Tagarchief: lente

VRIJESCHOOL Jaarfeesten – Pasen (45)

.
Tineke Croese, Antroposofisch Magazine nr.5 2017
.

Over dood en opstanding, over sterven en opnieuw verrijzen
.

PASEN
.

Bij ‘lente’ denk je aan een teer groen waas over de bomen, zwellende knoppen, de eerste eendenkuikentjes in de sloot en huppelende lammetjes in de wei. Als de natuur weer tot leven komt, is dat een feest op zich. Ook Pasen is een lentefeest, ook daar gaat het om de vernieuwing van het leven. Maar het is een andere vorm van leven, die met Pasen de dood overwint.

Naar geen seizoen kunnen we zo verlangend uitzien als naar de lente. Dat heeft vermoedelijk te maken met het seizoen dat eraan voorafgaat. Ook de winter heeft zijn aantrekkelijke kanten, van behaaglijk binnen zitten tot buiten plezier hebben in de sneeuw of op het ijs. Maar als er één seizoen is dat een einde moet hebben, dan is het de winter wel. We zijn dan voor voedsel aangewezen op voorraden. Die raken nu eenmaal een keer uitgeput. Tegenwoordig vliegen we groenten in uit andere delen van de wereld, maar die mogelijkheid bestaat nog niet zo lang. Dat maakt het begrijpelijk dat de lente vroeger werd begroet met een vreugde en opluchting die ook voor ons nog herkenbaar zijn. Want stel je voor dat het hele jaar net zo donker zou zijn als de winter! Daar moet je toch niet aan denken. De lente brengt behalve het leven ook het licht terug op aarde.

Al in de voorchristelijke tijd waren het ei en de haas lentesymbolen. Dat het ei naar nieuw leven verwijst, spreekt vanzelf. Bovendien geeft de ronde vorm aan dat het leven geen begin of einde kent, maar altijd doorgaat. De haas is een heel kwetsbaar dier, een echt prooidier dat door andere dieren gegeten wordt. Hij verdedigt zich voornamelijk met zijn grote vruchtbaarheid. De haas staat voor de levenskracht van de plantenwereld, die zichzelf onbaatzuchtig wegschenkt als voedsel voor dier en mens. Als paasei en paashaas zijn het ei en de haas ook bij de symboliek rond het paasfeest gaan horen. Ze laten namelijk ook iets zien van de essentie van Pasen. Het kuikentje moet, om verder te kunnen leven, eerst door een schaal van dode kalksteen breken. Van de haas wordt gezegd dat hij de plaats inneemt van een door jagers achtervolgde soortgenoot. De achtervolgde haas kan op adem komen doordat een ander zich voor hem offert: dat maakt de haas tot Christussymbool.

Nieuw begin

In de Oudheid waren de lentefeesten ook nieuwjaarsfeesten. De aarde begint in de lente immers aan een nieuwe levenscyclus, en zorgt daarmee voor het voortbestaan van de mens. Maar al die levensvormen die in de natuur ontstaan, zijn vergankelijk. Wat in de winter dood was, ontkiemt en groeit in de lente, komt in de zomer tot bloei en rijping, en wordt in de herfst geoogst – maar moet in de winter onherroepelijk weer sterven.

Ook Pasen gaat over dood en opstanding, over sterven en opnieuw verrijzen. Maar het leven dat dan de dood overwint, is een onvergankelijke kracht in de mens. De opstanding van Christus is geen tijdelijk tot leven komen in de eeuwige cyclus van de natuur, maar rekent definitief af met de dood. Dat maakt Pasen moeilijk te begrijpen: hoe kun je de dood definitief overwinnen? De opstanding gaat in tegen alle natuurwetten. Het maakt Pasen tot een nieuw begin. Niet het nieuwe begin van een jaarcyclus, maar hét grote keerpunt in de geschiedenis van de mensheid.

Schimmenrijk

Die geschiedenis begint bij de schepping. De frisheid van een pas geschapen wereld stel je je onwillekeurig voor als het prille, net ontluikende leven in de lente. En bijna vanaf dat eerste begin was ook de dood aanwezig in de schepping. Na de verdrijving uit het paradijs raken mens en natuur steeds meer in de greep van de dood. Voor de mens hield de dood op de eerste plaats in wat hij nu ook nog inhoudt: het leven op aarde en het leven na de dood spelen zich af in twee gescheiden werelden. Maar op de tweede plaats werd het voor de ziel steeds moeilijker om in het leven na de dood haar weg te vinden. Volgens de mythologieën uit de tijd rond het begin van de jaartelling verbleef de ziel na de dood in een afgesloten schimmenrijk waar ze nauwelijks bewustzijn had van zichzelf. De hemelse wezens die de ziel wilden helpen, konden haar niet bereiken. Want in het schimmenrijk kwam je alleen door te sterven, en hemelse wezens sterven niet. Daarom nam Christus, een van die hemelse wezens, de taak op zich om mens te worden en als mens te sterven. Zo kon hij het schimmenrijk binnengaan en de macht van de dood breken. Lijden en dood van Christus getuigen van zijn volledige menswording, de opstanding getuigt van zijn overwinning op de dood. Tussen dood en opstanding voltrok zich een gebeuren dat in legenden en in sommige apocriefe evangeliën verteld wordt: toen Christus direct na zijn sterven in de duisternis van het schimmenrijk verscheen, was het of daar het licht van de zon opging. Het heldere licht van de Christuszon gaf de zielen – en geeft ze nog steeds – de kracht om hun eigen weg te zoeken in het leven na de dood.

Pasen

Christus bevrijdde door zijn dood en opstanding de oude schepping uit de macht van de dood. Die schepping kwam tot stand in zeven ‘dagen’. Met die ‘dagen’ worden de kosmische krachten aangeduid die bij de schepping betrokken waren. Zij waren in de week voor Pasen ook betrokken bij de vernieuwing van de schepping. Ze werkten namelijk in de gebeurtenissen van de Stille Week. Pasen valt na de Stille Week, en altijd op een zondag. Maar Pasen is ook een lentefeest. In de Oudheid werd het lentefeest gevierd op de dag van de eerste volle maan in de lente (dat is: als de zon in de kosmos door het lentepunt is gegaan]. Pasen valt echter op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente. Dit samenspel van kosmische krachten maakt dat Pasen elk jaar op een andere datum valt: het wordt immers elk jaar op een ander tijdstip lente, en dat geldt ook voor het vol worden van de maan.

Het is niet moeilijk om het herleven van de natuur in de lente te vieren. Maar het is wel moeilijk om Pasen te ‘vieren’ – de lichamelijke dood en opstanding kun je bij leven niet ervaren. De katholieke en oosters-orthodoxe kerken lieten de gelovigen het paasfeest beleven door hen veertig dagen streng te laten vasten. Door te vasten beperk je de levenskracht van je organen tot een minimum, en na enige tijd wordt je bewustzijn ongewoon helder. Zo kun je in je eigen organisme bij leven toch een vorm van dood en opstanding ervaren.

Een meer innerlijke vorm reikt het leven ons vaak zelf aan. Als je geconfronteerd wordt met verdriet, verlies en rouw, met depressies, traumatische ervaringen, of gewoon tegenslag – dan kan dat een doodsbeleven zijn. Midden in het leven beleef je je eigen Golgotha. Vaak ga je uit innerlijke noodzaak op zoek naar de zin van zulke ‘doodservaringen’, of minstens naar een manier om ermee te leven. Lukt dat, dan kan dat voelen als een opstandingsmoment, een sterke levenskracht. Ook dat is Pasen, en dat kan voor iedereen op een ander moment zijn.

.

Jaarfeesten: Pasen alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: jaarfeesten: Palmpasen/Pasen

.

2642

.

.

Advertentie

VRIJESCHOOL – Jaartafels

.

Het artikel ‘HET HELE JAAR DOOR‘  gaat over jaar- of seizoenstafels.

 

Op VRIJESCHOOL in beeld vind je allerlei voorbeelden:

lente

.

tafels bij de jaarfeesten

 

 

1193

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pasen (29)

.

LENTE: HET VERHAAL VAN TOBIAS EN DE VIS

’t Is lente,  lente !
Het feestgeschal
Van:  lente,  lente
Klinkt overal  !

Het begin van een oud lied. Een jubelkreet ! Daar buiten gaat het weer groeien en bloeien, geuren en kleuren.
Hoe goed is het om samen met de kinderen het lentefeest te vieren. En ze niet alleen de schoonheid van de natuur te laten beleven, maar ook te wijzen op de geneeskracht, die verborgen is in zovele planten, struiken en bomen.
Brandnetel, weegbree, paardenbloem, om maar enkele te noemen. Berkenblad en berkensap kunnen ons weer fris en gezond maken. En dan de kruiden in ons kruidentuintje.
En zoals we in de herfst Michaëlsverhalen vertellen, waarin de moedige Michaël de duistere draak verslaat,  in de winter de vroom­heid en innigheid van de Kerstspelen en kerstverhalen laten beleven, vol vreugde in de zomer om het St.-Jansvuur dansen, zo kunnen we nu in de lentetijd bijv. het prachtige verhaal van Tobias vertellen uit de apocriefe evangeliën. In het kort wil ik het hier weergeven.

ln Nineveh leeft onder de gevangen Israëlieten de oude, vrome Tobias. Hij helpt, verzorgt en troost zijn arme lotgenoten, waar hij maar kan. Maar dan slaat ook bij Tobias het lot hard toe. Zittend voor zijn huis valt er drek van een vogel op zijn ogen en hij wordt blind. Nu zijn ook zijn zorgen groot. Hij roept zijn zoon Tobias en geeft hem de opdracht naar een zekere Gabael te rei­zen, aan wie hij een som geld leende. Maar wie zal de jonge Tobias de weg wijzen? Het is een edele, wijze man, Azarias, die, o wonder, op hem schijnt te wachten en hem begeleiden wil. Zij komen bij de rivier de Tigris en Tobias wil zijn vermoeide voeten wassen. Doch plotseling is daar een grote vis. “O heer, help, hij wil mij verslinden”, roept Tobias vol angst.”Grijp de vis”,  luidt het antwoord; “dood hem en bewaar lever, hart en gal; ze hebben grote geneeskracht en kunnen je vele diensten bewijzen”. Dan komen ze bij Raguel, een oom van Tobias. Azarias vertelt, dat de dochter Sara s nachts bezeten is, van een demon. Vele mannen werden reeds door deze duivel gedood, maar als Tobias lever en hart van de vis offert en op God vertrouwt, zal hij Sara kunnen verlossen. En zo geschiedt het ook. Grote vreugde en dank­baarheid!

Tobias mag Sara als bruid naar zijn ouders brengen. Ondertussen heeft Azarias bij Gabael het geld gehaald en de terugreis wordt aanvaard.

Vol verlangen zien Tobias en zijn vrouw Hanna uit naar de terugkeer van hun zoon.
Hoe groot is hun vreugde en verrassing als dan Tobias met Sara eindelijk thuiskomt. En de dankbaarheid kent geen grenzen als Tobias met de gal van de vis de blindheid van zijn vader genezen kan!

Maar wie is die wonderbaarlijke metgezel, die Azarias, die de ge­neeskracht kende van de vis (het symbool van Christus) en de grote helper werd van de jonge Tobias?

Het is de engel Rafaël, ook wel Mercurius genaamd (de mercuriusstaf hebben immers de artsen als symbool!).

Een schilderij van Rembrandt (die vele malen dit verhaal van Tobias uitbeeldde) laat zien, hoe allen vol ontzag zien, hoe Rafael ten hemel stijgt. Ook uit de school van Botticelli is een prachtig schilderij bekend; Tobias begeleid door Rafael, rechts van Rafaél Michaël en links van Tobias Gabriél!
En in een Tobiasspel klinkt het tot slot:

Ik Rafaël
Werd door God gezonden,
Om te genezen alle wonden.
Tobias zag het licht weer schijnen
De boze demon moest verdwijnen.
En zo kon nu de knecht des Heren,
Het grote leed in vreugd’ verkeren.

.

 Lena Struik, nadere bron onbekend
.

Palmpasen/Pasen: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen
.

142-136

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

..

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Palmpasen (7)

.

PALMPASEN

Het palmpasenfeest is in deze eeuw volledig in verval geraakt. Slechts sporadisch kent men nog het liedje:

Pallem-pallem-pasen,
ei ei koerei
op enen zondag
krijgen wij een ei
één ei is geen ei
twee ei is een half ei ,
drie ei is een paasei

Toch is het een gebruik dat eertijds uitgebreid gevierd werd. Dit feest symboliseerde de intrede van Christus in Jeruzalem. Er moet bij de intrede van de nieuwe koning een uitbundige,  kinderlijke vreugde bij de mensen geleefd hebben .
Men wuifde hem met palmtakken toe en bedekte de grond met kledingstukken en tapijten. Niemand vermoedde het drama van Golgotha dat volgen zou.

Het enige wat nu nog herinnert aan deze intrede is de wijding van de palm in de katholieke kerken. Eertijds heeft de christelijke gemeenschap vele (ook voorchristelijke elementen in dit feest verweven.
Dat het een oerchristelijk feest is, komt tot uiting in de kruisvorm waarmee de stokjes van de palmpaas aan elkaar bevestigd waren. Men droeg het kruis! Waar de horizontale en de vertikale stokken aan elkaar verbonden waren, bevestigde men een rond gevlochten broodje. Aan het dwarshout werden slierten aaneengevlochten droge vruchten opgehangen en bovenop het kruis stond een broodhaantje. Met deze soms prachtige palmpaasstokken kwamen de christenen ongetwijfeld in processie samen.

De symbolen verklaren is verre van eenvoudig
Behalve het duidelijke symbool van het kruishout geeft niets ons zekerheid.
Vanwaar de gedroogde vruchten ?  Waren zij een teken van het vergane of was het een teken van het sluimerend zaad,  dat weldra de aarde zou bevruchten ?
Werd de Christus dan ook niet beschouwd als ‘het nieuwe leven’, dat geestelijk wezen, dat door het vergieten van zijn bloed de mensheid en de gehele aarde nieuwe levenskansen gaf ?

Was het haantje bovenop het kruishout een herinnering aan de voorspelling dat Petrus Christus driemaal zou verloochenen vóór de haan driemaal gekraaid had, of was het een herinnering aan een voorchristelijk vruchtbaarheidssymbool ?
Wat was de betekenis van de broodkrans ? Was het een lauwerkrans (vergane glorie) of was het een zonnerad ?

Al deze vragen tonen hoe zeer wij van dit feest zijn weggegroeid. De tijd dat de volwassene met de palmpaas rondliep ligt ver in het verleden…

Het feest is gelukkig door onze kinderen nog enigszins bewaard gebleven.

U ziet dat de palmpaas,  zoals wij die nu kennen slechts vage tekenen van de oorspronkelijke overhoudt.  De gedroogde vruchten zijn vrolijk wapperende linten ge­worden.

Het is voor onze kinderen,  die in het geheel geen besef van de oorspronkelijke,  diep-mystieke betekenis van het feest kunnen hebben,  een machtig vreugdefeest. Het vrolijke wapperen van de linten,  het ononderbroken zingen wekt in hen een grote vreugde op. Die vreugde, die zij voelen als zij, na een lange donkere winter, opnieuw gaan touwspringen.  Die vreugde, die zij in hun botten voelen als zij opnieuw gaan hinkelen of, zich koesterend in de eerste warme zonnestralen,  gaan knikkeren of bikkelen.

Het is voor hen de bode van het nieuwe, alles doorstromende licht.

Walther van Riet, nadere bron onbekend

.

Palmpasen/Pasen: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

109-106

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Pasen (6)

.

Pasen
Het feest van levenshernieuwing en opstanding

Elk voorjaar lopen de bomen en struiken weer uit, komen de sprieten weer uit de grond te voorschijn. In de natuur heerst een schijnbare onsterfelijkheid. Schijnbaar onverwoestbaar is de levenskracht van de natuur, vooral bij het onkruid. Wat sterft is niet be­langrijk, behalve wanneer het eens een heel kostbare zeldzaamheid betreft. Over het al­gemeen is elk levend wezen in de natuur ver­vangbaar, zelfs de lievelingshond. Bij heel primitieve mensen is het ook wel eens zo; wanneer een kind sterft, komt er in een vruchtbaar gezin wel weer een ander. Vroe­ger gold het als vrij normaal dat een deel van de kinderen in een gezin op jonge leeftijd stierf. Ze werden echter wel meegeteld als het aantal gezinsleden werd opgesomd.
Voor de mens in de moderne cultuur ligt het toch wel anders. Het verdriet om een gestor­ven kind kan heel lang duren en een ander kind kan dat speciale kind niet vervangen. Zo ook bij een volwassene; wanneer wij van iemand houden, blijft er bij de dood een ge­mis, ook als we weten van een verdere ver­binding over de dood heen en dat niet alleen weten, maar ook kunnen praktiseren. Ook het bekende woord van Goethe, dat de dood de kunstgreep van de natuur is om zoveel mogelijk leven voort te brengen, geldt niet voor de mens. Het sterven van mensen dient niet tot een verdere vruchtbaarheid van het mensengeslacht. Dit krijgt nog een sterkere betekenis als we bedenken dat geestelijk-psychisch bezien het sterven van mensen wel degelijk vruchtbaar kan worden. De oude christenen wisten reeds dat het bloed van de martelaren het zaad van de kerk vormde en nog steeds is het zo dat mensen hun leven kunnen geven om een zaak, die zij dienen, te bevorderen.
Dit alles kan duidelijk maken dat de mense­lijke natuur anders is geaard dan die van de planten en dieren en dat betekent ook dat de levenshernieuwing in het voorjaar in de men­selijke natuur anders werkt dan bij planten en dieren.

Mensen kennen het merkwaardige verschijn­sel van de voorjaarsmoeheid. Ook is het aan­tal sterfgevallen van oude en zwakke mensen in het voorjaar opvallend groot. We kunnen een poging doen dit verschijnsel iets meer te begrijpen.

Planten en dieren kunnen niet tegen de na­tuurwetten in leven. Als het wel gebeurt komt dat door het ingrijpen van de mens met kunstmatig licht, kunstmatige warmte of chemische beïnvloeding. Wij mensen kun­nen wel tegen de natuur in leven, althans tot aan bepaalde grenzen. Daaraan ligt het feit ten grondslag dat de geest die het natuurwe­zen regelt bij mensen dieper met de stof ver­bonden is dan bij dieren en planten. Dieren bewegen zich niet individueel maar naar groepsaard. Planten en dieren groeien niet individueel uit maar naar de omstandigheden waaronder ze leven en naar de wetten van hun soort. Bij mensen is dat gedeeltelijk ook zo, maar de vormende idee is meer aan de mens persoonlijk gegeven. Geestelijk-psy­chisch is de mens veranderbaar maar tot op zekere hoogte lichamelijk ook. We kunnen dat ook zo uitdrukken dat de dieren en de planten een groepsziel hebben en de mens een individuele ziel. Het bewustzijn van die­ren en planten ligt buiten hen, bij de mens is het ingedaald in zijn stoffelijk lichaam. Er zijn zeker individuele verschillen tussen men­sen die sterk reageren als hun familie of stam en mensen die als enkeling in hun familie uit de boot vallen. Daar zijn dan nog vele tus­senvormen mogelijk, zowel geestelijk-psy­chisch als ook lichamelijk. In een gelaat kan zich de familie uitdrukken maar juist ook de eigen individualiteit.
Terwijl de uitdrukking van een dierenkop bij het ouder worden alge­mener wordt, kan dat bij het mensengelaat juist omgekeerd zijn, het wordt individueler. Tenminste, voor zover de mens een eigen geestelijk leven ontwikkeld heeft. Men kan ook juist een meer gereformeerd of meer vrijdenkersgezicht krijgen bij het ouder wor­den wanneer men zich steeds meer gevoegd heeft in het standaard-denken van een groep. Het verschil tussen menselijke en niet-menselijke natuur, zoals het hier kort is aangeduid, heeft tot gevolg dat de regenererende kosmi­sche krachten in het voorjaar in de planten en dieren veel sterker werken dan in de mens. Mensen hebben door hun eigen wijsheid (= eigenwijsheid) meer een belemmerende zelfs vernietigende functie in dit proces. “En deze belemmerende en vernietigende functie strekt zich ook uit over de natuur voorzover die door de mens wordt gebruikt en misbruikt. De inzichten die tegenwoordig beginnen door te breken en die voor een be­langrijk gedeelte aan Rudolf Steiner zijn te danken, kunnen ons helpen om in dit opzicht verstandiger te worden en ons ingrijpen meer af te stemmen op de kosmische wetten. Ook voor ons eigen lichaam is dat mogelijk en zeer zeker juist. Maar de levenshernieuwing wordt toch elk voorjaar geringer en is nooit definitief. Wanneer men vroeger meende te kunnen voortleven in de kinderen, dan was dat mogelijk omdat men meer in het geslacht leefde dan in de enkeling. De mens met het moderne zelfbewustzijn wenst niet eens meer dat zijn voorouders in hem verder leven. Hij wil zichzelf zijn.

Pasen is voor de natuur een feest van levensvernieuwing. Voor de mens is dat maar zeer beperkt waar. Wat is het dan wel? Voor de mens gaat het om het mysterie van de op­standing. Wat houdt dat in? Het moderne bewustzijn heeft moeite met een lichamelijke opstanding. De voorstelling dat een menselijk stoffelijk lichaam werke­lijk dood is en na drie dagen weer tot leven komt is voor het natuurwetenschappelijk denken onmogelijk. Men vindt daarvoor twee verschillende uitwegen. De ene zou men een spiritualistische opvat­ting kunnen noemen. Men neemt daarbij aan dat de herrezen Christus als een soort geest­verschijning aan de leerlingen verscheen en dat zij meenden een lichamelijke verschijning te aanschouwen. Te goeder trouw hebben ze dit bericht verder gegeven en wij later gebo­renen kunnen ons daarmee verbinden door de Christus als een zuiver geestelijk wezen te vereren. Daarmee is echter aan de fysieke werkelijkheid niets gedaan. Die blijft onver­anderlijk onderworpen aan de dood. Opstan­ding van het lichaam is dat dus ook niet. Ook zijn er die menen dat Christus helemaal niet aan het kruis gestorven is maar slechts schijndood was. Hij kon daardoor nog een korte tijd na Golgotha leven. Dit is de bood­schap van het doek van Turijn bijvoorbeeld.

Maar ook dan gebeurt er met de stoffelijk­heid van het mensenlichaam niets. Het is geen opstanding.

Daarnaast is er de grof-stoffelijke opvatting wanneer men aanneemt dat door een wonder de materie van het lichaam van Jezus weer tot leven is gewekt. Men meent dan de natuurwetenschap voor onbevoegd te kunnen verklaren in geloofszaken een uitspraak te doen. De twee werkelijkheden van natuur­wetten en geloof staan dan gewoon naast el­kaar. Alleen hebben ze wel betrekking op hetzelfde object, het menselijk lichaam en dat maakt het voor het denken toch wel moeilijk. Voor velen ligt hierin toch iets on­waarachtigs.

Een geheel andere weg gaat men wanneer men ernst maakt met de evolutiegedachte. Deze evolutiegedachte is reeds tamelijk gang­baar in de natuurwetenschap, maar op gees­teswetenschappelijk gebied nog nauwelijks opgenomen. (Geesteswetenschap is hier be­doeld in de universitaire zin, filosofie, lette­ren, psychologie, enzovoort, niet als antropo­sofie). Hoewel een scherpe onderscheiding van geest en stof zeker noodzakelijk is, is het toch mogelijk in te zien dat geest de stof kan voortbrengen met behulp van andere stof. Onze geesteshouding vormt tot op zekere hoogte ons lichaam. De handen van een mu­sicus vormen zich anders dan die van een timmerman. Ook kunnen oude mensen soms zeer doorzichtig worden in stoffelijke zin, waarbij ze dan tevens duidelijk spiritueler worden. Dat ook het omgekeerde kan plaats vinden en mensen steeds grover kunnen wor­den, berust op hetzelfde feit. Rudolf Steiner wees erop hoe in het lichaam van Jezus een zo sterke geest woonde, de Christus, dat dit lichaam daardoor vergeestelijkt werd. Tij­dens de tijd tussen de doop in de Jordaan en Golgotha werd dit niet of nauwelijks zichtbaar. Maar na de opstanding werd door hen, die daarop voorbereid waren, een lichaam waargenomen dat niet stoffelijk was.

De verhalen in de evangeliën vertonen wat betreft de tijd na de opstanding een merk­waardig verschil met datgene wat voor die tijd wordt vermeld. Na de opstanding ver­schijnt Jezus plotseling en verdwijnt ook weer. De leerlingen hebben moeite hem te herkennen. Kennelijk is hij anders van gestal­te dan vroeger. Dit krijgt nog meer nadruk als we bij Paulus lezen hoe deze zijn eigen waarneming van de Christus Jezus bij Damascus op één lijn stelt met de ervaring der ove­rige apostelen (1 Kor. 15). En deze waarne­ming wordt in de Handelingen der Apostelen beschreven als een lichtgestalte. (Hand. 9 en 26).

Hoe kunnen we dat een beetje leren denken? Het paradijsverhaal in Genesis maakt duide­lijk dat de mens voor de zondeval geen stof­felijk lichaam had. Immers hij kon niet ster­ven. En sterven betekent het wegvallen van het stoffelijke lichaam. De dood is inherent aan de materie. Deze onstoffelijke mens had wel een vorm, al is dat zeker niet de vorm van ons tegenwoordige lichaam geweest. Na de zondeval verbindt zich dan de mens met de stof. Paulus noemt dit lichaam een soma psychicon, een bezield lichaam. Het lichaam van de herrezen Jezus, de tweede Adam, noemt hij dan een soma pneumaticon, een geestelijk lichaam, een lichaam dat vorm heeft maar geen stof en daardoor onsterfelijk is. Dat wil zeggen dat dit lichaam geen dood meer kent. Dit geestelijk lichaam ontwikkelt zich uit het bezielde lichaam. Eerst was er, zo zegt Paulus (1 Kor. 15) een bezield li­chaam en daarna een geestelijk lichaam. Het bezielde lichaam wordt gezaaid en sterft. Daaruit komt dan het geestelijk lichaam te voorschijn. Maar dat kan het stoffelijke li­chaam niet uit zich zelf. Daarvoor was de daad van de Christus nodig. De Christus was zo sterk dat hij de vormkrachten van het li­chaam van Jezus kon bewaren door de dood heen. Normaal vervalt de vorm van het li­chaam met de dood van de stof. Bij Jezus bleef deze vorm bewaard en deze vorm werd na de opstanding zichtbaar als een lichtgestal­te, zoals ook de eerste mens een lichtgestalte was. Rudolf Steiner noemt dit het fantoom. Paulus noemt het een mysterie. Het is een mysterie omdat het alleen begrepen kan wor­den door wie heeft leren denken in de moge­lijkheid van evolutie, dat uit het stoffelijk li­chaam een doorgeestelijkt lichaam kan ont­staan.

Is dit alleen van theologisch belang voor wie de Christus Jezus willen begrijpen? Voor wie die drang heeft, is het kunnen denken van dit mysterie noodzakelijk. Maar van meer belang is het dat ieder mens ermee te maken heeft voor zijn eigen toekomst. Levenshernieuwing is altijd slechts tijdelijk en voorlopig voor de mens. Ze geeft hem echter de gelegenheid de opstandingskrachten te ontwikkelen door de verbinding met Christus. Deze verbinding met Christus wordt geloof genoemd. Ze kan zuiver gevoelsmatig zijn, ze kan zich uiten in het sacrament, ze kan zich vormen aan het sacrament, maar ze vormt zich ook door het denken over de Christus.
Wanneer dit den­ken intensief genoeg wordt, wordt het tot ge­loof. Geloof is vertrouwen in de kracht van Christus die in ons dit opstandingslichaam langzaam aan bewerkt door vele levens heen. De levenshernieuwing maakt het mogelijk dat aan de stoffelijkheid vanuit de geest ge­werkt kan worden. Wanneer de levensher­nieuwing niet elk voorjaar zou plaats vinden, zouden we te zeer aan de verharding van de materie vervallen en zou de geest daaraan niet meer kunnen werken. Van hieruit doet zich een merkwaardig ge­zichtspunt voor met betrekking tot de zon en de maan met Pasen.
De maankrachten hangen samen met de geboorte, ook met het telkens vernieuwen van het leven. De zonne­krachten hebben te maken met onze toe­komst. Na het begin van de lente moet er eerst volle maan geweest zijn. De afnemende maan geeft sterkere kiemkracht. In die tijd van de afnemende maan valt Pasen op een zondag.

Het fantoom is een lichtverschijning. De Christus sprak eens het woord: Ik ben het licht der wereld. Het licht der wereld is de zon. Christus identificeert zich met de zon, hij is de geest van de zon zoals wij mensen de geest van ons lichaam zijn. Als zonnewezen komt de Christus op de aarde en doortrekt de stoffelijke aarde met licht. Dat gebeurt eerst in zijn eigen lichaam, dat van Jezus, maar dat deelt zich dan mee aan de gehele aarde. Aarde en daarmee de aardemens wor­den langzaam aan steeds meer doortrokken met deze lichtkrachten, dat wil zeggen op­standingskrachten. Daardoor kan de duister­nis van de materie overwonnen worden.

bron onbekend

 

Palmpasen/Pasen: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

 

108-105

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.