Tagarchief: kleuterklas

VRIJESCHOOL – Nederlandse taal – kleuters

.

een kleuter

Een volwassene in zakformaat? Eerder het omgekeerde: een onvolwassene van formaat! Het kleine kind leeft nog helemaal in de wereld buiten hem.

Een driejarig ventje zegt, terwijl hij met zijn moeder ’s avonds in de tuin de planten aan ’t begieten is (het huis ligt vlak bij een militair vliegveld): Allemaal mijn vrienden, Oom Henk, de bloemen, de straaljagers.

De kleuters ontspannen wanneer zij de klas binnenstappen. Haast en verkeersdrukte hadden hen meegesleurd. Nu bloeien zij op, gaan welgemoed hun gang in een voor hen veilige en vertrouwde omgeving. De een stopt een pop in bed, ie ander kijkt of de hijskraan nog werkt, een derde zit met stralende ogen het lokaal rond te kijken naar wat alle vriendjes aan het doen zijn.

Wordt er iets gevierd, dan tovert de feestelijke gebeurtenis zonneschijn op alle gezichtjes. Maar ook een kleinigheid is daarvoor al voldoende: de tuinman heeft zijn hoed vergeten! Daar ligt-ie op een stoeltje bij hen in de klas. De hoed van die aardige tuinman zomaar in hun midden. Een jongetje pakt hem beet en zet hem op, overdwars. De hele klas schatert.

Bij het uitbeelden van een sprookje wil iedereen Sneeuwwitje of een andere mooie rol spelen maar niet de boze koningin. Een meisje rukte eens prinsessenkroon en sluier af en begon tegen juf, die iets opruimde te mopperen: Wanneer je alles rommelig maakt, ga ik hier van school en kom ik nooit meer terug!

De ronde, soms wankele gestalte van de peuter groeit tussen 3 en 6 jaar uit tot het stevige figuurtje van de durf-al. De 5- à 6-jarigen benutten elke kans om te rennen, te springen, te klimmen. Zij zoeken lichamelijke uitdaging. Maar ook zitten ze soms samen met de kleintjes op een kluit tegen juf aan wanneer er iets bijzonders gebeurt.

De kleuterklas
Het ongebonden bestaan van het kind in de kleuterklas krijgt vorm door het dag-, week- en jaarritme.
Iedere ochtend om half negen stromen de kleuters de klas binnen en met ieder kind groeit de kring. Ze vertellen honderduit: er gebeurt zoveel opwindends in een kleuterleven. Juf zit ook in de kring en tracht door een vingerspelletje de krachten te bundelen.

Dan kan het arbeidsspel beginnen. Ineens zijn alle kinderen bijvoorbeeld op de boerderij: ze zeven, ze scheppen, ze bakken. Gedichtjes, liedjes en spelletjes lopen als een rode draad door het arbeidsspel heen.

Als het werk is gedaan leidt een opzegversje, een klein verhaaltje of een melodie het vrije spel in.

Sommigen spelen met de winkel, anderen bouwen huizen en kastelen van blokken. Ze maken tenten van lappen en vertroetelen hun pop. In een uur vrij spel is er heel wat op stelten gezet. Bij een klein verhaaltje wat juf vertelt kunnen ze weer op adem komen. Zingend wordt even later gezamenlijk alles opgeruimd. Duidelijk is het verschil tussen de vier- à vijfjarigen en het schoolrijpe kind. De kleintjes gaan al opruimend toch weer spelen bij het hoopje blokken dat ze vinden.

De grote kinderen zijn vlijtig in de weer en bemoederen daarbij de kleintjes. Kinderen die moeite hebben met opruimen krijgen een kleine overzichtelijke taak. Bijvoorbeeld de winkelier wordt gevraagd zijn winkel te bevoorraden, zo komen met behulp van de trekker alle spulletjes weer op hun plaats. Hoe stimulerend de chaos ook was, als ieder speelgoedje weer op zijn vaste plaats is teruggekeerd, geeft dat een gevoel van veiligheid en gezelligheid.

Een paar kinderen dekken nu de tafel, anderen dragen de tassen aan. Rustig wordt er gegeten en gedronken. Juf wijst de kinderen op allerlei bijzondere dingen, bijvoorbeeld op een vijfster midden in de appel. Het afruimen gaat vlug en vrolijk, de buitenlucht lokt. Jassen aan, schoenen aan en eropuit! Kijken hoe de bladeren vallen, door de plassen stampen, zandkastelen bouwen, stenen verzamelen, sjouwen met takken, kastanjes zoeken.

Na het buiten spelen wordt er, afhankelijk van het weekrooster, getekend, met bijenwas geknutseld of iets anders gedaan.

De ochtend wordt weer in de kring besloten, terwijl de kinderen naar een sprookje luisteren. Soms nog wat vingerspelletjes en dan… tot morgen!

Het jaarritme en de jaargetijden worden gemarkeerd door de jaarfeesten. Lang van te voren begint de voorbereiding met het maken van versieringen en het leren van versjes en spelletjes die bij het jaarfeest horen. Tegen de tijd dat het feest daar is, wordt bevestigd wat de kinderen al tijden voelden aankomen. Een enkele keer duurt het te lang voor het feest komt opdagen. Zo kwam een jongetje in een zachte winter plotseling met dikke wanten, das en muts de klas binnen; het moest nu maar eens Sinterklaas worden!

De kinderen leren de gang van het jaar intensief te beleven. In de herfst worden lampionnen gemaakt voor Sint-Maarten, waskaarsen getrokken voor advent. Voor Sinterklaas maken ze bijvoorbeeld een stoomboot en bakken speculaas. Met Kerstmis knutselen ze kerstboomversieringen en een stalletje. Dan komt de lente met Pasen en de zomer met Pinksteren en Sint-Jan. Ook deze feesten worden uitbundig gevierd. Maar voor de kleuter is eigenlijk iedere dag een feest.

Taal in de kleuterklas (theorie)
Eigenlijk onderwijst de kleuter zichzelf. De hele wereld met al haar vormen en al haar klanken is zijn leermiddel. Door nabootsing maakt hij zich de lichamelijke vaardigheden en de taal eigen. Ook de taal is onverbrekelijk verbonden met handelingen en bewegingen. De creatieve persoonlijkheid van het kind komt tot uiting in de wijze waarop het nabootsend speelt en spreekt. Bij de een is de nagebootste handeling nauwelijks te herkennen, bij de ander ligt deze er dik bovenop. Moeder maakt een foto, het dochtertje grijpt het deksel van de koffiepot, houdt deze voor één oog en knipt. Tante zegt: ,,T-shirt” het kind van anderhalf herhaalt het feilloos.

In de kleuterklas worden de kinderen geen lesjes maar spelen aangeboden. In de echte oude kinderspelletjes oefent het kind al zijn ledematen. Vingerspelletjes, hand- en voetspelletjes, kringspelen enz. vormen de hogeschool van de Taalontwikkeling. Het komt niet aan op de betekenis maar op de bewegingen, de melodie, de klank, de taalmuziek.

Witte Zwanen Zwarte Zwanen
Wie wil er mee naar Engeland varen
Engeland is gesloten
De sleutel is gebroken
Is er dan geen smid in ’t land
Die de sleutel maken kan.

In een vroeg stadium van het kinderleven zijn spreken en zingen niet van elkaar te scheiden. Voor de kleuter liggen zingen en spreken nog heel dicht bij elkaar. Een spelend kind spreekt veelal zing-zangend. Voor hem bestaat er geen „kleuterlied” in de strikte zin des woords. Niet alleen gezongen, ook gesproken spelletjes worden de kleuter aangeboden. Hierin spelen klank en ritme de hoofdrol. Wie kent niet het vingerspelletje:

Naar bed, naar bed, zei Duimelot.

Er zijn ook versjes die als een meer gerichte spraakoefening gebruikt kunnen worden:

Leent je leerde Lotje lopen
Langs de lange Lindelaan
Maar toen Lotje niet wou lopen
Toen liet Leentje Lotje staan

Wij walen wezen wilden wel witte wollen wanten wassen
Wisten wij waar warm water was

Zo is het mogelijk om een kleuter die plat-Amsterdams praat, iets meer vertrouwd te maken met die gekke Z:

,,Ziezo” zou m’n zuster Sientje zeggen, zo ze Zondagsavonds zonder zakcent zat!

en die vreemde V:

Vier vette varkens vochten vreeslijk voor het vlammend vuur. Foei! zei ’t vader varken.

Juist de uitzondering maakt het verschil duidelijk.

Ook worden er sprookjes verteld. De werkelijkheid van het sprookje is dat het goede zichzelf beloont en het boze zichzelf straft, dat de liefde de dood overwint.
De kleuter geniet van het sprookje als het met humor en zonder gruwelijke opsmuk verteld wordt. Door verhalen over prinsen en prinsessen, over heksen en reuzen, leert het kind goed en kwaad onderscheiden terwijl het toch nog beschermd wordt in een wereld van fantasie. De ervaring is dat sprookjes kinderen innerlijke zekerheid geven en dat ze hun minder angstig maken. De juf kiest haar woorden zorgvuldig en zorgt dat ze iedere dag weer op dezelfde plaats staan. De kinderen bewegen na enige tijd hun monden vanzelf met de juf mee. Als zij zich vergist zijn de kinderen diep verontwaardigd: ‘Gister zei je:,, Maar grootmoeder wat heb je een verschrikkelijk grote mond” en juf zei nu ,, vreselijk grote mond”

De kinderen spelen ook zelf toneel of poppenkast. Ze kiezen datgene wat hun onbewust bezighoudt, de ene keer een sprookje, de andere keer een voorval uit het dagelijks leven. Daarbij borduren ze voort op gebaren zoals ze ze gezien hebben en op woorden en zinnen zoals ze ze gehoord hebben.
Op deze wijze vindt in de kleuterklas de taalontwikkeling haar basis in het spel.

Een ochtend in de kleuterklas
Wij hebben kastanjes voor je, juffie.

Het is een heerlijke herfstochtend als juffie de kinderen binnenlaat. Vrolijk komen ze aangestapt, vol van hun eigen verhalen. Eén meisje heeft een kartonnen bakje met blaadjes meegebracht voor juf en ze maakt met de blaadjes een herfstbos op de zandtafel. Als iedereen op een stoeltje in een kring zit, wordt er nog even gebabbeld, dan beginnen ze met de liedjes. Er wordt aangesloten bij het seizoen waar iedereen zo vol van is.

Alle blaadjes van de bomen worden geel en bruin en rood…
Alle blaadjes klein en groot…

zingen ze en met hun handen dwarrelen de blaadjes omlaag. Nu valt er een appel, bom… alle kinderen ploffen op de grond. Daarna pakt juffie gekleurde lappen en ja, ze weten al wat er komt:

wind in ’t woud, waai, waai.

Prachtig waaieren de zijden sluiertjes omhoog en naar beneden. Daarna mogen de kleuters zelf de winden spelen met elk een sluiertje. ‘De blauwe is van mijn schoenenkleur!’, roept een kleintje.

Er komen nog meer spelletjes aan bod. De wasvrouwtjes en het spel van de werkende kabouters, voordat de kinderen vrij gaan spelen.
Twee meisjes gaan met het kartonnen bakje een bedje maken voor de kleine popjes. Slapen! Wakker worden! bevelen ze en trekken het dekentje over de hoofdjes op en neer en schateren het uit.

Een jongetje daarachter wil een huis bouwen met grote planken. Deze rusten aan één kant in een kastje en aan de andere kant op de stoelen van de meisjes.
Verbouwereerd ziet hij z’n huis instorten als één van de dametjes haar stoel weer naar zich trekt. Juf komt hem helpen. Als hij hijgend en zuchtend zijn bouwwerk in orde heeft gemaakt met een groot gordijn, komen twee vriendjes zich meester maken van zijn huis. Weer redt juffie hem en de jongens vragen nu: Mógen we binnen komen? Dat mag en dus kan het spel verdergaan.

Een Russisch jongetje kietelt met veel gekir en weinig woorden een Hollands jongetje. Als hij alleen speelt met het poppenhuis gaat dat in het Russisch maar hij begrijpt alles wat er om hem heen gebeurt en met de spelletjes deed hij ook vrolijk mee.

Twee meisjes hebben een stel puzzels omgekiept waarmee ze nu een enorm sprookjestafereel opbouwen: De wolf en de zeven geitjes. Natuurlijk komen er ook vaders, moeders en kinderen bij.
‘Hier achter het bosje zit de wolf en hier is moeder geit.’
Een jongetje ernaast heeft een boot vol kabouters en gaat ermee uit varen. Daarna moeten de kabouters slapen en zoekt hij zelf een ander plekje. Hij stapt op een stel kinderen af dat met paalkoppen een huis heeft gebouwd. Vrijwel alle meubels, pannen en wiegjes zijn erin overgeplaatst maar de nieuwkomer kan er nog best bij. Van paalkoppen krijgt hij een bed op maat. ‘Ben je op bezoek?’, vraagt de juf. ‘Nee ik logeer’, antwoordt hij vanuit z’n harde rustplaats. ‘De poppen liggen ook in bed’, verklaart de moeder van het gezin.

Het wordt tijd om op te ruimen maar eerst leest juffie het verhaal van Hansje Stoffel voor. Blij schuiven ze aan en vertellen mee. Juf vervangt het woord slechts door alleen. Een jongetje fluistert stralend toch dat moeilijke woord!

Nu wordt er plots een koortsachtige activiteit ontplooid en alles als vanzelf keurig opgeruimd. Zelfs de puzzels zitten zo weer in elkaar. Eén stukje is weg: ‘het komt wel weer boven water’, lacht de vierjarige wijs en ja hoor, onder het taboeretje is het kleinste geitje verstopt. Iedereen pakt z’n boterhammen. Eén meisje heeft geen brood bij zich: meteen krijgt ze van alle kanten iets toegeschoven. Met bolle wangen mompelt ze: ‘Ik wil eigenlijk niets meer.’
‘Attentie, geen eten meer voor Vanessa’, 
roept een jongetje.

Dan gaan ze buiten spelen. Twee jongens duwen de bezem die schokkend over de tegels gaat, wat een plezier, een rilbibberbezem.

Een stel loopt rondjes om de waterbak. De handen glijden over de ronde rand, steeds sneller. ‘Nu stoppen voor het licht’, roept er een. Er komen nog meer kinderen bij, ze beginnen te zingen, het voorste kind is het stoplicht. Die stopt abrupt; boem, botsen de anderen tegen elkaar. Daarna neemt een ander de leiding. ‘Treintje kan wel door’ zingen ze in kleuterdeun. Ineens is het genoeg. Ze waaieren uit elkaar het pleintje op. Op de rand van de zandbak worden taartjes gebakken, hele series.

Een jongetje staat trots op een rollende boomstam: ‘Kijk dan’, roept hij en pakt zich snel aan het schuurtje vast.

Na een poosje gaan ze op de rand van de schuur zitten omdat het bijna tijd is. Binnen wordt er nog even getekend.

Tot besluit vertelt juffie in de kring het sprookje van Wit- en Zwartkipje. Het is heel stil.
.

(Van verhaal tot taal
Werkplan taal Geert Grooteschool Amsterdam
Saskia Albrecht; Dominique Borowski; Aernout Henny; Jannie Möller 1985)

.

Peuters/kleuters: alle artikelen

Nederlandse taal: alle artikelen

VRIJESCHOOL  in beeld: kleuters

 .
461-427

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Maria-Lichtmis (3)

.

MARIA-LICHTMIS

Na de kerstvakantie zie je op de seizoentafel de Drie Koningen op weg gaan naar de stal om bet Kindje hun geschenken te geven. Het Kerstspel heeft plaats gemaakt voor het driekoningenspelletje.

Zo gaan we de driekoningentijd door tot 2 februari – Maria-Lichtmis.

De intensieve voorbereiding en beleving van de advent en kerst wordt in deze periode verwerkt en nogmaals beleefd.
Op Maria-Lichtmis branden we alle kaarsstompjes op die we vanaf de 1e advent hebben opgespaard. We gieten kaarsvet in walnotendopjes met een lontje erin en laten ze drijven op een platte schaal met water. Ook kun je kaarsvet gieten in borstplaatvormpjes.

Het water is het symbool van de aardse levenskracht. Met St.-Maarten droegen we het lichtje in een koolraap als voorbe­reiding op het kerstfeest.

In de kersttijd hebben we zoveel licht verzameld, dat we het nu naar buiten kunnen dragen. Daarom leggen we het open en bloot op een schaal.  – ‘Een zee van licht’.  We zijn nu zelf het licht. Nadat we zoveel licht/kracht hebben ontvangen zijn we sterk geworden.
De dagen worden langer en de donkerste winter­tijd is voorbij. Het licht komt langzaamaan weer van buiten. De aarde ontwaakt en kondigt de lente aan.  Sneeuwklokjes en krokusjes komen hier en daar al naar boven. Zeker als Koning Winter zolang op zich laat wachten.

Maar eerste vieren we met de kinderen het Maria-Lichtmisfeest. In de kleuterklas begin je met het aansteken van alle kaarsjes op het water. De kleuters gaan helemaal mee in de sfeer en beleven intensief het gebeuren.

Uit volle borst met glinsterende ogen en blijde gezichtjes zingen we alle advents~ en kerstliedjes. Het is een heel repertoire, maar het is een vreugde om mee te beleven. Ook spelen we voor de laatste keer het driekoningenspelletje nog eens en zo sluiten we op Maria-Lichtmis het hele advents-kerst- en driekoningengebeuren af.

Als de kinderen de volgende dag op school komen, is de ver­duistering weggehaald. De seizoentafel zonder kerstgebeuren en de lichtjes worden niet meer aangestoken. Want het licht komt nu weer van buiten.
.

(Geri Arentsan kleuterleidster Steinerschool, nadere gegevens niet bekend)

.

Maria-Lichtmis: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

peuters en kleuters: alle artikelen

Vrijeschool in beeld: kleuters jaartafel

.

440-409

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Driekoningen (8-2)

.

HET DRIEKONINGENSPEL IN DE KLEUTERKLAS

Hoe heerlijk is het om met kleuters de hele maand januari het driekoningenspel te mogen spelen. Vorig jaar heb ik hetzelfde spel gespeeld als dit jaar. De oudste kinderen wisten zodoende nog precies hoe alles hoort. Hoewel de stoel van Herodes al bijna een jaar niet meer in de klas staat, moet hij voor het driekoningenspel weer uit het derde lokaal worden gehaald. Iedere dag wordt na het eten het spel gespeeld. De kinderen die het eerst hun tas wegbrengen beginnen al zonder dat ik iets hoef te zeg­gen het spel voor te bereiden. De stal  (schommelboot) wordt klaargezet en er wordt gevraagd:  “Juffie, mag ik de stoel van Herodes halen?”  “Juffie,  mag ik het krukje klaar zetten?” Als ik “ja” zeg,  komt er vaak meteen een ander kind op het idee om maar vast een kleedje te halen voor op het krukje. Daarna komen daar de gaven,  de kaars en de kurk op voor het zwart maken van koning Kaspar. Als alles klaar staat – de grootste kunst is om het vertelhuis groot genoeg te krijgen – worden de spelers gekozen. Wie zou er Maria mogen zijn? Ja, het is wel moeilijk om te kiezen,  want er zijn zoveel kinderen die graag willen. Na Jozef wordt de engel gekozen; die mag als hij of zij dat wil de sluier voor de ogen, want: “dan zie je allemaal kleuren in de kaars.” Herodes wordt ook gekozen, die hoeft alleen maar op zijn troon te zitten, maar het is toch een heel gewichtige rol. Er zijn kinderen, die zo’n boze rol beslist niet willen spelen!
Heel spannend is wie er koning Kaspar mag zijn, want die wordt echt zwart gemaakt. Na deze voorbereidingen, die misschien wel net zo lang duren als de vertoning zelf, begint het spel. We beginnen te zingen en de drie wijzen    schrijden plechtig voort. Ze komen bij Herodes die waardig op zijn troon zit. Daarna volgen zij de ster tot de stal in Bethlehem. Maria wiegt daar het kindeke. De koningen knielen voor de kribbe. Als Balthasar de regels van het spel nog niet zo goed kent en tegelijk met Melchior wil knielen, wordt daar door de andere kinderen commentaar op gegeven, want hij hoort immers op zijn beurt te wachten!
Jozef neemt de geschenken in ontvangst en de wijzen nemen afscheid van de goddelijke familie. Zij keren terug naar hun land. Onderweg waarschuwt de engel hen tegen Herodes en zo gaan zij rechtstreeks terug naar het oosten. Hiermee is het spel afgelopen. Ik heb de melodie en de tekst hieronder genoteerd, zoals ik het in mijn klas speel:


driekoningen lied

 

2)
De gouden ster (2x),  verdween hen plotseling uit het oog.

Al keken zij nog steeds naar omhoog
Zij stonden nu, zij stonden nu,
al voor een mooi paleis
En rusten daar van de reis.

3)
De koning ja (2x) die daar woonde was Herodes.
Hij vroeg hen waar zij kwamen vandaan.
Zij zeiden toen (2x) één uit het morenland.
En twee uit Sheba met elkand.

4.
Wij zoeken saam (2x) een kinde dat in doeken is gehuld,
Misschien dat gij dat weten zult?
D’ster wees de weg (2x)  tot wij kwamen hier aan,
En hier bleef hij toen stille staan.

5)
Herodes zei  (2x) als gij dit kinde vinden zal,
Kom dan weer met U drie in getal,
En zeg mij dan (2x) waar U dit kinde zag
Zodat ik ook ’t aanbidden mag.

6)
als 1.

7)
De ster stond stil (2x) al boov’n een arme boerenstal
Het kinde ik hier, vinden zal
Nu mogen wij (2x)  het kind aanbidden gaan
Al  waar de sterre stil bleef staan.

8)
Maria, o Maria rein,.
zij wiegde daar haar kindelijn
0 Jezus, o mijn kindje rein
drie wijzen ons bezoeken,
Ach Jezus ligt in arme doeken.
0 Jozef, mijn (2x),

driekoningen lied 2

(melodie 9)

10)
Balthasar knielt neer al voor het kinde teer,
Hij schenkt het nu de wierook.

11)
Kaspar knielt nu neer, al voor het kinde teer,
Hij schenkt het nu de mirre.

12.(melodie 1)
Maria en ook Jozef rein, voor deze gaven dankten zij,
Zij waren ermee reuze blij,
Drie koningen (2x) zij zeiden toen gedag
Tot ’t kind dat in de kribbe lag.

13)als 1.

14)

driekoningen lied 3

15) als 1
In de eerste twee weken is het spel hiermee afgelopen. Daarna volgt nog de vlucht naar Egypte.*
.
(Isabel Brugman, Zeister vrijeschool, nadere gegevens niet bekend)  Zie onder, bij reactie.

.

 *in deze schoolkrant stond nog dit liedje, maar of het bij het spel gebruikt werd, is me niet duidelijk.

driekoningen lied 4

.

Voor meer driekoningenliedjes: Tineke’s doehoek

Vrijeschoolliederen

.

Driekoningenalle artikelen

Kerstspelenalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeld: Driekoningen

 

Kleuters: alle artikelen

 

426-398

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

 

 

 

 

.

 

 

 

 

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Driekoningen (8-1)

.

DRIEKONINGEN IN DE KLEUTERKLAS

Het kerstfeest met de kinderen was een hoogtepunt en tevens de afsluiting van de adventweken. Vol overgave en eerbied speelden de kinderen het kerstspel nu voor het Kerstkind zelf. Het tweede gedeelte van de morgen zaten wij met elkaar rond de feestelijke tafel, waar ieder kind zijn eigen koekhuisje weer zag staan met een lichtje erachter. Wij smul­den van het kerstbrood, de mandarijnen en het mooie kerstkoekje. Aan het eind van het feest gingen de kinderen naar huis met een doos vol schatten, de kerstvakantie tegemoet.

Driekoningenfeest op 6 januari: Toen de kleuters ’s morgens op school kwamen, keken zij meteen naar het tafeltje waarop de kerstgroep staat. Sommigen zuchtten ervan, want daar stonden ze, de drie koningen, gekleed in rode, blauwe en groene mantels. En meteen ont­stond er een gesprek over welke koning nu toch echt voorop moest lopen. ‘Eerst de rode koning, want die is het oudst’, zei een jongen. En zo hebben wij het dan gedaan.

Wat werd er voorzichtig geproefd van het driekoningenbrood. Stel je voor dat je de boon per ongeluk opat zonder het te merken!

En toen mochten de drie gelukkigen met de mooie fluwelen mantels hun tocht maken door de klas, terwijl wij zongen:

vorsten zijn wij uit landen ver
Casper, Melchior, Balthasar;
Ster van Bethlehem; licht in Bethlehem,
Wijs de weg ons, gouden ster.

De gaven, goud, wierook en mirre werden aan het kindje gebracht. Zo zongen en speelden wij het driekoningenspel. En wij gaan ermee nog de hele maand januari door, zodat elke kleuter een keer een van de koningen kan zijn.

Met 2 februari sluiten wij de hele kerst- en driekoningstijd af. Van de restjes kaars maken wij kleine sterretjes, die wij brandend in een schaal met water laten drijven. Dat gebeurt op deze dag die ‘Maria Lichtmis ‘ wordt genoemd; de dag waarop na lange wintermaanden voor het eerst weer zonlicht door het kerkvenster op het altaar viel. Elders heet deze dag wel Moederaardedag of Vrouw Holledag: de zon begint weer hoger te stijgen, en de dagen worden lichter; de eerste bodes van de lente laten zich zien, sneeuwklokje en toverhazelaar – de aarde begint weer uit te ademen.

 (I. Vonk – D. Bakker – T.Koopman, nadere gegevens onbekend)

.

Driekoningenalle artikelen

Jaarfeestenalle artikelen

Vrijeschool in beeldDriekoningen

.

418-392

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (29)

.

MICHAËL IN DE KLEUTERKLAS

De zomer neemt weer afscheid van ons.  s Avonds wordt het al vroeg donker, de vogels trekken weg, de dagen worden kouder. De zon heeft gedurende de zomer al haar warmte geschonken aan het koren, de vruchten en alles wat in de herfst op aarde rijpt zodat wij in de winter kunnen profiteren van wat de zomer ons gaf. De aarde heeft in de herfst alle zonnekracht in zich opgenomen.

Overal wordt het graan binnengehaald, vruchten geoogst, kortom, wij maken ons klaar voor de winter zodat we kou en donker kunnen doorstaan. In ons rijpt in deze tijd van het jaar vaak het plan om iets nieuws te gaan doen waar we ons gedurende de winter aan kunnen wijden. Er is veel moed nodig om de donkere tijd tegemoet te gaan en datgene te volbrengen wat we ons voornamen.

In de kleuterklas beginnen we al weken voor het Michaëlsfeest, dat op 29 september gevierd wordt, met de voorbereidingen. Op de jaargetijdentafel
staat een grote bos koren. Soms nemen de kinderen dingen mee die ze gevonden hebben, een takje hei, een grote zonnebloem, een mandje kastanjes. Kleuters zijn nog helemaal open voor alles wat er vanuit hun omgeving naar hen toekomt.
Ze willen zich graag met de aarde verbinden en rapen daarom alles wat ze in het bos of park vinden op.

Elke dag beginnen we met het spel van de boer die het koren oogst en naar de molenaar brengt om het tot meel te maken zodat de bakker het brood kan bakken. Alle bewegingen worden met overgave meegedaan. Onder het vrije spel naaien we zakjes om het graan in te doen dat de boer zo ijverig voor ons gemaaid heeft. De grote kleuters kunnen hierbij al helpen. Heerlijk is het om met een korenmolentje zelf het graan te mogen malen en later voor het Michaëlsfeest brood te bakken in de klas. Ook worden er veel Michaëlsliedjes gezongen.

O Michaël, Michaël hoor ons aan
en laat ons met u medegaan
door ‘t  donk’re bos en ’t wijde veld
O Michaël, Michaël sterke held.

O Michaël Michaël ga vooraan.
Wij moeten allen mede gaan
door ’t donk’re bos en ’t wijde veld
O Michaël, Michaël sterke held.

Op de dag van het feest komen de kleuters vol verwachting in de klas. ‘Juffie, vandaag gaan we feestvieren!’

De jaargetijdentafel staat vol van alles wat geoogst is: noten, druiven, eikels, kastanjes. De boer met paard en een wagen vol graan. Ook het appel­vrouwtje is gekomen en heeft een mand vol rode sterappels meegebracht. De dag wordt geopend met een mooi Michaëlslied, maar ook de naam ‘Michaël’ alléén kan al voldoende zijn wanneer het met de juiste gezindheid uitgesproken wordt. Dan doen we samen een klein spel voor het Appelvrouwtje.

Appeltjes, appeltjes, glanzend en rond
rollen en tuimelen over de grond.
Rol niet te ver en verscholen in ‘t groen
wil ik je rapen, in ’t mandje weer doen.
Eet ik je later zo glanzend en rond.
Van appeltjes, appeltjes word ik gezond.
Tijdens het vrije spel zijn er altijd een paar kinderen die juffie willen helpen de tafel versieren met takken, gekleurde bladeren en bloemen. De zelf versierde kaarsen zorgen voor een feestelijk licht en ontbreken niet. Wanneer iedereen aan tafel zit, deelt het appelvrouwtje haar appels rond. Met een plukje schapenwol poetsen de kinderen ze prachtig glimmend en rood tot ze er zelf rode wangen van krijgen. Iedere appel krijgt een rood doekje om en wordt zo omgetoverd in een appelvrouwtje.

Het is goed als een feest gezamenlijk gevierd kan worden. Na het eten komen dan ook de kinderen uit de andere klas op bezoek om samen naar een poppen­spel te kijken. Er heerst een aandachtige stemming en de kinderen worden vanzelf stil als de dappere ridder Sint-Joris verschijnt. Hij beklimt de hoge berg waar een boze draak woont die het prinsesje wil verslinden. Bovenop de berg ontvangt Sint-Joris van de aartsengel Michaël het sterrenzwaard waarmee hij de draak verslaat. Zo redt hij het prinsesje en kan met haar trouwen.

Met het beeld van de draak moeten we in de kleuterklas nog erg voorzichtig zijn. Voor de kleuter is de wereld GOED en dat moeten we in alles wat we doen naar voren laten komen zodat dit in het verdere leven zijn vruchten kan afwerpen. Iets anders is het wanneer het kind dit beeld van de draak en Michaël, die hem verslaat, in de vorm van een poppenspel een keer per jaar ziet in een eerbiedig feestelijke stemming. Het is niet de bedoeling dat de kleuters zelf draak gaan spelen, ook niet in de poppenkast, waar ze zelf zo helemaal in de rol kruipen.

We besluiten de ochtend met een wandeling door het bos waar de kinderen van alles verzamelen in hun mandjes. In de komende tijd maken we van alles wat we gevonden hebben iets moois, we vormen het om, we gaan ermee aan ’t werk, zodat het vrucht kan dragen voor de omgeving.

Gesterkt door alles wat de zomer ons geschonken heeft kunnen we moed en kracht vinden om de koude winter tegemoet te gaan, de duisternis te overwinnen en zo de heilige Kersttijd tegemoet te gaan waarin we het Kerstkind kunnen ontvangen.

Wanneer de kinderen met rode wangen en schitterende ogen tevreden en vol vreugde naar huis gaan met hun appelvrouwtje en zakje meel, waarvan thuis een koek of brood gebakken moet worden, weten we dat het een goed feest geweest is.

(C. de Pree, nadere gegevens onbekend)

.

Michaël: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld: Michaël       jaartafel

.

279-262

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

VRIJESCHOOL – Jaarfeesten – Michaël (20)

.

HET MICHAËLSFEEST IN DE KLEUTERKLAS

De grote vakantie is weer voorbij. Uitgerust en vol verwachting stappen de kleuters weer de klas binnen. De grote kinderen hebben echt het gevoel weer “thuis” te zijn. Zij nemen nu de plaats in van de kinderen die vorig jaar de oudsten waren. De nieuwe kleuters moeten hun plekje nog vinden. Sommige kijken vol verwondering naar wat de grootsten al kunnen, weer andere kleintjes proberen stoer mee te doen. Maar allemaal zijn ze vol verwachting voor wat er gaat gebeuren. Na een paar weken als iedereen zijn plekje heeft gevonden wordt er door juffie op een morgen een nieuw lied gezongen:

De hemelpoort zal opengaan.
Sint Michael zie ik daar staan.
0, sterke held u volgen wij,
En waar gij gaat staat gij ons bij.

“Dat ken ik!” roept een meisje eigenwijs en doet extra goed haar best. Heerlijk is het om in deze tijd met de kinderen een heel kort spelletje te spelen van een prinses die door een boze trol meegenomen wordt naar zijn hol. Dan komt de prins, bevrijdt het prinsesje en neemt haar mee naar zijn kasteel waar de bruiloft gevierd wordt.

Aan het eind kan iedere kleuter genieten van het sprookje van de wolf en de zeven geitjes, of van de wolf die de twee kippetjes Witveertje en Zwartveertje verslindt. En nog meer genieten de kinderen wanneer ze horen hoe de boze wolf overwonnen wordt.

Maar ook buiten in de natuur is van alles te beleven in deze tijd. De mooie nazomer loopt ten einde en de herfststormen komen. De luchten zijn nu prachtig, groot verschil tussen licht en donker kunnen we waarnemen. De dagen worden korter, de vogels trekken weg, bladeren en vruchten vallen op de aarde. Alles verinnerlijkt zich. Ook de mensen trekken zich in hun huizen terug en gaan zich klaarmaken voor de winter. In de tuin bloeien nog de laatste bloemen in uitbundige kleuren en hoog boven alle andere de goudgele zonnebloem. Op de akker rijpt het koren. We spreken dan ook in ons ochtendspelletje van de boer die het koren gaat maaien. Wanneer wij ijverig gemaaid hebben wordt het koren gebonden. “Ik heb de dikste bos”, roept een grote jongen en laat zien hoe dik zijn bos koren wel is. Wanneer het koren droog is wordt er gedorst en gewand en daarna brengen we het samen, met paard en wagen, naar de molenaar en vragen hem of hij het voor ons tot meel wil maken. Het paard krijgt water als dank omdat het alle zware zakken naar de molen gebracht heeft. Als we een paar weken veel koren gemaaid en gemalen hebben gaan we naar de bakker en vragen we of hij van het meel brood voor ons wil bakken voor het Michaëlfeest. Natuurlijk helpen wij de bakker en de hele klas geurt naar vers gebakken brood. Op een dag komt een van de kinderen met een grote zak eikeltjes en kastanjes aanstappen. Tijdens het vrije spel maken wij daar van alles van; spinnenwebben, dieren, poppetjes, kabouters. Van de eikels van de Amerikaanse eik kunnen we goed tollen maken, een rond stukje karton knippen en kleuren en met een prikker in de eikel prikken en dan maar tollen!

Vruchten horen bij de herfst. We vinden in overvloed, overal, in de
boom­gaard, langs de weg en in het bos; kastanjes, eikels, beukennootjes en hazel­noten. Met mandjes gaan de kinderen het bos in en rapen alle vruchten op die ze vinden, ook mooie gekleurde bladeren waar we een lange slinger van rijgen en door de klas hangen. Want al die schatten die de natuur ons geeft zijn natuurlijk niet alleen om naar te kijken, maar om iets mee te doen. We maken er iets van voor de toekomst. De meest nabije toekomst is de donkere koude winter. De vruchten die de herfst ons schenkt gebruiken we om deze toekomst te kunnen verdragen en daar moeten we hard voor werken. In de vruchten leeft een nieuwe kiem, de mogelijkheid voor een nieuw leven. De vruchten geven een beeld voor de toekomst en deze vruchten worden door onze kinderen met grote overgave verzameld. Zijn onze kinderen zelf ook niet de toekomst? In de vrucht verzamelt zich het zonnelicht opdat in de toekomst iets nieuws kan ontstaan. Opdat de duisternis, de draak, overwonnen kan wor­den. Vruchten zijn het kosmische licht. Wanneer we het kleine kind dit laten beleven in alles om hem heen,  geven we het de mogelijkheid om later zelf de donkere tijden te kunnen overwinnen en de strijd aan te durven met de draak. Daarom vieren we het Michaëlfeest in de kleuterklas.

Wanneer de kinderen op 29 september op school komen kan na al deze voorbe­reidingen het Michaëlfeest gevierd worden.

In het midden van het “vertelhuisn, op een mooie doek, liggen alle vruchten die de herfst ons geeft en ook een bos koren waarbij de boer staat, met de kippen die alle graantjes wegpikken. Een van de kinderen komt op school met een grote zonnebloem “voor Michaël”. Een ander meisje dat thuis een grote tuin heeft, brengt een mand met appels mee. Deze ochtend is een bijzondere ochtend, want we zeggen niet de gewone spreuk, maar de spreuk van Michaël. Veel Michaëlliedjes worden gezongen en daarna gaan we spelen.

Maar juffie gaat niet op haar eigen plekje zitten, nee, ze gaat de tafels vast klaarmaken. Al gauw komen er kinderen die graag mee willen helpen. Tussen de bladeren worden appels en noten gelegd. Het brood wordt gesneden en gesmeerd. Bij een feest hoort ook licht en we zetten de kaarsen, die we al versierd hadden met sterren en draken op tafel en als iedereen zit neemt elke kleuter een appel en met een plukje schapen­wol worden de appelwangen net zo lang gepoetst tot ze glimmen. Een rood hoofddoekje wat we er omheen knopen maakt van de appel een appelvrouwtje en de schapenwol is het haar.

Natuurlijk gaan we ook naar buiten. Daar laten we onze zelfgemaakte
molen­tjes draaien of gooien zakjes zand met lange slingers er aan hoog in de lucht. Wat een plezier hebben de kinderen wanneer die wapperen in de wind en dan met een doffe plof op aarde komen. Tot slot wordt in de klas het poppenspel van Repelsteeltje gespeeld en na een laatste lied gaan de kinde­ren tevreden naar huis om daar het feest verder te vieren.

(C. de Pree, vrijeschool Zeist, nadere gegevens ontbreken)

.

Michaël: alle artikelen

Jaarfeesten: alle artikelen

VRIJESCHOOL in beeld: Michaël       jaartafel      kleuters

Peuters/kleuters: alle artikelen

.

268-253

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.