VRIJESCHOOL – Zintuigen (2-5/3-1)

.
René Lecluse, huidarts, Weledaberichten nr. 176 voorjaar 1998
.

Polaire processen in de huid (deel 1)
.

Binnenkort [art. uit 1998] vindt er in onze stad een bedrijfsveiling plaats. In de krant zie ik een trieste foto met een loods vol productiemiddelen die nu worden afgedankt. Het is begrijpelijk dat dit zo’n treurige indruk maakt, maar bomen en planten ontdoen zich ieder jaar van hun productiemiddelen: de bladeren, die gedurende de zomermaanden vol in bedrijf waren bij de vorming van suikers en zuurstof uit koolzuur, staken tijdens de herfst hun productie en sterven af. En dat is, net als de groei van een blad, beslist een fraai gezicht.

Bekijken we een plantenblad, dan valt op dat het oppervlak groot is ten opzichte van de dikte. Dat is precies zo met de menselijke opperhuid, die met een dikte van slechts 0,1 mm (!) een oppervlak heeft van meer dan anderhalve vierkante meter. Ook heeft het plantenblad net als de opperhuid van de mens een waterafstotende laag en zijn er kleine huidmondjes voor de passage van stoffen en water. Onze opperhuid is dus te vergelijken met het bladerdek van bomen en planten.

In feite bestaat de opperhuid uit twee lagen, namelijk de kiemlaag en de hoornlaag (waarvan de laatste aan de buitenkant zit). Samen representeren ze de polaire krachten van leven en dood.
In de kiemlaag vindt immers een langzame maar constante aanmaak van vochtrijke opperhuidcellen plaats. De volgroeiing van zo’n opperhuidcel gebeurt in een tempo van achtentwintig dagen, dat wil zeggen in eenzelfde ritme als de omlooptijd van de maan.

In de vochtarme hoornlaag daarentegen vindt een constante celdoding plaats, waarbij als het ware een ‘tegelpad’ van dode cellen voor een waterafstotende gladde huidlaag zorgt.

Wat in de natuur na elkaar geschiedt tijdens de opeenvolgende seizoenen, namelijk groeien en afsterven, dat vindt in de opperhuid gelijktijdig plaats als continu proces. Deze polaire krachten zouden elkaar onvermijdelijk moeten opheffen als niet steeds een bemiddelend proces aanwezig was dat juist voor een vruchtbare samenwerking zorgt. Bij de huid is deze bemiddelende kracht niet uiterlijk waarneembaar. Daardoor lijkt het alsof de kiemlaag en de hoornlaag op elkaar zijn geplakt. Het fenomeen van aan elkaar tegengestelde krachten die samenwerken komen we overal in de levende natuur tegen.

Uit het bovenstaande kan worden begrepen hoe bepaalde afwijkingen aan het huidoppervlak kunnen ontstaan, zoals bijvoorbeeld schilfering. Bij schilfering blijven de huidcellen te vitaal en sterven niet voldoende af, waardoor er een soort bladerdeegstructuur van de opperhuid ontstaat, die afschilfert (of beter ‘afbladdert’). Van de andere kant leidt overmatige verhoorning tot een zichtbaar tegelpatroon op de huid die dan ook wel ‘vissenhuid’ wordt genoemd.

De volgende keer zullen we zien hoe in de andere huidlagen (lederhuid en onderhuid) sprake is van tegenovergestelde krachten die vruchtbaar samenwerken, maar die van een heel ander karakter zijn dan leven en dood. Ook daar blijkt dan sprake te zijn van een onzichtbare bemiddelaar. 

.
Deel 2     deel 3     deel 4

Zintuigenalle artikelen  zie voor de huid onder tastzin

Opvoedingsvragenalle artikelen

Ontwikkelingsfasenalle artikelen

Vrijeschool in beeldalle beelden

.

2742

.

.

.

.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.