Tagarchief: jaargetijden

VRIJESCHOOL – Uit LEO KLEINs aantekeningen

.

Leo Klein stelde mij een groot aantal aantekeningen ter hand die hij maakte tijdens zijn vrijeschoolleraarschap. <1>   <2>

Ik geef ze op deze blog door, zodat ook anderen er wat aan kunnen hebben.

Leo, die ook in de bovenbouw lesgaf, bewaarde een aantal artikelen waaronder:

.

Walther Cloos, bron van het artikel niet bekend
.

De alchemie van de jaargetijden

In de beschouwingen die wij vroeger aan de jaargetijden wijdden, was een poging gedaan om vanuit de beelden van het uiterlijke gebeuren door te dringen tot het innerlijke wezen. Dit innerlijke wezen, dat in het proces der jaargetijden verborgen ligt, is niets anders dan de levensuiting van de aarde, zoals die in de reidans van de planetenwereld en de wereld van de vaste sterren zich voortdurend verandert en verwerkelijkt.

Uit de aard van onze beschouwingen — er zijn natuurlijk nog vele andere ook mogelijk — toonden zich aan ons vier „principes”, die wij als vuur, as, water en zout beschreven. Daarmee zijn niet bepaalde stoffen bedoeld, maar processen. Deze processen waren eenmaal in de antieke en middeleeuwse alchemie veelvuldig het onderwerp van studie. Men zocht niet zozeer naar stoffen, als wel naar de processen die leidden tot bepaalde stoffen.

Men heeft deze processen, die fundamenteel waren voor het ontstaan van alle stoffen, zowel in het levende als in het dode, nu juist beschreven met deze vier principes. Er waren echter ook nog beschrijvingen, die meer nadruk leggen op het wezenlijke, op de innerlijke krachten van deze principes. Men sprak dan over:

de alles behoudende kracht van het zout, Leo schreef daar voorjaar bij
de alles louterende kracht van het vuur, zomer
de alles vernieuwende kracht van de as, herfst
de alles levenschenkende kracht van het water, winter

Rudolf Steiner heeft in zijn voordrachten over het leven van de aarde, over de jaargetijden en de vier grote jaarfeesten: het Paasfeest, het Johannesfeest, het Michaëlsfeest en het Kerstfeest vaak gewezen op het wezenlijke van deze vier principes. Wij hebben daardoor de mogelijkheid gekregen, de oude voorstellingen, begrippen en beelden uit de alchemie vanuit ons huidige bewustzijn opnieuw te verstaan en vooral uit te breiden. Het gaat er dus niet om, bepaalde oude dingen op te warmen, maar om vanuit ons huidige bewustzijn, vanuit onze huidige manier van denken opnieuw door te dringen in dat gebied, dat ook de alchimisten vanuit een dof wordend, oud geestesbewustzijn bekend was.

Het belangrijke voor ons tegenwoordig inzicht bestaat juist daarin, dat wij leren zien hoe deze vier principes als processen van de jaargetijden in elkaar grijpen en in een reidans van het zomer-vuur tot het voorjaars-zout van het volgende jaar iets nieuws en iets meer scheppend tot stand brengen nl. het behoud van de stroom des levens. Deze stroom des levens is echter niets anders dan wat de oude alchimisten de „Quinta Essentia”, het „vijfde wezen” noemden. Als men van het een of ander deze „Quinta Essentia” wilde vervaardigen, dan moest men deze vier principes toepassen op de betreffende stof waarvan wordt uitgegaan. Men behandelde deze met warmte (vuur) en verkreeg iets „vluchtigs” dat opgevangen werd. Wat achterbleef was de as. Deze as werd bij een matige warmte met water behandeld, dan verkreeg men het „zout” en iets „waterachtigs” dat overbleef. Dan had men dus iets „vluchtigs”, iets „waterigs” en iets „zoutachtigs”. Dat noemde men sulfuur (vuur), merkuur (water) en sal (zout).

Door het toepassen van de vier principes had men een indeling in „drieën” verkregen. Dan werd het „zout” in het vuur gebracht en gelouterd en verkreeg men weer een „as”. Daaraan werd dan het waterachtige (merkuur) gevoegd, dat zich bij een gematigde warmte met de „as” verbond, En tenslotte kwam het vluchtige, het „sulfuur” erbij, dat zich bij lichaamstemperatuur (37°) met het andere verbond. Wanneer deze processen kundig en voorzichtig voltrokken werden, dan verkreeg men de „Quinta Essentia” van de betreffende stof waarvan is uitgegaan. Zo’n Quintessens kon merkwaardige eigenschappen hebben, wanneer ze op de juiste manier was vervaardigd. Er waren er die zich vermeerderden, of „groeiden” in de z.in van een vergroting door zichzelf van de oorspronkelijke hoeveelheid. Om dit tot stand te brengen moest men echter al een zeer vrome alchimist zijn.

Aan deze mogelijkheid van het „groeien van de Quintessens” ziet men reeds, dat het zeer kunstmatige stofvormingen waren, waarvan de eigenschappen die van de levende substantie nabij kwamen.

Wij willen echter met dit uitstapje in het verleden niet beweren, dat tegenwoordig dergelijke processen nog zonder meer mogelijk zijn. Wij wilden er veel meer op wijzen, dat men destijds wel iets wist omtrent het innerlijke wezen van de krachten der jaargetijden, ja dat men zelfs kon hanteren wanneer men „vroom” genoeg was. Men koesterde in de alchemie een laatste kwijnende hoop om in de levensstroom van de natuur te kunnen binnendringen. Wanneer dit dan al aan een paar grote en verborgen persoonlijkheden is gelukt, dan lag dat daaraan, dat iets ouds ten einde liep.

Tegenwoordig heeft men de natuur hoofdzakelijk van de doodskant aangepakt: nl. in de atoomenergie. De kwintessensen van de atoomchemie en -fysica worden vervaardigd, maar die groeien niet en vermeerderen zich niet, maar zij doden.

Rudolf Steiner heeft aangetoond, hoe deze vier principes van de krachten die de jaargetijden doorstromen samenklinken en hoe daardoor een levensstroom ontstaat, nl. de levensstroom in de natuur en in de mens.

Wat door de kracht van het louterende vuur in de zomer ontstaat, wordt voedsel voor de mens. Niet alleen granen en vruchten, maar ook het licht en de warmte. In de mens wordt datgene wat de zomer tevoorschijn brengt, het voedende, door de spijsvertering en de adem op een hoger niveau gebracht en veranderd tot iets nieuws en genezends. Daardoor voltrekt de mens in zichzelf het herfstproces. Wanneer hij in de herfst leeft, bereiken hem de vernieuwende en genezende krachten van binnen en van buiten. Dit vernieuwende en genezende wordt in de mens weer op een hogere trap gebracht en veranderd, het wordt tot gedachtekracht. In de uiterlijke natuur is dat de winter, waarin de kracht van het water de zaden en de aarde weer opnieuw leven schenkt. De mens doet zijn gedachtekrachten weer opleven, dat is zijn inwendige winter.

Datgene wat als gedachtekrachten die nieuw leven in zich hebben opgenomen in de mens ontstaat, kan omlaag stromen in de scheppende wil. De kracht van de scheppende wil is zowel innerlijk als uiterlijk een kracht die opbouwt en in stand houdt.

Op deze wijze heeft de mens de krachten van de jaargetijden in zich. Maar hij voltrekt de processen niet in de afzonderlijke jaargetijden, maar dagelijks, ja elk uur, waar hij het voedende in iets genezends, het genezende in gedachtekrachten en de gedachtekrachten weer in wil omzet.

Wat zich op deze wijze in het innerlijk van de mens als een lichamelijk-geestelijke levensstroom onophoudelijk en meer of minder onbewust voltrekt, kan in de afzonderlijke jaargetijden buiten beleefd en ondergaan worden. Maar niet alleen als een natuurproces, maar ook in het eigen innerlijk. Wie enigszins bewust zijn levensjaar doormaakt kan bespeuren hoe de zomer hem voedt, de herfst hem geneest, de winter aan zijn gedachten nieuw leven schenkt, zodat tegen de lente een nieuwe wil weer in hem kan binnenstromen.

.

Jaarfeesten, waaronder jaargetijden: alle artikelen

Natuurkunde: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: Jaarfeesten

.

3215-3027

.

.

.

.

VRIJESCHOOL- Jaargetijden

.
Friedrich Husemann †, Weledaberichten nr. 118 sept. 1979

OVER DE INVLOED VAN DE JAARGETIJDEN
.

Het is voor onze gematigde zone typerend, dat het jaar niet gelijkmatig, maar in jaargetijden verloopt. Men behoeft slechts beschrijvingen uit de tropen te lezen, waar het weer van de ene dag gelijk is aan dat van de volgende en het jaar niet uit vier jaargetijden maar werkelijk slechts uit 365 eendere dagen bestaat die ’s morgens om 6 uur beginnen en ’s avonds om 6 uur eindigen, om te beseffen welk een vergaande betekenis voor ons totale leven de geleding van het jaar in lente, zomer, herfst en winter heeft.
Reeds als men naar Zuid-ltalië of andere landen op dezelfde breedtegraad gaat, beleeft men niet meer wat wij onder ‘winter’ verstaan.

Een bewijs, dat de jaargetijden een belangrijke invloed op de ziel hebben, is overbodig. Wie dat nog niet mocht hebben opgemerkt, hoeft maar een gedichtenbundel op te slaan om zich ervan te overtuigen dat na de liefde de jaargetijden de grootste rol spelen. Wat altijd hetzelfde blijft brengt de mens niet zo gemakkelijk in beroering. Hij wil afwisseling hebben, contrasten zien, de verschijnselen van verschillende kanten beleven.

Daar is een landschap met een rivier, maar zonder iets wat de aandacht trekt. Wie daar woont, gaat dat vervelend vinden. Maar de jaargetijden komen hem te hulp: het voorjaar na de strenge winter tooit het tafereel lieflijk met tere tinten. De zomer verdiept de kleuren, het landschap wordt meer concreet en de mens van zijn kant moet moeite en tijd eraan besteden. Door talloze activiteiten gaat hij er volledig in op en de streek wordt zijn thuis. Maar ongemerkt is het herfst geworden, de oogst is binnengehaald en de natuur lijkt zich in zichzelf terug te trekken. Wat zij nu in kleuren laat opvlammen komt hem niet vol beloften tegemoet, maar lijkt zich steeds meer te verwijderen, net als een schip dat de landverhuizers in bontgekleurde tooi wegvoert. Maar juist omdat wij weten: de zomer is voorbij, wat nu nog glanst is slechts de kleurrijke weerschijn van wat geweest is, beleven wij de kleuren op zichzelf, als openbaring van het licht en een hogere wereld schijnt zich erin te willen uiten.

Steeds nieuwe gevoelens wekken de jaargetijden in de ziel op. Het zijn de melodieën, die de natuur zelf op het instrument van de ziel speelt. Het schijnt dat daar een ongestoorde verbinding tussen de natuur en de ziel heerst.

Er ligt iets tegenstrijdigs in als wij zien, dat de gestemdheid van de ziel stellig niet bij alle mensen zo is als men op grond van de natuurlijke betekenis van de jaargetijden zou verwachten. Er zijn bijv. veel mensen, die regelmatig in het voorjaar eerder depressief dan blijmoedig gestemd zijn. Schiller bijv. was zo iemand.
In het voorjaar komen de meeste zelfmoorden voor, vanaf de herfst al minder en in de winter is het aantal het geringst.

Daaruit blijkt, dat de mens niet eenvoudigweg alleen maar een natuurlijk wezen is, maar dat hij als een zelfstandig wezen in de samenhangen van de natuur is ingeschakeld. De processen van de natuur hebben een diepgaande invloed op hem, maar hoe zij op hem inwerken en hoe die werking door de ziel wordt ervaren, dat is om zo te zeggen de persoonlijke formule van ieder afzonderlijk.

Meteorologisch onderzoek sinds enkele tientallen jaren heeft het mogelijk gemaakt om diep in dit geheimzinnig verband door te dringen. Uitgangspunt voor dit nieuwe gebied van wetenschap ontstond door het onderzoek omtrent rachitis. Zoals men weet, uit deze ziekte zich door een eigenaardige weekheid van het beenderstelsel, maar ook in allerlei andere symptomen. Al spoedig kon men vaststellen, dat de beenderen in deze toestand te weinig kalk bevatten. Wat lag meer voor de hand dan deze storing aan kalkarmoede van het voedsel te wijten? — Het is in dit artikel niet mogelijk om op het terecht zo genoemde ‘dramatische verloop’ van het rachitisonderzoek in te gaan. Maar tot allergrootste verbazing van de onderzoekers bleek, dat niet kalkgebrek de ziekte teweegbrengt, maar dat deze veroorzaakt wordt doordat het zonlicht in de winter armer wordt aan ultraviolette stralen.

Voor het eerst moest de empirische wetenschap het concrete feit toegeven, dat het meest vaste in het menselijke organisme, het beenderstelsel, niet vast wordt door het opnemen van minerale stoffen, maar dat het organisme deze slechts kan integreren, als het immateriële, het licht, daarbij te hulp komt. Het is begrijpelijk, dat de wetenschap zo lang aarzelde om het spoor, dat in deze richting wees, te volgen! — Tegenwoordig echter is dit verband algemeen aanvaard.

Meer nog: wij weten thans, dat alle mensen die op onze breedtegraad wonen door het ritme van de zonnestralen in hoge mate worden beïnvloed. De Deense doofstommenleraar Malling-Hansen deelde reeds in 1884 op grond van talrijke waarnemingen bij zijn pupillen mee, dat bij de kinderen de groei in de lengte niet gelijkmatig in de loop van het jaar plaatsvindt, maar in de herfstmaanden slechts gering is, van december tot maart dubbel zo snel wordt en dan tot midden augustus langzaam doorgaat om in de herfst en de winter weer tot een rustig verloop te komen. Men heeft zelfs over een ‘winterrust’ in het beenderstelsel gesproken. Niet alleen echter in het beenderstelsel, maar in het gehele organisme heerst min of meer in de winter een toestand van rust. — Dat het in Kopenhagen waargenomen groeiritme werkelijk met de loop van de zon samenhangt blijkt uit het feit dat in Australië, waar het, zoals bekend is, winter is als wij zomer hebben, het ritme precies omgekeerd verloopt.

De werking van de zon op het organisme dringt door tot in de binnenste gebieden ervan. Niet alleen in het opgroeiende, maar ook in het voltooide organisme vinden wij elk jaar bij toenemende intensiteit van de zonnestraling (februari-maart) een vermindering van de fosforzouten in het bloed. Ook het gezonde organisme maakt in uiterst subtiele mate de schommelingen door die bij de lijder aan Engelse ziekte zo duidelijk aan de dag treden, met dat verschil dat het eerstgenoemde organisme stabiel genoeg is om ondanks deze schommelingen de totale toestand van ‘gezondheid’ vast te houden.

Als dan het voorjaar begint, is door de toename van de sterke ultraviolette straling het organisme aan bijzonder sterke prikkels blootgesteld. Het opgroeiende ‘ organisme ontwaakt uit zijn ‘winterrust’, in versneld tempo begint de groei van de beenderen weer; een tijdelijke kalkarmoede van het organisme veroorzaakt de dispositie voor de verhoogde gevoeligheid voor kouvatten, slijmvliesontsteking en infecties, de bekende voorjaarsziekten. De mensen van onze zone zijn in een voortdurend ritme hierin geplaatst. Sterker dan in mensen van andere breedtegraden pulseert het leven, dat tussen aarde en kosmos pendelt, door zijn organisme heen. Winterrust, opleving in het voorjaar, dood en leven zijn de toppen en dalen van de golven van dit ritme. Meer dan mensen van andere zones is hij daarom voorbeschikt om dit leven te onderzoeken, te begrijpen en er door de geneeskunde vat op te krijgen, want het menselijke organisme is het fijnste instrument dat de natuur heeft geschapen.

.

Jaarfeesten: alle artikelen

Ritme: alle artikelen

Menskunde en pedagogie: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

2801-2629

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – peuters/kleuters – jaarfeesten door het jaar (1-2)

.

De betekenis van de gang door het jaar voor de ontwikkeling van een kind

Toen ik me voor het eerst in een vrijeschoolkleuterklas oriënteerde, vroeg ik, wat er in de loop van een jaar wel niet allemaal gedaan wordt en ik kreeg als antwoord: ‘Eigenlijk leven we van het ene feest naar het andere.’ Ik kon met het antwoord niet zoveel; pas door mijn activiteit in de klas werd me de betekenis van die zin steeds duidelijker.

Door de feesten, die op dezelfde tijd op dezelfde manier worden beleefd, krijgt het jaar een heel vast ritmisch verloop. Rudolf Steiner merkt op: ‘Ritme draagt het leven, het is de drager van onze gezondheid.’ Deze zin houdt een grote betekenis in voor de ontwikkeling van een kind.

Omdat de kinderen zichzelf geen ritme kunnen geven, maar van de omringende wereld afhankelijk zijn, is het heel belangrijk dat wij, volwassenen, hen bewust een gezond leven schenken. Hoe ritmischer het leven van het kleine kind verloopt, des te gezonder zal het zich ontwikkelen. Daarom verzorgen wij in de kleuterklas de gang door de dag, door de week en door het jaar heel ritmisch en op dezelfde manier. Op de manier waarop wij in ieder jaargetijde een speciaal feest vieren, kunnen de kinderen heel diep, maar onbewust, de seizoenen beleven. Door het spel en het voorbereiden op een jaarfeest wordt de natuur waargenomen en gewoonten en gebruiken verzorgd. De feesten zelf betekenen bepaalde hoogtepunten binnen een jaar. Net zo belangrijk echter als het feest zelf is de voorbereiding; het toeleven naar het hoogtepunt.

We bereiden een feest met de kinderen ongeveer drie weken lang voor, innerlijk (door spreukjes, liedjes, sprookjes), maar ook uiterlijk (bijv. door knutselen, versieren, bakken).

Op deze manier is er eigenlijk in het dagelijks leven in de kleuterklas steeds een doel, wat we doen heeft zin. Wanneer dit doel dan bereikt is, is dat voor iedereen een echte vervulling, want iedereen heeft eraan bijgedragen dat we het feest konden vieren.
Pas echt verdiept worden de indrukken, wanneer kinderen ieder jaar op een manier die ze gewend zijn een feest kunnen beleven. Door de herhaling krijgen de kinderen een innerlijke zekerheid en het vertrouwen in de wereld. We vinden het daarom fijn dat de kinderen twee of drie jaar in de kleuterklas zijn. Blij herkennen ze dan alles van het jaar daarvoor en wachten weer op het naderende feest.

Dan wordt er bijv. in januari, wanneer we ambachtspelletjes spelen, het bedje voor Kasper klaarmaken, omdat het al gauw carnaval is en dan komt Kasper. Of we beleven na carnaval, als we nog de winterkringspelletjes spelen, dat we al paasliedjes zingen en paashaasjes schilderen. De kinderen hebben er vertrouwen in, ze weten wat er hierna komt.

Je zou naar het kleuterklasjaar zo kunnen kijken dat het met het oogstfeest begint. Daarover is al geschreven.
Wanneer we naar dit jaargetijde kijken waarin de natuur ons zo rijk bedeelt, waarin de wereld in prachtige kleuren zich vertoont, waarin alles in geuren en kleuren aanwezig is, dan voelen we oprechte dankbaarheid. Dankbaarheid moet het zijn, dat als vermogen in de kinderziel gelegd wordt, wanneer we op de beschreven manier de kinderen de herfsttijd  laten beleven. Maar, zoals met de herfst de dankbaarheid, kunnen we met ieder jaarfeest een bepaald gevoel verzorgen. Door het goed vieren van de jaarfeesten kunnen we in de kinderleeftijd deze krachten aanleggen zodat deze zijn leven lang zijn bezit zijn.

Na het oogstfeest als een dankfeest volgt in het verloop van het jaar het michaëlsfeest. In de kleuterklas wordt de overwinning op het kwaad  (de draak) beeldend beleefd in kringspel en sprookje. Wanneer we ons in deze tijd bezighouden met de smid en het ijzer of spelletjes over paarden spelen, wordt het voor ieder kind beleefbaar dat kracht en moed goede krachten kunnen zijn. Moed is de zielekwaliteit van het michaëlsfeest.

Na Michaël komt de tijd van het lopen met de lantaarntjes, dat afgesloten wordt met het lantaarnfeest (de lichtjestocht). De lantaarn, door het kind gedragen, is een uiterlijk symbool van wat wij, volwassenen, aan innerlijk licht, met het oog op de kersttijd, in ons meedragen.

De adventstijd begint in de kleuterklas met het adventstuintje (spiraal) waarin ieder kind zijn eigen lichtje mag aansteken. In de natuur is het tot de 1e advent langzaam steeds kaler en donkerder geworden. Ook in de kleuterklas zie je steeds minder versieringen en het speelgoed is schoon opgeborgen.
In dit donker en deze soberheid begint nu het eerste lichtje te schijnen. Het is een uiterlijk beeld voor wat we innerlijk beleven. Dan wordt het rond om ons heen steeds lichter en stralender door de kaarsen en het goudpapier en de mooie knutselwerkjes. Door het kerstspel laten we de kinderen nabootsend beleven met wat een hartevreugde de vrolijke herders het kind begroeten en vereren, ja hoe alle wezens op aarde zich verheugen over het Christuskindje. Zo gaan de kinderen innerlijk voorbereid met liefde in het hart op weg naar kerstavond.

Met dezelfde liefde en toeneiging kunnen we dan met de kinderen na de Kerst ook Driekoningen vieren. Wanneer we in het driekoningenspelletje de geschenken brengen, dan zie je in de kinderenogen en in hun gebaren de diepe verering.

Na deze lange tijd van verinnerlijking waarin de natuur alles onder de grond behoedt en beschermt en waarin ook de mens zich bezint en rustig is geworden, leven we toe naar een tijd van ontspanning, naar carnaval.

Deze tijd betekent vrolijkheid. Het lokaal wordt door de slingers steeds bonter en alles wordt voor Kasper versierd, die echt op bezoek komt. Als hij er dan eenmaal is, doet hij veel grappige dingen die de kinderen leuk vinden: wegkruipen, woorden omdraaien en vergeten, vrolijke rijmpjes zeggen en liedjes dansen. Tenslotte is carnaval wel de verjaardag van Kasper, die we allemaal verkleed met hem vieren. In de vreugdevolle stemming wachten we op het voorjaar, op de eerste bloemkiemen die we zelf gezaaid hebben. In het kringspel beleven we ook nog hoe de winter met de lente strijden moet; de ijs- en sneeuwreuzen banjeren nog over de wereld.

Dan echter worden we sterk de tuin in gelokt naar onze bloembedjes. We bewonderen elk groen sprietje dat zich vertoont en kijken onder de dennentakken naar onze krokussen. Ieder kind zaait een schoteltje sterrenkers, verzorgt het, begiet het en knipt het af.

Heel het gevoel bestaat uit vreugde over het wakker worden, het opstaan van de natuur. Zo bereiden we het paasfeest met de kinderen voor, wat dan thuis op paaszondag zijn hoogtepunt bereikt wanneer ze eieren zoeken en vinden (misschien wel in hun eigen sterrenkers).

Nu de natuur weer ontwaakt is, leven we heel sterk in en met haar. Tot aan Pinksteren zijn in onze spelletjes, liedjes en verhalen in het bijzonder de dieren erbij. Juist in de pinkstertijd zijn het de vogels die ons zo aanspreken. Je hoort in de kleuterklas veel vogelliedjes en rijmpjes, er worden kleine vogels geknutseld van lapjes of schapenwol en ze zijn het lievelingsspeelgoed van hen.

In de zomer gaan wij mensen met de natuur naar het hoogtepunt van het jaar, midzomer (Johannes). De natuur is in zekere zin tot een vervolmaking gekomen, ze vertoont zich in pracht en praal. Op deze dag (24 juni) gaan we met de kinderen de natuur in, wandelen rond, verzamelen hout en steken een vuur aan. In vrolijke reidansen gaan we om het vuur heen en zingen onze sint-jansliederen.

Ons jaar in de kleuterklas eindigt met het afscheidsfeest. Afscheid van de kinderen die naar eerste klas gaan en afscheid van elkaar voor de lange vakantie. Er wordt in de tuin een vrolijk zomerfeest gevierd, waarbij allen gelukkig zijn en zich al verheugen op het nieuwe begin.

Het is echter niet alleen heel belangrijk dat wij de jaarfeesten altijd op dezelfde tijd vieren, maar ook heel belangrijk is, hoe we dat doen.
Steeds moet de hele mens meedoen met lichaam, ziel en geest die met evenveel aandacht aangesproken moeten worden. Dus is er altijd wat lekkers te eten en te drinken, met de kinderen bereid, waarbij je ook oude tradities en gewoonten kunt gebruiken (st.-maartenshoorntjes, paasbrood enz.)

Het gevoel wordt aangesproken wanneer we bijv. de ruimte met bloemen versieren, of de eieren of ons feestelijk verkleden.

In het gebied van het geestelijke kunnen we werken door hoe wij het voorbereiden, door onze innerlijke houding. Pas dan kunnen we een sfeer scheppen die het kind diep van binnen aanspreekt. Als uiterlijk teken steken we met de kinderen de kaarsjes aan.

Wij volwassenen moeten de geestelijke achtergrond voor de jaarfeesten bezitten, maar we moeten het vormgeven op het niveau van de kinderen. Dat betekent dat we alles zo doen, dat het kind het met de zintuigen kan opnemen. Dan kan het kind, nabootsend, door het bezigzijn, beleven wat voor ons het zinrijke is.

Wanneer we op deze manier beeldend en met veel activiteit de feesten organiseren, kunnen de kinderen, dankzij hun nabootsingskracht, samen met ons door het jaar heen ‘van het ene feest naar het andere’ leven.

.

Dagmar Kretzschmann, nadere gegevens onbekend

.

jaarfeesten: alle artikelen

[1-1] Jaarfeesten door het jaar
[1-2] Jaarfeesten door het jaar -peuter/kleuterklas
[2-1] Herfst met peuters
[2-2] Herfst: oogstfeest (dorsen, malen, bakken)
[2-3] Herfst met kleuters

.

peuters/kleuters: alle artikelen
.

VRIJESCHOOL in beeld: kleuters: alle beelden

.

1165-1086

.

VRIJESCHOOL – Kleuterklas – herfst (2-3)

.

H.Sweers-van Woggelum, Geert Grooteschool Amsterdam, nov.1974
.

HERFST MET DE KLEUTERS
.

Dankzij de harmonie en het ritme in de kosmos kan het heelal bestaan. Als we on-ritmisch worden, worden we ziek. Voelen we het ritme niet, dan hebben we geen tijd meer, de tijd heeft ons, we hebben het te druk. Het gaat om het juiste ritme van de dag, het jaar, het leven.

Daarom is het zo fijn dat we hier vier jaargetijden hebben. Lente, zomer, herfst en winter. De zomer is nog maar net voorbij, het is najaar. Opeens voel je op een ochtend: de zomer is voorbij, het is herfst geworden. Door de jaren heen heb ik gehoord dat de meeste mensen niet van de herfst houden. Er is zo’n spreekwoord: “Als de blaadjes vallen ….” ’t Wordt koud, nat en donkerder en toch ….

Zo mooi is het park in de herfst, nevelig, nevelvrouwen boven de vijvers, het zonlicht getemperd tot gouden schijn, je moet de sfeer proeven en ruiken. Niet in de stad natuurlijk, maar buiten in het park of bos, ook wel in een tuin, hoewel deze er soms wat melancholisch uit kan zien. Prachtig de herfstbladeren met hun warme kleuren en toch zo doorzichtig, anders doorzichtig dan in de lente. Vruchten overal. Overal oogst die binnen gehaald wordt … wat is onze oogst?

De vruchten aan de bomen soms verrassend tussen de bladeren. We hebben in de klas St.-Michaël gevierd, vroeger ’t boerenfeest van de oogst… Heerlijk zoet waren de druiven als laatste zomergroet van de zon, peren, noten, appels. Wat kun ja niet allemaal doen met zo’n appel! Snij je die in dunne plakjes en houd je ze tegen het licht, je ziet de bloem, en de gaatjes van de pitten zijn een ster. Dwars doormidden een hart. Dan kan het nog een “toverappel” worden of een paddenstoel, ja, noem maar op wat zo’n appel niet kan in de kleuterklas.

Dennenappels zijn ook fijn en veel mee te doen. Vrouwtjes, bomen, herfstvogels. De zaden van de dennenappel die zo mooi naar beneden dwarrelen, daarna maken we ze van papier, dat we mooi kleuren, “dwarrelaars” .Verzamelen van kastanjes en eikels. Van alles wat we bijeen zoeken maken we een grote herfsttuin. En alle kinderen maken op een papieren schaaltje ieder voor zichzelf ook een mooi herfsttuintje.

Het lopen door de afgevallen bladeren! Straks zijn ze droog en ritselen ze zo leuk.

Nu kijken we dóór de afgevallen bladeren, zijn ze licht? Schijnt ’t licht er nog door of zijn ze al donker? Van de bladeren die we drogen, maken we een mooi schilderij tussen broodpapier.

Michaëlssprookjes vertellen van de overwinning door moed. De draken worden overwonnen. Eindeloos kan gespeeld worden van de kippen en van Prins Herfst. Vliegeren is ook fijn in de herfst.

In november is de oogst binnen. Wolken jagen door de lucht, het stormt, de bomen zijn kaal, het wordt St-Maarten! Op 11 november vieren we het feest van St.-Maarten. Was er in de zomer veel licht van buiten, nu moet het van binnen gaan schijnen. Uit de donkere aarde halen we de knolraap, suikerbiet of wortel en maken daar ruimte in om het licht te laten schijnen in de duisternis. Je gaat van buiten naar een huis toe. Buiten in de storm moet je het lichtje van de lantaren hoeden. Héél vroeger offerden we aan de Goden na de oogst. De arme mensen gingen met hun lantaren langs de boeren om ook iets van de oogst te krijgen voor de lange koude winter. Veel liedjes zijn daarvan overgeleverd.

Er wordt nog St.-Maarten gevierd in verschillende streken van ons land. In de kleuterklas komen meestal de ouders helpen de wortelen of knollen uit te hollen’. Dat worden dan ware kunststukken] Een echt vóórfeest met de ouders, en kinderen. Op Sint-Maarten lopen we met de lichtjes en zingen sint-maartenliedjes. Sint-Maarten schenkt de bedelaar de helft van zijn mantel.- Iets van jezelf schenken aan de ander is niet altijd vanzelfsprekend. Het is een wilsdaad.

Veel kleuters verheugen zich erop om met de “grote” kinderen van de school ook nog in ’t donker door het Vondelpark te lopen met hun eigen lichtjes. Dat is een beleven, ’n lichtje in je lantaren en vele lichtjes om je heen.

.

Peuters en kleutersalle artikelen

Vrijeschool in beeldkleuters
Vrijeschool in beeldJaartafels

1155-1076

.

VRIJESCHOOL – Peuters/kleuters – jaarfeesten door het jaar (1-1)

.
G.J. Rienks, kleuterjuf vrijeschool Rotterdam, nadere gegevens onbekend
.

Jaarfeesten in de vrijeschoolkleuterklassen

Kleuterleidsters vinden het van groot belang om de jaarfeesten in een kleu­terklas te vieren. Ieder jaarfeest heeft zijn eigen plaats in een van de 4 JAARGETIJDEN.

Door middel van deze feesten kan een kleuter met de 4 jaargetijden meeleven, Kinderen zijn sterk met de natuur verbonden. Ze staan a.h.w. zelf in de lente van het leven. In de toekomst moeten zij door de zomerkrachten volwas­sen en rijp worden. In hun herfsttijd kunnen ze dan de vruchten plukken, om in de wintertijd van hun leven de vergaarde wijsheid door te geven.

Het hele jaar rond kunnen wij met feesten bezig zijn. Feesten moeten immers voorbereid worden, en het kan gebeuren dat als het ene feest gevierd is, al weer met de voorbereiding van het volgende feest begonnen wordt.
Dit is bijv. het geval in de herfsttijd. Nadat wij in augustus op school zijn gekomen, leven wij naar het Michaëlsfeest in september toe. Daarna komt de voorberei­ding voor het St.-Maartensfeest in november, waarna achter elkaar de feesten AdventSt.-Nicolaas en Kerstmis volgen.

Het dichtst bij het kind liggen de feesten van St-Nicolaas en Kerstmis. Andere feesten, zoals dat van Michael,  het Paas- en Pinksterfeest, zijn moeilijker om met een kleuter te vieren. Toch is het belangrijk de kleuter ook iets van deze feesten te laten beleven.

Ieder jaargetijde heeft zijn eigen karakter, z’n eigen sfeer en stemming, waarin een bepaald feest een hoofdrol speelt. Spelletjes, liedjes, verhalen of versieringen, die naar een feest toeleiden, worden door de kleuterleidster zelf gemaakt of opgezocht.

Zo kan het gebeuren dat in vele vrijescholen kleuterklassen op verschillende manieren aan de voorbereiding gewerkt wordt en de feestdag overal een andere gestalte krijgt. Toch zal iedere kleuterleidster zich verdiepen in dezelfde motieven, die aan ieder jaarfeest ten grondslag liggen. Iedere leeftijd vraagt een bepaalde aanpak van een feest. Bij kleuters speelt de voorberei­ding een grote rol.
Net zoals in de natuur een vrucht niet ineens rijp is, zo is ook een feest er niet ineens. Daar groei je naar toe. De voorberei­ding kan bijv. bestaan uit het spelen van spelletjes, het zingen van liedjes, of het luisteren naar sprookjes. Het kan ook zijn dat gemeenschappelijk lange tijd aan de versieringen voor de komende feestdag gewerkt wordt.  Zo kunnen we in de herfst al weken van tevoren bezig zijn met het rijgen van blaadjes, eikels of kastanjes, en in de lente met het versieren van onze palmpaasstok­ken. Bij ieder feest zijn we weer anders bezig met onze voorbereiding, evenals ieder feest en jaargetijde ons wat anders wil laten belevenPlaatsen we twee jaargetijden tegenover elkaar, dan wordt ons dat duidelijk.

In de lente ontkiemen de planten en groeien hemelwaarts .
In de herfst vallen de vruchten en blad op aarde.

In de lente neemt het licht toe.
In de herfst neemt het weer af.

In de lente zien we de vogels terugkeren.
In de herfst het wegtrekken.

In de lente het toenemende gezang van de vogels.
In de herfst het steeds stiller worden in de natuur.

In de lente opent de aarde zich.
In de herfst wordt zij toegedekt,  sluit zich af.

Zo kunnen we in de zomer genieten van een uitbundigheid in groen, kleur, licht en warmte en in de winter beleven we het kale, grauwe, donkere en koude van de  natuur.
Hoe kunnen we nu van dit alles iets aan onze kleuters meegeven? Dit kan vooral door er met hen van te spelen en in beelden over te vertellen.
Kleuters leven in een grote fantasiewereld. Zij hebben het vermogen, een plantje te kunnen zijn dat groeit, maar ook de wind die de appels van de bomen waait. Zij kunnen in een spel vogels zijn die een nestje maken of beren die zich in hun holen terugtrekken.
Dit fantasie-element van de kleu­ters gebruik je om ze iets van de jaargetijden te laten beleven. En ieder jaargetijde heeft daarbij zijn eigen spelmotief.

In ’t begin van de herfst met het Michaelsfeest daarin, kan dit bijv. zijn: Wapen je met alles wat gegroeid en gerijpt is door de warme zomerzon. Verzamel en voed je ermee. Sterk zal je daarvan worden. Sterk en moedig, zodat je niet bang bent voor de komende wilde herfstwinden. Sterk en moedig zoals de engel Michael en St.-Joris die de draak kon weerstaan.
Wie veel geplukt, geraapt en ingemaakt heeft, behoeft geen angst voor honger te hebbenVan de voorraad kan je anderen wat geven, zoals St. -Maarten deed en het meisje in het sprookje van de Sterrendaalders.
Vreugde ontstaat er over deze daad. Blijdschap, die als een licht in je lampje kan branden en waarmee je in de komende donkere winter niet behoeft te verdwalen.
Waar eerst het motief ‘wapenen’ en ‘sterk worden’ was, wordt het nu ‘weggeven’ en ‘wegcijferen’. Geholpen door de Engel Michael en door St.-Maarten gaan we op weg met ons lichtje in de hand om het kerstkind te zoeken. Maar de weg is lang en moeilijk. Het wordt steeds donkerder en kouder. Ons doel zouden we bijna vergeten door alle narigheid. Wilde winden plagen ons en dreigen onze lichtjes uit te blazen. Verheugend is het daarom dat we met ons adventsfeest in de hemel mogen kijken. We zien daar Maria aankomen, het Kerstkind verbergend in haar blauwe hemelmantel. In de hemel is het heel licht. Daar lijkt het wel zomer. Op aarde wordt het steeds donkerder. Wij ontsteken nu voortaan steeds meer lichten om Maria met het Christuskind de weg naar de aarde te wijzen.

In deze adventstijd komt de heilige Nicolaas ons ook nog helpen. Komende uit de hemel op zijn witte wolkenschimmel, begeleid op aarde door zijn zwarte knecht, wijst hij ons op goed en kwaad.
Een kind willen we worden, zoals ‘Goudmarie’ in het sprookje van Grimm om net als zij lichtend als de zon door het leven te gaan en niet zoals haar zuster, zwart als pek. Soms gooit de heilige van boven door onze schoorsteen iets in onze (aarde)schoen. Meestal is dat iets zoets,  een suikerhart bijv. Wie zoet is, verstoort de gemeenschap niet. Wie stout is, plaatst zich ergens buiten. Wie zoet is, opent zich voor een ander, wie stout is, sluit zich af.
Open staan betekent dat je het Kerstkind wil en kan ontmoeten. En in die donkere, koude winter wil ieder graag licht en warmte van het kind ontvangen. Zo helpt St.-Nicolaas ons naar het kerstfeest toe.
Kinderen zijn zeer gelovig,  diep religieus. Het heilige kerstfeest is voor alle kleuters het hoogtepunt in de feestenreeks. Het kind zelf, nog maar zo kort geleden uit de lichtende, warme hemelsfeer op aarde gekomen, voelt zich a.h.w. één met het Kerstkind. Het is zelf meer ‘hemelkind’ dan ‘aardeburger’. Lang van tevoren,  soms al in oktober, wordt er door de kleuters van engelen, Josef, Maria, de os en de ezel gespeeld. Ook lang na Kerstmis wordt er door hen in hun spel terugge­grepen naar dit feest. Daarom is het voor de kinderen zo fijn, dat na de kerstvakantie de juf verder gaat in haar spelletjes, liedjes en verhalen met het kindeke Jezus, Josef en Maria. Immers de drie koningen moeten nog op bezoek komen. Heerlijk is het om nog lang van de Drie Koningen te spelen in de 3-Koningentijd. De kleuters krijgen dan de gelegenheid om alles te verwer­ken, na te laten klinken na die lange voorbereidingstijd van feesten, die tot het kerstgebeuren voerde.
Begin februari worden alle kaarsjes in een eindfeest opgebrand.

Nu komt de tijd van de ‘hoop’en het ‘zoeken’. De hoop dat er weer iets zal gaan groeien, dat het licht en de warmte steeds zullen toenemen. We horen buiten al hier en daar de sneeuwklokjes klingelen en weten daardoor dat alles zich in de aarde aan het voorbereiden is om weer
tevoorschijn te komen.

Zoeken gaan we nu. Eerst naar stokken, die in de winter van de bomen gewaaid zijn. Wanneer deze op zijn mooist versierd zijn, dan gaan we daarmee zoeken naar het nieuwe leven. Dit vinden we in de planten die uitkomen, in de eieren, die verstopt zijn en in de pasgeboren dieren.

De paastijd is gekomen.
En te midden van dit nieuwe groeiende leven waar we allen tezamen zo van ge­nieten, tooien we de Pinksterbruid en -bruidegom. Steeds meer vogels zijn uit de warme landen teruggekomen, alle dieren uit de winterslaap ontwaakt en tezamen roepen en lokken zij ons nu naar buiten te komen. De wereld is vol kleur en klank en we trekken erop uit om ons zomerfeest te vieren, het feest van de heilige Johannes, En op dit feest dansen en zingen, huppelen en sprin­gen we en zijn uitgelaten, vrolijk en blij. Een heel andere stemming hangt er nu in het bos waar we ons St.-Jansfeest vieren, dan in de tijd toen we naar noten, bessen en blaadjes zochten; of toen we met jas en das gewapend met onze St.-Maartenlichtjes in het donker liepen. De groene dennenboom,  te midden van alle andere bomen, ziet er ook heel anders uit, dan toen hij met al zijn lichtjes bij ons binnen stond te stralen.

Zo zijn we dan het jaar rond met onze feesten, want na het zomerfeest begint de grote vakantie.
Komen we terug op school dan gaan we weer de spelletjes spelen die naar het Michaelsfeest toe leiden.

Een heel jaar rondfeesten     

Kinderen vieren graag feest. Bij het woord ‘feest’ beginnen de ogen te stra­len en de stem vraagt: ‘Hoe lang nog?’ Iedereen weet dat kleintjes naar hun eigen verjaardagsfeest dagen, soms weken lang van tevoren uitzien. Zo’n dag doet iets aan een kind. Het wordt die dag niet alleen een dagje ‘ouder’, maar je zou kunnen zeggen dat het zich die dag wat bewuster gaat voelen. Het centraal in de belangstelling staan op die dag door bezoek, cadeautjes en het eten en uitdelen van taart en koek, draagt daartoe bij. Bij jaargetijdenfeesten staan de jaargetijden in de belangstelling en het feest daarin, is het middelpunt. Waar het bij huwelijks-, ‘geboorte- en ver­jaarsfeesten meer om het persoonlijke, om enkele personen gaat, zo gaat het bij het vieren van jaarfeesten om het gemeenschappelijke element, het samen beleven van een feest. Bij een feest hoort vreugde. Bij een feest hoort licht, versiering, eten en drinken. Wanneer een feest goed gevierd wordt, kan het voedsel,  schoonheid en vreugde geven aan lichaam, ziel en geest.
Feesten voeren boven het alledaagse uit. Door de vele feesten, die zinvol in een vrijeschoolkleuterklas gevierd kunnen worden, krijgt iedere kleuter volop gelegenheid zich boven het alledaagse te verheffen.

Iedere kleuterleidster hoopt,  dat haar kleuters iets van ieder feest zullen meenemen voor hun latere leven, als een vreugdevolle herinnering. In moeilijke tijden zal het hen kracht kunnen geven en een richtsnoer zijn in hun verdere leven.
.

Peuters en kleuters: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen
.
Opvoedingsvragen: alle artikelen

Ontwikkelingsfasen: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: peuters en kleuters

.

650-596

.

.