Tagarchief: 7e klas sterrenkunde

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (3-5)

.

Sterrenkunde is ook ‘beschrijven’. Maar hoe doe je dat. Hieronder zie je hoe van Mansvelt een prachtige fenomenologische beschrijving geeft van wat er waar te nemen valt. Bepaalde verschijnselen zouden de leerlingen zelf kunnen geven als je met hen de waarnemingen kan doen om die later wellicht iets te interpreteren.
In de beschouwing van van Mansvelt zitten ook vele elementen die je nog niet met een 7e klas kan bespreken, maar voor de leerkracht kunnen ze een mooie ontwikkeling in gang zetten.
.

Jan Diek van Mansvelt, Motief nr. 229, o2-2019
.

Bewegingen van de zon en de maan
.

Zicht op hun loop, van ons uit bezien
.

Uit de ochtendschemering duikt de zon aan de oostelijke hemel rozerood op. Het nachtelijke donker is dan al naar de westelijke hemel aan het wegtrekken, waar het vervolgens vrijwel ongemerkt verdwijnt: zozeer trekt die opgaande zon onze aandacht. Bij zijn opkomst kunnen we hem met eigen ogen aankijken. Naarmate de zon zich omhoog beweegt wordt hij oranje, geel en dan al snel oogverblindend licht.

De zon

Met het oplichten van de zon lichten ook de kleuren van de wereld om ons heen op, uit het donker waarin ze in de vroege schemering en de nacht daarvoor gehuld waren. Eerst kleurt de wereld dichtbij ons. Die gekleurde wereld breidt zich vervolgens steeds verder uit, tot aan de door de zon beschenen horizon. Kijken we tegen de zon in, dan zien we de horizon donker, net als de bomen en gebouwen dichter bij ons. Het zijn de schaduwzijden van alle objecten die aan hun zonzijde belicht worden.

De zonnestralen brengen eerst de kleuren aan het licht en vervolgens brengen ze ons ook de zonnewarmte. Die warmte kan verschroeiend heet voor ons worden, net zoals het zonlicht onze ogen kan verblinden. Zo sterk is de zon dat we hem overdag alleen als lichtkracht kunnen ervaren, die vanuit het onzichtbare de stoffelijke wereld voor ons zichtbaar, en in kleuren, geuren en warmte ervaarbaar maakt. Hij maakt ons warm voor de wereld als we ons tegenover hem staande weten te houden. Daarbij moeten we ons zelf dikwijls met zonnebrillen, jaloezieën en parasols tegen zijn overmacht beschermen.

Nadat hij op het midden van de dag door zijn zuidelijke hoogtepunt heen is, neigt hij zich naar de westelijke horizon, waar hij ten slotte, eerst nog vurig rood en dan zachter violetrood, ondergaat. In de late namiddag is hij dan al milder geworden, en staat ons vervolgens toe om zijn ondergang met onze eigen ogen waar te nemen. In de daaropvolgende schemering zien we hoe de kleuren allengs verdwijnen, eerst ver van ons weg en dan steeds dichterbij. De geuren en de warmte blijven nog een tijdlang om ons heen hangen, ook als de kleuren al weg zijn. Uit het oosten nadert intussen het donker van de nacht, dat ons mee en meer omhult, terwijl we de sterren aan de hemel zien verschijnen. Die lichten op uit het donker.

Seizoenen van de zon

In de zomer ervaren we het licht en de warmte van de zon het sterkst: hij straalt vanuit zijn hoogste baan met alle kracht op ons neer. In de winter is hij milder. Dan beweegt hij zich in zijn laagste baan dichter bij de horizon. Hij is langer bezig met op en onder gaan, en voor ons langer aan te zien. Maar daartegenover staat dat de daglengte dan het kortst is en zijn verwarmende kracht het geringst.

In het voorjaar spreekt ons het steeds vroeger opgaan van de zon het makkelijkst aan. Het uitlopen van de relatief onzichtbare knoppen en zaden, het tevoorschijn komen en oplichten van de natuur: dat alles trekt dan onze aandacht.

In het najaar is het de steeds vroeger ondergaande zon die ons het makkelijkst raakt, samen met het verwelken van de bloemen en het verkleuren en afvallen van de boombladeren. Net als in de avondschemering blijft in de herfst de zonnewarmte nog lang bij ons, terwijl het licht al weg is.

In het voorjaar komt de natuur aan het licht, in de herfst trekt zij zich terug in het onzichtbare, omhuld door de warmte.

Het zal duidelijk zijn dat ik in deze beschouwing voor een Midden-Europees standpunt heb gekozen, voor wat wij in ons land kunnen beleven. Voor de tropen en poolgebieden is een heel eigen, aangepaste beschouwing op zijn plaats.

De maan

Aan de westelijke hemel kunnen we zien hoe de jonge maan in de vroege avond uit de ondergaande zon geboren wordt. Haar nageldunne sikkel wijst naar de zon die al onder is, haar beide spitse punten wijzen naar het donkere oosten, waarheen zij zich de daaropvolgende avonden steeds verder gaat bewegen: haar toekomst. Soms kun je tussen die punten, oostelijk van de maansikkel, de volle rondte van de gehele maan zien. Donkergrauw oplichtend in het strooilicht van de zon, veel belovend. Je voelt of weet immers dat die hele donkere, haast onzichtbare kant, allengs aan het licht zal komen.

Die nieuwe maansikkel staat maar kort aan de hemel, en volgt al snel de zon waaruit ze tevoorschijn kwam. Elke volgende avond beweegt zij zich verder van de ondergaande zon af, komt later op en wordt daarbij elke avond groter. Wij zien haar ook elke avond hoger aan de hemel. Via de halve maanfase in de late avond wordt zij dan, nog hoger daarboven, in al haar volheid zichtbaar: midden in de nacht. De opkomende maan heeft zich dan stap voor stap van de westelijke avondhemel naar de oostelijke hemel bewogen, waar zij als volle maan opkomt als de zon ondergaat.

Prachtig om de kleurverschillen van beide, zo groot verschijnende, hemellichamen aan de tegenoverliggende horizonten te zien. Ook de maan kleurt immers een vleugje oranjerood, een vage afspiegeling van de felrood ondergaande zon. Bij zonsopgang in het oosten kun je de volle maan in het westen zien ondergaan. Opnieuw elk in de eigen kleurschakering. De volle maan belicht de aardse wereld met een fel bleek-wit licht, een verlichting die harde contouren tevoorschijn roept. De wereld verschijnt aan ons als een zwart-wit foto. Op een nachtwandeling zie je dan je eigen schaduw met je mee wandelen.

In de zomer doorloopt de volle maan een lage baan aan de hemel, schijnt oranje-geel, en dat slechts korte tijd, zoals de zon dat ’s winters doet. Die zomer vollemaan doet romantisch aan in de warme late avonden en mistige vroege ochtenden. In de winter is de volle maan in haar hoge baan lang zichtbar in de lange nachten. Zij schijnt dan klein en fel-wit in de koude omlaag, de wereld ijzig verhelderend.

Licht vanuit de toekomst

De volle maan wordt door de middernachtzon, van midden onder de aarde, diametraal tegenover haar, beschenen. In die periode verandert zij van ‘door de avondzon belicht’ naar ‘door de ochtendzon belicht’. Dan krijgt zij haar licht niet meer uit het verleden, maar vanuit de toekomst. Een transitie die iedereen aan kan spreken.

De afnemende maan wordt vanuit het oosten door de ochtendzon belicht. Die trekt haar als het ware stap voor stap naar zich toe, al kun je evengoed zeggen dat de maan, sinds haar geboorte uit de avondzon, op weg is naar de ochtendzon.

Terwijl we de wassende maan, vanuit het westen beschenen, in de namiddag en avond zagen, zie we de afnemende maan, vanuit het oosten beschenen, nu in de late nacht en ochtend. Elke volgende dag komt ze dichter bij de ochtendzon op, als steeds dunner wordende sikkel, met de spitse punten nu naar het westen. Ten slotte gaat ze in de oostelijke ochtendzon op. Daar heeft ze haar doel bereikt. Daarheen was ze haar hele leven, een maanmaand lang, op weg: sinds haar geboorte uit de westelijke avondzon. Daarmee eindigt, voorlopig, haar maanmaand-verhaal van circa achtentwintig dagen. Dat is dus iets anders dan ons kalendermaand-verhaal van dertig à eenendertig dagen. Ongeveer drie nachten na haar opgaan in de ochtendzon, waarbij zij voor ons onzichtbaar werd, wordt zij uit de avondzon opnieuw geboren en daarmee zichtbaar voor ons. Het maanmaand-verhaal betreft haar uiterlijk zichtbare verschijningsvormen. Het héle maan-verhaal betreft haar onsterfelijke wezen, dat zich door de maanmaanden en het jaarverloop heen, steeds op heel verschillende wijzen aan ons toont.

Zon en maan

Terugkijkend op deze levensloop kun je de volle maan zien als een zintuiglijk waarneembaar ontwikkelingsproces, waarin de aanvankelijke belichting vanuit haar oorsprong, de avondzon, overgaat in de uiteindelijke belichting door haar toekomst: de ochtendzon. We zagen al dat de hoog staande volle maan door de voor ons onzichtbare middernachtzon wordt beschenen. Omgekeerd zagen we dat de nieuwe maan zich heroriënteert in het voor ons onzichtbare, achter de zichtbare zon: op weg naar een nieuwe geboorte. De transitie van de volle maan, van avondlicht naar ochtendlicht, doet zich uiterlijk zichtbaar voor. Die van de nieuwe maan, van ochtendlicht naar avondlicht, voltrekt zich onzichtbaar, meer innerlijk.

Zo gezien wordt het kleiner worden van de afnemende maansikkel anders beleefbaar dan het groter worden van de wassende maan. Het is meer dan een simpele symmetrie. De groeiende maan, van sikkel via halfvol tot vol, voelt jeugdig aan als een zich uitbreiden in de ruimte en aan macht toenemen. Na volle maan kan het afnemen enerzijds als verzwakkende veroudering beleefd worden, maar ook als een rijpende beweging van kwantiteit naar kwaliteit. Een intensivering, een ont-materialiseren, waarbij de ultieme essentie van de maan als ochtendsikkel in de opgaande zon opgaat.

Als we ons de maanontwikkeling als een bewegend beeld voor ogen stellen, kan het ontroeren dat de zon, als grote verlichter, onderaards en dus buiten ons gezichtsveld, de maan tegemoet gaat: van avondzon tot ochtendzon. Tegelijk is de maan, binnen ons gezichtsveld, altijd op weg naar de ochtendzon, die dan klaar staat om haar op te vangen. Beide bewegingen, de onzichtbare innerlijke van de zon en de uiterlijk zichtbare van de maan, bezien we hier vanuit het noorden. Het oosten is dan aan onze linkerkant, het westen aan onze rechter.

Hemelbaan

We zagen al dat de maan in het winterdonker langdurig klein en fel wit in haar hoge hemelbaan verschijnt. In de zomer verschijnt zij juist voor korte tijd groot en ietwat sluierachtig gekleurd in haar lage hemelbaan. In het voorjaar daalt de maanbaan, terwijl de baan van de zon juist stijgt. In het najaar daalt die van de zon, terwijl de maanbaan dan oprijst. Daarbij verschijnt de jonge, vanuit het westen belichte maansikkel in het voorjaar al snel vrij hoog aan de hemel. In de herfst verschijnt juist de afnemende, ‘rijpende’ maansikkel het duidelijkst aan de vroege ochtendhemel.

Waar de zon van ons uit gezien al snel heel ver van ons en oogverblindend naar hemelse hoogten opstijgt, lijkt de maan, hoog of laag, altijd bijna grijpbaar te blijven. Zeker voor het kinderlijke oog is dat zo, getuige het vanzelfsprekende pak-gebaar van hun handen als ze haar zien. Als we ons toestaan met de kinderen mee te kijken zien en beleven we het ook weer even onbevangen als vroeger.

De maan beweegt zich voor de sterren langs, die daar oneindig ver en majestueus boven verheven zijn. Sterrenkenners kunnen elke avond, nacht of vroege ochtend zien voor welk sterrenbeeld de maan zich beweegt. De maan gaat daarbij tegen de klok in, in enkele dagen door dat dierenriemteken, terwijl de zon er een maanmaand over doet. Die dierenriem toont zich ons als brede band waar voorlangs alle planeten zich bewegen: elk op zijn of haar geheel eigen wijze. De maan doet dat, van ons uit gezien, vooral in hoogte van haar hemelbaan, en haar belichting door de zon. De andere planeten variëren minder in zogenaamde schijngestalte (hun door de zon beschenen deel). Zij variëren onderling vooral in omloopsnelheid en omlooprichting: nu eens met de zon mee, dan weer er tegenin.

Onze levenslopen

Je kunt je afvragen of je vanuit deze beschouwing van de maan-bewegingen ten opzichte van de zon iets meer kunt zeggen dan alleen maar tsjonge-jonge of wel-wel. Om te beleven wat deze schouw zou kunnen zeggen, doe ik een voorzet. Of die doel treft, is aan een ieder. Voorzetten van anderen kunnen doeltreffender blijken. Vang vooral je eigen beleving op.

Ik vraag me af: zou dat schouwspel ons iets kunnen zeggen over onze levenslopen? Wat gebeurt er bijvoorbeeld als je de regelmatige zon en haar kleurrijke en verwarmende lichtwereld als beeld neemt voor ons bewuste ik? Ons ik dat overdag wakker is en ’s nachts slaapt (heel simpel gezegd), ’s Ochtends op aarde ontwakend en ’s avonds daaruit vertrekkend naar onzichtbare hemelse gebieden?

Is er iets biografisch te herkennen in de uitbottende voorjaars-groei, in zomervolheid en de samentrekkende herfstrijping?

Is er iets te herkennen in de zoveel beweeglijker maanbewegingen ten opzichte van de bewegingen van de zon? Zou de maan-beweging beeld kunnen zijn van ons onbewuste leven, dat ons de wereld gemakkelijk in zwart-wit termen voorschotelt? Om de maanbewegingen te leren kennen is veel extra inspanning vereist, in donkere, niet volbewuste tijden. De lichte wereld van de dag-zon ligt daarentegen open en bloot voor ons, maar is soms oogverblindend.

Zouden zon en maan onze zielen, door de heel verschillende ritmen en kwaliteiten waarin ze aan ons verschijnen, kunnen helpen helen? Als wij de moeite nemen ze heel goed te beschouwen, zouden zij dan hun helende kwaliteiten aan ons mededelen, met ons delen?

Ik word heel blij als ik op deze manier ineens voor me kan zien hoe zon en maan met elkaar om de aarde heen spelen, en daarbij licht, kleur, vorm en beweging als een samenhangend verschijnsel tot verschijning brengen. Het geeft me een gevoel van thuiskomen en erbij horen. Van zich verloren voelende buitenstaander ben ik tot betrokken deelnemer geworden. Ik maak dat ze zich in mij kunnen vertonen, als ik hun de ruimte en de aandacht geef om zich zo levendig zichtbaar te maken.

Daarmee is een beschouwing als deze voor mij geen eindproduct, maar een begin. Het begin van een lange weg om natuurbeelden steeds beter en wezenlijker te verstaan. ||

 .

7e klas sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

Vrijeschool in beeld7e klas

.

3208-3020

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/24)

.

slangendrager met slang

In de slangendrager zagen de oude Grieken vooral de god van de geneeskunst, Asklepios die zijn in tempels en andere heiligdommen vereerden.
Aaklepios was een zoon van de lichtgod Apollo. Toen deze op een keer de knappe prinses Coronis, de dochter van de Tessalische koning Phlegyas aan de oever van de zee zich baden, werd hij verliefd op haar. Coronis beantwoordde de liefde van de god en gaf zich geheel aan hem.
Spoedig daarna moest Apollo zijn geliefde verlaten om naar Delphi terug te keren. Hij liet bij de prinses echter zijn boodschapper achter, een witte raaf die op haar moest passen. Coronis vond niet de kracht de god die ver van haar vandaan verbleef, trouw te blijven. Ze werd verliefd op een sterfelijk mens, op Ischys, een vreemdeling. Dat bleef voor de raaf niet verborgen. In de hoop rijkelijk beloond te worden, vloog hij naar Delphi, naar zijn meester en vertelde hem over de ontrouw van zijn geliefde.
Apollo werd meteen boos op de raaf als overbrenger van het slechte bericht, omdat hij bij de vreemdeling niet diens ogen had uitgepikt. En in plaats van een beloning waarop de raaf zo gehoopt had, veranderde Apollo zijn witte veren in zwarte. Sinds die tijd hebben alle raven zwarte veren en ze staan bekend als onheilsboden. 
Daarna richtte de woede van de god zich tegen de ontrouwe Coronis. Hij liet de straf over aan zijn zuster Artemis die afgunstig de eer van haar broer bewaakte en ze doodde Coronis met een pijl omdat ze in gebreke was gebleven.
Het lichaam van de prinses lag op een brandstapel en de vlammen laaiden al omhoog toen Apollo aan het kind dacht dat zij van hem ontvangen had en in haar schoot droeg. Hij haastte zich daarheen en trok het uit de vlammen waarin het geboren was. Dat zou in Epidauros zijn gebeurd, waar later het beroemde heiligdom van Asklepios gebouwd werd.
Apollo bracht het kind dat hij Asklepios noemde, naar Chiron, de wijze kentaur die in het bosgebergte van Pelikon huisde,  (→ sterrenbeeld Kentaur) zodat deze hem zou kunnen opvoeden. Chiron voedde de godenzoon op alsof het zijn eigen kind was. Hij ontmoette in hem een leergierige leerling aan wie hij alle kennis die hij in zijn  lange leven vergaard had, kon bijbrengen. Voor alles was dat de kennis over de verschillende geneeskruiden en hoe die bij ziekten konden helpen, wat de jonge Asklepios bijzonder interesseerde. De aanleg daarvoor had hij van zijn vader Apollo en spoedig was hij zo ver dat hij van zijn leermeester niets meer kon leren en hem zelfs in de kunst van het genezen overtrof.
Door zijn genezingen werd Asklepios in Griekenland spoedig bekend en beroemd, zodat men hem als vader van de geneeskunst beschouwde. Maar hij kon niet alleen zieken genezen, maar zelfs gestorven mensen weer in het leven terughalen. Van de godin Athena had hij twee glazen bloed van de Gorgo Medusa gekregen. Met het bloed uit haar linker zijde dat in het ene glas zat, werden de doden weer tot leven gewekt en met het bloed uit haar rechter zijde dat in het andere glas zat, kon een leven onmiddellijk worden gedoofd. Onder andere zou hij koning Tyndareos, Glaukus en Hippolytos, een zoon van Theseus weer tot leven hebben gewekt.
Deze macht over leven en dood werd Asklepios tot noodlot, want de goden konden niet lijdzaam toezien hoe iemand ingreep in wat op hun terrein hoorde. Hades, de heerser van het dodenrijk, klaagde Asklepios aan bij godenvader Zeus, dat hij de zielen uit zijn rijk wilde ontvoeren. Als behoeder van de kosmische harmonie moest Zeus wel ingrijpen. Met een dodelijke bliksemstraal deed hij Asklepios als straf voor zijn vermetelheid ter aarde storten. Tegelijkertijd plaatste hij hem aan de sterrenhemel als slangendrager om Apollo te verzoenen. 
De Grieken bouwden op de plaatsen waar hij werkzaam was geweest, heiligdommen waarvan de belangrijkste Epidauros, Kos, Knidos en Pergamon werden. Elk van de heiligdommen werd tegelijkertijd een therapeuticum waar zieken werden genezen. Iedere zieke moest zich eerst reinigen, baden en zalvingen ondergaan, mocht drie dagen geen wijn drinken en moest vasten. Daarna brachten de priesters hem in slaap in een daarvoor bestemde ruimte in de tempel, de tempelslaap, een genezende slaap. Plutarchus heeft ons meegedeeld dat de god geworden Asklepios zich in deze genezingsslaap aan de zieke vertoonde. Dat gebeurde vaak in de vorm van een slang die dan in een jongeling veranderde, zoals dat in beelden later tot uitdrukking is gebracht. Ook hoorde de zieke in die slaap vaak de naam van zijn ziekte die hij aan de priesters doorgaf zodat die een therapie konden vaststellen of hij ervoer in beelden onmiddellijk het geneesmiddel dat hem weer gezond zou kunnen maken.
In de heiligdommen van Asklepios, vooral dat in Epidauros, werden slangen gehouden die als heilig beschouwd werden. Op antieke beeldwerken draagt Asklepios soms een staf die door een slang omslingerd wordt. Deze staf staat bekend als ‘esculaap’, als symbool voor het beroep van arts.
Aesculapius is de naam die de Romeinen aan Asklepios hebben gegeven die ook door hen als god van de geneeskunst werd vereerd.

.

          Zo                                                           z                                                        zw
juni 1    1°°u*                                      juli 1  1°°u*                                  aug. 1  1°°u*
       15  24°°u*                                         15 22°°u*                                        15 20°°u*
*zomertijd

Het sterrenbeeld Slangendrager met slang komtt in juni tussen oost en zuidoost op, bereikt in juli in het zuiden het hoogste punt boven de horizon -beeld boven- en daalt in augustus naar het zuidwesten af, dan om 22°°u* 

Namen van de sterren:

Ras Alhague (Arabisch) = afgeleid van ‘hoofd van de slangendrager’.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2794-2622

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (37)

.

KREEFT

Van afbeeldingen uit Egyptische tempels weten we dat de Egyptenaren op de plaats van ons dierenriemteken Kreeft hun heilige kever Scarabaeus zagen die ze op ontelbare amuletten, zegels e.d. afbeeldden. Voor hen was het een bijzondere vorm waarin de zon verscheen en als een symbool van vernieuwing.
De oude Grieken zagen in dit sterrenbeeld de kreeft die de godin Hera aan Herakles (→ Herakles) schonk terwijl deze met de Lernaïsche slang vocht (→Hydra).
Koning Eurystheus had de held Herakles als tweede opdracht gegeven de slang van Lerna te doden. In het begin vocht Herakles tevergeefs met het negenkoppige slangenmonster. Voor elke kop die hij eraf sloeg, groeiden er uit de bloedende wond twee of drie nieuwe en de held had al zijn aandacht nodig om de giftige beten af te weren.
De godin Hera was Herakles vanaf zijn geboorte slecht gezind. Ze vervolgde hem, omdat hij een zoon van haar echtgenoot Zeus was uit een verbinding met een sterfelijk wezen. Maar alle hindernissen die zij Herakles in de weg legde, bleken voor hem beproevingen van zijn kracht en versterkten zijn zelfvertrouwen. Zo ging het ook met de strijd tegen de Hydra van Lerna. Hera wilde hem bij de Hydra afleiden, zodat hij een ogenblik niet goed zou opletten, zodat deze hem dan een dodelijke beet zou kunnen geven. Ze liet uit het moeras een grote kreeft tevoorschijn komen die van achter op de held toeliep en hem met zijn scharen in zijn hiel kneep. Herakles draaide zich echter niet naar de kreeft om, wat de bedoeling van Hera was, maar vertrapte hem door met een geweldige stamp van zijn voet naar achter uit te halen. Het zou Hera geweest zijn die de kreeft als sterrenbeeld vereeuwigd heeft.

Voor de Romeinen was de open sterrenhoop Praesepe een kribbe vol hooi waar twee ezels bij stonden, de zuidelijke en de noordelijke ezel en die sterren heten nu ook nog zo. Krib en ezel zouden door Zeus tot sterren zijn gemaakt. Waarom, dat weten we niet.

Het is opmerkelijk dat er niet meer legendarische verhalen over het sterrenbeeld Kreeft bestaan. Misschien wel omdat zijn sterren niet zo opvallen. 
Wanneer we mogen aannemen dat het fixeren van de sterren niet toevallig is, maar vanuit een hogere wijsheid plaatsvond, dan komen we het geheim zeker op het spoor, wanneer we ons nog meer bezighouden met de kreeft als dier. 
We willen daarom hierna een paar gedachten over het karakteristieke van de kreeft toevoegen, zodat ons het sterrenbeeld vertrouwder wordt.

De kreeft leeft in het water en ademt door kieuwen als een vis. Af en toe zwemt hij ook, maar overdag houdt hij zich liever schuil in zijn hol onder een steen of een soortgelijke schuilplaats en pas als het duister begint te worden gaat hij op zoek naar voedsel. Tientallen jaren geleden waren onze beken, rivieren en zeeën rijk aan kreeften. Wie tegenwoordig een kreeft wil waarnemen, moet nu naar een dierentuin. 
Als je een kreeft voor je hebt, valt allereerst zijn pantser op. Dit omsluit het dier als een harnas. Kop en borstdeel zijn star, terwijl het achterdeel samengesteld is uit beweeglijke ringen. De lange voelsprieten tasten al het onbekende af. Slechts langzaam beweegt de kreeft zich met zijn buigzame poten voorwaarts, de grote scharen als een wapen voor zich uit. 
Als er een vijand nadert of ander gevaar dreigt, trekt de kreeft zich onmiddellijk in een schuilplaats terug. Dat is een wezenlijk kenmerkend verschil met het gedrag van vissen. Die richten zich voortdurend op het stukje wereld dat ze voor zich hebben en laten de wereld achter zich voor wat die is. Kreeften daarentegen, bewegen zich voorzichtig voorwaarts, houden hun scharen in de aanslag en vluchten zo snel als mogelijk in blind vertrouwen terug naar de wereld achter hen. 
Ook het sterrenbeeld Kreeft beweegt zich aan de hemel schijnbaar teruggaand.
Het ademhalingsproces van  de kreeft en de vis is verschillend. Het ademwater van de kreeft stroomt door een spleet aan de achterkant van het borstpantser naar binnen en voor bij een opening dichtbij de kop weer naar buiten. De ademstroom bij de vis laat zich vergelijken met onze inademing, die van de kreeft met ons uitademen, want hij stoot zijn adem naar voren weg. 
Om te groeien verwisselt de kreeft van tijd tot tijd van huid, hij moet zijn stijve pantser afleggen. Dit wijze proces gaat zo: de kreeft gaat vasten waardoor zijn pantser losser komt te zitten. Tegelijkertijd zet hij vanuit zijn huid kalk af in een daarvoor bestemde ruimte in zijn maag en slaat dat daar op. Dat duurt zo lang, tot er in het borstpantser een scheur ontstaat. Nu bevrijdt het dier zich uit zijn behuizing en houdt zich een tijd verborgen, want zonder pantser is het volledig weerloos. In deze tijd groeit de kreeft en vernieuwt de afgebroken delen. Dan zet hij in zijn huid weer kalk af, bouwt een nieuw pantser om zich heen en leidt zijn leven weer als vanouds. 
Wat een merkwaardig wezen is de kreeft toch! Op aarde en als sterrenbeeld!
.

Zo                                                                   z                                                         zw
febr.   1    24°°u                                   mrt.    1   22°°u                             apr.  1  21°°u*
          15   23°°u                                              15  21°°u                                     15  20°°u*

*zomertijd

De zwak schitterende sterren van het sterrenbeeld Kreeft zijn alleen bij een heldere sterrenhemel buiten de grote stad te zien. We vinden het tussen het sterrenbeeld van de Leeuw en dat van de Tweelingen in maart hoog aan de hemel in het zuiden, in april in het zuidoosten en in mei naar het westen toe dalend, alles aan de avondhemel.

Namen van de sterren:

Acubens (Arabisch) = schaar (van de kreeft)
Asellus Australis (Latijn) = zuidelijke ezel
Asellus borealis (Latijn) = noordelijke ezel
Presepe (Latijn) = kribbe

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen.

.

2783-2611

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/23)

.

CENTAUR EN WOLF

Centaur komt van de Griekse naam Kentaurus, het mythologisch dubbelwezen. (→ Boogschutter). In het sterrenbeeld van de Centaur zagen de  oude Grieken een centaur die van goddelijke oorsprong was, van Chiron die ook als de heerser over de centaurs wordt gezien.
Uit de Griekse mythologie komen we te weten hoe Chiron geboren werd. 
Toen Chronos, die zijn kinderen opslokte, Zeus zocht die door zijn moeder in het geheim op het eiland Kreta het levenslicht aanschouwde en daar door haar verborgen werd gehouden (→  Kleine Beer), zocht hij in de gestalte van een paard, koortsachtig over de hele wereld. In een bos vond hij de Oceanide Philyra en vol liefde bleef hij bij haar haar. Toen de vrucht van hun verbinding ter wereld kwam, was het een wezen, voor de helft nog dier, en voor de helft al mens, een centaur. 
Alleen was deze, in tegenstelling tot alle andere, van goddelijke aard, want hij droeg de oerwijsheid van de Titanen met zich mee. Door de Grieken werd hij Cheiron genoemd (van Cheir = de hand), waarmee gewezen wordt op zijn vaardigheid die hem tot een gezochte leermeester maakte. Later heette hij Chiron.
Chiron groeide op in de ondoordringbare bossen van het Pelikongebergte [1]. Hij woonde in een ruime grot, wist alle geheimen van de aarde en de hemel, kende alle geneeskruiden en dodelijke giffen, maar ook zang en kunst en de sterren aan de hemel.
De mensen kwamen naar hem toe om raad te krijgen of om van hem te leren en zo werd Chiron de opvoeder van de meeste grote helden. 
Jason, de leider van de Argonauten, Peleus en Achilles waren zijn leerlingen.
Chiron voedde ze op tot dapperheid, wapenkunde en in de jacht, maar ook tot waardige moraliteit en ridderlijke beschaving. Maar zijn leerlingen leerden ook op de lier spelen en zingen en ze kregen een geneeskundige opleiding, want Chiron kende alle kruiden die in het Pelikongebergte groeiden, waar het zijn bekendheid aan dankte. Achilles leerde de geneeskunst bij hem zo goed, dat hij in de Trojaanse Oorlog veel wonden kon genezen en verbinden.
De later zo beroemde leerling van hem Asclepius, was de god van de
geneeskunst (→ Slangendrager).
Ook Heracles, de grote held van de Grieken, werd al heel jong onder de hoede van Chiron gesteld. Deze leerling was door het lot aangewezen om zijn leermeester groot leed te bezorgen en voor zijn dood te zorgen. Toen Heracles de slang van Lerna gedood had (→ Hydra) ging hij bij zijn vroegere leermeester Chiron in de bossen van Helicon op bezoek. Vol bewondering luisterde deze naar de grote daden van zijn leerling, hoe hij de leeuw van Nemea had overwonnen (→ Leeuw) en naar zijn laatste avontuur met de slang.
Heracles, liet hem ook de pijlen zien die hij in het bloed van de Hydra had gedoopt. Ongelukkigerwijs liet hij daarbij een pijl vallen die op de voet van Chiron viel en doorboorde.
Chiron die goed wist dat het bloed van de Hydra een ongeneselijke wond veroorzaakte, probeerde toch nog met al zijn geneeskundige kennis zichzelf te helpen, maar tevergeefs! Als de ziekte de pest vrat het gif zich door zijn lichaam en veroorzaakte ondraaglijke pijn. Zo zakte hij doodziek in elkaar, zonder te kunnen sterven, want zijn goddelijke afkomst van Chronos had hem onsterfelijk gemaakt.
Herakles was hierover zeer bedroefd. Toen hij een paar dagen later Prometheus van zijn ketenen had bevrijd (→ Adelaar) en hoorde dat deze alleen maar van zijn straf verlost zou kunnen worden, wanneer een onsterfelijk wezen bereid zou zijn in zijn plaats te sterven, dacht hij aan Chiron die zo leed. En Chiron was bereid zijn onsterfelijkheid aan Prometheus te schenken. Zeus aanvaardde dit offer en gaf de wijze centaur als eeuwig sterrenbeeld een plaats aan de hemel.

In deze legende wordt niets over de wolf en over de staf verteld waarmee Chiron de wolf in toom hield. Er lijkt geen legende van te zijn. Toch is het bekend dat de Babyloniërs op deze plaats aan de hemel een wolf of een wilde hond zagen. Later werd dit eenvoudigweg ‘het dier’ genoemd.
Een sleutel voor wat de Grieken ermee tot uitdrukking wilde brengen toen ze de wijze Chiron samen met een wolf noemden, is wellicht de staf die Ptolemaeus nadrukkelijk de naam ‘Thyrsusstaf’ gaf. Dit was een staf, met klimopbladeren omrankt, het teken van de ingewijden. Misschien wil het beeld van Chiron met de Thyrsusstaf ons zeggen: wie de dierlijke krachten in zichzelf door wijsheid leert te beheersen, krijgt ook het wapen om de wolf die van buiten komt in toom te houden en wanneer het nodig is, deze te doden.
Daar zouden we aan kunnen denken wanneer de sterrenbeelden Centaur en Wolf zien.

[1] Voor ‘Pelikon’ verschijnt bij zoeken de naam Pilion

             Zo                                                        z                                                                zw
mei    1     1°°u*                                     juni   1   23°°u*                          juli  1   21°°u*
15  24°°u*                                             15   22°°u*                                15  20°°u*
*zomertijd

Centaur en wolf zijn bij ons en verder naar het noorden alleen onder gunstige voorwaarden en dan nog maar gedeeltelijk bij de zuidelijke horizon te zien waar ze hun hoogste positie bereiken. (hierboven), In zuidelijke landen, bijv. in Griekenland, zie je al veel meer van hen. Wie ze helemaal wil zien, zoals op ons voorbeeld, moet nog verder naar het zuiden afreizen, bijv. naar Afrika. De viert sterren bij de rechterpoot van de centaur vormen het ‘Zuiderkruis’ waar voor de zeelieden uit de zuidelijke landen verheugd naar opkeken, omdat de sterren ervan zo helder oplichten.

.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2776-2604

.

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/36)

.

tweelingen

.

Castor en Pollux waren tweelingbroers. Pollux heette eigenlijk Polydeukes; de Romeinen noemden hem voor het eerst Pollux. Deze naam draagt het sterrenbeeld nu nog en wij noemen hem ook zo.
De geboorte van de broers is door een wolk van geheimzinnigheid omgeven. Want Pollux ws een zoon van de vader der goden, Zeus. Daarom was hij onsterfelijk, Castor was de zoon van koning Tyndareos van Lakedemonië (Laconië). De vrouw van Tyndareos, Leda, schonk tegelijkertijd het leven aan beide zonen.
Castor en Pollux groeiden aan het hof van de koning als onafscheidelijke broers op. Beiden waren ze dapper en heldhaftig en bij alle lichaamsoefeningen waren ze zeer vaardig. Castor vooral bij het berijden en temmen van paarden, Pollux bij het worstelen. Beiden namen ze deel aan de tocht van de Argonauten, toen Jason met de vijftig beste helden van Griekenland met het schip Argo naar Kolchis voer om het Gulden Vlies naar Griekenland terug te halen. (Ram, schip Argo)
Omdat de helden wisten dat de tweelingbroers beschermd werden door Zeus, noemden men ze de dioscuren, dat betekent: de zonen van Zeus of van god.

De tweelingen verrichtten vele daden waardoor ze bekend en beroemd werden. Het ongeluk kwam naderbij toen ze verliefd werden op twee zusters, Phöbe en Ilaira. Hun vader, een priester van de god Apollo, gaf zijn dochters gaarne als vrouw aan de zonen van de koning. Maar bij de bruiloft in het paleis bleek tot ontzetting van iedereen, dat hij zijn dochters vroeger al eens beloofd had aan vrienden van de tweeling, aan Idas en Lynceus. Dus moesten de vrienden om hun bruid strijden en het onheil nam zo zijn loop.

Castor en Pollux verstopten zich in een holle boom. Lynceus, die met zijn scherpe ogen ook door boomstammen heen kon kijken, ontdekte ze echter. Zijn broer Idas wierp een speer door de stam en trof de nietsvermoedende Castor midden in zijn hart. Zonder een woord zakte hij in de armen van zijn broer in elkaar.
Toen kwam Pollux vol woede uit zijn verstopplaats te voorschijn en zocht de laffe speerwerper. Die werd door grote schrik overmand, net als zijn broer, toen ze Pollux in zijn razende woede aanschouwden en ze vluchtten weg. Maar Pollux haalde hen in en hij stak de wegvluchtende Lynceus van achter neer. Idas werd door een bliksemflits van Zeus terneergeslagen.

Vol treurnis stond Pollux bij de lichamen van de ontzielde vrienden, Zijn goddelijke toorn was over, nu zag hij slechts het gruwelijke noodlot. Met lood in zijn schoenen ging hij de weg terug. Toen hij naast zijn dode broer knielde, voelde het of hijzelf dood was. Er kwamen geen tranen en zijn gedachten waren nergens. De hemel, de aarde en zijn eigen hart, alles voelde leeg.

Pas ’s morgens, toen de duisternis van de nacht weer veranderde in licht, kwam hij weer tot zichzelf. Maar dat gaf weer opnieuw die pijn. Sterven wilde hij en het licht van de wereld verlaten om de ziel van zijn broer in de Hades te zoeken.
Toen dacht hij aan zijn vader en hij sprak: ‘Grote Zeus, machtige heerser, ze zeggen dat u mijn vader bent. Die ik moeder noemde, beloofde mij een eeuwig leven, net zo als de zalige goden in de hemel. Maar dat geldt voor mij nu niet meer. Hoe zou ik kunnen leven nu mijn broeder dood is. Wij zijn één. Wat moet ik zonder mijn broer tussen de schare goden. Ik zou wegkwijnen en ziek worden, bleek als mijn broer.
Daarom, wanneer u het kan, bevrijd Castor van de dood en schenk hem ook het eeuwig leven. Wanneer u er niet toe in staat bent, neem dan ook mijn goddelijk wezen, dat ik net als een mens, zoals hij, sterven kan en bij hem kan blijven.’
De hemelse Zeus die deze woorden van zijn geliefde zoon vernam, werd door medelijden gegrepen. Want nooit tevoren had een broer zo’n diep verdriet gevoeld voor de andere. Maar hij kon zijn zoon niet de onsterfelijkheid afnemen, maar ook niet laten sterven. En toen liet hij hem door Hermes in een droom een boodschap geven dat hij afwisselend met zijn broer een dag in de hemel en een dag in het rijk van de schaduw mocht zijn, voor eeuwig samen.
Vol geluk hoorde Pollux in zijn droom dit bericht aan en hij werd nooit meer wakker. Want nog in zijn slaap verhief zijn ziel zich op vleugels weg van zijn aardse lichaam naar de Hades toe om daar zijn broer te zoeken en hem te verkondigen wat de goden hun hadden toegestaan.
Sindsdien kunnen wij het sterrenbeeld van de Tweelingen zien, hoe het afwisselend aan de nachtelijke hemel oplicht en dan in de Hades, d.w.z. onder de horizon, in het rijk van de schaduw afdaalt. Op deze manier zijn de broers door de grote liefde van hem die de goddelijke kracht in zich droeg en afzag van zijn eigen zielenheil, voor eeuwig broederlijk verenigd.

No                                                                    o                                                                 Zo
dec.   1  24°°u                                        jan.  1  22°°u                                   febr. 1  20°°u
15 23°°u                                                15 21°°u                                            15 19°°u

De Tweelingenklimmen in de avonduren in december in het oosten omhoog. Ze staan in januari in het zuidoosten en in februari in het zuiden waar je ze dichtbij het zenit moet zoeken.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2767-2596

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/22)

.

de zwaan

.

Met deze hemelse zwaan die in heldere zomernachten een van de mooiste sterrenbeelden is, hebben de oude Grieken verschillende legenden verbonden.
In een ervan is het de vader van de goden, Zeus zelf, die de gedaante van de zwaan aannam en tot het einde van de wereld vloog om zich daar met Nemesis, dochter van de godin van de Nacht, te verbinden.
Want Zeus was boos geworden op het hoogmoedige geslacht van de Griekse Helden en hij had besloten ze door een grote strijd te vernietigen. Aanleiding tot deze strijd zou een beeldschone vrouw moeten zijn en Zeus wilde haar zelf in het leven roepen. Daarbij zou alleen Nemesis hem kunnen helpen, de godin van de wraak, die in de donkere diepte van Okeanos bij haar moeder, de godin van de Nacht, woonde.
Daarheen begaf de almachtige Zeus zich, aan wie de zee, de aarde en de hemel toebehoren. Alleen hij mocht het gebied van de Nacht en haar dochter betreden. Zo kwam hij aan bij Nix, de godin van de Nacht en eiste Nemesis, haar dochter, voor zich op. ‘Hoed je voor mij, Nacht en denk eraan hoe ik je broers, dat Titanengebroed, met mijn bliksems gegeseld heb en in de Tartaros geworpen. Daar zie je hen die voor eeuwig vastgeklonken zijn, jammeren. Ook jij stamt uit de Chaos die ik verfoei. Wanneer mijn brandende stralen tot in jouw duisternis doordringen, is dat om jou. Ik zou je aan de hemel vast willen klinken waar die het helderst is, zodat je door het licht verteerd wordt. Geef me je dochter, geef me Nemesis uit je duistere onderkomen! Anders moet ik je paleis in stukken breken. Wanneer je dochter echter aan mijn wil gehoorzaamt, dan beloof ik haar een gouden zetel in de kring van de goden. Want wie eens aan mijn zijde gerust heeft, wordt de hoogste eer deelachtig.’
Bevend zweeg de Nacht, hoewel ze heel boos was en haat voelde. Rillingen van afschuw trokken door haar heen, toen ze aan het lot van haar broeders dacht. De onschuldige Nemesis had de twist over haar gehoord en ze sprong van haar troon op en haastig vluchtte ze onder de dekmantel van de nacht. Om te maken dat niemand haar zou herkennen, had ze zich door zwarte toverkunst in een wilde gans met grauwe veren veranderd. Zo vloog ze gehaast door de luchten tot aan het einde van de aarde waar de stromen van de Hades ijzig in het dodenrijk stortten. Geen mens herkende haar, alleen Zeus met zijn alles doordringende ogen ontdekte de vluchtende vogel. Hij doorzag de listige misleiding, veranderde zijn sterke ledematen snel in een zwaan en spreidde zijn vleugels wijd uit. Met machtige vleugelslagen vloog hij achter de vluchtende Nemesis aan en doorkliefde in vliegende vaart de luchten, tot zij hem aan het einde van de aarde niet meer ontlopen kon. Toen liet Zeus zich op het bange wezen vallen en de verblindende zwaan werd één met haar. 

De zwaan verhief zich hoog in de lucht en riep: ‘Je gemaal, o Nemesis, was Zeus, de heerser van de hemel. Het ei dat je schoot zal verlaten, moet je bij Leda brengen, de gemalin van koning Tyndareos. Daar zullen Helena en Polydeukes als jouw kinderen uit het ei kruipen en Leda zal ze met Castor en Klytaimnestra die op hetzelfde uur als jouw kinderen geboren worden, samen opvoeden.’

Toen hij dit gezegd had, verhief de zwaan zich hoog in het nachtelijk duister en verdween., 
Alles gebeurde zoals Zeus het eerder had gezegd. Nemenis bracht het ei bij Leda, toen zij sliep. Toen verscheen ze aan de koningin in de gedaante van de oude min en ze herinnerde zich de zwaan die haar maanden eerder liefkozend had verblind. Toen Leda wakker werd, vond ze vol verbazing het grote ei naast zich. Het was juist de tijd van haar bevalling. Terwijl ze een zoon en een dochter, Castor en Klytaimnestra ter wereld bracht, brak de schaal van het zwanenei. Daarin lagen de goddelijke kinderen Polydeukes en Helena. Leda voedde alle vier de kinderen als waren die van haar, op. Castor en Polydeukes werden grote vrienden (sterrenbeeld Tweelingen) en om de knappe Helena ontbrandde de Trojaanse oorlog, zoals Zeus het gewild had.
De prachte Zwaan aan de hemel herinnert ons tot vandaag aan deze legende over Zeus.

No                                                                    o                                                          zo
juni   1    1°°u*                                       juli   1  23°°u*                            aug.   1  21°°u*
15  24°°u*                                             15  22°°u*                                    15  20°°u**zomertijd

Het sterrenbeeld Zwaan vinden we makkelijk, wanneer we de zgn. ‘zomerdriehoek’ zoeken dat in de zomermaanden door de sterren Vega (in de Lier), Altair (in de Adelaar) en Deneb (in de Zwaan) gevormd wordt. In juni vinden we de Zwaan meer in het noordoosten, in juli zoals hierboven en in aug. hoog in het oosten, bijna in het zenit, en dat aan de avondhemel om 22u, zomertijd.

De namen van de sterren betekenen:

Deneb (Arabisch) = staart, afgeleid van danab
Gienah (arabisch) = vleugel, afgeleid van ganah
Sadir (arabbisch) = borst, afgeleid van sadr

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2765-2594

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/34)

RAM en driehoek
.

Deze ram redde eens het leven van een koningszoon en dat ging zo:
Phrixos was de zoon van koning Athamas van Boeotië in Griekenland. Hij en zijn zuster Helle hadden zeer te lijden onder hun stiefmoeder, want hun echte moeder, Nephele (de wolk), had zich in de hemel teruggetrokken, toen koning Athamas haar ontrouw werd en Ino, de dochter van koning Kadmos, tot vrouw nam. Toen zij met Athamas een eigen kind kregen, begon haar haat tegen de stiefkinderen die zij niet wenste en die haar doel in de weg stonden, steeds verder te groeien. Zo erg werd het dat ze ze wilde laten ombrengen.
Om zelf buiten schot te blijven, bedacht ze een duivels plan. Ze praatte alle vrouwen om, het koren, voordat het ingezaaid werd, te laten verdrogen. Toen het koren niet opkwam en er een hongersnood dreigde, raadde ze de koning aan om het orakel van Delphi om raad te vragen. De boden waren echter door Ino omgekocht en kwamen met een vreselijke uitspraak terug: om de aarde te verzoenen moesten Phrixos en Helle geofferd worden.
Koning Athamas die veel van zijn eerst geboren kinderen hield, weigerde de verschrikkelijke orakelspreuk ten uitvoer te brengen. Toen begon het volk, door Ino opgehitst, zo bij hem aan te dringen, en de hongersnood scheen onafwendbaar, dat hij met diepe pijn in het hart, moest toestemmen.
Geblinddoekt werden Phrixos en Helle naar het altaar geleid waarop ze zouden moeten sterven. In hun nood dachten ze aan hun moeder Nephele. Op dat ogenblik zag Nephele, terwijl ze door het luchtruim zweefde, het grote gevaar waarin haar kinderen zich bevonden. Verbitterd door de hartenpijn stortte ze zich uit de hemel naar beneden, vergezeld door regenbuien. Gehuld in nevelsluiers kon zij de kinderen voor het altaar wegslepen en zette ze op een ram die een puur gouden vel had, die kon vliegen en met een menselijke stem spreken. Dit wonderbaarlijke dier was een geschenk van Hermes, de boodschapper van de goden en de god van de kudden. 
Nauwelijks zaten de kinderen op de ram of deze steeg op, en verhief zich vliegend boven stad en land. Helle die voorop zat, hield zich met beide handen aan de horens van de ram vast. Toen ze echter over zee vlogen, werd Helle bang. ‘Kijk eens hoe diep het grote water is!’, riep ze naar haar broer en wees met haar rechterhand naar beneden. Daarbij verloor ze haar evenwicht, kon zich met haar zwakke linkerhand niet meer vasthouden en stortte in zee.
Phrixos die helpend zijn handen naar haar uitstrekte, viel bijna met haar naar beneden. Toen begon de ram echter met zijn mensenstem te spreken en sprak hem moed in. Huilend betreurde Phrixos het treurige lot van zijn zuster, maar hij wist toen nog niet dat zij voor het huwelijk aan de zeegod was beloofd. De Grieken vermoedden daar wel iets van, want ze noemden een deel van de zee waarin Helle terecht was gekomen, als een herinnering aan haar, de ‘Hellespont’. Zo heet het daar nog altijd.
De ram vloog met Phrixos verder, de morgen tegemoet, over de hele Zwarte Zee tot aan Kolchis bij de Kaukasus, bij de monding van de rivier de Phasis. Daar heerste koning Aietes, een zoon van de zonnegod Helios. Van hem werd verteld dat hij in een gouden kamer de stralen van de zon bewaarde. De ram met het gouden vel vloog naar deze koning. Phrixos werd door koning Aietes gastvrij opgenomen.
Als dank voor de wonderbaarlijke redding offerde Phrixos de ram aan Zeus. Maar van tevoren verliet deze zijn gouden vel en hij werd door Zeus, voor alles wat hij had gedaan, aan de hemel geplaatst. Daar zien we hem vandaag ook nog. Sommigen zeggen dat zijn sterren zo zwak oplichten, omdat hij zijn gouden vel in Kolchis achterliet. 
Dit gouden vel schonk Phrixos aan koning Aietes die het in een hoge eik hing op de heilige helling Ares, een heiligdom dat bewaakt werd door een reusachtige draak die nooit sliep. Hoe dit gouden vel dat overal in de wereld bekend was als het gulden vlies, door de Argonauten naar Griekenland teruggebracht werd, staat in het verhaal over het sterrenbeeld van het Schip Argos.

DRIEHOEK


De driehoek staat boven de ram en laat zien waar met de ram als eerste sterrenbeeld de bekende reeks van de dierenriem begint. Daarom heeft, aldus de oude Grieken, Zeus ook de beginletter van zijn naam ‘Dios’ – god – de grote Griekse delta Δ juist hier aan de hemel geplaatst om het begin van de kosmische orde aan te geven.

Het beste is om de volgorde van de reeks zo weer te geven:

Ram                                        Stier                      Tweelingen
Kreeft                                     Leeuw                   Maagd
Weegschaal                          Schorpioen           Boogschutter
Steenbok                               Waterman            Vissen

Zw                                                                   w                                                                 nw 
Jan.    1.  24°°u                                         febr.   1  22°°u                          mrt.  1  20°°u 
          15  23°°u                                                   15  21°°u                                  15  19°°u

De namen van de sterren betekenen: 

Hamal (Arabisch) = de ram
Mesarthien (Hebreeuws) = de knecht van de ram

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2746-2575

.

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/33)

.

vissen

Deze vissen aan de hemel, door Ovidius ook ‘de paarden van Aether’ genoemd, hangen op een geheimzinnige manier samen met de Griekse scheppingsmythe over de strijd van het licht met de duisternis.
Zeus, de verheven en machtige heerser van de Olympus, besloot om zich te verbinden met de nimf Pluto en hij verwekte bij haar Tantalos.
Voor hij naar haar toeging, verstopt hij in een hoek van een grot de wapenuitrusting van Aether en zijn eigen bliksem. Dat merkte Gaia, moeder aarde, en zij gaf haar zoon Tyfoon een teken. Hij was een verschrikkelijk monster met voeten als slangen. Vanuit zijn schouders groeiden honderd drakenkoppen en elk van deze koppen kon brullen als een dier: als stieren en leeuwen, ze huilden als wolven, blaften als de hellehond en ze bliezen als wilde katten.
Op bevel van zijn moeder stal Tyfoon de godenwapenen uit de hoek van de grot. Toen hij ze meenam voelde hij meteen de kracht ervan en hij raakte in trance: hij wilde de hemel vernietigen en een eigen rijk stichten.
Daartoe greep hij de randen van de Olympus en deed het hemelgewelf beven, zodat het dreigde open te springen. De onverstoorbare sterren dreef hij uit hun baan en achtervolgde ze met heftige stoten van zijn slangachtige voeten. Met zijn lange handen greep hij de Voerman, sloeg met een zweep op de rug van de Steenbok die voor hagel zorgde en sleepte de Vissen van Aether naar zee.
Tyfoon woedde zo lang voort, tot zijn krachten afnamen. Was voor Zeus het slingeren van de bliksem en het laten rollen van de donder iets eenvoudigs, voor Tyfoon was het heel zwaar.
Kadmos, de broer van Europa, was in deze tijd op zoek naar zijn zuster die Zeus in de gedaante van een stier naar Kreta had ontvoerd (→ Stier). Toen hij zo ronddwaalde ontmoette hij Zeus en samen met hem bedacht hij een plan om Tyfoon te bedwingen en daardoor de hemel te redden.
Kadmos werd door Zeus in een herder veranderd en hij kreeg van hem een herdersfluit waaraan hij de liefelijkste klanken ontlokte. Tyfoon, de reus die blij werd van gezang, hoorde die fluitmuziek, liet de vlammende wapens van Zeus in de grot bij zijn moeder Gaia en probeerde de betoverende klanken te vinden. Toen hij Kadmos had gevonden, was hij zo verrukt dat hij wenste dat Kadmos altijd voor hem zou spelen. Hij beloofde hem in ruil alle geneugten van de hemel, want hij zag zichzelf al op de troon van de Olympus, de goden als zijn slaven. Kadmos moest zijn vriend zijn en altijd op zijn fluit spelen.
Terwijl het ondier zo op Kadmos insprak, sloop Zeus de grot in en haalde zijn eigendommen terug. Nu was hij uitgerust voor een strijd met het monster. Die vermoedde iets ergs toen de fluittonen wegstierven en Kadmos ophield met spelen. Hij haastte zich naar zijn grot terug, maar die was leeg. Te laat merkte hij dat Kadmos en Zeus hem te slim af waren geweest.
In niet voor te stellen woede begon het ondier te razen. Uit zijn muil spuugde het ver weggeslingerd, giftig slijm. Vanuit de slangenharen van de bergtoppen hoge reus regende het giftige waterstromen, zodat het water door de bergkloven kolkte en hij smeet bergen als speren naar de hemel.
Op zijn zoektocht naar zijn vijanden achtervolgde Tyfoon niet alleen de nimfen en de dryaden, maar ook de goden en godinnen die voor hem vluchtten. Zo ook de godin Dione, de oorspronkelijke gemalin van Zeus, samen met haar zoontje, de kleine Eros. Ze kwamen bij de Eufraat en zetten zich neer aan de oevers van de Palestijnse wateren om uit te rusten. Populieren en riet bedekten de oever en onder de wilgenstruiken hoopten ze een schuilplaats te vinden.
Toen ze zo verborgen zaten, ritselden de struiken plotseling door de wind. Van schrik verbleekte Dione, want ze geloofde dat de achtervolger eraan kwam. Haar kind vast tegen zich aan gedrukt, riep ze: ‘Help ons, nimfen en red mijn kind en mij uit dit gevaar!’ Zonder te aarzelen wierp ze zich in de stroom. Maar ze verdronken niet, want de nimfen hadden haar hulpkreten gehoord en een paar tweelingvissen waren bereid ze naar de andere oever te brengen.

En dat zijn nu de vissen die we in het sterrenbeeld Vissen zien, verenigd door een glanzende band. Toen Tyfoon door de bliksems van Zeus werd getroffen en in het vuur van de hemel verbrandde, was de strijd van het licht met de duisternis beslecht. De vissen werden voor hun goede daad als beloning aan de hemel geplaatst.

Het sterrenbeeld Vissen wordt in onze tijd gekenmerkt doordat het lentepunt erbinnen ligt. Dit is het punt aan de sterrenhemel waar de baan van de zon (de ecliptica) de hemelequator snijdt en de zon op 21 maart staat. Ieder jaar schuift dit punt een heel klein beetje in de richting van de Waterman, dus naar rechts. Na ongeveer 500 jaar wordt de Waterman bereikt. Het lentepunt zal daar ongeveer 1800 jaar staan, zoals dit nu zo ongeveer 2000 jaar in het sterrenbeeld van de Vissen staat.

Zo                                                                    z                                                       zw
Okt.    1   24°°u                                    nov.    1  22°°u                              dec.  1  20°°u 
          15  23°°u                                               15  21°°u                                      15 19°°u   

Het sterrenbeeld Vissen komt in augustus in het oosten op, klimt in september/oktober naar het zuidoosten en bereikt in november in het zuiden zijn hoogste positie boven de horizon (dit beeld). In de volgende maanden daalt het geleidelijk over het zuidwesten naar het westen en is in februari niet meer te zien dan wel om 21u aan de avondhemel.

De namen van de sterren betekenen:

Alrisha (Arabisch) = afgeleid van ar-risa: het touw.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2733-2562

.

.

.

.

.

,

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/19)

.

orion                                           haas

ORION

Met zijn zeven heldere sterren is Orion misschien wel het mooiste sterrenbeeld. We vinden het dichtbij Sirius, de helderste ster, die de oude Egyptenaren in verband brachten met hun godin Isis (→ Kleine en Grote Hond). En daarom lijkt het vanzelfsprekend dat ze in het huidige sterrenbeeld Orion hun grote god Osiris zagen, zoals enkele geleerden aannemen. Ook het sterrenbeeld Stroom van Eridanus die onder de linker voet van Osiris ontspringt, wordt zo begrijpelijker. Want volgens de mythologie en voorstellingen uit de middeleeuwen is dit toch de weg die de gestorven zielen moesten gaan, langs de rechter en heer van de doden, Osiris. Wanneer je naar de sterrenbeelden van dit gebied kijkt: Kleine en Grote Hond, Orion en de Stroom Eridanus, dan lijken ze voor het Egyptische bewustzijn juist ook de toegangspoort tot de hemel te zijn geweest. Het centrale sterrenbeeld was dat van Osiris-Orion.
Ook bij de oude Grieken nam dit sterrenbeeld een vooraanstaande plaats in en ze verbonden met hem vele legenden, waarvan er hier een paar volgen.
Homerus maakt in zijn ‘Odyssee’ al melding van hem en laat Odysseus van zijn tocht naar de onderwereld verhalen:

‘Na hem merkte ik de de reusachtige Orion op,
die over de asfodilweide het wild opjoeg,
dat hij zelf op afgelegen bergen gedood had,
met in zijn handen de volbronzen knots, voor altijd onbreekbaar.’

Bron– vers 570

De herkomst en de geboorte van Orion zijn in een raadselachtig beeld gehuld:
Koning Hyrieus van Boeotië had geen kinderen. Hij ging met de goden om en op een dag kreeg hij bezoek van Zeus, Poseidon en Hermes. Hij onthaalde hen feestelijk en als dank vroegen ze hem naar een wens die ze voor hem wilden vervullen. Zijn grootste wens was een zoon en dat zei hij tegen de goden. Zij vervulden zijn wens op een wonderlijke manier: zij lieten hun water in de huid van een stier bewaren en droegen Hyrieus op de huid tien maanden lang in de aarde begraven te houden. Dat deed hij en na tien maanden groeide er vanuit de aarde een sterke jongen, die Hyrieus als herinnering aan de daad van de goden, Orion noemde. Volgens deze legende werd Orion door drie goden bij Gaia, de aarde, verwekt of beter: uit de diepte van de aarde verlost; daarom is hij iemand die uit de aarde geboren is. 
Over zijn kindertijd en jeugd weten we niets. In alle legenden is hij er meteen als reus, als de grote jager met het zwaard en de ijzeren knots. Als jager trok hij onvermoeibaar door het land. 
Poseidon, de god van de zee, die voor een derde deel zijn vader was, had hem de gave geschonken door het water heen te kunnen lopen. Op deze manier bereikte hij de verschillende Griekse eilanden waar bijzondere opdrachten op hem wachtten. De dichter Aischylos heeft ons meegedeeld dat Orion ook de haven van Rhegion aangelegd heeft, die hij de haven ‘van Orion die een zwaard draagt’ noemt.
Voor de Grieken was Orion niet alleen de geweldigste jager en de sterkste mens, maar ook de mooiste. Dat leidde tot allerlei gewenste en ongewenste liefdesavonturen. Ook daarover weet Homerus te vertellen:
‘Eos, de rooskleurige godin van het morgenrood, was op de imposante jager verliefd geworden en had hem ontvoerd. De andere goden die op de Olympus woonden, zagen het niet graag dat een godin met een sterfelijk wezen huwde. Misschien waren ze ook wel jaloers. In ieder geval, ze werden boos en gaven de kuise Artemis, zittend op haar gouden troon een opdracht en zij verdreef met haar pijlen de knappe jager van Ortygia, vermoedelijk het eiland Delos.

Een andere legende verbindt Orion aan de Plejaden (sterrenbeeld Stier). Orion ontmoette het mooie meisje samen met haar moeder Pleione  en werd verliefd op haar. Maar zij wilde niets van hem weten en vluchtte vijf jaar lang voor de jager, tot Zeus ze allen aan de hemel zette. 

Een ander liefdesavontuur werd Orion noodlottig. Eens was hij samen met Artemis,, de godin van de jacht, aan het jagen op het eiland Chios. Toen hij haar naderde en opdringerig werd, liet zij uit de aarde een schorpioen verschijnen. Langzaam kruipend bereikte het aardse onderkruipsel de voetzolen van Orion en stak hem in zijn rechter voet, zodat hij ter aarde zonk. In deze houding werd hij door Zeus als een waarschuwing aan de hemel geplaatst. En zo zien wij hem vandaag nog. 

HAAS

Over dit kleine sterrenbeeld aan de voet van Orion bestaat slechts een korte legende. Die zegt dat hermes deze haas aan de hemel heeft gezet, omdat hij diens snelheid en vruchtbaarheid zo bewonderde. Dat dit ook tegelijkertijd onder de voet van Orion gebeurde, benadrukt diens rol als jager. De Haas is ook verbonden met de Grote Hond, want op een bepaalde plaats wordt gezegd dat deze op de haas joeg. 

Zo                                                                      z                                                                  zw
dec.    1  24°°u                                           jan.   1   22°°u                             febr.  1  20°°u
          15  23°°u                                                   15  21°°u                                      15  19°°u

In december vind je aan de avondhemel Orion en de Haas in het zuidoosten, in januari en februari in het zuiden tot zuidoosten.

De namen van de sterren betekenen:

Betelgeuze (Arabisch) = schouder van Orion
Nihal (Arabisch) =Navel
Rigel (Arabisch) = linker voet van de reus

Meer feiten
over de Haas

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2712-2542

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/32)

.

WATERMAN                                    en                                             ZUIDERVIS

De Waterman wordt als een van de oudste sterrenbeelden gezien. In de allereerste overleveringen was hij een god die aan de mens water schonk. Bij de Babyloniërs was het de godin Gula die uit twee kruiken water op de aarde goot. Daaruit zijn de Eufraat en de Tigris ontstaan, de twee stromen die het Tweestromenland leven geven. Bij de Egyptenaren was het de nijlgod, de gepersonifieerde god van hun grote rivier de Nijl, uit wiens beide kruiken de Witte en de Blauwe Nijl, de twee grote bronnen van de Nijl stroomden.
De Oude Grieken brachten zelfs hun mythe van de zondvloed in samenhang met dit sterrenbeeld en zagen in de Waterman Deukalion, de Griekse Noach die het nieuwe mensengeslacht stichtte. De legende daarvan vinden we o.a. bij Ovidius in zijn eerste boek van zijn ‘Metamorfosen’.

Godvader Zeus was ter ore gekomen dat het mensengeslacht verdorven was. Dat wilde hij niet geloven en in de gedaante van een mens trok hij door de wereld om zich er zelf van te overtuigen. Hij zag moord en misdaad en hij besloot het hele mensengeslacht te vernietigen. Hij wilde het doen verdrinken door al het water van de hemel in één keer op de aarde uit te gieten. Daarom sloot hij de noordenwind en de andere op, daar die een hekel hadden aan een dicht wolkendek en stuurde hij alleen de zuidenwind die met vochtige vleugels naar de aarde zweefde. Zijn afschrikwekkend gelaat was overtrokken met duisternis, zwart als pek. Zijn baard was zwaar van de wolken, uit zijn grijze haar stroomden de waterdruppels. Mistslierten omkransten zijn voorhoofd en zijn borst was drijfnat. En toen hij met zijn hand de zwaar neerhangende wolken uitkneep, stortten de regenmassa’s uit de hemel naar de aarde. Alle rivieren en zeeën traden buiten hun oevers, bomen en huizen werden door de kolkende watermassa’s meegesleurd en de mensen verdronken.
Alleen Deukalion, de zoon van Prometheus (sterrenbeeld Adelaar) en heerser over het land rond Pythia, was door zijn vader gewaarschuwd. Voor zijn vrouw en voor hemzelf had hij een ark gebouwd. Met alleen het allernoodzakelijkste stapten ze daar bij het begin van de regenvloed op. Negen dagen en nachten dreef hun ark op het water, tot de verschrikkelijke regen ophield en zij op de top van de Parnassus weer vaste grond voelden.
Daar stapten ze van de ark af en offerden, dankbaar voor hun redding, aan de grote Zeus. Zij waren de enige mensen die de zondvloed hadden overleefd. In hun grote eenzaamheid en ellende vroegen ze het orakel van de godin Themis die hun aanraadde het gebeente van hun moeder achter zich te werpen en de aarde weer te bevolken. Daar schrokken ze voor terug, tot Deukalion een ingeving kreeg die hem zei dat ons aller moeder, moeder aarde is en het gesteente zou als haar gebeente gezien kunnen worden.
Toen werpen ze met de blik eerbiedig afgewend, harde kiezelstenen achter zich. Toen ze omkeken waren uit de stenen die Deukalion gegooid had, mannen ontstaan en uit die van Pyrrha vrouwen: een nieuw mensengeslacht was geboren.
Toen de watermassa daalde, richtte Deukalion in de kloof  waarin het laatste water verdween, een tempel op ter ere van Hera en hij bad tot haar. Tweemaal per jaar haalde hij met zijn kruik water uit de zee en goot dat als een heilige handeling in de kloof die nog in historische tijden aan vreemdelingen werd getoond. Want de Grieken bewaarden deze plaats als een heilig oord dat later Hierapolis werd genoemd dat ‘heilige stad’ betekent en het gebruik hielden ze lang in stand.
Deukalion werd voor de Grieken echter de Waterman aan de hemel die gestaag water uit zijn kruik giet dat door de Zuidervis gedronken wordt, zoals het sterrenbeeld laat zien. De Zuidervis die ook ‘Grote Vis’ wordt genoemd zou de godin Derketo zijn die uit Babylon komt zoals we van Ovidius vernemen, maar ook uit een legende die in Syrië, ook wel in Palestina verteld werd. Uit schaamte door een misstap zou zij zich in een heilige vijver hebben geworpen en veranderd zijn in een grote vis die we aan de hemel zien staan. 
Een andere overlevering zegt dat Derketo, die ook Isis wordt genoemd, in de vijver van Bambyko zou zijn gevallen en door een grote vis zou zijn gered. Als dank werd deze met twee van zijn nakomelingen als sterren aan de hemel geplaatst, hij als de Grote Vis en zij als de twee vissen uit de dierenriem (sterrenbeeld Vissen).
Er werd door de Grieken nog een andere legende met het sterrenbeeld van de Waterman verbonden en wel die van de schone jongeling Ganymed. Ganymed, een zoon van koning Tros, aan wie Troje zijn naam dankt, zou in zijn tijd de mooiste van alle aardebewoners zijn geweest. De goden kozen hem tot hun opperschenker en het was Zeus zelf die hem in de gedaante van een adelaar van de aarde naar de Olympus droeg. Daar zou hij, zoals de Grieken aannemen, als lieveling van Zeus eeuwig jeugdig de goden nectar inschenken. 
De ontroostbare vader werd door Zeus op velerlei wijze schadeloos gesteld. Het beroemdste geschenk waren twee onvolprezen onsterfelijke paarden die als de wind over water en over rechtop staand graan konden lopen. Later kwamen ze in bezit van Laomedon en werden de aanleiding voor de eerste Trojaanse oorlog. 

Zo                                                                    z                                                         zw
sept.    1    1°°u*                                    okt.   1  22°°u                              nov.  1   20°°
          15   24°°u*                                           15 21°°u                                        15  19°°

Het sterrenbeeld Waterman gaat in juli/augustus tussen het oosten en het zuidoosten op, is vanaf september helemaal te zien boven de horizon, bereikt in oktober en november de hoogste positie boven de horizon (dit beeld) en daalt dan in november/december in het zuidwesten langzaam onder de horizon, dan aan de avondhemel om 21°°, 22°° zomertijd.
Het sterrenbeeld Zuidervis is alleen in oktober aan de avondhemel te vinden om 21°° (dit beeld) en alleen onder gunstige waarnemingsomstandigheden. De heldere ster Fomalhaut kun je bij gunstige omstandigheden tevens ook in september tussen het zuidoosten en het zuiden en in november tussen het zuiden en het zuidwesten dicht bij de horizon zien.  

De namen van de sterren betekenen:

Fomalhaut (Arabisch) = afgeleid van fam al-hut al-ganubi: bek van de Zuidervis
Sadalachbia (Arabisch) = afgeleid van sad al-ahbiya: geluksgesternte van de tenten
Sadalsud (Arabisch) = afgeleid van sad as-suud: het geluksgesternte van de geluksgesternten
Scheat (Arabisch) = afgeleid van Schienbein (van de Waterman)

Meer feiten Waterman      Zuidervis

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2707-2537

.

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – sterrenkunde (1-1/18)

.

noorderkroon

In heldere lente- en sterrennachten licht naast het sterrenbeeld van Boötes een krans van heldere sterren aan de hemel op, de Noorderkroon, die de godensmid Hephaistos  als kroon voor de zeegodin Amphitrite vervaardigd zou hebben. Het was een krans van gouden bladeren met schitterende edelstenen. Hoe dit smeedkunstwerk aan de hemel kwam, komen we te weten uit de legende van Theseus en Ariadne.

Theseus, een zoon van de zeegod Poseidon, had ook een fysieke vader. Toen hij opgegroeid was tot een krachtige jongeling, bracht zijn moeder hem naar een rotsblok en vertelde hem: ‘Onder dit rotsblok heeft je vader een zwaard en zijn sandalen gelegd. Wanneer je er sterk genoeg voor zou zijn, moest jij de steen opzij rollen, het zwaard pakken en met de sandalen naar hem toegaan, want hij is een grote koning.’
Theseus aarzelde niet, rolde de steen weg en vond alles zoals zijn moeder het gezegd had. Toen nam hij het zwaard, gordde het om en trok de sandalen aan die hij naar zijn vader moest brengen. Hij liet door zijn moeder de weg beschrijven, nam afscheid en ging meteen op weg.

In plaats van de makkelijkere weg over zee te nemen, liep Theseus over land waar hij menig gevaar en beproeving moest trotseren. Daarbij nam hij het steeds op voor het recht en voor de waarheid en bestreed het kwaad. Nadat hij door zijn slimheid en zijn zwaard alle vijanden had overwonnen, kwam hij aan het hof van de koning die reeds zijn heldendaden had vernomen en hem uitnodigde voor een gastmaaltijd. Daarbij gebeurde het dat Theseus zijn zwaard gebruikte om een groot stuk vlees te verdelen. Dat zag de koning en die herkende zijn eigen zwaard dat hij twintig jaar geleden onder het rotsblok had gelegd. De sandalen bevestigden het en blij maakte hij zich aan zijn zoon bekend. Het volk van Athene vierden dat de jonge prins de toekomstige koning zou zijn want er was maar één erfgenaam.

De feestvreugde werd getemperd doordat de Atheners zeven van de knapste jongelingen en zeven van de schoonste jonge vrouwen als tribuut en offer voor de verschrikkelijke Minotaurus naar koning Minos van Kreta moesten sturen. De  Minotaurus was een ondier, half mens, half stier die in een door koning Minos gebouwd labyrint huisde, een onderaards gewelf met talloze gangen waarin je zou verdwalen en dat zich voedde met mensenoffers. Toen Theseus dit verhaal hoorde, bood hij meteen aan samen met de slachtoffers naar Kreta te varen om of de Minotaurus te doden of om ook zelf te sterven.

Koning Minos stond op de kade van de haven van Kreta waar het schip van de Atheners aanlegde. Zijn blik viel op een van de schone jonge vrouwen waartoe hij zich vurig aangetrokken voelde. Toen hij op haar af wilde lopen, versperde Theseus hem de weg en beriep zich als zoon van Poseidon op zijn plicht de jonge vrouwen te beschermen. Minos lachte verachtelijk, nam zijn gouden ring van zijn vinger en wierp deze in zee. ‘Wanneer Poseidon werkelijk je vader is’, zei hij, ‘bewijs dat dan maar door mij die ring terug te brengen!’

Theseus sprong in zee en onmiddellijk kwam er een dolfijn aan, nam hem op zijn rug en bracht hem naar het paleis van de zeegod.  Daar ontvingen de zeejonkvrouwen, de Nereïden, hem en leidden hem naar hun koningin Amphitrite die de kroon van Hephaistos die zij van de godin van de liefde, Aphrodite gekregen had, als bruiloftsgeschenk op haar hoofd droeg. 
De Nereïden die erop uitgestuurd waren om de ring van Minos te zoeken, brachten deze weldra terug. Amphitrite echter nam de kroon en zette deze op de blonde lokken van de zoon van haar gemaal.

Toen Theseus met de ring én de kroon weer uit de zee oprees, stond Ariadne, de dochter van koning Minos aan de oever. In haar hart ontvlamde meteen de liefde voor de knappe jongeling die een zekere dood wachtte in het labyrint waaruit nog niemand teruggekomen was. Toen gaf ze hem een grote kluwen wol en bracht hem heimelijk naar het labyrint waar ze al een zwaard voor hem had klaargelegd. Theseus knoopte het einde vast aan de ingang en nam de kluwen mee, terwijl hij zonder angst het donker binnenging, want de edelstenen van zijn kroon verlichtten de weg voor hem waar aan het eind de Minotaurus op zijn slachtoffer wachtte. Verblind door de glans van de kroon schrok het ondier terug en Theseus kon het overmeesteren en doden. Met behulp van de draad vond hij de weg naar de uitgang terug en vluchtte met Ariadne en de Atheners, vóór de Kretenzers iets merkten. Pas op het eiland Naxos gingen ze weer aan land
Theseus huwde met de vrouw die hem redde, bij wie hij als dank de kroon op haar hoofd zette. 
Terwijl hij sliep, verscheen in zijn droom de godin Athena die hem vertelde dat Ariadne al sinds lang geleden als echtgenote was beloofd aan de god van de wijn, Dionysos, die nu zijn recht kwam opeisen. Theseus moest zijn geliefde verlaten en alleen terugkeren naar Athene. 
Met een zwaar hart gehoorzaamde Theseus de goddelijke beschikking en zeilde weg zonder afscheid te nemen. Ariadne werd wakker, door ieder verlaten en huilde bittere tranen. Maar daar naderde de god Dionysos al om haar te troosten en te vertellen dat zij hem als rechtmatige echtgenoot moest erkennen en hij slingerde haar kroon als teken van zijn goddelijkheid naar de hemel. Daar staat die nog even stralend als ooit tevoren.

No                                                                      o                                                       zo
mrt.   1  24°°u                                          apr. 1  23°°u*                            mei   1  21°°u*
15  23°°u                                                 15  22°°u*                                    15 20°°u*

Het sterrenbeeld de Noorderkroon aan de rechterkant van Boötes vinden het best wanneer we eerst het sterrenbeeld van Boötes aan de hemel zoeken. In maart staan beide sterrenbeelden dicht bij de horizon in het noordoosten, in april hoger en bijna in het oosten (dit beeld) en in mei hoog in het oosten, dan aan de avondhemel.

De namen van de sterren betekenen

Gemma (Latijn) = edelsteen

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2702-2532

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – Sterrenkunde (1-1/17)

.

LIER
.

De boodschapper van de goden, Hermes, zou de lier uitgevonden hebben. Hij was een zoon van Zeus en de lieflijke Maja, een van de Plejaden (sterrenbeeld Stier).
Volgens een oude legende werd de godenzoon op een morgen geboren. Tegen de middag sloop hij uit zijn wieg en hij wilde heimelijk de grot verlaten waarin hij was geboren, toen hij in het gras een schildpad ontdekte. ‘Ik begroet je, gelukkig teken’, zei hij tegen haar, ‘jij bent een fijn stukje speelgoed voor mij. Ik wil je met me meenemen, want op aarde zou je maar te gronde gaan. Maar wanneer je gestorven zal zijn, zal je door mij gaan zingen.’
Hij benam haar het leven, maakte het pantser los, spande er zeven uit pezen gevlochten, samenklinkende snaren over en sloeg er met een staafje tegen. Machtig klonk, in de diepte van de welving weergalmend, door de hand van de god het nieuw gebouwde instrument, de lier.
Hij maakte er prachtige liederen bij en hij bezong wat zijn ogen zagen en ook de liefdesverhouding tussen Zeus en Maja aan wie hij zijn geboorte te danken hat.
Op de avond van dezelfde dag verstopte hij de lier in zijn wieg en vertrok naar het Pierische gebergte alwaar de kudden van de onsterfelijke goden graasden. Daar nam hij vijftig runderen van Apollo mee, ging naar huis en ging weer in zijn wieg liggen. Toen Apollo hem ter verantwoording riep, hield hij zich van de domme. Later pas schonk hij hem zijn lier als genoegdoening voor de gestolen runderen. Apollo, de god van de harmonie, was heel verheugd met dit nieuwe instrument waarvan de klank liefde, vreugde en slaap teweeg kon brengen.

Apollo gaf de lier aan zijn zoon Orpheus wiens moeder de muze van het gezang was, Calliope. Orpheus verbouwde de lier en verhoogde het aantal snaren tot negen, evenveel als het aantal muzen.

Met dit instrument en met zijn niet te evenaren stem was hij in staat de wildste dieren in het woud te temmen. Zelfs de planten en bomen luisterden naar hem en bewogen mee op zijn melodieën. 
Deze geweldige zanger en lierspeler ging ook mee met de Argonauten (→ schip Argo), waarbij hij zijn kameraden op de terugreis voor een groot gevaar behoedde. Toen hun schip langs de klippen van de Sirenen voer die de Argonauten met hun verleidelijk gezang in hun ban wilden krijgen, speelde Orpheus op zijn lier zulke hemels mooie muziek, dat ze de Sirenen konden weerstaan en opgewassen waren tegen het gevaar.
De kracht van zijn lierspel was zo groot, dat Orpheus daarmee zelfs de kracht van de dood kon overwinnen. Zijn gemalin, Eurydice, was door een slangenbeet om het leven gekomen. Toen nam Orpheus in zijn mateloze verdriet het besluit in de onderwereld af te dalen om Pluto te bewegen zijn echtgenote terug te geven. Het gelukte de moedige zanger in het rijk van Pluto binnen te dringen door Charon, de veerman naar dit rijk, met de klanken van zijn lier te betoveren. Door zijn muziek maakte hij ook de hellehond Cerberos, een ondier met drie koppen, dat de ingang van de onderwereld bewaakte, rustig. Persephone. koningin in dit rijk (→ sterrenbeeld maagd) raakte eveneens in de ban van het lierspel en gezang van Orpheus. Zij overreedde haar gemaal Pluto Eurydice weer naar de aarde te laten terugkeren. Pluto stemde ermee in, maar stelde de voorwaarde dat Orpheus zich niet mocht omkeren of Eurydice hem wel volgde, voor ze de bovenwereld zouden bereiken. Alles ging goed tot de eerste schemering van de bovenwereld in de grot viel. Toen keerde Orpheus zich naar Eurydice om, door een heftig verlangen gegrepen, maar nu moest zij voor eeuwig in het rijk van de schimmen terugkeren.
Orpheus trok daarna als goddelijke zanger door de landen; kwam in Azië en Afrika, en leerde veel kennen. Teruggekeerd bracht hij voor de mensen van zijn volk wetten, religie, dichtkunst en muziek mee. Met de edelsten sloot hij een verbond en stichtte zo de orphische mysteriën.
Na de dood van Orpheus werd zijn lier aan de hemel geplaatst.

          no                                                           o                                                       zo
juni   1  1°°u*                                           juli    1  23°°u*                       aug.    1   21°°u*
15 24°°u*                                                   15 22°°u*                                15   20°°u*
*zomertijd

Het sterrenbeeld Lier vinden we het simpelst wanneer we de zgn. ‘zomerdriehoek’ zoeken die in de zomermaanden door de sterren Altair (in de Adelaar), Deneb (in de Zwaan) en Vega (in de lier) gevormd wordt. In juni staat de Lier dieper naar het no, in juli zoals op deze kaart en in augustus vinden we haar bijna precies boven ons zenit, dan aan de avondhemel om 22u zomertijd.

De namen van de sterren betekenen:

Vega (Arabisch) = afgeleid van ‘de vallende adelaar’, zoals dit sterrenbeeld bij de Arabieren genoemd wordt.

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2696-2526

.

.

.

 

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – Sterrenkunde (1-1/31)

.

STEENBOK

Ook dit sterrenbeeld is heel oud. Het komt uit de Soemerische cultuur, de eerste zeer ontwikkelde cultuur van de mensheid, ongeveer 5000 jaar geleden. Toen had het de naam ‘Suhurmashu’, dat betekent bok/geitvis’  [Duits heeft Ziege=geit, maar ook bok] en het hoorde bij het ‘wiel van Ea’, van de zeegod. Deze was ook de god van de wijsheid en de vader van Marduk (→ Boogschutter). Het beeld van de bok/vis bleef, toen de Grieken dit sterrenbeeld van de Babyloniërs, de nakomelingen van de Soemeriërs, overnamen. De Grieken noemden het echter ‘zeegeit/bok’. Pas later ontstond de naam ‘steenbok’ die met het beeld niet meer overeenkomt.
In dit sterrenbeeld zagen de Oude Grieken hun god van de herders, de grote Pan, of zijn zoon. De hymne van Homerus ‘Aan Pan’ beschrijft zijn afkomst als volgt: de boodschapper van de goden, Hermes, was zelf ook een god. Toen hij op een keer naar Arcadië kwam waar het heiligdom van zijn stam zich bevond, hoedde hij daar de schapen van een man, die Dryops heette en hij werd verliefd op zijn dochter. Hun bruiloft werd ‘één grote smulpartij’, zoals het in de hymne staat. Toen het meisje in het paleis van Hermes die als herdersknaap verkleed was, een kind kreeg, schrok ze van hoe wonderbaarlijk dit eruit zag. Want het kind had de benen en voeten van een geit en ook een sik en twee horens. De moeder werd door angst gegrepen toen ze naar het gedrocht met zijn baard keek en ze sloeg op de vlucht en liet het kind achter bij de vroedvrouw. Zijn vader Hermes, die ook ‘de snelle’ werd genoemd, nam het meteen op zijn arm en was in zijn hart  mateloos blij met het kind.
Toen hulde hij zijn zoon in dichte hazenvachten en haastte zich met hem naar de woonplaats van de onsterfelijken op de Olympus. Daar ging hij bij Zeus zitten en toonde hem en de anderen zijn zoontje. Ze werden allemaal blij en vergenoegd en omdat hij allen blij maakte, noemden ze hem ‘Pan’. Pan met zijn bokkenpoten werd voor de Grieken een god van hun kudden, vooral van de geiten. Omdat er in Arcadië veel geiten zijn, werd dat zijn woonoord. Nu wordt er van hem verteld dat hij zeer hield van de nimfen. Toen hij eens, in liefde ontbrand, er een volgde, vluchtte zij naar een stroom, waar zij zich veranderde in een rietstengel. Pan omarmde de rietstengel en toen de wind die over de rietstengel woei, klagende tonen tevoorschijn riep, probeerde Pan deze tonen na te doen. Hij nam zeven rietstengels en voegde ze zo samen dat de een net weer iets korter was dan de andere. Zo ontwierp hij de herdersfluit die de naam kreeg van de veranderde nimf en die door de Grieken syrinx genoemd wordt.
Als een god van de vrije natuur woonde Pan in de bergen en de bossen en gold als de beschermgod van herders en jagers. Overdag hield hij zich bij hen op, ’s avonds bij de dansende en zingende nimfen, die hij op zijn panfluit tot dansen stimuleerde. Op het heetst van de dag echter, als de zon verzengt en dieren en mensen moe zijn, rust ook Pan uit van de jacht. Dat is het ‘uur van de grote Pan’. Op die tijd waagt geen herder het, hem door zijn fluitspel te storen in zijn rust, want hij is zeer gevoelig en reageert boos, wanneer hij gestoord wordt. Vandaar ook de uitdrukking ‘panische angst’.
Daar kan een mens makkelijk door gegrepen worden, wanneer hij in de eenzame bergen plotseling dat geluid hoort of als hij geroepen wordt en zijn ziel vervuld wordt van vrees, angst en moedeloosheid voor de grote natuurgeest. 
Pan werd echter ook als een god van het licht gezien dat ’s morgens eerst de bergtoppen rood kleurt en ’s avonds daar het langst blijft. Op een geschilderde vaas waarop het aanbreken van de dag getoond wordt, staat Pan op een berg en begroet als eerste de opstijgende Helios.
Door zijn verbondenheid met de natuur nam Pan onder de Griekse goden een uitzonderlijke positie in. Toen in Egypte de angstaanjagende vijand van de goden, Tyfoon, de goden bedreigde, raadde Pan hun aan zich in dieren te veranderen. Zelf nam hij de gedaante van een bok aan. Toen het gevaar voorbij was, zouden de goden als dank voor zijn raad, zijn beeld als sterrenbeeld aan de hemel hebben gezet. Dat heeft Hyginus ons als overlevering gegeven. Sindsdien wordt de herdersgod ook Aigipan genoemd, dat ‘geiten/bokkenpan’ betekent.

Pan had een zoon en hij is het die volgens de overlevering van andere schrijvers uit de oudheid in het sterrenbeeld van de steenbok weergegeven wordt. Hij heette Aigokeros en was een zoogbroeder van Zeus toen deze als kind op het eiland Kreta door de geit Amalthea gevoed werd (→ De Kleine Beer). Toen Zeus aan de macht was gekomen, zette hij niet alleen de geit, maar ook zijn zoogbroeder tussen de sterren. Want Aigokeros had hem bij de strijd met de Titanen door een geweldige uitvinding geholpen. Hij had namelijk ontdekt dat de tritonschelp met zijn spiraalvorm, als je erop blaast, een toon laat horen die op donker gehuil lijkt. Dat deed hij en de Titanen gingen er vol schrik vandoor.
En door deze vondst die Aigokeros in de nabijheid van de watergeesten bracht, zou Zeus hem een vissenstaart hebben gegeven, toen hij hem als zeegeit in het huidige sterrenbeeld Steenbok zijn plaats gaf aan de sterrenhemel. 

          zo                                                          z                                                         zw
aug.   1   1°°u*                                        sept.   1  23°°u*                          okt   1  21°°u*
         15  24°°u*                                                15 22°°u*                                  15 20°°u*
*zomertijd

Het sterrenbeeld Steenbok komt in augustus in het zuidoosten op, bereikt in september in het zuiden de hoogste stand boven de horizon (afb.), daalt in oktober in het westen weer en gaat in november in het zuidwesten onder, dan om resp. 21°°u of 22°°u in de zomertijd.

Namen van de sterren:

Dabih (Arabisch)=betekenis onduidelijk
Gredi (Arabisch)=afgeleid van  al-gadi=steenbok
Nashira (Arabisch)=betekenis onduidelijk
Scheddih (Arabisch)=afgeleid van  dsanab el-dscheddi=staart van de steenbok

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2686-2516

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – Sterrenkunde (1-1/16)

.

kleine en GROTE HOND

De heldere sterren Prokyon en Sirius horen bij de zes heldere sterren die de stralende winterdriehoek vormen waarmee je je in een heldere winternacht goed kan oriënteren. Met de wijzers van de klok mee zie je:
Prokyon (Kleine Hond), Pollux (Tweeling), Capella (Voerman), Aldebaran (Stier), Rigel (Orion), Sirius (Grote Hond).
Sirius is de grootste vaste ster. Door de Oude Egyptenaren werd hij en met hem het sterrenbeeld van de Hond als goddelijk vereerd. Het begin van het jaarverloop werd niet door de zon, maar door hem bepaald. Zij noemden hem ‘Sothis’ en ze namen zijn eerste verschijnen eind juli aan de oostelijke morgenhemel zeer precies waar, omdat hij de zo gewenste overstroming van de Nijl en daarmee het begin van het nieuwe jaar aankondigde. Maar de priester konden aan zijn stijgende verschijning nog meer aflezen. Als de zon in de zomer haar hoogste stand had bereikt en waar begon te dalen, verzamelden feestelijke geklede priesters zich in de zalen van de tempel. Nadat ze de heilige handelingen verricht hadden en het ogenblijk aanbrak waarop ze gewacht hadden, werd er een gazelle binnengeleid. De opperpriester nam haar tussen zijn knieën, bekeek door haar horens de net boven de horizon verschijnende Sirius en kon uit de waarnemingen die hij daarbij deed, de gebeurtenissen van het komende jaar voorspellen.

Sirius werd door de Egyptenaren ook met twee van hun grootste goden in verband gebracht. Over Hermes-Anubis die de zielen begeleidde door alle tijdcycli en die de leer van de onsterfelijkheid van de ziel gebracht heef, zei men, dat hij de bewoner van Sirius was, zijn lichtende geest en genius. Maar ook Isis, de gemalin van de grote Osiris, zag men in Sirius. Op een zuil met hiëroglyfen bij Nysa zegt Isis over zichzelf: ‘Ik ben de koningin van dit land, door Hermes onderwezen….Ik ben het die in het gesternte van Sirius opstijgt’.

Naast deze grote verering van Sirius kan je begrijpen dat ook de zonnemythe van de vogel Feniks die altijd de nieuwe sothisperiode inleidde, met Sirius in verband werd gebracht. Er wordt zelfs gezegd dat hij de Siriusvogel is. Omdat deze mythe zo nauw is verbonden met Sirius en diepzinnige aspecten vertoont, zullen we deze in ieder geval in het kort zo weergeven, zoals deze door de antieke schrijver Herodotus en anderen overgeleverd is.

In het Morgenland, waar de zon opgaat, leeft een grote vogel. Het is een zonnevogel en daarom is een deel van zijn veren goudkleurig, het andere rood. Wat zijn grootte en gestalte betreft lijkt hij buitengewoon veel op een adelaar.
Deze vogel Feniks leeft 500 jaar. Wanneer zijn tijd ten einde is, zingt hij zelf zijn afscheids- en reisliederen en laat zich in zijn nest verbranden in de gloed van de zon. Maar uit zijn as ontstaat een nieuwe Feniks die met heilige liefde het dode lichaam van zijn vader met mirre omhult. Hij vormt uit de mirre een ei en wel zo groot dat hij het nog net kan dragen. Als hij dat uitgeprobeerd heeft, holt hij het ei uit en legt zijn vader daarin. De opening smeert hij weer met andere mirre dicht. Wanneer dat gebeurd is, is het ei met zijn vader erin weer net zo zwaar als eerst.
Met dit ei in zijn klauwen vliegt de Feniks naar Heliopolis in Egypte. Als beeld droeg hij ‘de ster van het grote jaar’, het beeld van Sirius (Sothis) met zich mee. Hij brengt zijn vader naar de tempel van Helios (de zon) om hem in dit heiligdom te begraven. Daarmee begint een nieuwe Sothisperiode.

Op vele Egyptische beeldwerken vinden we de Feniks zo afgebeeld als Herodotus deze heeft beschreven. Tacitus wist vier verschijningen van de Feniks te vermelden in een historische tijd en wel onder Sesostris, Amasis, Ptolemaeus 111 en Tiberius.
Misschien konden de Grieken deze grote mythe over dood en opstanding die vanaf de Perzische tijd met Sirius verbonden was, niet meer begrijpen. Ook de goddelijkheid van dit gesternte was hun vreemd. Er wordt gezegd dat de Grieken deze als beangstigend ervoeren. Misschien wel omdat zij in hem de veroorzaker van de hete ‘hondsdagen’ zagen. Door bezweringen en andere gebruiken ter verzoening, probeerden ze de veronderstelde schadelijke invloed van dit gesternte af te wenden of te verzachten.
De Griekse legenden voeren de Grote en de Kleine Hond ten tonele als jachthonden, nauw verbonden met de grote jager Orion, in wiens nabijheid ze ook aan de hemel te zien zijn.
De Kleine Hond werd gezien als de hond die vóór de Grote Hond loopt, omdat deze voor hem vanachter de horizon opkomt. Vandaar dat zijn helderste ster de naam Prokyon draagt, wat betekent ‘voorhond’. Over de Kleine Hond bestaat nog een bijzondere legende die bij het sterrenbeeld Boötes wordt verteld.

.

Zo                                                                   o                                                                    zw
Jan.   1  24°°u                                        febr.   1  22°°u                             mrt.    1  20°°u
15  23°°u                                                  15  21°°u                                        15 19°°u

In december staan deze twee sterrenbeelden in het oosten, in januari in het zuidoosten en in februari in het zuiden, steeds aan de avondhemel.

Namen van de sterren:

Prokyon (Grieks)  =de hond die vooroploopt
Sirius (Grieks/Latijn)= die spiegelend fonkelt

Meer feiten
Meer

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2679-2509

.

.

.

VRIJESCHOOL – 7e klas – Sterrenkunde (1-1/30)

.

BOOGSCHUTTER

De boogschutter aan de hemel is een raadselachtig sterrenbeeld dat uit een van de vroegste tijden komt. Bij opgravingen in het Tweestromenland van de Eufraat en de Tigris waar duizenden jaren geleden de Soemeriërs en na hen de Babyloniërs woonden, werd er tussen veel andere voorwerpen een grenssteen gevonden uit de 2e eeuw voor Chr., waarop plastisch uitgewerkt uit de steen gehouwen een dubbelwezen staat. Het is een gevleugeld wezen, half dier en half mens, hier op de tekening:

Uit een paardachtig onderlichaam richt zich een mensachtig wezen op met twee hoofden, die een gespannen boog in zijn handen houdt. Maar dit wezen heeft niet alleen twee koppen, maar ook twee staarten. Die naar beneden hangt ziet eruit als een staart van een paard, terwijl de opgerichte staart er meer uitziet als die van een schorpioen. Maar het merkwaardigste aan deze figuur zijn toch wel de grote vleugels. Het kan dus niet alleen springen zoals op de afbeelding, maar ook vliegen. De Babyloniërs geloofden dat buiten de vogels, alleen goddelijke wezens dit vermogen hadden om zich vanuit de aardse wereld te verheffen tot de geestelijke wereld. 
De boogschutter aan de hemel met pijl en boog was dus een goddelijk wezen waarvan er bij de Babyloniërs vele bestaan. 
Wellicht was het een bijzondere verschijning van Mardoek, de god van de stad Babylon die soms met pijl en boog wordt afgebeeld. 
Over hem wordt in een Babylonisch scheppingsverhaal verteld hoe hij met zijn pijl de moeder van de chaos, de afschrikwekkende oerdonkerte Tiamat had gedood, zodat de schepping van de aarde en de sterren een aanvang kon nemen. In deze mythe staat:

‘En Mardoek, de heer, maakte een boog
Het wapen voor de strijd, als Tiamats vijand.
Ook een net om haar daarmee te vangen.
Toen schiep hij de winden:
De boze wind, de stormwind.
De orkaan, de viervoudige wind.
  (Zie hier: tablet 4 vers 35)

Of  Tiamats dood door Mardoeks daad waarmee volgens de Babyloniërs de schepping begon, tot uitdrukking komt in het sterrenbeeld van de Boogschutter, weten we niet.

De Oude Grieken namen het sterrenbeeld van de Babyloniërs of van de Egyptenaren die het precies zo afbeeldden, over, maar ze konden er zich niet echt mee verbinden. Van de boogschutter bestond er bij hen geen echte legende. Een later bedachte legende brengt het sterrenbeeld in verband met Krotos die de uitvinder van de boog zou zijn geweest en daarom door Zeus aan de hemel geplaatst als schutter. Waarom hij een paardenlichaam heeft, wordt niet duidelijk. 
Maar hij had wel het lichaam van een paard, want dat weten we uit de beschrijving van Ptolemaeus, maar met slechts één staart. Ook de tweede kop en de vleugels bleven weg en ze zagen in de boogschutter een Kentaur, een mythologisch dubbelwezen uit paard en mens.
De kentauren stammen volgens de Griekse mythologie uit een held met de naam Ixion, die in zijn ongebreidelde begeerte met een wolkenfantoom een wezen verwekte dat maar voor de helft mens was en half dier. Deze oerkentaur verwekte bij de wilde merries van het Pelikongebergte het hele kentaurgeslacht.
Door oudere schrijvers als Homeres en Hesiodotus werden ze als ruigharige bergmonsters beschreven die hun wilde wellust ongebreideld uitleefden.
Er was maar één uitzondering en dat was de wijze Chiron. (→Kentaur)

            Zo                                                         z                                                      zw
juli   1      1°°u*                                  aug.   1  23°°u*                       sept.  1   21°°u*
       15   24°°u*                                          15  22°°u*                                15  20°°u* 
*zomertijd

Het sterrenbeeld Boogschutter is in de dierenriem het beeld dat het verst in het zuiden staat en bij ons nooit helemaal te zien is. Aan de avondhemel kun je de Boogschutter alleen in de maanden juli tot september zien. In juli komt het in het zuidoosten op, bereikt dan in augustus in het zuiden het hoogste punt boven de horizon (op deze afbeelding) en daalt in september weer onder de horizon, dan om 22u zomertijd. 

Meer feiten

Sterrenkundealle artikelen

7e klasalle artikelen

.

2666-2497

.

.

.

.