Categorie archief: opvoedingsvragen

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen – schermtijd (19-12/5)

.
Justine Pardoen, oprichter van Bureau Jeugd & Media, ED 11-03-2023

.

‘Een beeldscherm ondermijnt de wilskracht’
.

 We kijken gemiddeld 5,5 uur per dag naar een scherm, waarvan 2,3 uur op onze mobiel. Justine Pardoen, oprichter van Bureau Jeugd & Media, geeft tips om te minderen. 

Wat is een redelijke schermtijd? 

„Schermtijd is niet uit te drukken in een aantal uren per dag. Een goede richtlijn, de 20-20-2-regel, komt van oogartsen. Die houdt in: haal na twintig minuten je ogen van het scherm en kijk twintig seconden in de verte. Voor kinderen wordt geadviseerd om daarnaast twee uur per dag buiten te bewegen. Hun zenuwstelsel, waar ook de oogzenuw bij hoort, is nog volop in ontwikkeling en groeit door te bewegen in de ruimte. Oogartsen waarschuwen voor een epidemie van netvliesproblemen, vooral bij kinderen. Een continu gespannen oogspier door intensief schermgebruik leidt tot bijziendheid of zelfs blindheid. Als je het nu goed doet, betaalt dat zich na je zestigste uit.” 

Wat doen scherm- media met kleine kinderen? 

„Uit onderzoek blijkt dat jonge kinderen tot 4 jaar die veel op een scherm kijken, worden belemmerd in hun ontwikkeling. Met name taalontwikkeling en cognitieve vermogens lopen risico. Kinderen leren dat ze onrust kunnen bevredigen met een beeldscherm, maar andere vaardigheden als met aandacht naar iemand luisteren of je concentreren, ontwikkelen ze daardoor minder. Ook de hechting tussen ouder en kind loopt gevaar: als je veel naar een beeldscherm kijkt, maak je minder oogcontact met je kind. Dat is schadelijk voor de band.” 

Hoe kun je schermtijd reguleren? 

„Ga tijdens de vakantie eens naar een plek met beperkte wifi, of spreek samen af om de eerste week geen telefoon, laptop of tablet te gebruiken. Ervaar hoe dat is, afkicken van mobiel of tablet. Wees als volwassene ook eerlijk en praat er samen over, vooral met pubers. Als mobiele apparaten wegvallen kan onrust ontstaan en dat doet iets met je lichaam. Het kan zelfs angsten oproepen, vooral bij kinderen. Dat moet je serieus nemen.
Laat ze daarom opschrijven wat beperkte schermtijd met ze doet en bespreek het later aan tafel. Benoem het en oordeel niet. Bewustzijn gaat vooraf aan beslissingen om je gedrag te veranderen.” 

Waarom is erover praten vooral voor pubers belangrijk? 

„Pubers denken dat ze zonder internet of social media vervreemden van de groep. Die angst is zo groot: sociale uitsluiting is zelfs zichtbaar in het pijncentrum van de hersenen. Internet bevredigt de behoefte van tieners om verbonden te zijn, maar kan ook leiden tot sombere gevoelens. Deels omdat ze kijken naar de levens van anderen, maar ook omdat ze hun eigen wil niet meer voelen en daar ongelukkig van worden. Vooral kinderen, tieners en jongvolwassenen hebben doorzettingsvermogen nodig om dingen te bereiken. 

Gedachteloos gebruik van een scherm leidt daarvan af. Anders gezegd: het ondermijnt de wilskracht. Als er een tijd geen scherm wordt gebruikt, ontplooien jongeren na drie dagen al nieuwe initiatieven. Ze worden gedwongen om na te denken over wat ze écht willen, waardoor ze nieuwe behoeften, talenten en mogelijkheden ontdekken.” 

Wat gebeurt er als je bewust je mobiel weglegt? 

„Doe het eens een dag, je lichaam en geest rusten er echt van uit. Uit onderzoek blijkt dat mensen elkaar weer meer in de ogen kijken en bewuster zijn van hun omgeving. Je kijkt weer recht vooruit in plaats van naar beneden. Op scholen waar mobieltjes verboden zijn, bedenken kinderen spelletjes, praten ze met elkaar en maken meer contact. 

Als mensen weten wat het oplevert en het verschil ervaren, kunnen ze bewuster kiezen voor minder schermtijd. Ze ontdekken dat ze, door hun mobiel een tijdje wee te leggen. hun innerliike stem weer kunnen horen én hun wilskracht terug krijgen. 

Iedereen doet mee 

Stel voor het hele gezin eens in de maand op zondag een beeldschermvrije dag in waar iedereen aan meedoet. 

Schrijf op 

Schrijf op wat schermvrije tijd met je doet. Schrijven opent een deur naar een nieuw bewustzijn en zorgt voor inzichten. 

Vaste schermtijd 

Stel vaste schermtijden in. Beperk die bij kinderen tot 10 jaar tot maximaal anderhalf uur per dag en volg de 20-20-2-regel. 

.

Opvoedingsvragen digitale media [19] digitale media

In een breder perspectief? Ahriman

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

3231-3041

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen – schermtijd (19-12/4)

.

schermtijd
.

NOS Nieuws bij monde van de correspondent in Frankrijk, Frank Renout:
.

.
Franse experts: geen sociale media voor kinderen onder de 15 jaar 

Een commissie van Franse wetenschappers is met vergaande adviezen gekomen over het gebruik van sociale media door kinderen. In essentie moeten kinderen veel minder vaak achter schermen zitten en pas op latere leeftijd sociale media gaan gebruiken. 

Het rapport van de deskundigen is aan president Macron overhandigd. Die had zelf om het advies gevraagd, om ouders “handvatten te geven” voor het onlinegedrag van hun kinderen. De president maakt zich daar zorgen over. 

Twee derde van alle Franse kinderen van 8 tot 10 jaar zit al op sociale media zoals Tiktok en Instagram. Kinderen van 5,5 jaar oud zitten gemiddeld ruim anderhalf uur per dag achter een scherm. 

Smartphone taboe 

De wetenschappers stellen voor om kinderen tot 3 jaar nooit achter een scherm te zetten, of het nu een televisie is, een telefoon of een tablet. Tot 6 jaar moet het schermgebruik minimaal blijven en altijd onder ouderlijk toezicht gebeuren. 

Kinderen zouden tot 11 jaar geen mobiele telefoon moeten hebben. Tot 13 jaar zou een smartphone taboe moeten zijn. En tot 15 jaar zouden sociale media verboden moeten zijn. 

Ook peuterspeelzalen en kinderdagverblijven moeten erop toezien dat er geen of een minimale hoeveelheid schermen bereikbaar is voor de allerjongsten. Op scholen moeten kinderen les krijgen in digitale diensten en de gevaren ervan. 

Aan schermen gekluisterd houden 

Tot slot worden de producenten van sociale media als Instagram, Tiktok, Facebook en Snapchat aangesproken. “We zijn verbijsterd door wat we gezien hebben”, schrijven de wetenschappers over de manieren waarop sociale media algoritmes en technieken ontwikkelen om kinderen zo lang mogelijk op een apparaat te houden. 

Ze hebben strategieën om kinderen aan schermen gekluisterd te houden, ze onder controle te houden en ze te gebruiken”, zei Amine Benyamina, psychiater en vicevoorzitter van de commissie, in een interview. “Voor bedrijven staat de bescherming van kinderen niet voorop. Ze willen gewoon geld verdienen”, zei neurloog en commissielid Servane Mouton. 

Angsten en depressies 

Het is nog onbekend wat Macron met de aanbevelingen gaat doen. Naar verluidt zou hij enkele adviezen willen overnemen en ook met verboden en geboden willen komen. Maar er zijn praktische en juridische belemmeringen. 

Veel scherm- en socialemediagebruik gebeurt thuis. “We kunnen niet bij elk huis een politieagent zetten”, zei Benyamina. Veel zal afhangen van de ouders. 

Ook kan Frankrijk niet of nauwelijks in zijn eentje regels opleggen aan sociale media. Dat moet in samenspraak met de Europese Unie gebeuren. Controlemechanismen, zoals een leeftijdscontrole bij websites, staan haaks op privacywetten. 

Toch moet het onlinegedrag van kinderen veranderen, omdat er gezondheidsrisico’s zijn, stelt de commissie. Het gebruik van sociale media is een risicofactor voor gevoelige kinderen en kan leiden tot angsten en depressies, schrijven de experts. 

Excessief gebruik kan leiden tot psychische problemen. Ze zeggen bovendien dat de mate waarin kinderen online bloot staan aan geweld en porno ‘alarmerend’ is. 

 De wetenschappers geven ook nog een algemeen advies: laat kinderen vaker buiten spelen of geef ze een boek. 

.

Opvoedingsvragen digitale media [19] digitale media

In een breder perspectief? Ahriman

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

3230-3040

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Augustinus: waar kijken we naar?

.
kerkvader augustinus

of        Waar kijken onze kinderen naar?

De Afrikaanse kerkvader Augustinus (354-430 n.C.) had een visie over ‘wat de mensen zagen’, een soort ‘moraal van het kijken’.
Zo uitte hij felle kritiek op de gladiatorspelen die in zijn tijd heel populair waren. Die waren uiteraard dodelijk voor wie daar sneuvelden, maar, en dat is opmerkelijker, ook slecht voor wie ernaar keken.

Augustinus zag de verslavende werking ervan.
Hij zag het bij zijn studievriend Alypius die door vrienden werd meegetroond naar het amfitheater. Deze hield wel eerst zijn ogen gesloten, want hij wilde van het hele spektakel niets zien. M.n. de gruwelbeelden niet die hem waren beschreven.
Maar toen de menigte ineens begon te brullen, opende Alypius uit nieuwsgierigheid even zijn ogen. In die ene tel zag hij hoe een gladiator werd gedood.
‘Dat heel korte ogenblik’, zei Augustinus, ‘was genoeg om de ziel van Alypius te beschadigen: hij begon mee te schreeuwen en vanaf dat ogenblik werd hij een vaste bezoeker.

Mede door andere ervaringen ging Augustinus steeds kritischer kijken naar waar wij als mensen naar kijken. Hij concludeerde dat of het geweld dat we zien nu echt is of nep, zoals bij de Spelen of in het theater, wat we zien roept emoties op. We gaan mee in de spanning, de angst, het verdriet, de ontspanning, de vreugde, tegelijk met de gladiator of de acteur.

Augustinus trok toen al de opmerkelijke conclusie die ook vandaag de dag nog opgeld doet: in het echte leven doen we na wat we in het theater of bij de Spelen gezien hebben, zij het dan in andere vorm: zie bv. de artikelen vanaf [19-5/1] op deze blog.

Deze boodschap van Augustinus is vaak negatief geïnterpreteerd: dan werd benadrukt hoezeer theater en films ons kunnen corrumperen‘, lees ik in het artikeltje in Trouw van 25-08-2022 dat de basis vormde voor deze tekst. 
Maar Augustinus’ visie is positiever dan dat: goede verhalen en mooie beelden kunnen ons leren wat echt en waardevol is in het leven. Want waar we naar kijken, vormt ons.’

Wikipedia

Ook op andere gebieden geldt dit, zie b.v. de artikelen van B.C.J.Lievegoed over de organische bouwwijze: welke vormen en kleuren zijn er in onze omgeving.

Uiteraard komen we ook uit bij de vertelstof op de vrijeschool en bij alle kunstzinnige activiteiten.

.

Handvaardigheid: alle artikelen

Algemene menskundealle artikelen

Rudolf Steineralle artikelen op deze blog

Menskunde en pedagogiealle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

3104-2917

.

.

.

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (19 -12/4)

.

Onderwijs zonder schermen

.

Een actuele verklaring van de Karolinska Universiteit leidt in Zweden tot een politieke heroverweging van de digitalisering in kleuterscholen, meldt de vereniging Diagnose-Funk.

Dit jaar presenteerde de Zweedse Onderwijsautoriteit haar voorstel voor een nationale digitaliseringsstrategie voor het schoolsysteem. Kleuterscholen moeten onder meer verplicht worden uitgerust met digitale apparaten.

Dit werd gerechtvaardigd met het doel de digitale vaardigheden te bevorderen die later in het leven in de vroege kinderjaren nodig zijn en de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren met behulp van digitale opties.

Minister van Onderwijs Lotta Edholm heeft dit besluit nu echter teruggedraaid.

Vooral kleuterscholen moeten expliciet beeldschermvrij blijven.

 De reden hiervoor is een verklaring van de Zweedse Karolinska Universiteit, waarin verschillende hoogleraren psychologie, ontwikkelingspsychologie, neonatologie en cognitieve neurowetenschappen duidelijke kritiek uiten op het gebruik van schermen in de vroege kinderjaren. Zij wijzen erop dat de door het ministerie van Onderwijs aangeprezen voordelen van het digitaliseren van scholen niet op feiten zijn gebaseerd. Integendeel: uit een groot deel van het onderzoek blijkt duidelijk dat het gebruik van digitale apparaten een negatief effect heeft op de kennisverwerving van leerlingen.
De auteurs verwijzen ook naar een rapport van de Zweedse Mediaraad uit 2022, waarin een direct verband wordt beschreven tussen schermtijd en verminderde geestelijke gezondheid. Als conclusie van het statement bevelen de hoogleraren aan om de focus in onderwijszaken weer te leggen op gedrukte leerboeken en de specialistische kennis van docenten.

Bron: Diagnose: funk (via das Goetheanum, 14 september 2023)

Opvoedingsvragen over media: [19] media

Opvoedingsvragen: alle artikelen

Kunstzinnig onderwijs

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

3089-2903

.

.

.

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (4-10)

.
Loïs Eijgenraam, Antroposofisch magazine nr. 13 februari 2019

.

Aan tafel!

Een onzichtbare schijf van vijf voor een maaltijd zonder gedoe

Samen eten, het liefst aan tafel en zonder al te veel gedoe.
Misschien ben jij een ouder die, voordat je kinderen kreeg, dit als ideaal voor je zag. Zonder gezeur dat het eten niet lekker is, kinderen die niet willen eten, of die elkaar op de huid zitten tijdens het schaarse moment van gezellig samenzijn. In veel gezinnen is de realiteit echter anders. Hoe kun je het gedoe tijdens de maaltijd beperken?

Sinds 1953 wordt in Nederland de schijf van vijf gebruikt om zichtbaar te maken wat goede en gezonde voeding is. Groente en fruit, granen en aardappels, vetten, dierlijke producten en vocht vormen gezamenlijk deze schijf van vijf.
Vele boeken zijn geschreven over gezonde en goede voeding voor zowel kinderen als volwassenen, voor vleeseters, vegetariërs of veganisten. Met of zonder gluten, suiker, kleur- en smaakstoffen. Het is tot ons doorgedrongen dat het van belang is stil te staan bij dat wat ons lichaam van buitenaf binnendringt. Nog nooit hebben de supermarkten en natuurvoedingswinkels zoveel keuze aan producten gekend. Betekent dit dat het in ieder gezin iedere avond feest aan tafel is? Nee! Goede en gezonde voeding gaan niet alleen over de visueel zichtbare schijf van vijf.
Een niet zichtbare en misschien essentiëlere schijf van vijf wil gehoord worden zodat vijf plus vijf een tien voor een gezonde én gezellige maaltijd wordt.

Waaruit bestaat die andere schijf van vijf?
Uit gewoontevorming, aandacht, duurzaamheid, eerbied en gezinswezen.

Gewoontevorming

In een maatschappij waarin veel zich in vliegende vaart voltrekt, lijkt gewoontevorming saai en niet hip te zijn. Gewoontevorming in relatie tot het eten in een gezin betekent vanaf de geboorte van een kind werken aan gewoonten: als de baby de borst of fles krijgt, dan gebeurt dit bijvoorbeeld overdag zittend op de bank of ’s avonds liggend in bed. De houding en plaats zijn altijd hetzelfde. Het voeden in een ritme ook. De voeding wordt begeleid met rituelen die meegroeien met de leeftijd van het kind. Als de tijd daar is voor vastere voeding, krijgt je kind de tijd aan nieuwe smaken te wennen. Een week lang is het pompoenfeest totdat het er oranje van kleurt. Daarna komen de worteltjes om kennis mee te maken. Dit vroege kennismaken met ons aardse voedsel gebeurt op dezelfde plaats, met dezelfde rituelen. Tijdens het fruithapje eet de volwassene ook iets van fruit zodat het kind vanuit nabootsing de heerlijkheid van al deze aardse rijkdommen mee geniet. Tegen de tijd dat het kind tijdens de avondmaaltijd nog wakker is, geniet het van dit gezinsritueel aan de tafel mee. Kinderen leven een leven dat van het ene moment naar het andere moment stroomt. Voor hen is het heerlijk als in de dag de overgangsmomenten gemarkeerd worden. De speeltijd sluiten we af door op te ruimen, de maaltijd beginnen we met een lied, spreuk, gebed of ander duidelijk begin. Zo sluiten we de maaltijd ook weer af. Hoe krachtiger deze gewoontevorming, hoe minder kinderen ‘mag ik van tafel?’ hoeven te vragen, of gewoon van tafel lopen omdat ze dachten dat dit al mocht. Tot in de volwassenheid draagt een begin- en afsluitritueel onze gewoonte.

Aandacht

Waarom kunnen kinderen zo zeuren over eten, terwijl er vele kinderen zijn die van de honger omkomen? Zeuren onze kinderen werkelijk om het eten, of om iets anders? Kinderen kennen nog niet zo veel taal en woorden als volwassenen. Misschien zeuren onze kinderen aan tafel omdat zij eigenlijk aan ons willen vertellen: liefde gaat door de maag. Ik weet dat je van mij houdt, maar toch wil ik dit iedere dag ook werkelijk voelen én zien. Heb je vandaag echt ongedeelde aandacht voor mij gehad?’ Alle elektronische middelen als smartphone, radio en tv leiden in een gezin de aandacht af van in verbondenheid gezamenlijk genieten van de maaltijd.

Duurzaamheid

Voeding die de natuurlijke tijd heeft gekregen te groeien en bloeien, schenkt een duurzaamheids-beeld. Geen uit de ‘grond-met-lamp-erboven’ getrokken krop sla, maar krachtige bladeren, die echt naar sla smaken en waar je op moet kauwen. Als ouders kunnen wij met deze beelden onze kinderen de onuitgesproken boodschap meegeven: ‘zoals ons voedsel duurzame tijd kreeg te rijpen, zo nemen wij de tijd om deze maaltijd tot ons te nemen’.

Eerbied

Eerbied is een deugd die wereldwijd van waarde is. Een duurzame, geglobaliseerde toevoeging op de maaltijd met onze kinderen.

Gezinswezen

Als je leeft met de gedachte of het weten dat achter ieder van ons een engel staat, dan is er misschien ruimte om te leven met het idee van een gezinswezen of gezinsengel. Ouders die leven met deze schijf van vijf, kunnen ervaren dat de maaltijd met het gezin een maaltijd is waar een ongenode gast aan deelneemt. Een gast die zich verheugt over de verbondenheid, de levenslust, vitaliteit en zin in het aardse voedsel die aan tafel te proeven zijn. Eet smakelijk! 

.

Boeken van de auteur

Website Loïs Eijgenraam

School voor antroposofische kinderopvang
.

Opvoedingsvragenalle artikelen

Ontwikkelingsfasenalle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

3086-2900

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (15-3)

.

Loïs Eijgenraam, Antroposofisch Magazine spet. 2018 nr. 11
.

Slapen in een wereld die nooit rust

Slaap kindje slaap
Daar buiten loopt een schaap
Een schaap met witte voetjes
Die drinkt zijn melk zo zoetjes
Slaap kindje slaap
Daar buiten loopt een schaap

Wie kent dit oeroude slaapliedje niet? Nagenoeg alle ouders. Toch vragen veel ouders zich af hoe zij hun kind zoet in slaap brengen. Slapen en jonge kinderen lijken niet meer vanzelfsprekend samen te gaan en daarmee ook uitgeruste ouders niet.

In mijn praktijk vertellen ouders over peuters die niet doorslapen en twee, drie, zes keer per nacht zich melden. Andere ouders vertellen over kleuters die niet voor tien uur  ’s avonds slapen en ‘honderd’ keer hun bed uit komen.
Medewerkers van kinderdagverblijven mogen een kind in de middag niet meer laten slapen omdat het anders thuis niet voor 22 uur slaapt.

Wat laten deze kinderen ons zien?

Geen mens kan zonder slaap. Na vijf dagen geen slaap sterft een mens. Slapen hoort bij ons bestaan als mensen en zorgt ervoor dat wij opgedane indrukken verwerken, onze vitaliteit aanvullen en inspiratie opdoen voor de nieuwe dag. Slapen en waken horen bij elkaar zoals de dag en de nacht, en beweging en rust bij elkaar horen.

Slapen gaan is het aanvaarden van een grens. Een grens tussen bewust aanwezig zijn en een overgave aan een niet-bewuste wereld.

Een grens.
Wie kent nog landsgrenzen? Als kind herinner ik mij de spanning in de vakantietijd als wij als gezin op reis gingen naar bijvoorbeeld Frankrijk. Bij de douane werd gecontroleerd of de paspoorten en inzittenden overeenstemden. Of er geen spullen werden meegenomen die niet toegestaan waren. Als de hefboom omhoogging, was dat een teken dat mijn ouders ervoor gezorgd hadden dat alles klopte.

Wat nemen kinderen mee als zij bij de grens van dag en nacht aankomen? Klopt ‘de bagage’ die zij uit de dag hebben meegenomen? Is er ‘smokkelwaar’ aanwezig die de doorgang naar de andere kant verhindert?

Kinderen die de overgang van de dag naar de nacht makkelijk maken, blijken [vaak] als bagage het volgende te hebben ingepakt:

• een ritmisch verlopen dag;
• zinvolle bewegingen als wandelen, spelen en huishoudelijk werken;
• een ontspannen maaltijd met het gezin;
• werkelijk contact, waarin een moment van ongedeelde aandacht met hun opvoeders.

Om de grens van de dag naar dromenland over te kunnen gaan, vragen kinderen aan hun opvoeders waakzaam te zijn voor smokkelwaar zoals onrust, haast, spanningen en vluchtigheid. Pas dan slapen de kinderen én hun ouders weer zo zoet als het schaapje in het slaapliedje van weleer.

Loïs Eijgenraam is docent aan de School voor Antroposofische Kinderopvang en heeft daarnaast haar eigen praktijk ‘In Verbondenheid Opvoeden’, voor ouderbegeleiding en opvoedingsondersteuning. Ze is auteur van diverse publicaties over de opvoeding van (jonge] kinderen.

Boeken van de auteur

Website Loïs Eijgenraam

School voor antroposofische kinderopvang

.

Liedjes

Meer over slaapproblemen: [15] slaap(problemen)

Opvoedingsvragenalle artikelen

Ontwikkelingsfasenalle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

3068-2882

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Spel en speelgoed (5-6)

.

Loïs Eijgenraam, Antroposofisch Magazine december 2019 nr. 16
.

Spelenderwijs leren in de 21e eeuw
.

Wat is educatief speelgoed?

.

Zodra Sinterklaas in het land verschijnt, vallen de dikke speelgoedreclamefolders weer op de mat. Ze staan vol met speelgoed waar onze kinderen veel van kunnen leren: educatief speelgoed.
Maar wat is eigenlijk educatief speelgoed en waarom zou je dit als ouder wel of niet aan je kind geven in de decemberperiode?

Visies op spel

Wereldwijd buigen geleerden zich over de vraag waar spelen nu eigenlijk toe dient. De ene opvoedkundige stroming vindt dat kinderen moeten spelen omdat zij hierdoor opgedane ervaringen verwerken. Waarschijnlijk speelt jouw kind in de sinterklaastijd eindeloos het verstoppen en uitpakken van cadeautjes na. Het verwerkt de spanningen en ervaringen rondom het sinterklaasfeest.

Een andere stroming vindt dat kinderen moeten spelen omdat zij in dit spel allerlei rollen op zich nemen. Rollen als Sinterklaas, paard, vadertje, moedertje en zo meer. Door dit rollenspel bouwen kinderen aan hun eigen persoonsvorming. Ze oefenen en ervaren hoe je je als kind in een rol verhoudt tot jezelf en je omgeving. De verschillende rollen helpen bij het opbouwen van de eigen identiteit.

Dat is mooi, zegt een derde stroming, maar kinderen leren vooral van spelen. Spelen is leren en leren doen kinderen spelenderwijs. Deze stroming ziet spel als motor voor de ontwikkeling. Dat zien we terug in het aanbod van educatief speelgoed. Speelgoed is om iets van te leren: tellen, binnen de lijntjes kleuren, verschillen zien, ordenen. Wie een willekeurige speelgoedwinkel binnenloopt ziet dit ook: nagenoeg al het speelgoed heeft een educatief of lerend karakter.

Speelgoed en speelmateriaal

In deze winkels treffen we veel speelgoed aan, maar weinig speelmateriaal. Speelgoed is meestal door ons, volwassenen, voor kinderen bedacht. We hebben een doel voor ogen wat een kind ervan kan leren of aan kan beleven. Speelgoed brengt iets naar een kind: het brengt het oefenen van tellen, het leren van de kleuren, een blokje in de juiste vorm te steken of als poppenmoeder te reageren op jouw plassende poppenkind. Jouw kind reageert op de boodschap die het gebrachte brengt.

Speelmateriaal vraagt iets aan een kind. Speelmateriaal zijn lappen, blokken, zand, water, potten en pannen. Materialen die nog ‘niets’ zijn en waarmee jouw kind zelf bedenkt wat het is en wat het ermee wil doen. Een blok is de ene keer een bouwsteen voor het kasteel, om de volgende dag een broodje van de bakker of een pakje van Sinterklaas te zijn. Het kan allemaal en leeftijdsgenootjes gaan er gewoon in mee: natuurlijk is dit een broodje of geschenk van Sinterklaas, dat zie je toch zo [erin]!

Educatief speelgoed

Rondneuzend op internet lees je verschillende ideeën over educatief speelgoed: “Spelen is leren. Als kinderen jong zijn, zijn ze voortdurend nieuwe dingen aan het leren. Educatief speelgoed daagt je kind uit om van alles te onderzoeken. Dat is goed voor het intellectuele vermogen”.[1]

Op een andere site staat: ‘Veel van ons speelgoed borduurt zelfs precies voort op de stof die je kind op school leert. Door te spelen met leerzaam materiaal leert je kind ook het best en het leukst’.[2] Aldus een leverancier die in zijn aanbod voortborduurt op methoden die in het basisonderwijs worden gebruikt.

Tegelijkertijd hoor je dat de school bezig is jouw kind 21e-eeuw-skills te leren: vaardigheden die jouw kind moet ontwikkelen om het in de 21e eeuw te redden. Vaardigheden als creatief denken en handelen, digitale geletterdheid, kritisch denken, probleemoplossend denken en handelen, samenwerken, sociale en culturele vaardigheden en zelfregulering. Werk aan de winkel blijkbaar!

Nu is het wonderlijke dat deze skills voor nagenoeg alle geciviliseerde landen gelden en toch een geheel andere visie dienen. Vanuit Amerika komt de visie dat de nadruk in de ontwikkeling van het kind van nul tot zeven jaar moet liggen op educatie en cognitie.
Vanuit de Scandinavische landen wordt benadrukt de aandacht te richten op verzorging en socialisatie.
Als ouder sta je tussen deze twee stromingen in en probeer je je hoofd boven water te houden. Hoe weet je wat waar is? Hoe weet je waar je (speel)goed aan doet voor jouw kind dat zich in de 21e eeuw moet zien te redden?

Welk speelgoed je voor je kind koopt, hangt af van je visie. Wat wil je bewerkstelligen met je sinterklaas- of kerstgeschenk?

Van educatief speelgoed weten we zeker dat ons kind iets leert. De leerervaring is extrinsiek, van buitenaf aangereikt.

Van speelmateriaal weten we dat onze kinderen een wereld creëren die van alles kan zijn: een lap is het dak van het huis en het water van de zee. Papier kan je plakken met lijm, maar spuug plakt ook. Handig om te weten als de lijm op is. Onze kinderen ontwikkelen hierdoor probleemoplossend vermogen, creatief handelen, samenwerken en vele vaardigheden meer die zij nodig hebben voor de toekomst. Wil je dat jouw kind de eerste zeven jaar tijd krijgt eerst het eigen lichaam, denkend-voelend en willend in te trekken en vandaaruit de wereld te ontdekken? Wil je vooral de denk-cognitieve ontwikkeling stimuleren? Of wil je dat beide stromingen van vragen en brengen elkaar dienen?

De 21ste-eeuw-skills gelden ook voor ons, volwassenen. De decembermaand vraagt aan jou, in de rol van opvoeder: denk en handel creatief, wees kritisch, werk samen om als cultuurgenoot Sinterklaas of de Kerstman in het oor te fluisteren wat jouw kind als geschenk nodig heeft om rijker het eigen levenspad te vervolgen. 

Bronnen:

1 jmouders.nl/welk-speeltype-is-jouw-kind

2 educatief-speelgoed.com

Loïs Eijgenraam is docent aan de School voor Antroposofische Kinderopvang en heeft daarnaast haar eigen praktijk ‘In Verbondenheid Opvoeden’, voor ouderbegeleiding en opvoedingsondersteuning. Ze is auteur van diverse publicaties over de opvoeding van (jonge] kinderen.

Boeken van de auteur

Website Loïs Eijgenraam

School voor antroposofische kinderopvang

.

Spel en speelgoed: alle artikelen

Waldorfspeelgoed

Ontwikkelingsfasenalle artikelen

Opvoedingsvragenalle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

3061-2876

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (23)

.

luizen
.

Iedere school heeft er mee te maken. Er zijn altijd kinderen met luizen, de ene tijd meer dan de andere.
We kunnen het (ze) niet laten lopen en proberen er wat tegen te doen.

De ‘luizenmoeders’- ook wel -vaders, is een begrip: ze komen a.h.w. de kinderen ‘vlooien’ om te ontdekken of er luizen zijn.

Er bestaan zelfs luizenklinieken o.a. een in Houten.

Vragen aan een medewerker:

Wetenswaardigheden

Waarom krijgen we de luis maar niet uitgeroeid?

„Luizen vermenigvuldigen zich snel. Een vrouwtjesluis hoeft maar één keer in haar leven te paren.
Dat sperma slaat ze op, om zichzelf de rest van haar leven te bevruchten. Een luis legt per dag acht eitjes. Als je er vijf op je hoofd hebt, krijg je er dus al veertig per dag bij. De luis bestaat al sinds de mensheid en uitroeien gaat niet lukken.”

Waarom krijgen voornamelijk kinderen luizen?

„Er zijn genoeg volwassenen die ze krijgen, maar daar rust nog steeds een taboe op. Er is een grote toename op middelbare scholen. Dat heeft alles te maken met de mobiele telefoon. Wanneer jongeren selfies maken en daarbij hun hoofden dicht bij elkaar houden, kunnen de luizen zo overlopen.”

Was je beddengoed, knuffels, jassen en sjaals: dat was decennia geleden het advies. Gaat dat nog op?

„Dat advies gaat nog rond, maar het is helemaal niet nodig. Je kunt rustig je ongewassen bed inkruipen. Alles van haren ontdoen is genoeg. Mocht je toch een luis op je kussen vinden, dan betekent dat dat hij ten dode opgeschreven was. Na 55 dagen, aan het einde van hun levenscyclus, laten luizen los. Ze kunnen zich echt alleen maar vasthouden aan haar. Dus niet aan gladde oppervlakten en ook niet aan kleding en knuffels. Heb je een jas waar losse haren aan kleven, dan kan een luis zich daar wel aan vasthouden met zijn klauwtjes.”

Zijn er nog meer mythes die stug blijven rondgaan?

„Een hoop. Het beeld dat mensen van luizen hebben is erg gedateerd. Vroeger zei men dat ze op vies haar afkwamen, later juist dat ze van schoon haar houden. Geen van beide is waar. Ze komen af op de zoetheid van je bloed. Als je altijd geprikt wordt door muggen, vindt de luis je ook lekker. Ook verwarren mensen luizen nog weleens met vlooien en denken ze dat ze kunnen springen. Dat kunnen ze niet, maar ze kunnen wel snel lopen als er haarcontact is.”

Zijn ze te bestrijden met huis-tuin-en-keukenmiddeltjes?

„In de winkel verkopen ze van alles waar de luis zogenaamd niet van zou houden, maar een luis kan zijn ademhalingskanaaltjes afsluiten voor schadelijke stoffen. Over de bestrijding horen we de wildste verhalen, met middeltjes van aceton tot mayonaise. In onze kliniek, waar je terechtkomt als het zelf niet lukt, werken we met een medisch apparaat dat de neten doodt. Die zijn overigens niet wit, zoals altijd gedacht werd, maar donkerbruin tot zwart. Tót de luis uitkomt: dan blijft er een transparant eierzakje achter dat wit oogt in het haar.

Als je er thuis vanaf wilt komen, is het enige product van de drogist dat kan werken iets op basis van dimethicone, een siliconensoort Dat heeft een verstikkende werking. Het doodt alleen niet alle  neten. Gefaseerd het hele haar doorkammen met een goede luizenkam werkt beter.

Tips van de expert

Lange haren

Maak lange haren vast in een hoge knot. Gebruik daarvoor geen stoffen elastiek, daar gaan veel haren in vastzitten. Kies voor een kunststof variant.

Gel

Smeer een flinke klodder gel of een ander plakkerig product in je haar. Zo is er minder snel haarcontact met anderen, omdat je geen losvliegende plukken haar hebt.

Luizenkam

Schaf een goede luizenkam aan. Een stevig exemplaar waarvan de tanden niet buigen is raadzaam, zo kam je alle luizen en neten eruit. Doe dit bij voorkeur op nat haar, dan hebben ze minder kans weg te lopen.

.

Opvoedingsvragen: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

2857-2679

.

.

.

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (12-2-5)

.

Hanneke Steutel en H. de Brey, keel-, neus- en oorarts, Weledaberichten nr 174, najaar 1997

.

De wonderbaarlijke luchtwegen van een kind
.

Zit je in de wachtkamer bij een keel-, neus- en oorarts (KNO-arts), dan zie je dat zeker de helft van de patiënten uit kinderen bestaat. Meestal zijn dit kinderen van nul tot zeven jaar, die zijn doorgestuurd omdat ze bijvoorbeeld last hebben van hun keel of problemen hebben met hun oortjes. Vooral dat laatste lijkt meer en meer voor te komen. In vergelijking tot tien jaar geleden [art. is uit 1997] wordt namelijk bij steeds meer kinderen een buisje in de oren geplaatst, waardoor ze weer beter kunnen horen.
Waarmee kan deze ontwikkeling te maken hebben? En wat voor processen vinden er in het kind plaats als hij last heeft van ernstige neus- of keelverkoudheid of van verstopte oren?

Een eigen lichaam vormen

Wanneer je als trotse ouder de ontwikkeling van je kind op de voet volgt, zul je af en toe grote bewondering voelen voor zijn prestaties: kruipen, lopen, praten, enzovoort. Maar behalve deze prestaties die het levert, gebeurt er met je kind in de eerste zeven jaar van zijn leven ook nog iets anders wat belangrijk is: hij vormt zijn lijfje om.

Als je naar het hoofd van een jong kind kijkt, zie je dat de schedel betrekkelijk groot is en het aangezicht nog vrij klein. Eerst heeft een kind een klein (wip-) neusje, maar langzamerhand groeit dat uit en krijgt het meer vorm. Precies hetzelfde gebeurt eigenlijk achter de neus, want zodra het aangezicht uitgroeit, groeien de bijholten mee.

Een fikse verkoudheid

Bij het ene kind verloopt deze omvorming gemakkelijker dan bij het andere. Heeft het kind bijvoorbeeld een erfelijke aanleg voor luchtweginfecties, dan zal het daar op den duur last van krijgen. Maar ook kinderen zonder deze aanleg ontkomen niet aan een fikse verkoudheid af en toe. Op zich kan zo’n verkoudheid heel nuttig zijn, omdat je kind daaraan weerstand kan ontwikkelen.

Pas wanneer het te vaak voorkomt of het kind er zichtbaar onder lijdt, wordt het tijd om de huisarts te raadplegen. Waarschijnlijk schrijft de huisarts in eerste instantie neusdruppeltjes of neusspray voor. En wanneer het van toepassing is, zal hij de ouders adviseren om het kind warmer te kleden, hem een tijdje niet te laten zwemmen, of in plaats van zoete, zure melkproducten te geven. Ook kan hij de ouders aanraden om (tijdelijk) te stoppen met roken; in ieder geval in de nabijheid van het kind. Blijken deze maatregelen niet te helpen en blijft het neusje verstopt zitten, dan verwijst de huisarts het kind naar de KNO-arts.

Nare gevolgen

Luchtweginfecties lijken op het eerste gezicht vrij gewoon en ongevaarlijk, maar verwaarloos je ze, dan kunnen ze nogal wat gevolgen hebben. Wanneer bijvoorbeeld in het oor de zogenoemde buis van Eustachius verstopt is, zuigt zich een vacuüm in het middenoor en trekt het trommelvlies naar binnen. In het slechtste geval kunnen hierdoor de gehoorbeentjes ernstig beschadigd raken: het kind kan alleen nog zeer slecht horen. Om deze aandoening weer te herstellen is dan een operatie nodig.

Het kan ook gebeuren dat een kind zo verkouden is, dat het nog uitsluitend door de mond ademt en zijn mond steeds open laat hangen. Hierdoor ontstaat op den duur het gevaar dat hij een zogenoemde overbeet krijgt, dat wil zeggen dat zijn kaken niet meer goed sluiten. Deze overbeet moet dan weer met een beugel worden gereguleerd.

Behalve duidelijke lichamelijke stoornissen, kun je tenslotte bij dit soort ‘waterige’ kinderen ook een aantal andere, meer algemene verschijnselen  waarnemen: ze zijn vaak nerveus en lastig in de omgang en zitten geen moment stil. Vooral dit laatste kan door bepaalde evenwichtsstoornissen worden veroorzaakt, die kunnen optreden als er vocht in de oren zit.

Neusamandelen

Kinderen, en vooral jonge kinderen, steken elkaar gemakkelijk aan met hun verkoudheid. Dat heeft niet zozeer met hun constitutie te maken, als wel met een soort natuurwet die zegt dat ieder jong mens er baat bij heeft een aantal infecties door te maken. Daardoor kan hij zijn afweerstoffen opbouwen. Met name na een virusinfectie ontwikkelen zich namelijk in het bloed bepaalde eiwitten die de weerstand van het kind verhogen en hem sterker maken.

Komt een kind met een luchtweginfectie bij de KNO-arts, dan zal deze daarom niet zo snel overgaan tot een rigoureuze maatregel als het wegnemen van de neusamandel. Want juist in die neusamandel worden eiwitten opgebouwd die afweerstoffen bevatten. Bovendien verdwijnt de neusamandel op den duur vanzelf; na het twaalfde jaar heeft bijna geen enkel kind er meer een. Wanneer een kind echter toch alsmaar blijft snotteren omdat zijn neus wordt afgesloten door een gezwollen neusamandel, moet er natuurlijk wel krachtiger worden ingegrepen.

Keelamandelen

Ongeveer hetzelfde geldt voor de keelamandelen. Bijna elk jong kind heeft grote keelamandelen (groot betekent hier dus niet dat er iets mis is!). Ook deze keelamandelen worden in de loop der jaren steeds kleiner. Op hun twintigste jaar hebben de meeste mensen kleine, gladde keelamandelen; die hebben dan genoeg weerstand opgebouwd en kunnen dus ‘verdwijnen’. Uiteraard gaat het ook bij keelklachten om de ernst van de klacht. Als een kind bijvoorbeeld vaak last heeft van ontstoken keelamandelen, als hij niet meer groeit, slecht eet en lusteloos is, kan het raadzaam zijn de keelamandelen er toch uit te halen. In zo’n geval werken de keelamandelen namelijk als een rem; ze houden de krachten tegen die het kind nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen.

Gezonde reactie

Vergeleken bij twintig jaar geleden [art. is uit 1997] worden er tegenwoordig bij kinderen veel minder neus- en keelamandelen weggehaald. Misschien werd deze ingreep destijds vaak onnodig toegepast, maar het kan ook zijn dat de specialisten inmiddels meer zicht hebben gekregen op hoe het ziektebeeld verloopt, waarbij ze er meer van uitgaan dat de klachten dikwijls ook min of meer vanzelf kunnen overgaan.

Bij oorproblemen zijn op dit moment de trommelvliesbuisjes erg populair: heeft een kind een zogenoemd slijmoortje, dan wordt er een buisje in zijn oor gezet. Het buisje is een dankbaar middel, want een kind kan direct weer goed horen. Anderzijds is ook hierbij gebleken dat de klachten spontaan kunnen verdwijnen.

Men zegt weleens dat een kind dat last heeft van zijn oren, niet meer wil horen en dat het zich op zo’n manier voor zijn omgeving probeert af te schermen. Je kunt je dan ook afvragen of dit verschijnsel niet kenmerkend is voor onze tijd, waarin aan de ene kant ontzettend veel belang wordt gehecht aan een goed gehoor, terwijl aan de andere kant onze zintuigen overbelast dreigen te raken door een overvloed aan indrukken. Een oorprobleem bij een kind kan in dat geval als een heel gezonde reactie worden gezien, al gaat er ook een heleboel aan hem voorbij. Maar ook hier geldt dat je vooral goed naar het kind moet blijven kijken om te kunnen bepalen waar het om een positieve bijdrage aan zijn ontwikkeling gaat, en waar de hulp moet worden ingeroepen van een arts. Vaak zonder woorden vertelt het kind zijn verhaal.

.

Opvoedingsvragen: [12] verkouden

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

2852-2675

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (12-2-4)

.

Ineke van der Duijn Schouten en George Maissan, huisarts, Weledaberichten nr. 171 winter 1996

.

Kouwelijkheid

.
Nu de buitentemperatuur daalt en we weer afhankelijk worden van de temperatuur binnenshuis, worden ook onze individuele behoeftes meer zichtbaar. ‘Kan de verwarming een beetje hoger? Het is hier koud!’, zegt de een. ‘Wat?’ roept de ander. ‘Stel je niet aan, het is hier juist warm. Kijk maar, hij staat op twintig graden.’
Aan die objectieve maatstaf zal een notoire koulijder meestal weinig hebben. Zijn handen en voeten vormen zijn graadmeter. Die zeggen hem dat hij het koud heeft, hoe lastig hij dat zelf ook vindt.

Hoe komt het eigenlijk dat sommige mensen zo kouwelijk zijn, terwijl andere nergens last van schijnen te hebben?

Bescherming

Bij kouwelijkheid kun je naar verschillende aspecten kijken. Kou heeft alles te maken met de mate waarin je je beschermt tegen een lage temperatuur.
Dat klinkt logisch, maar als je kijkt hoe weinig het gemiddelde modebeeld inspeelt op winterse kou, ziet het er anders uit.
‘Ben ik eigenlijk warm genoeg gekleed?’ is dus de eerste vraag die je kunt stellen. Niet alleen de hoeveelheid kleding, ook de kwaliteit ervan speelt een grote rol. Synthetisch materiaal bijvoorbeeld neemt de lichaamswarmte niet op, terwijl wol de warmte juist vasthoudt.

Warmteritmes

Van een heel andere orde is de manier waarop ons lichaam buiten ons toedoen en onafhankelijk van buitentemperatuur en klimaat omgaat met warmte. In ons lichaam werkt een innerlijke klok die heel secuur en ritmisch het opwarmen en afkoelen regelt. Vanaf ongeveer drie uur ’s nachts begint het binnenste van het lichaam warmer te worden, terwijl de buitenkant, de huid, steeds koeler wordt. Vanaf drie uur ’s middags vindt er het omgekeerde plaats: dan wordt het centrum van het lichaam koeler, terwijl de huid juist warmer wordt en warmte afgeeft aan de omgeving. Als je kouwelijk bent heb je het ’s morgens vaak het moeilijkst omdat dan de opwarmfase nog niet is voltooid. Ben je net uit bed dan heb je daar nog niet zo’n last van omdat de ‘nestwarmte’ je nog omhult.

Al gauw echter kan er een onbestemd, onbehaaglijk gevoel ontstaan dat je in eerste instantie niet waarneemt als kou. Je voelt je niet lekker in je vel zonder precies te kunnen zeggen wat eraan schort. Zou je op dat moment warme handen hebben (wat waarschijnlijk niet het geval is) dan zou je kunnen voelen dat er allerlei plekken zijn waar het akelig koud is. De beschikbare warmte gaat om te beginnen naar het centrum, het stofwisselingsgebied, en er blijft dan maar weinig warmte over voor de overige regionen, met name voor de uiteinden.

Levenszin en warmtezin

Veel mensen hebben chronisch last van kou zonder dat ze dat in de gaten hebben. Ze zouden zichzelf niet als kouwelijk beschrijven. Wel hebben ze soms te maken met steeds terugkerende oor- of blaasontstekingen of verkoudheden, maar de link met kou wordt niet gelegd. Vaak is het de huisarts of de fysiotherapeut die constateert dat onderrug, buik of voeten wel erg aan de koude kant zijn. Pas als er van alles aan wordt gedaan om de warmtehuishouding op gang te brengen, wordt enig verschil merkbaar. Het begint met een heel subtiel gevoel van behaaglijkheid, van je een beetje thuisvoelen in je eigen lichaam. Het is net alsof je er een nieuw zintuig bij hebt gekregen waarmee je heel voorzichtig verkent hoe het met je gesteld is. Dit zintuig, dat net als het gehoors- en gezichtszintuig een echt zintuig is, wordt ook wel de ‘levenszin’ genoemd. Met dat zintuig neem je ook waar of je trek hebt, moe bent, dorst hebt, of je je op je gemak voelt of juist niet. Bij de een is de levenszin heel goed ontwikkeld, bij een ander is het nog onontgonnen terrein. De opvoeding speelt daar vaak een belangrijke rol in. Als je eigen waarnemingen of iets prettig of niet prettig voelt, al vroeg door anderen werden ontkend, zul je later waarschijnlijk eerder de neiging hebben om niet naar je lichamelijke signalen te luisteren.

Met de levenszin neem je dus waar of je je goed voelt, maar niet de fysieke warmte op zich. Daarvoor heb je een ander zintuig nodig: de warmtezin. Het woord warmtezin klinkt wat geheimzinnig, maar het ligt minder ver van ons af.

Maatregelen tegen kou

Wat kun je doen tegen kouwelijkheid? Afgezien van warme kleding (vooral onderkleding als tweede huid is belangrijk) is lichaamsbeweging (gymnastiek, hardlopen, fietsen) een uitstekende remedie tegen kou. Daarnaast kunnen wissel-voetbaden, lichaamsverzorgingsproducten, verschillende medicamenten (zie hiervoor de huisapotheek)* en eventueel een warme kruik op de koude plekken de warmtehuishouding op gang brengen. Ook met voeding valt het een en ander te doen. Elke dag een beetje rauwkost eten stimuleert de spijsvertering. Niet te veel, want van veel rauwkost krijg je het juist koud omdat er dan te veel warmte naar het stofwisselingsgebied moet om dit te verteren. Daarnaast kun je kruiden gebruiken die warmte opwekken zoals anijs, kummel, venkel en tijm.

Bij het overwinnen van kou gaat het vooral om het activeren van de levenszin en de warmtezin of anders gezegd: naar jezelf leren luisteren en je eigen waarnemingen serieus nemen. Wie zichzelf kent als een koukleum mag zich dus een beetje gelukkig prijzen, want hij heeft het zintuig dat menigeen moet herontdekken al ontwikkeld.

*

Middelen om warm van te worden

Altijd last hebben van kou is vervelend, maar er is iets aan te doen. Door middel van (wissel)baden en inwrijvingen help je de warmtehuishouding op gang te komen.

Inwrijvingen

Wrijf je lichaam elke morgen in met Arnica Massageolie, met name buik en bovenbenen. Van lieverlee voel je je omgeven door een warmte-mantel die beschermend werkt tegen de kou. Met masserende bewegingen wordt de bloedsomloop nog beter geactiveerd. Masseer altijd in de richting van het hart om de veneuze bloedsomloop te stimuleren.

Wrijf de voetzolen daarnaast ’s morgens in met Weleda koperzalf (Cuprum metallicum praeparatum 0,4% Unguentum). Koper heeft de eigenschap de warmte te geleiden. In plaats van koperzalf kan ook Weleda koperolie worden genomen (Cuprum metallicum praeparatum 0,4% Oleum). Doe dit een maand lang, pauzeer twee weken en zet de inwrijvingen weer een maand voort. Wrijf ’s avonds de koude plekken dun in met Venadoron Gel. Deze vetvrije gel bevat ook koper. Venadoron werkt behalve verwarmend ook bindweefsel versterkend.

Wisselbaden

Zeer stimulerend op de bloedsomloop werken wissel-voetbaden. Hiervoor zijn twee bakken of emmers nodig en een badthermometer. Vul de ene bak met warm water van 38 graden, de andere met koud water. Voeg aan het warme water al naar gelang het tijdstip van de dag een halve dop Rozemarijn Bad of Lavendel Bad toe. Rozemarijn werkt verfrissend en opwekkend en is geschikt voor de ochtend, ’s Avonds is Lavendel Bad aan te bevelen omdat dit ontspant en de slaap bevordert. Doe je voeten vijf minuten in het warme water en tien tellen in de koude bak. Vervolgens weer vijf minuten warm, nu verhoogd tot 40 graden, en tien tellen koud. Herhaal dit nog een keer en eindig met koud. Doe wollen sokken aan en loop even rond, zodat de doorstroming goed op gang komt.

Baden

Neem twee keer per week een bad met Kastanje Bad. Dat brengt het bloed en de lymfestroom in beweging en versterkt het bindweefsel. Gebruikt twee dopjes per bad die worden toegevoegd terwijl het bad volloopt.

Zie artikel Vat op kou   (ook waarom hier Weledaproducten staan)
.

Menskunde- en pedagogie:  [11] warmte

Antroposofisch leven: warmte

Opvoedingsvragen: [12] verkouden

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

2851-2674

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (12-2-3)

.

Er is op deze blog veel verschenen  over warmte.
We weten allen uit eigen ervaring hoe belangrijk warmte is voor ons fysieke welzijn, maar ook voor het mentale en psychische.
De tegenhanger is de kou, en die kan je, (maar ook jou) vatten.

.

Ineke van der Duijn Schouten en George Massain, huisarts, Weledaberichten nr.170 najaar 1996

.

Vat op kou
.

Verkoudheid: wc kennen de verschijnselen allemaal. Je bent rillerig, je neus zit verstopt of je snuit de ene na de andere zakdoek vol, je hebt een duf hoofd en hoewel je je niet echt ziek voelt, zou je het liefst onder de wol kruipen. De dokter haal je er meestal niet bij, want je weet dat het op de een of andere manier vanzelf weer over gaat. Er zijn ook mensen die bijna niet weten wat het is om verkouden te zijn. Zij lijken er immuun voor, terwijl anderen met een zekere regelmaat snipverkouden op de bank hangen, met een stapel zakdoeken binnen handbereik. Wat is zoiets alledaags als verkoudheid eigenlijk? Waarom krijgt de een het wel en de ander niet en wat kun je er aan doen?

Warmtemantel 

Het woord verkouden komt van het Middelnederlandse woord couden, wat ‘afkoelen’ betekent. Als je verkouden bent, ben je dus afgekoeld. Je kunt ook zeggen: je bent een en al kou. Dat klopt met het gevoel dat je hebt als de verkoudheid begint. Hoe hoog de verwarming ook staat, je hebt het ijskoud en je wordt niet warm. Dat komt doordat er iets aan de hand is met de ‘warmtemantel’. Zo’n warmtemantel hebben we allemaal. Hij beschermt ons tegen de kou, net zoals een gewone mantel dat doet. Zien kun je hem niet, maar je kunt hem wel voelen. Als iemand anders zijn arm op tafel legt en je houdt je hand er een paar centimeter boven, dan voel je na enkele ogenblikken een warmtestroom. Die warmtestroom kun je over het hele lichaam waarnemen. Een arts kan bij een lichamelijk onderzoek vaak heel goed aftasten op welke plek sprake is van een stoornis in die warmtestroom. Die plek straalt dan geen warmte uit. Er zit als het ware een gat in de warmtemantel, waardoor de kou van buiten naar binnen kan stromen en de eigen warmte ‘weglekt’.

Onbewoond

Waardoor kan zo’n gat in de warmtemantel ontstaan? Allereerst moet je je deze warmtemantel niet voorstellen als iets dat een vaste vorm heeft, maar als iets beweeglijks, iets dynamisch. Hij beweegt min of meer met ons mee en reageert op wat wij meemaken. Hij is nauw verbonden met ons ‘ik’, het deel van ons wezen waarmee we zelfsturend optreden en richting aan ons leven geven. Als je stevig in het zadel zit, de dingen die je doet overziet en je je fysiek ook goed voelt, kan de warmtemantel je van top tot teen omhullen. Maar als je voor je ogen een ongeluk ziet gebeuren en je schrikt je wild, dan trekt je ‘ik’ zich even terug: je bent er even niet meer bij. Tegelijkertijd ‘krimpt’ dan de warmtemantel, waardoor deze het lichaam niet meer volledig kan omsluiten.

Op zo’n moment kan de kou van buiten vat op je krijgen. De een reageert met een stijve nek of spit, een ander wordt verkouden. Wat gebeurt er in het laatste geval? Dan gaat de stofwisseling op volle toeren werken om het tekort aan warmte aan te vullen en het gat te dichten. Ook in de spieren vindt een verhoogde stofwisseling plaats: rillen of klappertanden is een extra activiteit van de spieren om warmte op te wekken. Van alle kanten worden er in het lichaam vuurtjes gestookt om het snel warm te maken. De verhoogde activiteit van de stofwisseling heeft tot gevolg dat ook de afscheidingsproducten toenemen. Met name via de slijmvliezen worden veel uitscheidingsproducten weggewerkt. Dat je neus vol zit met slijm als je verkouden bent is dus het gevolg van verkouden zijn en niet de oorzaak, zoals we meestal geneigd zijn te denken.

We noemden zojuist een hevige schrik als mogelijke aanleiding voor het ‘ik’ om zich terug te trekken. Veel vaker echter is de oorzaak minder heftig en komt hij van binnenuit. Oververmoeidheid of stress bijvoorbeeld kunnen maken dat het ‘ik’ geen heer en meester meer is over het hele lichaam. Bepaalde gedeeltes raken dan ‘onbewoond’ en worden koud. Vaak zijn dat de uiteinden van het lichaam, dus de handen en vooral de voeten. Ook als je buiten jezelf raakt van woede kan de warmtehuishouding worden verstoord.

Grens

Hoe kun je voorkomen dat je verkouden wordt? Uit het bovenstaande is duidelijk geworden dat zaken als stress en jezelf kwijt raken raken van invloed zijn op de warmtehuishouding. Het is dus belangrijk ervoor te zorgen dat je niet uitgeput raakt. Wanneer die grens bereikt is, is voor iedereen verschillend.
Bij de een kan dat al zijn na een paar drukkere dagen dan normaal, bij een ander kan het weken duren voor het lichaam ho roept door verkouden te worden. Wie uitgerust is, heeft ook meer weerstand bij omstandigheden die van buiten komen, zoals een flinke regenbui.

Daarnaast kun je je warmtemantel van buitenaf verzorgen. Let er bijvoorbeeld eens op of je voeten goed warm zijn. Heel veel mensen hebben chronisch last van koude voeten, vaak zonder dat ze er erg in hebben. Een voetenbad met Rozemarijn Badmelk verwarmt het lichaam door en door en kan soms net een opkomende verkoudheid tegenhouden. Als je het snel koud hebt, helpt dagelijks inwrijven van buik, benen en voeten met Arnica Massage-olie. Verder kun je in de winter zorgen voor een ‘tweede huid’ door wollen of zijden hemden te dragen. Wol heeft als voordeel boven katoen dat de vezels warmte kunnen doorlaten én vasthouden. Bij wollen hemden denk je misschien direct aan kriebelende, onooglijke hobbezakken, maar die tijden liggen gelukkig achter ons.

Achter een simpel iets als verkoudheid blijkt veel meer schuil te gaan dan je op het eerste gezicht zou vermoeden. Het heeft alles te maken met onszelf en met onze eigen grenzen. Dit inzicht zal ons in de toekomst waarschijnlijk niet meteen vrijwaren van kouvatten. Het is echter een hoopvol perspectief dal het wel mogelijk is val te krijgen op kou.

.
In het artikel stond deze illustratie:

Mantelzorg: Peter van Aarnhem.
Meer werk van Peter van Aarnhem

.
Ik heb in sommige artikelen waarin producten van Weleda werden genoemd, mijn zeer positieve ervaringen hiermee doorgegeven.
Dat staat niet gelijk met ‘de’ vrijeschool maakt reclame voor Weleda. IK maak er reclame voor – overigens zonder dat Weleda daarin betrokken is.
Tijdens mijn verkoudheden waren en zijn nog – hoewel ik, nadat het vrijeschoolwerk stopte – veel  minder verkouden was dan toen ik nog lesgaf – onderstaande middelen een goede hulp gebleken.
Genezen doen ze niet – je moet een griep gewoon ‘uitzieken’, maar ze ondersteunen en verlichten. Het geeft mij een goed gevoel middelen te gebruiken van een firma die al meer dan honderd jaar ‘mens en natuur als eenheid’ zien.
.

De R is weer in de maand:

INFLUDO

Als je verkouden bent en je hebt het druk, dan is de verleiding groot om net te doen alsof er niets aan de hand is. Een enkele keer lukt het misschien om dan toch van een verkoudheid af te komen. Meestal echter moet je maatregelen nemen, wil je niet na een week sukkelen alsnog ziek worden. Zo’n maatregel is Infludo.
Infludo is samengesteld uit antroposofische en homeopathische middelen die allemaal de eigenschap hebben om de symptomen die bij een griep horen, op te wekken. Dat klinkt op het eerste gezicht wat eigenaardig. Je wilt immers van een verkoudheid of opkomende griep af, en dan zou je die juist gaan opwekken? Hoe zit dat in elkaar?

Infludo is erop gericht om de natuurlijke lichamelijke afweer te stimuleren. Je onderdrukt zodoende niet het ziekteproces, maar je helpt juist dit te overwinnen. Met andere woorden: met Infludo wek je de symptomen van griep op en vervolgens gaat het lichaam aan de slag om de ziekte de baas te worden. Laten we als voorbeeld Aconitum nemen, het hoofdbestanddeel van Infludo. De Nederlandse naam voor Aconitum is monnikskap, een giftige plant die je een acute koortsaanval zou kunnen bezorgen. Daarbij voel je je dan hondsberoerd en kunnen er gevoelens van angst optreden. Deze verschijnselen doen zich ook bij griep voor, maar dan in veel mindere mate. Door Aconitum in een sterk verdunde vorm in te nemen, worden de afweerkrachten opgewekt. Van Aconitum bestaan overigens allerlei variaties die de arts voor verschillende situaties kan voorschrijven.

Infludo bevat verder Bryonia (heggerank), eucalyptus, Eupatorium Perfoliatum (waterhennep), Sabadilla (luiszaad) en fosfor. Zou je fosfor onverdund nemen, dan zou je rillerig en koortsig worden: dat zijn de symptomen van verkoudheid. In verdunde vorm immiteert fosfor de koorts en activeert zo de warmtehuishouding.

Infludo is zonder recept te koop bij de apotheek en bij veel drogisten. Bij griep en verkoudheid neem je elke twee uur 5 à 8 druppels.

De ziekte wordt hierdoor dus niet onderdrukt, maar je hebt er wel beduidend minder last van. Infludo kan ook gebruikt worden om griep en verkoudheid te voorkomen. Neem dan als de R in de maand is iedere dag 7 druppels bij het ontbijt. Als je veel last hebt van onrust kun je in plaats van Infludo, Ferrum phosphoricum comp* gebruiken. Ook bij kinderen werkt dit middel rustgevender dan Infludo.

Beperk de hoeveelheid eiwitten in je voeding drastisch zolang de verkoudheid duurt. Je lichaam probeert zich via het slijm juist van eiwitten te ontdoen. Van nog meer eiwit (melk, kaas, vlees) zou de slijmproductie alleen maar toenemen. Neem in plaats daarvan regelmatig een mengsel van citroen-, grapefruit- en sinaasappelsap met warm water en een lepel honing. Deze lekkere grog brengt vorm in de ongebreidelde stofwisselingsactiviteit.

Naast deze basismiddelen die de griep of verkoudheid als geheel aanpakken, zijn er verschillende middelen die je kunt gebruiken bij andere vervelende bijkomstigheden van griep en verkoudheid:

Hoest

Weleda Hoestelixer.

Droge hoest

Om het slijm los te maken: Lichenes comp*. In deze siroop zijn verschillende korstmossen met honing en anijsolie tot een smakelijke siroop verwerkt.

Hoesten met veel slijmvorming

Doron druppels.

Keelpijn

4 maal daags 1 tablet Pyriet/Zinnober* gecombineerd met Bolus Eucalypti comp* (1 theelepel op een glas water, ieder uur gorgelen en de laatste slok doorslikken).

Keelpijn en opgezette klieren

De hals inwrijven met Archangelica comp zalf*.

Verstopte neus

Weleda Neusspray 

Een stoombad met Eucalyptus olie (Oleum Aethereum Eucalypti 10%*) helpt ook goed om weer door de neus te kunnen ademen. Doe een dopje olie in een schaal kokend water en houd je hoofd een minuut of tien in de stoom. Bedek het hoofd met een handdoek, zodat de stoom niet kan ontsnappen. Belangrijk: was je gezicht en hals daarna heel goed met lauw water om weer op normale temperatuur te komen en blijf minstens een uur binnen. Je kunt je anders letterlijk opnieuw een verkoudheid op de hals halen.

Zware ademhaling

De borst dun inwrijven met Oleum Aethereum Salviae 10%*. Dit is een vluchtige olie uit salieblad die erop is gericht om de huid goed te doorbloeden en te doorwarmen. Hierdoor kun je weer ruimer ademen.

Om weerstand op te bouwen kun je preventief een Duindoornelixerkuur doen (3 maal daags een dopje, gedurende 10 dagen). Duindoornelixer verhoogt het weerstandsvermogen en geeft extra energie. Het heeft een opvallend hoog gehalte aan vitamine C, vitamine E en carotine (dat zorgt voor de aanmaak van vitamine A). Is de verkoudheid of griep eenmaal daar, dan helpt een Vlierelixer-kuur (3 maal daags een dopje, gedurende 10 dagen). Vlierelixer reguleert de vochthuishouding en intensiveert de warmteprocessen in het lichaam.

* verkrijgbaar bij de apotheek, vaak alleen in Duitsland en soms moet een recept worden meegestuurd.

.

Menskunde- en pedagogie:  [11] warmte

Antroposofisch leven: warmte

Opvoedingsvragen: [12] verkouden

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

2844-2668

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (15-2)

.
Over slaapproblemen bij jong en oud.

Ineke van der Duijn Schouten en George Maissan, huisarts, Weledaberichten nr. 173 zomer 1997

Wakker tegen wil en dank

.

Het lijkt allemaal zo simpel: je glijdt ’s avonds moe onder de dekens, draait je nog eens lekker om en vervolgens geef je je over aan de slaap. De werkelijkheid is bij veel mensen echter minder eenvoudig: zij liggen uren en uren klaarwakker, lezen een half boek, drinken een glas warme melk, ijsberen heen en weer en vallen pas tegen de ochtend in slaap. Over één slapeloze nacht is nog wel heen te komen, maar zijn het er meer, dan wordt het wakker zijn een probleem, je belandt dan al gauw in een vicieuze cirkel: overdag ben je niet wakker genoeg om goed te kunnen functioneren en ’s avonds wil de begeerde slaap maar niet komen omdat je te wakker bent.

Hoe komt het dat zo veel mensen daar last van hebben?

Wakker worden

Als we iemand betitelen als ‘een wakker mens’ is dat altijd positief bedoeld. We hebben het dan over iemand die helder kan denken en de juiste dingen op het juiste moment doet. Wakker zijn overdag is in zekere zin een ‘must’, althans voor een volwassene. Ben je dat niet, dan laat je je al gauw knollen voor citroenen verkopen of je slaat jezelf achteraf voor het hoofd omdat je niet alert genoeg reageerde.

Opmerkelijk is dat niet alleen onze tijdgeest ons ertoe dwingt wakker te zijn, ook onze levensloop stuurt aan op wakkerheid, maar dan letterlijk: we hebben gedurende ons leven steeds minder slaap nodig. Een pasgeboren baby is in de regel maar weinig uren van de dag echt wakker. De meeste tijd is hij bezig met zijn grote opdracht: slapen, eten en weer slapen. Daarna nemen de periodes dat hij wakker is toe.
Als peuter is zijn slaapbehoefte al zo afgenomen dat hij aan een middagslaap van enkele uren genoeg heeft. De kleuter kan toe met af en toe een middagslaapje en slaapt ’s nachts de klok rond. Daarna komt er steeds een uur van wakker zijn bij, tot de gemiddelde slaaptijd van een volwassene, zo’n zeven à acht uur, is bereikt. Zijn we eenmaal boven de zestig, dan slapen we vaak nog maar een uur of zes.

Zintuiglijke prikkels

Vooral bij een opgroeiend kind kun je zien wat wakker zijn betekent: met al zijn zintuigen neemt het de indrukken uit zijn omgeving op.
Het tast, kijkt, ruikt en luistert met grote overgave naar alles wat op hem afkomt; en dat is veel vandaag de dag. Te veel meestal, want niet alleen volwassenen, maar ook steeds meer kleuters, peuters en baby’s zijn hun normale mate van wakkerheid kwijt.
Bij baby’s uit zich dat, afgezien van weinig slapen, vaak in spugen; bij peuters en kleuters in overmatig druk zijn en aandacht vragen. Overdag rennen ze rusteloos van het een naar het ander, ’s avonds moeten de ouders grote moeite doen om hen in bed te krijgen. Interessant genoeg krijgen zulke wakkere kinderen nogal eens vocht in hun oren: een natuurlijke bescherming van het lichaam tegen te veel prikkels.

De vraag naar de hoeveelheid indrukken die ongemerkt zijn opgenomen kan ook de al te wakkere volwassene zichzelf stellen.
In de file rijden, vergaderingen bijwonen en de bijbehorende stukken lezen, boodschappen doen, kranten, film, ouderavonden en verjaardagen bijhouden, we zijn er misschien wel aan gewend, maar we krijgen daardoor heel wat te verstouwen. De hele dag wordt er op die manier een appel gedaan op je zintuigen en die doen wat wij willen dat ze doen: ze staan wijd open. Veel indrukken zijn onbewust naar binnen gekomen en spoken daar rond als er niemand is die ze een halt toeroept. Je blijft daardoor wakker tegen wil en dank.

Prikkels verminderen

De beste remedie tegen overmatige wakkerheid van kinderen is om de hoeveelheid zintuiglijke prikkels te verminderen die op hen afkomen. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen hoe vaak er ‘ruis’ van radio of cd-speler op de achtergrond aanwezig is, op welke sterkte er aan tafel wordt gepraat en hoe hard of zacht de deuren worden dichtgedaan. Een halve dag winkelen in de stad betekent voor kleine kinderen een overweldigend aantal indrukken. Thuis blijven met een leuke oppas of een dagje naar opa en oma is voor hen vaak een plezieriger oplossing, ’s Avonds twintig minuten op schoot plaatjes kijken of voorgelezen worden uit een spannend boek is een knus tegenwicht tegen televisiekijken. Het naar bed gaan wordt daardoor meestal minder problematisch.

Voor volwassenen die vaak wakker liggen is het een hulp om na gedane arbeid zoveel mogelijk bewust de zintuigen open te zetten. Je zegt dan bijvoorbeeld tegen jezelf: ik kijk, ik lees of ik praat, maar ik doe niet alles tegelijk. Vaak scheelt het al als je je realiseert wat je normaal allemaal opslorpt aan informatie. Een week verblijven op een mooie plek met weinig motorisch verkeer, waar je bovendien verstoken bent van radio, krant en tv kan wat dit betreft een eye-opener zijn.

De dag afsluiten

Een andere remedie tegen een te grote wakkerheid is om ’s avonds de dag nog eens door te nemen. Allerlei dingen die je die dag zijn overkomen, indrukken die je hebt opgedaan, passeren zo de revue. De kunst daarbij is om ‘van buitenaf’ naar je doen en laten te kijken. Je maakt steeds een ‘plaatje’ van de situatie en wandelt, bij voorkeur van achteren naar voren, de dag door tot het moment van opstaan, zonder ergens te blijven hangen. Hierdoor breng je de zintuigen tot rust en je sluit de dag met al zijn ups en downs af. Het kost de nodige inspanning, maar het is een uiterst effectieve manier om de vele indrukken die een mens wakker houden, hun plaats te geven. Vaak lukt het niet eens om de dag helemaal ‘af’ te maken en overmant de slaap je tegen wil en dank.

.

Opvoedingsvragenalle artikelen

Ontwikkelingsfasenalle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

2841-2665

.

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (4-7)

.
Marjolein Wolf, Weleda Puur kind nr.16 najaar 2005

.

Hoe wordt je kind een gezonde fijnproever?

.

Je wilt het beste voor je kind, ook op het gebied van voeding. Iedereen weet inmiddels dat het niet goed is om veel te snoepen en vet te eten, maar zeker voor een kind is het niet gemakkelijk om nee te zeggen tegen al dat lekkers. Hoe krijg je het als ouder voor elkaar dat je kind zelf het evenwicht in de gaten houdt?

Als er één thema hot is, dan is het wel overgewicht bij kinderen. In de Verenigde Staten is het inmiddels een serieus probleem en ook in Nederland stijgt het aantal kinderen dat te dik is. Tegelijkertijd groeit het aantal ouders dat hun kinderen juist verantwoord wil voeden. Een goede zaak natuurlijk, maar hoe doe je dat? Als je je kind gezonde keuzes wilt leren maken, merk je dat er heel wat factoren zijn die een rol spelen bij voeding: winkels die vol liggen met snoep (vooral bij de kassa waar je hoe dan ook samen langs moet); opa’s en oma’s die niets liever willen dan hun kleinkind verwennen (en dat mag natuurlijk ook) en leeftijdgenootjes die met excessief leuke broodtrommeltjes op school of kinderdagverblijf verschijnen.

Tegen brood en vóór patat

Bij het begeleiden van je kind naar een gezond voedingspatroon is het zaak met al deze factoren rekening te houden.

Het lijkt misschien gemakkelijk om te beslissen dat je je kind gewoon geen suiker of geen vlees en vettigheid wilt geven, maar een absoluut nee tegen bepaalde voedingsmiddelen brengt een risico met zich mee. Onbekende of verboden zaken hebben een grote aantrekkingskracht. Het is niet ondenkbaar dat een kind zodra het zelf gaat kiezen, juist dat wil hebben wat het jaren heeft moeten ontberen. Sterker nog, omdat het niet heeft geleerd met bepaalde voedingsmiddelen om te gaan, kan het wel eens helemaal doorslaan. Zeker in de puberteit, als tegendraads toch al de trend is, kan het kind ook op het gebied van voeding de tegenbeweging inzetten. Vlijtig door pa of moe gesmeerde boterhammen verdwijnen nog vóór het eerste lesuur in de prullenbak. In plaats daarvan laat het kind zich verleiden tot overmatig friet- en frikadelgebruik, daarbij de resulterende jeugdpuistjes voor lief nemend. Ook om die tegenbeweging te voorkomen, is het zaak je kind al op jonge leeftijd te begeleiden bij het vinden van een balans op voedingsgebied.

Proeven als avontuur

Laten we beginnen bij de babytijd.
Baby’s hebben van nature de neiging om alles in hun mond te stoppen. Al sabbelend en zuigend ontdekken zij de wereld om zich heen. De eerste maanden geef je je kind zo mogelijk borst- of flesvoeding. Maar rond de vijfde, zesde maand kun je het ook alvast aan nieuwe smaakjes laten wennen door hem bijvoorbeeld een gekookt worteltje of een stukje meloen te geven om op te sabbelen of te zuigen. Bied je hem af en toe een nieuwe smaak aan, dan wordt proeven een spannend avontuur en leg je de basis voor het plezier in eten.

Bedenk wel dat een kind al in een vroeg stadium zijn of haar smaak begint te ontwikkelen en dat je daar als ouder invloed op kunt uitoefenen. Kies je bijvoorbeeld zoveel mogelijk voor onbewerkte voedingsmiddelen, dan leert je kind de pure smaken kennen en daarmee ook de pure kwaliteit van de dingen.
Iedereen die een poosje zoutloos heeft gegeten, weet hoe zo’n dieet je smaak verandert: je gaat intenser proeven. De smaakpapillen van kleine kinderen zijn nog niet gewend aan sterke smaken en het kan geen kwaad deze zo lang mogelijk in een ‘onbedorven’ staat te laten: des te steviger wordt de basis. Proeven doe je overigens niet alleen op smaak, maar ook op textuur. Doordat je kind het stukje fruit of groente voorzichtig in zijn mond aftast, leert hij ook onderscheid te maken tussen hardheid, zachtheid, vezeligheid of sappigheid. Zo wordt zijn beeld van wat bijvoorbeeld een peer of wortel is, steeds completer: hoe ziet hij er uit, hoe voelt hij, hoe ruikt hij en zelfs hoe klinkt het als mama hem op een bordje legt om te schillen.

Bij gratie van het contrast

Als een kind ouder wordt, komt er een nieuw element om de hoek kijken bij de keuze van voeding: het sociale aspect. Kinderen willen er graag bij horen. En hoezeer je ook hoopt dat het zich niet te buiten gaat aan cola en chips, er zijn nu eenmaal hele volksstammen die dat wel doen en dat ziet je kind ook. In plaats van je huis tot een cola-vrije zone uit te roepen, kun je hem daarom beter leren hoe hij met dit mindere gezonde lekkers kan omgaan. Haal het gedoseerd in huis.

Koop bijvoorbeeld een keer voor het weekend een pak koek en een zak chips onder het motto: dat gaan we lekker oppeuzelen en op is op.

Daar staat tegenover dat het ook weer niet elke dag feest hoeft te zijn. Sterker nog, als een kind doorlopend snoep en koek krijgt, zal het daar juist niet meer van genieten. Geluk bestaat bij de gratie van het contrast en dat geldt zeker voor voeding. Als je je kind leert dat er zoiets bestaat als ‘met mate’, train je hem daarmee om zelf een balans te zoeken. Leg je dus niet te veel nadruk op wat er allemaal ‘niet goed’ is, dan wordt voeding ook veel minder snel een beladen onderwerp voor een kind.

Bij het sociale aspect van voeding komen ook opa’s en oma’s en andere
verwenfiguranten om de hoek kijken. Grootouders zijn soms van een generatie die ervan overtuigd is dat suiker helemaal niet slecht is en dat koektrommels op tafel bij het meubilair horen. Vooropgesteld dat het niet uit de hand loopt, kun je jezelf de vraag stellen of iemand er gelukkiger van wordt als jij snoep en snacks verbiedt. Voor de desbetreffende opa en oma kan het verdrietig zijn wanneer zij niet mogen toegeven aan hun verwenbehoefte. En voor je kind kan het een veilig gevoel zijn dat zijn grootouders ook goed voor hem willen zorgen (zelfs ‘beter’ dan thuis!). Belangrijk is echter ook hier onderscheid te maken tussen bijzondere en gewone momenten: een dagje bij opa en oma is feest en een doordeweekse dag thuis is een doordeweekse dag.

Een portie genieten 

Een kind mag best weten dat niet elke (lekkere) trek die opkomt onmiddellijk gestild hoeft te worden. De hang naar instantbevrediging is een van de valkuilen van onze tijd, dus ook daartoe zal je kind zich moeten leren verhouden. En over grenzen gesproken: die kun je je kind ook tot op zekere hoogte zelf laten ontdekken. Sta eens toe dat het een hele zak drop naar binnen schrokt, om daarna misselijk te zijn. Van zo’n ervaring leert hij doorgaans meer dan van driehonderd waarschuwingen van goedbedoelende ouders.

Tot slot is het goed je te realiseren dat eten meer is dan het tot je nemen van de juiste dosis vitaminen en mineralen. Gezondheid behelst meer dan voeding alleen. Misschien wil je supergezond koken voor je kinderen, maar heb je daar eigenlijk geen tijd voor. Dat kan gepaard gaan met stress en dat is ook niet echt bevorderlijk voor het welbevinden van je kroost. Creëer rust rondom de maaltijden, zodat je kind ervaart dat eten leuk en gezellig is. En lukt het je een dag niet een zeer verantwoorde vitaminerijke maaltijd op tafel te zetten, haal dan rustig een patatje of een pizza. En maak er een kunst van om daar op zo’n moment uitbundig van te genieten. Een portie genieten op zijn tijd is ook heel gezond.»

Met dank aan Paulien Bom, consultatie-verpleegkundige en (mede)auteur van de Groeiwijzer van nul tot één jaar en de Groeiwijzer van één tot vier jaar.

.

Opvoedingsvragenalle artikelen

Ontwikkelingsfasenalle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

2831-2657

.

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (12-6)

.
Zie o.a. hier – de woorden in blauw – wat betreft (kinder)ziekten e.d.

Dr. Otto Wolff, arts, Weledaberichten nr. 165, Pasen 1995

.

KOORTS: EEN GENEZEND WARMTEPROCES

Voor veel mensen heeft koorts dezelfde betekenis als ziekte. Deze simpele opvatting van ziekte was inderdaad ongeveer 150 à 200 jaar geleden* tot op zekere hoogte gerechtvaardigd. Tot die tijd heersten nog steeds de grote epidemieën zoals de pest, cholera en tyfus die allemaal met zeer hoge koorts gepaard gingen en waar vele mensen aan stierven. De ziekten komen nu niet meer voor, maar de angst voor koorts is gebleven. Dat deze angst tegenwoordig* niet meer terecht is, blijkt als we naar de ziekten van onze tijd kijken. De huidige “gesels van de mensheid” als kanker, hartinfarct, zenuwziekten e.d. verlopen allemaal zonder koorts! Ofschoon dit een feit is, toch doet men in de praktijk alsof koorts zeer gevaarlijk is: nauwelijks heeft een kind koorts en het krijgt van zijn moeder, en niet van de arts, “profylactisch” een koortsverlagende zetpil.** Door de moderne medicijnen kan een arts nauwelijks nog een patiënt zien die één, twee of zelfs drie weken 40° koorts heeft, zoals oudere artsen dat zeker nog hebben gezien. Dit geldt als een grote verworvenheid van de geneeskunde. Maar is dat alles?

Reeds in de vorige eeuw* werd eensluidend door vele onderzoekers vastgesteld dat mensen die vaak koorts of hoge koorts hadden zelden of nooit kanker kregen. Omgekeerd hadden mensen die nooit koorts kregen de neiging om kanker te krijgen. Ofschoon er veel observaties beschikbaar zijn, heeft men hier niet of nauwelijks notitie van genomen. Bovendien werden reeds in het midden van de vorige eeuw genezingen van kanker door middel van koorts gemeld. Indien men tegenwoordig nauwelijks iets over deze feiten hoort, respectievelijk wanneer het opwekken van koorts bij kanker soms als de “nieuwste ontwikkeling” wordt gepropageerd, dan ligt dit aan een ontbrekend begrip voor deze samenhang.

Hoezo kan koorts, dat wil zeggen een hoge lichaamstemperatuur die immers gevaarlijk kan worden, zelfs genezen? Om deze samenhang te kunnen begrijpen moet men weten dat er zowel “koude” als “warme” ziekten bestaan en dat beide tendensen in ziekelijke vormen kunnen ontaarden, dat wil zeggen gevaarlijk kunnen worden. Wanneer de koorts bijvoorbeeld zijn doel voorbij schiet en een lichaamstemperatuur van meer dan 42° produceert, wat maar zeer zelden voorkomt, dan is dit een levensgevaarlijke situatie; dat zal iedereen duidelijk zijn. Minder bekend is echter dat, het tegendeel, ondertemperatuur, minstens net zo gevaarlijk is, op den duur zelfs veel gevaarlijker. Wat bijvoorbeeld een gemiddelde temperatuur van 36° of zelfs 35° kan betekenen, maar vooral het feit dat het organisme niet meer in staat is de nodige warmte te produceren, ziet men niet en degene om wie het gaat, merkt het ook niet. Integendeel: wanneer er bijvoorbeeld griep heerst, worden de meeste mensen ziek en hebben koorts. Maar degene die geen koorts kan produceren, voelt zich gezond, is het echter niet. In de meeste gevallen is het immuunsysteem te zwak om op bacteriën of virussen te kunnen reageren. Uit het tegenovergestelde optreden van warmte en kou kan de grote verscheidenheid aan waarnemingen uit de vorige eeuw, die werden aangehaald, begrijpelijk worden. Wie geen koorts kan produceren loopt voortdurend gevaar om daarvoor in de plaats het slachtoffer te worden van koude ziekten, zoals boven genoemde, dat zijn de tegenwoordig meest voorkomende ziekten. We kunnen ook zeggen: de degeneratieve ziekten waartoe immers kanker, weefselafzettingen, zenuwziekten en vele andere ziekten behoren.

Het probleem inzicht te krijgen in de wederzijdse beïnvloeding van warmte en kou wordt, in onze tijd met zo veel kortzichtigheid, bemoeilijkt door het feit dat ziekten, gepaard gaande met koorts, zo dramatisch verlopen en degeneratieve, koude ziekten daarentegen lange tijd onopgemerkt blijven. Dat is juist de tragiek van kanker, dat deze in eerste instantie geen klachten veroorzaakt en de ziekte daardoor meestal te laat wordt ontdekt – in tegenstelling tot koorts. Op hetzelfde niveau ligt de afweerzwakte van een organisme wat zich met de ontbrekende mogelijkheid koorts te produceren kan uiten, hetgeen niet op korte maar wel op lange termijn tot chronische, dat wil zeggen koude ziekten leidt.

De tegenwerping dat koorts toch “gevaarlijk” is, ligt voor de hand. Dat kan inderdaad het geval zijn, maar alleen bij extreem hoge koorts en dat op zijn beurt komt weer heel zelden voor. Vooral kinderen hebben het vermogen om snel koorts te krijgen en deze weer even snel te laten zakken. Wanneer men gedurende een dergelijk proces met koortsverlagende middelen ingrijpt, valt er meteen een “verbetering” te constateren en is de hele familie, inclusief de arts opgelucht. Het probleem is echter dat daardoor de afweer van het organisme wordt verzwakt. Ook hiervan zijn veel waarnemingen voorhanden. Stonden vroeger de vooral door bacteriën veroorzaakte ziekten op de voorgrond, tegenwoordig zijn het de door virussen veroorzaakte ziekten. Reeds in de eerste helft van deze eeuw* werden veel dierproeven gedaan waar echter nauwelijks acht op geslagen werd. Infecteert men bijvoorbeeld proefdieren (konijntjes, muizen) met overeenkomstige virussen, dan kan dit voor wel 100% de dood ten gevolge hebben. Worden deze dieren echter onder gelijke omstandigheden bij een binnentemperatuur van 38° gehouden, dan overleven alle dieren dit, in elk geval de meeste van hen; na ongeveer 24 uur zijn deze virussen zelfs verdwenen. Met andere woorden: het natuurlijke middel om virussen af te weren is warmte, respectievelijk koorts.

Wat gebeurt er echter uiteindelijk wanneer dit proces, bijvoorbeeld bij een kind, dat immers door zijn hele wezen snel tot koorts neigt, meermalen wordt onderdrukt? Dan kan de ziekte zich niet goed ontplooien. Het organisme wordt, om in een beeld te spreken, met handen en voeten gebonden om niet tegen de virussen te kunnen vechten. Het gevolg is dat de ziekte chronisch wordt. Dat ligt niet aan de bacteriën of de virussen maar aan de zwakte van het organisme dat, door de ontbrekende gelegenheid zijn immuunsysteem door koorts te versterken, zijn afweerkrachten niet kan ontwikkelen. Dat uit zich niet meteen, maar soms pas na jaren, zelfs tientallen jaren. Daar moet bij elke keer dat men koorts heeft, op worden gelet.

Welke conclusies kunnen hieruit worden getrokken?

De angst voor koorts die men tegenwoordig heeft, past niet in deze tijd en is ongegrond. Dit geldt vooral voor kinderen die uitstekende mogelijkheden hebben om met koorts om te gaan, iets dat de volwassene niet meer kan.
Elke keer dat koorts wordt onderdrukt, vindt er een verschuiving in het evenwicht tussen warm en koud plaats naar koud en derhalve naar chronisch. Daarmee worden dus deze ziekten bevorderd.

Koorts verschuift het evenwicht van de koude zijde weer naar de warme en kan dus juist chronische ziekten genezen. Voorwaarde hiervoor is evenwel dat de samenhangen worden doorzien en dat er kennis is over het verloop van ziekten, ten einde te kunnen beoordelen wanneer er werkelijk gevaar dreigt, wat in onze tijd zelden voorkomt.

*artikel uit 1995
**nu is het ‘het paracetamolletje’, jaren eerder was het ‘het sinasprilletje’.

.

Opvoedingsvragen: over [12] (kinder)ziekte; mazelen; allergie; inenten.

Opvoedingsvragenalle artikelen

Ontwikkelingsfasenalle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

2798-2626

.

.

.

.

VRIJESCHOOL – Opvoedingsvragen (12-1-3)

.

Kinderen worden weleens ziek. Het is de taak van de ouders, vaak samen met de arts, om het kind weer te genezen. 
Dat is niet de taak van de school – ook m.i. niet die van de vrijeschool. ‘Gezondmakend onderwijs’ is wel een term die daar gebezigd wordt, maar wat ziekte betreft, gaat het er hier meer om dat aan de gezondheid van de kinderen geen afbreuk wordt gedaan, sterker: dat die laatste door het onderwijs wordt bevorderd.

Steiner heeft veel gesproken over de ontwikkeling van kinderen en zijn gezichtspunten vormen een grote basis voor het pedagogisch-didactisch werken op de vrijeschool.
Hij heeft in zijn pedagogische voordrachten ook een paar keer gesproken over de kinderziekten in samenhang met de ontwikkeling van het kind.

Ouders die zich hierin verdiepen kunnen enthousiast zijn voor deze ideeën of ze verwerpen. Dat is hun vrijheid. Evenals het hun vrijheid is om hun kind wel of niet te laten vaccineren. De school mag daarin nooit een stem hebben.
Dat er veel ouders zijn die voor deze ideeën enthousiast zijn, maakt dat er op de vrijescholen minder ingeënte kinderen zijn dan gemiddeld op andere scholen.

Dat leidt er vaak toe, dat de vrijescholen verweten wordt ‘antivax’ te zijn.
Dat is niet terecht. De school hoeft en heeft geen standpunt in te nemen: dat is aan de ouders.

Dat er op deze blog soms artikelen over dit onderwerp verschijnen, is geen propaganda vanuit de vrijeschool, maar dient als voorlichting over hoe er in antroposofische kring over kinderziekten wordt gedacht.

.

Edmond Schoorel, Weledaberichten nr. 165, Pasen 1995

.

DE ZIN VAN KINDERZIEKTES

.

Wat zijn ‘kinderziektes’? Het klassieke rijtje is kinkhoest, waterpokken, rode hond, bof, mazelen en roodvonk. Het zijn ziektes die je in de kindertijd doormaakt, als je er tenminste niet tegen ingeënt bent. Dat ze zich in deze eerste levensfase voordoen, komt doordat ze zo besmettelijk zijn: kom je ermee in aanraking en sta je er voor open, dan heb je het te pakken. Dat je ze na die periode niet meer krijgt, heeft te maken met de vatbaarheid: heb je de ziekte eenmaal doorgemaakt, dan ben je in principe immuun.

Je kunt kinderziektes ook benoemen als ‘alles wat een kind aan infectieziekten krijgt en waarbij het iets doormaakt wat het daarna niet meer hoeft te leren’. Dit is een wat bredere kijk, want het klassieke rijtje gaat al lang niet meer op: er bestaan tegenwoordig allerlei ‘nieuwe’ kinderziektes. Zo is er een pseudo-kink-hoest en zijn er allerlei vlekjesziekten die proberen na te doen doen wat de rode hond eigenlijk van plan was.

Deze pseudo-ziekten – het woord zegt het al – geven een slap aftreksel van de klassieke ziekte. Het is nogal een verschil of je anderhalve dag wat vlekjes hebt of flink aangedaan bent door de rode hond. Dat is kwalitatief een andere ervaring. Blijkbaar laten de kinderziektes zich niet zomaar aan de kant zetten, en is er sprake van een (essentiële) ervaring die een kind daardoor opdoet.

Een infectieziekte laat een kind niet onberoerd, daar blijft iets van achter in het immuunapparaat. Het immuunapparaat is het biologische geheugen en in die zin een uitdrukking van het ik, want je geheugen bepaalt wat en wie je bent. Het antwoord op de: vraag ‘wie ben ik’, wordt dus mede bepaald door de ervaringen op lichamelijk niveau. Wat zijn dan de ervaringen die de kinderziektes geven?

Bof

De kinderziektes verschillen enorm van elkaar, dat kan iedereen zien. Kenmerkend voor de klassieke kinderziektes is dat een kind even niet meer zichzelf is. Dat wat karakteristiek is voor het kind gaat eruit, wat karakteristiek is voor de ziekte komt erin. Een bof-kind bijvoorbeeld is even helemaal de bof: het heeft een onpersoonlijke bolle kop. Lachen, huilen, eten, het doet allemaal zeer. Het contact met de buitenwereld is dus behoorlijk verstoord. Aangedaan zijn de speekselklieren, soms de alvleesklier (buikspeekselklier) en de geslachtsorganen. Een ziekte dus die van buiten naar binnen gaat, over een centraal stuk van de spijsvertering. Anders gezegd, hoe treed ik mijn buitenwereld verterend tegemoet. Het strijdveld van de bof is: sta ik mijn mannetje ten opzichte van de buitenwereld, kan ik dat ‘behapbaar’ maken, heb ik slagkracht genoeg om de buitenwereld te verteren? Kan ik mijzelf tot uitdrukking, tot ontwikkeling brengen, doordat ik de buitenwereld opneem en omvorm, zodat deze tot mijn dienst wordt? De bof is het persoonlijk worden op fysiek niveau. De geslachtsorganen zijn in dit geval het gebied van ‘het later een geslachtsrijp herkenbaar mens worden’.

Kinkhoest

Kijk je naar de kinkhoest, dan krijg je een totaal ander verhaal. Het kind is niet zo erg ziek, maar de ziekte is wel erg hinderlijk: het duurt zes weken en ze hoesten maar door. Een ziekte met drama. En niet alleen voor het zieke kind met z’n indrukwekkende hoest- en stikbuien. Ook voor het gezin, dat uitgeput kan raken door wekenlange gebroken nachten. Niet ‘even flink koorts, snel er vanaf’, maar lang volhouden, geduld hebben, niet boos worden: een lange adem hebben. Vooral emotionele prikkels, zoals lachen, schrikken en huilen, roepen de hoestprikkel op. De kinkhoest is óók verbonden met ‘hoe sta ik in de wereld’ (dat zijn alle kinderziektes), maar nu niet ten opzichte van de fysieke wereld en de vertering, maar ten opzichte van de ademwereld. Het aangedane gebied, de longen, is het gebied waarin wij als mens het meest openstaan voor de buitenwereld. Diezelfde lucht die dan weer binnen, dan weer buiten is: het gaat hier om wisselwerking. Hier is het strijdveld ‘ben ik in staat om dat, wat op mij afkomt en mij beroert, te verwerken en daar iets tegenover te stellen’. Je ziet bij astma- of bronchitiskinderen vaak dat ze na de kinkhoest veel minder of soms helemaal geen last meer hebben: het longgebied is dan echt eigendom geworden.

In principe immuun:

Het immuunsysteem heeft het nodig om af en toe ‘opgefrist’ te worden. Dit gebeurt door in contact te komen met de ziekte. Omdat de kinderziektes steeds minder voorkomen, kan het gebeuren dat een doorgemaakte kinderziekte opnieuw optreedt als je er na (te) lange tijd weer mee in aanraking komt.

Waterpokken

Waterpokken is een betrekkelijk geringe klus. Kinderen zijn er wel heel kriebelig van: letterlijk en figuurlijk. Geen ziekte waarbij je je eens lekker laat vertroetelen, want de hele dag door ben je ongemakkelijk. Alles jeukt, kriebelt en is te warm. Ook hier is het kind geraakt, maar dan heel oppervlakkig: het beroert de huid. Het gaat hierbij om de irriteerbare, prikkelbare buitenkant van de ziel. Dus wat je waarneemt aan de buitenkant voordat het van binnen een indruk maakt. Waterpokken hebben als enige kinderziekte geen complicaties: het blijft totaal aan de oppervlakte. Je leert hier om het grensvlak van de ziel om te werken en van jezelf te maken. Als het kind te open is, kan het leren zich wat meer te sluiten en andersom: is het te gesloten, dan kan het zich wat meer openen. Tenminste, als de ziekte goed doorgemaakt wordt. Nogal wat eczeem-kinderen zijn na de waterpokken een tijd lang van hun eczeem af, óf ze krijgen het juist veel erger.

Roodvonk en mazelen

Roodvonk en mazelen kun je zien als oertegenstellingen binnen de kinderziektes. De kinderziektes geven het beeld van de strijd tussen aangeboren erfelijkheid en meegenomen eigen impuls. Die twee moeten met elkaar zaken gaan doen om te realiseren wat je van plan was op aarde. Mazelen en roodvonk zijn daarvan de duidelijkste polariteiten: twee ziekten met risicovolle complicaties.

De mazelen geven een grofvlekkige uitslag die van boven naar beneden ontstaat. Met een opgezwollen gezicht, een dikke keel, tranende ogen en een loopneus, is het een waterige bedoening. Kenmerkend is de immuundepressie. Na het doormaken van de mazelen ligt het immuunapparaat een beetje stil (dit kan acht weken tot een half jaar duren). Er is dus echt sprake van een onderdrukking: de mazelen maken letterlijk plaats voor iets anders. Roodvonk geeft een fijnvlekkige uitslag die van beneden naar boven ontstaat. Het ziet eruit alsof je verbrand bent (de huid vervelt ook na de roodvonk). Het is een acute, felle ziekte met hoge koorts.

In beide gevallen is er strijd (koorts). Echter bij de mazelen heeft het vloeistoforganisme de overhand, bij roodvonk het warmteorganisme. Het vloei-stoforganisme is de drager van de levensprocessen: het jezelf in stand houden, je weren tegen de invloeden van buitenaf. In die strijd overheerst de erfelijkheid. Bij de roodvonk overheerst juist datgene wat het kind zelf meeneemt. Het warmteorganisme is de drager van de eigen impulsen, van het ik: dat wat iemand zelf maakt van het leven. Dat is te zien aan de getekende koppen: mazelen-kinderen lijken allemaal op elkaar; roodvonk-kinderen zijn juist heel erg zichzelf. Een ouwelijke wijze blik hebben ze soms. De vraag is ‘krijg ik gerealiseerd wat ik in dit lichaam op deze aarde van plan was’. Roodvonk is de wegbereider voor wat je meeneemt van boven.

Vast organisme

Drager van vorm en gestalte (fysiek lichaam).
Mens als verschijning in de ruimte.
Bof.

Vloeistoforganisme

Drager van levensprocessen
(etherlichaam). 
Mens als verschijning in de tijd (ontwikkeling, biografie).
Mazelen.

Luchtorganisme

Drager van zielenroerselen en het vermogen om te bewegen (astrale lichaam) individuele uitingen van de menselijke ziel.
Kinkhoest en waterpokken (of beter: windpokken, zoals ze in Duitsland en België heten)

Warmteorganisme

Drager van wil en intensiteit (ik-organisatie, geest).
Uiting van de zelfbewuste ik.
Roodvonk.

.

Opvoedingsvragen: over [12] (kinder)ziekte; mazelen; allergie; inenten.

Opvoedingsvragenalle artikelen

Ontwikkelingsfasen: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: alle beelden

.

2797-2625

.

.

.

.

.