.
Zie o.a. hier – de woorden in blauw – wat betreft (kinder)ziekten e.d.
Dr. Otto Wolff, arts, Weledaberichten nr. 165, Pasen 1995
.
KOORTS: EEN GENEZEND WARMTEPROCES
Voor veel mensen heeft koorts dezelfde betekenis als ziekte. Deze simpele opvatting van ziekte was inderdaad ongeveer 150 à 200 jaar geleden* tot op zekere hoogte gerechtvaardigd. Tot die tijd heersten nog steeds de grote epidemieën zoals de pest, cholera en tyfus die allemaal met zeer hoge koorts gepaard gingen en waar vele mensen aan stierven. De ziekten komen nu niet meer voor, maar de angst voor koorts is gebleven. Dat deze angst tegenwoordig* niet meer terecht is, blijkt als we naar de ziekten van onze tijd kijken. De huidige “gesels van de mensheid” als kanker, hartinfarct, zenuwziekten e.d. verlopen allemaal zonder koorts! Ofschoon dit een feit is, toch doet men in de praktijk alsof koorts zeer gevaarlijk is: nauwelijks heeft een kind koorts en het krijgt van zijn moeder, en niet van de arts, “profylactisch” een koortsverlagende zetpil.** Door de moderne medicijnen kan een arts nauwelijks nog een patiënt zien die één, twee of zelfs drie weken 40° koorts heeft, zoals oudere artsen dat zeker nog hebben gezien. Dit geldt als een grote verworvenheid van de geneeskunde. Maar is dat alles?
Reeds in de vorige eeuw* werd eensluidend door vele onderzoekers vastgesteld dat mensen die vaak koorts of hoge koorts hadden zelden of nooit kanker kregen. Omgekeerd hadden mensen die nooit koorts kregen de neiging om kanker te krijgen. Ofschoon er veel observaties beschikbaar zijn, heeft men hier niet of nauwelijks notitie van genomen. Bovendien werden reeds in het midden van de vorige eeuw genezingen van kanker door middel van koorts gemeld. Indien men tegenwoordig nauwelijks iets over deze feiten hoort, respectievelijk wanneer het opwekken van koorts bij kanker soms als de “nieuwste ontwikkeling” wordt gepropageerd, dan ligt dit aan een ontbrekend begrip voor deze samenhang.
Hoezo kan koorts, dat wil zeggen een hoge lichaamstemperatuur die immers gevaarlijk kan worden, zelfs genezen? Om deze samenhang te kunnen begrijpen moet men weten dat er zowel “koude” als “warme” ziekten bestaan en dat beide tendensen in ziekelijke vormen kunnen ontaarden, dat wil zeggen gevaarlijk kunnen worden. Wanneer de koorts bijvoorbeeld zijn doel voorbij schiet en een lichaamstemperatuur van meer dan 42° produceert, wat maar zeer zelden voorkomt, dan is dit een levensgevaarlijke situatie; dat zal iedereen duidelijk zijn. Minder bekend is echter dat, het tegendeel, ondertemperatuur, minstens net zo gevaarlijk is, op den duur zelfs veel gevaarlijker. Wat bijvoorbeeld een gemiddelde temperatuur van 36° of zelfs 35° kan betekenen, maar vooral het feit dat het organisme niet meer in staat is de nodige warmte te produceren, ziet men niet en degene om wie het gaat, merkt het ook niet. Integendeel: wanneer er bijvoorbeeld griep heerst, worden de meeste mensen ziek en hebben koorts. Maar degene die geen koorts kan produceren, voelt zich gezond, is het echter niet. In de meeste gevallen is het immuunsysteem te zwak om op bacteriën of virussen te kunnen reageren. Uit het tegenovergestelde optreden van warmte en kou kan de grote verscheidenheid aan waarnemingen uit de vorige eeuw, die werden aangehaald, begrijpelijk worden. Wie geen koorts kan produceren loopt voortdurend gevaar om daarvoor in de plaats het slachtoffer te worden van koude ziekten, zoals boven genoemde, dat zijn de tegenwoordig meest voorkomende ziekten. We kunnen ook zeggen: de degeneratieve ziekten waartoe immers kanker, weefselafzettingen, zenuwziekten en vele andere ziekten behoren.
Het probleem inzicht te krijgen in de wederzijdse beïnvloeding van warmte en kou wordt, in onze tijd met zo veel kortzichtigheid, bemoeilijkt door het feit dat ziekten, gepaard gaande met koorts, zo dramatisch verlopen en degeneratieve, koude ziekten daarentegen lange tijd onopgemerkt blijven. Dat is juist de tragiek van kanker, dat deze in eerste instantie geen klachten veroorzaakt en de ziekte daardoor meestal te laat wordt ontdekt – in tegenstelling tot koorts. Op hetzelfde niveau ligt de afweerzwakte van een organisme wat zich met de ontbrekende mogelijkheid koorts te produceren kan uiten, hetgeen niet op korte maar wel op lange termijn tot chronische, dat wil zeggen koude ziekten leidt.
De tegenwerping dat koorts toch “gevaarlijk” is, ligt voor de hand. Dat kan inderdaad het geval zijn, maar alleen bij extreem hoge koorts en dat op zijn beurt komt weer heel zelden voor. Vooral kinderen hebben het vermogen om snel koorts te krijgen en deze weer even snel te laten zakken. Wanneer men gedurende een dergelijk proces met koortsverlagende middelen ingrijpt, valt er meteen een “verbetering” te constateren en is de hele familie, inclusief de arts opgelucht. Het probleem is echter dat daardoor de afweer van het organisme wordt verzwakt. Ook hiervan zijn veel waarnemingen voorhanden. Stonden vroeger de vooral door bacteriën veroorzaakte ziekten op de voorgrond, tegenwoordig zijn het de door virussen veroorzaakte ziekten. Reeds in de eerste helft van deze eeuw* werden veel dierproeven gedaan waar echter nauwelijks acht op geslagen werd. Infecteert men bijvoorbeeld proefdieren (konijntjes, muizen) met overeenkomstige virussen, dan kan dit voor wel 100% de dood ten gevolge hebben. Worden deze dieren echter onder gelijke omstandigheden bij een binnentemperatuur van 38° gehouden, dan overleven alle dieren dit, in elk geval de meeste van hen; na ongeveer 24 uur zijn deze virussen zelfs verdwenen. Met andere woorden: het natuurlijke middel om virussen af te weren is warmte, respectievelijk koorts.
Wat gebeurt er echter uiteindelijk wanneer dit proces, bijvoorbeeld bij een kind, dat immers door zijn hele wezen snel tot koorts neigt, meermalen wordt onderdrukt? Dan kan de ziekte zich niet goed ontplooien. Het organisme wordt, om in een beeld te spreken, met handen en voeten gebonden om niet tegen de virussen te kunnen vechten. Het gevolg is dat de ziekte chronisch wordt. Dat ligt niet aan de bacteriën of de virussen maar aan de zwakte van het organisme dat, door de ontbrekende gelegenheid zijn immuunsysteem door koorts te versterken, zijn afweerkrachten niet kan ontwikkelen. Dat uit zich niet meteen, maar soms pas na jaren, zelfs tientallen jaren. Daar moet bij elke keer dat men koorts heeft, op worden gelet.
Welke conclusies kunnen hieruit worden getrokken?
De angst voor koorts die men tegenwoordig heeft, past niet in deze tijd en is ongegrond. Dit geldt vooral voor kinderen die uitstekende mogelijkheden hebben om met koorts om te gaan, iets dat de volwassene niet meer kan.
Elke keer dat koorts wordt onderdrukt, vindt er een verschuiving in het evenwicht tussen warm en koud plaats naar koud en derhalve naar chronisch. Daarmee worden dus deze ziekten bevorderd.
Koorts verschuift het evenwicht van de koude zijde weer naar de warme en kan dus juist chronische ziekten genezen. Voorwaarde hiervoor is evenwel dat de samenhangen worden doorzien en dat er kennis is over het verloop van ziekten, ten einde te kunnen beoordelen wanneer er werkelijk gevaar dreigt, wat in onze tijd zelden voorkomt.
*artikel uit 1995
**nu is het ‘het paracetamolletje’, jaren eerder was het ‘het sinasprilletje’.
.
Opvoedingsvragen: over [12] (kinder)ziekte; mazelen; allergie; inenten.
Opvoedingsvragen: alle artikelen
Ontwikkelingsfasen: alle artikelen
Vrijeschool in beeld: alle beelden
.
2686
.