VRIJESCHOOL – Rudolf Steiner – Algemene menskunde (11-5-3)

.

In voordracht 11 spreekt Steiner op een bijzondere manier over de moedermelk.
(11-5).

Met zijn visie als uitgangspunt schreven ook anderen over moedermelk.
.

Dr Wolfgang Goebel, kinderarts, Weledaberichten 119, december 1979

 

OVER DE MOEDERMELK
.

Het luide geschreeuw en de onrust van een hongerige zuigeling dringt niet alleen door tot bij de buren, maar oefent ook dwang uit op de ouders. Wat een gelukkige oplossing als het mogelijk is dat het kind aan de moederborst tot rust komt! Alle opwinding verdwijnt door het drinken; de gebalde vuistjes gaan open om te tasten, lichaampje en beentjes worden slap. De blik van het kind zoekt de moeder. Ten slotte laat het los, het is voldaan.

Wat gebeurt hier? Wat is dat voor een substantie die, bijna onzichtbaar, van de moeder overgaat in het kind, met haar warmte en haar kracht dat kleine organisme in zijn tere gecompliceerdheid laat gedijen en die het ten slotte uit een beschermde onzelfstandigheid tot de zelfstandige beheersing van de ruimte leidt — een substantie, die uiterlijk bekeken, zo dunnetjes en bleek is?

Hoewel wij ons er terdege van bewust zijn dat via de gebruikelijke gedachtegangen een antwoord moeilijk te vinden is, willen wij dat toch proberen.

Wij kunnen, zoals dat tegenwoordig dikwijls wordt gedaan, het antwoord in de omgeving van de mens bij de dieren zoeken, die veel dingen zekerder schijnen te kunnen volbrengen dan dat ons, geciviliseerde mensen, lukt. Wij vinden daar interessante bijzonderheden, bijv. rijkdom aan eiwit in de melk van kleine zoogdieren, veel suiker en weinig minerale stoffen bij de merrie en de ezelin — bijna vergelijkbaar met moedermelk — en in tegenstelling daarmee een heel groot verschil met koeienmelk. Elke diersoort zegt a.h.w.: onze melk hoort bij ons.

Een ander uitgangspunt is, om een weg in te slaan die ertoe leidt, dat wij de natuur dienstbaar maken aan onze doelstellingen: melk kan in haar bestanddelen worden uiteengelegd. Men noemt dat analyse. In onze eeuw is deze weg zeer dikwijls ingeslagen. Als men die betreedt, komt men weliswaar niet tot een antwoord op onze vraag wat moedermelk is, maar er wordt een contrast zichtbaar.

Eertijds was er het grote verschil tussen de moederlijke en kinderlijke wereld in weeshuizen, tehuizen voor vondelingen en de eerste kinderziekenhuizen. Er moest een vervanging voor de moedermelk komen en daardoor ontstonden de eerste omvattende ervaringen op dit gebied. (Voedsters moesten worden betaald en werden steeds schaarser). Er ontstond iets als een ‘melk-weten-schap’. De namen van veel baanbrekende kinderartsen werden gekoppeld aan allerlei soorten vloeibaar en half-vloeibaar voedsel. Later, tijdens de 2e wereldoorlog, kwam de uitvinding van het melkpoeder erbij. Hoewel niemand dit lekker vond, bestond de techniek van de synthese er nu en zij maakte haar bestaan met luide stem via de reclame hoorbaar. De moeders hoorden die maar al te goed. Zij leerden alles omtrent calorieën, voedingswaarde en vitaminen kennen. Houdbaarheid en zuiverheid werden gangbare begrippen. Alles werd eenvoudig, zeker, praktisch en bovenal moeiteloos. De bereidheid van de moeders om het kind zelf te voeden verminderde ook om andere redenen snel. Graag en zonder kritiek maakten zij dankbaar gebruik van de mogelijkheid, het nauwe contact tijdens het voeden zo spoedig mogelijk te verbreken of in ’t geheel niet te laten ontstaan. De kunstmatige voeding begon haar zegetocht, die tot ver in de ontwikkelingslanden doordrong met alle ten dele catastrofale gevolgen van dien.

De kant en klare voeding, geproduceerd door de industrie, werd verder ontwikkeld. Een van de resultaten daarvan was de ‘adaptatie’. Gedurende een zekere tijd streefde men ernaar om de samenstelling van de moedermelk zoveel mogelijk te evenaren. De ontwikkeling was in alle opzichten een succes — voor een deel door middel van nieuwe procedés — en toch raakte intussen het voorbeeld van de moedermelk steeds meer uit het gezicht. Hoe nauwkeuriger door middel van de technieken van de analyse nu ook bijzondere vetzuren, enzymen en antistoffen in de moedermelk konden worden aangetoond, des te minder werd een synthese daarvan mogelijk. De moedermelk bevat namelijk zelf reeds een gedeelte van de kracht van de spijsvertering; zij bezit beschermende stoffen tegen bacteriën waartegen het kind pas later weerstand krijgt en bovendien is de samenstelling ervan in de loop van de periode van de borstvoeding voortdurend aangepast aan de behoeften van de zuigeling.

De fase waarin de kunstmatige melkvoeding steeds meer ging lijken op de moedermelk kwam tot een einde toen definities, door kinderartsen uitgewerkt, werden opgesteld. Daardoor werd bepaald, wat men volledig of ten dele geadapteerd mocht noemen. De ontwikkeling werd in zoverre nog voortgezet, dat er intussen steriele vloeibare voeding werd samengesteld, die alleen nog maar met warm water behoefde te worden verdund. Op ’t eerste gezicht is de lijst van de samenstelling, de sporenelementen en de vele vitaminen imposant. Minder bekend is, dat er allerlei andere stoffen nodig zijn om zo’n product verkoopbaar te maken. De WHO (World Health Organisation) staat hiervoor bepaalde stoffen toe, nl. substanties voor het indikken, emulgeren, buffersubstanties die het zuurgehalte op peil houden; voorts stoffen die verhinderen dat het vet ranzig wordt en ten slotte smaakstoffen. Houdbaarheid en verkoopbaarheid van bepaalde soorten voedsel zijn nu eenmaal eigenschappen die zonder dat de producten a.h.w. gebalsemd worden niet te bereiken zijn.

Maar wordt er dan bij de vervaardiging van voeding voor zuigelingen niet naar een optimale kwaliteit gestreefd? Als men de richtlijnen van de WHO leest, zou men denken van wel. Maar de ongewenst hoge concentratie van laurinezuur in bepaalde Amerikaanse melkpoeders bewijst, dat de goedkoopte van de basisproducten beslissend was bij de bereiding. In andere voedingsmiddelen voor zuigelingen werden onvoorstelbaar hoge concentraties van gedode bacteriën aangetoond, zodat vervuiling van de basismelk moet worden aangenomen. Slechts omdat daardoor veroorzaakte schade tot dusver niet kon worden aangetoond hadden de genoemde constateringen sinds vijf jaar geen gevolgen voor de producenten. Hier duiken moeilijke wetenschappelijke en economische vraagstukken op. Hoe eenvoudig daarentegen is de situatie bij de moedermelk: geen moeilijkheden wat houdbaarheid, transport, koelhouden betreft; geen bacteriologie en toch niet te evenaren versheid, warmte, geringe vatbaarheid voor bacteriën, groeikracht, een beschermende functie en niets overtolligs.

Het begon allemaal met de noodsituatie, de onoverbrugbare kloof tussen moeder en kind. In dat gebied ontwikkelde zich wetenschap, ten slotte economie en het gevolg daarvan was dat er over de hele wereld een nodeloze distantiëring van moeder en kind kon ontstaan. Ten slotte ontstond er nood door kunstmatig gefabriceerde melk in de ontwikkelingslanden. De industrie ontplooide een eigen leven.

Gedurende al die jaren, dat dit proces zich voltrok, zoogden moeders hun kinderen en, hoewel het er nog maar weinigen waren, deden zij dat zonder zich van de wijs te laten brengen. Zij gaven zich over aan hun zekere gevoel, dat borstvoeding iets heel belangrijks voor het kind is. Maar het lag hun niet om daarmee in de openbaarheid te treden. Nu echter verandert er iets: moeders geven hun ervaringen door, richten consultatiebureaus op, begeven zich in de publiciteit en dringen met hun argumenten ook door in de bolwerken van de kunstmatige zuigelingenvoeding: de grote kraamklinieken. ‘La Lêche League’ heet die vereniging van moeders. Dit schijnt door te dringen tot meer kritische groepen van de bevolking. Moge die ontwikkeling ook spoedig merkbaar worden in de andere lagen van de bevolking en uiteindelijk ook de derde wereld bereiken.

Maar dan moeten er ook consequenties getrokken worden: niet alleen het zogen, ook de substantie moedermelk moet worden gered. De insecticiden van onze voeding hopen zich op in het menselijke organisme en verlaten via de moedermelk in vermeerderde mate het lichaam. Er is eigenlijk niemand, die zich aan deze vervuiling van zijn organisme kan onttrekken. In de tropen met de daar bestaande ongeremde toepassing van insecticiden is dat nog in grotere mate het geval dan bij ons in Midden-Europa, waar inmiddels stringentere voorschriften gelden. De bevolking moet leren om naar voedingsmiddelen te vragen, die zonder insecticiden zijn verbouwd en de wetenschap en de techniek moeten mogelijkheden ter beschikking stellen om op vele plaatsen eenvoudige controles te verrichten omtrent de verontreiniging door pesticiden. De verantwoording kan niet meer op anonieme instanties zoals industrie, bonden en regeringen worden afgewenteld, leder afzonderlijk moet zich hiertoe aangespoord voelen.

Door de blik, die wij op de omringende wereld hebben geworpen, zien wij nu duidelijker wat moedermelk is: een substantie, die onzelfzuchtig is! Wij kunnen dit zo omschrijven: eerst moet de moeder de bereidheid hebben. Door de kracht van de overgave in de ziel kan in het moederlijke organisme diep onderbewust die wonderbaarlijke labiele substantie worden gevormd welke door het kind tot een omvattende opbouwende activiteit wordt gewekt en zomede voor zijn ziel en geest het instrument schept om zichzelf te verwezenlijken.

Laat ons dat zielsgebied van de moeder en die substantie beschermen!

.

Andere artikelen bij [11-5]

Rudolf Steiner: Algemene menskunde: alle artikelen

Ontwikkelingsfasen: alle artikelen

Opvoedingsvragen: alle artikelen

.

2623

 

 

.

 

 

.

 

 

.

 

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.