Tagarchief: haar

VRIJESCHOOL – Ontwikkelingsfasen (1-8)

.
Marjolein Wolf, Weleda Puur kind, lente 2006, nr. 17
.

Onbevangen op ontdekkingsreis
.

Negen maanden lang is de baby omsloten door natuurlijke grenzen. En dan, plotseling, komt hij terecht in de wijde wereld, in zijn blootje: een en al huid. Dit ( tuurlijke jasje is zijn steun en toeverlaat op de ontdekkingreis die voor hem ligt. Hoe bied je jouw baby én zijn huidje de bescherming die hij nodig heeft. En wat kan hij zelf? Deze vragen legden we voor aan pedagoge Hanne Looij.

Wie een pasgeboren baby in de wieg ziet liggen, kan zich verbazen hoe afhankelijk zo’n kleintje is van de mensen om hem heen. Hij lijkt niets te kunnen, maar schijn bedriegt. Want al vanaf het eerste moment is hij bezig met het verkennen van zijn grenzen. En in het begin heeft hij maar één instrument tot zijn beschikking om dit te doen en dat is zijn lijfje. Of beter gezegd: zijn huid.

De ene huid is de andere niet en dat geldt ook voor baby’s. Dat neemt niet weg dat iedere babyhuid in diverse opzichten verschilt van die van een volwassene. Zo is hij bijvoorbeeld vier tot vijf keer dunner, wat komt doordat bepaalde elementen nog nauwelijks zijn ontwikkeld. Bij volwassenen bestaat het bovenste laagje van de huid uit een hoornlaagje: een beschermend laagje dat voornamelijk uit dode cellen bestaat. Dat laagje is bij baby’s nog niet aanwezig. Ook heeft de babyhuid nog bijna geen haar. Vandaar dat deze zo zacht aanvoelt en er zo glanzend uitziet. Zelfs de handpalmen en de voetzolen – bij volwassenen vaak met eelt bedekt – voelen bij een baby nog aan als fluweel. Tel daarbij op dat de babyhuid nog een relatief laag vetgehalte heeft en je kunt je voorstellen dat het geheel dun en kwetsbaar is.

Een kring van lieve mensen

Maar er zijn meer redenen waarom de huid van de baby supergevoelig is. Hier bevinden zich namelijk ook receptoren, die prikkels van buitenaf aan de hersenen doorgeven. Zijn dat er bij de volwassen huid al een paar duizend per vierkante centimeter, bij de babyhuid is deze dichtheid nog hoger. De meeste receptoren liggen in de vingertoppen, in de lippen en de tong. Dat verklaart waarom een baby’tje alles wat hij te pakken krijgt in zijn mond wil stoppen: op deze manier neemt hij de wereld om hem heen waar. De huid is het zintuig van de tastzin en de steun en toeverlaat op de grote ontdekkingsreis die voor hem ligt. Want wie is hij en hoe zit de wereld in elkaar? Maar om daar achter te komen, heeft hij ook mensen nodig. En het liefst mensen die van hem houden. Onderzoeken tonen aan dat liefdevolle aanraking in de eerste weken een grote invloed heeft op de ontwikkeling van een mens. Kinderen die veel gestreeld en gemasseerd worden, ontwikkelen aantoonbaar meer lichaamsbewust-zijn en een hoger zelfbewustzijn dan zij die dergelijke aanrakingen moeten ontberen. 

Hé, een lijf!

Een baby’tje vraagt om omhulling, in alle opzichten: om kleertjes om hem heen, om de beslotenheid van een wiegje, maar ook om de koesterende armen van zijn ouders, ieder contact, of het nu met een hand is of met een luier, leert hem iets over zichzelf. Zo begint hij te beseffen dat hij een lichaam heeft dat ergens ophoudt, dat zijn grenzen heeft. Kun je hem als ouder daarbij ondersteunen?

‘De meest directe manier om je baby de grens van zijn lijfje te laten beleven, is door hem regelmatig te masseren en hem van top tot teen zachtjes in te wrijven met een olie,’ antwoordt Hanne Looij op mijn vraag.
‘Maar ook door weerstand, bijvoorbeeld als je hem een trappelzak aandoet of zijn beentjes in een flanellen luier wikkelt. Al trappelend en maaiend, merkt hij dat hij armpjes en beentjes heeft. Waar het om gaat is dat hij niet in een lege ruimte trappelt, maar zichzelf beleeft als hij beweegt. Soms kun je een baby bijna zien beseffen: Hé, ik heb blijkbaar een lijf!
En als je hem met zijn hele lijfje in een omslagdoek wikkelt, vindt hij dat ook heerlijk. Tenminste, de meesten. Begrenzing geeft rust. Daarom is het ook een belangrijke hulp voor een baby om in slaap te kunnen vallen. Het spreekt voor zich dat je niet moet overdrijven. Hij moet niet het gevoel krijgen dat hij in een ijzeren harnas zit.’

Tot hier en niet verder

‘Voor een goede start, adviseer ik ouders altijd om de eerste weken na de geboorte de natuurlijke begrenzing van de baarmoeder een beetje na te bootsen’, zegt Hanne. ‘Dus kleed je kindje de eerste maanden in verschillende laagjes en gebruik daarvoor het liefst natuurlijke materialen zoals wol en katoen: die ademen. Zijn kleertjes worden zo een extra huidje, iets dat bij hem hoort. Dat geeft hem een veilig gevoel. En vergeet het hoofdje niet. De fontanel is nog open en vaak hebben baby’s nog maar heel weinig haar. Bovendien is het hoofd van een baby in verhouding een groot deel van zijn lichaam; via zijn hoofd kan hij dus erg veel warmte verliezen. Door het te bedekken met een mutsje, scherm je hem af. Je legt eigenlijk een grens aan, zo van: je komt tot hier.’

Je neus stoten hoort erbij

‘Natuurlijk heeft een grens meer functies. De muren van je huis beschermen je tegen invloeden van buitenaf, maar daarnaast beperken ze je ook. Als je naar buiten wilt, kun je niet door de muur heen lopen. Probeer je dit toch, dan stoot je je neus. Deze uitdrukking betekent dat je geconfronteerd wordt met jezelf. En dat is wat een grens ook doet. Die maakt je bewust van een stuk van jezelf dat je nog niet kende. Iedere uiterlijke beperking is een uitdaging om innerlijk sterker te worden.

Als je baby bijvoorbeeld in de box ligt en gewoon een beetje aan het mopperen is vanwege een kleine ongemakkelijkheid, pak hem dan niet direct op. Door hem even te laten liggen, wordt hij een moment op zichzelf teruggeworpen. Misschien is die ervaring niet aangenaam, maar hij vormt wel een basis voor groei en ontwikkeling. Je geeft je kind de kans te ontdekken dat hij kleine probleempjes ook heel goed zelf kan oplossen. Zo beleeft en ontwikkelt hij zijn eigen innerlijke kracht.

Als je nooit de beslotenheid van je eigen wezen ervaart, ontwikkel je ook geen gevoel van eigenheid. En zou je ook nooit de ander kunnen begrijpen. Een baby beleeft dit natuurlijk nog onbewust, maar dit soort ervaringen zijn een voorwaarde om later tot een bewuste beleving van dit gevoel te komen. In feite is de hele opvoeding erop gericht om dit proces zo evenwichtig mogelijk te laten verlopen.’ 

KLEINE ANTENNETJES

Haartjes beschermen niet alleen de tere babyhuid, ze tasten ook af wat er om hen heen gebeurt. De zenuwen rond de haarwortels reageren al wanneer een zuchtje wind de babyhaartjes 0,001 millimeter ombuigt.

UIT DE ZON

Om de huid te beschermen maken de pigmentcellen in de opperhuid de bruine kleurstof melanine aan. Onder invloed van de zon neemt die activiteit sterk toe, maar niet bij baby’s. Zij moeten het nog zonder deze natuurlijke bescherming stellen. Zet daarom het eerste jaar je baby niet in de volle zon.

.
Zie in dit artikel een hersenfoto van een kind dat aandacht kreeg en van een kind dat dit niet kreeg.

Hanne Looij: Caleidoscoop van een levende pedagogie.
.
Ontwikkelingsfasenalle artikelen

Opvoedingsvragenalle artikelen

.

1973

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

VRIJESCHOOL – Vertelstof – sprookjes (7-1)

.
In de jaren ’70 van de vorige eeuw gaf uitgeverij Thieme – Zutphen – een blad uit voor het onderwijs ‘De Vacature’. Naast de vacatures, uiteraard, stonden er ook heel veel interessante artikelen in. En een column van de onderwijzer ‘met het gouden hart’ C.Wilkeshuis.
De schrijver van onderstaand artikel hield zich vooral bezig met ‘folklore’. Wie met antroposofische inzichten de sprookjes bestudeert, komt tot andere gezichtspunten. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat andere gezichtspunten er niet toe doen.
.
J.C.Alders, ‘De Vacature’ ca 1976/77

De Germaanse oorsprong van enige bekende sprookjes
.

Na enige algemene beschouwingen over de sprookjes zullen we ze in het kort mededelen uit het bekende boek van Grimm, uitgave 1819, want er zijn later „verbeteraars” gekomen en zelfs zijn er uitgaven met een christelijk tintje, wat onzin is, want de sprookjes zijn duizenden jaren oud, terwijl het Christendom nog geen 2000 jaar geleden bedacht is.

Een kind hoort graag sprookjes, maar kan ze evenmin verklaren als de volwassene, welke niets van mytholo­gie en de Germanen weet. Het sprookje is voor het kind wat voor de volwassene televisie en bioscoop is. De „verbeteraars” vonden de sprookjes niet geschikt voor kinderen wegens weerwolven, toverij, te vonde­ling leggen, boze stiefmoeders, incest, castratie, ont­maagden, onthoofden, ophangen, draken, reuzen, dwergen. Maar kinderen willen dit juist horen, het kind zoekt de angst en het wonder in de sprookjes bevrijdt het kind van de angst. De wensen en gedachten van het sprookje zijn de wensen van het volwassen pri­mitieve volk. Zoals Grimm de sprookjes vertelt, met weglating van de grofste seksuele gebeurtenissen, zijn ze onschadelijk voor kinderen en behoeven niet „ver­beterd” te worden.

Grimm zag in de sprookjes heidens volksgeloof van een laag staande cultuur. Grimm dacht aan Indo-Germaanse oorsprong, daar er parallellen zijn in de sprookjes van verschillende volkeren. Tegenwoordig neemt men dat niet meer aan. De sprookjes zijn niets anders dan verborgen wensen en angsten van de pri­mitieve mens.

Het motief van de incest komt in veel sprookjes voor en we spreken nog van het Oedipus-complex (Oedipus vermoordt zijn oude vader en huwt zijn jonge moeder en verwekt 4 kinderen bij haar). We komen daarop terug. In de sprookjes treden bijna altijd koningen als vader en dochters als prinses voor. Waarom? Het volk heeft van de oudste tijden af een ziekelijke be­langstelling voor zelfs de banaalste handelingen van de koning. Men identificeert de koninklijke familie met de eigen familie. De koning is het onbewuste symbool voor de vader.

Dwergen komen ook in de sprookjes voor. Zij graven naar goud en ijzererts. Voor dwergen kunnen de gangen laag en nauw zijn.

Zulke gangen zijn er nog in de omgeving van Cham (Beieren), vooral Arnschwang en Ränkam. Men noemt dit Schrazllöcher, voorhistorische gangen waarin de Schrazln (dwergen) huisden.

Een grondig onderzoek heeft nog niet plaats ge­vonden, daar een normaal mens er moeilijk in kan.

Men vermoedt naast het zoeken naar erts ook vluchtgangen. tot dusver zijn geen werktuigen gevonden, zodat men ook niet weet of de gangen uit het bronzen tijdvak dateren. In ieder geval, ze zijn zeer oud en voorhistorisch. In het Fichtelgebergte, ik meen op de Ossenkop, heb ik zulke gangen gezien, maar ik kon er ook niet in, zo smal en laag zijn ze. Nu weten we wel uit de afmetingen van har­nassen dat de mens vroeger veel kleiner was. Het harnas van een volwassen middeleeuwse ridder kan zelfs een hedendaagse jongen van 14 jaar niet passen. Ook deuropeningen zijn in Middeleeuwse burchten zeer laag en de bedden zeer kort.

Voor de jongere lezers volgt nu het Oedipus-complex, daar we dit in de sprookjes meermalen tegenkomen. Laos, de oude koning van Thebe had bij de jonge koningin Iokaste geen kinderen. Het Orakel voorspelde dat zij een zoon zou krijgen, die hem zou vermoorden en die zoon zou met zijn moeder trouwen. De zoon werd geboren en met doorboorde voeten te vondeling gelegd. Een herder vond de baby en noemde hem Oedipus (gezwollen voet). De herder gaf de baby aan koning Polybos. Als Oedipus volwassen wordt en geen antwoord op de vraag naar zijn herkomst krijgt, vraagt hij het Orakel en krijgt hetzelfde antwoord als zijn vader. Hij ontmoet op een smalle weg een wagen en er kwam ruzie over de voorrang (zo oud is dit pro­bleem). Hij slaat een oude man dood (zijn vader). Hij lost het raadsel van de Sfinx op, die verdwijnt. Hij krijgt nu de uitgeloofde beloning voor het vertrek van de Sfinx: de koningin Iokaste, zijn moeder. Hij trouwt met haar en verwekt bij de jonge koningin 2 zonen: Eteokles en Polyneikes en 2 dochters: Antigone en Ismene. Nu breekt de pest uit en het Orakel wijst de koningsmoordenaar als oorzaak aan. Alles komt uit, lokaste hangt zich op, Oedipus steekt zich beide ogen uit en de goden laten hem spoedig sterven. De twee zonen doden elkaar in een oorlog om Thebe. Volgens andere lezingen verleidt lokaste Oedipus en ging het initiatief van haar uit. We vinden dit vaker bij de incest vader-dochter en moeder-zoon. De vrouwen nemen het initiatief. We komen erop terug.

We verstaan nu onder het Oedipuscomplex de ver­houding in de vroege jeugd tussen vader en dochter, moeder en zoon. De kleine meisjes zeggen vaak, dat ze met de vader willen trouwen. In de puberteitsjaren kan dit ontaarden in incest: geslachtsverkeer tussen vader-dochter, zuster-broeder, moeder-zoon.

Ook in Shakespeares „Hamlet” kon Freud het Oedipuscomplex aantonen. In het Oedipuscomplex vinden we dus de haat vader-zoon, de liefde vader-dochter, de haat moeder-dochter en de liefde moeder-zoon. De haat moeder-dochter speelt in de sprookjes een be­langrijke rol. In de zoogdierwereld van de kudde­dieren vinden we hetzelfde. Als de jonge mannetjes volwassen worden, valt het familieverband uiteen. Het jonge mannetje paart met zijn moeder en zusters. De leider van de kudde, een oud mannetje, paart met zijn moeder, zusters en dochters.

Bij de kuddedieren komen steeds vechtpartijen voor tussen het oude mannetje en de volwassen zonen en het eindigt met de dood of uitstoting uit de kudde van het oude mannetje. Deze dwaalt dan als solitair alleen rond en is vaak gevaarlijk. Het sterkste jonge mannetje wordt dan leider van de kudde.

Men veronderstelt dat de voorhistorische mens ook zo in horden leefde: een paar mannen, een aantal vrou­wen en de mannen paarden met hun moeder, zusters en dochters. Er waren weinig mannen want ze ver­ongelukten vaak op de jacht.

De Griekse mythologie noemt de strijd der opstandig geworden Titanen, die hun vader ontmannen (Vondel herinnert eraan in de „Palamedes”: „Saturnus die zijn vader lubt”). Saturnus verwekt bij zijn zuster Rhea 6 kinderen. Zeus verwekt bij zijn zuster Demeter de dochter Persephone.

We vinden in de sprookjes ook het naaktheidsmotief, dat ook in de bijbel voorkomt: Adam en Eva (Gen.2: 10) en Noach (Gen.9: 21). Dan vermelden de sprook­jes de strijd tussen dag en nacht, zon en winter, strijd tussen oude en jonge helden. De Griekse mythologie plaatst de helden aan de hemel: Orion, Hercules, Perseus, Andromeda, enz. als sterrenbeelden. De sprookjesheldinnen zijn altijd zeer jong, vóór, tijdens en na de puberteit, dus de overgang tot gerijpte vrouw. Zij worden zwaar beproefd als slavin in de keuken, wat herinnert aan de inwijdingsriten en de isolering in het bos bij de primitieven. De meisjes zijn altijd enig kind. Zij wensen de moeder dood en die verschijnt dan als wreekster, vermomd als de boze stiefmoeder. En de dochter is de rivale van de moeder, (haat moeder-dochter) Nergens wordt over liefde gesproken, de meisjes trouwen meteen als ze een prins ontmoeten of trouwen op bevel van de vader.

1.De kikkerkoning
.
Het eerste sprookje van Grimm in de uitgave van 1819 is de kikkerkoning. Natuurlijk is de vader een koning, de dochter is naamloos. Bij een bron werpt de prinses een gouden bal in de bron. Zij huilt omdat zij haar speelgoed kwijt is. Een stem vraagt heel banaal waarom zij huilt (Vondel zegt dat veel mooier in de „Gysbreght”: „Wat nevel van verdriet bezwalkt Uw blinkende oogen?”). Een kikvors kijkt over de rand van de bron en belooft de bal op te duiken. De kikker eist, dat de prinses hem zal liefhebben, dat hij aan haar tafel mag eten en met haar in bed slapen. De kikker brengt de bal boven, de prinses ijlt naar huis. De volgende dag komt de kikker tijdens het diner aan de deur van het paleis en roept „Prinses, doe open” (Zij heeft geen naam). De koning beveelt haar de kikker binnen te laten en de kikker eet mee van haar gouden bordje. Dan wil hij in haar bed uitrusten. Zij weigert, maar de koning beveelt haar de kikker mee naar bed te nemen. Als zij met de kikker in bed ligt, kruipt hij naar haar toe en zij werpt hem tegen de muur. Er valt geen kikker terug, maar een prins, die betoverd was door een heks en op haar vaders bevel trouwt de prinses met hem.

Dit sprookje is duidelijk Germaans. De bron was heilig bij de Germanen. Merk op: de vader beveelt steeds.

Dat is typisch Germaans: de Germaanse vader bepaalt of de pasgeborene mag leven of gedood of te vonde­ling gelegd wordt, hij kan echtgenote en dochters zonder meer doden of inzetten bij het dobbelen, bij verlies worden zij als slavinnen aan de winnaar uit­geleverd. In graven heeft men meermalen dobbel­stenen gevonden opdat de dode ze in het Walhalla bij de hand had. Van de spelregels is niets bekend.

We zien hier ook hoe in de sprookjes alle begrip van proporties ontbreekt. De gouden bal zinkt in de bron. Hij was dus massief. Een kleine gouden bal van 4 cm diameter weegt al 600 gr., teveel om mee te ballen. Een knikker van 2 cm diameter weegt 80 gram, dat kan een kikker niet dragen. Pas een gouden knikkertje van 1 cm diameter dat 11 gr weegt, is voor een kikker niet te zwaar (We laten de opwaartse druk buiten beschouwing). De kikker was bij alle Germaanse stammen bekend: Ned.: Kikvors, kikker, Vorsch (in de Statenvertaling van de Bijbel). Duits: Frosch, Engels Frog, Deens Frö. In het Frans komt de kikker er niet best af: Een woordenboek van 1736 vermeldt bij „Grenouille”: kikvors, slechte dichter, Grenouiller: zuipen, zwelgen, gestadig in de kroeg zitten, in het water plassen. Een grenouillard is een kroegloper. Dit voor Frans studerenden.

In het Spaans zegt de uitdrukking: no ser rana (geen domkop zijn) niet veel goeds voor de kikker. In de sprookjes is de kikker levensaankondiger, zoals we zullen zien bij Doornroosje.

In de Bijbel komt de kikvors er slecht af: Openbaring van Joh. 16:13 „en ik zag uit de mond des draaks en uit den mond van het beest en uit den mond van den valschen profeet drie onreine geesten uitgaan, den vorschen gelijk”. (14) „want het zijn de geesten der duivelen”.

2.Doornroosje

De koningin zit in het bad, een kikker duikt op en voor­spelt dat zij binnen een jaar een dochter krijgt. Na de geboorte nodigt de koning de „wijze vrouwen” uit. Er waren er 13, maar omdat hij maar 12 gouden borden heeft, wordt er één niet gevraagd. Als de 11 vrouwen een wens gedaan hebben, komt de 13e binnen en wenst, dat de prinses met 15 jaar sterft door zich te prikken aan een spoel. De 12e kan de verwensing niet ongedaan maken en verandert het in een slaap van 100 jaar. De koning beveelt dat alle spoelen voor het spinnen verbrand moeten worden. Als de prinses 15 jaar wordt, gaat zij op ontdekking uit in het slot. Zij kwam in een toren, waar een oude vrouw spint. Het meisje neemt de spoel in de hand, zij steekt zich in de vinger. Zij valt op een bed neer en slaapt, ledereen in het slot slaapt nu. Rond het slot groeit een doornhaag. Af en toe komen prinsen en pro­beren door de doornhaag te komen. Zij blijven erin hangen en sterven. Na 100 jaar probeert weer een prins het. De doornhaag werd tot een bloemenhaag, hij laat hem door. Hij vindt Doornroosje en kust haar wakker. Zij trouwen meteen.

Dit sprookje is zo duidelijk Germaans als het maar kan. Ten eerste de „wijze vrouwen”. De Germanen kenden die als „zieneressen” en zij voorspelden de toekomst uit de ingewanden van krijgsgevangenen, welke zij met een mes levend de buik opensneden. Dan kent de Germaanse mythologie het verhaal van Brunhilde, een Walkure. Wegens ongehoorzaamheid aan Wodan moest zij met een aardse man trouwen. Wodan steekt haar met een doorn en zij valt inslaap. Wodan om­geeft de burcht met een ring van vuur, want Brun­hilde wil een dappere man. Siegfried komt door het vuur en daar Brunhilde geen gordel, die haar onover­winnelijk maakt, aan had, ontmaagt hij haar en zij wordt zijn vrouw. Dit is toch wel duidelijk de oor­sprong van Doornroosje!

Doornroosje is 15 jaar en zij bloedt. Dat is haar eerste menstruatie. Zij is nu vrouw geworden en krijgt angst voor de mannen: defloratie is weer bloed, geboorte: weer bloed. De vrijers sterven in de doornhaag! En waarom zit er een oude vrouw in de toren waar Doornroosje bloedt? Bij de primitieve stammen in Afrika, Australië, Z. Amerika ontmaagden de oude vrouwen de meisjes direct na de eerste menstruatie met een koehoorn, een defloratiestok, met de vingers. Daarop wijst ook de spoel. Door de 100 j slaap heeft Doornroosje de angst voor de man overwonnen, zij is tot vrouw gerijpt en zij huwt dadelijk de prins. We vinden hier de kikvors als levensaankondiger. De Germanen kenden het spinnen en spoelen zijn in graven gevonden. We zien hier ook de haat tussen moeder en dochter. De vergeten 13e fee is de ver­momde moeder. Ook de oude vrouw in de toren is de vermomde moeder. De 100 j slaap herinnert aan de inwijdingsriten der primitieven met afsluiting van de buitenwereld.

Het kasteel van Doornroosje is er nóg, de Sababurg in het Reinhardswald tussen Weser en Diemel. Op een basaltrots werd de burcht in 1334 gebouwd, omgeven door een doornhaag. In de 16e eeuw werd de doornhaag gesloopt en de burcht omgeven door een 4 m hoge muur van 4,5 km lengte. Binnen de muur liepen herten, wilde zwijnen en ander wild. Een enigszins geschifte 18e eeuwse vorstin liet de dieren door drij­vers opjagen en schoot vanaf het dak het wild neer. Het Reinhardswald heeft een 80 ha groot natuurbeschermingsgebied met eeuwenoude eiken en beuken, tot 7 m in omtrek. Te voet is het Reinhardswald 7 uur in de lengte en 4 uur in de breedte. Het is voor­malig Frankisch koningsgoed. Het is praktisch onbe­woond, er is maar één voormalig bedevaartsoord Gottsbüren en verder wonen er een paar boswachters.

3.Sneeuwwitje

Grimm spelt de naam Sneewitchen. Een koningin zit op een winterdag voor een raam van zwart ebbenhout te naaien en prikt zich met de naald in de vinger. Zij verliest 3 druppels bloed . . Zij wil een kind zo rood als bloed, zo wit als sneeuw en haar zo zwart als ebbenhout. De koningin sterft bij de bevalling. Na 1 jaar neemt de koning een andere vrouw. Zij was jaloers en kon niet hebben dat andere vrouwen mooier waren. Een toverspiegel zegt haar, dat zij de schoonste is. Als S. 7 jaar is zegt de spiegel dat S. mooier is. De koningin haat S., de bekende moeder-dochter haat, want moeder en dochter zijn hier rivalen wie de schoonste is. Een jager moet S. mee naar het bos nemen en haar doden. Als hij met de hartsvanger – hart=hert) haar wil doorsteken, smeekt S. haar te laten gaan. De jager laat haar lopen en vangt een jong wild zwijn. Hij brengt longen en lever naar de koningin, die het opeet, denkend dat het longen en lever van S. zijn (kannibalisme).
S. doolt in het woud en vindt een klein huisje waar 7 bordjes en 7 kroesjes op tafel staan en er staan 7 bedjes (7 is heilig getal). S. neemt wat van ieder bordje en gaat in een bedje liggen. Des avonds komen de 7 dwergen van hun werk (naar ijzererts en goud­aderen graven) thuis. Zij laten S. slapen De volgende dag hoort S. dat zij blijven mag, maar zij moet koken, wassen, naaien, schoonmaken. De dwergen waar­schuwen haar voor de stiefmoeder: zij mag niemand binnenlaten. De spiegel verraadt, dat ,,S. over de bergen bij de 7 dwergen schoner dan de koningin is”. Als oude vrouw gaat de koningin naar het ijdele S. en verkoopt haar een gordel. De koningin doet S. de gor­del zo strak om, dat zij flauw valt. De dwergen vinden haar en snijden de gordel door. S. komt bij. De spiegel zegt weer, dat S. de schoonste is. De koningin ver­kleedt zich weer als oude vrouw en verkoopt het ijdele S. een vergiftige kam. De koningin steekt S. de kam in het haar en S. valt neer. De dwergen trekken de kam uit en S. komt bij. Weer waarschuwen de dwergen voor de stiefmoeder. De spiegel zegt weer dat S. de schoonste is. De koningin maakt een appel vergiftig en schenkt als oude vrouw verkleed S. de appel. S. valt voor dood neer. De dwergen kunnen niet vinden wat de oorzaak is en leggen het schijndode S. in een glazen kist. S. bleef in de kist zo wit als sneeuw, zo rood als bloed en het haar zo zwart als ebbenhout.

Een prins ziet S. in de kist en de dwergen schenken hem de kist. Als de knechten de kist wegdragen, struikelen zij en de kist valt op de grond. S. spuwt door de schok de vergiftige appel uit en zij komt bij. De prins vraagt haar met hem te trouwen. De koningin komt op de bruiloft en er staan roodgloeiende pantoffels van ijzer voor haar klaar. Zij moet erin dansen tot zij dood neervalt.

Het sprookje begint met sneeuw – dat wijst op een Germaans land. Maar het ebbenhout – een tropische houtsoort – wijst op bijvoeging. De haat stiefmoeder- dochter is hier buitengewoon duidelijk. De moeder leeft niet meer, zij verschijnt vermomd als boze stiefmoeder. Blijkbaar heeft S. haar moeder dood gewenst en had zij incestgevoelens voor de vader. De jager is de vermomde vader, die zijn dochter redt en niet doodt.
De rijpingstijd geschiedt bij de 7 dwergen en wel – voor een prinses vernederend – in de keuken. De glazen kist is een symbool voor de baarmoeder. De boze koningin verschijnt 3 x als oude vrouw – dat wijst weer op de defloratieriten der primitieven.
De gordel en de kam zijn zo Germaans als het maar kan.

Man en vrouw droegen bij de Germanen een gordel. De man droeg aan de gordel de sax, het zwaard, verder kam, mes, amuletten, zilverwerk. De vrouw droeg aan de gordel kam, amuletten, sieraden. De grafvondsten bewijzen het. De kam was voor de vrije Germaan zeer belangrijk, want haar en baard waren het symbool van de mannelijkheid. Het geheel af­snijden van het hoofdhaar was een straf en men heeft vrouwelijke veenlijken met geheel kaalgeschoren hoofd gevonden. De koning en de vrijen onder­scheidden zich van de slaven en slavinnen door lang hoofdhaar, want slaven en slavinnen werd het hoofd­haar afgesneden. Men zwoer een eed bij het haar en baard van de koning en nog kent de Ned. taal de uit­drukking „zweren bij de baard van de profeet”.

De kam had magische kracht en beschermde tegen boze geesten. Ook bij de oude oosterse volkeren Babyloniërs, Assyriërs, Egyptenaren, Israëlieten) stond de baard in hoge ere. De baard werd gezalfd (Ps. 133:2 „Het is gelijk een kostelijke olie op het hoofd, nederdalende op den baard”). Iemand de baard af­snijden was een diepe vernedering (2 Sam. 10:4 „toen nam Hanum Davids knechten en schoor hunnen baard af en sneed hunne kleederen tot aan hun billen af”).

Zij ondervonden het lopen in de blote billen en zonder baard zeer vernederend en David laat hun weten maar weg te blijven „totdat uw baard weer gewassen is”.
Zichzelf de baard afsnijden was een teken van rouw. (Jes. 15:2 „hij gaat naar Baith om te weenen, op al hun hoofden kaalheid, aller baard afgesneden”). Het Christendom beeldt God, Jezus, de discipelen, vele heiligen, altijd met grote baarden af (zelden ook met snorren). Maar merkwaardigerwijze worden de enge­len nooit met snor of baard afgebeeld, zij zijn baarde­loze jongelingen! Ook de duivel heeft geen baard of snor. Waarom, weet ik niet. Zeus en Wodan hebben ook een baard.

De gordel was het symbool van kracht en heerschappij voor de Germaan. Het omdoen van de gordel was al een magische handeling. Hoe hoger rang, hoe meer zilveren sieraad aan de gordel. God Thor verdubbelde zijn kracht als hij de gordel aan had. De Walkure Brunhilde was met de gordel aan onoverwinnelijk. Voor straf moest zij wegens ongehoorzaamheid aan Wodan met een aardse man trouwen. Wodan stak haar met een doorn; zij valt in slaap en Wodan omringt haar slaapplaats met een ring van vuur. Aangezien zij sliep zonder gordel, kon Siegfried haar overwinnen en ontmaagden. De haat moeder-dochter vinden we ook bij de haat schoonmoeder-schoondochter.
De belangrijkste Duitse dichter van de 16e eeuw is Hans Sachs (1494-1576) vandaar de gedenkzegels der Bundespost, hij overleed precies *400 jaar geleden. Hij zegt in een ironische bezwering in het stuk „Kalverbroeden”, waarbij de priester een boer bezweert „bei Schwieger- und Schnurreinigkeit, bij de trouw van de echtbreker, bij de vroomheid van de lands­knecht”. Voor Duits studerenden: Schwieger=
schoon­moeder, Schnur = schoondochter. Schwieger- und Schnureinigkeit bestaat net zo min als vroomheid bij de landsknecht. En zo kunnen we ook wel aannemen dat er geen Mutter-Tochter-einigkeit bestaat. De moeder ziet de opgroeiende dochter als rivale. Daar S. met 7 jaar bij de dwergen komt en dan met de prins trouwt moet zij wel een jaar of 7 bij de dwergen ge­weest zijn. Zo lang duurde bij haar de rijpingstijd en de vernedering in de keuken.

Dat dit sprookje uitgesproken Germaans is (door de kam en de gordel) zal nu wel duidelijk zijn. Het verhaal van S. speelt ook in het Reinhardswald aan de Weser.

(Wordt vervolgd) J.C.AIders, *1976)

.

Vanuit een antroposofische achtergrond heeft Friedel Lenz deze sprookjes eveneens verklaard: De kikkerkoning; Doornroosje; Sneeuwwitje .

Sprookjes – alle artikelen

Vertelstof – alle artikelen

1e klas – alle artikelen

Vrijeschool in beeld1e klas – sprookjes

.

752-688

.

.

.