer iemand in zijn jeugd zijn voet pijn doet, is dat niet zo van invloed op wat ik nu op het oog heb. Maar als we nader ingaan op het spreken, waarom het eigenlijk gaat, komen we erop dat, wanneer we impulsen ontwikkelen die met name in het ledematenritme van ons spreken liggen, dat we daarbij uitgaan van hoe de mens loopt, van ieder gebaar dat met de benen en de voeten gemaakt wordt. Wat in de ledematenbeweging zit, bijv. in de voeten, gaat op een geheimzinnige manier door een innerlijke metamorfose als impuls naar de voorste spraakorganen. Met name zit dat in de vorming van de medeklinkers. Net zo leeft dat ook in de spraakvormen, in wat het kind met het bewegen van zijn handen doet. Spraak is slechts omgevormd gebaar. En wie de spraak kent, hoe ze uit medeklinkers en klinkers ontstaat, ziet daarin de omgevormde bewegingen van wat voor ledematengebaar van de mens dan ook. Wat we uitspreken, is ook een soort luchtgebaar…..(weggevallen tekst in het stenogram)

Zo kan er inderdaad langs de weg van een kunstzinnig-pedagogische methode in de opvoeding komen, wat uit een echte menskunde voortvloeien kan. En daarmee zal degene die in de geest van deze pedagogische kunst wil lesgeven, een onderwijskunstenaar worden.
GA 304A/119-120
Niet vertaald

.

Rudolf Steiner: over euritmie

Rudolf Steineralle artikelen

hand en intelligentie

.

1526-1431

.

.